Achtergrond

AIESEC-congres in Joegoslavie: 'Het wordt er niet makkelijker op een oordeel te hebben'

AIESEC-congres in Joegoslavie: 'Het wordt er niet makkelijkerop een oordeel te hebben'

Carolijn Terwindt, Koen Gulen en Emma Patijn waren erbij inJoegoslavie. Ze hadden het zichzelf niet makkelijk gemaakt door perbus te reizen. "De heenreis duurde ruim dertig uur. We warenomringd door Joegoslaven uit Nederland en Duitsland die familiegingen bezoeken", vertelt Gulen. Nadat 'en passant' de kennis vande Joegoslavische volksmuziek flink was opgevijzeld was er deaankomst in Belgrado, waar alle leden van AIESEC zichverzamelden.

Patijn: "Je kon merken dat het congres heel belangrijk was,overal hingen billboards met aankondigingen ervan. Het was heteerste internationale congres sinds 1990, het werd officieelgeopend door de minister van Economische Zaken. Overal warencamera's, en president Kostunica had een brief geschreven die werdvoorgelezen."

Het congres, dat de naam EuroLDS (European LeadershipDevelopment Seminar) droeg, was bedoeld voor bestuursleden vanAIESEC. Patijn: "De discussies die we voerden waren eigenlijk heelzakelijk, maar 's avonds kon je met dezelfde personen bij wijze vanspreken in de polonaise lopen. Dat gaf een heel aparte sfeer."

De avonduren werden ook aangegrepen om te praten over andereonderwerpen dan AIESEC. Patijn: "In de statuten is vastgelegd datAIESEC een non-politieke organisatie is, maar in een land alsJoegoslavie draait alles natuurlijk om politiek. Je merkte het aldoordat er geen Scandinaviers, Amerikanen en Britten aanwezigwaren, zij hadden van hun regeringen geen toestemming om naarJoegoslavie af te reizen." Ook Milosevic was 's avonds onderwerpvan gesprek. Het werd ons duidelijk dat eigenlijk niemand inJoegoslavie hem nog steunde, op een paar mensen na," zegtPatijn.

Nog steeds onderhouden de deelnemers aan het congrese-mail-contact. Hierbij wordt gediscussieerd over actuele situatiesin de verschillende landen, maar worden voornamelijk de ontstanevriendschappen voortgezet.

Voor het congres werd de Nederlandse afvaardiging per autorondgeleid door de stad. Gulen: "We kregen ook de gebombardeerdegebouwen te zien, zoals de Chinese ambassade en de televisietoren.Het was absoluut niet zo dat de hele stad was platgebombardeerd,wat veel mensen denken."

Na het bezoek aan Belgrado vertrok het gezelschap richtingVrnjacka Banja, in het zuiden van het land. Daar vond het grootstedeel van het congres plaats. Door het congres ligt Joegoslavie voorhet gevoel niet meer aan de andere kant van de wereld, vindt Gulen.Terwindt vult aan: "Doordat we het land met eigen ogen hebbengezien kunnen we de dingen veel beter in de context plaatsen. Hetwordt er zo trouwens niet makkelijker op om een oordeel tehebben."

Gerben Timmer


Citaten uit e-mails:

Djurdjica Jojic, over Milosevic; 'I think it will be necessaryto send him to The Hague, but nobody's approving it, because, withexception of few Croats, there are only Serbs in that prison, andthat is not 'siding'?'

Aleksandar Vukovic, idem; 'Only when The Hague puts some chargeson NATO countries leaders, than we can send him to The Hague.'

Petak Bojan, over Macedonie; 'There aren't many things to dothat will change the situation, except to judge the Big Heads inthe western countries that have created a monster that they can'tcontrol. I'm talking about the Liberation Army of Kosovo.'

Florian Schwarz, over Macedonische media; 'Do you think acountry would stand a crisis like that if media brought bad thingsabout the own country? It's not 'bad' to make the others bad andthe own people heros, every country would do so...'

Een goede bobo kent zijn beperkingen: 'Je weet dat je een jungle binnenstapt'

Een goede bobo kent zijn beperkingen: 'Je weet dat je eenjungle binnenstapt'

In het groene boekje komt het woord niet voor, maar een bobo iseen sportbestuurder. Ook onze kroonprins wordt tegenwoordig in dekranten omschreven als bobo. En dat terwijl het woord volgens deVan Dale 'sufferd' betekent in het Sranantongo; 'later wordt heteen spottende benaming voor een belangrijk in blauwe blazer gekleedbestuurslid'. De bobo werd landelijk bekend toen Gullit zichtijdens het EK in 1988 openlijk blauw ergerde aan de feestendesportbestuurders.

De bekendste bobo binnen de universiteit is waarschijnlijk AndreBolhuis. Bolhuis, werkzaam bij tandheelkunde, was zelf tophockeyer.Hij is nu voorzitter van de hockeybond. In Barcelona en Atlanta washij chef de mission van de Olympische ploeg. Een van Bolhuis'voorgangers was farmacoloog Tjeerd Wimersma Greidanus. WimersmaGreidanus ziet terug op een bijzonder geslaagde carrire alssportbestuurder. Hij is op dit moment alleen nog voorzitter van hetNederlands Centrum voor Dopingvraagstukken. De voormalige roeierwas al bobo op de Spelen in 1968. In 1984 mocht hij als chef demission de Olympische ploeg leiden.

In het veel minder studentikoze dammen is de cultureelantropoloog Wouter van Beek actief. Van Beek was in zijn jeugd eenverdienstelijk dammer en schopte het tot voorzitter van dewerelddambond. Van Beek kwam de afgelopen maand in het nieuws omdathij het slachtoffer werd van een heus Russisch complot. Terwijl hijzelf de begrafenis van zijn schoonvader bezocht, werd hij alsvoorzitter weggestemd met behulp van landen die door de Russenopgetrommeld waren. Met steun van de andere bestuursleden wist VanBeek de aanvallen af te slaan. Hij is nu even demissionair, maarblijft waarschijnlijk aan.

Hun beweegredenen lopen niet erg uiteen. "Op een goed momentword je te oud om zelf actief te zijn en dan ga je coachen ofbesturen", zegt Wimersma Greidanus. "Je wordt gevraagd omdat jekennis van zaken hebt en bestuurlijke ervaring. En als je vansporten houdt is alles leuk wat met sport te maken heeft." VanBeek: "Je speelt zelf graag en je wilt iets terug doen." Van Beekis Afrikanist met als specialisatie West Afrika. Hij rolde via deorganisatie van een WK in Mali de internationale bond binnen.

Jungle

De avonturen van topbobo's als Huibregtsen bij het NOC*NSF enStaatsen bij de KNVB maakten duidelijk dat een sportbestuurderbehoorlijk afgebrand kan worden. Het dammen staat minder in deschijnwerpers, maar ook Van Beek wordt op dit moment geconfronteerdmet de keerzijde van de medaille. "Je weet dat je alsinternationaal sportbestuurder een jungle binnenstapt. Het is eenpolitieke functie. Je wordt nauwelijks gewaardeerd voor wat je goeddoet, maar wel afgerekend op wat je verkeerd doet." Toch geloofthij niet dat het bestuurswerk hem schade toebrengt. "Tot nu toeheeft het besturen en reizen een positieve invloed gehad op mijnwerk."

Wimersma Greidanus heeft geen negatieve ervaringen. "Het kannatuurlijk buiten je schuld een keer verkeerd gaan, maar ik denkdat de meeste mensen het aan zichzelf te wijten hebben. Je moet jebeperkingen kennen. Je moet het gebied dat je gaat besturen vanhaver tot gort kennen en je moet het vertrouwen hebben van demensen in die bond. Als je een functie aanneemt uit pure ambitie,loop je een vlotte kans dat het misgaat."

Volgens Wimersma Greidanus is er ook een belangrijk onderscheidtussen de amateur- en profsport. Hoe belangrijker het geld, hoegroter de risico's voor de bobo. Geld was inderdaad de oorzaak vande moeilijkheden van Van Beek. De Oost-Europese dammers verwachten,naar voorbeeld van de internationale schaakbond, een voorzitter dievoor een zak geld zorgt en het noodlijdende dammen uit de brandhelpt. Tijdens het laatste wereldkampioenschap was er niet eensprijzengeld. "Zo'n type president ben ik niet. Ik heb daar hetsalaris en de positie niet voor", zegt hij zelf. "Als er iemandlangskomt met een miljoen dollar voor het dammen, ben ik weg". VanBeek kijkt meer naar de lange duur. Hij heeft het dammen inmiddelsals sport aanvaard gekregen bij de internationale sportkoepel enhij werkt nu hard aan een erkenning door het IOC. Dat ziet hij alshet voornaamste doel van zijn voorzitterschap.

VIP-Vak

De belasting van het bobowerk is zwaar en de waardering is heelwisselend. "Ik heb veel vrienden aan de sport overgehouden", zegtWimersma Greidanus die jarenlang al zijn vakantiedagen opofferde.Maar een scheiding tussen de bestuurder en de sportet was ervolgens hem wel. "In mijn tijd noemden ze ons de blauwe blazers. Ikheb er altijd voor gezorgd dat ik een vertrouwensman was voor mijnsporters. Ik ging ook tussen de sporters op de tribune zitten enniet in het VIP-vak." Volgens Van Beek, die ook al vijf jaar nietop vakantie is geweest, is de tegenstelling tussen sporters enbestuurders fundamenteel. De speler heeft maar een belang en dat iszijn eigenbelang. Bovendien slagen de bobo's er onvoldoende in omde spelers duidelijk te maken wat ze nou eigenlijk doen, vindt VanBeek.

Jurgen Swart

Ruzie met de huisbaas: 'Je wilt tegenover jezelf niet toegeven dat je bang bent'

Ruzie met de huisbaas: 'Je wilt tegenover jezelf niet toegevendat je bang bent'

'Die hoerr niet aan die man geven, die hoerr niet aan die vrouwgeven'. Hoe vaak oud-kamerbewoner Stefan getuige is geweest van hetgesteggel tussen zijn voormalig huisbaas en -bazin kan hij zichnauwelijks meer herinneren. Aan het eind van iedere maandprobeerden de twee elkaar met voortdurende huisbezoekjes dehuurinkomsten af te vangen. Mevrouw K. zette haar pleit kracht bijmet larmoyante verhalen over de gokverslaving van haar man. MeneerK. greep steeds vaker naar bedreiging en intimidatie om zijnfinancieel gelijk te halen.

Stefan schakelde de wijkagent in, maar diens bemiddeling leiddetot niet meer dan een tijdelijke wapenstilstand. De boot was pasgoed aan toen meneer K. besloot een vrijgekomen kamer te betrekken.Vanaf dat moment hield meneer K. de boel als een kampbewaarder inde gaten.

Ten einde raad verruilde Stefan Pijlsweerd voor Lunetten. "Jewilt tegenover jezelf niet toegeven dat je bang bent", stelt Stefannu. "Je hebt ook geen zin om voortudrend met de huisbaas te ruzien,maar door dingen op hun beloop te laten, kun je uiteindelijk geenkant meer op."

Ruzie met de huisbaas, het verschijnsel is waarschijnlijk zo oudals kamerbewoning zelf. De positie van de huurder bij conflictenmet de verhuurder is in principe afdoende gewaarborgd. Praktijkenwaarbij een verhuurder zomaar een huurder op straat kon zetten,zijn door de wetgever uitgebannen. Daarnaast oefent deHuurcommissie controle uit op de huurprijs. Bij onenigheid kan deHuurcommissie de verhuurder verplichten de wettelijke normen inacht te nemen. Toch blijkt de rechtsbescherming van kamerhuurdersin de praktijk nog vaak een papieren tijger. Een garantie voor eenharmonieuze relatie tussen huurder en met name particuliereverhuurder zijn de regels -hoe helder ook- al helemaal niet.

Ratten

Meester F. Hommerson, advocaat bij het Utrechtseadvocatenkantoor De Groot en Partners, heeft beroepshalveregelmatig te maken met huurgeschillen. "Het is zeker niet altijdgierigheid of kwaadwillendheid die aan de bron van zulke conflictenligt", stelt Hommerson. "Maar particulieren zijn meer op de penningdan institutionele verhuurders. Daar komt bij dat het directecontact van een op een vaak problemen oplevert. Als dat niet lekkerloopt, heb je bal."

Rechtenstudent Erwin is een kamerbewoner die al maanden balheeft. De problemen begonnen toen een zakelijke huurder hetpandencomplex verliet. Diens vertrek werd door de huisbaasaangegrepen voor een langdurige verbouwing. "De hele boel heeftmaanden onder een dikke laag stof gezeten", vertelt Erwin. "Degeluidsoverlast duurde vaak tot 's avonds laat. Water en elektrawerden zonder waarschuwing afgesloten, keek je op het toilet ineenstegen de behoeften van de bouwvakkers aan. En iedereen liep maar inen uit. Hoe vaak het niet is gebeurd dat er zomaar wildvreemden inje kamer stonden..."

De voortvarendheid waarmee de huisbaas de verbouwing aanpakte,blijkt bij het reguliere onderhoud te ontbreken. Erwin vermoedtachter de lakse houding bewuste verwaarlozing. "De kelder zataltijd keurig dicht, maar is bij de verbouwing opengebroken.Sindsdien is er stankoverlast, we hebben zelfs ratten gehad dievanuit de kelder vrolijk de trap opkwamen. Het zijn allemaalpesterijen met een duidelijk doel. De huisbaas wil de panden vrijhebben, want die zijn door de jaren heen in een miljoenenobjectveranderd."

Hoewel het de afgelopen weken rustig is gebleven heeft Erwinweinig fiducie in een goede afloop. "We zitten nog steeds op dewip. Door onze onderhuur staan we juridisch niet sterk.."

Dat ook kamerhuurders die sterker staan, hun gelijk somsmoeilijk kunnen halen bewijst het verhaal van Heddeke. "Tot voorkort kozen we zelf nieuwe bewoners uit", vertelt Heddeke. "Toen weonlangs een nieuwe kamergenote naar de verhuurder stuurden, bleekde kamer ineens al verhuurd te zijn." De ongenode nieuwe huisgenootzorgt voor veel onrust. Communiceren met medebewoners pleegt hij tedoen middels briefjes met daarop mededelingen als 'laatstewaarschuwing, kutwijf!'. Heddeke ontkomt niet aan de constateringdat er sinds zijn komst ook spullen verdwijnen. "Je kunt het niethard maken, maar de diefstallen vallen wel op, omdat zulke dingenvoorheen nooit gebeurden."

Heddeke's verhaal klinkt Hommerson bekend in de oren. "Hethospiteerrecht wordt vaak als chantagemiddel gebruikt. Als huurderswat willen zegt de huisbaas: 'da's best, maar dan kies ik voortaanzelf nieuwe huurders'. Huurders zien in zulke gevallen snel af vanhun rechten."

Heddeke en haar huisgenoten zijn tot de slotsom gekomen dat zemet het ongemak van hun ongenode huisgenoot moeten leven. "We zijnnog wel naar het bureau voor rechtshulp geweest, maar hetcoptatierecht ligt nogal ingewikkeld. De kans op nieuwe problemenis veel groter dan de kans dat we iets met een procedureopschieten. We denken er liever niet meer over na, dat kun jeprobleemvermijdend gedrag noemen."

Souffleur

"Huurders ondernemen vaak geen stappen omdat ze het idee hebbendat de huisbaas toch niets beters heeft te doen dan hen het levenzuur maken", weet Hommerson. De angst voor escalatie is niet geheelongegrond, moet Hommerson bekennen. "Tussenkomst van een advocaatwil nog wel eens leiden tot extra ruzie met de verhuurder." Zijncollega-meester H. Hooijer- adviseert niettemin bij conflictenaltijd contact te zoeken met een advocaat. "Je kunt altijd metadvocaat overleggen over een rol als souffleur, die je dingeninfluistert zonder dat de huisbaas het weet."

De grootste belemmering om stappen tegen de huisbaas te nemenligt volgens P. van Brakel, beleidsmedewerker van de Huurcommissie,in de overspannen kamermarkt. "We doen er alles aan huurders op hunrechten te wijzen. Het grote punt is dat kamerhuurders vaak blijzijn dat ze berhaupt een plek hebben."

|"De kamernood blijft een groot probleem", vindt ook Hommerson."Om die reden zijn studenten vaak erg bang hun kamer kwijt te rakenen slikken ze pesterijen van de huisbaas." De nabije toekomst zieter in dit opzicht niet rooskleurig uit. De kamermarkt dreigt steedsverder te verstoppen. Net afgestudeerden houden kamers langer bezetdoordat ze amper kunnen doorstromen naar zelfstandige woonruimte.Het kameraanbod neemt verder af door de wijze waarop particuliereverhuurders op de woningnood inspelen.

"Het is veel aantrekkelijker om een ruimte als appartement teverhuren dan het vol te stouwen met studenten", legt Hommerson uit.De gemeente is de verhuurders onbedoeld te hulp geschoten met destrengere regels op het gebied van brandveiligheid. Dankzij dezeregels kunnen verhuurders geruisloos het aantal huurders van eenpand terugbrengen. "Verhuurders hebben een stok gekregen om dekamerhuurder mee te slaan", oordeelt Hommerson. Een ontmoedigendeconclusie voor de aspirantkamerbewoner of doorstromer.

Hommerson heeft niettemin enkele montere tips. "Het begint metgoed huiswerk. Een veilige manier om te achterhalen van wie je nueigenlijk huurt, is het kadaster raadplegen. Sluit daarnaast altijdeen schriftelijk contract. Wil de huisbaas daar niet aan, stuur daneen brief waarin je de huurovereenkomst bevestigt. Als-ievervolgens begint te gillen, weet je ook hoe laat het is. En betaalaltijd giraal, een mondelinge huurovereenkomst mag net zo geldigzijn als een schriftelijke, je moet hem wel kunnen bewijzen."

Maar hoe de kamerhuurder zich ook indekt, welk een kwetsbaargenoegen een rustig thuis is, wordt vaak pas duidelijk als het telaat is. "Als ik nu alleen in huis zit voel ik me niet lekkermeer", zegt Heddeke. "Dat je in Nederland zomaar in je woongenotgekrenkt kunt worden, daar ben ik van geschrokken." "Je leeftvoortdurend met ergernissen", vertelt Erwin over de onrust die zijnhuisbaas teweeg heeft gebracht. "Alles levert stress op, je gaat opeen gegeven moment zelfs dingen zien die er helemaal nietzijn."

Philip van de Poel

De namen van de betrokken kamerhuurders zijn omprivacyredenen gefingeerd.

Scheidend vakbondsconsulent Jan Boersma over het universitaire poldermodel: 'Wij komen veel mensen tegen, praten veel, zien veel knelpunten'

Scheidend vakbondsconsulent Jan Boersma over het universitairepoldermodel: 'Wij komen veel mensen tegen, praten veel, zien veelknelpunten'

Stadsdeelraden, de sociale dienst, de mensen van dereinigingsdienst, de dienst stadstoezicht... Jan Boersma wordtregiobestuurder van de vakbond in Amsterdam. In Amsterdam ligt voorhem een heel ander leven in het verschiet dan het Utrechtse. "InAmsterdam is de organisatiegraad veel hoger; je hebt er nog van dieouderwets gestaalde kaders. Terwijl ik me in Utrecht bezighield meteen combinatie van collectieve en individuele belangenbehartiging,zal het in Amsterdam vooral draaien om het collectieve, om degemeente-cao. Blij ben ik vooral met die baan omdat ik meer eigenverantwoordelijkheid krijg. In Utrecht lag toch nog altijd eengroot deel van die verantwoordelijkheid bij deregiobestuurder."

Als hij nog twee jaar was gebleven had Boersma, inclusief zijnstudententijd, de 25 jaar vol gemaakt aan de UU. Het vakbondswerkis hij allengs ingegroeid: "Ik heb sociaal-economische geschiedenisgestudeerd, en met name van de studenten uit de school vanhoogleraar Theo van Tijn, die veel aandacht had voor degeschiedenis van de arbeid, van arbeidsverhoudingen en van devakbeweging, zijn er velen terecht gekomen in hetvakbondswerk."

Na zijn studie en een toegevoegd docentschap bij Letteren werdhij in 1990 aio. In dat jaar kwam hij samen met tweegeschiedenismaten (Ruud Duvekot en Bas Nugteren) in hetABVAKABO-bestuur voor de UU terecht. " Met name Bas heeft zich toennog heel sterk gemaakt voor het aanstellen van vakbondsconsulenten.Dat is in 1992 gelukt en uieindelijk ben ik die functie gaanvervullen na afloop van mijn aio-aanstelling. Dat sloot goed aan opmijn lidmaatschap van het OPRU, zoals het Lokaal Overleg toen nogheette. Mijn hobby en interesse werd zo mijn werk."

Spin

Maar viel er wel veel te werken in Utrecht? Het ledental van deABVAKABO is, net zoals van die andere ambtenarenbond CFO, niet omover te juichen, de organisatiegraad is laag (vijftien procent vanhet personeel is lid van de ABVAKABO FNV), de medezeggenschap steltonder de MUB niet veel voor en de belangstelling ervoor is, geziende lage opkomst bij bijvoorbeeld de U-raadsverkiezing, ook al nietoverdonderend. Een heleboel personeelsaangelegenheden lijken inUtrecht berhaupt in harmonie (in het Lokaal Overleg) te wordenafgewikkeld.

Boersma ziet echter nog wel degelijk belangrijke taken voor devakbond: "Wij komen veel mensen tegen, praten veel, zien veelknelpunten. Dat geeft de mogelijkheid om behalve iets aan dieindividuele problemen te doen, deze ook door te trekken naar decollectieve sector. De bonden hebben een signalerende functie,waarbij die signalen omgezet kunnen worden in initiatieven voorbeleid. Dat is heel dankbaar werk."

Voor universiteiten is dergelijk werk te meer nodig, omdat decao-universiteiten kapstokbepalingen bevat die op instellingsniveaunog nader ingevuld moeten worden. Boersma: "Dus geendichtgetimmerde cao voor de hele sector, maar veel ruimte voordecentrale regelgeving. Juist daarom moeten de bonden een spin inhet web zijn. Zij moeten bezien of die regelingen wel deugen. Zijnze bijvoorbeeld wel voor iedereen in dezelfde mate toegankelijk?Voorbeeldje: de VLK, de Voorziening LeeftijdsbewustKwaliteitsbeleid, die de vergrijzing van de universiteit wiltegengaan. In eerste instantie bleek die voorziening voor het obp,het ondersteunend- en beheerspersoneel, vl te duur en daarmeeontoegankelijk. Daar ligt een belangrijke taak voor de vakbond: omin het Lokaal Overleg erop toe te zien dat regelingen niet alleenaantrekkelijk zijn voor het wetenschappelijk personeel."

"De universiteit heeft te weinig aandacht voor die ondersteuningvan onderwijs en onderzoek", vervolgt de scheidendvakbondsconsulent. "Zo is er voor het wetenschappelijk personeel deregeling wp-flow ontwikkeld, een loopbaanbeleid dat het mogelijkmoet maken om niet alleen langs de lijn van het onderzoek, maar ooklangs die van onderwijs carrire te maken. Maar zo'n loopbaanbeleidstaat voor het niet-wetenschappelijk personeel nog compleet in dekinderschoenen. Niet dat wp-flow nu al zo'n succes is. Integendeel,deels is het een papieren tijger... dat er wp'ers zijn die carriremaken langs de onderwijslijn komt nog bijna nergens voor. Maar ikben wel blij dat de regeling er is. Nu nog een obp-pendant!Klachten over het ontbreken daarvan lezen we immers ook in dePersoneelsmonitor."

Ombudswerk

Vroeger waren het vooral ondersteunende personeelsleden die bijde bond aanklopten voor advies. Daarin heeft een verschuivingplaats gehad, merkte Boersma: "Wetenschappers raken de laatstejaren enigszins gemangeld in al die organisatievormen zoalsonderwijsscholen, onderzoekscholen, faculteiten. Dat maakt hunrechtspositie er niet helderder op. De faculteit SocialeWetenschappen bijvoorbeeld heeft laten weten dat medewerkers hunonderzoekstijd kwijt raken als ze zich niet weten te kwalificerenvoor een onderzoekschool. De vraag die dan bij ons binnenkomt is:kan dat wel?, hoe zit dat rechtspositioneel?"

Het consulentschap is dan ook uitgegroeid tot een soortombudswerk. Veel vragen die Boersma op tafel kreeg, zoudeneigenlijk bij de P&O-afdelingen gesteld moeten worden. "Maarkennelijk zijn veel personeelsleden daar een beetje bang voor",ontdekte hij. "Die afdelingen lijken teveel organisatie-adviseurste herbergen, in plaats van personeelsconsulenten. En dus komen zenaar ons, zowel de leden als de niet-leden. Met vanalles en nogwat. Het afgelopen jaar heb ik ruim honderd serieuze dossiers opmijn bureau gehad, naast de talloze telefoontjes en mailtjes diesnel afgehandeld konden worden. Die vragen lopen uiteen van eenloopbaanadvies tot arbo-kwesties tot 'welke regeling is er voorverhuiskosten?'. Soms betreft het verstoorde arbeidsverhoudingen,onenigheid over functionerings- of beoordelingsgesprekken of zelfsontslagaanzeggingen. Onze opstelling is altijd: eerst proberen tebemiddelen. Als het niet per se noodzakelijk is: geen procedures.Maar als het nodig is, dan gaan we ervoor, tot bij de hoogsteinstanties."

Sociaal plan

De noodzaak van een goed functionerende vakbondsconsulent isonder de MUB groter geworden, vindt Boersma. "De MUB heeft dehoogleraren belangrijker gemaakt, maar ik heb nog geen decaan eropkunnen betrappen ook maar enigszins goede ideeen te hebben over wateen goed personeelsbeleid zou moeten zijn."

Dat klinkt strijdlustig, maar Boersma kan niet ontkennen dat ookhij deel uitmaakt van het harmonieuze poldermodel dat in deUtrechtse bestuursverhoudingen is binnengedrongen en datbijvoorbeeld van invloed is geweest op de relatief rustig verlopen'outsourcement' van het ACCU naar Cap Gemini, of bijvoorbeeld deovergang van het personeel van de faculteit Geneeskunde naar hetAcademisch Ziekenhuis. In beide gevallen zetten bonden en collegevan bestuur gezamenlijk hun schouders onder het maken van een goedsociaal plan.

"In eerste instantie heb ik me verzet tegen dieACCU-outsourcement", vertelt Boersma. "Maar uiteindelijk was iktoch om en heeft de ABVAKABO FNV actief deelgenomen aan deonderhandelingen over het sociaal plan. Bijna alle pijnpunten zijndaar uitgehaald en het plan kreeg de instemming van allepersoneelsleden. Het was een moeilijke periode, maar de uitkomstwas zo slecht nog niet.

"Een positief resultaat van mijn werk aan de universiteit ismijn deelname aan het tot stand komen van wp-flow", blikt Boersmaterug. "Die regeling heeft niet alleen een ommekeer bewerkstelligdin de carriremogelijkheden van wp'ers, maar ook in deverstandhouding tussen college van bestuur en bonden. Voorheenwerden de bonden toch vooral gezien als een defensieve,niet-constructieve kracht. Nadien, in die ACCU-onderhandelingenbijvoorbeeld, waren we toch meer gesprekspartner. De vakbondsmensenkennen de universiteit goed. En het college van bestuur, en zekereen aantal ambtenaren, werken toch vanuit het idee: welke regelinglevert een win-win situatie op? Eentje waarbij zowel deuniversiteit wel vaart als waarmee de belangen van het personeeloptimaal behartigd zijn. En dan heb je het dus over eenpoldermodel, waarvan ook de bonden profiteren."

Armand Heijnen

Kleurrijke gids van een kleine grote stad

"Vrienden beschouwen me nu een beetje als een Utrecht-expert. Zebellen me op om te vragen waar ze goedkoop en lekker kunnen eten",zegt studente algemene letteren Nathalie Timmerman. Evenals deletterenstudentes Liza Kemman en Marije Michel bezocht zij tweejaar lang restaurantjes, winkeltjes en bezienswaardigheden om ze tebecommentarieren voor de gids. Timmerman: "Ik heb hele avondengezeten in restaurantjes. Als je eenmaal in gesprek raakt met deeigenaren, kwam vaak zo'n hele familie vol trots vertellen over hunbedrijf. Ontzettend leuk om mee te maken."

Initiatiefneemster van de gids is oud-studente Marijke Orthel.Zij wilde een aantal jaar geleden een vriend een eigentijdsestadsgids van Utrecht cadeau doen, maar kwam erachter dat ze geenenkele gids echt de moeite waard vond. Daarom besloot ze, metmedewerking van studenten, zelf zo'n boekje in elkaar tezetten.

Uit de persoonlijke observaties en beschrijvingen in de gidsvalt op te maken dat de schrijfsters een groot zwak voor Utrechthebben. Timmerman: "Het leuke aan Utrecht is dat het geen dorp,maar ook geen echte stad is. Als je hier iemand leert kennen, kunje er donder op zeggen dat je die persoon binnen drie dagen weereen keer ontmoet."

En van de favoriete plekken is voor de studenten De ZevenSteegjes, omdat er nog zoveel echte Utrechters wonen met de socialecontrole die daarbij hoort. Ook de Twijnstraat wordt gewaardeerdvanwege de mooie winkeltjes. "Wat mij vooral opviel was dat erzoveel authentieks is in Utrecht. Thaise eettentjes worden ook echtgerund door Thaise mensen. Hetzelfde geldt voor de meesteItaliaanse restaurants. Ik kom zelf uit Utrecht dus ik kende destad al goed, maar ik heb toch een hoop nieuwe dingen gezien", zegtKemman over haar herontdekking van de stad. "Het leukste vond ikdat je de sporen van het verleden overal in de stad tegenkomt. Waarvroeger de markten waren, zitten nu alle grote winkelketens. Enwaar vroeger de kapittels van de kerk zetelden, zitten nu deuniversiteitsgebouwen."

Hoewel de studentes er veel avonden enthousiast op zijn uitgeweest om op eigen kosten de stad te ontdekken, bleef het tot vlakvoor de uitgave nog onzeker of er wel een gids zou komen.Oorspronkelijk zou uitgeverij Kwadraat het boekje namelijkuitgeven, maar die ging failliet. Daarna werd besloten de 'BIG IDEAcity guide' dan maar in eigen beheer uit te geven. Niet zondersucces, want de eerste druk is inmiddels uitverkocht.

Behalve een deel van de kosten die ze gemaakt hebben, krijgen destudentes er nog meer voor terug. Timmerman: "Voor mij betekende degids echt een opstapje naar de journalistiek, wat ik altijd alwilde. Ik ben nu aan het werk voor de Amersfoortse Courant. Bijmijn sollicitatie praatte ik alleen maar over de gids en ik benaangenomen."

CH


'Eg Utregs'

Anders dan de VVV-gids of het Vademecum van de universiteit,probeert de 'BIG IDEA city guide' vooral door te dringen in het'egte Utreg'. De gids behandelt heel summier de officilegeschiedenis in jaartallen. Vervolgens komen per wijk de leukstebezienswaardigheden aan bod. Daarbij moet worden opgemerkt datalleen de centrumwijken behandeld worden, dus geen aandacht voorKanaleneiland, Zuilen of Lunetten. Wel voor De Uithof, waar metname aandacht is voor de architectuur. Aan de hand vanbezienswaardigheden worden leuke weetjes verteld. Zo was deletterenbibliotheek aan de Wittevrouwenstraat ooit het paleis vanLodewijk Napoleon. In de gids is niet alleen aandacht voor degrotere musea, de Dom en de grachten, maar bijvoorbeeld ook voorhet Volksbuurtmuseum Wijk C en de Ulu-moskee in Lombok. Daarnaastwordt veel ruimte besteed aan restaurants van allerlei aard, met deprijsklasse, feitjes en de openingstijden erbij. Zo wordt over hetSurinaamse eethuis 'Aarti', bekend onder studenten, verteld dat deeigenaren dit eethuis vijftien jaar geleden begonnen en hetvernoemden naar hun dochter. Aan het eind van de gids is een zeercompleet overzicht van alle markten, activiteiten, monumenten enconcerten opgenomen.

De 'BIG IDEA city guide' is uitgegeven doorvereniging Nieuw Utrecht en voor 29,90 gulden te koop bij ondermeer VVV Utrecht.

Colombiaanse universiteiten kampen met politiek geweld en concurrentie

Colombiaanse universiteiten kampen met politiek geweld enconcurrentie

Coke-baronnen en guerilla-oorlogen zijn bepalend voorhet imago van het land. Maar ook in Colombia hebben studenten eenleven van alledag. De Utrechtse geograaf Sjef van Hoof doceerdevorig jaar in de provinciestad Ibague. Op deze pagina's vertelt hijover zijn bevindingen.

Een maandagmiddag na een herexamen internationale marketing.Rodny Galindo, vijfdejaars student marketing schiet me aan als ikop weg ben naar mijn kamer. Profesor, ik denk dat ik het niet gahalen. En het kost me erg veel geld en tijd als ik me opnieuw inmoet schrijven. Als ik beaam dat ik het erg vervelend voor hemvind, vraagt hij me kort daarna. Hebt u misschien een goedeaftershave nodig? Voor een buitenstaander lijkt dit misschien eengemene poging tot omkoping of een vingerwijzing ten aanzien van depersoonlijke hygiene. Voor Galindo is het dat niet. Colombiaansestudenten gaan informeel om met hun docenten en als er dan eencdtje, parfum, horloge of sandwich verkocht kan worden wordtiedereen daar beter van. En dat het met een goedgeluimde docentbeter hertentamens maken is, is meegenomen.

Rodny Galindo is het voorbeeld van de ondernemende Colombiaansestudent die handelt in bijna alles wat in een rugzak of aktetaspast. Hij heeft ook een eigen drive-in discotheek en pakt alles aanom zijn studie te kunnen financieren. De handelspraktijken gaansoms door tot in de onderwijsruimten. Studente Diana Rivera heefttijdens de colleges altijd een groot model gereedschapskist bijzich met daarin sieraden, snoepjes en biscuits. Zo kan het gebeurendat tijdens een college over de Azie-crisis een paar plasticoorbellen uit Indonesie van eigenaar veranderen.

Rodny en Diana handelen binnen de universiteit, ex-informaticastudent Gustavo Munoz doet dat erbuiten. Hij studeerde informatica.Maar toen zijn vader werkloos werd was er geen geld meer voor destudie van Gustavo en nu is hij barman in een bar net buiten deuniversiteit. Hij baalt ervan dat hij zijn studie heeft moetenstaken, maar hij heeft in ieder geval werk en hoeft geenloterijlootjes te verkopen. Bovendien heeft hij een nieuwedienstverlening opgezet: tegen betaling helpt hij studenten uit deeerste semesters met hun huiswerk. Als het rustig is heb ik tochtijd zat en zo blijf ik in ieder geval een beetje op de hoogte.

Liberalisering

De laatste twee decennia van de twintigste eeuw worden inLatijns-Amerika wel 'de verloren jaren' genoemd. Dat mag geldenvoor de economie of de sociale situatie in de regio, maar zekerniet voor het hoger onderwijs. Vanaf 1950 nam het aantaluniversiteiten op het continent toe van 75 tot 3690 en het aantalingeschreven studenten van 270.000 tot meer dan zeven miljoen.

Colombia heeft nu een zeer veelzijdig universitair systeem. Inheel Colombia nam volgens het Colombiaanse Ministerie van Onderwijshet aantal universiteiten toe van vijftig in 1975 tot 149 in 1995.Het aantal vestigingen is nog sterker gegroeid, veel universiteitenhebben dependances in andere steden opgezet. Het gecombineerdeaanbod heeft het aantal studenten doen groeien van 83.239 in 1975tot 525.034 in 1995.

Rodny en Diana studeren aan Corporacion Universitaria in Ibague.Ibague ligt tweehonderd kilometer ten westen van Bogota. Net als inde rest van Colombia is in Ibague het aanbod van universitaironderwijs de afgelopen jaren sterk toegenomen. De stad (350.000inwoners) telde twee universiteiten in 1982. Vorig jaar waren dater al zes en in 2001 zullen nog eens drie nieuwe universiteiten hunpoorten openen.

Corporacion Universitaria is een van de vele Colombiaanseprive-universiteiten. De universiteit werd in 1980 opgericht dooreen groep ondernemers en bestuurders die hun kinderen niet meernaar Bogota wilden sturen voor hoger onderwijs. Andere Colombiaanseprive-universiteiten worden opgericht vanwege religieuze, politiekeof commerciele motieven. De prive-universiteiten halen huninkomsten uit collegegeld, contractonderwijs, masteropleidingen enadviesprojecten. De staatsuniversiteiten daarentegen zijn opgerichtdoor de Colombiaanse overheid. Ze laten alleen de middelbarescholieren toe met de allerhoogste puntengemiddeldes. Destaatsuniversiteiten zijn sterker in onderzoek, maar deprive-universiteiten hebben meer contacten met hetbedrijfsleven.

De Colombiaanse overheid wilde met de liberalisering deconcurrentie tussen universiteiten bevorderen en dat is haargelukt. Wie in Colombia de TV aanzet, krijgt de universiteit dehuiskamer ingeslingerd. Zelfs voetbalwedstrijden worden onderbrokendoor universitaire reclamespots: 'Scoor met een opleiding van deUniversiteit San Martin' of 'Neem je toekomst in eigen hand:Verenigde Nationale Universiteit'.

Bernard Bayens uit Belgie, die al sinds 1988 voor CorporacionUniversitaria in Ibague werkt, vindt het allemaal maar niks.Volgens hem heeft de Colombiaanse onderwijsliberalisering een nieuwfenomeen in de hand gewerkt, de 'garage-universiteit'. Degarage-universiteit is een commerciele organisatie waar deonderwijskwaliteit ondergeschikt is aan winstbejag. Hetuniversiteitsgebouw is vaak niet meer dan een oude bakkerij met eenpaar schoolborden, een secretaresse en wat freelance docenten. Zezijn de naam universiteit onwaardig."

Economiedocent Alberto Delgado vertelt over zijn ervaringen alsdocent aan een van de nieuwe universiteiten, de CorporacionUniversitaria Nacional. Volgens hem was het keihard werken. Hijmoest wel twintig uur per week les geven om de kost te verdienen.De faciliteiten op de 'garage-universiteiten' zoals computerzalenen bibliotheken zijn vaak gebrekkig . Omdat het onderwijsaanbod vande prive-universiteiten bijna 24 uur per dag doorgaat, moetendocenten ook veelvuldig in de avonduren en in de weekeinden lesgeven. Sommige colleges beginnen al om zes uur 's ochtends zodatmensen voor hun werk een opleiding kunnen volgen en de zalenoptimaal benut worden. Nederlandse universitaire docenten hebbenhet zo slecht nog niet.

Oproer

Op een dinsdagavond in oktober ben ik uitgenodigd om eengastcollege over economische integratie te geven aan destaatsuniversiteit in Ibague, de Universidad de Tolima. Als ik naarde poort van de universiteit loop, zie ik dat de weg bezaaid ligtmet stukken asfalt en glas. Op de muren van een van deuniversiteitsgebouwen staan schilderingen van de portretten vanLenin, Che Guevara , Sandino en Karl Marx. Er hangt een spandoekaan de poort: 'Clinton rot op met je plan Colombia'. Ik aarzel evenof ik mijn college over vrijhandel en economische integratie tochmaar zal veranderen in een praatje over de Nederlandsebloemensector.

Op het universiteitsterrein drommen groepen studenten endocenten samen. Op de paden tussen de gebouwen liggen barricadenvan stoelen en tafels. Als ik bij de afgesproken onderwijsruimteaankom, zijn docent Rafael Gomez en zijn negentien studenten drukaan het overleggen. Ze willen het gastcollege van de buitenlandsedocent niet missen. Maar nu onderwijs geven zou door deactievoerders opgevat worden als een provocatie. Zeker als hetcollege over een beladen onderwerp gaat als economische integratieen globalisering. Gomez vertelt me: Als we toch in blok 4 naarbinnen gaan, lopen we het risico eruit geslagen te worden."

Een van de studenten weet een lokaal in blok 2 te bemachtigen.Daar zijn we veilig voor de actievoerders, de deur gaat op slot.Hoewel ik een beetje twijfel over de toonzetting van mijn college,valt op dat de studenten erg gemotiveerd zijn. Ze willen allesweten over het Europese bananenbeleid, de Europese eenwording en deNederlandse drugspolitiek. Gomez vertelt later dat de studenten erguitkijken als er eens een gastdocent komt. Volgens hem heeft deuniversiteit weinig contacten met het buitenland vanwege hetslechte imago van Colombia in de buitenwereld.

De Universidad de Tolima werd vorig jaar driemaal korte tijdgesloten. Economiestudent Mauricio Montero vertelt dat de situatiezes jaar geleden geescaleerd is. Voor de ingang van de Universidadde Tolima werd een student dood geschoten. Het onderzoek naar zijndood is in de doofpot gestopt en sinds die tijd zijn deconfrontaties van de studenten met de politie verhard. Destrijdende partijen in Colombia proberen daar soms gebruik van temaken. Studentenacties voor verbetering van de onderwijskwaliteitworden door politieke extremisten misbruikt en van een politieklabel voorzien. Het anti-Clinton spandoek aan de universiteitspoortwas daar een voorbeeld van: wat begon als een actie tegen deverhoging van de college-gelden, eindigt in een oproer tegen hetimperialisme van de Verenigde Staten. Niemand weet of het studentenof buitenstaanders zijn, maar als er door studenten gedemonstreerdwordt verschijnen er activisten met bivakmutsen die stenen enMolotov cocktails naar de politie gaan gooien.

Mauricio vertelt dat veel studenten inmiddels bang zijn ompolitiek kleur te bekennen. De guerrillabeweging en deparamilitairen zijn genfiltreerd in de universitaire gemeenschap enhouden haar in de gaten. Hij vertelt dat het niet moeilijk is tezien wie de infiltranten zijn: het zijn de eeuwige studenten die nuweer eens een semester dit vak volgen, dan weer eens een jaartjeswitchen maar nauwelijks studiepunten halen. Ze zijn eigenlijk bijniemand populair.

Lesboeren

De Universidad de Tolima wordt niet alleen geplaagd doorpolitiek geweld. De onderwijskwaliteit van de staatsuniversiteitstaat volgens economiestudent Mauricio ook onder druk. Vroeger hadde universiteit allemaal professoren met een vaste aanstelling dieook een onderzoekstaak hadden, tegenwoordig worden ze na hunpensionering vervangen door dezelfde 'lesboeren' die op deprive-universiteiten doceren. Ze krijgen per lesuur betaald endraaien soms wel 25 contacturen per week en zijn door studentenmoeilijk te benaderen buiten de lesuren om. Mauricio is van meningdat het erop of eronder is voor de publieke universiteiten inColombia. Als ze er niet snel in slagen hun maatschappelijk belangaan te tonen, zijn ze ten dode opgeschreven. Dan worden ze ookgewoon geprivatiseerd en moeten ze gaan concurreren met de andereprive-universiteiten.

Selfmade ondernemer Nelson Avandano Lopez vertelt hoe het komtdat veel Colombianen weinig maatschappelijk belang zien in depublieke universiteiten. Veel bedrijven en organisaties nemen nietgraag afgestudeerden van de publieke universiteit in dienst. Er isaltijd kans dat er een guerrilla-infiltrant of vakbondsleidertussen zit." Avandano studeerde cum laude af in het vak marketingaan de al eerder genoemde Corporacion Universitaria in Ibague. Maarmet alleen zijn universitaire diploma heeft hij nog niet veelkansen op de arbeidsmarkt. Als hij echt hogerop wil, moet hij eerstnog een masteropleiding volgen. Ondertussen wil Avandano met eenvriend een productiebedrijfje voor biologische thee beginnen. Weetu trouwens geen klanten voor ons in Nederland?

Avandano en zijn vierduizend collega-studenten van CorporacionUniversitaria behoren meestal tot de hogere maatschappelijkeklassen: deeltijdstudenten met een baan bij een groot bedrijf,kinderen van ondernemers, en selfmade zakenlieden zoals Avandano.De campus van de universiteit ligt tegen een mooie berghelling ineen buitenwijk van Ibague. Op het universiteitsterrein lijkt hetgewelddadige Colombia erg ver weg. Of is dat maar schijn? Deuniversitaire bewakers lopen soms met erg grote geweren rond eniedereen heeft een kogelriem met pistool. Zij staan er toch ookniet voor niets?

Bernard Bayens hierover: Veiligheidsrisicos zijn er overal inZuid Amerika, maar ze zijn goed te hanteren als je niet teeigenwijs bent. Bayens begon 12 jaar gÄdjõUÅÄùnîÚ{ÿÿÿÿ÷¸;5;'÷n;'ï¿;'ï¿vice grep: writing output: No space left on device grep: writingoutput: No space left on device grep: writing output: No space lefton device grep: writing output: No space left on device grep:writing output: No space left on device grep: writing output: Nospace left on device grep: writing output: No space left on devicegrep: writing output: No space left on device grep: writing output:No space left on device grep: writing output: No space left ondevice grep: writing output: No space left on device grep: writingoutput: No space left on device grep: writing output: No space lefton device grep: writing output: No space left on device grep:writing output: No space left on device grep: writing output: Nospace left on device grep: writing output: No space left on devicegrep: writing output: No space left on device grep: writing output:No space left on device grep: writing output: No space left ondevice grep: writing output: No space left on device grep: writingoutput: No space left on device grep: writing output: No space lefton device grep: writing output: No space left on device grep:writing output: No space left on device grep: writing output: Nospace left on device grep: writing output: No space left on devicegrep: writing output: No space left on device grep: writing output:No space left on device grep: writing output: No space left ondevice grep: writing output: No space left on device grep: writingoutput: No space left on device grep: writing output: No space lefton device grep: writing

Bijen en evolutiebiologie uit de gratie

In 2001 is 'genomics' het buzz-woord en wijst hetAcademisch Biomedisch Cluster (ABC) de Utrechtse onderzoekers deweg. Hommelonderzoekster Marie Jose Duchateau luidt de noodklokvoor de evolutiebiologie en het onderzoek naar insecten. "Straksmoeten we kennis uit het buitenland halen."

Zijn de bloemetjes en de bijtjes nog wel sexy genoeg in de tijdvan 'genomics' en geclusterde academien? De faculteit Biologievindt kennelijk van niet. Met de aanstaande benoeming van deopvolger van gedragsbioloog Jan van Hooff zet de faculteit koersrichting het biomedische onderzoek, ten koste van het erfgoed vanCharles Darwin: de studie van de evolutie. Dr. Marie Jose Duchateauvan de leerstoel Sociale Ethologie moet na twintig jaar haar werkaan de evolutie van sociaal gedrag van bijen en hommels opgeven,daarmee komt een einde aan het onderzoek naar deze insecten in heelNederland. Dat is jammer voor de faculteit Biologie in Utrecht,symptomatisch voor het gebrek aan aandacht voor evolutiebiologie eneen groot verlies voor alle imkers in Nederland, steltDuchateau.

"Het onderzoek naar sociaal gedrag bij deze groep was heelpopulair", vertelt de onderzoekster. "Vanuit heel Nederland kwamenstudenten ervoor naar Utrecht. Omdat je sociale insecten goed kuntobserveren, is evolutionair onderzoek heel makkelijk uit tevoeren." Dat is ook een van de redenen dat berekeningen van hetgedrag van sociale insecten in de jaren zeventig een wiskundigebasis konden leggen onder de evolutietheorie.

Utrecht als insecten-mekka is verleden tijd. De faculteitBiologie heeft besloten het evolutionaire onderzoek naar insectente stoppen. Duchateau mag nu kiezen tussen neurobiologischonderzoek bij zebravinken of bij apen. Het meeste zit Duchateauniet met het feit dat ze op moet houden, maar met de gang van zakenrond de benoeming van de nieuwe professor. "Ik heb twintig jaaronderzoek gedaan naar sociale insecten, maar ik ben flexibel genoegom over te stappen op een ander diermodel als de faculteit vindtdat deze afdeling haar onderzoek moet concentreren op apen. Diebeslissing - hoewel die zonder overleg genomen is - was op zich nogte verteren. Maar nu neemt de opvolger van Jan van Hooffzebravinken mee, een extra diermodel, en dat steekt."

Duchateau en haar collega's gaan onderzoek doen naar sociaalleergedrag bij de vertrouwde apen in het Ethologie-station en naarde neurobiologie van leren bij nieuwe zebravinken. De Utrechtsekeus voor meer biomedisch gerichte biologie staat niet alleen inNederland. In Leiden moeten aan het Instituut voor Evolutionaire enEcologische Wetenschappen vijf van de negen secties verdwijnen tenfaveure van een nieuw instituut waarin moleculaire biologie deboventoon voert. Duchateau betreurt deze ontwikkeling. "Biologenrichten zich momenteel vooral op de moleculaire kant van debiologie, ze willen weten hoe de moleculaire mechanismen binnen eenorganisme in elkaar steken. Ik vind dat een verarming. Biologenmoeten zich ook bezighouden met het grote geheel en zich afvragen'waarom' mechanismen werken zoals ze werken."

Imkerij

Het stopzetten van het insecten-onderzoek is bovendien eenverlies voor de Nederlandse imkers. Zij zorgen door het onderhoudenvan dertigduizend bijenvolken voor honing, maar vooral voor hetbestuiven van planten. Dat is namelijk de essentiele ecologischerol van bijen en hommels. Op zoek naar zoete nectar vliegen deinsecten van bloem tot bloem ondertussen stuifmeel met zichmeevoerend. Zo zorgen de dieren voor de kruisbestuiving dieonontbeerlijk is voor het voortbestaan van veel planten. Wildebijen kunnen deze rol nauwelijks meer vervullen, vanwege sterftedoor bestrijdingsmiddelen en de teloorgang van nestgelegenhedendoor toenemende bebouwing gaat het erg slecht met deze dieren.Duchateau: "In Duitsland is er een overheidsopleiding tot imker. Dehele Nederlandse imkerij bestaat uit hobbyisten, die onderzoekdeels zelf moeten betalen en zelf cursussen organiseren. Vanuit deuniversiteit leveren wij veel kennis aan imkerorganisaties. Als nuhet fundamentele universitaire onderzoek naar bijen en hommelsverdwijnt, dan moeten imkers over een paar jaar kennis importerenuit het buitenland."

Vanachter de Waddenzee doemt nog een gevaar op voor de imkers.Het eiland Schiermonnikoog herbergt 35 zachtaardige bijenvolken diede kiem vormen van alle Nederlandse lieve bijenvolken. Op het vasteland gebruiken imkers koninginnen van deze niet snel stekende bijenals begin van een kolonie. Doordat het bijenras op Schiermonnikoogverstoken blijft van wisselende contacten met agressievere, wildebijen, blijft het ras zuiver en dus zachtaardig, wel zo prettigvoor imkers die zich dagelijks hullen in een bijenzwerm. Degemeente Schiermonnikoog wil nu de 35 volken verminderen naarvijftien vanwege vermeende overlast (bijenpoep op tuinstoelen enzonneschermen) die de bijen veroorzaken in een nieuwbouwwijk.Duchateau: "Vijftien volken is te weinig om als uitgangspunt voorheel Nederland te blijven dienen, door inteelt ontstaan namelijkzwakke volken. Maar de gemeente is niet doordrongen van de crucialerol die de bijenvolken spelen in het Nederlandse ecosysteem."


Bijen, vinken & apen. "Een belachelijketoestand"

Sociale insecten en primaten, op die twee diersoortenconcentreert het onderzoek van de leerstoel Sociale Ethologie zich.Nog wel. Omdat de faculteit Biologie het aantal diermodellenwaarnaar zij onderzoek doet inkrimpt, moeten de sociale insectenhet veld ruimen. In dezelfde lijn stopt op de afdelingEndocrinologie onderzoek bij de grote en daardoor dure meervallenten gunste van de zebravis waar het Hubrechtlaboratorium van RonaldPlasterk al mee werkt.

Prof. dr. Henk Goos, onderzoeksdirecteur van de faculteitBiologie, motiveert de inkrimping. "Door ons onderzoek te richtenop minder verschillende diermodellen, kunnen we onze krachtenbundelen. Het onderzoek naar de sociale insecten en de primaten kunje op papier wel bij elkaar praten, maar eigenlijk zijn het tweehele verschillende richtingen."

'So far, so good. ' Het zeer schuilt in het diermodel dat deopvolger van Jan van Hooff, de Leidse onderzoeker Johan Bolhuis,meebrengt. Bij zebravinken onderzoekt hij wat er verandert in destructuur van de hersenen als ze leren zingen. Dat blijft hij doenin Utrecht. Kortom, de sociale insecten moeten weg, maar daarvoorin de plaats komen zebravinken. Hoezo "krachten bundelen"?

Goos: "Het gaat niet om het diermodel, het draait om devraagstelling. Het onderzoek zal zich vanaf nu richten opleermechanismen. Bij de zebravinken draait het om neurobiologischemechanismen, bij de primaten om sociaal leervermogen."

De faculteit ruilt onderzoek naar evolutionaire vraagstellingenin voor 'hardere' neurobiologie. "Een gedeeltelijkekoerswijziging", erkent Goos. "Het is een verschuiving richting hetABC, we zoeken aansluiting bij de Utrechtse neurobiologie zoals hetRudolf Magnus Instituut."

Niet iedereen is daar even blij mee. Dr. Hayo Velthuis deed totvoor kort, samen met Marie Jose Duchateau, onderzoek naar socialeinsecten. Het samenvallen van zijn pensionering met het emeritaatvan Jan van Hooff, gaf de faculteit een ideale gelegenheid om debakens op de leerstoel Sociale Ethologie te verzetten. Velthuisheeft er geen goed woord voor over. "Het is natuurlijk eenbelachelijke toestand. Eerst moeten de bijen weg omdat hetonderzoek te divers zou zijn. Vervolgens komen er weer zebravinkenbij." Het argument dat de bijen en de primaten verschillendeonderzoekslijnen vertegenwoordigen, wijst hij resoluut van de hand."Het is een groep die onderzoek doet naar de evolutie van sociaalgedrag."

Velthuis ziet het onderzoek naar leren bij apen niet zitten."Deze apen kunnen wel dertig jaar oud worden, het is helemaal geenhandig diermodel om leermechanismen te bestuderen." Dat defaculteit Biologie aansluiting zoekt bij het ABC, vindt Velthuis"op zich prima" maar hij waarschuwt voor "annexatie van de biologiedoor de geneeskunde". Door het accent zo sterk op de biomedischekant van de biologie te leggen, versmalt de basis van de opleiding."We leiden toch biologen op?", vraagt hij retorisch. "Straksstuderen hier mensen af die op hun middelbare school meer overevolutiebiologie hebben gehoord dan tijdens hun hele studiebiologie."

Rinze Benedictus

Ingreep moet samenhang terugbrengen in eilandenrijk: 'Even de veren van ASW opschudden'

Ingreep moet samenhang terugbrengen in eilandenrijk: 'Even deveren van ASW opschudden'

We schrijven 1985. Met enig feestvertoon wordt in CentrumgebouwZuid de studierichting Algemene Sociale Wetenschappen ten doopgehouden. Het nieuwe vakgebied moet de verkokering in de faculteittegengaan en - zowel op onderwijs- als op onderzoekgebied - eenbrug slaan tussen de verschillende disciplines. Dat moet gebeurendoor samenwerking op concrete, liefst beleidsrelevante thema'szoals de verzorgingsstaat en de minderhedenproblematiek.

Het initiatief slaat aan. In zijn hoogtijdagen trekt ASW liefst450 nieuwe studenten per jaar, en om die toestroom te behappenwordt in hoog tempo nieuw personeel aangetrokken. Zo krijgt devakgroep tussen 1990 en 1993 vier nieuwe hoogleraren. Als deonderzoeksgroepen in 1994 bovendien samen met groepen op hetterrein van economie en recht onderdak krijgen in de nieuweonderzoekschool Arbeid, Welzijn en Sociaal-economisch Bestuur(AWSB) lijkt niets een voorspoedige toekomst van ASW in de weg testaan.

Toch kan datzelfde jaar beschouwd worden als het jaar van deommekeer. De studentenaantallen zakken in, terwijl steedszichtbaarder wordt dat er van de beoogde samenwerking tussen dehoogleraren maar weinig terechtkomt. In het onderwijs manifesteertdat zich vooral in de specialisatiefase, op onderzoekgebied wordthet in 1999 duidelijk als in een visitatierapport van de VSNU hardenoten worden gekraakt over het gebrek aan samenhang binnen deonderzoekschool AWSB. De KNAW besluit zelfs om de school om diereden als eerste Nederlandse onderzoekschool de hererkenning teweigeren. Docent Willibrord de Graaff: 'We wisten wel dat er watschortte aan de samenhang, maar dat we niet opnieuw werden erkend,was een schok. Toen brak opeens het besef door: "Potverdorie, er isdus echt iets heel erg mis."

Deze constatering, gevoegd bij het feit dat ASW gezien hetstudentenaantal wel erg veel dure hoogleraren bezit, vormt voor hetfaculteitsbestuur in het voorjaar van 2000 aanleiding voor eeningreep. Met vier van de zeven hoogleraren vinden gesprekken plaatsover een reductie van hun aanstelling bij ASW tot een dag in deweek, gekoppeld aan een financiele regeling of een aanstellingelders in de universiteit. Gekozen wordt voor die hoogleraren diemarginaal betrokken zijn bij het management van de opleiding, medevanwege het feit dat hun specialisatie in het curriculum eengeringere rol speelt en dat zij relatief weinig studenten trekken.Twee van hen gaan akkoord, terwijl met een derde op dit moment nogwordt gesproken. Alleen de landelijk hoog aangeschrevenminderhedenspecialist prof.dr. Han Entzinger slaat het 'aanbod' afen vertrekt naar Rotterdam.

Blijde boodschap

Veel docenten tonen begrip voor de ingreep, omdat zij ook zelfvinden dat hun leidinggevenden tekort zijn geschoten. Hoewelvoorzichtigheid troef is, willen verschillende docenten wel kwijtdat de hooggeleerden van wie de aanstelling nu tot een dag in deweek wordt teruggebracht, dit deels aan zichzelf te danken hebben.Teveel aandacht voor hun onderzoek, maar vooral te weinigbelangstelling voor het management van ASW, is het oordeel, waarbijeen uitzondering wordt gemaakt voor prof.dr. Selma Sevenhuysen, diepas vorig jaar naar ASW verhuisde, toen Vrouwenstudies werdopgeheven.

Een prangende vraag onder docenten is hoe heilzaam de ingreepvan het faculteitsbestuur zal zijn voor het geconstateerde gebrekaan samenwerking, zeker omdat het een publiek geheim is dat hetniet echt botert tussen twee van de drie kernhoogleraren. "Hetgrote probleem is dat de hoogleraren als collectief nooit invullinghebben gegeven aan hun taak om leiding te geven aan ASW",constateert docent Peter Selten. "Als team hebben zij niet goedgefunctioneerd en het is nog maar de vraag of dat straks wel zalgaan gebeuren."

Voor decaan Rispens van Sociale Wetenschappen is dat laatsteechter geen vraag. "Ik verwacht niet anders van kernhoogleraren enwe zullen er als bestuur op toezien dat die samenwerking er ookkomt. Het is waar dat er tussen sommige hoogleraren verschillen vaninzicht bestaan over de wetenschappelijke aanpak, maar ik zie nietin waarom dat samenwerking in de weg zou moeten staan. Ik denk dathet voor studenten ASW juist interessant is om geconfronteerd teworden met verschillende methoden. We zijn hier geen kerk, waar deblijde boodschap maar op een manier wordt verkondigd."

Vrouw

Rispens erkent dat de hoogleraren tot nu toe niet het hechteteam vormden waaraan ASW behoefte had, maar noemt als voornaamstereden voor de ingreep toch hun op dit moment 'disproportionele'aantal. "Dat we hebben besloten om de aanstelling van vierhoogleraren in omvang terug te brengen heeft niets met hunkwaliteit te maken. De keuze is puur ingegeven door het feit datASW bestaat uit drie sectoren, waarvoor we gezien het aantalstudenten en het beschikbare geld niet zoveel hoogleraren nodighebben. De drie die hun volledige aanstelling behouden, vervulleneen centrale positie in het management en hebben elk veel personeelin hun groep. Dat geldt voor de vier anderen in veel mindere mate.Vandaar deze keuze. En dat twee van die vier vrouw zijn? Het isecht een coincidentie dat dat zo uitpakt."

Rispens, die de operatie omschrijft als 'even de veren van ASWopschudden', stelt met klem dat zijn bestuur nog onverkort achterASW staat. "Ik vind het persoonlijk een buitengewoon interessantconcept, dat in de afgelopen jaren ook inhoudelijk is waargemaakt.Dat bleek uit de onderzoekvisitatie waarin weliswaar werdgeconstateerd dat het aan samenhang ontbrak, maar waarin de drieASW-groepen een goede beoordeling kregen. De grote vraag is echterhoe je in een disciplinair georganiseerde faculteit eeninterdisciplinaire groep zoals ASW goed op de rails krijgt, zekerals die groep geen eigen onderzoekschool meer heeft.

"We hopen dat de vorming van een capaciteitsgroep ASW in plaatsvan de huidige drie groepen daaraan kan bijdragen. En daarnaastmoet men nu gaan werken aan een duidelijk herkenbaar aanbod aan<I>professional master<I>opleidingen. Een belangrijkeconcurrent van ons is Bestuurs- en Organisatiewetenschappen. Degrote vraag is of wij in de masterfase iets kunnen brengen watB&O niet brengt. Dat wordt de uitdaging. Als ASW zich met eenaantal herkenbare master-opleidingen kan profileren, dan zie ik detoekomst met alle vertrouwen tegemoet."

Erik Hardeman

Prof.dr. Christien Brinkgreve wilde op ditmoment niet op de zaak ingaan. Prof.dr. Selma Sevenhuysen wasonbereikbaar vanwege een verblijf in het buitenland.


Aan de zijlijn

Prof.dr. Frans van Waarden, een van de 'getroffen' hoogleraren,geeft toe dat hij altijd een beetje aan de zijlijn van ASW heeftgestaan. Maar dat kwam vooral omdat hij van meet af aan veelonderwijs gaf in het Centrum voor Beleid en Management en later inhet University College. "In feite wordt die situatie nugeformaliseerd. Ik blijf fulltime in dienst van de faculteit, maarmijn aanstelling bij ASW wordt grotendeels vervangen door werk voorhet College en voor de nieuwe economieopleiding. Dat ik daarvoorheb gekozen, hangt overigens nauw samen met mijn visie op wat ASWzou moeten zijn, namelijk een vakgebied met een werkelijkinterdisciplinaire aanpak, waarin dus ook eenmaatschappij-wetenschappelijke poot hoort te zitten.

"Binnen de faculteit Sociale Wetenschappen is ASW in weerwil vande aanvankelijke bedoelingen beperkt gebleven tot een fusie tussensociologie en gedragswetenschap. Wat ik mis is demaatschappij-wetenschappelijke dimensie met vakken op het gebiedvan recht en economie. Ik vind het vreemd dat je je bij ASW op'arbeid' kunt specialiseren zonder bijvoorbeeld een cursusarbeidseconomie of arbeidsrecht. Dat de faculteit daar niet voorkiest is uit bestuurlijk-rationeel standpunt misschien tebegrijpen, omdat die vakken in andere faculteiten zijnondergebracht. Maar het is toch een beetje terug naar af.

"In feite is het University College inmiddels geworden wat ASWhad kunnen zijn, een opleiding waarin de facultaire grenzenoverstegen kunnen worden. Ik vind dat de faculteit een kans mistdoor, zeker nu bachelor-master daartoe de kans biedt, niet op eenmeer inhoudelijke manier naar ASW te kijken. Bovendien laat je eenkei als Han Entzinger toch niet zo maar vertrekken? Maar daar denktmen hier kennelijk anders over."

'Nederland is vaak te schijterig tegen tegenstanders van naam'

'Nederland is vaak te schijterig tegen tegenstanders vannaam'

Geneeskundestudente Hannah van Malenstein voetbaltbij Saestum, het Ajax van het damesvoetbal. Deze week hoopt detalentvolle spits het Nederlands team onder de 18 naar het EK teschieten. "Ik weet nog niet hoeveel ik voor het voetbal overheb."

Maandagochtend vroeg is Hannah van Malenstein de kater van hetweekeinde nog niet helemaal te boven. In het restaurant van het UMClegt de eerstejaars geneeskundestudente hoofdschuddend uit hoe haarteam Saestum ten onder ging tegen koploper Ter Leede uitSassenheim. "Wij waren veel te liefjes. Omdat zij zo fel en fysiekspeelden, werden wij helemaal uit ons spel gehaald."

De klap is hard aangekomen bij het team uit Zeist. Vijf keer oprij werd Saestum kampioen. En net nu de UEFA de landskampioenenvolgend jaar om een heuse Champions Trophy wil laten strijden,lijkt het mis te gaan. "We hebben nog een kleine kans, maar hetwordt nu wel heel erg moeilijk. Voetballend zijn we de beste vanNederland, maar door blessures en schorsingen ontbreken deautomatismen. En dat gaat ten koste van het zelfvertrouwen."

De eerstejaars geneeskundestudente is zo'n beetje de benjaminvan de landskampioen. Zo'n anderhalf jaar geleden maakte ze deoverstap. Van haar zesde tot haar zestiende voetbalde ze bijDSO/Ultrajectum in de Utrechtse wijk Overvecht. Altijd bij dejongens. "Ik speelde op heel jonge leeftijd al mee met mijn broeren zijn vrienden. Of je dan als meisje geaccepteerd wordt, ligtvooral aan je kwaliteiten. Ik behoorde eigenlijk altijd tot debetere spelers. Het publiek is eigenlijk nog het meest vervelende;met van die dubbelzinnige opmerkingen als 'pak 'r maar' of zo."

Volgens Van Malenstein moeten meisjes die hun voetbalkwaliteitenwillen ontwikkelen zolang mogelijk bij de jongens blijven spelen."Dat is nu ook het officile beleid van de KNVB. Maar dan is welgoede begeleiding nodig. Want het is natuurlijk niet gemakkelijk omsteeds in zo'n uitzonderingspositie te verkeren. Apartekleedkamers, apart douchen; niet echt gezellig om zo aan eenteamsport te doen. Gelukkig hield ik zoveel van het voetbalspel datik altijd heb doorgezet."

De studente is met haar lange benen (volgens de Saestumsite 'delangste stokken van de hoofdklasse') een opmerkelijke verschijningop de voetbalvelden. Hoewel ze in de jeugd meestal de positie vanlaatste man (laatste vrouw) bekleedde, heeft ze zich inmiddelsontpopt tot een redelijk trefzekere centrumspits. "Kluivert is mijngrote voorbeeld. Hij heeft alles: techniek, kracht, souplesse. Ikzou mezelf niet met hem durven vergelijken. Ik kan misschien welaardig een bal vasthouden en ook redelijk goed schieten, maar ikmis zijn explosiviteit. Met mijn postuur en houding lijk ikmisschien meer op Van Hooijdonk."

Enkelgewricht

Van Malenstein bewees haar waarde als scorende speelster toen zein december tijdens een EK-kwalificatietoernooi in Sevilla alsinvalster het Nederlands team onder de 18 op het laatste moment detoernooizege bezorgde. "Dat was heel speciaal. Het was notabenemijn debuut. We moesten gelijkspelen tegen Spanje om eerste teworden. Dan zouden we niet alleen gemakkelijkere tegenstanderstreffen in het vervolg van de kwalificatiereeks, maar bovendienmochten we dan ons Oranje-shirt houden. En dat is niet onbelangrijkvoor damesinternationals. Ik viel in en scoorde in de zesde minuutvan de blessuretijd de gelijkmaker. Een Spaanse krant schreef datwe dankzij mij veel beter gingen spelen. Dat is natuurlijk mooi omte lezen. Dat shirt hangt nu boven mijn bed."

Het toernooi in Spanje betekende voor de eerstejaars geneeskundeeen come-back na een ingescheurde enkelband. Ze is sowieso nogalblessuregevoelig sinds haar overgang naar Saestum. "Nu heb ik weerlast van mijn achillespees en mijn lies. Waarschijnlijk komt hetallemaal door overbelasting. Ik ben vorig jaar meer gaan trainen.En dan komen nu ook nog de trainingen en wedstrijden bij de bonderbij." Spottend: "Ik moet me tijdens mijn studie maar eens gaanverdiepen in het enkelgewricht."

Deze week moet ze fit zijn. Ze speelt immers met Jong Oranje inhet noorden van het land het beslissende kwalificatietoernooi metFinland, Rusland en Duitsland als tegenstanders. De winnaar magdoor naar de echte eindronde met de beste vier Europese landen. "Wemaken een kans. Alles draait waarschijnlijk om de laatste wedstrijdop vrijdag tegen Duitsland. Dat is Europees Kampioen en ook bij dedames een voetbalgrootmacht."

Het zou een vrij unieke prestatie zijn wanneer de voetbalstershet zo ver schoppen. Het Nederlandse vrouwenvoetbal kan nu nietbepaald bogen op opmerkelijke prestaties. Het echte Nederlandseteam wist zich bijvoorbeeld nog nooit te plaatsen voor een EK, WKof Olympische Spelen. "Nederland is vaak te schijterig tegentegenstanders van naam", meent Van Malenstein. Maar toch zit hetvrouwenvoetbal volgens de zelfbewuste studente in de lift, vooralna een recente opstand van Oranje-spelers die coach Ruud Dokter totopstappen dwong. "De neuzen staan nu dezelfde kant op. De KNVB doetook zijn best. Laatst kwam Louis van Gaal zelfs kijken. We willennu echt een keer naar een groot kampioenschap."

Het valt Van Malenstein ook op. Ze spreekt over 'we' als ze hetover het Nederlands team heeft, terwijl ze het tot nu toe 'slechts'tot Jong Oranje heeft geschopt. Dit verraadt ambities, maar VanMalenstein houdt wat slagen om de arm. "Op dit moment ben ik nietgoed genoeg. Ik moet nog veel leren. Bovendien weet ik nog niethoeveel ik voor het voetbal over heb. Vooral omdat ik dit jaar beningeloot voor geneeskunde. Gelukkig zitten mijn club en de KNVBdichtbij, in Zeist. Daardoor is het allemaal nog wel te combineren,al mag je in het nieuwe curriculum niet veel vakken missen. Maarals ik echt voor het voetbal zou willen gaan en bijvoorbeeld ook inhet buitenland zou willen spelen, dan moet ik een jaar stoppen ofmijn studie uitspreiden over een langere periode. Dat zou ik besteen moeilijke beslissing vinden."

Xander Bronkhorst

'In Turkije had ik zeker niet mogen studeren'

Meisje

Opgroeiend in Turkije wist Demirci niet beter dan dat studerenniet voor vrouwen bestemd is. "Meisjes zijn gewoon minderbelangrijk. Pas toen ik een jaar of vijf was heeft mijn opa melaten registreren bij de burgerlijke stand. Daarom weet ik ook nietprecies hoe oud ik ben, 29 of 30." Toen ze in Nederland op het ideekwam rechten te gaan studeren, zagen haar ouders dat dan ook totaalniet zitten. "Die weerstand komt volgens mij voort uitonwetendheid. Mijn ouders houden veel van me en daarom waren zebang dat ik meteen zou ontsporen. Piercings zou laten zetten, datsoort dingen. Bovendien was er in die tijd nog sprake van dat weooit terug zouden gaan naar Turkije en daar is een bul Nederlandsrecht toch niet geldig."

Studie

Het is een 'understatement' om te zeggen dat Demirci niet degewone weg heeft gevolgd naar de faculteit Rechtsgeleerdheid. Nadathet gezin Demirci herenigd was met de vader, die al eerder de gangnaar Nederland maakte, volgde ze een jaar Nederlandse les op eenopvangschool. Demirci was toen tien of elf jaar. De school wasverbonden met een basisschool, waarnaar kinderen kondendoorstromen. "Het viel me op dat we op die school meer Turkse danNederlandse les kregen. Op de basisschool mocht ik al na een weekdoorstromen naar de mavo en die heb ik in een keer gehaald." HoewelDemirci altijd heeft geweten dat ze rechten wilde studeren, volgdeze eerst een mbo-opleiding voor apothekersassistente. "Ik dacht datje daarmee uiteindelijk apotheker kon worden. Dat was in Turkijeook zo. Pas tijdens de opleiding werd me duidelijk dat het bijassistent zou blijven." Ze werkte na deze opleiding vijf jaar alsapothekersassistente in haar eigen wijk Lombok, maar dat gaf geenvoldoening. "Ik ging steeds harder werken, maar ik leerde nietsmeer bij."

Rechtvaardigheid

De droom om rechten te studeren bleef. Dat heeft volgens Demircite maken met haar achtergrond. "Toen wij nog in Turkije woonden,was er steeds het dreigende gevaar van een militaire staatsgreep.Ik heb er een diepgeworteld rechtvaardigheidsgevoel aan overgehouden." Maar zonder vwo-diploma kon Demirci niet naar deuniversiteit. Naast haar apotheekwerk volgde ze daarom een studierechten aan de Open Universiteit. Met een propedeuse werd ze weltoegelaten tot de UU. "Het duurde tweeeneenhalf jaar voordat ikmijn P had. Dat had vooral te maken met mijn werk, ik moest mijnstudie doen naast de vijf dagen die ik al werkte."

Waardering

Demirci's ouders reageerden niet onverdeeld enthousiast op demededeling dat hun dochter nu toch echt ging studeren. "Mijn oudershoopten stiekem dat ik er alsnog mee op zou houden." Tot overmaatvan ramp kreeg Demirci vlak voor haar toelating aan de UU een zwaarverkeersongeluk waardoor ze niets meer met haar arm kan doen, zelfsniet schrijven. "Maar ik wilde me bewijzen tegenover mijn ouders.En op de universiteit werkte iedereen mee. Medestudenten wildenaltijd hun aantekeningen uitlenen en mijn examens mocht ikmondeling doen. Ik wilde doorzetten omdat ik deze kans in Turkijenooit had gekregen. Mijn gevoel is: als het in Nederland niet lukt,dan lukt het je nergens." Sinds ze in augustus is afgestudeerd inprivaat- en civielrecht, heeft ze zich voor haar eigen gevoel echtbewezen. "Mijn ouders waren vreselijk trots. Ze vonden ook allesprachtig op mijn buluitreiking."

Hoofdprijs

Demirci vindt een prijs als de ECHO-award toe te juichen. "Hetis een eer om genomineerd te zijn, omdat je toch een beetje eenvoorbeeld bent. Over twintig jaar, als er bijna geen onderscheidmeer is tussen allochtoon en autochtoon zou zo'n prijs vreemd zijn,maar nu is zo'n prijs zeker niet overbodig." Het enige probleemvoor Demirci is dat de prijs een zomercursus

aan de universiteit in Harvard is. "Als Turks meisje mag jeeigenlijk niet alleen weg. Niet dat ik thuis word vastgebondenofzo, maar dat is gewoon niet gebruikelijk in onze cultuur. Vorigjaar ben ik samen met mijn broer op reis geweest naar Israel en datis al echt bijzonder. Natuurlijk ben ik vaak jaloers geweest opmijn medestudentes. Ik mocht ook niet op kamers. Ik hoop eigenlijkdat mijn ouders nu zo trots zijn op me dat ik die reis toch magmaken. Dat was vroeger ondenkbaar, maar mijn ouders veranderenlangzaam met me mee."


'Ik ben een goed voorbeeldfunctionaris'

Naast Demirci was er nog een genomineerde voor de ECHO-award dieaan de Universiteit Utrecht studeert: Ahmet Akdeniz (27),co-schapper geneeskunde. Akdeniz heeft eigenlijk een heel gewoneopleiding gehad. "Ik heb gewoon lagere school en het vwo gedaan.Omdat ik op mijn zevende jaar in Nederland kwam, heb ik ook nooittaalproblemen gehad. Het enige verschil misschien met Nederlandsekinderen was dat de druk vanuit thuis erg groot was. Mijn vaderwerkt zelf in een fabriek en vindt een opleiding heelbelangrijk."

Naast zijn studie begon Akdeniz een tweede carriere. "Ik ben eengoed voorbeeldfunctionaris. Dat is gewoon zo. Niet alleen voor mijnjongere broertjes en zusjes, maar ook voor andere allochtonen." Hetopzetten van huiswerkklassen en werken voor belangenverenigingenkostte Akdeniz zoveel tijd dat hij over zijn geneeskundestudieuiteindelijk anderhalf jaar langer heeft gedaan dan de benodigdevier jaar. "Ik was altijd hele dagen weg. Naast studeren moest ikveel werken om alles te betalen en ik vergaderde bijna alleavonden. Maar ik vind nu eenmaal dat allochtonen moeten werken aanhun achterstand. En onderwijs is daarin het sleutelwoord."

In de toekomst wil hij zijn twee carrires, arts enberoepsvoorbeeld, blijven uitoefenen. "Ik wil graag neurochirurgworden. Dat is een gesloten wereldje en waarschijnlijk moeilijkbinnen te komen. Maar dat geldt voor allochtonen net zo goed alsbijvoorbeeld voor vrouwen. Wat dat betreft zit je dan in hetzelfdeschuitje."

Dat hij de ECHO-award niet heeft gewonnen, maakt Akdeniz nietuit. "Ik heb al een prijs vanwege de erkenning en de nominatie.Vooral het feit dat Paul Herfs me heeft voorgedragen is een groteeer. Hij is heel belangrijk voor mij en veel andere allochtonestudenten aan de universiteit geweest."


'Geen batterij begeleiders'

Paul Herfs, belangrijkste contactpersoon voor allochtonestudenten aan de UU en degene die Tlay Demirci en Ahmet Akdenizheeft voorgedragen voor de ECHO-award: "Er studeren om en nabij dezevenhonderd allochtone studenten aan de UU, driehonderd met eenbuitenlands diploma en vierhonderd met een diploma van eenNederlandse middelbare school. We kunnen zonder meer stellen datdeze groep het uitstekend doet in Utrecht. Als studenten eenmaal dehobbel van het middelbaar onderwijs hebben genomen, zijn ze net zogoed als autochtone studenten. Met name de laatste twee, drie jaaris de instroom van Turkse en Marokkaanse studenten veel groter,omdat zij meer en meer hun vwo-diploma halen.

De ECHO-award is belangrijk voor allochtonen als voorbeeld, maarzeker ook voor universiteiten. Er wordt een signaal afgegeven dater een andere groep studenten aan komt. Maar het hoeft geen redente zijn voor een hele batterij begeleiders."

Gerben Timmer/Christie Hofmeester