Achtergrond

Corpsleden dragen snor als Inspector Clouseau: 'Er drijft opeens allemaal rommel in je melk'

Corpsleden dragen snor als Inspector Clouseau: 'Er drijftopeens allemaal rommel in je melk'

Het is een vreemd gezicht om in de sociteit van USC in plaatsvan keurige nette jongenskoppen ineens al die besnorde hoofden aantafels te zien zitten. Vertegenwoordigers zijn het niet; daar zijnze te beschaafd voor, maar ze zijn weer te weinig dandy voorkunstenaars. Ook hun familie is in verwarring: "Mijn oma vroeg ofhet weer in was", zegt Sven Brukers, een van de leden van deMaskerade Commissie van USC. Overal heeft het corps commissies vooren deze zogenaamde Maskerade Commissie organiseert het 37stelustrum. Het thema van het lustrum verklaart de aanwezigheid van debovenlipbeharing. Dat is deze keer Inspector Clouseau.

Corpslid Joris Derksen beeldt de lustrumfiguur uit. Hijparadeert het hele jaar met pet, regenjas en snor uitgedost alsPeter Sellers' creatie door zijn vereniging. Eigenlijk worden ermaar twee eisen aan de themafiguur gesteld. Hij moet dood zijn enman. Maar er werd zeker bij de wat oudere en traditionelere ledenvreemd opgekeken toen de commissie haar keuze voor Clouseau bekendmaakte. De voorgangers van Clouseau zijn toch wat klassiekere envooral serieuzere lieden als Dr. Livingstone, Max Havelaar, Cortezen Willem IV.

Maar Clouseau past in deze tijd, vinden de commissieleden.Clouseau is studentikoos. Hij is de beste Inspector van Europa. Eenonhandige klungel, die zich weliswaar altijd heel goed voorbereid,maar bij wie altijd veel misgaat. Toch bereikt Clouseau altijd zijndoel zij het heel het vaak dankzij het toeval. Een echte held vindtde Maskerade Commissie.

Lullepot

Onomstreden was de keuze van de commissie om de lustrumfiguurterug te brengen in het Utrechtse corpsleven. Vijfendertig jaargeleden gebeurde dat voor het laatst. Toen was de maffiosevoormalige burgemeester van Chicago Jimmy Walker de lustrumfiguur.In die tijd waren de lustra ook veel meer naar buiten gericht. Dekaartjes voor het lustrumspel werden bij de VVV's in het hele landverkocht en waren weken tevoren uitverkocht.

Joris Derksen promoot het lustrum nu vooral door drie keer perweek tijdens de borrels van de vereniging op een tafel te klimmenom een 'lullepot', zoals dat in corporale kringen heet, ten bestete geven. Volgens Derksen zelf reageert hij op actuelegebeurtenissen en becommentarieert die in Clouseau taal -veel o'suitspreken als eus- met Clouseau-achtige uitdrukkingen en flauwegrappen. Een bomaanslag kon hij becommentariren met eenClouseau-citaat. "What kind of bomb was it? It was a bomb of theexploding kind."

Derksen is door de commissie uitgekozen omdat hij binnen devereniging een 'kleurrijk figuur' is. Hij heeft zich voorbereiddoor alle films te kijken om te zien hoe Clouseau praat. Daarnaheeft hij nog wat grappen van internet gehaald. Tijdens een vanzijn lullepotten startte Clouseau ook de nieuwe rage. Hij riep eensnorrenwedstrijd uit en beloofde de winnaar en passant een reisnaar Parijs.

De wedstrijd werd, zoals het USC over het algemeen wel istoevertrouwd, met veel allure georganiseerd. Er werd een Utrechtsekapper met de zeer Utrechtse naam John geregeld die iedereen bovenop een tafel op ouderwetse wijze helemaal glad schoor, zodat erniemand met een valse start kon beginnen. Zeventig foto's vansnorloze hoofden werden op een snorrenbord geplakt en sindsdien isde wedstrijd in volle gang.

Er is zelfs al een snorrendiner gehouden in het Glazen Huistijdens het lustrum van de universiteit. Ook is een straf bedachtvoor iedereen die zonder legitieme reden zijn snor afscheert. Dieafvalligen moeten een avondje oberen in een Pink-Pantherpak.

Gympies

Maar er is ook nog een boze buitenwereld. En een ding is deheren wel duidelijk geworden. Het leven met een snor is nietgemakkelijk. De wereld kijkt heel anders tegen je aan als je eensnor draagt. "Op familiefeestjes moet je het altijd uitleggen." Indiscotheken vergeten de snordragers hun uiterlijk nog wel eens."Dan sta je lekker soepel te doen in je spijkerbroek en je gympies,maar je hebt altijd die snor." In Brussel waar de besnordecommissie een avondje op stap was dacht men van doen te hebben meteen groep neo-fascisten. En er zijn ook nog hele praktischenadelen. Er drijft opeens allemaal rommel in je melk. En de snorwordt steeds blonder. Maar daar helpt gelukkig het snorrenvet goedtegen.

Mocht er iemand al twijfelen dan is er een zeer doorslaggevendereden waarom de snor zeker verdwijnt na het lustrum. Hunvriendinnen die er in het begin nog wel om konden lachen, hebben ergenoeg van om steeds te horen: "H, is dat jouw vriend?"

Jurgen Swart


Het Corps in de stad

Een lustrum duurt het hele jaar en er vinden de nodigeintercorporale festiviteiten plaats. Voor de buitenwereld is ereigenlijk alleen deze weken veel van te zien. USC gebruikt hetlustrum ook om de banden met die buitenwereld te versterken.Afgelopen zaterdag organiseerde de vereniging haar Utrechtdag voorde plaatselijke bevolking met een heuse kermis op de Neude metonder meer bungee jumping in een net. De eerste die zich zonderelastiek naar beneden mocht storten, was de lustrumfiguur InspectorClouseau.

Het Utrechtse volk kreeg zaterdag niet alleen Spelen van USC,ook aan het Brood was gedacht. Een peloton van vijftien fietsersfietste in vier dagen gesponsord van de Eiffeltoren naar deDomtoren. Bovendien was het bier vijftien procent duurder dannormaal. Dat was niet om het drankgebruik in te perken, maar juistom de omzet te verhogen, want de hele opbrengst van deze dag komtten goede aan SOS-kinderdorpen.

Ook zeer zichtbaar voor de andere Utrechters is een optocht doorde binnenstad aanstaande zaterdag. Het oudst levende lid mag in eenkoets voorop tijdens die zogenaamde intocht. De commissie gaatervan uit dat een student die in 1931 lid werd, de meeste kansheeft om in koets plaats te mogen nemen. Helemaal zeker zijn zedaar niet van, want het is al eens voorgekomen dat er een bejaarderenist al in de koets zat terwijl er even later een ander een nogouder lid opdook die zijn rechtmatige plek in de koets opeiste. Detoenmalige commissie voorkwam een broedertwist door beide leden inde koets te zetten.

Deze intocht voert de corpsleden onder de Dom door. In hetdagelijks leven is dat de leden verboden. Sinds er ooit eenUnitarier van de Dom is afgesprongen en daarbij een langslopendcorpslid dodelijk verwondde, mogen USC-leden niet meer onder detoren doorlopen. De Utrechtse Studenten Weerbaarheid houdtoverigens tijdens de intocht de wacht boven op de Dom omspringgrage leden van andere studentenverenigingen die van ditbuitenkansje zouden willen profiteren tegen te houden.

Tweetal werkt aan Utrechtse versie van Propria Cures

Het is de wens van elke middelbare scholier: eeneigen tijdschrift. Voor sommige mensen wordt dat verlangen eenobsessie. Lex van der Linden (24, vijfdejaars theaterwetenschap) enJaap de Wreede (22, juist afgestudeerde filmwetenschapper) willenin een nieuw periodiek voor studenten 'de politiek-correcteconsensus op de universiteit afstraffen'. In een persoonlijk relaasschetst het tweetal de gebeurtenissen die ten grondslag liggen aan:Eldorado.

6 januari 1998: het begin

"Als jullie een nieuw tijdschrift oprichten, mag ik danmeedoen?" Op een dergelijke vraag van onze favoriete blondestudiegenote hadden wij niet gerekend. Dat wij, eerstejaars nog,bezig waren met de oprichting van een nieuw tijdschrift was ooknieuw voor ons. "Maar natuurlijk, graag zelfs", zei Van der Lindenlistig. "Vanavond hebben wij de eerste vergadering op mijnkamer..." Zo kwamen wij vijf jaar geleden tot de oprichting van onseerste blaadje: Warhola, dat gevuld werd door Van der LindensDuitstalige poezie en De Wreedes eerste polemiek. De oplage wastien en soms zien we nog wel eens bij een oude vriend een oudnummer van Warhola tussen de andere troep liggen. We denken dan metweemoed terug aan onze obsessies die wij ooit aan het papiertoevertrouwden. Overigens, met Warhola was een nieuwe obsessieontstaan en bovendien eentje die meer geld moest opleveren danwerken in clubhuis Ekko: schrijven.

5 juni 2000: de carrieresprong

We begrepen al snel dat wij dwangmatige schrijvers waren. Maarook geldwolven: dus zochten we een bekend en goedbetalend podium.Al snel waren wij genfiltreerd in het linksige tijdschrift van deUtrechtse Letterenfaculteit: de Marge. Vijf cent per woord, maarhet leverde meer op dan werken in Ekko. Bovendien traden wij toetot de redactie, zodat we zelf konden beslissen wiens stukkenwerden geplaatst (onze eigen artikelen) en natuurlijk ook de royaleredactietoelage kregen.

Via het blaadje dat al spoedig verre van linksig werd - kondenwe de wereld een heel klein beetje verbeteren. Zoals iedereen weetdie niet helemaal is gehersenspoeld, wordt onze universiteitbeheerst door een politiek-correcte consensus die het gemiddeldeVARA-programma een gewaagd statement doet gelijken; een paarschriftelijke afstraffingen waren dus op hun plaats. Zo schreven weeen essay waarin we het in Letterenkringen geliefdecomputerfiguurtje Lara Croft langs de feministische meetlat legden.Onmiddellijk reageerde het speciaal ter ere van ons opgerichteRadicaal Front Tegen Seksisme met een actie waarvan deFNV-gangsters nog veel kunnen leren: het redactielokaal van deMarge werd dichtgeplakt en beklad met de spreuk 'No Secsisme!' (letwel). Een groot gedeelte van de oplage van ons blad werd bovendienverdonkeremaand. Navraag leerde dat de daders tweeuitwisselingsstudenten-vrouwenstudies waren, die niet goed genoegNederlands kenden om de nuances in onze tekst te begrijpen, integenstelling tot bijvoorbeeld Theo van Gogh. Hij noemde ons zelfs"aardige rotjongens".

En ding hadden wij geleerd: er is zoveel intolerantie in ditlandje dat de provocaties een stuk harder moesten worden om door tedringen. Eldorado kwam langzaam maar zeker in zicht. Maar eerstmoest Van der Linden een moment van diep inzicht beleven...

30 januari 2001: de geboorte van Eldorado

Het was een mistige dinsdagochtend toen Van der Linden over HetSpui rondwaarde. Met geroutineerde hand pakte hij uit de bakken vannieuwscentrum Atheneum de nieuwe Propria Cures, het Amsterdamsestudentenblad dat al meer dan honderd jaar een kweekvijver vormtvoor columnisten als Henk Spaan en Theodor Holman. Terwijl hij hetexemplaar doorbladerde, verzuchtte hij: "Die jongens hebben hetgewoon gemaakt. Ze kunnen schrijven wat ze willen, zijnlegendarisch binnen de literaire wereld en worden nog gelezen ook.He man, ik begin gewoon mijn eigen tijdschrift. Fuck, hoe noem ikhet? Eefje? Anna? Marleen? Sandra? Kimberley? Suzanne? Lilith? Nee,zo gaan mijn kinderen al heten. De titel van een tijdschrift moetiets hebben van... vrijheid, van Dallas, wilde koeien en Cadillacsnatuurlijk. Eldorado. Hmm..." De zon scheen opeens.

5 februari 2001: de filosofie

Geen tijdschrift zonder filosofie en Eldorado vormde op dezeregel geen uitzondering. De filosofie was duidelijk: schrijven watwij willen zonder het juk van de polder-inquisitie. Van der Lindensogen gingen door deze gedachten glinsteren en hij sprong op eentafel: "Een stemverheffing binnen het fluisterend riet van deUtrechtse binnenlanden! Een neo-moderne..." Het jaartje filosofiein Tilburg begon hem op te breken. De Wreede gooit het GroeneBoekje naar zijn hoofd. Met filosofische prietpraat krijg jenatuurlijk geen geld. Van der Linden dacht terug aan het affiche ineen van de letterengebouwen van het U-fonds: Studenten Prijsvraag!Win 5000 gulden met een goed plan! Het deelnameformulier lag voorVan der Linden en De Wreede op tafel. Van der Linden begon wat tekrabbelen: Omschrijving: Maandelijks informeel periodiek in destijl van Propria Cures, echter appellerend aan de Utrechtse(universitaire) student. Doel : a: een brug slaan tussen De Uithofen het centrum; b: het informeel profileren van de UniversiteitUtrecht; c: de Utrechtse student een gevoel van academische alluregeven. Wat een gezeik. Dit moest wel werken.

14 februari en 31 maart 2001: de pegels

"Ja, hallo, met Lex van der Linden van Eldorado. Is mijnsubsidieaanvraag nog op tijd binnengekomen? ... Oh, dat is mooi,maar euh, kunt u mij soms even terugbellen, want mijn beltegoed isbijna op en mijn accu Hallo?" Geen tijdschrift zonder geld en dathet geld niet van Van der Linden zou komen, was wel duidelijk.Zaterdag 31 maart was het uur U daar. Althans, toen wisten Van derLinden en De Wreede inmiddels dat Eldorado niet een van de winnendeprojecten was. Van der Linden wilde echter weleens weten wat voorbriljante ideen dan wl met de eer en vijf mille gingen strijken.Hij toogde die zaterdag dan ook met zijn meest literaire vriendinJacinthe V. naar het Academiegebouw. Aldaar vernamen zij dat eenvan de winnende ideen 'meer groen op De Uithof' was. Een ander was'een spelletjesprogramma voor de hele universiteit', wat zoongeveer neerkwam op heel erg veel schaakborden. Als troost boodJacinthe Van der Linden honderd kopjes koffie aan. Hij moestoppassen niet verliefd te worden. De dag erop besloot Van derLinden dat Eldorado hoe dan ook 5 december 2001 zalverschijnen.

Mei 2001: het heden

Van der Linden zoekt nog eens op zijn GSM het nummer van hetU-fonds op. Hij wil hen bellen voor een afspraak over een regulieresubsidieaanvraag, maar denkt weer aan schaakborden. De Wreede zittegenover hem, iets op te schrijven. Van der Linden kijkt diep ineen restje espresso en begint te denken dat hij de Woody Allen vande tijdschriften is. De Wreede kijkt even op van zijn volgeschrevenbierviltjes, ziet een serveerster langslopen en roept: "Lekkerwijf!" Ze zijn gelukkig.

Lex van der Linden en Jaap de Wreede

U-raadsleden strijden tegen kiezerscepsis en onzichtbaarheid: 'Klagen kan iedereen'

U-raadsleden strijden tegen kiezerscepsis en onzichtbaarheid:'Klagen kan iedereen'

Het U-blad sprak met twee studentleden en tweepersoneelsleden die zich dit jaar voor de universitaire democratiehebben ingezet: Jerry Windhouwer, medewerker arbozaken van defaculteit Sociale Wetenschappen, Vivien van Geen, docent indiezelfde faculteit, Jeroen Hovens, student ruimtelijkewetenschappen en Linda van der Wal, studente sociale wetenschappen.Zij vertellen op deze pagina's hoe zij tegen het hoogsteinspraakorgaan van de universiteit aankijken. "Je kunt niet allesbereiken in een jaar, zeker niet in een U-raadsjaar."

Resultaten

Eerst maar eens iets over jullie wapenfeiten van hetafgelopen jaar. Zou er in de universitaire wereld zonder de U-raadiets anders zijn geweest dan het nu is?

Van Geen: "Reken maar. Neem bijvoorbeeld de medewerkersmonitor.Oke, vage plannen in die richting waren er al en vroeger of laterzou het er misschien toch wel van gekomen zijn. Maar dat er al ditjaar een monitor is verschenen, is echt het gevolg van hetlangdurig drammen van de U-raad."

Dat klinkt aardig, maar is met die monitor ook echtgebeurd wat jullie beoogden?

Windhouwer: "Grotendeels wel, maar het belangrijkste isnatuurlijk wat er nu met de resultaten wordt gedaan. Het is nu nogte vroeg om daar iets over te zeggen. Wij starten iets op centraalniveau en vervolgens is het maar afwachten wat er in de faculteitenmee gebeurt. Wat dat betreft zullen we de vinger goed aan de polsmoeten houden."

En de studenten? Wat is het belangrijkste dat julliehebben bereikt?

Van der Wal: "Ja, dat is een lastige vraag. Jeroen, heb jij daargoede ideeen over?"

Hovens: "Het ontwikkelingsplan misschien, het meerjarenplan vande universiteit. Daar kwamen we heel vers inrollen, maar ik hebtoch het idee dat we daar als studenten zeker een positieve inbrenghebben gehad.

Van der Wal: "Ik weet eigenlijk niet of we dat wel zo goedhebben gedaan. Bij zo'n lange termijn planning is het toch handenklappen, tranen in de ogen en blij zijn, want het zijn allemaalgeweldige doelstellingen. We hebben volgens mij meer bereikt doorkleine puntjes steeds opnieuw aan te dragen, zoals onduidelijkhedenin een convenant, het aanstellen van een studentlid in eencommissie en een fonds voor internationale studenten. We hebben nogniet de toezegging dat er direct iets mee gebeurt, maartoch..."

Ook iets wat minder goed gelukt is?

Van Geen: "De afgelopen vijftien jaar zijn er ongeveer eenmiljoen woorden aan emancipatie gewijd, maar als ik eerlijk ben,moet ik toegeven dat de vordering op dat gebied nog ongeveer nulis."

Van der Wal: "Maar de vraag is: moet je alleen naar deresultaten kijken of gaat het bij een oordeel over het werk van deU-raad ook om de inspanning die geleverd is? Emancipatie is nueenmaal een moeilijk onderwerp. Ik vind dat wij, maar ook hetcollege van bestuur, wel degelijk forse inspanningen hebbengeleverd. Het heeft alleen nog weinig resultaat opgeleverd."

Van Geen: "Daar denk ik anders over. Ik vind dat je vooral opresultaten afgerekend moet worden. Het college praat veel overemancipatie, maar alleen al de samenstelling van het college zelfen bijna alle top-benoemingen waarbij zij rechtstreeks betrokkenzijn geweest, betreffen mannen. Daar hebben wij niets over tezeggen."

Invloed

Is de invloed van de U-raad eigenlijk niet te beperkt omgoed te kunnen opereren?

Van Geen: "Ik denk dat dat wel meevalt. Je moet alleen eenverschil maken tussen rechtstreekse en indirecte invloed. Ik hebgemerkt dat als je maar vaak genoeg je standpunt uitdraagt, dat jedan langzamerhand wel degelijk een bijsturing in het beleid krijgt.Dat bereik je overigens vooral door veel met ambtenaren te praten.Dat is volstrekt onzichtbaar werk, maar zeker zo belangrijk als watje in het openbaar in de U-raad kunt doen."

Van der Wal: "En als het dan gaat over wat er in de U-raad aande orde komt, moet je voortdurend keuzes maken. Bij elk agendapuntkomen er wel tien aanbevelingen vanuit de U-raad op het college vanbestuur af. En die worden uiteraard niet allemaal overgenomen. Dankun je wel zeggen: als jullie hier niet mee instemmen, stem ikjullie hele plan af. Maar daarbij moet je wel afwegen wat je echtbelangrijk vindt. In die zin sta je voortdurend voor het blok.Bovendien: als je 'nee' zegt tegen een plan, is het maar de vraagof je genoeg mensen van de U-raad meekrijgt. Ik heb bijvoorbeeldtegengestemd bij de begroting omdat het college een punt niet hadovergenomen dat ik heel belangrijk vond, maar uiteindelijk stemdede meerderheid toch voor."

Windhouwer: "In 1983 heb ik ook in U-raad gezeten en ik zie eenbelangrijk verschil. Toen had je meer het gevoel dat je echt aanhet besturen was. Nu mag je meepraten voorzover het college hettoelaat. Een bijkomend probleem is dat de invloed van het collegezelf ook niet zo heel groot is. Zij voeren beleid op hoofdlijnen,maar het echte beleid op de werkvloer wordt door de decanengemaakt. Je kunt je in de U-raad dus wel druk maken over zoiets alsbachelor-master, maar het is de decaan die bepaalt hoe het er in defaculteit uit komt te zien.

"Nu kun je zeggen dat dat geen probleem is, omdat op dat niveaude faculteitsraad de zaak controleert, maar het probleem daarvan isdat het voor faculteitsraadsleden weer moeilijk is om zich vierkanttegenover bestuur op te stellen. Dat de faculteiten in Utrecht zozelfstandig zijn en zoveel macht hebben, maakt het voorU-raadsleden lastig om veel concrete en duidelijke punten tescoren."

Onzichtbaar

Vaak wordt er geklaagd dat de U-raad zo onbekend is. Zouhet niet helpen als de leden zich eens wat harder zoudenopstellen?

Van der Wal: "Ik denk dat je er niets mee bereikt om de heletijd keihard te roepen dat dingen slecht zijn. Af en toe kun jezeuren, zeggen dat iets heel erg beroerd is, maar daarna moet jetoch komen met voorstellen om de zaak te verbeteren."

Hovens: "Wat moeilijk is uit te leggen aan studenten, is hetniveau waarop je hier werkt. De U-raad is onzichtbaar voorstudenten, maar het college van bestuur is net zo onzichtbaar. Geenstudent weet wie ze zijn, wat ze doen en waar ze over beslissen.Wij werken op hetzelfde niveau, dus ook van ons weten veelstudenten het niet. Dat is echt een probleem waar je tegenaanloopt."

Maar moeten jullie je als studentenfractie dan niet veelharder maken voor concrete zaken als slechte collegezalen of meerkamers in plaats van over onbegrijpelijke dingen als convenanten ofontwikkelingsplannen? Dat interesseert studenten tochniets?

Hovens: "Natuurlijk krijg je soms de vraag of je bepaalde dingenniet even kunt regelen. Bijvoorbeeld het probleem dat deintroductie van de universiteit samenvalt met die van faculteiten.De vraag is: kunnen wij daar iets mee of moet dat op een anderniveau geregeld worden? Toen ik in de U-raad kwam, wist ik dat ikop een hoger niveau moest gaan zitten. Zo werkt het daar nueenmaal. Het is niet zo dat je zegt: die collegezaal is slecht endaar moet wat aan gebeuren. Nee, in de U-raad moet het gaan om allecollegezalen tegelijk."

Van der Wal: "Dat is weer het probleem van de U-raad. Er zijnhelaas een hoop praktische dingen waar wij niet over gaan."

Achterban

Hoe goed onderhouden jullie contact met jullieachterban?

Van Geen: "Met mijn achterban heb ik geen formele of geregeldecontacten. Ik maak bekend dat ik me verkiesbaar stel, roep weleenseen groepje bijeen om over een bepaald onderwerp te praten, snijmet collega's discussies aan en neem hun inbreng mee. Ik reageermet aandacht op suggesties, want mensen weten me wel degelijk tevinden."

Van der Wal: "Een cynisch grapje is dat je achterban zo groot isals je met z'n twaalven persoonlijk mensen kent. Dus 12 x 250 ofzo.Dat zijn ook de mensen die gaan stemmen. Vandaar dat de opkomst inkleine universiteiten procentueel hoger ligt. Maar natuurlijkoverleggen wij met facultaire studentengroepen en met allerleiandere studentenorganisaties zoals ISO, LSVb en de koepels van deverenigingen. Dat loopt niet allemaal even goed, maar dat heeft ookmet bekendheid te maken. Maar ik vind dat studenten ook zelf kunnenzoeken wat de kanalen zijn. Alleen klagen kan iedereen."

Hovens: "We hebben het er wel over hoe we het contact met deachterban kunnen vergroten. Formeel heb je als U-raadslid totaalgeen verplichting. Het is puur en alleen de morele verplichting dieik voel om me er zo'n twintig uur per week voor in te zetten. Watdat betreft is het heel anders dan een bestuur van een verenigingof organisatie. Daar leg je verantwoording af aan de leden, maarwij vertegenwoordigen met z'n twaalven ruim twintigduizendstudenten."

Stemmen

Een minderheid van de universitaire gemeenschap heeftmaar interesse voor de verkiezingen. Bovendien is het moeilijk ommensen te vinden. Zou het niet beter zijn om het stemmen af teschaffen als er toch niets te kiezen is?

Hovens: "Wat mijn betreft wel. Ik zie niet in waarom er meerderefracties moeten zijn. Het UOO waar ik inzit is geen partij maar enoverlegplatform. Iedereen mag daarvoor solliciteren. Uiteraardblijft dat binnen het actieve studentencircuit, alleen die mensenstellen zich beschikbaar. Of dat erg is, daar kun je verschillendover denken. Iedereen binnen het UOO mag zijn of haar eigen meninghebben, dus je kunt hoogstens stemmen op een persoon, niet op eenpartij."

Van der Wal: "Ik vind dat die verschillen er wel degelijk zijn.Alle studenten staan er natuurlijk voor om de universiteit in alhaar facetten zo aangenaam mogelijk te maken, maar de verschillenzijn er wel. Al zou ik het prima vinden dat iedereen op een lijstkan aangeven wat zijn of haar persoonlijke speerpunten zijn.Afschaffen van verkiezingen vind ik niet goed, want nu word jegedwongen jaarlijks na te denken over wat je met de U-raadwilt."

Windhouwer: "Onder personeelsleden zijn amper mensen te vindendie het nog willen doen. Dan valt er weinig te kiezen. Het zoubeter zijn om gewoon weer op personen te stemmen in plaats van tewerken met kiescolleges."

Oordeel

Terugkijkend op een jaar, of voor de personeelsleden:twee jaar, U-raad. Was het leuk en zou je het, alles in ogenschouwnemend, weer doen?

Van der Wal: "Ik zou het zeker weer doen omdat ik steeds meerhet idee heb dat je wat kunt bereiken. Soms is het verdomd lastig,maar je zit er ook niet om jezelf op je borst te kloppen, je zit erom iets te bereiken."

Hovens: "Ik zou, puur persoonlijk, liever proberen op een lagerniveau iets te bereiken. Voor mijn gevoel kon ik daar wat meer.Feit is dat je in een opleidingscommissie dichter bij studentenstaat. Dan gaat het om klote-apparatuur of rotzaaltje, dat idee. Ikheb mezelf afgevraagd: wat zijn voor mij de momenten dat ik echtzingend rondloop? Dat zijn de momenten dat ik met ambtenaren praat,dat je in de marge bezig bent en niet alleen met grote lijnen.Bijvoorbeeld met het veiligstellen van de randvoorwaarden bij deinvoering van het bachelor-mastersysteem. Dat is fantastisch."

Van Geen: "Ik heb me voor de tweede keer verkiesbaar gesteldomdat ik er van overtuigd ben dat zo'n grote organisatie die draaitop processen met mensen goede communicatie moet hebben tussenwerkvloer en top. Normaal gesproken spreekt de top met decanen ofmet hoogleraren, maar dieper in de organisatie komen ze niet endaardoor gaat heel veel informatie verloren. Bovendien vind ik hetook nog leuk om te doen. In mijn faculteit is er geen enkele plaatswaar ze naar me moeten luisteren. Als ik wat zeg, wachten ze braaftot ik klaar ben, maar verder gaan ze door met het maken van eigenbeleid en onderlinge deals. Sinds de MUB wordt naar gewone docentenniet meer geluisterd."

Windhouwer: "Ik loop eerlijk gezegd eigenlijk nooit zingend rondin de U-raad. Daarvoor ben ik te vaak ontevreden over hoe eenbesluit tot stand is gekomen. Ik zou het prima vinden als iemandmijn taak overnam, maar er moet wel iemand zitten omdat hetbelangrijk is om je invloed, hoe klein die ook mag zijn, wel uit teoefenen."

Erik Hardeman / Christie Hofmeester

Bibliothecaris Bas Savenije en 'het einde van het boek'

Na alle consternatie over de hoge kosten van denieuwe Universiteitsbibliotheek rest de vraag of er in het digitaletijdperk nog wel behoefte is aan zo'n prestigieus boekenpaleis.Bibliothecaris Bas Savenije vindt van wel. "Ik verwacht overigenswel dat dit de laatste nieuwe universiteitsbibliotheek is die ooitin Utrecht zal worden gebouwd."

Hoewel de echos van de felle debatten over de prijs van denieuwe universiteitsbibliotheek nog in heel Utrecht naklinken, isde rust rond het ontwerp van architect Wiel Arets zelf inmiddelsweergekeerd. Nadat de Universiteitsraad in maart met forse tegenzinde verhoging van de bouwsom met rond vijftig miljoen had geslikt,zijn onlangs bij wijze van proef de eerste palen met dreunendgeweld de grond in gejaagd. Deze zomer zal de bouw daadwerkelijkvan start gaan, waarna de langverwachte nieuwe bieb zijn poorten in2004 moet openen.

Een vraag die in alle commotie rond de hoge bouwprijs naar deachtergrond verdween, is of er in het huidige tijdsgewricht nog welbehoefte is aan een bibliotheek van klassieke snit. Wie zit er nogte wachten op een tempel van het boek in een tijd waarin depotentile gebruikers hun informatie voor het leeuwendeel van hetnet halen? Natuurlijk, de bibliotheek bezit enorme hoeveelhedenboeken die nooit on line beschikbaar zullen komen. Maar is hetgerechtvaardigd om voor die nog maar zelden geraadpleegde werkjeszon duur gebouw neer te zetten, was een veelgestelde vraag. Voor deboeken die niet in een van de acht Utrechtse vakgebiedsbibliothekenstaan, volstaat een goedkoop magazijn toch ook? En de oude drukkenwaaraan de centrale bibliotheek een deel van zijn bestaansrechtontleent, komen waarschijnlijk zelfs beter tot hun recht in hetmuseum aan de Lange Nieuwstraat, tussen de andere oude spulletjesvan de universiteit.

Resteert het argument dat de bouw van een nieuwe bibliotheek eenuitgelezen kans vormt voor het creren van studieplaatsen in DeUithof. Dat is zonder meer waar, maar, vragen sommige critici zichaf, zou het niet beter zijn om nu de kans zich voordoet meteen maarwat nadrukkelijker voor de toekomst te kiezen? Hebben studentenstraks niet meer baat bij een tot in de puntjes uitgerustedigitheek dan aan een traditionele bibliotheek ook al staat die voleigentijdse PCs? Met het Educatorium is indertijd gekozen voor eenopzet (een gebouw met grote collegezalen) die van meet af aan dooronderwijskundigen werd bekritiseerd en die nog voor het eind van debouw ook inderdaad achterhaald bleek. Dreigt de geschiedenis zichmet de nieuwe UB niet te herhalen?

Ontmoetingsplaats

Bas Savenije, universitair bibliothecaris en bouwgemachtigdevoor de nieuwe UB, kent de kritiek maar al te goed. Sterker nog, inde zomer van 2000 schreef hij in het blad 'Informatie Professional'een provocerend artikel onder de kop Haalt de bibliotheek het eindvan de eeuw?, met als opmerkelijke conclusie: de essentie van debibliotheekfunctie in de toekomst is het geavanceerd toegang biedentot informatie die elders ligt opgeslagen . op een zodanig directemanier dat de bibliotheek als tussenstation nauwelijks of nietherkenbaar is. De bibliotheek moet zich als het ware alsonzichtbaar profileren. Is dat niet een wat merkwaardige opstellingvoor iemand die van het college van bestuur de opdracht heeftgekregen om in De Uithof een gezichtsbepalend gebouw met eenkrachtige uitstraling neer te zetten?

Savenije glimlacht bij het teruglezen van zijn tekst. Hij staatnog steeds volledig achter de inhoud, maar waarschuwt dat het gaatom zijn visie op een toekomst die nog minstens dertig jaar of zelfsverder van ons weg ligt. En in de tussentijd moet Utrecht toch echtiets doen aan de onhoudbare situatie van de centrale bibliotheekaan de Wittevrouwenstraat.

"Ons grote probleem is dat we hier in een weliswaar fraai maarveel te klein en ook behoorlijk uitgeleefd gebouw zitten. In feiteis dit geen bibliotheek maar een boekendepot met een luik omaanvragen te doen en met wat lees- en studieruimtes. Daar komt bijdat we in de stad nog vier andere panden in gebruik hebben, wat eensnelle dienstverlening vrijwel onmogelijk maakt. Het wordt echthoog tijd dat aan deze toestand een einde komt en dat is op dehuidige plek onmogelijk. Vandaar dat al in het begin van de jarennegentig is gekozen voor nieuwbouw in De Uithof.

"Nu kun je je afvragen op welke manier je dat wilt doen, maarvanaf het moment dat we met de planvorming begonnen heeft hetcollege van bestuur gehamerd op het idee om van de nieuwebibliotheek een van de centrale gebouwen te maken van deUithof-campus. Het moest een levendig gebouw worden met uitstralingen met een duidelijke publieksfunctie. En dus, zeg ik er meteenbij, met een open opstelling van boeken. Vandaar dat we ervoorhebben gekozen om de BCU, de vakgebiedsbibliotheek van socialewetenschappen, ruimtelijke wetenschappen, theologie en filosofienaar het nieuwe gebouw te laten verhuizen.

"Dat hadden we ook niet kunnen doen. Even afgezien van dehuisvestingsproblemen van de BCU hadden we dan inderdaad kunnenvolstaan met een simpeler en goedkoper gebouw met een groot depoten studieplaatsen voor studenten Maar dan was er geen sprakegeweest van een bibliotheek als centrale ontmoetingsplaats zoalsdie het college van bestuur en ook mij trouwens voor ogenstaat."

Op de vraag of de mede door hemzelf gestimuleerde snelleontwikkelingen op ICT-gebied de visie van het college niet dreigenin te halen, antwoordt Savenije ontkennend. "Ik ben ervan overtuigddat de digitalisering van informatie de komende tijd een grotevlucht gaat nemen. Bij de wetenschappelijke tijdschriften kun jedat al duidelijk zien. Maar tegelijkertijd voorspel ik dat met nameboeken zeker de eerste vijftig jaar nog een belangrijke rol in hetonderwijs en het onderzoek zullen blijven spelen. In mijn artikelin 'Informatie Professional' voorspel ik niet voor niets datbibliotheken in de vorm van fysieke gebouwen nog een groot deel vandeze eeuw nodig zullen zijn, niet alleen als depot, maar ook alsplaatsen waar boeken en tijdschriften worden geraadpleegd engeleend. Omdat die functie nauw samenhangt met de functie vanontmoetingsplaats vind ik het alleszins redelijk dat er nog n keerveel geld wordt uitgegeven om een mooie bibliotheek in De Uithof tebouwen. Maar ik verwacht wel dat dit de laatste nieuweuniversiteitsbibliotheek is die ooit in Utrecht zal worden gebouwd.Want dat er over honderd jaar nog bibliotheken bestaan, nee, datzit er, denk ik, niet in."


De bibliothecaris over uitgevers en boeken:

Over uitgevers:

"Mijn verwachting is dat de uitgevers zich zullen terugtrekkenuit de wetenschappelijke publicaties. Voorlopig doen we weliswaarhele goede dingen in kleinschalige samenwerkingsprojecten, ook metuitgevers, waarin we veel van elkaar leren. Maar als je nu bedenktwat het hele systeem van uitgeven, abonnementen enbeoordelingssystemen allemaal kost, moet je je afvragen of het zinheeft die stroom op grote schaal vol te houden. Wat mij betreft magdat traject meteen overboord.

Dan ontstaat er chaos, dat weet ik wel, maar de ordeningontstaat van daaruit doorgaans vanzelf. Dan zien we wel wie daareen belangrijke rol in gaat spelen. De voornaamste rol dieuitgevers momenteel in de wetenschappelijke literatuur vervullen,is de kwaliteitswaarmerking die vervolgens een rol speelt bijonderzoekbeoordelingen. Maar bundeling van artikelen in de vorm vantijdschriften is buiten het gewicht van zon bundeltitel nergensgoed voor. Discussieteams en wetenschappelijk verantwoorde panelszijn ook via internet uitstekend op te zetten. Wat mij betreftregelen de wetenschappelijke instellingen zelf de logistiek, deplaatsing en de kwaliteitsbewaking.

Over het boek:

"Het is echt een idiote gedachte dat het boek blijftvoortbestaan. Toen de fax kwam stopten we toch ook mettelexberichten? Een boek heb je vanwege de vorm, niet vanwege deinformatie; als we betere vormen bedenken om die informatie teverwerken en toegankelijk te maken, heb je die oude vorm niet meernodig. Ik verwacht dat er met een jaar of tien, vijftien, een goedetechnische oplossing is voor het lezen van digitale documenten.Tegen die tijd zal het boek in zijn huidige vorm welverdwijnen."

De twee citaten komen uit het onlangs in SurfnetBulletin verschenen artikel 'Savenije neemt afscheid van hetboek'.

Erik Hardeman

Nieuwe alcoholwet heeft geen grote gevolgen voor studentenkantines: 'Als je helemaal laveloos bent, kom je niet meer thuis'

Nieuwe alcoholwet heeft geen grote gevolgen voorstudentenkantines: 'Als je helemaal laveloos bent, kom je niet meerthuis'

"Tijdens de karateles mogen we niet met elkaar praten, dusdrinken we na afloop samen een biertje", verteltpsychologiestudente Christa van Mierlo. Van Mierlo is iederedinsdagavond in het sportcafe Olympos in de Uithof te vinden. Zedrinkt bier want cola vindt ze niet lekker.

Frisdrank schijnt na het sporten een vol gevoel te geven endaarom kiezen veel sporters voor een biertje. Dat is in Olymposvrijwel iedere avond duidelijk te zien. Er wordt door de verzameldestudenten stevig doorgedronken. Op vrijwel alle tafeltjes staat eenjuk, de Olympos-aanbieding, een kan met tien biertjes. Guido vanden Bos die met zijn team 'Keihard de Lekkerste' al jaren meedoetaan de interne volleybalcompetitie heeft de afgelopen jaren denodige uren doorgebracht in de kantine van het sportcentrum. Hijwindt er geen doekjes om: "Het is eigenlijk een avondje stappeninclusief een wedstrijd, we gaan regelmatig kachel naar huis".Afgestudeerd geoloog Van den Bos werkt tegenwoordig, dus meestal ishij om een uur of elf weg, maar vroeger haalde hij steevast desluiting van de bar om half een.

Nekslag

Al dat drankgebruik in sportkantines, vooral door jongeren, isde minister een doorn in het oog. En daarom is de drank- enhorecawet veranderd. Het oorspronkelijke plan was om desportkantines volledig droog te leggen. Maar het missen van debarinkomsten zou de nekslag voor veel verenigingen betekenen. Demeeste sportkantines worden gedraaid door vrijwilligers zonderhorecadiploma's. En de nieuwe wet, die vanaf november van krachtis, eist nu dat twee mensen per vereniging een diploma socialehygine halen. Zo'n cursus kost ongeveer tweehonderd gulden en leertbarkeepers om verantwoord om te gaan met alcoholgebruik. Bovendienmoeten de verenigingen een alcoholontmoedigingsbeleid gaanvoeren.

De studentenroeiverenigingen Orca en Triton hebben een clubhuismet een eigen mensen achter de bar. Orca is overigens financieelniet afhankelijk van de baromzet, want roeivereniging en bar zijnvan elkaar losgekoppeld. Beide roeiverenigingen moeten hunvrijwilligers nog laten opleiden. De Orca-vrijwilligers krijgen opdit moment al instructie, maar daar leren ze vooral hoe de tap ende kassa werken.

De Stichting Orca Bar is druk bezig om uit te zoeken, wat er nuprecies moet gebeuren. Een paar telefoontjes naar de gemeentehebben vooralsnog weinig duidelijkheid verschaft. Waarschijnlijkzal het erop uitdraaien dat twee bestuursleden van de barstichtingeen diploma Sociale Hygine gaan halen, vermoedt voorzitter van diestichting Nienke Wiersma.

Over het algemeen vinden er geen drinkgelagen plaats in deOrca-kantine, zegt Wiersma. Eigenlijk wordt er maar twee keer perjaar stevig gedronken en dat is als de wedstrijdroeiers in en uittraining gaan. Dat feestje staat echter onder verantwoordelijkheidvan het Orca-bestuur en dat heeft altijd auto's klaar staan om doordrank gevelde clubhelden snel af te voeren. "Ik kan me geen enkelincident met drank herinneren", zegt Wiersma.

Sociale controle

Ook in Olympos staan leden van de sportverenigingen achter debar. Maar dat is de enige overeenkomst met een sportkantine. Hetcomplex heeft een sportcafe dat is aangesloten bij de stichtingMesacosa. De problemen die al die vrijwilligerskantines hebben,kent het Olympos-cafe niet, vertelt Arie Raterink. Raterink isdivisiemanager bij het Facilitair Bedrijf Utrecht. Het FBU pacht dekantine van Mesacosa. Die leden van de studentensportverenigingenstaan er niet alleen voor de gezelligheid. Ze worden er ookneergezet door het FBU om de sociale controle te vergroten.

Het FBU heeft niets te maken met de nieuwe wetgeving. Deopeningstijden van het sportcafe zijn gelieerd aan sportieveevenementen. Maar verder is het een normaal commercieel bedrijf dataan de wettelijke voorschriften moet voldoen. Dat houdt in dat debelangrijkste personeelsleden in het bezit zijn van cafepapieren enhet diploma sociale hygine. Raterink verwacht dat zijn personeelgoed met dronkelappen kan omgaan. Zijn bedrijf heeft er verderbewust voor gekozen om alleen bier en wijn te schenken. "Als erongelukken gebeuren is er vaak sterke drank in het spel", weethij.

Maar Raterink heeft in zijn positie wel een goed zicht op dedrankomzet. "Ik wil de zaken niet mooier voorstellen dan ze zijn.Er wordt stevig gezopen", zegt hij kernachtig. Hij legt een grootdeel van de verantwoordelijkheid bij zijn klanten. "We hebben ookniet met snotneuzen te maken. Onze studerende bezoeker is nueenmaal gewend om grote hoeveelheden bier te drinken. Ze drinkenbovendien vaak met hun teamgenoten en er is altijd wel eentje diezijn kop erbij houdt."

Dat beeld wordt bevestigd door klanten als Christa van Mierlo."Je ziet hier nooit mensen die omvallen van de drank." Daar zijnook praktische redenen voor denkt zij. "Je zit hier overal vervandaan. Bijna iedereen moet een kwartier fietsen. Als je helemaallaveloos bent, kom je niet meer thuis." Assistent-bedrijfsleiderBerton zegt weinig anders dan zijn baas Raterink. "Er gebeurt hierzo weinig. Als het toilet een keer onder is gekotst hebben we hetdaar weken later nog over." Hij heeft inderdaad wel eens eenlastige klant, maar doet daar redelijk nuchter over. "Dat zijn vaakmensen die zonder drank op ook lastig zijn."

Jurgen Swart

Prof. dr. Wim van de Grind met emeritaat: 'Proefdier-activisten hebben een geexalteerd beeld van de natuur'

Prof. dr. Wim van de Grind met emeritaat: 'Proefdier-activistenhebben een geexalteerd beeld van de natuur'

"Ik zie dit als een promotie tot fulltime onderzoeker." Prof.dr. Wim van de Grind gaat niet achter de geraniums zitten na zijnemeritaat. Afgelopen april werd hij vijfenzestig, als universitaironderzoeker is het dan wegwezen geblazen. Een regeling waar hij hetgrondig mee oneens is. "Politici en bestuurders mogen zelf wetenwanneer ze weggaan, terwijl je als wetenschapper na jevijfenzestigste kennelijk hebt afgedaan."

Zo niet Van de Grind. Voor twee dagen per week blijft hijrondlopen op de afdeling Neuroethologie aan de faculteit Biologie.Hij voert geen experimenten meer uit, maar hij gaatcomputermodellen maken die het verwerken van visuele informatiedoor de hersenen nabootsen. Tijdens zijn wetenschappelijke loopbaanheeft hij onderzocht hoe licht dat in het oog valt, wordt vertaaldnaar zenuwsignalen en uiteindelijk in de hogere, bewuste delen vanhersenen terecht komt. "Toen ik begon maakte ik modellen vanzenuwcellen in het netvlies, het begin van de keten. Nu aan heteinde van mijn carrire maak ik modellen van het laatste stukje vande visuele informatieverwerking."

Van de Grind (1936) studeerde schakeltechniek aan de TU Delft,promoveerde in Utrecht bij de afdeling Fysica van de mens op dewerking van het netvlies en kwam in Amsterdam terecht bij hetSwammerdam Instituut. De helft van zijn tijd was hij daarhoogleraar, de resterende tijd was hij professor aan deUniversiteit van Berlijn. In 1987 begon Van de Grind aan zijnUtrechtse loopbaan. Hij trof een straatarme vakgroep aan, die altwee jaar zonder hoogleraar zat en waarvan de relatie met hetbestuur van de faculteit niet optimaal was. "De groep kampte met dena-effecten van de bezuinigingen van Deetman, at random waren ermensen weggesneden. Bovendien zaten ze in een laboratorium op deJan van Galenstraat. Omdat dat lab al lang op de nominatie stond omnaar De Uithof te komen, was het heel slecht onderhouden. Het lager verveloos en vervallen bij."

Excellent

Met de komst van Van de Grind ging er een frisse wind waaien.Voor zijn apparatuur uit Amsterdam bedong hij meteen een plaats opDe Uithof, de rest van de afdeling volgde binnen een jaar. "Hetwantrouwen tussen de faculteit op De Uithof en de mensen 'vandaarginds' op de Jan van Galenstraat was toen snel weg."

Daarnaast wist hij geld binnen te slepen, onder meer via deoprichting van het Utrechtse Biofysica Instituut. "De samenwerkingmet natuurkunde leverde ons drie ton op." Samen met prof.dr. JanKoenderink en prof.dr.dr. Stan Gielen uit Nijmegen stond hij aan debasis van de Stichting Neurale netwerken, waarvoor hij subsidiekreeg. Ook bij de NWO peuterde hij de nodige gelden los. Hetonderzoek liep als een trein en het resultaat was er naar. Bij delandelijke beoordeling van het biologieonderzoek door de VSNU in1999 kreeg Van de Grind met zijn groep een 'goed' voor kwaliteit eneen 'excellent' voor productiviteit.

Excellente productiviteit, het zou net zo goed op Van de Grindzelf kunnen slaan. Van zijn ruim zeventigurige werkweek besteeddehij ongeveer de helft aan onderwijs en het bestuur van de groep, derest van de tijd was voor de wetenschap. "Het is moeilijk aan tegeven wat ik verder precies gedaan heb als professor, maar het waswel een voltijdbaan. Vergaderen over onzinnige herstructureringendie vervolgens al dan niet doorgingen. Aanvragen beoordelen,overleggen met studenten en promovendi. Noem het maar'management'."

Sinds Van de Grind in 1965 startte met zijn promotieonderzoek,heeft hij zo'n 120 wetenschappelijke en enkele tientallenpopulair-wetenschappelijke artikelen op zijn naam staan. Ruimtwintig promovendi behaalden hun doctorstitel onder zijn hoede.Daarnaast bracht hij in 1997 het populair-wetenschappelijke boek'Natuurlijke intelligentie' uit. Een uitvloeisel van zijn onderwijsverplichtingen.

Rijbewijs

In het derde jaar van de studie biologie gaf Van de Grind, samenmet inmiddels emeritus hoogleraar Jan van Hooff, de collegeserieOrganismale intelligentie. 'Een menage a trois van filosofie,psychologie en biologie' heette de serie eens in een studiegids. Ophet raakvlak van deze vakgebieden vertelde Van de Grind daar overdenken, intelligentie en bewustzijn bij mensen n dieren. "Om hetleuk te houden nam ik elk jaar nieuwe onderwerpen op in de serie.In de loop van acht jaar had ik heel veel interessant materiaalverzameld. Toen kwam er een uitgever langs die zo gecharmeerd wasvan mijn sheets, dat hij vroeg of ik er geen boek van wilde maken.Omdat ik al het materiaal al had, heb ik het boek in drie maandenkunnen schrijven. En het verkoopt nog aardig ook."

Een boek over filosofie en psychologie geschreven door eenfysicus die hoogleraar is in de biologie. Het is Van de Grind tenvoeten uit: een erudiet persoon met een brede belangstelling. Maarook met - soms radicale - principes. Drie jaar geleden haalde Vande Grind opnieuw zijn rijbewijs, nadat hij bijna vijfentwintig jaarprincipieel geen auto had gereden. "Begin jaren zeventig woonde ikin Zaandam en om naar school te gaan moesten alle kinderen uit onzewijk een provinciale weg oversteken. De gemeente weigerdestoplichten aan te leggen, de kinderen moesten zelf maar voorklaar-over spelen. Terwijl in Nederland toen jaarlijks 3.600 dodenin het verkeer vielen! Sterker nog: wereldwijd zijn sinds deintroductie van de auto meer mensen in het verkeer om het levengekomen dan door oorlogen."

Maar onder druk van de almaar afnemende service van deNederlandse Spoorwegen - de NS sturen geen bagage meer na - en hetwegvallen van goede internationale verbindingen, besloot Van deGrind na vijfentwintig jaar toch maar weer een auto te kopen."Zonder auto raak je tegenwoordig aan de bodem van desamenleving."

Terroristen

In de jaren zeventig waren sommigen overtuigd antiauto, dehuidige tijd heeft zijn eigen radicalen, zoals de antivivisectiebeweging. Extremistische leden van dergelijke organisaties schuwengeweld tegen wetenschappers die proefdieren gebruiken niet. In hetVerenigd Koninkrijk zijn al aanslagen gepleegd op wetenschappers enzijn hun kinderen bedreigd. Van de Grind: "Ik begrijp wel dat alsje een bepaald standpunt hebt, je daar overal bevestiging van ziet.Maar toen ik antiauto was, legde ik toch ook geen bom onder de autovan mijn buurman. Binnen de antivivisectiebeweging zitten gewoonterroristen."

Natuurlijk gaan bommen te ver, maar Van de Grind heeft nogdiepere kritiek op de antidierproevenbeweging. "Deze activistenhebben een gexalteerd beeld van de natuur. Ze worden niet geremddoor kennis van hoe dieren leven. Leven is lijden. Natuurlijkmoeten we onnodig dierenleed voorkomen, maar als we zeggen dat ookverdriet en verveling 'pijn' betekenen, zoals Peter Singer vindt,dan kan een boer straks veroordeeld worden omdat zijn kippen zichvervelen."

Fundamenteel onderzoek naar de werking van de hersenen, zoals degroep van Van de Grind doet, is nodig om te begrijpen hoe dieren inelkaar zitten. Alleen dat soort onderzoek - in combinatie metgedragsonderzoek - kan antwoord geven op de vraag wat dierenervaren en welke dieren bepaalde vormen van bewustzijn hebben. Vande Grind: "Dat vind ik een betere motivatie voordierproevenonderzoek dan het maken van nieuwe geneesmiddelen.Medicijnen zouden niet de hoofdlegitimatie mogen zijn voor hetgebruik van proefdieren."

Rinze Benedictus

Duizend jaar Utrechtse markten in het Centraal Museum

Marktliefhebbers konden weer hun hart ophalen tijdensde vrijmarkt op Koninginnedag. Wie er nog niet genoeg van heeft kande komende maanden terecht in het Centraal Museum. Detentoonstelling Duizend jaar markten in de Domstad laat zien dathet oranjegekleurde megagebeuren in de noordelijke Utrechtsebinnenstad past in de rijke traditie van Utrecht alsmarktcentrum.

Op de Korte Lauwerstraat is de 23-jarige studentevrijetijdsmanagement Dafra van Engelen nog niet door haar koopwaarheen. Samen met zeven medebewoners van het studentenhuis op nummer15/17 verkoopt ze ook dit jaar tijdens Koninginnedag weer dingetjesvoor de deur. Dat zijn vooral kledingstukken en elk jaar levert datzon tweehonderd tot driehonderd gulden op. Dafra klinkt als eenroutinier en dat is ze dan ook. Ze komt al sinds haar twaalfde opde vrijmarkt. "Mijn tante woonde in dit huis, vandaar."

De vrijmarkt werd in juni 1982 voor de eerste keer opparticulier initiatief gehouden. Sinds 1983 vindt deze jaarmarktvoor en door gewone burgers op 30 april plaats in de noordelijkebinnenstad. De markt bewijst dat Utrecht nog altijd een bruisendmarktcentrum is. Uit vroegere tijden hebben de bloemenmarkt op deBakkersbrug en Oudegracht, de plantenmarkt op het Janskerkhof en delapjesmarkt op de Breedstraat - alle op zaterdag - overleefd. Enelke woensdag en vooral zaterdag krioelen op het Vredenburgduizenden kopers tussen kramen vol met fruit en groenten, noten,vis, vleeswaren, kaas, brood en gebak, tweedehandsboeken,muziekcassettes, videos en cds, gereedschap, fietsattributen en nogveel meer waren. Slechts weinigen van hen zullen zich realiserendat deze algemene warenmarkt pas van 1975 dateert. De oude marktwas allang verdwenen, maar kwam terug als een reactie op het in1973 geopende Winkelhart van Nederland Hoog Catharijne. VeelUtrechters bleken toch ook behoefte te hebben inkopen te doen op demanier van hun voorouders. Nog nieuwer is de boerenmarkt opVredenburg, op vrijdag, waar biologische producten te koopzijn.

Varkenmarkt

De opleving van het marktgebeuren in de binnenstad vormt hetsluitstuk van de tentoonstelling Duizend jaar markten in de Domstadin het Utrechtse Centraal Museum, die is opgezet door Jan Brugmanen Kaj van Vliet, samen met de museumconservator Stadsgeschiedenis,Renger de Bruin. Alle drie studeerden geschiedenis aan de UU. Deaanleiding voor de tentoonstelling is het boek over de geschiedenisvan de Utrechtse markten dat in 1995 verscheen, vertelt mede-auteurJan Brugman. "Het boek leende zich goed als basis voor eententoonstelling. Het dient dan ook als tentoonstellingscatalogus.Dat er meer dan vijf jaar zit tussen publicatie en tentoonstelling,heeft te maken met de lange noodzakelijke voorbereidingstijd en deingrijpende verbouwing van het Centraal Museum."

De tentoonstelling, die bestaat uit schilderijen, prenten,fotos, kaarten, manuscripten en uiteenlopende gebruiksvoorwerpen,laat zien dat Utrecht een millennium geleden al een belangrijkinternationaal marktcentrum was, waar kooplieden uit Engeland,Scandinavie en de Duitse Rijnsteden naartoe kwamen om hun waren teverhandelen op grote jaarmarkten. De scheepvaart was voor Utrecht,dat via rivieren in verbinding stond met zee, van groot belang. Detentoonstelling begint dan ook bij het Utrechtse schip, hetpronkstuk van het Centraal Museum, dat is gebouwd rond het jaar1000.

In 1122 werd de stad de trotse bezitter van stadsrechten. Laterkwam door het oprukken van Holland en de verzanding van de Vecht deklad in deze internationale handelsfunctie. Dat betekende niet datUtrecht economisch aan betekenis verloor. Utrecht kende veelnijverheid, die grotendeels voor de lokale markt produceerde, maarhet exporteerde ook leer en aardewerk. Voorts was de stad hetcentrum van het relatief welvarende Stichts-Hollandse platteland.Het aantal markten nam in deze periode toe, maar ze kregen eensteeds gespecialiseerder en regionaler karakter. Sommige Utrechtsestraatnamen herinneren nog altijd aan de fijnmazige marktstructuurvan vroeger: Ganzenmarkt, Vismarkt, Varkenmarkt, Paardenveld,Lijnmarkt.

Na 1550 werd Utrecht voorbijgestreefd door steden als Dordrechten Amsterdam. Na de zeventiende (gouden) eeuw zette verder vervalin, maar Utrecht bleef wel van betekenis als marktcentrum. Saillantaspect van jaarmarkten en kermissen is dat ze vroeger ook een soortwetenschappelijke functie hadden, vertelt Jan Brugman. "Daar warenallerlei rariteiten en nieuwigheden te zien, zoals vreemdsoortigeontdekkingen, nieuwe uitvindingen en bijzondere dieren. Pas lateris de elite zijn neus gaan ophalen voor jaarmarkt en kermis." Later(na de Eerste Wereldoorlog) is er wel de Jaarbeurs gekomen, waarsoms ook beurzen en exposities zijn op het terrein van (toegepaste)wetenschap en techniek.

In 1850 telde Utrecht nog altijd 29 markten. Wel veranderde defunctie van de markt. Er werd steeds meer verkocht van de producentaan de tussenhandel in plaats van aan de consument. In 1905 kwamdaar een nieuwe techniek bij: de veiling. Uiteindelijk is hetvooral de komst van de moderne winkel geweest die demaatschappelijke en economische betekenis van de markt heeftteruggedrongen. In de loop van de negentiende en twintigste eeuwwerd steeds meer in winkels verkocht aan de consument, eenontwikkeling die uiteindelijk is uitgemond in grote supermarkten,meubelboulevards aan de rand van de stad en de bouw vanbinnenstedelijke winkelparadijzen als Hoog Catharijne en recenterLa Vie.

Veilinghallen

Hoewel de komst van de vrijmarkt en de algemene warenmarkt enboerenmarkt op het Vredenburg de herwaardering van de binnenstadals marktcentrum weerspiegelt, vinden veel marktactiviteitenonverminderd buiten de stad plaats, zoals de vlooienmarkten in deVeemarkthallen in de Utrechtse Voorveldse polder of in de VleutenseVeilinghallen (de Zwarte Beurs in het weekeinde). Wat studente envrijmarktvrouw Dafra van Engelen betreft horen ze echter gewoonthuis in de open lucht, in de Utrechtse binnenstad. Voor dit soortfrequente, grootschalige vlooienmarkten is er, meentmedetentoonstellingssamensteller Jan Brugman, in de binnenstadechter onvoldoende ruimte. "Dat betekent namelijk mensenmassas enproblemen met parkeerplaatsen. Maar kleinschaliger markten zoudennatuurlijk leuk zijn, zoals bijvoorbeeld een vlooien- ofboekenmarkt op het Neude. Dat plein had vroeger ook een belangrijkemarktfunctie." Hij verwacht niet dat Utrecht daarin zelf hetvoortouw zal nemen, omdat de gemeente Vredenburg als het marktpleinziet. "Maar je weet natuurlijk nooit wat voor initiatief er uit debevolking opborrelt. Kijk maar naar de vrijmarkt."

Henk Boon

Duizend jaar markten in de Domstad is te zientot 1 juli in het Centraal Museum. In 1995 verscheen in deHistorische Reeks Utrecht (deel 19) Markten in Utrecht; van devroege Middeleeuwen tot nu van Jan Brugman, Hans Buiter en Kaj vanVliet. Uitgeverij Matrijs, Utrecht, ISBN 90-5345-065-3.

Grosse Bruder bij Unitas: drie dagen en nachten op elkaars lip

Grosse Bruder bij Unitas: drie dagen en nachten op elkaarslip

Zes Unitariers zitten van dinsdagochtend tot donderdagnacht metelkaar opgescheept. Hun habitat, een kamertje in het pand aan hetLucasbolwerk, is minder dan dertig vierkante meter groot. Behalveeen tap die continu open staat en een chemisch toilet op het dak -'onze gouden kooi', aldus de deelnemers - hebben ze niets danelkaars gezelschap. Drie camera's staan op hen gericht.

Deze studentenversie van BB (of Grosse Bruder, zoals het bijUnitas wordt genoemd) is georganiseerd door deactiviteitencommissie Hubsch. De zeven leden van de commissiehebben het zeker zo zwaar als de kandidaten. "We moeten dag ennacht in shifts op twee televisies opletten. Per dag monteren weeen uur, anders wordt het saai", zegt commissielid SimoneNelissen.

's Avonds zijn er uitzendingen in het pand voor alle leden.Daarbij wordt er genomineerd in een dagboekkamer en bepalen deleden door middel van gejuich wie eruit moet. Degene die alslaatste overblijft, verdient de hoofdprijs van 250 gulden."Waaromdoe je hier in godsnaam aan mee, vroegen mijn huisgenoten. Diebegrepen er niets van", vertelt deelneemster Laura Boudestein."Ach, als ik word weggestemd, kan ik vannacht weer lekker in mijneigen bedje slapen."

"Mijn huisgenoten zijn ook van Unitas, dus die komen allemaalkijken vanavond", zegt Gerard Buren, tweedejaars rechten. "Alleenvroegen mijn ouders toen ik het vertelde of ik dan geen collegeszou missen. Zelf vond ik Big Brother op tv een verschrikkelijkprogramma, maar dit vind ik prima."

In de kamer zijn horloges, mobiele telefoons, spelletjes, boekenen muziek streng verboden. Drank gelukkig niet. "Maar het gaatnatuurlijk niet alleen om de drank, het gaat erom elkaar te lerenkennen, een band te creren", geeft student sociologie Philippe deJong een verantwoord antwoord. Hij moet er zelf om lachen.

Net als op tv moeten de deelnemers opdrachten vervullen. "Echtopdrachten aangepast aan onze intelligentie", meent De Jong. "Maardat geeft niet. We hebben vandaag liedbundels in elkaar moetennieten voor een fles sterk. Die opdracht haalden we met glans, maarde fles bleek Martini met 15 procent alcohol. Dat is dus geensterk." De hele dinsdag zijn ze verder al bezig met het breien vaneen sjaal. Als die binnen een dag een meter lang wordt, krijgen zede dag erna een zogenaamde 'tientjesmaaltijd', de meest luxemaaltijd uit de Unitas-keuken. Studente psychologie Neeltje vanDoremalen: "Dit wordt een eindeloze breisessie, want dat ding wordtalleen maar breder en amper langer."

Psychologisch diepgaande gesprekken, onderlinge relaties enconfrontaties hebben nog niet plaatsgehad. Meligheid overheerst.Boudestein: "Zware gesprekken komen misschien later. Maar ja, weweten natuurlijk dat vanavond de hele vereniging meekijkt."

CH

Joannes Stalpart: een missionaris in eigen land

met uw' wellust

die al te ras vergaet

Aldus de heilige Lutgard in het aan haar gewijde heiligenlieduit de in 1634 verschenen bundel 'Gulde-Iaers Feest-dagen' van deDelftse priester Joannes Stalpart. Aan die liederenbundel, de meestvolledige en systematische in zijn soort, heeft historicus Charlesvan Leeuwen een fraai gellustreerd proefschrift gewijd, waarop hijvrijdag 11 mei in Utrecht promoveert.

Als de liederenbundel verschijnt heeft de reformatie zich stevigin de Nederlanden gevestigd. De katholieken zijn in de verdediginggedrongen en moeten hun diensten houden in huiskamers of pakhuizen,wat een openbare verering van heiligen en hun relikwien vrijwelonmogelijk maakt. Een van de weinige alternatieven vormt het lied,dat geen sporen nalaat en overal gezongen kan worden. Vandaar datStalpart besluit om voor de onder zijn hoede staande zusters vanhet Delftse Bagijnhof een liederenbundel samen te stellen metdaarin bijna 550 aan het leven van heiligen gewijde liederen.

Van Leeuwen maakt in zijn proefschrift een uitgebreide analysevan de teksten. Hij laat zien hoe de auteur de belangrijkstethema's van zijn tijd (de strijd tussen de kerken, de oorlog met deSpaanse bezetter) in de liederen verwerkt, maar hij legt vooral denadruk op het feit dat Stalpart met zijn heiligenliederen als hetware een vertaling heeft willen geven van de officiele leer van dekerk van Rome voor Nederlandse katholieken. In die zin beschouwt dezelf aan het Bagijnhof geboren promovendus de Delftse priester alseen missionaris in eigen land.

Hij gebruikte de verhalen van heiligen en dan met name van detalloze martelaren die voor hun geloof zijn gestorven als het wareals instrument om de katholieken in zijn omgeving een hart onder deriem te steken. De liederen moesten de gelovigen duidelijk makendat zij niet hoefden te wanhopen. Door vast te houden aan het enigware geloof en de door Stalpart geschetste modellen van heiligheidna te volgen, zouden ook zij de genade van hun grote voorbeeldendeelachtig kunnen worden, was de boodschap.

EH

Overspel? Een jaar vasten en geen seks

Te hard rijden? Honderd gulden boete. Door rood?Tweehonderd piek. In onze huidige maatschappij weet justitiehaarfijn welke boete bij welke overtreding hoort. In deMiddeleeuwen inde de Kerk de boetes. De boete voor een zonde werdbepaald aan de hand van 'boeteboeken'.

"De Middeleeuwer meende dat de meeste zonden voortkwamen uitteveel eten en drinken", vertelt universitair onderzoeker RobMeens. "Stel, je had overspel gepleegd, dan kon de straf zijn eenjaar vasten waarbij je ook moest afzien van seksueel verkeer. Nietdat de priester dat zelf ter plaatse verzon. Nee, hij kon datsimpelweg opzoeken in een boeteboek.

Meens is al heel lang gefascineerd door de vroege Middeleeuwen.Hij studeerde geschiedenis en promoveerde op een studie naarboeteboeken van de achtste tot de tiende eeuw na Christus. Nu wilhij dat een vervolg gaan geven met een veel uitgebreider onderzoeknaar boeteboeken in de tiende tot de twaalfde eeuw. Een nogonontgonnen gebied. Onlangs kreeg hij de Vernieuwingsimpulstoegewezen: een subsidie van anderhalf miljoen gulden voor jonge,dwarse en onorthodoxe onderzoekers. Hij had daarbij behoorlijkeconcurrentie, want alle wetenschapsgebieden mochten meedingen naardie prijs.

De historicus overtuigde de toewijzingscommissie van het dwarseen onorthodoxe van zijn onderzoek. Hij vindt zijn insteek in hogemate anders dan wat er tot nu toe is gedaan op dit gebied. Invoorgaande projecten werd altijd f alleen gekeken naar decultuurhistorie f alleen naar de tekst op zich. De teksten zijnnooit onderzocht in de context waarin ze zijn verschenen, terwijldat voor de interpretatie ervan juist heel belangrijk kan zijn.Eigenlijk is het onorthodoxe in ons onderzoek dat we ons de vraagstellen: hoe moet je zon tekst lezen? Vooral het woord hoe isdaarbij erg belangrijk. De combinatie van cultuurhistorischonderzoek en een bepaald handschrift kan namelijk heel veel zeggenover de normen en waarden van een bepaalde streek. Aan het eindevan de achtste eeuw kwam er onder invloed van de Karolingischevorsten een enorme ontwikkeling in het culturele leven en zijn erveel van dat soort teksten ontstaan.

Meens zal in zijn onderzoek nog vele handschriften zelf moetengaan ontleden. De meeste teksten zijn weliswaar in de negentiendeeeuw gepubliceerd, maar op een wijze die wetenschappelijk nietbijzonder verantwoord is. Ons onderzoek zal zich specifiek richtenop tiende- tot twaalfde-eeuwse teksten, want eigenlijk zijn die nognooit goed onderzocht. In eerste instantie gaan we de handschriftenin hun context onderzoeken. De vraag die daarbij centraal staat ishoe de ene tekst zich verhoud ten opzichte van de andere tekst.Daarna proberen we een wetenschappelijk verantwoorde transcriptievan wat er staat te maken en tenslotte volgt nog eenbronnenonderzoek. Dat is de technische kant van de zaak. Vervolgenswillen we een interpretatie maken van wat we eigenlijk onderzochthebben. Wat zijn bijvoorbeeld de cultuurhistorische aspecten of dehistorische ontwikkelingen waarin we de tekst moeten plaatsen?

Honing

De historicus is inmiddels al op tal van opmerkelijke vondstengestuit. Men maakte in de Middeleeuwen een onderscheid tussen reinen onrein. Die zogenaamde onreinheid hoefde niet per definitienegatief te zijn, maar was wel altijd bijzonder. Zo is er debepaling dat men op zon- en feestdagen geen seksuele gemeenschapmag hebben. In verhalen wordt er met nadruk op gewezen dat een kinddat op zon dag verwekt is, mismaakt ter wereld komt. In hetZwitserse Sankt Gallen was het voorgekomen dat een kind tegen datgebod in op Paasnacht was verwekt. De ouders waren voorbeeldigemensen en gingen meteen bij de priester te biecht. Dat kind werduiteindelijk een heilige geestelijke. Het feit dat het kind nietmismaakt ter wereld was gekomen en juist met Pasen was verwekt wasnatuurlijk al een teken aan de wand. Een ander voorbeeld is debepaling die zegt dat, als een bij een mens gedood heeft, je diebij eerst dood moet maken voordat je de honing mag eten. Het isdaarbij ook nog van belang dat de bij na de dodelijke steek nietmeer in aanraking is geweest met de honing. In dit geval zag men deonreinheid als iets besmettelijks. Toch meldt dezelfde bepaling datde onreine honing ook weer medicinaal kan werken. Ja inderdaad,soms kan het allemaal heel onlogisch overkomen.

Dit denken lijkt primitief, maar ook vandaag de dag vind jevoorbeelden van dit soort denken. Stel ik koop nieuwe schoenen,nooit op gelopen, helemaal schoon, en zet ze op een gedekte tafel.Iedereen zal zoiets hebben van: dat is raar. Het hoort niet, maareigenlijk is het onlogisch. Nog zoiets: waarom eten we wel koeien,maar geen honden of poezen? Ik hoorde een tijdje geleden dat men inZwitserland verbolgen was over het feit dat in China St.Bernhardshonden worden gefokt voor consumptie. Onze manier vandenken is hier dezelfde als de middeleeuwse. Bepaalde diersoortenzijn anders, in dit geval omdat ze in ons huis leven en daarom toteen hogere orde behoren.

Infanticide

Er is per streek een enorme verscheidenheid aan bepalingen.Juist die verscheidenheid zegt iets over de streekcultuur. Ook inonze streek zijn bepalingen te vinden die nergens anders voorkomen.Het gaat hier om een zeer uitzonderlijke tekst die onder meerinfanticide behandelt. Dat wil zeggen dat men bepalingen heeftgemaakt over het al dan niet accepteren van een kind na degeboorte. De moeder mocht het kind verstoten tot het moment vanzogen. Had het kind echter al voedsel gehad, dan moest de moederhet op straffe van boetedoen accepteren. Ook kenmerkend voor onzestreek is de bepaling dat Christenen niet mee mogen helpen bij hetverbranden van heidense doden. Op het grondgebied van het vroegereRomeinse Rijk kwam het cremeren van de overledenen niet voor. Datis de invloed van de Saksen en de Friezen geweest.

De Kerk vond die verscheidenheid in bepalingen natuurlijkhelemaal niks. De bisschoppen in het Karolingische Rijk hebben welgeprobeerd om een gemeenschappelijke tekst voor alle christenen teontwikkelen, maar zijn daarin niet volledig geslaagd. Er is nooitalgemene verspreiding geweest. Toch vind ik het verbazingwekkendhoe succesvol dat project toch was. Zie het als een fles diehalfvol of halfleeg is. Ik ben geneigd het van de positieve kant tebekijken. Er is veel geld en energie in het welslagen van dezeonderneming gestoken, maar het is naef om te veronderstellen dat indie tijd zoiets kon lukken.Vergeet niet dat er geen boekdrukkunstwas en dat de communicatie absoluut niet te vergelijken is met onzetijd.

Of de middeleeuwse mens zondiger was dan die van nu? Dat weet ikniet. Hoe meer er over geschreven werd, des te waarschijnlijker datde zonde vaak werd gepleegd. Ik vind het niet interessant om teweten dat bijvoorbeeld vijftig procent van de mensen overspelpleegde. Het gaat mij om de vraag: wat is overspel? En vooral:waarom vond men het zondig? Ik wil heel graag inzicht krijgen inhoe de cultuur in die tijd functioneerde. Hoe verschilt dieleefcultuur van de onze. Het boeteboek is een uitgelezen bron omdaar achter te komen. Het interesseert me enorm hoe anders het indie tijd was. En wederom met de nadruk op hoe. Sommigen roepen datde Middeleeuwen een donkere en barbaarse tijd was. Dat is nietalleen clichematig maar ook absoluut onwaar.

Bas Bruin