Achtergrond

'Tegenstanders hebben mijn fouten altijd door'

De talentvolle schaker Jelmer Jens is op jacht naarde titel van internationaal meester. Dat mag echter niet ten kostegaan van zijn studie economie, vindt hij. Bovendien wil deachttienjarige Jens niet professioneel worden in de denksport. Hijis bang dat schaken dan niet leuk meer is.

Tot nu toe haalde Jens een meesterresultaat, anderhalf jaargeleden in Hoogeveen. Dat kwam als een grote verrassing. Jens: "Ikhad er helemaal niet op gerekend, maar in de eerste ronde won ikvan een wereldtopper." Hij versloeg de Oezbeekse grootmeesterRustam Kasimdzhanov, die op dit moment vijftiende staat op dewereldranglijst. "Ik had een beetje geluk. Hij kon winnen, maarwerd ongeduldig en maakte een blunder. Hij deed een zet en hadniets meer", verklaart hij kinderlijk eenvoudig. De overwinning opKasimdzhanov was zijn grootste scalp tot nu toe. "Daarna wist ikdat ik een goed toernooi kon spelen", zegt Jens.

Om zijn meestertitel te krijgen moet Jens onder andere ng tweemeesterresultaten halen. Daarvoor moet hij in druk bezettetoernooien een bepaald aantal wedstrijdpunten winnen. Een keer zathij niet ver van zijn tweede toernooiresultaat af toen hij bijna deFinse grootmeester Westeringen verschalkte. "Uiteindelijk vergooideik die partij. Ik speelde de hele partij goed, totdat demeesternorm in zicht kwam. Toen begon ik te aarzelen en verloor nogbijna. Het werd net remise."

Een leek zal zulke fouten niet zien, zegt Jens. Zijntegenstanders daarentegen wel, heeft hij gemerkt. Een voorbeeld."Ik voer een zet uit. Dan zie ik: dat kan helemaal niet, dat kanhij zo weerleggen. Ik doe dan alsof er niets aan de hand is en kijkhem zo gewoon mogelijk aan. Maar ze hebben het altijd door."

Geniaal

Naast de twee toernooiresultaten heeft Jens voor eenmeestertitel een 'Fide-rating' nodig van 2400 zogenaamdeElo-punten. Hij heeft er op dit moment 2270. De wereldranglijst vande Fide is een soort laddercompetitie waarin je punten kuntverdienen door goede toernooiresultaten. De sterkte van de schakersdie je verslaat, telt daarbij ook mee.

Oud-wereldkampioen Gary Kasparov voert de lijst aan met 2849punten. Hij is het grote voorbeeld van Jens. "Die is echt geniaal.Hij is zo gedreven. Dat zie aan zijn openingsvoorbereiding.Kasparov heeft het schaken naar een hoger niveau getild." Al vroegwist Jens dat hij nooit zo goed zou worden. "Ik was wel sterk, maarheb nooit het idee gehad dat ik ooit tegenover Kasparov achter hetbord zou komen te zitten."

Toch houden zijn Elo-punten Jens wel bezig. Hij had er ooit2316, maar is door mindere resultaten de laatste tijd ietsweggezakt. Hij wil zo snel mogelijk weer boven de 2300 komen, maarblunders in cruciale stellingen houden hem daarvan af, zegt deschaker. "Ik zie te vaak dingen niet. Je moet je steeds blijvenafvragen of je zet te weerleggen is."

Aan zijn concentratie en conditie zal het niet liggen. Want Jensis een moderne schaker die regelmatig in de fitnessruimte te vindenis. "Als je fit bent, is het gemakkelijker om geconcentreerd teblijven tijdens partijen die vier, vijf of soms zes uur duren."

Lui

De belangrijkste voorbereiding op een belangrijkeschaakwedstrijd vindt thuis achter het bord plaats. Zo'n tien uurper week besteedt Jens aan de schaakstudie. Dan bereidt hij zichvoor op zijn komende tegenstander. Hij speelt partijen na en zoektzijn zwakke punten. Daarnaast zoekt hij varianten uit. "Soms kan ikeen hele variant bekijken. Dat hoeft niet in een dag te gebeuren.Het is goed om langlopende varianten zelf door te rekenen. Ik laatdat niet allemaal door de computer doen, want dan word je lui en jehebt er achter het bord niets aan."

Jens speelt ook zelden tegen zijn computer. "Die doet alleenmaar computerzetten en wint vervolgens met een smerige truc. Mensendenken in plannen. Een computer rekent alleen maar en heeft altijdeen tactische wending waarmee hij zijn stelling bij elkaar kanhouden. Als er een ingewikkelde stelling op het bord staat, word jealtijd beetgenomen door zo'n ding omdat die nooit een rekenfoutmaakt. Je leert wel van een computer, maar strategie is ook heelbelangrijk."

Alleen met schaakstudies thuis zal Jens de meestertitel echterniet halen. Hij moet daarvoor ook regelmatig wedstrijden spelen."Anders verlies je de handigheid. Maar als je alln maar wedstrijdenspeelt, ga je op een gegeven moment niet meer vooruit." Hij speeltwedstrijden in de competitie. Met zijn vereniging Utrecht probeerthij een terugkeer naar de meesterklasse te bewerkstelligen. In devakanties speelt hij internationale toernooien. In de kerstvakantiewas hij actief in Zweden.

Waar hij in de zomervakantie gaat spelen, weet hij nog niet. Dathangt mede af van zijn studieresultaten aan de universiteit.

Want Jens wil dus wel graag zijn meesterstitel halen, maar datmoet in de vakantie gebeuren omdat het niet ten koste mag gaan vanzijn studie economie. Hij wil beslist geen broodschaker worden. "Ikben bang dat de lol er dan gauw vanaf is. Bovendien verdientschaken niet echt goed. Alleen de wereldtop kan ervan leven. Ikmoet uiteindelijk verder met die studie. Als het nodig is, zeg ikhet schaken daarvoor af." Maar zijn schaakervaring lijkt vooral eenpositieve invloed op zijn studie te hebben: "Ik kan me heel goedconcentreren. En ik kan die concentratie heel lang volhouden."

Jurgen Swart

Kunststudenten maken nieuwe ontwerpen voor traditioneel gewaad

Kunststudenten maken nieuwe ontwerpen voor traditioneelgewaad

Docent mode Hans van Kooten van de Hogeschool voor de Kunstenvond de vraag van het lustrumbureau om een togamodeshow meteen eenuitdaging. "Het leek me wel goed voor de studenten, omdat ze latermisschien ook een keer de opdracht krijgen om bedrijfskleding teontwerpen. Tja, een toga blijft bedrijfskleding."

Een nieuwe toga ontwerpen is volgens Van Kooten een heelgebonden opdracht. "Het kledingstuk moet waardigheid en autoriteituit blijven stralen. Het verschil tussen een toga en allerleiandere kleding is dat een toga niet de persoonlijkheid versterkt,maar juist anoniem maakt. Voor de studenten hebben we een bestaandetoga opgemeten en een patroon gemaakt. Vervolgens kon men naareigen smaak elementen van de toga gaan wijzigen."

Zo heeft studente Dineke Boelaarts (22 jaar) de togavrouwelijker gemaakt. De stof loopt bij de onderrug wijd uit, alswas het een skischans. Dineke: Daar komen nog felrode plooienonder. Anders krijg je zon kippenkont in deze toga. En er komen nogrode, lange handschoenen bij. De wijzigingen die de studentenaanbrengen kunnen klein of groot zijn. Modestudente Heidi Kuipers(20 jaar) wil een soort ballontoga maken. Ik vind de traditioneletoga zo zwaar lijken. Daar wilde ik iets lichts tegenover zetten.Een ballon, dus.

Dineke vindt de traditionele toga maar saai: Ze lijken allemaalop elkaar en zijn allemaal zwart. Van Kooten: Die zwarte kleur, datis typisch Nederlands. Vroeger waren in Nederland alle beroepen dieautoriteit uit moesten stralen gekoppeld aan zwarte kleding. Dearts, de dominee, de politie, de rechter, advocaten. Bij sommigevan die beroepen zie je dat nu nog. In de vorige eeuw trouwdenvrouwen zelfs in het zwart. Dat vond men ook handig, want dan hadmen meteen een goede jurk voor op zondag of voor bij begrafenissen.De nieuwe togaontwerpen mogen ook niet te ver van die traditievandaan komen te staan. Men zou het nooit accepteren als een togaineens wit zou zijn. Die ontwikkeling moet toch minimaal via hetstapje grijs gaan.

Dineke: Uiteindelijk blijft een toga gewoon een lap die je overje eigen kleding heen draagt. Alleen, die lap is steeds verderuitgebouwd. Als je naar een toga kijkt, dan vallen een aantalelementen op: de witte bef aan de voorkant, de wijde mouwen. En danzitten er nog van die streepjes op de mouwen. Bij sommigen zittener meer op dan bij anderen. Ik dacht dat dat iets te maken moesthebben met de rang van iemand. Hoe meer flosjes, hoe belangrijkeriemand is, ofzo.

Binnen de Universiteit Utrecht is maar summier informatieaanwezig over de toga. En de informatie die er is dateert nog uitde tijd dat Universiteit Utrecht een Rijksuniversiteit was. Deflosjes op de mouwen blijken 'tressen' te zijn die verwijzen naarhet aantal faculteiten. Er zijn nog togas in bezit met op de mouwenvijf tressen (rond 1915 kreeg Utrecht vijf faculteiten). Later werddit aantal uitgebreid naar zeven tressen voor zeven faculteiten(Godgeleerdheid, Rechtsgeleerdheid, Geneeskunde, Wiskunde &Natuurwetenschappen, Letteren, Diergeneeskunde en SocialeWetenschappen). Tot op de dag van vandaag zijn op de mouwen nietmeer dan zeven tressen bevestigd, terwijl er inmiddels veertienfaculteiten zijn.

In de moderne ontwerpen zouden dus eigenlijk veertien tressenverwerkt mogen worden. De voorbereidingen op de togamodeshow halende kennis over het verleden weer naar boven. Als je de juiste brilopzet blijkt de toga zoals hij bestaat helemaal niet zo saai tezijn. De langdradige ceremonile bijeenkomsten kunnen vanaf nuvrolijk opgevuld worden met het tellen der tressen. Voor de komendeDies Natalis wordt dan ook het devies = tressen tellen en op zoeknaar de hoogleraar met de vijf tressen.

Guido van de Wiel

Veel mythevorming over armoedegetto's

In Utrecht zijn vooral Lombok en Kanaleneiland-Noord wijken diemede dankzij hun voorraad goedkope huurwoningen een groteaantrekkingskracht op allochtonen uitoefenen. In die wijken wonenechter ook Nederlanders, terwijl omgekeerd ook veel allochtonenjuist in andere Utrechtse wijken wonen. Als stadgeograaf was Boltmet name genteresseerd in de vraag hoe de wooncarrires van deverschillende groepen verlopen en welke rol de buurt daarbijspeelt. Om een antwoord op deze vraag te krijgen enquteerde hij eenkleine zeshonderd bewoners, zowel allochtonen als Nederlanders, vande twee genoemde wijken, plus 270 bewoners van zes quawoningvoorraad vergelijkbare Utrechtse wijken, zoals Lunetten,Rivierenwijk en delen van Overvecht.

Deels zijn de conclusies weinig verrassend. Turken en Marokkanenboeken gemiddeld weinig vooruitgang op de woningmarkt en lopen eengrote kans om hun hele leven in huizen van relatief slechtekwaliteit te blijven wonen. Hoofdoorzaak voor de geringedoorstroming van Turken en Marokkanen is hun relatief zwakkeeconomische positie, aldus Bolt.

Daarnaast stelt Bolt dat er geen sprake van is dat allochtoneneen slechter huis voor lief nemen, als zij daardoor in de buurt vanlandgenoten kunnen wonen. Dat blijkt onder meer uit het feit datveel van de ondervraagde Turken en Marokkanen Lombok enKanaleneiland-Noord lager waarderen dan andere Utrechtse wijken.Met name in Kanaleneiland-Noord zijn alle bewoners eensgezind inhun negatieve oordeel = Er wonen teveel buitenlanders in hun wijken dat leidt tot een afname van de sociale veiligheid.

Bolt rekent in zijn proefschrift bovendien resoluut af met demythe dat allochtonen een minder hoge prioriteit aan de kwaliteitvan hun woning zouden geven. Een goede woonkwaliteit is ook voorhen van groter belang dan de directe nabijheid van familie envrienden in dezelfde buurt. Wel hechten zij veel waarde aan deaanwezigheid van landgenoten in dezelfde stad.

Hoewel de toekomst ongewis is, concludeert Bolt uit zijnonderzoek dat steeds meer Turken en Marokkanen naar wijken zullentrekken waar allochtonen niet zo'n duidelijke meerderheid vormen.Weliswaar zullen hun woningen, gezien de verwachte sterke groei vanhet aantal Turkse en Marokkaanse Nederlanders, grotendeels wordeningenomen door landgenoten, maar dat hoeft geen probleem te zijn.Zolang in een wijk maar voldoende sprake is van doorstroming, looptzo'n wijk namelijk weinig kans om een armoedegetto te worden.

Er wordt naar de mening van Bolt dan ook vaak te snelgeconcludeerd dat het wonen in concentratiewijken nadelig zou zijnvoor de kansen van allochtonen. De veronderstelde negatieveeffecten van geconcenteerd wonen spelen een centrale rol in dediscussies over armoedegetto's, maar zijn in de Nederlandse conextnog nooit aangetoond, aldus Bolt.

EH

De relatie tussen een hartaanval en de penalty van Seedorf

We schrijven 22 juni 1996. In Liverpool speelt het Nederlandseelftal in de kwartfinale van het Europees kampioenschap tegenFrankrijk. Na de reguliere speeltijd staat het 0-0 en ook in deverlenging wordt niet gescoord. Penaltys moeten beslissen welk landnaar de halve finale gaat. Nadat Johan de Kock, Frank de Boer enPatrick Kluivert raak hebben geknald, schiet Clarence Seedorf debal zo slap in dat de Franse keeper Bernard Lama er weinig moeitemee heeft. Omdat de Fransen wel allemaal scoren, is Nederland krapeen minuut later uitgeschakeld.

De nederlaag komt hard aan in ons land, zo hard dat die dag maarliefst 41 mannen van 45 jaar en ouder overlijden aan eenhartaanval. En dat terwijl in de vijf dagen voor en de vijf dagenna de wedstrijd per dag gemiddeld maar 27 mannen in dieleeftijdsgroep aan een hartprobleem bezwijken. Daar komt bij dathet aantal overleden vrouwen van 45 en ouder als gevolg van eenhartaanval op 22 juni nauwelijks afwijkt van het gemiddelde en datin dezelfde periode in 1995 en 1997 ook bij mannen geen sprake isvan grote variaties in het aantal sterfgevallen. Kennelijk had destress rond de voetbalwedstrijd voor mannelijke hartpatinten dusdramatische gevolgen, concludeerden promovendus Danil Witte en zijnpromotor prof.dr. Rick Grobbee in een artikel dat kort voor kerstverscheen in het British Medical Journal.

Het leek een duidelijke conclusie en Grobbee, hoogleraarepidemiologie in het Julius Centrum van het UMC Utrecht, was danook verbaasd over de Volkskrant-column, waarin zijn Utrechtsecollega prof.dr. Ronald Plasterk het artikel op 12 januari onder desuggestieve kop Gezond voetbal kijken met de grond gelijk maakte.Het verhaal van Grobbee en Witte is een blooper, aldus Plasterk.Zij baseren hun conclusie op schommelingen in sterftecijfers dieniets betekenen en die op puur toeval berusten. Ruim een week nadato kan Grobbee alweer glimlachen om de affaire, zeker nu hij metPlasterk heeft afgesproken om de discussie onder het genot van eenborrel voort te zetten. Maar dat betekent allerminst dat hij dekritiek van zijn faculteitsgenoot zo maar over zijn kant wil latengaan. Want daarop valt wat hem betreft wel wat af te dingen.

Sterfte

Kern van de discussie vormt het betrouwbaarheidsinterval van 95procent dat Grobbee en Witte in hun artikel formuleren. Op basisvan de door hen bekeken CBS-gegevens over doden als gevolg van eenhartaandoening tussen zeventien en 27 juni 1996 ligt dat intervaltussen de twintig en 35 doden per dag. "Dat houdt in", doceertGrobbee, "dat je op basis van die gegevens met 95 procent zekerheidkunt voorspellen dat het aantal doden als gevolg van een hartaanvalop een willekeurige dag tussen de twintig en 35 zal liggen. Je doeter dus in het geheel geen uitspraak mee over het aantal dagenwaarop de sterfte groter dan 35 of kleiner dan twintig is.

"Het probleem met de redenering van Plasterk is echter dat hijdat laatste wel doet. Hj stelt ten onrechte dat eenbetrouwbaarheidsinterval van 95 procent betekent dat het aantaldoden als gevolg van een hartaanval in een bepaalde periode in 95procent van de gevallen tussen de twintig en 35 zal liggen, en dusin vijf procent van de gevallen, ofwel in n op de twintig dagenerbuiten. Vandaar dat hij in zijn column stelt dat een uitschieterzoals wij die gevonden hebben gemiddeld elke twintig dagen een keerzal voorkomen en dat die dus helemaal niet zo bijzonder is. Maardat geeft blijk van een wel heel naeve kijk op het begripbetrouwbaarheidsinterval."

Daar komt nog een tweede probleem bij, aldus Grobbee en Witte.Natuurlijk heeft Plasterk gelijk dat er in 1996 waarschijnlijk welmeer dagen kunnen worden gevonden waarop een onverwacht hoog aantalmannen aan een hartaanval is gestorven. Maar de vraag is of dat derelatie tussen de 41 sterfgevallen op 22 juni en de penalty vanSeedorf ontkracht. "Plasterk schrijft nogal badinerend dat je metonze methode met een beetje goede wil een relatie van een grootaantal doden met elke willekeurige gebeurtenis kunt scoren, zoalsmet vrijdag de dertiende, met Pinksteren of met de finale van deAustralian Open. Maar dat is onzin, want zo gaan wij helemaal niette werk. Het is niet zo dat wij eerst dat sterftecijfer hebbengevonden en toen zijn gaan kijken of er op die dag ietsopmerkelijks gebeurde. Nee, ons uitgangspunt was die wedstrijd. Wijhadden de hypothese dat plotseling optredende stress wel eens vaninvloed zou kunnen zijn op het optreden van een hartaanval. Om diehypothese te toetsen zijn we gericht gaan zoeken naar het aantaldoden op juist die dag. Als je dan inderdaad iets opvallends vindt,dan zegt dat wat."

Aspirine

Hoewel het in het British Medical Journal werd gepresenteerd alsaardig tussendoortje, staat het gewraakte artikel zeker niet opzich, stellen de auteurs. In het Julius Centrum wordt al langergezocht naar het verband tussen stress en een plotselingeverergering van hartproblemen. In dat kader zijn eerder publicatiesverschenen over bijvoorbeeld het feit dat het grootste aantalfatale hartaanvallen plaats vindt bij het wakker worden, en danvooral op maandagochtend. "Wakker worden veroorzaakt kennelijk veelstress", constateert Grobbee, "maar in de litertatuur zagen we ookinteressante gegevens over een piek in hartdoden na een aardbevingin Californi en na een SCUD-aanval in de omgeving van Tel Aviv. Datwas voor ons de aanleiding om ook in Nederland naar zon verband tezoeken. We hebben ons toen afgevraagd wat in ons land eenvergelijkbare impact zou kunnen hebben als een aanval metSCUD-raketten en kwamen uit op een nederlaag van het Nederlandselftal."

Grobbee is zeker van plan om het advies van Plasterk op tevolgen en het onderzoek te herhalen, vooral omdat dat wat hembetreft zou kunnen leiden tot effectieve preventieve maatregelen."In Boston hebben artsen ontdekt dat het slikken van kleine dosesaspirine al leidt tot een sterke afname van het aantal hartdodenbij het wakker worden. Kennelijk is aspirine in staat om denegatieve effecten van stress op het hart te compenseren. Je zou jedus kunnen voorstellen dat we voetballiefhebbers met een zwak hartop termijn gaan adviseren om voor een wedstrijd wat aspirine tenemen. Maar zover zijn we nog niet, want ik ben het helemaal metPlasterk eens: eerst moeten we de zaak netjes verderonderzoeken."

Erik Hardeman

Belastingen 2001 en het loonstrookje

De nieuwe belastingwetgeving is op het eerste gezicht voornagenoeg iedereen gunstig. De tarieven zijn verlaagd en dat kannetto per maand flink schelen. Niet alleen het bruto-nettotrajectis anders, ook zijn de brutolonen verhoogd vanwege het verdwijnenvan de overhevelingstoeslag. Volgens berekeningen vanautomatiseringsbedrijf CMG, dat voor veel bedrijven loonstrookjeslevert, houden alleenstaanden en tweeverdieners gemiddeld 5 tot 10%netto meer over. Kort samengevat gaan alleenstaanden entweeverdieners er meer op vooruit dan kostwinners. Dat is met opzetzo, want de politiek wil de belastingwetgeving verderindividualiseren en werkenden extra belonen. Er wordt bijkostwinners daarom minder dan in het oude stelsel rekening gehoudenmet een niet-werkende partner.

De tariefgroepen verdwijnen en worden dus niet langer op deloonstrook vermeld. In plaats van het oude systeem vanbelastingvrije sommen komt er een nieuw systeem vanheffingskortingen. Naast een algemene heffingskorting van 3.473gulden per jaar voor iedereen is er ook een arbeidskorting vooriedereen die werkt. Daarnaast zijn er speciale heffingskortingenvoor mensen met kinderen en voor ouderen. Vooral de lage inkomensprofiteren van de kortingen.

Medewerkers met een niet-werkende partner zullen misschien evenmoeten slikken als ze het nieuwe netto-bedrag onder ogen krijgen.Bij het berekenen van de loonbelasting van de verdienende partnerwordt met de algemene heffingskorting van de niet-werkende partnernamelijk geen rekening gehouden. Dat was in het oude systeem viaeen speciale belastingvrije som voor kostwinners wel het geval. Deniet-werkende partner kan de korting rechtstreeks terugkrijgen vande Belastingdienst. Dat kan na afloop van het jaar via de aangifteinkomstenbelasting. Maar het kan ook nu al door aan de fiscus eenverzoek te doen tot voorlopige teruggave. In dat geval krijgt deniet-werkende partner de heffingskorting in maandelijkse termijnenuitbetaald.

Bij het loonstrookje vindt u deze maand ook een bijsluiter metde belangrijkste wijzigingen. Meer informatie over het aanvragenvan een voorlopige teruggave in het bijzonder en over het nieuwebelastingstelsel in het algemeen kunt u vinden via http://www.belastingdienst.nl.

'Wetenschappers moeten meer rouleren'

Vromans, die deze functie eigenlijk al een jaar de factouitoefent, is in het dagelijks leven afdelingshoofd van hetdepartment of pharmaceutics van Organon in Oss. Hij schetste inzijn oratie de stand van zaken rond de bereiding van het aloudepilletje. Dat is al 125 jaar de standaardvorm waarin op dit momentzeventig procent van alle geneesmiddelen wordt geproduceerd.Ondanks deze eerbiedwaardige geschiedenis worstelt de industrie nogsteeds met problemen in de verschillende fasen van hetproductieproces, aldus de nieuwe hoogleraar.

Hij constateerde dat het universitaire onderzoek zichtegenwoordig zo sterk richt op de ontwikkeling van nieuwetoedieningsvormen dat er relatief weinig aandacht bestaat voor deproblemen in de meer traditionele industrile artsenijbereidkunde,en sprak de hoop uit dat zijn door Organon gefinancierde leerstoeldaar verandering in kan brengen.

Vromans besloot zijn verhaal met enkele observaties over deverschillen tussen universiteit en industrie. En van dieverschillen ziet hij in de organisatie van onderzoek. "Wordt er inde industrie aan iets begonnen, dan wordt er ook gezorgd voorvoldoende kritische massa. De kans op succes zal niet wordenbeperkt door een te gering aantal betrokken mensen of een gebrekaan middelen. Bij de universiteit tref je wel erg kleine groepen ofzelfs enkelingen aan, terwijl samenwerkingsverbanden vaak een erghoog papiergehalte hebben."

Een ander opmerkelijk verschijnsel in de academische wereldvindt Vromans de geringe mobiliteit van oudere onderzoekers. Jongeonderzoekers wisselen nog wel eens van functie. Maar eenmaal op eenfunctie zit men kennelijk zo gebeiteld dat van enige mobiliteitgeen sprake meer is, aldus Vromans die de universiteit ook op ditpunt een industrile spiegel voorhield. "Binnen het bedrijfslevenwisselt men vaker van functie. Niet alleen om carrire te maken,maar ook om gewoon eens wat anders te doen, te zien, te ervaren.Dit heeft duidelijke voordelen voor zowel betrokkenen als bedrijf,want ervaring en kennis wordt gespreid en werknemers blijvengenspireerd en gemotiveerd."

Volgens Vromans zit de academische wereld verstopt, isvergrijzing aan de orde en dreigen organisaties te verstarren."Vanuit mijn ervaring zou ik dan ook willen pleiten voor roulatiebinnen de academische wereld. Daarnaast zou men ook kunnen denkenaan verhoogde mobiliteit van onderzoekers tussen de universitaireen de industrile wereld. Weaarschijnlijk is er geen betere manierom de samenwerking tussen deze partijen te verbeteren."

EH

Abonnementen op NS en bus

UU-medewerkers krijgen de volgende korting opNS-abonnementen:

NS- / OV-jaarkaart : 3%

Jaartrajectkaart / 5-retourenkaart : 4%.

Bij de NS- en OV-jaarkaart kan men voor gezinsleden tegenrelatief geringe vergoeding een bijkaart krijgen, die alleen in devoordeeluren geldig is. De jaartrajectkaart kan worden uitgebreidmet aanvullend stads- en streekvervoer tot maximaal 3 zones.

Betaling geschiedt door een maandelijkse inhouding op hetsalaris. Abonnementen lopen in principe vanaf 1 maart aanstaandetot 28 feb. 2002. Tussentijds kan ook worden ingestapt. LosseSterabonnementen voor het stads- en streekvervoer kunnen vanaf nuook via de personeelsafdeling worden besteld. Hetkortingspercentage hiervoor is 2%.

Inlichtingen : bij de personeelsafdeling van uwfaculteit of dienst.

Rembrandt probeerde maximaal te verdienen aan zijn etsen

Die conclusie trekt kunsthistoricus dr. Erik Hinterding in eenproefschrift, waarin de werkwijze van Nederlands grootstekunstenaar uit de gouden eeuw aan een nauwgezet onderzoek wordtonderworpen. Centraal in de studie van Hinterding, die deze week inUtrecht promoveerde, staat een analyse van de watermerken in hetpapier waarop Rembrandt zijn etsen afdrukte. Met behulp vanspeciaal voor dit doel door zijn Twentse tandarts ontwikkelderntgenapparatuur, fotografeerde Hinterding in verschillende groteEuropese collecties ruim zesduizend afdrukken van de 290 etsen dieaan Rembrandt worden toegeschreven. In een kleine tweeduizenddaarvan vond hij een door de papierproducent aangebrachtwatermerk.

Hoewel aan de watermerken zelf slechts in enkele gevallen eenjaartal kon worden gekoppeld, slaagde Hinterding erin om - metbehulp van andere gegevens over de etsproductie van Rembrandt viade watermerken een zeer gedetailleerd inzicht te krijgen in dejaren waarin de verschillende afdrukken zijn gemaakt. Dat leiddetot nieuwe inzichten over de werkwijze van de van origine Leidsekunstenaar.

Hoewel veel van die inzichten sterk biografisch van aard zijn,levert het onderzoek volgens Hinterding toch ook de nodigeinformatie op die van belang is voor een waardering van debetekenis van het werk van Rembrandt. Dat geldt met name voor detalloze bewerkingen die de kunstenaar sommige van zijn etsplatenliet ondergaan. In vrijwel alle gevallen zijn van een etsverschillende versies in omloop, in enkele gevallen zelfs tien ofmeer. Tot nu toe werd vrij algemeen aangenomen dat dieveranderingen in de etsplaat door Rembrandt vooral om artistiekeredenen werden aangebracht. Met behulp van zijn datering van deverschillende versies weet Hinterding echter aannemelijk te makendat Rembrandt in een aantal gevallen domweg gedwongen was omveranderingen in de plaat aan te brengen als gevolg van verregaandeslijtage van het materiaal.

Toch is voor leken vooral de economische informatie over hetproductiebedrijf van Rembrandt interessant. Al op vrij jongeleeftijd had hij zich een grote reputatie als schilder en graficusverworven en daarmee een dito marktwaarde. Volgens Hinterding washij zich daar zelf terdege van bewust, gegeven het feit dat hij ookvan in zijn ogen nog onvoldragen versies van een etsplaat vaak alde nodige afdrukken maakte. Rond 1650 was zijn roem zo groot datverzamelaars grif geld over hadden voor zijn etsen, ook als hetging om verschillende versies van n en dezelfde prent. In 1718schreef een zekere Arnold Houbraken in zijn boek 'Groote Schouburghder Nederlandsche konstschilders en Schilderessen' dat zijn konstzoodanig werd geacht en gezogt dat men hem moest bidden en gelttoegeven. Hinterding gelooft niet dat Rembrandt om puur zakelijkeredenen meer versies van een ets maakte, zoals Houbraken hemverwijt. Maar hij bevestigt wel dat de kunstenaar goed aan zijnwerk verdiende. Terwijl prenten van bijvoorbeeld Drer in die tijdvoor gemiddeld vier stuivers weggingen, werd voor de in 1649 doorRembrandt vervaardigde prent van Jezus die een melaatse geneest, alin 1654 honderd gulden neergeteld. Sindsdien staat die prent danook bekend als de Honderdguldenprent.

Zijn grote roem kon niet verhinderen dat de op grote voetlevende Rembrandt rond 1650 in zulke grote financile problemenverzeild raakte dat een faillissement dreigde. Hij kon datkennelijk mede afwenden door een grote productie van etsen en doorde verkoop in 1654 van zijn toen ook al zeer populaire platen,concludeert Hinterding uit zijn analyse van watermerken uit dieperiode.

Erik Hardeman

Karin Ruckstuhls en de precieze balans tussen hink en stap

In Gent zal Ruckstuhl overigens niet deelnemen aan hethink-stapspringen. Dat is nog een te grote belasting voor haarenkel. Ze beperkt haar deelname tot de 400 meter horden en hetverspringen, haar favoriete meerkamponderdelen. Een completemeerkamp durft ze ook nog niet aan omdat het hoogspringen ook teriskant is. "Ik kan op dit moment niet op het hink-stapspringentrainen. Verspringen kan wel, dat is maar n afzet. Ik wacht lievernog even, want ik wil echt goed zijn voor het outdoorseizoen." Haarhoofddoel is dit jaar namelijk het Europees Kampioenschap onder 23jaar. Dat wordt in juli in het Olympisch Stadion in Amsterdamgehouden. Voor dat toernooi ligt de limiet voor hethink-stapspringen op 13 meter en die limiet denkt ze gemakkelijk tehalen. Haar recordsprong in Gent was tenslotte al 12 meter 90.

Ze forceerde vorig jaar haar enkel doordat ze in twee weken tijdtwee Europa Cup wedstrijden afwerkte. Dat was weer het gevolg vanhet feit dat ze actief is op de zevenkamp en hink-stapspringen. Eenbeginnersfout waar ze zich niet snel meer aan zal bezondigen. "Hetging lekker tot ik geblesseerd raakte." Hink-stapspringen is eenleuk onderdeel, vindt Ruckstuhl. "Je kunt niet blind hard aan komenlopen, want als je teveel snelheid hebt, moet je jezelftegenhouden. Als je niet voldoende kracht hebt, kom je niet meerexplosief weg uit die tweede sprong. Dan heb je een veel te grotehink en volgt er maar een klein stapje."

Die afstemming tussen hink en stap is moeilijk. Ook bij dewereldtoppers zijn er verschillen tussen de percentages hink enstap. "Je moet een balans vinden. Hoe groter de hink, hoe mindersnelheid je over hebt voor de rest. Ik heb zelf een vrij grotehink, maar de stap blijft achter. Ik kan die techniek ook weer niette vaak oefenen want dat kost teveel kracht." Die stap is dit jaarmisschien beter. Want Ruckstuhl kon door haar blessure weiniganders doen dan krachttraining. "Ik ben dus een stuk sterkergeworden. De condities om die dertien meter te halen, zijn goed. Ikmis alleen veel wedstrijdervaring. Maar vanaf april heb ik nog tijdgenoeg om dat in te halen."

Misselijk

Ze wil ook niet kiezen tussen de meerkamp en hethink-stapspringen. "Het is leuk om veel afwisseling te hebben in detraining. Bovendien is de sfeer onder de meerkampsters heel goed.We kennen elkaar en omdat we twee dagen samen bezig zijn, zijn weniet echt concurrenten. Je kunt niet twee dagen lang gespannenzijn. Je moet tussen de onderdelen door je rust pakken. Een 'losonderdeel' duurt veel korter dan is iedereen heel erggespannen."

Moeilijk aan de meerkamp is de lange duur van de wedstrijd. "Jemoet zeven keer presteren. Het is vreselijk als een onderdeelmislukt. Als je met 'ver' bijvoorbeeld drie keer ongeldig springt."Niet alle meerkamponderdelen zijn haar overigens even lief.Kogelstoten is haar zwakste punt, maar dat vindt ze nog wel leuk.De 800 meter -het laatste onderdeel- is het enige onderdeel waar zealtijd tegenop ziet. "Ik verlies er meestal niet echt punten mee,maar ik ben vooraf soms misselijk van de zenuwen."

Ruckstuhl heeft nog geen idee wat haar top is, maar ze gaat inieder geval door tot ze geen verbeteringen meer boekt. "Bij hethink-stapspringen moet er nog veel mogelijk zijn. Daar heb ik nognooit echt op getraind."

Ruckstuhl heeft sinds twee maanden haar oude vereniging inHuizen verlaten en traint nu bij Hellas in Utrecht waar veelNederlandse toppers actief zijn. Dat geeft haar ook de mogelijkheidom in het krachthonk in het Galgenwaardstadion een fitnessprogrammaaf te werken om de hink met meer kracht op te kunnen vangen. Zeheeft ook een pasje gekregen voor sportcentrum Olympos, maar daaris de apparatuur niet echt geschikt.

Ook heeft ze besloten nu ze de verplichte onderdelen van haarstudie heeft afgerond, wat meer tijd te besteden aan de atletiek.Die studie verliep tot nu toe vlekkeloos. "Ik begin nu aan hetvrije gedeelte. Dat smeer ik uit over een wat langere periode." Zemoet ook nog flink investeren in het hink-stapspringen, want dewereldtop springt over de veertien meter. Aan Ruckstuhl zijn echtergeen onbezonnen uitspraken te ontlokken over Olympische Spelen ofandere topprestaties. Ze richt zich eerst op de dertien meter enplant haar atletiekloopbaan met kleine stapjes. Een springsterheeft haar top rond de 27 jaar en dus heeft ze ook nog wel even detijd. "Ik ben pas tweedejaars senior. Volgens mij kan ik nog weldoorgroeien. Mocht ik van de ene blessure in de andere rollen danwordt het een ander verhaal. Als het een verplichting wordt heefthet weinig zin. Maar zolang het goed gaat, wil ik er wel iets vooropofferen."

Jurgen Swart

Studente werd slachtoffer van een piramidespel:Zoals het die avond klonk was het te mooi om waar te zijn'

Studente werd slachtoffer van een piramidespel:Zoals het dieavond klonk was het te mooi om waar te zijn'

Je bent wel gek als je deze kans laat schieten', dacht Anna,student sociale wetenschappen, toen zij zich als deelnemer bij hetpiramidespel Freedom Travel Club aansloot.

Anna werd gevraagd door een bekende uit het uitgaanscircuit. "Wekwamen elkaar in de stad tegen en raakten aan de praat overvakanties. Hij vertelde dat hij veertig tot vijftig procent kortingkon krijgen op hotels en vliegtickets. Zo raakten we verder ingesprek en hij vroeg of ik zin had in een feestje. Ik ben altijdwel in voor feesten, vandaar dat we een afspraak maakten."

Dat feestje bleek geen gewoon feestje. Het ging om de'vriendencub' van het piramidespel. "Ik wist niet wat ik meemaakte.Er liepen allemaal mannen strak in pak. Er was een buffet, een dj,er werd gedanst en alle drankjes waren gratis. Je werdverschrikkelijk in de watten gelegd die avond. Als je wat wildedrinken, dan rende er al iemand voor je. Iedereen wasverschrikkelijk aardig en gezellig."

Speciaal

Eenmaal binnen op de feestjes drijft het systeem op denieuwsgierigheid van de nieuwkomers.

"Aan het begin van die avond wist ik nog steeds niet precieswaarover het ging. Er werd verteld dat je veel kon winnen, er werdgesproken over kortingen op sieraden en huishoudelijke artikelen.Maar alles werd vaag gehouden. Later volgde er eenpresentatieronde. Door middel van hele leuke en geliktepresentaties werd uitgelegd hoe het systeem werkte. Ze zeggen datdit je kans is om financieel onafhankelijk te worden, dat hetabsoluut niks met een piramidespel te maken heeft, dat je speciaalbent omdat je geselecteerd bent. Je wordt echt gemotiveerd, hetzijn een soort Ratelband-achtige praktijken. Er werd gretigingespeeld op het feit dat ik student was. Er werd gezegd dat hiernu de rijkste studenten van Nederland zaten en dat we nu geenstudieschuld op hoefden te lopen. Zoals het die avond klonk was hette mooi om waar te zijn. Iedereen wil toch een mooie auto onderzijn kont en veel geld om leuke dingen te doen, dus als dat danwordt aangeboden sla je het niet af."

De avond van het feest moet je direct besluiten of je het doet.Het is nu of nooit.

Anna: "Ik kreeg een persoonlijk praatje met een adviseur. Danwordt er bekeken hoe je financile situatie is en wat voor soortlening je het beste af kan sluiten. Als je al een lening hebt ofals die verhoogd moet worden, dan bedenken ze samen met jou eenverhaal dat je tegen de bank op kunt hangen. Ik heb die avond ookdirect een contract moeten tekenen waarin ik beloofde geheimhoudingte betrachten. Na deze gesprekken werden de nieuwe ledenvoorgesteld. Iedereen begon te juichen en te applaudiseren. Hetleek wel een soort hersenspoeling."

Het inleggeld bij de Freedom Travel Club bedroeg 7500 gulden.Zondag had ze het 'feest' gehad en de maandag daarop zat Anna bijde bank om een lening af te sluiten.

Ronselen

"Daarna volgde een trainingsavond waarop geleerd werd hoe jemensen aanspreekt. Daar zijn allerlei trucjes voor zoals hetlokmiddel van de kortingen op vliegtickets. Echt heel lulligallemaal. Je moet erop letten dat iemand de juiste kleding draagtzodat je weet dat iemand wat geld te besteden heeft."

Vaak komen de nieuwe deelnemers uit de directe omgeving, zoalshet gezin of het werk. "Ik had geen zin om vriendinnen over tehalen om mee te gaan doen. Je loopt het risico dat de vriendschapstukloopt, omdat de vriendin het niet redt. Zelf neem ik het diejongen ook kwalijk dat hij mij erbij betrokken heeft."

Anna heeft acht mensen meegenomen naar de feestjes die elke keerop een andere locatie zijn. Van die acht mensen hebben er twee jagezegd. Dit vond in oktober plaats toen er net een artikel in dekrant had gestaan over piramidespelen. Voor Anna wel balen omdat zeniet meer mensen binnenkreeg.

"Op een gegeven moment had ik er gewoon geen tijd meer voor. Jemoet toch mensen ronselen en ze introduceren op die feesten. Hethele idee ging me ook steeds meer tegen staan. De eerste weken zitje in een soort roes en denk je nog steeds veel geld te gaanverdienen. Dan is de roes uitgewerkt en besef je waar je aan meedoet."

De organisatoren gaan ervandoor met een flinke smak geld en Annableef achter met het groeiende besef dat ze zich in de nesten hadgewerkt. Anna: "Nu denk ik dat alleen mensen zonder geweten ditspel goed kunnen spelen. Er werd gezegd dat het legaal was, maardat is het dus absoluut niet. Ik ben er gewoon ingeluisd doorprofessionele oplichters."

Anna denkt dat er vrij veel studenten de dupe zijn geworden vanpiramidespelen. "Ik ken ze niet. Veel mensen schamen zich ervoor envertellen niet dat ze zoveel geld verloren hebben. Er rust eentaboe op. Ik heb ruim vijfduizend gulden verloren. Maar ik vindmezelf niet dom, het is hooguit wat onhandig geweest. Mijn geluk isdat ik straks een goede baan heb en de lening af kan lossen. Ik ziehet maar als een studieschuld. Maar er zijn mensen die hierdoorfinancieel helemaal aan de grond komen te zitten. Mijn ouderswillen ook bijspringen. Maar ik heb het zelf gedaan en moet mezelfhieruit redden. Misschien is dat dan nog wel de uitdaging."

Hoe het werkt

Er zijn veel verschillende soorten piramidespelen, maar allemaalwerken ze volgens een eenvoudig maar listig principe: als jij mijgeld geeft, vertel ik je hoe je andere mensen zover krijgt dat zegeld aan jou geven. Wie erin slaagt om veel medespelers te vinden,kan binnenlopen. Wie dat niet lukt, wordt er niet beter van, maarslechter. De kansen om te winnen zijn zeer ongelijk verdeeld. Hetspel is zo opgezet dat de eersten die ermee beginnen, deorganisatoren, er ook het meeste aan kunnen verdienen. Naarmate ermeer deelnemers zijn en er een langere tijd verstrijkt worden dekansen om te winnen steeds kleiner. De FIOD zegt dat tachtig totnegentig procent van de deelnemers aan piramidespelen al zijn geldkwijtraakt. Het verlies kan aardig oplopen omdat de inleg vaak hoogis, soms wel 7500 gulden.

De wet

Sinds mei 1998 zijn piramidespelen verboden. Artikel 1a van deWet op Kansspelen bepaalt dat er geen vergunning wordt gegeven voordeze vorm van kansspelen en dat er een algeheel verbod geldt voorpiramidespelen. In Enschede bestaat er een Vereniging TegenPiramidespelen. De advocaat van deze vereniging procedeert voorgedupeerden tegen de organisatoren van piramidespelen. Het geld datbij de clubs te halen valt wordt verdeeld onder de leden van devereniging. Sinds mei 1998 procedeert de advocaat ook voorparticulieren die de dupe zijn geworden.

De Economische Controle Dienst is met een onderzoek bezig naareen aantal piramidespelen. Ook zij horen geluiden dat nog steedserg veel jonge mensen de dupe worden van de clubs. Depiramidespelen worden getoetst aan de wet uit 1998 en aan de handdaarvan wordt bepaald of het werkelijk om piramidespelen gaat. Deeerste zaak moet nog voor de rechter verschijnen. Oordeelt ook derechter dat het om een piramidespel gaat, dan zal door dejurisprudentie de aanpak van de organisatoren en clubs in hetvervolg vlotter verlopen. Vooralsnog duurt het nog wel even voor deeerste zaak voor de rechter verschijnt. Het strafrecht gaat noueenmaal niet zo snel als de piramidespelen.

Marjolein Knegt

Om privacy redenen is de naam van Annagefingeerd.