Achtergrond

Fysisch geografe Esther Stouthamer begrijpt ontwikkeling deltagebied dankzij werk van generaties studenten

Fysisch geografe Esther Stouthamer begrijpt ontwikkelingdeltagebied dankzij werk van generaties studenten

Alle fysisch geografen die in Utrecht zijnafgestudeerd hebben het gedaan: Veldwerk Laaglandgenese. Met behulpvan de gegevens die de ruim veertienhonderd studenten in de loopvan veertig jaar verzamelden, reconstrueerden dr. Henk Berendsen endr. Esther Stouthamer onlangs de ontwikkeling van het landschap inde Rijn-Maas delta.

Achteraf gezien is het een geniaal idee. Als studenten fysischegeografie nou toch moeten oefenen in veldonderzoek, laat ze dansystematisch een heel gebied afwerken. Verzamel uiteindelijk allegegevens en zie: zon veertig jaar na de eerste lichting studentenheb je een overzicht dat zijn gelijke niet kent. "Dit is misschienhet meest gedetailleerd beschreven gebied ter wereld, maar in iedergeval de meest gedetailleerd beschreven delta ter wereld", verteltde afgelopen maand gepromoveerde dr. Esther Stouthamer.

Vanaf 1959 trok ieder jaar een lichting studenten voor een maandde delta in. In groepjes van twee moesten zij de bodem van eenvooraf uitgezet gebied van zon zes tot tien vierkante kilometer inkaart brengen. Hun werk bestond grotendeels uit het doen vangrondboringen, dat wil zeggen het per tien centimeter opdiepen vaneen beetje aarde, en bepalen wat voor materiaal dat bevat.

"Het was best zwaar hoor, voor de studenten. Dat boren isbehoorlijk fysiek werk", vertelt Stouthamer, die het vak zelfvolgde, maar ook als studentassistent betrokken was bij debegeleiding. "Bovendien kampeerden ze op een prikboerderij, enmoesten ze met elkaar het eten regelen, de computer delen en goedsamenwerken. Om acht uur s ochtends zaten ze op de fiets naar hungebiedje, tot een uur of vijf a zes s avonds waren ze in het veld,en daarna moesten ze zelf voor het eten zorgen. s Avonds zaten zeaan hun werkstukken, maakten ze tekeningen en werkten hunboorgegevens uit."

Ondanks de ontberingen kent Stouthamer weinig negatieve verhalenover het veldwerk. "Meestal vonden ze het tijdens die maand zwaar,en hoorde je vaak dat ze het helemaal hadden gehad. Maar achterafwaren ze vaak toch wel trots, en werd er in lengte van jaren nogover gepraat. Over hoe zwaar het was, maar ook over wat er allemaalgebeurd was. Het was voor de meesten toch ook de eerste keer dat zezo intensief met anderen moesten samenwerken. Ook nu, nu het boekover het onderzoek uit is, zie je dat mensen gelijk 'hun' gebiedjeopzoeken."

Knarsen

Volgens Stouthamer waren in iedere lichting wel een aantal'natuurtalenten' te onderscheiden. Bijvoorbeeld op het gebied vande bemonstering, het beschrijven en benoemen van de boormonsters."We konden dat natuurlijk niet allemaal naar het lab sturen, dusmoesten de studenten dat zelf doen. Door te ruiken, te voelen ensoms ook te proeven kun je er achter komen wat voor materiaal jeophaalt. Hoe is de structuur, is het zanderig of juist niet, is hetmisschien veen, hoe elastisch is de klei. Dat laatste kun je ondermeer bepalen door op het materiaal te kauwen. Als het tussen jetanden knarst, weet je dat er veel zand in zit."

Een andere 'test' voor de studenten, was hun ruimtelijk inzicht."Als fysisch geograaf moet je in staat zijn om de gegevens van dieverschillende boringen uiteindelijk te vertalen in een beeld vanhoe het er vroeger uit moet hebben gezien. Waar liep destroomgordel, waar waren de oevers precies, hoe ver liepen deuiterwaarden. Het waren er niet veel die dat niet konden, maar hetis inderdaad voorgekomen dat we studenten hebben afgeraden verderte gaan met de studie, omdat ze dat ruimtelijk inzicht echt niethadden."

Monsterklus

De gezamenlijke inspanning van de studenten resulteerdeuiteindelijk in tweehonderdduizend 'boorstaten', die in zo'n dertigkasten in de kelder van de Van Zonneveldvleugel staan opgeslagen.Henk Berendsen, die het veldwerk vanaf 1973 begeleid, was al langervan plan om de gegevens te analyseren en te publiceren. De startvan het promotieonderzoek van Stouthamer (zie kader) was dedefinitieve aanleiding om aan de monsterklus te beginnen. Voor haaronderzoek naar rivierverleggingen in de laatste tienduizend jaar inde Rijn-Maas delta, was het noodzakelijk om een overzicht tekrijgen van de ligging van rivieren in het gebied op bepaaldemomenten in die periode. "Eerder hadden verschillende medewerkerswel overzichten gemaakt voor onderdelen van de delta, maar hettotale overzicht was er niet", legt Stouthamer uit. Naast deduizenden boorstaten gebruikten Berendsen en Stouthamer ook nogzo'n twaalfhonderd zogenoemde 'Koolstof 14'-dateringen, dateringenaan de hand van organisch materiaal.

"Ik kan je wel vertellen, het was echt een hele grote klus omdit allemaal kloppend te krijgen. Maar ik houd op zich wel van ditsoort uitdagingen", vertelt Stouthamer. "Als ik ergens het nut vaninzie, en dat was in dit geval zo, dan is mijn motto: van hardwerken krijg je niks. Maar we hebben ons er toch echt wel opverkeken. We dachten dat het in een jaar wel ongeveer te doen moestzijn, maar we zijn er toch zo'n twee jaar full time mee beziggeweest". In totaal werden de ligging en loop van ruim tweehonderd'stroomgordelfragmenten' gereconstrueerd, die uiteindelijk opkaarten werden aangegeven.

De publicatie van het boek betekent echter niet dat hetonderzoek nu helemaal klaar is. Er wordt inmiddels hard gewerkt aanhet digitaliseren van de gegevens. En er zijn plannen om in detoekomst een simulatiemodel op te stellen voor het ontstaan van vaneen deltagebied, met behulp van de nu beschikbare gegevens.Bovendien, zo meldt Stouthamer, is ook nog aanvullend veldonderzoeknodig voor bepaalde delen van het gebied. Toekomstige Utrechtsefysisch geografen hoeven niet te vrezen: ook zij kunnen nog volopbijdragen aan het onderzoek.

Avulsie

De verandering van de loop van een stroom of rivier wordt een'avulsie' genoemd, of ook wel 'rivierverleggingspunt'. Stouthamerspromotie-onderzoek geeft een inzicht in waar en wanneer dergelijkeavulsies hebben opgetreden in de laatste tienduizend jaar, in hetgebied tussen en rond de Rijn en de Maas. Een andere vraag die defysisch geografe wilde beantwoorden was waarom dergelijkeveranderingen optreden. Uit het onderzoek blijkt dat de opslibbingvan het land na de laatste IJstijd een belangrijke factor was.Daarnaast bleek dat ook tectonische veranderingen (verschuivingenvan de aardkorst) in het rivierengebied voor een groot deelverantwoordelijk zijn voor avulsies.

Dergelijk paleogeografisch onderzoek (onderzoek naar degeschiedenis van het landschap) is van belang voor de winning vanolie, gas en water. Deze stoffen liggen opgeslagen in door denatuur gevormde reservoirs. Het vroegere landschap bepaalt de vormvan het reservoir. Kennis over de vorming van het vroegerelandschap wordt gebruikt bij het bepalen van de plaatsen waar en demanier waarop geboord kan worden. Daarnaast kan de kennis over het'gedrag' van rivieren in het verleden worden gebruikt voorrivierbeheer en voor het voorspellen van de gevolgen voor rivierenvan bijvoorbeeld stijging van de zeespiegel.

Hanneke Slotboom

Gemeenschapszin centraal in Afrikaanse Ubuntu-filosofie

Wie aan Zuid-Afrika denkt, denkt vaak het eerst aangeweld. Niet onlogisch, vindt filosoof Dirk Louw, wel onterecht.Dankzij de leer van ubuntu spelen respect en mededogen voor anderenin Afrika een grote en sterk onderschatte rol. "Ik vind het heelbelangrijk om Europeanen dat duidelijk te maken."

"Als in de westerse wereld over Afrika wordt gesproken, dangebeurt dat vaak vanuit een negatief standpunt. Afrika is voor veelEuropeanen synoniem met etnische conflicten en bloedigeburgeroorlogen. Natuurlijk zal ik niet ontkennen dat de situatie insommige landen tamelijk uitzichtloos is. Maar wie alleen maardaarnaar kijkt, miskent de positieve ontwikkelingen elders. Kijkbijvoorbeeld maar eens naar de geweldloze manier waarop Zuid-Afrikazich in korte tijd heeft omgevormd van een totalitaireapartheidsstaat naar een democratie. Ik ben ervan overtuigd dat datmede te danken is aan de invloed van ubuntu."

Een kale werkkamer op de vierde verdieping van hetBestuursgebouw is niet de meest ideale omgeving om te praten overeen filosofie die de nadruk legt op warmte en saamhorigheid. MaarDirk Louw heeft er in deze zakelijke omgeving geen moeite mee. Metgroot enthousiasme vertelt hij over de leer die in zijngeboorteland zon grote rol speelt in het dagelijks leven. Begin ditjaar kwam hij naar Utrecht om Nederlandse studenten zes maandenlang college te geven over Afrikaanse filosofie. Zijn belangrijksteboodschap: Afrika is veel meer dan het politieke geweld in dekranten en een belangrijk aspect van dat andere Afrika isubuntu.

Rituelen

"Een mens is een mens tussen andere mensen. Dat is niet alleende letterlijke vertaling van de Zulu-uitspraak Umuntu ngumuntungabantu; het is ook de kern van de ubuntu-filosofie," legt Louwuit. "Centraal in die leer staat de gedachte dat je pas echt menswordt in het contact met je medemensen. Menszijn ismet-de-ander-zijn, zoals de Franse existentialisten dat in de jarenvijftig noemden, en dat is ook de kern van ubuntu. Maar terwijl hetexistentialisme puur een wijsgerige stroming was, heeft ubuntu veelmeer een levensbeschouwelijk karakter en geeft het voorschriftenvoor een goed leven."

Al eeuwenlang wordt ubuntu in zwart Afrika via verhalen vangeneratie op generatie overgedragen. Het is ontstaan intraditionele agrarische gemeenschappen maar heeft zich met demigratie van die gemeenschappen naar meer verstedelijkte gebiedeninmiddels ook daar een duidelijke eigen plaats veroverd. HoewelLouw ubuntu een filosofie noemt, zij het een filosofie die heeldicht staat bij wat wij in het westen toegepaste ethiek zoudennoemen, erkent hij dat er daarnaast ook sprake is van een sterkreligieus getinte leer met veel aandacht voor rituelen.

"Dat je mens tussen andere mensen bent betekent voor eenwesterling niet veel meer dan dat je andere mensen moet respecterenen fatsoenlijk moet behandelen. In de traditie van ubuntu betekentdiezelfde uitspraak echter veel meer. De andere mensen kunnen ookje voorouders zijn en daarmee komt in ubuntu een sterke nadruk teliggen op het belang van de gemeenschap, van de groep, van de stam.Vandaar dat in meer traditionele zwarte gemeenschappeninitiatieriten zoals besnijdenis en clitoridectomie ook nu nog eengrote rol spelen. Door het bloed dat vloeit wordt het besneden kindopgenomen in de gemeenschap."

Die nadruk op de groep brengt ook een andere visie op democratieen op individualisme met zich mee, stelt Louw. "Omdat de groep inubuntu centraal staat en het individu alleen kan worden begrepen inzijn relatie tot andere leden van de groep, is het bereiken vanconcensus voor veel Afrikanen van groot belang. Democratie is voorhen dan ook veel meer dan het westerse tellen van stemmen.Democratie in de geest van ubuntu is een oprechte poging omovereenstemming te bereiken door individuen die zichzelf niet alshet centrum van het universum zien maar als deel van een collectiefbeschouwen."

Consensus

Louw is zich terdege bewust van de gevaren die deze houding metzich mee kan brengen. In een sfeer waarin zoveel nadruk ligt op hetcollectief, dreigen groepssolidariteit en conformisme de overhandte krijgen op de eigen verantwoordelijkheid. Daardoor zou ubuntuvolgens critici totalitaire leiders helpen bij het in stand houdenvan een conservatief bewind waarin afwijkende standpunten nietworden getolereerd. De Afrikaanse filosoof erkent dat dat gevaarbestaat, maar geeft er de voorkeur aan om de nadruk te leggen op depositieve kanten. In zijn meer filosofische gedaante vormt ubuntuvolgens hem namelijk een volwaardig Afrikaanse equivalent voor dewesterse humanistische ethiek.

"Ubuntu is in mijn ogen voor Afrika vooral zo belangrijk omdathet op een specifiek Afrikaanse manier de universele boodschaponder de mensen brengt dat een goed leven niet mogelijk is zonderrespect en mededogen voor anderen. Ook de kerk heeft diezelfdeboodschap hier proberen te verkondigen, maar ik ben ervan overtuigddat hij in deze eigen vorm veel beter bij zwarte Afrikanenaanslaat. Dat dat inderdaad het geval is, blijkt wel uit derelatief vreedzame manier waarop Zuid-Afrika zich de laatste jarenontwikkelt.

"Het is waar dat met name in KwaZulu-Natal tot voor kort nogregelmatig etnische conflicten werden uitgevochten, het is waar datin Zuid-Afrika ook nu nog racistische moorden worden gepleegd. Maardaar staat tegenover dat de overgang naar een democratie na heteinde van de apartheid in ons land opvallend geweldloos isverlopen. Volgens sommigen is dat uitsluitend te danken aan de doorpolitici gesloten compromissen, maar daar geloof ik niets van. Ikdenk eerder dat het een bewijs is dat Zuid-Afrikanen ondanks huntegenstellingen een sterke neiging hebben tot vreedzameco-existentie. En dat wordt zeker mede gestimuleerd door een geloofin ubuntu.

"Ik vind het heel belangrijk om dat aan Europeanen duidelijk temaken. Je hoort en leest hier in het westen zoveel negatiefs overAfrika, dat het hoognodig is om dat beeld een beetje bij tekleuren. Ik ben weliswaar niet zwart, maar ik ben wel een geborenZuid-Afrikaan. Dat ben ik hier sterker dan ooit gaan voelen. Juistals Afrikaans filosoof wil ik aan de hand van ubuntu heel graaglaten zien dat onderlinge solidariteit en gemeenschapszin ook inonze cultuur wel degelijk een grote plaats innemen."

EH

De minister financiert geen verhalen

De grote revolutie in het hoger onderwijs dreigt zich tebeperken tot een 'cosmetische operatie', waarschuwden onlangs deuniversiteiten. Vooral de voortdurende onduidelijkheid over duur enbekostiging van de masteropleidingen zorgt voor irritatie. In eenrecent onderzoek noemden de universiteiten en hogescholen het'gebrek aan regie' als belangrijkste probleem bij de invoering vanhet nieuwe stelsel. En dat terwijl ze volgend jaar al zouden moetenbeginnen.

Het heeft de minister er niet van weerhouden zijn wetsvoorstelvoor de invoering van het nieuwe stelsel snel in de ministerraad tebespreken. Van klachten over zijn 'haastige spoed' wil Hermansniets weten. "Mij is in het verleden ook wel verweten dat ik telangzaam ging", zucht hij. "Ik vind dat je met de invoering vanbachelor-master in Europa niet achteraan moet lopen. Nu kunnen wede richting bepalen, anders kun je alleen nog volgen."

Maar volgens de universiteiten is het onmogelijk voor voldoendevakinhoudelijke verdieping te zorgen in een eenjarige masterfase.De alom nagestreefde verbreding in de bachelorsfase laat daarvoorte weinig ruimte, denken zij.

Dat dat betekent dat de mastersfase met een jaar moet wordenverlengd is voor de minister geen uitgemaakte zaak. "Toen ikonlangs op de jaarconferentie van de vereninging van universiteitenzei dat iedere Nederlandse opleiding over tien jaar in dewereldtop-10 moet staan, riep iedereen daar dat dat al zo was. Entegelijkertijd zouden de universiteiten ineens een jaar langernodig hebben om de kwaliteit te garanderen. Ik vind dat dus nietlogisch."

Toch heeft Hermans de deur naar tweejarige masters nog niethelemaal in het slot gegooid. "Als universiteiten metbeargumenteerde plannen komen, en uit de accreditatie blijkt datinternationaal de noodzaak bestaat voor een vijfde jaar, dan wil ikdaar best naar kijken. Maar voorlopig heb ik nog geen enkelconcreet plan gezien."

Afwachtend

De minister kaatst de bal terug. Niet hij is onduidelijk, maarde universiteiten zelf nemen een afwachtende houding aan. "Deinstellingen wilden steeds meer zelfstandigheid. Die moeten ze danwel nemen", zegt hij. "Verandering draagt altijd enige onzekerheidin zich mee. Ik kan wel roepen: 'we betalen het allemaal', maar datis weinig uitdagend."

Uiteindelijk zullen de universiteiten toch met goede plannenmoeten komen. "De universiteiten moeten zich goed realiseren dat zehet bachelor-mastermodel niet voor mij invoeren, niet eens voorzichzelf, maar voor de studenten. Die kunnen we niet opzadelen meteen verouderd curriculum."

Voor de zekerheid houdt Hermans een financile stok achter dedeur. In de Voorjaarsnota is honderd miljoen gulden uitgetrokken omde universiteiten te helpen het stelsel in te voeren, maar de helftdaarvan deelt de minister alleen uit aan de hand van concreteplannen. "De vernieuwing van lesprogramma's en de onderlingeafstemming tussen universiteiten zijn daarbij belangrijkecriteria", zegt hij. Studenten moeten mobieler worden en na driejaar makkelijk kunnen kiezen voor een master aan een andereuniversiteit. "We moeten niet gewoon een kandidaats ombouwen totbachelor en een doctoraal tot master. Willen we de concurrentie methet buitenland aankunnen, dan moeten we echt goede mastersaanbieden."

Bekostiging

De grootste vrees van de studentenbonden is dat de overheid opeen kwade dag besluit de masters niet meer te betalen. In oktobertrokken zij nog aan de alarmbel toen Hermans in een informeeloverleg zou hebben laten doorschemeren dat wat hem betreft debekostiging van de masters 'niet heilig' was.

Hermans beperkte zijn reactie destijds tot verontwaardiging overhet lek, maar spreekt nu geruststellende woorden. "De overheid isverantwoordelijk voor het initile onderwijs. Ik vind dat eenacademische opleiding pas is voltooid als je een mastersgraadhebt."

Toch blijft waakzaamheid geboden: "Ik kan geen 25 jaar vooruitkijken. Er is best discussie over de verhouding tussen persoonlijken maatschappelijk voordeel van een mastersopleiding. Als heteconomisch minder gaat zal die afweging zeker niet minder worden.Tegen de bonden heb ik gezegd dat als die discussie ontstaat, dekans dat de financiering van masters wordt verlaagd groter is dandat-ie wordt verhoogd. Het funderend onderwijs heeft momenteel eenhogere prioriteit."

De invoering van het bachelor-masterstelsel lijkt grote gevolgente krijgen voor het traditionele onderscheid tussen hbo enuniversiteit. De Hogeschool van Amsterdam en de HogeschoolWindesheim zijn verwikkeld in fusies met de UvA en de VU, encollegevoorzitter Pim Breebaart kondigde in maart aan dat zijnHaagse Hogeschool zich straks ook in Nederland Universiteit van DenHaag gaat noemen. Betekent dat het einde van het zogenoemde binairestelsel, met hbo en wetenschappelijk onderwijs?

Hermans denkt het allemaal wel mee valt. "Het binaire stelselvindt zijn oorsprong niet in instituties, maar in orientatie. Weaccrediteren (met de kwalificatie 'wetenschappelijk' of 'hbo' -WvD)straks op opleidingsniveau, zonder naar de instelling tekijken."

Maar dat hogescholen 'universiteitje spelen' door titels teimporteren uit het buitenland en hun lectoren hoogleraar te noemenvindt hij geen goede ontwikkeling. "Lectoren en kenniskringen zijnbedoeld om de kwaliteit van het hbo te verbeteren. Dat is hardnodig, blijkt uit visitaties. Hogescholen moeten zich niet alsuniversiteit willen profileren."

HOP, Wieland van Dijk


Geen vijf jaar

Een laatste offensief voor vijfjarige masters heeft deuniversiteiten niet meer geholpen. De ministerraad heeft ingestemdmet Hermans' wetsvoorstel voor de bachelor-masterstructuur, waarinaan de studieduur vooralsnog niet wordt getornd.

De huidige studieduur van vier jaar blijft het uitgangspunt vande nieuwe tweefasenstructuur. Tot teleurstelling van deuniversiteiten, die denken dat het nieuwe stelsel alleen voor degewenste kwaliteitsimpuls kan zorgen als de masterfase een jaarlanger duurt. "Als we vierjarige studies moeten verbreden krijg jeeen soort mavo, met van alles een beetje", verwoordde voorzitterDoeko Bosscher van het rectorencollege onlangs de kritiek. Volgensminister Hermans is het echter allerminst zeker dat alleuniversitaire studies vijf jaar nodig hebben. Het Nederlandse hogeronderwijs staat in het buitenland hoog aangeschreven, ondanks debeperkte studieduur, meent hij. Enkele vragen blijven voorlopigonbeantwoord. Zo moet een commissie onderzoeken of ook sommigehbo-masters door de overheid betaald moeten worden.'Maatschappelijk relevante' masters in de onderwijs- en zorgsectorzouden mogelijk toch in aanmerking komen voor bekostiging.

HOP, WvD

Zeldzame aandoeningen: niet herkend en moeilijk te behandelen

Zeldzame aandoeningen: niet herkend en moeilijk tebehandelen


Artsen zien zeldzame ziekten gemakkelijk over het hoofd

Een van de redenen dat zeldzame aandoeningen pas laatontdekt worden, is dat artsen de ziektes simpelweg niet herkennen.Internist Harold de Valk heeft ervaring met enkele van dezeziekten. "We moeten voor meer expertise zorgen."

"Wij hebben alle twintig patienten in Nederland onderzocht",meldt internist Harold de Valk van het UMC droogjes. Hij heeft hetover de erfelijke aandoening alkaptonurie, een ziekte die in Europabij iets meer dan een op de miljoen mensen voorkomt. De patientenhebben last van een versnelde slijtage van hun gewrichten. "Jongemensen hebben klachten die normaal vanaf het vijftigste ofzestigste levensjaar voorkomen. De ziekte kan mensen vanaf huntwintigste, vijfentwintigste in een rolstoel doen belanden."

De afdeling Interne Geneeskunde van het UMC heeft ruime ervaringmet zeldzame aandoeningen. "In 1993 hebben wij een patientengroepvan ruim 120 mensen overgenomen van het WilhelminaKinderziekenhuis. Allemaal 'kinderen' met zeldzamestofwisselingsstoornissen, die dankzij betere behandelmethodensteeds ouder werden. Inmiddels waren ze te oud voor dekinderarts."

Zo ontfermde de afdeling van De Valk zich over patienten metbijvoorbeeld fenylketonurie. Op deze stofwisselingsstoornis wordenalle pasgeborenen in Nederland via de hielprik getest, een op deachttienduizend uitslagen is positief. Door de vroege diagnose endankzij behandeling via een aangepast dieet, kunnen deze kinderentegenwoordig opgroeien tot normale volwassenheid.

Een ander deel van de patienten lijdt aan galactosemie, eenafwijking waarbij het eten van te veel galactose (melksuiker),hersen- en eierstokbeschadigingen veroorzaakt. Deze ziekte komtminder voor dan fenylketonurie, maar wordt pas bij ernstige hersen-en leversymptomen ontdekt.

"Maar we hebben bijvoorbeeld weer geen enkele patient met deziekte van Fabry", zegt de Valk. De Europese Unie heeft dezevetstapelingsziekte onlangs de 'rare disease' status verleend, omzo het onderzoek ernaar te stimuleren. Het feit dat De Valk geenFabry-patient onder zijn hoede heeft, wil niet zeggen dat de ziektein Nederland helemaal niet voorkomt. "Omdat het zo zeldzaam is,zullen huisartsen en specialisten het niet makkelijk herkennen.Artsen hebben het in hun studie misschien ooit voorbij zien komen,maar zien het daarna nooit weer", legt De Valk uit. Dat manco geldtvoor alle zeldzame ziekten, maar de ziekte van Fabry heeft eenextra nadeel. "Het veroorzaakt vaak hartklachten, de patientenkomen daardoor terecht bij de cardioloog, maar die herkent het ookniet."

Zeldzame ziekten worden, kortom, makkelijk over het hoofd geziendoor een gebrek aan kennis erover en ervaring ermee. De Valk isdruk bezig daar verandering in aan brengen. Gesubsidieerd vanuitBrussel is hij samen met Europese collega's trainingen aan hetopzetten waarbij medische specialisten in groepen relevante vragenover een zeldzame aandoening - prognose, complicaties, eventuelebehandeling - via een literatuuronderzoek proberen te beantwoorden.De resultaten worden in seminars gepresenteerd en besproken. "Zozorgen we voor meer expertise op het gebied van zeldzameaandoeningen. Nu hebben sommige artsen hele uitgesproken ideeenover deze ziekten en de behandeling ervan, terwijl het maar devraag is of die kloppen."

Voor dit project heeft De Valk vier ton aan Europese subsidiegekregen, daarmee is hij er bekaaid afgekomen, vind hij. "We hebbenminder geld gekregen dan we wilden. Dankzij extra gelden komen weeen heel eind, maar het blijft passen en meten."

De Valk vraagt zich af of het Europese beleid genoeg zoden aande dijk zet. Zo wil Brussel onder andere een database opzetten metinformatie over zeldzame aandoeningen, via internet kunnen alleEU-burgers deze database raadplegen. Een lovenswaardig initiatief,maar niet genoeg, denkt De Valk. "Uiteindelijk zal Brusselstructurele investeringssubsidies aan farmaceutische bedrijvenmoeten verstrekken zodat het voor hun loont een 'orphan drug' teontwikkelen."

Rinze Benedictus


Genezing ALS niet in zicht

Mensen bij wie de spierziekte ALS vastgesteld wordt,overlijden binnen drie jaar. Genezing is onmogelijk.

Drie op de honderdduizend mensen krijgen de ongeneeslijkespierziekte amyotrofische lateraal sclerose (ALS) waaraan zijbinnen drie jaar na de eerste verschijnselen sterven. Door hetafsterven van zenuwcellen die de spieren aansturen, houden despieren op met functioneren. De ziekte begint met spierzwakte in deledematen of met moeilijk slikken en eindigt als deademhalingsspieren het begeven.

"Het is een indrukwekkende aandoening", zegt neuromusculairspecialist Leonard van den Berg van het UMC. "Mensen komen hier inde kracht van hun leven, meestal tussen de dertig en de zestig jaaroud, met spierzwakte in bijvoorbeeld hun arm. In de loop van enkelejaren zie je het dan aflopen."

De oorzaak van ALS is onbekend, genezing is nog lang niet inzicht. "In 1996 is er een medicijn op de markt gekomen dat hetverloop van de ziekte drie tot zes maanden kan vertragen", verteltVan den Berg. Het lijkt weinig, maar het is beter dan niets. "Hetis een doorbraak, hiervoor konden we nets doen."

In Nederland komen er ieder jaar vierhonderd nieuweALS-patienten bij, maar door de hoge sterfte zijn er in totaal maarzo'n duizend patienten. Voor de juiste diagnose wordt gesteld,lopen mensen gemiddeld al zestien maanden rond met klachten. Zoalsbij alle zeldzame ziekten herkennen artsen de ziekte vaak niet."Via de huisarts komen veel patienten eerst bij de orthopeed of bijde kno-arts terecht."

Een pasklare oplossing heeft Van den Berg niet voor datprobleem, maar hij heeft wel een idee welke kant het op moet. "Hetis mijn mening dat er gespecialiseerde centra moeten komen voorzeldzame ziekten. Door de ervaring en kennis van artsen tebundelen, hebben huisartsen of andere specialisten een plaats waarze een patient heen kunnen sturen die ze verdenken van een zeldzameaandoening."

Diagnose is een, genezen is twee. "De farmaceutische industriezal niet primair een medicijn voor ALS ontwikkelen, dat iscommercieel niet interessant genoeg." Van den Berg stelt het vastzonder rancune. "Ik ben het niet oneens met hoe demedicijnontwikkeling in elkaar zit, de industrie maaktgeneesmiddelen en zij doet dat goed. Maar als een farmaceutischbedrijf besluit een medicijn eerst te testen of het werkt bij deziekte van Parkinson en pas twee jaar later of het werkt bij ALS,dan is de helft van de patienten al overleden. Dat isfrustrerend."


De zaak TCH 346

Maurits van Selms is 26 jaar en lijdt aan de spierziekte ALS.Hij spande een proces aan tegen het Zwitserse farmaceutischebedrijf Novartis. Dat bedrijf test momenteel een stof, TCH 346, opwerkzaamheid bij de ziekte van Parkinson. Verkennende studies indiermodellen suggereren dat TCH 346 wellicht ook tegen ALS zoukunnen helpen. Van Selms eiste daarom dat Novartis hem hetexperimentele medicijn zou verstrekken. De rechter stond dat niettoe, ook niet in hoger beroep, zo bleek eind mei.

Voor de duidelijkheid: het gaat om een experimentele stof, dienergens ter wereld als medicijn geregistreerd is. Dieronderzoekleverde tegenstrijdige resultaten op en bij ALS-patienten is TCH346 nog nooit getest. Uitgebreid klinisch onderzoek zal moetenuitwijzen of de stof inderdaad de spierafbraak bij ALS tot staanbrengt.

Dat onderzoek komt eraan. Ondanks de tegenstrijdige gegevens,heeft Novartis klinische trials gepland met ALS-patienten, en hoopt- als de stof inderdaad werkt - in 2006 TCH 346 als medicijn tekunnen registreren.

Waarschijnlijk te laat voor Van Selms. Tragisch, maaronvermijdelijk. Het verstrekken van niet goedgekeurde,experimentele stoffen aan individuele patienten, ondergraaft deontwikkeling van nieuwe medicijnen, stelde de rechter.

Rinze Benedictus


Weesgeneesmiddelen geadopteerd.

Elk jaar krijgt een op de tien Nederlanders griep.Ouderen, suikerziekte-patienten en astmatici halen daarom jaarlijksde beschermende griepprik. Een dergelijke accurate behandeling ligtveel minder voor de hand als je lijdt aan de vetstapelings-ziektevan Fabry of de spierziekte ALS. Prof.dr. Bert Leufkens isvoorzitter van een stuurgroep die de ontwikkeling vangeneesmiddelen voor zeldzame ziekten, oftewel 'orphan drugs', moetstimuleren.

Patienten die lijden aan een zeldzame ziekte, lopen een grootrisico dat er voor hen geen medicijn op de markt is. Het maken vaneen geneesmiddel kost zveel geld, miljarden guldens, dat het voorfarmaceutische bedrijven niet loont om medicijnen te maken die maarweinig mensen zullen kopen. Deze medicijnen voor ziekten waarslechts enkele op tienduizenden mensen aan lijden, hetenweesgeneesmiddelen of 'orphan drugs'.

Maar de weesgeneesmiddelen zijn geadopteerd. Het ministerie vanVolksgezond, Welzijn en Sport heeft samen met de medische afdelingvan de NWO een stuurgroep ingesteld die weesgeneesmiddelen onderdakmoet geven. Farmacie-hoogleraar prof. dr. Bert Leufkens van deafdeling Farmaco-epidemiologie is voorzitter van de stuurgroep diebestaat uit onderzoekers, behandelaars, vertegenwoordigers vanpatientenverenigingen, de overheid en het bedrijfsleven. "Wijwillen alle betrokkenen - patienten, wetenschappers en defarmaceutische industrie - bijelkaar brengen, zodat ze kenniskunnen uitwisselen. In Nederland moet een 'orphan drug'-'loket'komen, een centraal aanspreekpunt waar alle kennis gebundeldis."

Aids-remmer

Het Nederlandse initiatief is het gevolg van een Europeesbesluit om de ontwikkeling van 'orphan drugs' te stimuleren. Europaloopt daarmee zo'n vijftien jaar achter bij de Verenigde Staten,die in het begin van de jaren tachtig al een 'Orphan DrugDesignation Act' invoerden. Bedrijven aan de overkant van deAtlantische Oceaan die een weesgeneesmiddel ontwikkelen, kunnenrekenen op fikse financiele steun van de staat, een soepelebehandeling bij de registratie van het medicijn in spe enmarktexclusiviteit. Dat wil zeggen dat andere fabrikanten gedurendebijvoorbeeld tien jaar geen vergelijkbaar geneesmiddel op de marktmogen brengen.

Het Europese beleid is minder driest dan het Amerikaanse, defarmaceutische industrie wordt minder in de watten gelegd en hetaccent ligt meer op de wetenschappelijke kant. Europa heeft geleerdvan Amerika, vertelt Leufkens. "Een berucht voorbeeld is AZT." Deveelbesproken aids-remmer is in de jaren tachtig in Amerikaontwikkeld onder de paraplu van de 'orphan drug'-wet. "Toen aidseen wereld-epidemie werd met tientallen miljoenen patienten, goldennog steeds die gunstige voorwaarden. De prijs was daardoor veel tehoog."

Het Europese beleid is niet 'money driven'. Leufkens: "Wij gevenniet direct geld, we zijn eigenlijk een soort makelaars, we brengenpartijen bij elkaar." Om dat te bereiken heeft Leufkens een miljoengulden per jaar aan 'smeergeld' tot zijn beschikking. Leufkensillustreert het beleid met het voorbeeld van de erfelijke ziektevan Pompe. Dat is een glycogeen-stapelingsziekte waarbij hetlichaam de voedingsstof glycogeen niet kan afbreken, de stof hooptzich op en dat leidt tot spierzwakte. Dankzij genetischemodificatie is een medicijn beschikbaar. Leufkens: "Wij trekken ergeld voor uit om te zorgen dat het medicijn niet alleen eenmolecuul blijft, maar wordt ingebed in een 'zorgconcept'. Goedevoorlichting aan patienten is daar een onderdeel van."

Rekensom

Maar voor er een zorgconcept is, moet er natuurlijk wel eenmedicijn zijn. "In Nederland hopen we zo'n klimaat te creeeren datwetenschappers en patienten en de farmaceutische industrie elkaarweten te vinden." Want volgens Leufkens is lang niet altijd defarmaceutische industrie met haar bijna spreekwoordelijkedollartekens in de ogen, de 'bottleneck' voor het ontwikkelen vaneen weesgeneesmiddel. "Uiteindelijk maken ze altijd een rekensom",erkent Leufkens. "Maar voor een zeldzame ziekte is het bijvoorbeeldmoeilijk om voldoende patienten bij elkaar te krijgen voor eenklinische trial." In zo'n experiment toetsen wetenschappers dewerkzaamheid van een toekomstig medicijn. Bij weesgeneesmiddelenkan het zo zijn dat voor een statistisch zinnig experiment allepatienten binnen een of misschien wel meerdere landen mee moetendoen. Dat kan een flinke drempel zijn voor farmaceutischebedrijven. "Daarom hameren wij op samenwerking binnen Europa.Nederland houdt niet op bij Lobith."

Internationale samenwerking, niet 'money driven'. Is hetEuropese beleid wel sterk genoeg? "Een goede vraag", glimlachtLeufkens, hij weet het antwoord niet. Over vier jaar, zolang zal destuurgroep bestaan, kan hij meer zeggen. "Wanneer heeft destuurgroep het goed gedaan? De leden van de stuurgroep denken daarnog over na", zegt hij. "Als er dan drie 'orphan drugs' op de marktzijn gebracht? Of als het klimaat in Nederland omweesgeneesmiddelen te maken, verbeterd is? Of als alle betrokkenpartijen elkaar weten te vinden?"


'Medische genetica gaat het denken over 'orphan drugs'op zijn kop zetten'

"Medicijnen zijn nu vaak een schot hagel", zegt Bert Leufkenszonder daarmee zijn medische collega's tekort te willen doen. "Dehuidige geneesmiddelen werken wel, maar eigenlijk doen we maar wat.We weten dat medicijnen gemiddeld helpen bij een groep mensen, maarhoe individuen reageren, weten we niet."

Dat gaat veranderen, met dank aan de opheldering van het humanegenoom, het bekendworden van alle erfelijke eigenschappen. Binnenenkele jaren kunnen wetenschappers op basis van iemands DNA-profielzien of een medicijn zal aanslaan of niet.

Dat heeft verstrekkende gevolgen voor de medicijn-ontwikkeling."Het opent de weg naar 'tailor made' medicijnen", zegt Leufkens.Dat zijn medicijnen die op maat zijn gemaakt voor een individu,wellicht zonder bijwerkingen.

Een ander gevolg van de genetische revolutie ligt minder voor dehand. Een geneesmiddelenfabrikant kan straks een medicijn makenvoor een veel voorkomende ziekte, maar het zou kunnen dat slechtstien procent van de mensen beter wordt van het medicijn. Omdat deafzetmarkt heel klein is, blijkt het geneesmiddel dan eigenlijk een'orphan drug' te zijn.

"De fabrikant zal het middel dan alleen maar willen verkopen alshet gekoppeld is aan een genotypering", gaat Leufkens verder. Metandere woorden, een patient zal eerst zijn DNA moeten latenanalyseren om te kijken of het middel zal aanslaan. Anders is hetrendement van het medicijn veel te laag en zal niemand hetgebruiken. Maar de erfelijke eigenschappen verklappen ook de kansop bepaalde vormen van kanker en hart- een vaatziekten. Nietiedereen zal dat willen weten. Bovendien zijn veel mensen bang datverzekeraars aan de haal gaan met de gegevens en hun premiesverhogen. "Deze discussie moeten we nog helemaal voeren. Maar hetis duidelijk dat medische genetica het denken over 'orphan drugs'op zijn kop gaat zetten."

Rinze Benedictus

Utrechtse studenten beleggen maar mondjesmaat: 'KPN gaat zich nog wel herstellen, denk ik'

Utrechtse studenten beleggen maar mondjesmaat: 'KPN gaat zichnog wel herstellen, denk ik'

Studenten en beleggen. De combinatie roept beelden op van strakin het pak gestoken ambitiegeile en geldbelusteeconomie-en-managementstudenten. De werkelijkheid is ietslevendiger. In groepsverband beleggen Utrechtse studenten op zeerbescheiden schaal. Er zijn twee studentenbeleggingsverenigingen inUtrecht: de USBG (Utrechtse Studenten Beleggings Groep) van hetUtrechtsch Studenten Corps (USC) en de BVVK (Beleggings VerenigingVoor Kennis), een onderafdeling van de studentenvereniging vooreconomiestudenten ECU 92. De USBG bestaat zeventien jaar maar wasde afgelopen vijf jaar niet actief. De bank zette de sterk inwaarde gedaalde aandelen vier jaar vast. Het betrof aandelenHeijermans, een bouwfonds dat een vader van een van debestuursleden had aangeraden. De afgelopen twee jaar zijn besteedaan het saneren van de schulden, komend studiejaar kan de USBG meteen schone lei opnieuw van start. Een nieuw bestuur is al gevonden.Willem van Burk, huidig bestuurslid van de USBG: Het is een kleinebeleggingsvereniging. In het verleden zijn we behoorlijk actiefgeweest maar we hebben in totaal niet meer dan een paar duizendgulden belegd. Het is ook nooit de bedoeling geweest dat tientallenleden van het USC via het beleggingsbestuur zouden gaan beleggen.Meer voor de aardigheid dan als serieuze bezigheid belegde een steljongens wat geld. Ze dronken een biertje en spraken ondertussenover geld. De bestuursinleg is ongeveer honderd gulden.

Gekelderd

De BVVK, de beleggingsgroep van economiestudenten, bestaat zesjaar. Ruim een jaar geleden werd de vereniging opgeheven wegensgebrek aan animo. Maar Cristine Vermeulen (sociale economie)besloot bijna meteen na de opheffing samen met een studiegenote toteen doorstart.

Ik vind dat je in deze tijd geen economiestudie kunt hebbenzonder beleggingsvereniging. We zagen wel kansen voor de BVVK enhebben tijdens de introductie een flink aantal eerstejaarsenthousiast gekregen. Nu bestaan we uit vijftien leden, vijfouderejaars en tien eerstejaars. We leggen per persoon vijftieneuro per maand in, met een basisinleg van honderd gulden. Het zijngeen bedragen waar je mee binnen zult lopen maar daar gaat het nietom. Het is vooral leerzaam. Ieder bedrijf in Nederland heeftvermogen belegd en wie weet krijg je ooit met die bedrijven temaken. De theorie van beleggen leer je tijdens de studie, depraktijk moet je zelf ontdekken. Eigenlijk gaat het mij niet om hetbeleggen zelf. Ik vind organiseren leuk en zag een markt voorstudenten die iets met aandelen wilden. Daarom heb ik dezevereniging weer opgezet. Zelf ben ik bezig met afstuderen, ik stopstraks met de BVVK. Sinds januari 2001 staat alles op de rails, detrein kan rijden.

Rano Lerrick, student economie en recht en voorzitter van deBVVK: Ik wist nauwelijks iets van beleggen voor ik met de BVVKbegon. Ik wilde in een commissie en hier heb je echt iets aan.Later wil ik individueel gaan beleggen, hier kan ik alvast oefenen.Vijftien mensen weten meer dan een. Daarnaast is het gewoongezellig met bier en chips. We vergaderen een keer per week enbeslissen samen over aan- en verkoop. Op dit moment hebben we 32aandelen KPN, die hebben we gekocht voor 13.29 euro per stuk. Zezijn enorm gekelderd ja, ze zijn nu rond de 6.45 euro. Verderhebben we 25 aandelen Hagemeijer, detailhandel is dat, die van24.81 naar 25.40 euro zijn gegaan en honderd aandelen Laurus. InLaurus zitten grootwinkelbedrijven als Konmar en Super. Het is van6,27 naar 7,10 per stuk gegaan.

Hoe we weten wat we moeten kopen? Via internet, de krant,ouders. We hebben indertijd KPN gekocht omdat het spannend was. Jehoorde er elke dag over in het nieuws en het had goedevooruitzichten. Momenteel dus niet, maar ik denk dat het aandeelzich op termijn wel zal herstellen. Siebren van Terwisga, fiscusvan BVVK, vult aan: Het is leuk om te proberen het onderste uit dekan te halen. Het is ook spannend om niet alleen stabiele dus saaieaankopen zoals Hagemeijer te doen. Rijk hoef ik hier niet van teworden, het gaat ook mij vooral om het leeraspect. Later wil ik welveel geld verdienen ja, een goede baan in het bedrijfsleven of opeen ministerie, groot huis, mooie auto.

Ook Rano ziet een mooi huis en een tweede huisje voor zich alshij aan later denkt. Cristine vindt geld en werk minderinteressant: Werken vind ik eigenlijk zonde, het komt op de tweedeplaats. Ik ga heus wel een tijd hard werken en ik zal ook weltijdelijk een echte yup worden. Maar daarna wil ik kinderen, buitenwonen en schapen in de wei, kippen om het huis. Nee, ik wil nietrijk worden. Ik heb een hekel aan mensen die veel geld uitgeven.Echt waardevolle dingen hebben niks met geld te maken: dieren,lachen, in het bos wandelen. Ik hoef niet te douchen in een luxebadkamer met marmeren vloeren, er mag best schimmel op de murenzitten.

Met Cristine vertrekt de laatste vrouw bij de BVVK. Het bestuuris van plan daar wat aan te doen: We gaan in de introductie actiefvrouwen werven, zegt Rano. Er kunnen nog mensen bij, we hebben eenledenstop bij vijfentwintig leden. Daarboven wordt het lastig omsamen beslissingen te nemen.


Studenten in andere steden beleggengrootschaliger

Vergeleken met sommige andere studentensteden zijn de Utrechtseinitiatieven klein. Studentenbeleggingsvereniging B&R BeursRotterdam heeft 350 leden en beheert een vermogen van ongeveer160.000 gulden. In Groningen is Big Deal smart investments actief,de opvolger van B&R Groningen. Met tweehonderd leden en eenvermogen van 25.000 euro organiseert Big Deal evenals Rotterdamfondsendagen, workshops, congressen, bedrijfsbezoeken,beleggingscursussen en een jaarlijkse studiereis. De verenigingenvallen onder B&R Nederland, een landelijk opererendestudentenbeleggingsgroep die ook een afdeling in Amsterdam heeft.In Utrecht was tot zomer 2000 een B&R-afdeling actief, maardoor gebrek aan animo is die inmiddels opgeheven.

Amsterdam kent naast B&R nog het AMF, het Amsterdam MutualFund met een fondsvermogen van 33.000 euro en tachtig leden.Onlangs heeft het AMF tijdens een ledenvergadering beslotenzichzelf op te heffen omdat niet kon worden voldaan aan de nieuwetoezichtregels van de Nederlandse Bank voor beleggingsfondsen. Eenvan die regels is dat een beleggingsfonds niet meer danvijfentwintig leden mag hebben tenzij het als BV verder gaat. Ookstudentenbeleggingsclubs uit Maastricht (150 leden) en Twente (135leden) worden door de nieuwe regelgeving gedwongen tot eenkoerswijziging. Verkassen naar Belgie of alleen nog sponsorgeldenbeleggen zijn de oplossingen waar zij op uitkomen. Zover is het inUtrecht nog niet. Daar houden studenten het voorlopig bij samen eenbiertje drinken en af en toe wat geld beleggen.

Diet Groothuis

UHSK-gala: L'histoire, c'est moi!

Een oecumenische foto van Jezus, Poseidon en Gandhi. "Ik wildeeigenlijk als ridder, maar dat pak was niet compleet. Met een riekdie ik vond in het huis van mijn ouders, wat klimop en een baard ishet al snel wat", zegt eerstejaars Micha 'Poseidon' Tempelman.Witte lakens blijken wat dat betreft multifunctioneel. Ook Gandhien Jezus dragen deze modelijn. Martijn 'Jezus' van de Veld:"Iedereen vindt dat ik met mijn lange haar toch al op Jezus lijk,dus voor mij was het een makkelijke keuze."

Vera 'Medusa' Sykora, derdejaars geschiedenis, heeft het feestmet vier anderen georganiseerd. "Ik zit in het bestuur van de UHSK.Omdat het altijd een zeer linkse vereniging is geweest, waren ernooit gala's. Dit is dus de eerste keer. Bij geschiedenis past eenhistorisch gala ook wel. Zelf heb ik deze slangen bij eenspeelgoedwinkel gehaald en er ijzerdraad doorheen gedaan. En hetblijft gelukkig nog behoorlijk goed zitten."

"Veel mensen kiezen toch voor een kostuum uit de periode die zezelf bestuderen. Ik in ieder geval wel", zegt vierdejaars Robbie'Napoleon' Canninga. En hoewel Jacqueline 'Josephine' Smolders inwerkelijkheid egyptologie studeert, wilde zij voor een avondje welzijn eega zijn. "Eindelijk hebben we ook eens een gala. Deze pakkenzijn gehuurd voor vijftig gulden. We zijn net volledig aangekleedover straat hierheen gekomen. Dat was zeker een aparteervaring."

CH

Utrechtse studenten bestijgen 6500 meter hoge dwerg: 'Wij willen komen waar nog nooit een mens is geweest'

Utrechtse studenten bestijgen 6500 meter hoge dwerg: 'Wijwillen komen waar nog nooit een mens is geweest'

Iedereen die kan afzien en niet teveel last heeft van de hoogtekan zich tegenwoordig voor een paar ton door getraindebergbeklimmers op de top van de Mount Everest laten zetten. Detouwen hangen er al en alle bagage wordt naar boven gedragen. DeEverest biedt nu de aanblik van een enorme vuilnisbelt metzuurstofflessen, tenten en her en der het lijk van een verongelukteklimmer.

Deze manier van klimmen wordt verafschuwd door de leden van deKapura-expeditie die in juli vertrekken naar het meestspectaculaire gedeelte van de Himalaya, de Karakoram in Pakistan.In de Karakoram ligt weliswaar de K2, de op een na hoogste berg terwereld, maar de zes expeditieleden, Wouter Dorigo, Coenraad Doeser,Bart Hersmus, Martijn Jongmans, Fedor Broekhoven en Bas Henzinghebben niet de hoogste berg van het gebied op het oog. Hun doel isde Kapura te bedwingen, een 6500 meter hoge dwerg die naast de 7200meter hoge reus K6 ligt. Die Kapura is namelijk nog nooitbeklommen. En dat is volgens de expeditieleden de ultieme kick vooreen klimmer. "Het is geweldig om een onbeklommen berg op te gaanwaarbij we al onze klimcapaciteiten en ons route-inzicht moetengebruiken. Andere mensen willen de ruimte in. Wij willen ergenskomen waar nog nooit een mens geweest is."

Helikopter

Maar er zijn meer verschillen met andere expedities. DeUtrechters gaan het project in de alpiene stijl aanpakken. Dat wilzeggen dat ze in de Himalaya net zo gaan klimmen als in de Alpen.De ethiek van alpiene stijl is dat je op eigen kracht klimt. Dathoudt vooral in dat er geen zuurstofflessen worden gebruikt, datniet de halve bevolking van de vallei wordt ingeschakeld om heteten naar boven te dragen en dat er niet overal tentenkampen wordeningericht en achtergelaten. "Wij kiezen een top uit en klimmen danlekker naar boven."

Helemaal zonder personeel mogen ze het echter niet aanpakken.India en Pakistan maken al jaren ruzie om dit gebied en daarom wilhet Pakistaanse leger een oogje in het zeil houden en is hetverplicht om een 'liaison officier' mee te nemen. Die officier moetniet alleen door de expeditie van stijgijzers en goede kledingworden voorzien, maar bovendien moet er voor hem ook een kok mee endie kok moet weer een koksmaatje hebben. Maar verder gaat debemoeienis van de Pakistani niet. Die blijven trouwens ook achterin het basiskamp terwijl de expeditieleden hun berg'aanvallen'.

Toch was de begeleiding niet de enige eis die de Pakistaanseregering stelt. Het bleek door de stugge bureaucratie onmogelijk omhet vervoer van duizend kilo bagage vanuit Nederland te regelen. Deexpeditie heeft voor de organisatie een Pakistaans bureau moeteninschakelen. Ze hebben daarnaast een dure 'permit' moeten kopen omboven de zesduizend meter te mogen klimmen. Tot slot moesten ze ooknog zesduizend dollar als borg neertellen zodat er een helikopterkan uitvliegen als ze in de problemen zitten. Niet dat ze veel aandie helikopter zullen hebben in geval van nood, want die kanhelemaal niet vliegen boven de zesduizend meter.

Lawines

Waarom die Kapura nog nooit beklommen is, is overigens een grootvraagteken. Het uitpluizen van allerlei reisverslagen op internetheeft geen informatie over mislukte pogingen opgeleverd. Demogelijkheid bestaat dat de berg illegaal is beklommen om de kostenvan klimpermit uit te sparen, maar daar geloven ze niet in. Het egovan de meeste klimmers is dusdanig groot dat ze zo'n prestatie aande rest van de wereld zouden willen laten weten.

De nabijheid van de meer 7200 meter hoge K6 lijkt eenplausibelere verklaring. Wie beklimt er zo'n lage berg als je ookzijn grote broer kunt nemen. Bovendien is het meer in de mode omsteile granieten wanden te beklimmen, het zogenaamde 'Big Wallklimmen'. En de Kapura is een combinatie van rots, sneeuw en ijs.En dat is klassiek alpinisme en niet in de mode. De laatstemogelijkheid is dat er zoveel lawines naar beneden komen, dat deKapura helemaal niet te beklimmen is. Dan treedt plan B in werkingen zoekt de expeditie zijn heil op andere toppen in deomgeving.

Hoewel over de ruzies die Nederlandse expedities maakten op deMount Everest boeken zijn vol geschreven, zijn de zes niet bangvoor onderling getwist. Ze kennen elkaar al tien jaar van allerleiklimtochten. Twee jaar geleden zijn ze in Nepal op expeditiegeweest. "Wij zijn een team. Wij zijn vrienden. De meeste andereteams zijn bij elkaar geraapt en leren elkaar pas kennen op deberg. En die aanleidingen voor ruzies blijken ook op grote hoogteheel triviaal: 'Ik moet de hele tijd voorop lopen, jij eet allepindakaas op'."


Mailrunner

De vorderingen van de expeditie zijn te volgen op een site(http://www.now.at/kapura).Maar de belevenissen van de expeditie gaan door heel wat handenvoordat ze op het scherm verschijnen. Even een sms'je sturen is ernatuurlijk niet bij. Satelliettelefoon was een optie maar bleekveel te duur. De oplossing was een mailrunner. Dat is niet delaatste Microsoftuitvinding maar een Pakistaan van vlees en bloeddie om de zoveel dagen bij de expeditie een handgeschreven briefophaalt. Dit briefje brengt die mailrunner lopend naar hetdichtstbijzijnde dorp vanwaar het bericht met de auto naar een nogverderop gelegen faxapparaat wordt gebracht. Daar wordt de briefnaar Nederland gefaxt. In Nederland wordt de tekst door iemandanders overgetikt en op de site gezet.

Jurgen Swart

MEGA PANN-feest geeft aftrap voor MidZomerGrachtFestival: 'De jongens en de meisjes in groepjes bij elkaar'

MEGA PANN-feest geeft aftrap voor MidZomerGrachtFestival: 'Dejongens en de meisjes in groepjes bij elkaar'

Wie vrijdag onverwacht zou zijn binnengekomen op het MEGAPANN-Feest in Tivoli, zou op het eerste oog niet in de gaten hebbenop een homofeest te zijn beland. Weinig uitbundig uitgedostefiguren, geen travestieten, eigenlijk amper te onderscheiden vaneen doorsnee avondje Tivoli. Toch is er volgens een bezoeker weldegelijk verschil: "Het is hier net als op middelbareschoolfeestjes. De jongens en de meisjes in groepjes bijelkaar."

Volgens organisator Marc Faber is de populatie bezoekers zeergevarieerd. "Natuurlijk komen er veel homo's en lesbo's uit Utrechtop af, maar ook heel veel mensen uit andere steden. We richten onsmet name op jonge mensen waaronder studenten, ook hetero's. Ik maggelukkig zeggen dat het feest zeer populair is. Dit feest was altwee weken van tevoren uitverkocht."

PANN-Feesten worden een keer per maand gehouden in Ekko. HetMEGA PANN wordt maar een keer per jaar in Tivoli gehouden en ismeteen de eerste avond van het MidZomerGracht Festival. Dithomoculturele festival waarbij in heel de stad lezingen, forums,theatervoorstellingen en feesten worden georganiseerd, bestaat nuvijf jaar en begint langzamerhand landelijk een begrip teworden.

"Het homowereldje is klein. Iedereen kent iedereen. Als jeuitgaat bij de Roze Wolk of de Body Talk, kom je vaak dezelfdemensen tegen. Hier zie je weer eens andere gezichten", zegt eenUtrechtse bezoeker. Zelfs uit het zogeheten homo-mekka Amsterdamzijn veel mensen aanwezig. Een student uit de hoofdstad zegt teweten waarom: "In Amsterdam heb je veel van die homokroegen waartamelijk extreme mensen komen. Dit is eigenlijk het gewoonstehomofeest dat ik ken."

Hoe gewoon zo'n feest en zo'n festival ook mag zijn, iedereen isonverdeeld van mening dat een speciaal festival voor homo'snoodzakelijk is en blijft. Al is het maar om te pas en te onpasgrappen te kunnen maken over de geaardheid als een soortzelfbescherming om de discussie over 'anders zijn' bij voorbaat eenhalt toe te roepen. "Jezus, wat is het hier warm. Het lijkt wel eenhomosauna!" roept iemand in de drukte. Een mannelijke bezoeker legteven ondubbelzinnig uit wie er nou op zo'n feest komt: "Opvallendveel vrouwen vanavond. Meestal komen die begoniapotten niet. Datzijn vrouwen die als ze eenmaal een relatie hebben, lieverthuisblijven. Homo's zijn meestal van die echte jongetjes. Dun enmet een strak truitje of hempje aan, zonder opdruk meestal.Achterin de zaal kun je de ouderwetse nichten vinden die eigenlijkalleen komen kijken of er wat te scoren valt."

De zoals gebruikelijk zeer onvriendelijke portier van Tivolivindt het publiek duidelijk anders dan normaal. "Ze zijn gewoonanders, dat zie je toch! Wel fijn is dat deze feesten totaal nietagressief zijn, een rustig avondje voor mij dus." De wc-juffrouwheeft daarentegen een hectische avond. Als een wc al meer dan eenkwartier op slot zit, bonst ze hard op de deur: "Kom eruit! Erwordt hier niet gebeft!" Uit de wc komen twee meisjes roodaangelopen naar buiten.

De noodzakelijkheid van homofeesten blijkt misschien vooral uithet feit dat op het feest bijna niemand zin heeft om met naam entoenaam in het U-blad vermeld te staan. "De meeste mensen die hierzijn, zijn inmiddels wel uit de kast gekomen", zegt een mannelijkebezoeker die in Utrecht studeert. "Het is geen kwestie van schamen,maar je hebt gewoon geen zin om iedere keer weer hetzelfde gesprekover homoseksualiteit te voeren. Daarom vertellen veel mensen hetniet aan iedereen. Bovendien kan ik me voorstellen dat het bijstudenten niet altijd makkelijk ligt. Vooral van homo's bijstudentenverenigingen als het corps kan ik me voorstellen dat zepas laat voor hun geaardheid uitkomen."

Studente kunstgeschiedenis Valerie vindt ook dat het klimaatvoor homo's lang niet zo tolerant is als vaak wordt gedacht. "Ikben zelf hetero maar heb eens gezoend met een vrouw op een feestje.Toen werd ik door iedereen aangekeken. Dan pas merk je hoevervelend dat is." Ze is samen met een lesbische vriendin dieabsoluut anoniem wil blijven. "Ik kom uit een behoorlijkchristelijk gezin. Dat maakt het lastig om het mijn ouders tevertellen. Ik vind deze feesten geweldig. Je kunt hier gewoonjezelf zijn. Natuurlijk vind ik het prima om uit te gaan metklasgenoten, maar dit heeft toch iets extra's. Je bent vrijer. Alsik normaal iemand zie die ik leuk vind, is het toch moeilijk er opaf te stappen. Je hebt toch kans dat je signalen helemaal verkeerdhebt opgevangen."

Muziek en homofeesten, dat is een verhaal apart. Het MEGAPANN-Feest wordt zowel in Tivoli als in de kleinere zaal Taigehouden. In de kleinere zaal wordt stevige muziek met een beatgedraaid, maar op een handjevol mensen na is iedereen in de grotezaal. Daar klinken Nederlandse hitjes, commercile deuntjes ennatuurlijk een toefje songfestivalkrakers. Na een belabberdoptreden van Paul en Luisa een soort Utrechtse Gert en Hermien ishet stampvol tijdens een optreden van Willeke Alberti. Het feit dathet geluid niet om aan te horen is, is niet van belang. Als er maarmeegezongen kan worden met Willeke in haar jaren vijftig jurk metliedjes als 'De glimlach van een kind' en 'Spiegelbeed'. Al na heteerste nummer stormt een aantal fans het podium op met een bosrozen. Niet iedereen is positief. Een bezoeker verzucht: "TjaWilleke, die was twee jaar geleden ook al op het MEGA PANN..."

Christie Hofmeester


Het MidZomerGracht Festival

Het festival duurt nog tot 24 juni. Als je nog iets wiltmeekrijgen, zijn de absolute aanraders:

- Vrijdag 22 juni van 20.30 - 23.30 uur: MidZomerGrachtWereldMuziek, met Caribische en Surinaamse muziek. Locatie:festivalpodium Oudegracht (bij Jacobsbrug). Gratis

- Zaterdag 23 juni van 19.30 - 1.00 uur: MidZomerGrachtSpektakel, met o.a. Marga Bult, Manuela Kemp en Federique Spigt.Locatie: festivalpodium Oudegracht (bij Jacobsbrug). Gratis.

Rechtenstudente Ayse Kebaktepe wil griffier worden met hoofddoek: 'Ik vecht door zolang ik kan'

Rechtenstudente Ayse Kebaktepe wil griffier worden methoofddoek: 'Ik vecht door zolang ik kan'

De 20-jarige Utrechtse wilde griffier worden bij dearrondissementsrechtbank in Zwolle. De rechtbank weigerde haarechter omdat ze een hoofddoek wil dragen. Volgens de rechtbank isdat in strijd met de kledingvoorschriften. Die stellen dat hetrechtbankpersoneel alleen een toga met bef en desnoods een baretmag dragen. Volgens Kebaktepe echter wordt ze gediscrimineerd opbasis van haar geloof. Ze draagt haar hoofddoek om religieuzeredenen en ze stapte naar de commissie Gelijke Behandeling. Diehield een openbare zitting die uitgroeide tot een mediaspektakel.De commissie doet op 22 juni uitspraak.

Overal waar de hoofddoek opduikt zorgt deze voor groteopschudding. Na veel strijd is het dragen ervan nu in winkels, bijde politie en in het onderwijs toegestaan. De rechterlijke macht iseen van de laatste bastions die zijn poot stijf houdt. En daar iseen duidelijke reden voor, vindt ze zelf. De rechterlijke machthoort neutraliteit uit te stralen en daar zijn diekledingvoorschriften een onderdeel van. Het mag niet zo zijn dat deverdachte denkt: 'Ik had bij voorbaat al verloren, want er zat eenrechter met een hoofddoek.'

Navrant is dat Kebaktepe haar hoofddoek, die ze op haar twaalfdeuit eigen beweging om religieuze redenen heeft omgedaan, ook draagtom neutraal over te komen. "Als ik hem om traditionele redenen zoudragen zou ik er heel anders uitzien; dan zou ik misschien eensjaaltje dragen." Ze heeft er meer dan zestig in haar kast hangen."Het feit dat ik een hoofddoek draag, wil niet zeggen dat ik eronverzorgd uit wil zien." De religieuze achtergrond is moeilijk tevatten voor een westerling, denkt Kebaktepe. "Het meestaantrekkelijke van de vrouw moet uit het zicht blijven. Dan blijftalleen het meest neutrale over en kunnen er goede gesprekken wordengevoerd zonder dat vooral mannen worden benvloed door de schoonheidvan de vrouw."

Het dragen van een hoofddoek is beslist geen vorm vanonderdrukking vindt Kebaktepe. De islam probeert juist te voorkomendat een vrouw als lustobject wordt gezien. Voor critici als CiscaDresselhuys, de hoofdredactrice van Opzij, die onlangs verkondigdedat zij op haar redactie geen hoofddoek wil zien, kan Kebaktepeweinig begrip opbrengen. "Dat zijn allemaal vooroordelen.Dresselhuys noemt zich feministe maar sluit een hele groep vrouwenuit. Ik vind het jammer dat uit die hoek zoveel tegenstand komt. Ikweet dat er vrouwen verplicht een hoofddoek moeten dragen. Maar datis onderdrukking. Dat mag niet en dat kan niet. Maar je mag nietalle vrouwen met een hoofddoek over een kam scheren. Niemand kanmij verplichten om een hoofddoek te dragen. Mijn vader niet. Mijnbroer niet. Mijn nichten dragen ook geen hoofddoek. Als ik de mijnezou afdoen, zou niemand raar opkijken."

Eenzaam

De eerste vraag die ze op de rechtenfaculteit stelde, was of zedoor haar hoofddoek ooit in de problemen zou komen. Haar docentvond het een hele stomme vraag en wees haar op de Nederlandsegrondwet waarin discriminatie op basis van geloof wordt verboden.Toch komt ze nu in de moeilijkheden door diezelfde hoofddoek. "Hetzijn vooroordelen en het kost tijd om die de wereld uit te helpen.Ik ben dit niet bewust begonnen. Ik ben pas tweedejaars en ik vondhet leuk om in Zwolle een tijdje in de praktijk te werken. Destudie zelf is alleen maar theorie. Ik kan ook niet wachten tot ikafgestudeerd ben. En ik moet er niet aan denken dat ik mijn beroepniet zou kunnen uitoefenen."

Haar praktijkervaring in Zwolle mag niet doorgegaan zijn, tochheeft ze de afgelopen maanden voor een rechtenstudente behoorlijkveel ervaring opgedaan. "Ik keek heel erg op tegen de zitting vande commissie. Ik voelde me daar heel erg eenzaam. De landsadvocaatstond tegenover me. Een van de beste. Maar de commissie dreef hemheel erg in de hoek. Hij sprak zichzelf ook tegen door te zeggendat de toga in bepaalde sectoren van de rechtbank al niet meerwordt gedragen."

Schietschijf

Maar Kebaktepe doet nog meer ervaring op. Vorige week zat zenaast twee hoogleraren en Kamerlid Femke Halsema in eenpaneldiscussie die werd georganiseerd door haar belangenverenigingde Studenten Unie Nederland (SUN). Het dragen van die hoofddoek iseen onderdeel van mijn identiteit, stelde ze daar.

"Ik zal nooit mijn hoofddoek afdoen, ook al gaat dat ten kostevan mijn carriere." Bijval kreeg ze voldoende van de zaal. OokFemke Halsema vond dat de vrijheid van godsdienst boven dekledingvoorschriften van een rechtbank gaat. Slechts de Tilburgsehoogleraar Zoontjes was bereid om op het forum als schietschijf tedienen door het standpunt van de Zwolse rechtbank te verdedigen.Zoontjes stelde dat er in de rechtbank geen plaats is voorgeloofsuitingen en dat het dragen van een hoofddoek zelfs in strijdzou kunnen zijn met het Europees recht dat de belangen van deverdachte beschermt.

Maar Zoontjes verdedigde zich heel formeel met wettelijkekledingvoorschriften, terwijl veel Nederlanders bij het zien vaneen hoofddoek de islamitische rechtbanken in Iran en debeeldenstorm van de Taliban voor ogen krijgen. Kebaktepe hield danook niet op te benadrukken dat het dragen van een hoofddoek haarniet belemmert in het neutraal toepassen van de Nederlandse wet. Zevroeg zich af waarom veel mensen denken dat zij minder onpartijdigzou zijn dan een blanke christelijke man.

Kamerlid Halsema vertelde dat ze nog niet wist wat ze zou gaandoen als de commissie Gelijke Behandeling Kebaktepe in het ongelijkstelt. Halsema vermoedde dat er op dit moment in de Tweede Kamergeen meerderheid te vinden is om de wet te veranderen en vond hetpolitiek niet opportuun om daar initiatieven voor teontwikkelen.

Kebaktepe kan in die situatie haar hoofddoek afdoen zonder datiemand in haar omgeving daarover zal vallen. Of ze kan ervoorkiezen met hoofddoek een carriere als advocaat te beginnen. Nu alzijn er advocatenkantoren die haar een stage hebben aangeboden. Zeis dat niet van plan. "Voor mij heeft dit twee kanten. Ik vechtvoor mijn eigen positie, maar ik doe het ook voor anderen. InLeiden zijn op dit moment 23 studentes die een hoofddoek dragen.Die moeten gewoon rechter kunnen worden. En dat gevoel geeft me dekracht om door te gaan. Ik kies niet voor de gemakkelijke weg. Ikvecht door zolang ik kan."

Kebaktepe krijgt veel positieve reacties. Maar ook helenegatieve, zelfs uit haar eigen Turkse kring. "Ze vragen me wie ikwel niet ben dat voor mij de wet aangepast moet worden. Maar wettenzijn door mensen gemaakt voor mensen. En als ze op een gegevenmoment niet meer voldoen, moeten ze worden aangepast. Of ze zeggen:"In Turkije mag je zo niet eens studeren.' Dan zeg ik: 'Turkije iseen land dat heel veel op het matje wordt geroepen. Nederland heeftheel veel kritiek op Turkije. Dan ga je toch niet jezelf metTurkije vergelijken'."

Jurgen Swart

Centrumgebouw Zuid krijgt nieuwe naam

Van het werk van de Utrechtse pedagoog Martinus JanLangeveld, naar wie op 21 juni het Centrumgebouw Zuid wordtvernoemd, zijn de meeste sporen uit het huidige pedagogischeonderzoek verdwenen. Pedagoog Bas Levering schetst de merkwaardigesituatie dat Langevelds naam aan een gebouw wordt geplakt waarineen faculteit huist die zijn wetenschappelijke erfenis te grabbelaan het gooien is.

De naamgeving is vooral een eerbetoon aan een verleden dat invele opzichten in Utrecht echt voorbij lijkt. De sterk kwalitatieveinslag die het onderzoek van Langeveld had, lijkt binnen de huidigesociale wetenschappen het onderspit te moeten delven ten gunste vaneen meer kwantitatieve aanpak. Publicatielijsten, citaties enandere meetbare parameters zijn voorwaarde om te mogen deelnemenaan een onderzoekschool... en onderzoek buiten zo'n school isvrijwel ondenkbaar.

Wat zou Langeveld (1905-1989) zelf van die ontwikkeling gevondenhebben? Helemaal wars van cijferwerk was hij niet; hij was zelfsenige tijd directeur van het CBS (Centraal Bureau voor deStatistiek). Maar in die methodenstrijd die al vanaf het begin vande vorige eeuw langs de lijnen liep van het conflict tussenkwantitatieve en kwalitatieve benaderingen, zat Langeveld met zijn'belevingsonderzoek' en menswetenschappelijke aanpak tochonmiskenbaar in de kwalitatieve hoek.

De pennenstrijd die Langeveld in de jaren zestig met depsycholoog Adriaan de Groot uitvocht was exemplarisch voor dieeeuwige controverse. De Groot had in 1961 zijn invloedrijke, opnatuurwetenschappelijke leest geschoeide 'Methodologie'gepubliceerd. Diezelfde De Groot was door Langeveld eind jarenveertig nog uit Utrecht geweerd. De verhouding tussen beide herenwas zacht gezegd koel, zo niet vijandig.

Langeveld stond aan de wieg van wat de Utrechtse School is gaanheten; hij had eerder de fysioloog Frederik Buytendijk voor depsychologie aangetrokken en later Van Lennep in plaats van DeGroot. De fenomenologische benadering van de Utrechtse School, dieuitging van de belevings- en leefwereld, hield in de pedagogiekaanmerkelijk langer stand dan in de psychologie. Na Langeveldzetten Lubbers in de klinische pedagogiek en Beekman in detheoretische pedagogiek tot in de jaren tachtig het werk voort.

Niettemin: de fenomenologische benadering verdween uiteindelijkin Nederland juist ook door de onderzoekschooleisen. Kwantitatieveeisen blijken kwantitatief onderzoek te bevorderen.

Langeveld zou dus niet blij geweest zijn met de koers diemomenteel binnen de sociale wetenschappen gevaren wordt. Maar hijhad zich daarin wel staande weten te houden en zou geen enkelemoeite hebben gehad om aan de actuele criteria te voldoen. Hij zougezien de omvang van zijn wetenschappelijk werk in boek- entijdschriftvorm, zijn internationale vermaardheid, zijnlidmaatschap van redacties van internationale tijdschriften, zijnlidmaatschap van internationale commissies, zijn eredoctoraten enzijn invloed op het nationale beleid ook vandaag nog als grootwetenschapper hebben gegolden.

Monomaan

Met name zijn netwerk, in een tijd dat email en fax nog nietbestonden, is opmerkelijk. Hij netwerkte lang voordat dat woordbestond. Zijn leerling, de onderwijskundige Bijl, vertelde ooit hoedat in de jaren vijftig toeging. Ook als Bijl een brief uit hetbuitenland binnenkreeg, vroeg Langeveld of hij hem mochtbeantwoorden. En Langevelds dochter herinnert zich dat het in huizeLangeveld in Bilthoven altijd een komen en gaan van buitenlandsegasten was. Een Japanse collega die bij Langeveld verbleef ontvingooit een brief van zijn vrouw, waarin zij hem duidelijk maakte dathij toch niet zo lang van zijn pasgeboren kind kon wegblijven.Langeveld schreef de echtgenote een brief terug, met als resultaatdat moeder en kind overkwamen en het gezin een jaar lang bij defamilie Langeveld te gast was.

Langeveld was niet de monomane wetenschapper die in onze tijd dehoogste ogen gooit. Juist breedte was het kenmerk van zijn werk.Zijn leeropdracht behelsde dan ook de pedagogiek in de volleomvang. Ook toen de orthopedagogiek, de schoolpedagogiek en desociale pedagogiek in de jaren vijftig en zestig, en later nog detheoretische en de historische pedagogiek van zijn leeropdrachtwaren afgesplitst, bleef hij het vak in de breedte beoefenen.Langeveld vervulde ook nog een leeropdracht in deontwikkelingspsychologie en de leeropdracht in de klinischepedagogiek behield hij tot het einde van zijn carrire (hij ging in1972 met emeritaat).

Zijn aandacht voor het normale individuele kind dat in zijnontwikkeling in de problemen komt doortrok zijn helewetenschappelijke werk. Die aandacht was niet alleen uitgangspuntvoor de uitgebreide gevalspraktijk, de diagnostiek en debehandeling, de gesprekken met de ouders (die maar al te vaak deoorsprong van de problemen vormden), maar ook voor zijntheoretische en methodologische werk. Op dat vlak voerde Langeveldeen levenslange strijd die nu in Nederland in zijn nadeel lijkt tezijn beslecht.

In het buitenland daarentegen, inclusief de VS, is al weer zonkleine twintig jaar volop belangstelling voor kwalitatieveonderzoeksbenaderingen, ook in de onderwijskunde. Het was in iedergeval niet moeilijk om buitenlandse wetenschappers te vinden dieeen bijdragen wilden leveren aan het symposium over de actualiteitvan het wetenschappelijk werk van Langeveld. Hoe lang Nederland enUtrecht met name nog moet lijden onder de wet van de remmendevoorsprong, is de vraag. Misschien is die naamgeving van hetCentrumgebouw Zuid een mooie gelegenheid om het glorieuze stukjegeschiedenis van de Utrechtse sociale faculteit onder Langeveldweer op het netvlies te krijgen.


Persoonlijke herinneringen aan twintig jaar Centrum GebouwZuid

Eind 1979 werd er in De Uithof een uitzonderlijk gebouwopgeleverd. Met zijn rode baksteen week het Centrumgebouw Zuid afvan zijn grauwe omgeving. 'Met het gereedkomen van dit complex iseen nieuwe stap gedaan in de richting van een herbergzamer Uithof,waar wind en beton niet meer het alleenrecht hebben', zong deinformatiebrochure. Jarenlang ben ik buitenlandse gasten toch maarin de binnenstad blijven ontvangen. Daar was voor collega's vanverre immers veel meer te beleven. De Uithof is pas in de laatstejaren omgetoverd tot een thuis waar je je als wetenschapper nietmeer voor hoeft te schamen.

Een aantal van ons sociale wetenschappers wilden natuurlijkhelemaal niet uit de binnenstad weg. Ik vond dat wij betereargumenten hadden dan de collegas van Letteren om in de binnenstadte blijven. Sociale wetenschappers horen niet in de polder en...een boekje lezen kun je overal. Toch kwamen we in dat typischejaren zeventig gebouw terecht dat speciaal voor Pedagogiek werdgebouwd. De ramen konden er, in tegenstelling tot in het'sick-building' Trans II aan de overkant, wel open. Er was ookvolop inspraak over de inrichting geweest.

Dat het gebouw er voor Pedagogiek werd neergezet is nog te zienaan moeder en kind in brons op het binnenterras. Aanvankelijk warener ook scherpe protesten tegen de kindonvriendelijke metalen trap.Die tijdelijke trap is nu na een kleine kwart eeuw vervangen dooreen stenen.

De renovatie van het gebouw nadert zijn voltooiing. Hetinterieur heeft een strakker eigentijds aanzien gekregen. Op 21juni zal het gebouw officieel de naam Martinus J. Langeveld-gebouwkrijgen. Dat is in de jaren zeventig al eens geprobeerd, maar iskennelijk nu pas gelukt, nu het college van bestuur besloten heeftde aansprekende gebouwen uit de anonimiteit te halen.

Bas Levering (docent-onderzoeker wijsgerige enhistorische pedagogiek)