Achtergrond

De wetenschappelijke toekomst van immunoloog Hans Clevers: 'Het lijkt me heerlijk om af te zijn van het voortdurende gezeur over geld'

De wetenschappelijke toekomst van immunoloog Hans Clevers: 'Hetlijkt me heerlijk om af te zijn van het voortdurende gezeur overgeld'

Het eerste wat opvalt als Hans Clevers de deur opendoet, is zijnlinkerhand die stevig in het verband zit. Een souvenir van zijndebuut bij de veteranen van Schaerweyde. "Heb ik eindelijk beslotenom het kalmer aan te gaan doen, krijg ik in de eerste de bestewedstrijd een stick op mijn hand." Hij grinnikt om de ironie vanhet lot. "Ik heb heel lang op een redelijk niveau gehockeyed,vroeger in het eerste van Son, de laatste jaren in eenveteranenteam van Kampong met onder meer Tom van 't Hek. Nooit ietsgehad. Misschien was het een waarschuwing. Ik zit er de laatstetijd wel eens over te denken om het ook in mijn werk wat rustigeraan te gaan doen. Daar kan ik dus beter nog even mee wachten."

Rustiger aan? En dat zegt een onderzoeker van pas 43 jaar? HansClevers kijkt nadenkend de ruime zitkamer rond alsof hij de balansopmaakt. Een alleraardigst optrekje in Huis ter Heide ("ik noem hetaltijd ons pannenkoekenhuisje, maar het schijnt vroeger eengastenverblijf van de Oranjes te zijn geweest"); een ruime tuin meteen paar dieren erin voor de twee opgroeiende zoons; en boeiendonderzoek in een lab met een internationale reputatie. Maar ook:avonden doorwerken; stapels vergaderstukken voor in het weekend; enveertig keer per jaar in het vliegtuig de wereld rond. Hetonderzoek heeft nog steeds zijn hart. Maar alle rompslomp eromheen,daarmee heeft hij steeds meer moeite.

"Ik heb dit lab de afgelopen tien jaar van de grond afopgebouwd. Er werken nu dertig man en we spelen een vooraanstaanderol in het onderzoek naar TCF. We worden internationaal gezien alsde ontdekkers van dit belangrijke eiwit. Dat is natuurlijkprachtig, maar de keerzijde van de medaille is dat we die positievoortdurend moeten verdedigen.

"In zekere zin lijkt toponderzoek wel wat op topsport. Toen wezes jaar geleden voor de eerste keer in 'Nature' stonden, dacht ikeven: h h, nu hebben we het gehad. Maar in feite gaat het steedsdoor. Ook al heb je internationale erkenning, en ik durf nu wel tezeggen dat dat zo is, dan nog zit iedereen op het puntje van zijnstoel om je plaats in te nemen. In dit werk leg je je hoofdvoortdurend op het hakblok. Als wij hier niet met dertig mankeihard aan TCF blijven werken, en als ik niet zorg dat ervoortdurend geld is om door te gaan, dan kunnen we net zo goedstoppen. Dan leggen we het af tegen de concurrentie.

"Daar komt bij dat ik steeds meer moeite krijg met debestuurlijke rompslomp die aan het hoogleraarschap vastzit. Eendokter in het UMC ziet overdag zijn patienten en gaat s avonds naarhuis. Natuurlijk heeft hij soms zorgen over een patient, maar opzich is hij dan klaar. Dat gevoel ken ik niet. Als ik thuis zit, iser altijd wel een subsidieaanvraag die moet worden geschreven ofeen rapport dat ik nog moet lezen. Ik weet niet of dat nog twintigjaar leuk blijft."

Ook een wetenschappelijke loopbaan kent zijn'midlife'-problemen, zo blijkt. Maar zodra zijn onderzoek tersprake komt, is Clevers weer een en al enthousiasme. Na in Utrechtzowel biologie als geneeskunde te hebben gestudeerd en na eenverblijf in Amerika, kwam hij eind jaren tachtig vol ambitie terugnaar Utrecht met n brandende onderzoekvraag.

"Ik was al heel jong gefascineerd door het feit dat een enkelebevruchte eicel kan uitgroeien tot een prachtig functionerendorganisme. Hoe gaat dat, vroeg ik me af? Welke moleculen eneiwitten zijn daarbij betrokken? Ik wilde dat uitzoeken in een vakdat dichtbij de geneeskunde stond en op dat moment was die vraag inde immunologie een' hot item'. Daar ging het om de vraag hoe hetkomt dat een stamcel de ene keer een cel van het afweersysteemwordt en de andere keer een rode bloedcel. Vandaar dat ik in ditvak ben beland."

De toen net 32-jarige Clevers, die vier jaar als postdoc inHarvard had gewerkt, legde met Amerikaanse flair zijn eisen optafel. "Ik wilde een eigen lab, een aio en een analist. Ik had inAmerika een 'fellowship' gekregen, dus mijn salaris had ik bij me.Eerst ben ik naar het Nederlands Kanker Instituut gestapt, hetNederlandse topinstituut op dit gebied. Maar directeur Piet Borstzei: je kunt n analist krijgen, 'thats it'. Toen AZU-voorzitterGerlach Cerfontaine er lucht van kreeg, reageerde hij op zijnGerlachs: 'Is die Clevers goed? Ok, laat hem maar komen en geef hemwat hij vraagt.' Nog diezelfde avond belde Piet Borst me op. 'ZoHans, jij gaat dus verzuren in de polder?' zei hij letterlijk. Hetzat hem niet lekker dat ik voor Utrecht gekozen had. Tja, had hijmaar meer moeten bieden."

Clevers kan zich de begintijd in Utrecht nog goed herinneren."We waren een van de eersten die in het nieuwe AZU met DNA werkten.We waren echt pioniers en af en toe dacht ik: hoe moet dit ooit eenserieus lab worden? Ik moet eerlijk toegeven dat we toenonvoorstelbare mazzel hebben gehad. Want terwijl we min of meer inden blinde op zoek waren gegaan, hadden we nog voor Kerstmis metTCF een nieuw en nog onbekend eiwit gedentificeerd dat onze 'claimto fame' zou worden. Ik weet nog goed hoe een student die hierstage liep de beslissende foto uit het rntgenapparaat haalde. Wehebben meteen de champagne laten knallen."

Lang en vaak moeizaam onderzoek leidde de groep van Clevers totsteeds meer inzicht in de werking van TCF. Maar de echte doorbraakkwam toen hij in 1997 ontdekte dat het gen waar TCF aan isgekoppeld, een cruciale rol speelt bij het ontstaan van darmkanker,een ziekte waar vijf procent van de wereldbevolking door wordtgetroffen. "Dat was de ontdekking die onze reputatie definitiefheeft gevestigd en waarvoor we nu het meest geciteerd worden.

"Onlangs is in het laboratorium gebleken dat als dekankerverwekkende mutatie van het TCF-gen wordt rechtgezet, detumorvorming stopt en de kankercel weer een normale cel wordt. Degrote vraag is nu dus of we een geneesmiddel kunnen ontwikkelen datdeze werking bij mensen heeft. Samen met mijn collega Hans Bos enmet drie Duitse onderzoekers heb ik voor dat doel een bedrijfopgericht en de vooruitzichten lijken veelbelovend. Over een jaarof zes zal blijken of we succesvol zijn geweest in het ontwikkelenvan een geneesmiddel tegen darmkanker."

Dat Clevers en de zijnen het geheim van TCF konden ontraadselen,was mede te danken aan hun onorthodoxe aanpak. "Op een gegevenmoment kregen wij door dat TCF een belangrijke rol speelde in dekikker en de fruitvlieg. Andere immunologen zouden waarschijnlijkhebben gezegd: Een vliegeneiwit? Dat is niet onze afdeling. Maardankzij mijn biologische achtergrond wist ik dat kikkers en vliegenin genetisch opzicht niet zo veel verschillen van mensen. Datblijkt ook wel want dezelfde mutatie waardoor mensen darmkankerkrijgen, zorgt ervoor dat aan een vlieg vier in plaats van tweevleugels groeien. Wij zijn dus met collega Destree van het Hubrechtlaboratorium de kikker ingedoken en dat heeft voor een niet geringdeel bijgedragen aan ons succes."

Wat Clevers betreft maakt dit verhaal opnieuw duidelijk hoefunest het is als beleidsmakers wetenschappelijk onderzoekinhoudelijk willen sturen. "Als je in ons lab komt kijken, zou jeniet geloven dat we een afdeling zijn van een ziekenhuis. Van dedertig onderzoekers werken er maar vier aan het immuunsysteem. Derest werkt in kikkers, muizen, wormen, vliegen noem maar op.Eigenlijk kan dat helemaal niet voor een ziekenhuislab, maar zohebben we wel de oorzaak van darmkanker ontdekt. Op zich is datnatuurlijk toeval geweest. Maar ik ben ervan overtuigd dat je dattoeval afdwingt door onderzoekers de vrije hand te laten.

"Toen ik hier benoemd werd, werd verwacht dat ik aanauto-immuunziekten zoals reuma en multiple sclerose zou gaanwerken, maar ik heb meteen gezegd: ik heb geen idee hoe ik dat moetdoen. Laat mij nou maar gewoon mijn gang gaan, dan kom ik vast welmet iets op de proppen dat van belang is voor de gezondheidszorg.Ik wist dat TCF te maken had met het soort processen dat ook inkanker een rol speelt. Het viel dus te verwachten dat we vroeg oflaat op een vorm van kanker zouden stuiten. Maar zeker was datniet.

"Soms ben ik blij dat mijn subsidiegevers hier nooit komenkijken. Want meestal doen we iets heel anders met hun geld dan weze hebben verteld. Europese geldgevers hebben daar vaak moeite mee.De Europese Commissie heeft het liefst dat je voorspelt dat je op 3mei volgend jaar dat en dat ontdekt. Maar dat kan helemaal niet.Iemand die specifiek naar de oorzaak van darmkanker had gezocht,was nooit op TCF gestuit."

Op de vraag wat hem als wetenschapper motiveert heeft Cleverseen simpel antwoord: "Allereerst natuurlijk de fascinatie voor hetvak, het dagelijks werk, het samenwerken met steeds weer nieuwe,jonge mensen op het lab. Dat is ontzettend leuk en altijd spannend.Maar daarnaast telt toch vooral een klein beetje onsterfelijkheid.Als je een leuke ontdekking in het juiste tijdschrift geplaatstweet te krijgen, betekent dat dat je naam maakt. En uiteindelijk isdat wat je als wetenschapper drijft. Niet alleen het leed van demensheid of zoiets fraais, maar naamsbekendheid. Dat is heelbelangrijk in dit vak, daar ben ik heel eerlijk in. Het gaat eromdat jij jouw naam net een week eerder aan een belangrijkeontdekking weet te verbinden dan de competitie in Amerika.

"Niet alleen het ontdekken op zich is dus belangrijk, maar dezaak zo naar buiten brengen dat het op jouw conto wordt geschrevenen niet op dat van je buurman. Ja inderdaad, dat leidt in de wereldvan het internationale onderzoek tot enorm veel ellebogenwerk enmannetjesmakerij. Daar voelt lang niet iedereen zich gelukkig bij.Ik heb er zelf nooit veel moeite mee gehad, maar mijn vrouw vondhet niets. Zij heeft in Amerika als laboratoriumonderzoekstergewerkt, maar werd liever arts. De medische wereld is een veelsocialere wereld."

Heeft hij nooit spijt gehad van zijn keuze voor Utrecht?Aanvankelijk antwoordt hij met een krachtig 'nee'. Maar hij moettoegeven dat Utrecht vergeleken met Harvard niet in de 'ChampionsLeague' speelt. "Vergis je overigens niet. In de breedte verschiltHarvard helemaal niet zoveel van Utrecht. Het verschil zit hem inhet grotere aantal toppers waaraan de anderen zich op kunnentrekken.

Even laat hij zijn ergernis de vrije loop. "Het probleem inUtrecht is dat het college van bestuur het niet aandurft omwetenschappelijke kwaliteit te hanteren als belangrijkste criteriumbij haar besluiten. En men durft er al helemaal geen vergaande endus ook financiele consequenties aan te verbinden. Ik moet toegevendat dat mij in toenemende mate stoort. Je ziet dat nu ook weer methet biomedisch cluster, het ABC. Daar gaat nu wel wat extra geldnaar toe, maar ik moet nog zien of het daarmee lukt. Als je wiltduidelijk maken dat Utrecht ht landelijke centrum is voor'functional genomics', waarom onderstreep je dat dan niet door voorje topgroepen een eigen gebouw neer te zetten? Dan laat je aan debuitenwacht zien dat het je ernst is en geef je je onderzoekersbovendien de stimulerende onderzoeksomgeving, die ze nu missen.Maar die lef heeft men hier gewoon niet. Op de voorzichtige manierwaarop het nu gaat, ben ik bang dat het uiteindelijk toch weer nietzal lukken en dat we blijven steken in de goede bedoelingen."

Hij denkt de laatste tijd regelmatig na over zijn toekomst endat is nog versterkt door de spectaculaire ontwikkeling van hetmede door hem opgerichte bedrijf U-BiSys, dat deze maand alsCrucell naar de beurs gaat. Hoewel hij maar een kleineaandeelhouder is, dreigt de verwachte introductiekoers hem in nklap miljonair te maken.

Clevers: "Ik ben daar zelf het meest verbaasd over, want ik bener nooit ook maar een moment op uit geweest. Sterker nog, toen TonLogtenberg en ik U-BiSys in 1996 oprichtten, werden we gedwongen omals oprichters aandelen in het bedrijf te nemen. Achteraf is dathet toppunt van ironie, maar op dat moment was ik blij dat het maarom zo'n klein bedrag ging. Anders had ik het er thuis niet eensdoorgekregen.

"Maar goed, nu de zaak zo'n enorme vlucht heeft genomen, kan ikhet me financieel permitteren om eens serieus na te denken over watik het liefst zou doen. Een interessant gedachtenexperiment, dattoch gewoon uitkomt op het doen van research, maar dan wel in eenoptimale omgeving.

Als we geen kinderen zouden hebben, zou ik zo weer naar Amerikavertrekken, naar een echt 'research'-instituut. Een anderemogelijkheid is om naar een farmaceutisch bedrijf te gaan. Hetlijkt me heerlijk om af te zijn van alle bestuurlijke rompslomp envan het voortdurende gezeur over geld. Ton Logtenberg heeft bijCrucell straks een researchbudget van vele miljoenen guldens. Dielacht als hij hoort wat wij hier allemaal moeten doen voor n extraaio. Als ik daaraan denk, wordt de verleiding om bij deuniversiteit weg te gaan, wel erg groot."

Erik Hardeman


Eeuwig leven

"Een boeiende vraag is wat mij betreft waarom alle diersoorteninclusief de mens een min of meer vaste tijd van leven hebben. Komtdat omdat de 'onderdelen' tegen die tijd zoveel schade hebbenopgelopen dat herstel niet meer mogelijk is? Of is die maximaleleeftijd genetisch ingebouwd? Zit er een programmaatje in ons datop een gegeven moment afloopt?

"Ik denk zelf dat dat laatste het geval is. Anders valt tochonmogelijk te verklaren waarom de gemiddelde muis anderhalf wordt,terwijl een vleermuis, die net zo groot is, probleemloos de vijftighaalt? Een plausibele verklaring lijkt me de evolutie. Om zichstaande te houden in een leefomgeving waar competitie de realiteitis, moeten soorten relatief snel kunnen reageren op nieuweontwikkelingen. Vandaar dat de evolutie het leven heeftgeorganiseerd in generaties. Een soort die duizend jaar leeft enzich als hij vijfhonderd is nog steeds voortplant, reageert nietsnel genoeg en legt het dus af. Dat wij op ons tachtigste versletenzijn, is volgens mij ingeprogrammeerd omdat we dan plaats moetenmaken voor de volgende generatie.

"Recent zijn experimenten gedaan met wormpjes van de soort C.elegans die gemiddeld vijftien dagen leven. Er werden willekeurigestukjes DNA beschadigd en het resultaat was dat sommige exemplarentweehonderd dagen bleven leven. Toen men ging kijken welke genen indie langlevende wormen beschadigd waren, bleek het om genen te gaandie ook in de mens voorkomen. Nu is een mens wat complexer dan eenworm, maar als je die genen uit zou schakelen, zou je dus mogelijkook in mensen effecten op de leeftijd kunnen zien.

"Hoe oud mensen dan zouden kunnen worden, kan ik met geenmogelijkheid zeggen, maar we zijn inmiddels steeds beter in staatom slecht functionerende lichaamsdelen via transplantaties tevervangen. Als er dus inderdaad sprake is van generatie-genen diewe kunnen uitschakelen, zouden mensen theoretisch heel lang meekunnen gaan. Als je in een auto maar onderdelen blijft vervangen,houd je hem tenslotte ook heel lang aan de praat.

"Natuurlijk kun je je afvragen of je dat moet willen en of hetberhaupt gewenst is om maar door te gaan met het steeds verderverleggen van de grenzen van onze kennis. Maar persoonlijk zie ikgeen alternatief. Ik denk dat het inherent aan de mens is dat hijverder wil, meer wil weten, beter wil worden. En ik vind niet datje die nieuwsgierigheid moet dwarsbomen. Bovendien is nieuwe kennisop veel terreinen nog heel erg hard nodig. Dat er ook misbruik vanzulke kennis gemaakt kan worden, vind ik geen argument. Datprobleem moet je op een andere manier aanpakken. Ik vind dus dat wedoor moeten gaan met onderzoek, ook naar zoiets als een'eeuwig-leven-gen'. Als daardoor nieuwe problemen ontstaan, danlossen we die echt wel weer op. Om te zeggen: we weten nu genoeg,dus laten we maar ophouden met genetisch onderzoek, lijkt mij eenheel slecht plan."

Meedoen is belangrijker dan winnen

Over de Padualaan schalmt traditionele Grieksetokkelmuziek. Voor de Faculteit voor Communicatie en Journalistiekdanst een groepje Grieken de sirtaki. "Jammer dat niemand inhaakt",roept iemand van de organisatie van de Pheidippidesloop. Dehardlopers bereiden zich voor op de jaarlijkse estafetteloop.Iemand geeft zijn benen een lik vaseline tegen de koudemiezerregen, anderen trekken een sprintje om de spieren op tewarmen. Zo'n vierhonderd sporters krioelen door elkaar heen. Zestigvan hen verdwijnen uit het zicht als om 13.00 uur het startschotvalt.

Afgelopen zaterdag stond de 21e editie van de Pheidippidesloopop het programma. Sinds 1995 organiseert atletiekvereniging Hermesdit evenement. Van oorsprong werd het op touw gezet door Utrechtsestudenten die op inventieve wijze twee geschiedenissencombineerden. Pheidippides rende in 490 voor Christus van Athenenaar Sparta (240 kilometer) om de hulp van de Spartanen in teroepen tegen de Perzen. Sparta bracht de redding. Sindsdien wordtde boodschapper jaarlijks met een estafetteloop geerd. ToenPheidippides na de Slag bij Marathon later in dat jaar terug rendenaar Athene, stierf de man echter van uitputting.

Anno 2000 lopen zevenkoppige teams het klassieke atletieknummer.De eerste twee lopers leggen de herenafstand (7 km.) af. Daarnavolgen afwisselend een damesafstand (3,6 km.), een herenafstand,een damesafstand en twee keer de herenafstand. Bij het wisselpuntmoet een groenwit lint doorgegeven worden. De meesten hangen deband om hun nek, enkelen binden het - als ware het een zweetband -om hun hoofd. En deelneemster stopt het lint in haar legging.Wanneer ze moeite heeft om het 'stokje' bij de wissel tevoorschijnte halen, roept de spreekstalmeester: "Nou, die zit wel heel ver inhaar broekje". Ze kan er zelf ook om lachen.

Paul van de Ven, gehuld in een veelkleurig winddicht shirt, isde startloper van het team BOEV-jes 2. Hij moet alvast proberen eengoede tijd neer te zetten. Voor hij aan zijn 7005 meter begint,steekt hij zijn vuist op naar zijn teamgenoten. Dan vertrekt hijrustig achter in het deelnemersveld. Hij doet al jaren mee met deanalisten en aio's van de faculteit Plantenwetenschappen. Hunteamnaam verwijst naar de oude naam voor de faculteit: BotanischEcologie en Evolutiebiologie. Vorig jaar noteerde het BOEV-jesteameen tijd van 3.05.29. Daar wil men in ieder geval onder duiken.

Stopwatch

Bij het wisselvak, pal voor de ingang van de FCJ, wordt hetrustig als alle lopers met startnummer 1 zijn vertrokken. Dekoploper wordt niet binnen de 21 minuten terug verwacht. De mensendie voorlopig niet aan de beurt zijn, gaan in het caf zitten oftrekken zich terug in de aula, die in een kleedlokaal veranderdis.

Van de Ven zit bij de eerste vijfentwintig binnenkomers. Wanneerhij de meet passeert, wijst de digitale klok 28.27 minuten aan. Hijis uiterst tevreden. "Ja, ik had een tijd in de 28 minutenverwacht." Maar dan blijkt dat Van de Ven reageert op de tijd diehij op zijn eigen horloge heeft bijgehouden. Zijn stopwatch hieldhet op 26.30. Wanneer zijn teamgenoten hem zijn werkelijke tijdlaten zien, houdt hij het erop dat de klok van Hermes te sneltikt.

Elk jaar komen er weer universiteitsteams uit Groningen,Maastricht en Enschede voor de estafetteloop. Van de Ven: "Hetmooie van de Pheidippidesloop is de gezamenlijke sportieveprestatie die je levert. Je loopt daarnaast door een mooiAmelisweerd, door een herfstig landschap. Het is een mooi parcoursmet veel bos."

Door het druilerige weer komt elke loper terug met een bemodderdlichaam. Van nek tot enkels zit men onder de bruine spatten. In hetprogrammaboekje staat fijntjes vermeld dat er in de FCJ geengelegenheid is om te douchen.

Hannie de Caluwe gaat als tweede voor de BOEV-jes 2 op pad. Zijzet een opmerkelijke prestatie neer. Zij loopt eerst deherenafstand, houdt vervolgens stand bij de finish om haarstartnummer te verwisselen en voltooit vervolgens de kwart marathondoor ook de damesafstand te lopen. "Waarom stopte je nou op destreep?" vraagt een begeleidster haar na afloop. "Ja, mag ik ookeffe rusten?"

De Caluwe wordt afgelost door Richard Logtestein. Hij werkt aleen tijdje niet meer in Utrecht, maar werd voor deze gelegenheidnog een keertje opgetrommeld. Over zijn tijd (29.42) is hij goed tespreken, maar eigenlijk gaat het hem daar niet om. "Het is hiergezellig. Je pakt een biertje, spreekt elkaar weer eens en het iswat anders dan op je werk."

Dat lijkt voor de meesten te gelden. Met groot enthousiasmemoedigt iedereen elkaar aan. De atleten zijn al ver voor de finishzichtbaar. De sporters die het 'stokje' moeten overnemen schreeuwenhun teammaten naar het eind. Sommige deelneemsters maken er zelfseen dansje bij.

Wanneer duidelijk wordt dat Mariet Hefting twee minuten langerdan gepland nodig heeft voor haar 3,6 kilometer, gaat de hoop optijdsverbetering verloren. Ook Jurgen van Hal en Mareike Viebahnlopen de achterstand op het schema niet meer in. Viebahn komt na3.11.33 binnen. Dat is ruim 46 minuten later dan de winnaars vanFreerunner.

Ondanks de koude regen en het modderige parcours is dezePheidippidesloop een succes, afgemeten aan de gelopen tijden.Freerunner verbeterde het parcoursrecord en Carina van Dorp(Gasservice 1) en Koen Raymakers stelden de individuele recordsscherper.

Volgend jaar doen de BOEV-jes gewoon weer mee. Ook dan ismeedoen belangrijker dan winnen.

Roeland van Vliet

Studie afgelopen.... en dan...? (Eerste deel van tweedelige serie)

Studie afgelopen.... en dan...? (Eerste deel van tweedeligeserie)

'Toen ik stopte met studeren heb ik ook mijn kamer opgezegdomdat ik de huur niet meer kon betalen. Ik heb een paar jaar langin verschillende kraakpanden in de stad gewoond, maar dat begon meop een gegeven moment tegen te staan. Ik was bij een ontruiming vaneen kraakpand opgepakt door de politie en veroordeeld tot tweeweken voorwaardelijk. Die veroordeling voelde als een zwaard vanDamocles boven mijn hoofd. Ik ben in een huisje op het terrein vaneen oude munitie-opslagplaats in het bos gaan wonen, buitenUtrecht. Ik heb het huisje opgeknapt en een groentetuin aangelegd.Op het uitzendbureau heb ik op een dag gezegd dat ik een zeilbooten houten klompen zou willen kunnen maken en toen hebben ze me naarde timmerfabriek gestuurd: sindsdien werk ik daar. Naast mijn werkvolg ik nu een opleiding tot timmerman. Het geld dat ik verdienhaal ik altijd meteen van de bank, omdat ik bang ben dat deschuldeisers van de studiefinanciering het anders in beslag zullennemen. Ik heb mijn propedeuse nooit gehaald, dus ik moet drie jaarstudiefinanciering terugbetalen. Ik heb hier thuis geenelectriciteit of stromend water, maar daar ben ik gewend aangeraakt. Ik heb een houtkachel voor de warmte en tweespiritusbranders om op te koken. Ik kan hier leven zoals ik wil.Als het onbewolkt weer is, sleep ik mijn matras naar mijn bakfietsen slaap ik in de open lucht. Dan kan ik in mijn bed liggen en alsik omhoog kijk zie ik overal sterren.'

Tamara Mewe (25) studeerde Duits met als specialisatievertaalwetenschap.

Daarnaast volgde ze anderhalf jaar vakken bij theologie. 'Nadatik zelf al maanden bezig was geweest om een onderwerp te zoekenvoor mijn scriptie, kwam mijn begeleider met een idee. Hij isbetrokken bij het project van de nieuwe Nederlandse bijbelvertalingen gaf aan dat er behoefte was aan onderzoek. Het project isgestart in 1993 en er gelden allerlei vertaalregels en principesvoor deze bijbelvertaling. Men wilde dat iemand daar nog eens goednaar keek vanuit vertaalwetenschappelijk perspectief.

"In mijn scriptie heb ik vervolgens een aantal open plekken entegenstrijdigheden in de gebruikte methode aangewezen en natuurlijknog een aantal suggesties voor verder onderzoek gedaan. Een weekvoordat ik mijn bul kreeg, werd ik door het NederlandsBijbelgenootschap gebeld of ik mijn scriptie voor hun verder wildeuitwerken.

"Momenteel werk ik drie dagen in de week voor hetbijbelgenootschap, omdat ik ook de tijd wil hebben om een eventueelpromotie-onderzoek voor te bereiden. Ik zou willen promoveren omeen terrein eens echt uit te diepen in de hoop zelf tot een bepaaldinzicht te komen of tot de oplossing van een bepaald probleem. Watweet je nou eigenlijk na je studie? Als je naar zo'n specialisatiekijkt, dan blijkt dat je alleen maar inleidingen en samenvattingenhebt gehad. Hoe vaak heb je voor je studie een wetenschappelijkwerk van a tot z moeten lezen? Bijna nooit. Daar was ook geen tijdvoor. Zeker bij letteren niet met hun blokjes van vijf weken.'

Iris de Hoog (26) studeerde theater-, film- entelevisiewetenschappen met als specialisaties film- entelevisiedramaturgie en cultuureducatie.

'Ik heb altijd voor de meest praktische vakken binnen mijnstudie gekozen. Achteraf gezien had ik misschien beter naar defilmacademie kunnen gaan, maar als je het gymnasium hebt gedaan danga je vervolgens naar de universiteit. Dat zat meer in hetstraatje. Ik heb tijdens mijn studie geloof ik wel vijf keer bij destudie-adviseur gezeten en dan zei ik: ik zit hier volgens mijverkeerd. Ik had vooral de drang om zelf films te willen maken. Depraktijkvakken binnen de studie zijn er in de eerste plaats om eentheorie te toetsen. Het is dus niet zo dat je een film kunt maken,omdat je een bepaalde scne leuk vindt, maar alles moet passenbinnen de opgestelde definities. Toch heb ik tijdens de studiekunnen proeven van de praktijkkant en dat was waardevol. Het echtleren kennen van de praktijkkant is buiten de studie gegroeid. Ikheb een aantal documentaires gemaakt. Na mijn studie en een aantallosse baantjes, werd ik toegelaten tot een masterclass voormeer-camera-techniek.

"Aan de masterclass was een duizend-uren-contract verbonden enzo kon ik aan de slag als regisseur voor het televisieprogramma BigBrother. Bij Big Brother heb je eigenlijk n blok non-stopdocumentaire informatie tot je beschikking. Nergens kun je heen enweer schakelen tussen zesentwintig verschillende camera's. Debewoners worden voortdurend gefilmd en jij moet dan steeds kiezen:wat vind ik het belangrijkste? Het is een enorme uitdaging om uital dat materiaal het verhaal te halen.'

Kees van den End (27) studeerde rechten met alsspecialisatie criminologie.

'Toen ik rechten ging studeren had ik nog een heel sterkrechtvaardigheidsgevoel in me, maar de studie bleek eigenlijkgewoon heel koud en logisch. Het zijn allemaal regeltjes: als dit,dan dat, er zat verder niet veel rechtvaardigheid in. Ik had geenzin om daar de rest van mijn leven in door te gaan. De afgelopenjaren heb ik steeds verschillende projecten in de IT gedaan, ik hebals consultant gewerkt voor Philips, KLM, ABN-Amro en KPN. In detoekomst wil ik mijn eigen bedrijfje opzetten in Londen. Het is opzich prima om werknemer te zijn, maar dan moet je wel goed betaaldworden. Bij Philips had ik bijvoorbeeld een uurloon van 280 gulden,maar daar zag ik zelf maar veertig piek van. Bij mijn huidigewerkgever is dat al anders: daar krijg ik 75% van het uurloon. Hetgaat me niet eens zozeer om het geld, maar meer om deonafhankelijkheid die je ermee bereikt. Dat is mijn doel. Eigenlijkwil ik binnen vijf jaar binnen zijn. Dan kan ik iets gaan doen watik echt leuk vind. Ik kan bijvoorbeeld als piloot gaan werken vooreen ontwikkelingsorganisatie. Het lijkt me prachtig om piloot inAfrika te zijn. Dan maakt het ook niet uit of ik een hongerloontjeverdien. Het kan natuurlijk zo zijn dat zoveel geld verdienenverslavend gaat werken, dat ik na vijf jaar daar helemaal niet meerterug van kom. Ik verdien nu ongeveer 180.000 gulden per jaar, hetzal moeilijk zijn om minder te verdienen. Een tonnetje is al nietzoveel meer.'

'Zoals Westbroek oppositie voert, dat kan toch ook op een fatsoenlijke manier?'

'Zoals Westbroek oppositie voert, dat kan toch ook op eenfatsoenlijke manier?'

Na jaren gesoebat besloot de Tweede Kamer ditvoorjaar tot samenvoeging van Utrecht en Vleuten-De Meern. Vanwegedie gemeentelijke herindeling mogen rond de 200.000 Utrechters op 8november vervroegd naar de stembus. Onder hen 27.000 studenten.Studenten zouden dus een behoorlijk stempel kunnen drukken op delokale politiek. Maar gebeurt dat ook, of belandt de oproepkaartbij het oud papier?

"Studenten zijn mensen die op school beter hebben opgelet danhun klasgenootjes, dus het valt me tegen dat ze zo weinig weten vanlokale politiek." Leefbaar Utrecht-voorman Henk Westbroek heeft destrijd aangebonden met politieke desinteresse onder studenten. Depoliticus, zanger, radiopresentator en horecaondernemer is eenveelgevraagd spreker bij 'debatingclubs' en studentenverenigingen.Westbroek -altijd goed voor een prikkelende observatie- valt bijdeze confrontaties van de ene verbazing in de andere. "Ik moet mijngehoor echt alles uitleggen. Als ik vraag waarom we in Utrechteerder naar de stembus gaan dan in andere gemeentes, zit de helezaal me aan te gapen. Ik heb zelfs moeten uitleggen wat hethoogwaardig openbaar vervoer is, terwijl die busbaan toch wordtaangelegd om te zorgen dat studenten straks twee minuutjes eerderop De Uithof zijn."

Een vragenrondje in de letterenbibliotheek lijkt Westbroeksconclusie te logenstraffen. Weetjes over de komende verkiezingenworden soepel opgelepeld. En al haperen de commentaren wanneer denaamsbekendheid van lokale politici aan bod komt, voor Westbroekgeldt een uitzondering. "Zoals hij oppositie voert. Dat kan tochook op een fatsoenlijke manier", vindt Marieke, vijfdejaarskunstgeschiedenis.

Onbenul

Ondanks zulke weloverwogen kritiek wordt er in de Utrechtsepolitiek behoorlijk gesomberd over de politieke afzijdigheid vanstudenten. "Studenten hebben het tegenwoordig 'druk, druk, druk'",gelooft VVD-kandidaat en rechtenstudent Gert-Jan Weierink. "Met detempobeurs, bijbaantjes en het verenigingsleven is er in hunbelevingswereld helemaal geen plaats voor politiek."

PvdA-kandidate Rinda den Besten, in 1996 afgestudeerd alscommunicatiekundige, begrijpt de lauwe belangstelling voor delokale politiek. "Toen ik in Utrecht ging studeren voelde ik me ookniet direct Utrechter. Het heeft jaren geduurd voor de stad me gingboeien. Je voelt als student nauwelijks betrokkenheid, want jedenkt dat je toch niet blijft. In de praktijk loopt dat vaakanders."

Ook Roel Freeke, lijsttrekker van de Christen Unie -hetsamenwerkingsverband van RPF en GPV-, komt ruiterlijk uit voor hetpolitiek onbenul dat zijn kijk op de stad aanvankelijk kleurde."Wat er in de stad en lokale politiek speelde ging volstrekt langsme heen", bekent Freeke, juist afgestudeerd in depoliticologie.

Volgens PvdA-lijsttrekker Hans Spekman moet de verondersteldepolitieke apathie onder studenten in een breder verband wordengezien. "De belangstelling voor lokale politiek is bij de bevolkingals geheel tanende. Ik denk dat de opkomst onder bewoners van hetIBB of de Van Liefland uiteindelijk groter is dan in Ondiep."

Studenten mogen in Spekmans optiek trouwere stembusgangers zijndan de doorsnee Utrechter, over hun motieven tasten hij en zijncollega's in het duister.

"Naar lokale verkiezingen is weinig onderzoek gedaan", weet Joopvan Holstein, docent politieke wetenschappen aan deRijksuniversiteit Leiden. "Laat staan dat er specifiek is gekekennaar het stemgedrag van een relatief kleine groep alsstudenten."

Het gebrek aan informatie laat ruimte voor boudeveronderstellingen. "Studenten lezen allemaal 'de Volkskrant' enstemmen dus braaf GroenLinks", gelooft Westbroek. Met zijnprovocerende opmerking wil Westbroek de vermenging van landelijkeen lokale politiek aan de kaak stellen. "Dankzij allemedia-aandacht kunnen lokale fracties meeliften op een landelijkimago", gelooft Westbroek.

Volgens Van Holstein valt er weinig op Westbroeks woorden af tedingen. "Het belang van nationale factoren bij lokale verkiezingenis een algemene trend die al langer zichtbaar is. Daar komt bij datvooral jongeren -en dus ook studenten- gevoelig zijn voor partijendie het goed doen."

GroenLinks heeft met de eeuwig jeugdige, altijd groene PaulRosenmoller dan ook weinig reden tot klagen. Partijen met eenstoffiger imago pogen zich juist van Den Haag te distantieren."Utrecht is geen Staphorst", zegt Rene Verhulst, lijsttrekker vanhet CDA. "Je zult ons hier niet horen roepen dat alle 'coffeeshops'en bordelen dicht moeten. Zulke conservatieve geluiden passen nietin een grote stad."

Huisvesting

Aan Onno Veldman, voorzitter van de studentenvakbond USF, zijnde bespiegelingen over meelift-effect versus lokale eigenheid nietbesteed. Als niet-gebonden organisatie rekent het USF deplaatselijke partijen af op wat ze feitelijk voor studenten doen."Er zijn genoeg specifieke onderwerpen waar we de politiek opwillen aanspreken. Dan kun je denken aan zaken als veiligheid enlevendigheid in de stad, maar zeker ook huisvesting."

De USF-boodschap is niet aan dovemansoren gericht. In vrijwelelk verkiezingsprogramma worden plannen ontvouwd voor beterehuisvesting en een levendiger Uithof. Leefbaar Utrecht daarentegendoet niet aan cadeautjes voor studenten. "Wij hebben geenspecifieke punten voor studenten, maar als je in een aangename stadwilt wonen is ons hele programma voor studenten", stelt Westbroek."Je kunt iedere student wel een gesoleerde kamer beloven waar jenet zo hard de Chemical Brothers kunt draaien als je wilt en op dehoek van iedere studentenflat een kroeg, maar dat zijn nu net zakenwaar de lokale politiek niet over gaat."

Westbroeks bedenking heeft studente culturele antropologieSandra Kamerbeek er niet van weerhouden politiek actief te worden.Ze is lid geworden van de SP.

Kamerbeeks politieke betrokkenheid staat niet op zichzelf.Vrijwel alle Utrechtse partijen maken gewag van een toestroom vannieuwe leden uit het studentenmilieu. Bij de PvdA doorliepen hetafgelopen jaar tientallen studenten en pas afgestudeerden dezogenaamde 'Den Uyl-leergang'. Volgens Spekman tekent dit demotivatie, want de stoomcursus politiek bedrijf -"met echthuiswerk"- is geen kattenpis.

De groeistuipen van de Utrechtse partij-afdelingen lijkenstrijdig met het gejeremieer over de kwijnende interesse voorpolitiek. PvdA-kandidate Den Besten denkt echter dat de aanwasnaadloos aansluit bij een sluimerend politiek elan onder studenten."Als je ziet hoeveel initiatieven er door studenten draaiend wordengehouden. Ik heb zelf taalles gegeven aan buitenlandse vrouwen.Studenten zijn vaak helemaal niet zo passief, alleen wordt al snelgedacht dat initiatieven in de eigen leefomgeving niets metpolitiek te maken hebben."

"Jongeren kiezen uit een steeds breder scala wanneer zemaatschappelijk actief willen worden", stelt Van Holstein. "Als jealleen naar de opkomst bij verkiezingen kijkt, is er een klooftussen de burger en politiek. Maar wanneer je die andere vormen vanbetrokkenheid politiek waardeert, is dat verhaal veel te simpel ensomber."

Philip van de Poel


De lijsttrekkers

Over de kwaliteit van de Utrechtse raad wordt veelgemopperd. Wellicht speelt opleiding een rol. Het UBlad brengt deachtergrond van de lijsttrekkers -in volgorde van de kieslijst- inkaart. Conclusie: de UU is een belangrijke leverancier vanUtrechtse politici.

1. Henk Westbroek (Leefbaar Utrecht), socioloog, afgestudeerdaan de UU in 1976. Over studietijd: "In mijn tijd kon zelfs mijnhondje zijn propedeuse halen."

2. Hans Spekman (PvdA), onvoltooide hbo-opleidingsociaal-maatschappelijk werk. Over studietijd: '"Deventer was nietzo'n sprankelende stad."

3. Robert Giesberts (GroenLinks), historicus, afgestudeerd aande UU in 1992. Over studietijd: "Qua onderwijsniveau niet altijdeven boeiend."

4. Jan van Zanen (VVD), jurist, afgestudeerd aan de VrijeUniversiteit Amsterdam in 1985. Over studietijd: "Doorpakken!"

5. Ren Verhulst (CDA), jurist, afgestudeerd aan de UU in 1985.Over studietijd: "Als student studeerde ik vooral."

6. Paulus Jansen (SP), bouwkundig ingenieur, afgestudeerd aan deTU Eindhoven in 1980. Over studietijd: "Ik ben altijd werkstudentgeweest. Vooral uit noodzaak."

7. Alice van Rooij (D66), oogheelkundig paramedicus,afgestudeerd in Amsterdam in 1976. Over studietijd: "Heerlijk vrijzonder bemoeienis van de overheid."

8. Wim Vreeswijk (Nederlands Blok), "enkele eenvoudigevakopleidingen". Over 'studietijd': "Utrechters eerst."

9. Kees Verhoef (Burger en Gemeenschap), politicoloog,afgestudeerd aan de VU in 1980. Over studietijd: "Weinig uitgaan,want ik trainde voor de marathon."

10. Roel Freeke (Christen Unie), politicoloog, begonnen aan deUU, afgestudeerd aan de Rijksuniversiteit Leiden in 2000. Overstudietijd: "Studeren is een zoektocht."

'Om moreel te kunnen handelen hebben wij helemaal geen God nodig'

'Om moreel te kunnen handelen hebben wij helemaal geen Godnodig'

De vraag uit de zaal raakt in al zijn eenvoud de kern van dezaak. "'Herr Safranski', hoe denkt u eigenlijk over religie?" Dekleine man achter de tafel neemt een slok water en vouwt nadenkendde handen. "Also", begint hij aarzelend en met zachte stem, "alsodie Religion. Weet u, als ik over religie spreek, dan doe ik datniet als gelovige. Ik geloof niet in het bestaan van een hogerescheppende macht die ons leven zin geeft. In die zin ben ik dus eennihilist."

Hij zwijgt even, zoekend naar de juiste woorden, het publiek alshet ware bij zijn denken betrekkend. "Maar dat betekent niet dat ikvind dat de mens simpelweg kan worden gereduceerd tot eenverzameling atomen, zoals de Griekse filosoof Democritus beweerde,of tot een genetisch programma zoals zijn hedendaagse opvolgersdenken. Ik verzet me tegen de gedachte dat er in het geheel geen'zin' zou bestaan. In mijn visie is het alleen niet een instantiebuiten ons die het leven zin en betekenis geeft, maar de mens zelf.Daartoe heeft hij de cultuur en de wetenschap ontwikkeld, en nietin de laatste plaats de religie. Wij mensen hebben echt eengeweldig scheppend vermogen, wij zijn zelfs in staat geweest om Godte scheppen. Geniaal toch?"

Rdiger Safranski is in Utrecht, en de aula van hetAcademiegebouw is volgestroomd om te luisteren naar de man die zichde laatste jaren een reputatie heeft verworven als filosoof die decultuur en daarmee ook de moraal met kracht verdedigt tegen dedestructieve krachten van het louter natuurwetenschappelijk denken.Zijn publicatielijst vermeldt biografien van de filosofenSchopenhauer, Nietzsche en Heidegger ('Ein Meister ausDeutschland'). Maar bekender nog werd de Berlijnse filosoof vorigjaar als deelnemer aan het door zijn collega Peter Sloterdijkontketende debat over de dreigende gevaren van gentechnologie.

Vanmiddag gaat het echter over meer filosofische en theologischekwesties. Safranski is in Utrecht op uitnodiging van de katholiekeRadboudstichting en zijn thema is de vraag wat er nog voor mensenvalt te hopen als God werkelijk dood is, zoals Nietzsche een eeuwgeleden beweerde. Anders geformuleerd: als we in ons leven geenhogere (in filosofische termen transcendente) instantie erkennendie het leven zin geeft, is dat dan niet de meest zekere weg naarmoreel verval?

Placebo

Om tot een antwoord op die vraag te komen voert Safranski zijngehoor vanmiddag met vaste hand door de geschiedenis van defilosofie. Waar Democritus als eerste betoogde dat alles in denatuur zich ontwikkelt volgens strikt natuurwetenschappelijkeprincipes, heeft de evolutietheorie dat in de negentiende eeuw nogeens nadrukkelijk bevestigd, doceert hij in gedragen Duits. Denatuur is onverschillig en kent God noch moreel gebod. Om metNietzsche te spreken, zij staat 'jenseits von Gut und Bose'. Als eral een God bestaat, dan heeft Hij de mens niet geschapen: nee, danheeft de mens zich (een) God geschapen.

Die zelfbedachte God mag dan een hele troost zijn voor veelgelovigen, zegt Safranski. Maar als grondslag voor moreel handelenis hij niet bruikbaar. Zo'n God is niet veel meer dan een religieusplacebo en we weten allemaal dat een placebo alleen maar werktzolang we denken dat het echt is. "Een God die we eerst zelfverzonnen hebben, omdat we bepaalde problemen anders niet kondenoplossen, daar kunnen we vervolgens natuurlijk niet in gaan gelovenalsof hij echt bestaat."

Als er dus geen God bestaat, dan rijst de vraag of er in deonttoverde wereld eigenlijk nog wel plaats is voor moraal enzingeving. Hebben Democritus en Nietzsche dan toch gelijk? Maar opdie vraag antwoordt Safranski met een duidelijk 'nee'. "Hetverschil tussen mensen en dieren is dat de mens in staat is omboven zijn natuurlijke staat uit te stijgen. Met zijn bewustzijnheeft hij de vrijheid gekregen om keuzes te maken. Het 'drama' vandie vrijheid is weliswaar dat hij kan kiezen voor het kwaad, zoalsde geschiedenis helaas maar al te vaak heeft bewezen. Maardaartegenover staat dat uit die keuzevrijheid ook cultuur enreligie zijn voortgekomen en een moraliteit die zich uit in eerbiedvoor de menselijke waardigheid. Om moreel te kunnen handelen hebbenwij dus helemaal geen God of welke andere transcendente instantienodig. Wij kunnen er gewoon voor kiezen. En gegeven de belangen dieop het spel staan, zou het heel dom zijn als we die kans aan onzeneus voorbij zouden laten gaan.

Plato

Hij is de eerste om toe te geven dat de wens in zekere zin devader van de gedachte is. In het oude Athene ontwikkelde Plato zijnleer van het goede uit vrees dat het nihilisme van Democritus eeneinde zou maken aan het morele fundament waarop de Atheensebeschaving rustte. Op dezelfde manier vreest Safranski als eenhedendaagse Plato het nihilisme van wetenschappers die menen hetgedrag van mensen te kunnen vangen in wetmatigheden, van economenen genetici die menen de mens te kunnen reduceren tot homoeconomicus of homo biologicus. Het is tegen dit denken dat hij delaatste jaren krachtig ten strijde trekt.

Safranski: "In de openbare dicussie in Duitsland zie je steedsvaker dat maatschappelijke kwesties nog louter vanuit economischperspectief worden bediscussieerd. Toen een wethouder zich onlangsin Leipzig moest verantwoorden voor een bijzondere uitvoering vande 'Matthus Passion', noemde hij als argument dat die uitvoeringwaarschijnlijk veel toeristen naar Leipzig zou brengen. En watdenkt u van politici die de moord op buitenlanders door 'skinheads'nog niet zo lang geleden veroordeeld hebben vanwege de schade diedat toebracht aan het imago van Duitsland? Een ander gevaar vormtin mijn ogen het snel groeiende gebruik van genetische 'screening'.In Amerika selecteren verzekeringsmaatschappijen hun clinten al opbasis van genetische prognoses.

Zijn scepsis over de zegeningen van genetisch onderzoek brachtSafranski vorig jaar in aanvaring met biologen zoals de Utrechtseeredoctor Nsslein-Volhard. In de Tagesspiegel noemde de laatste hetergerlijk dat mensen als Safranski, die zo weinig weet hebben vande stand van het onderzoek, toch zoveel ruimte krijgen. Maarvanmiddag toont de filosoof uit Berlijn zich zeker niet de rabiateconservatief, die zich keert tegen alle wetenschappelijkevooruitgang.

"Op zich ben ik niet tegen een natuurwetenschappelijke aanpak.Waar ik bang voor ben is dat die vorm van redeneren zo dominantwordt dat voor vragen van waarde en zingeving in onze maatschappijgeen ruimte meer is. Ik ben er bang voor dat het morele nihilismede overhand krijgt, met als gevolg een steeds verdergaandegeestelijke verarming.

Gelukkig zijn er voldoende tekenen die erop wijzen dat het zonvaart niet hoeft te lopen, heeft Safranski inmiddels gemerkt. Watmij bemoedigt, is dat ook onder wetenschappers de tegengeluidensterker worden en vooral dat het juist de toppers zijn diewaarschuwen voor een al te eenzijdige reductionistische kijk opmensen. Het heeft me verrast op hoe hoog niveau men hetdeterminsime bestrijdt. Dat geeft me het vertrouwen om door te gaanmet mijn verzet tegen hetzelfde eendimensionale denken, waartegenook Herbert Marcuse veertig jaar geleden al waarschuwde.

De zaal in het Academiegebouw kan dus gerust zijn. Zolang wijdat niet willen, zal ook in een wereld zonder God de moraal nietverloren gaan. Maar, probeert een van de opponenten nog een keer,is de religie in uw visie echt niet meer dan een menselijkeschepping? Safranski kan het niet ontkennen. Maar ook voor degelovigen onder zijn toehoorders heeft hij een troostend woord. Inzekere zin zou je kunnen zeggen dat ik de plaats van hettranscendente, die in de westerse wereld tot nu toe werd ingenomendoor God, voor leeg verklaar. Maar misschien is dat wel helemaalniet zo erg. In de bijbel heeft God ons verboden om een beeld vanhem te maken. Misschien is de ironie van mijn verhaal wel dat weaan dit gebod met het leeg laten van zijn plaats op de meestvolmaakte manier invulling geven.

Erik Hardeman

Europrojectgroep heeft alles onder controle

Op veel vragen zijn nog slechts weinig antwoorden te geven: watgebeurt er met automaten waar geld in moet, met studieboeken waarinmet geldeenheden wordt gewerkt, met de studiefinanciering en desalarisadministratie...? De verantwoordelijkheid voor veel zakenmoet bij faculteiten of diensten afzonderlijk komen te liggen. Alledirecteuren daarvan hebben eind september een brief ontvangen metinformatie over de 'europrojectgroep' en de invoering van de eurobinnen de UU. De europrojectgroep houdt zich vooral bezig metfaculteits- en dienstoverstijgende zaken zoals de datum vaninvoering van de euro in de centrale geautomatiseerde systemen,afspraken met externe relaties als banken, de belastingdienst, deaccountant enzovoort.

Er is inmiddels een checklist gemaakt waaruit duidelijk wordtwie waarvoor verantwoordelijk is en wat het risico voor debedrijfsvoering is. De bedoeling is dat er deelprojectgroepjeskomen, die verder inventariseren en rapporteren aan deeuroprojectgroep. Hierbij zullen de faculteiten en diensten zoveelmogelijk worden betrokken, bij voorkeur via een eurocoordinator.Deze persoon wordt dan tevens het aanspreekpunt voor deuniversitaire de projectgroep.

Volgens van der Hooft is het niet de bedoeling dat het wielsteeds opnieuw wordt uitgevonden. "Men moet zelf inventariseren water binnen de eigen faculteit of dienst speelt. Dan kunnen we dekrachten zo veel mogelijk bundelen."

Een aantal zaken wordt op landelijk niveau geregeld, zoals desalarissen. Hiervoor is men al geruime tijd bezig met een uitvoerigconversieplan en worden problemen rondom afrondingsverschillenbekeken. De universiteiten hebben onderling ook overleg via eeneuro-platform en zo vindt er ook op landelijk niveau handigeinformatie-uitwisseling plaats. "Een ding staat in ieder gevalvast: vanaf januari 2002 ontvangt iedereen zijn salaris in euros",aldus Van der Hooft.

Op verschillende afdelingen binnen CTA staat de euro al enigetijd als 'een vreemde valuta in de systemen. Maar wanneer gaan destudenten van de euro iets merken? Van der Hooft: "Vanaf hetkomende studiejaar zullen de bedragen van het collegegeld ook ineuros worden vermeld. En als het aan mij ligt wordt er vanaf hetstudiejaar 2001/2002 in euros geincasseerd. De vraag is alleen ofdat van de banken mag. Misschien zouden er twee mogelijkhedenmoeten zijn, via acceptgiros in verschillende kleuren, de guldenblauw en de euro geel bijvoorbeeld. Maar dat heb ik niet in dehand."

Chipknip

Rest nog: de contante geldstroom binnen de UU. Er komt eenconversieperiode, maar die is kort, slechts zes tot acht weken. Endat terwijl grootwinkelbedrijven bijvoorbeeld al jaren nadenkenover die omzetting. Volgens Van der Hooft zou het ideaal zijn alstijdens die overgangsperiode het contante geldverkeer tot eenminimum is beperkt. Maar hij beseft dat dat een utopie is.

"In die overgangstijd is contant geld echt een ramp. Maar hetlijkt me onmogelijk om op korte termijn het contante geldverkeerbinnen de universiteit te hebben omgezet in een electronischevariant. Er wordt nog steeds weinig gebruik gemaakt van de functiesvan de bankpas. De chipper en chipknip worden slechts op kleineschaal gebruikt omdat de mogelijkheden nog niet optimaal zijn.Binnen de UU moet bijvoorbeeld worden gezorgd voor voldoendeopwaardeerpunten. In de binnenstad is dat geen probleem, maar op DeUithof is het met maar een opwaardeerpunt treurig gesteld al wordter nu aan gewerkt om daarin verbetering te brengen. Maar zolang dataantal nog niet is uitgebreid kunnen we ook niet verwachten dat mengebruik maakt van de pas. En blijven we dus nog even guldens,kwartjes en, straks, euro's tellen."

Joan van Ee


De UU en de euro

*Universitaire Europrojectgroep o.l.v. Marcel van der Hooft

*Deelprojectgroepjes voor fiscale zaken, ICT, financieleadministratie, betalingen, personele zaken, studentenzaken,publicitaire zaken.

*Input vanuit faculteiten en diensten via directeurenoverleg eneuro-coordinatoren

*landelijk universitair europlatform

Via het U-blad worden medewerkers geinformeerdover de voortgang van het euro-project aan de UU. Voor informatiekan men terecht bij CTA, tel. 253.3965.

Sancties voor sportverenigingen met te weinig studentleden

De regels zijn heel eenvoudig. Tachtig procent van de leden vaneen studentensportvereniging moet student zijn. De afgelopen jarenis dat percentage bij veel verenigingen, zoals voetbalverenigingOdysseus en volleybalclub Protos, stevig gedaald. Er wordennamelijk te weinig nieuwe studenten lid en afgestudeerden blijvenhangen.

Dit is het bestuur van Mesacosa en hun uitvoerder, directeur JanTuik van Olympos, al jaren een doorn in het oog. Ze vinden het dehoogste tijd dat iedereen zich aan de regels houdt. Devoetbalvereniging krijgt inmiddels geen subsidie meer. Diesubsidies bestaan naast een gratis gebruik van het complex uit eenbijdrage per lid en betaling van de trainer. De voetballers zijn naeen gestaakte poging om burgervereniging te worden inmiddels inoverleg met Mesacosa om hun verloren status terug te krijgen.Volleybalvereniging Protos bestaat al jarenlang voor maar ongeveer65 procent uit studenten en heeft als eerste sanctie een aantaltrainingseenheden moeten inleveren. Beide verenigingen zijn bezigom de afgestudeerden kwijt te raken.

En dat vinden ze niet leuk. "Een bittere pil", zegtvolleybalvoorzitster Maaike Koenders. "Het zijn vaakex-bestuursleden die hart hebben voor de vereniging. Bovendien zijnhet belangrijke spelers van de eerste teams." Tijdens de volgendealgemene ledenvergadering gaat Koenders met haar bestuur hetvoorstel doen om die afgestudeerde leden uit te schrijven. Koenderswil wel proberen om de toppers van Heren 1 en Dames 1 te behouden."Die teams spelen derde divisie en dat willen we zo houden. Protoswil ook heel actief nieuwe studenten werven. En de club is een stukaantrekkelijker voor nieuwelingen als ze hoger speelt", steltKoenders.

De voetbalclub kent hetzelfde probleem. Na jaren achter elkaarpromoveren, beschikte die club ook over een sterk eerste elftal. Eris zelfs overwogen om burgervereniging te worden, maar die plannenbleken niet haalbaar. Inmiddels zit Odysseus sportief met degebakken peren. Het grootste deel van de selectie van de afgelopenjaren is vertrokken en het eerste is weer teruggezakt naar devijfde klasse, waar tot nu toe nauwelijks punten werdengehaald.

Dat zijn normale risico's voor een studentensportverenigingvindt directeur Tuik. "Het zijn studentenverenigingen met alsdoelstelling breedtesport. Als ze een gewone voetbalclub willenworden, zullen we ze geen strobreed in de weg leggen", zegt hij.Maar als studentenclub heb je het ene jaar een goed team en hetandere jaar is het iets minder. Je blijft toch ook niet bij hetcorps als je bent afgestudeerd."

Tuik voert met zijn huidige strenge beleid slechts dedoelstellingen van het bestuur uit. "Wij werken met geld van deuniversiteit. Dit centrum is gebouwd voor studenten en het is nietde bedoeling dat er niet-studenten voor studententarieven sporten."Het wordt gewoon tijd dat iedereen zich aan de regels houdt, vindtTuik. Hij bestrijdt dat zijn actie uit de lucht komt vallen. "Wezijn er al jaren mee bezig en hebben daar met de sportraad overgepraat. Dus alle sso's zouden al lang op de hoogte moeten zijn."Tuik wijst erop dat bestuur van Mesacosa onlangs nog heeft gestelddat er aan die 80-20 verhouding niet te tornen valt. Een percentagedat Tuik overigens heel soepel noemt.

Voorzitter van de sportraad Joost de Bruin noemt dat percentagepaternalistisch. Hij ziet het liefst helemaal geen percentages. Hijwijst erop dat de meeste oudgedienden op den duur toch welvertrekken. De Bruin probeert met zijn sportraad tot een nieuwvoorstel te komen, waarin minder nadruk op percentages wordt gelegden dispensaties worden verleend voor de hogere teams.Sportverenigingen willen tenslotte presteren. Hij wijst er ook opdat de universiteit bij het subsidiren van cultureel centrumParnassos uitgaat van een percentage studenten van minimaalzestig.

Mesacosa verdeelt de geldstromen weliswaar, maar dat geld komtvan de universiteit. En die 80-20 verhouding is voor hetverantwoordelijke collegelid Wim Kardux iets minder heilig dan voorJan Tuik. Maar Kardux is het in principe eens met het bestuur vanMesacosa. "We propageren studentensport. We accepteren dat daar inde marge nog wat andere mensen meelopen maar dat moet wel in demarge blijven. We hebben de uitvoering van dat beleid in handen vanMesacosa gegeven. Zij hebben met hun deskundigheid besloten om datpercentage op 80-20 te zetten. Wij dekken dat."

Kardux lijkt echter wel enige ruimte voor een minder strengeregeling te bieden. "Het gaat ons erom dat de subsidies bijstudenten terechtkomen. Ze hebben dat percentage op 80 gezet. Alsze bedacht hadden dat dat 70 procent moest zijn, had ik nietgezegd: dat is te laag." Hij bevestigt dat bijvoorbeeld bij hetstudentensymfonieorkest genoegen wordt genomen met eenstudentenpercentage van zestig procent. Kardux vindt dat ooklogisch. "Een orkest moet helemaal bezet zijn. Als je een bepaaldstuk wilt uitvoeren, kun je niet zeggen wij hebben geen paukenist.Dat is een gespecialiseerde functie. Kardux vindt een spits van eenvoetbalelftal geen gespecialiseerde functie. "Ik kan me voorstellendat een voetbalvereniging een bepaalde speler wil behouden. Maarmet elf mensen kun je gewoon voetballen. Een spits kan ook laatsteman spelen."

In dat laatste argument kan De Bruin van de sportraad zich nietvinden. "Als een sportvereniging kwaliteit in moet leveren dan gaatdie redenering ook op voor een orkest. Dat kan natuurlijk ookgewoon wat minder ingewikkelde stukken uitvoeren. Dan kiezen zemaar een stuk uit waarvoor ze geen paukenist nodig hebben."

Jurgen Swart

Wetenschapswinkel wordt multinational

Drie jaar geleden dreigde het nog slecht af te lopenmet de Nederlandse wetenschapswinkels. De Utrechtse winkels kondenzich echter aan die malaise onttrekken. Een nieuwe fase lijkt aante breken nu in steeds meer landen ook dergelijke winkels wordenopgericht, waarbij Nederland als het grote voorbeeld geldt. DeEuropese Unie gaf 450.000 gulden voor het opzetten van eeninternationaal netwerk van 'science shops'. De UtrechtseWetenschapswinkel Biologie is penvoerder van dit programma.

Kennis voor het volk! Dat was het motto waaronder dewetenschapswinkels in de jaren zeventig geheel volgens demarxistische tradities van die jaren aan de slag gingen. Immers:kennis is macht en de kenniskloof tussen het kapitaal en hetproletariaat werd alleen maar groter. Wetenschapswinkels wilden datpatroon doorbreken.

Die doelstelling, het toegankelijk maken van kennis voor groependie daar normaal gesproken geen middelen voor hebben, staat nogsteeds overeind. Maar er is de afgelopen decennia wel watveranderd. De tegendraadse, maatschappijkritiese, winkels vanweleer hebben zich in de loop der tijd ontwikkeld tot min of meeronafhankelijke onderzoeksorganisaties die steeds professionelerzijn gaan draaien. 'Kennis voor het volk' heet tegenwoordig'maatschappelijk relevant onderzoek', waartoe ook onderzoek voorbedrijven kan horen. De inbreng van studenten is nog steeds grootin de huidige wetenschapswinkels, maar waar het hen vroeger ging omde verheffing van de arbeidersklasse, gaat het hen nu vooral om hetbehalen van studiepunten en het opdoen van werkervaring. Edoch,"het idealisme is niet verdwenen", verzekert Carla Versluis, desecretaris van de samenwerkende Utrechtse Wetenschapswinkels (SUW),"maar de scherpe kanten zijn er wel van af; dat linkse imago vanvroeger hebben we niet meer".

De zeven Utrechtse wetenschapswinkels (Biologie, Chemie,Farmacie, Letteren, Natuurkunde, Rechten en Sociale Wetenschappen)doen het uitstekend. Er is nog steeds sprake van een groeiendevraag naar onderzoek, op gebieden varirend van geluids- enstankoverlast (in opdracht van buurtorganisaties) toteuthanasiebeleid in verpleegtehuizen (in opdracht van deouderenbond). Uit een tevredenheidsonderzoek onder de klanten vande Biologiewinkel, uitgevoerd door het Centrum voor Beleid enManagement van de

Universiteit Utrecht, bleek dat de opdrachtgevers uitermatetevreden waren over de kwaliteit van het werk.

Verkeerde kant

Enkele jaren geleden leek het nog de verkeerde kant op te gaanvoor de wetenschapswinkels in Nederland. Universiteiten moestenmeer marktgericht gaan opereren en daar paste volgens sommigebestuurscolleges het subsidiren van een wetenschapswinkel niet bij.De universiteiten van Amsterdam (UVA) en Leiden verloren zo huncentrale wetenschapswinkel, die van Rotterdam en Delft kwamen in demoeilijkheden, en de Amsterdamse VU raakte haar milieu-,geneeskunde- en economiewinkel kwijt. Het rommelt nog steeds inNederland, weet Versluis, maar aan Utrecht is de crisis grotendeelsvoorbijgegaan: "Het universiteitsbestuur is altijd achter onsblijven staan. Wel is de financiering van de winkels door hetcollege van bestuur gedecentraliseerd naar de faculteiten.Vooralsnog heeft dit niet tot problemen geleid. Alleen bij deWetenschapswinkel Letteren en Sociale Wetenschappen heeft men wataan het budget proberen te knabbelen."

De Utrechtse winkels hebben in 1998 hun krachten gebundeld in deSUW (Samenwerkende Utrechtse Wetenschapswinkels). Er bestondweliswaar al een Coordinatiepunt Wetenschapswinkels, maar vanoudshebben de winkels altijd nogal onafhankelijk geopereerd. Versluiszegt nu door een intensievere samenwerking de klant beter te kunnenbedienen: "Veel vragen liggen op het snijpunt van meerderedisciplines. Soms kan een wetenschapswinkel die vraag dan maargedeeltelijk beantwoorden, terwijl je via samenwerking met eenandere winkel het probleem veel beter zou kunnen aanpakken. Wehebben nu voor het eerst een centraal bestuur, waardoor je ook alsgesprekspartner van de universiteit wat sterker komt te staan."Versluis is bovendien blij dat ze haar onderkomen in deBijlhouwerstraat binnenkort mag verruilen voor een bureau in hetbestuursgebouw. Dit zal de zichtbaarheid en de aanspreekbaarheidvan de SUW zeker ten goede komen, denkt ze.

Voor de nabije toekomst van de wetenschapswinkels zijn tweerecente ontwikkelingen van belang: ten eerste het betrekken van hetmidden- en kleinbedrijf (MKB) bij de doelgroep en ten tweede departicipatie in een internationaal netwerk van wetenschapswinkels.Die eerste ontwikkeling is vooral op initiatief van hetuniversiteitsbestuur ingezet. De universiteit wil namelijk graagcontacten leggen met het bedrijfsleven, onder andere in het kadervan Kenniscentrum Utrecht. Dit programma, waar vooral de provincieachter zit, beoogt de aanwezige kennis in de regio beter tebenutten, onder andere voor kleine bedrijven. Versluis: "Maar diekennisuitwisseling loopt niet zo vlot. De universiteit heeft onsgevraagd of ze van ons netwerk gebruik mogen maken om contacten teleggen. We zijn nu een onderzoek gestart om te bekijken of onzemethode ook bruikbaar is voor kleine bedrijven. Het is de bedoelingdat iedere winkel een pilot-onderzoek probeert binnen tehalen."

Deze toenadering tot het MKB mag opmerkelijk genoemd worden. Ditdruiste tot voor kort nog in tegen het principe datwetenschapswinkels geen onderzoek doen voor mensen of groepen meteen winstoogmerk. "Dat is juist een van de dingen die we met diepilots willen uitvinden", verduidelijkt Versluis. "Want waarom zouhet MKB niet in onze doelgroep kunnen passen ? Deze bedrijvenhebben in het algemeen weinig middelen om zich toegang teverschaffen tot wetenschappelijke kennis. Minder dan sommige ideleorganisaties die je misschien eerder tot onze doelgroep zourekenen."

Flirt

De flirt met het bedrijfsleven is illustratief voor de koers diede wetenschapswinkels tegenwoordig varen: de idealen zijn niethelemaal losgelaten, maar worden flexibeler gehanteerd. Deelsmoeten de winkels dat ook wel, als ze in deze tijden willenoverleven. Ondertussen is het fenomeen wetenschapswinkel ook buitenonze grenzen omarmd en is er in de hele wereld een sterk groeiendebelangstelling voor deze typisch Nederlandse uitvinding. Sindsfebruari van dit jaar zijn de Utrechtse winkels betrokken bij eenproject om een internationaal netwerk van wetenschapswinkels op tezetten. Aan dit SCIPAS-project (Study and Conference on ImprovingPublic Acces to Science by Science shops) doen wetenschapswinkelsmee uit Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Noord-Ierland, Israel,Roemeni, Zuid Afrika en de Verenigde Staten. Engeland en Canadadoen informeel ook mee. De Europese Unie heeft voor dit project450.000 gulden beschikbaar gesteld. De cordinatie van het projectdat een mijlpaal mag worden genoemd in het bestaan van dewetenschapswinkels wordt gedaan door de Wetenschapswinkel Biologie,met vijf betaalde krachten momenteel de grootste wetenschapswinkelin Utrecht.

Het doel van een internationaal netwerk is datwetenschapswinkels uit verschillende landen kennis uitwisselen enzodoende beter in staat zijn om maatschappelijke groepen dienormaal gesproken geen toegang hebben tot wetenschappelijkonderzoek te ondersteunen en te adviseren. Het SCIPAS-programmabehelst een zevental voorbereidende studies, zoals hetinventariseren van reeds gebruikte methoden en technieken,inventarisatie van succes- en faalfactoren bij het opzetten vannieuwe winkels, tot het opzetten van een internationale database.Twee van deze onderzoeken worden door Utrecht gedaan. In januariworden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd op een grootcongres in Brussel met de titel Living Knowledge. De uitkomsten vanhet onderzoek worden gebruikt om het netwerk verder vorm te gevenen uit te breiden.

Het is duidelijk dat deze Europese erkenning een enorme stapvoorwaarts is voor de wetenschapswinkels. "Het is eigenlijk wel eenbeetje raar", zegt Caspar de Bok, projectleider bij deBiologiewinkel en een van de initiatiefnemers van SCIPAS, "dat deNederlandse wetenschapswinkels nu in de hele wereld als voorbeeldworden genomen, terwijl er in Nederland nog steedswetenschapswinkels worden bedreigd en gesloten". De Bok rekent erop dat deze trend door de Europese erkenning zal bijdraaien.

Kees Volkers

Concours et les Amours


Pianofeest in Parnassos

'De nek achterover gooien is een min'

Het was een spannende week voor de bijna dertigstudenten die deelnamen aan het InternationaleStudentenpianoconcours van de Universiteit Utrecht. Cultureelcentrum Parnassos organiseerde dit pianofestijn dit jaar voor devierde keer. Morgen, vrijdag, is de finale in muziekcentrumVredenburg.

Het concours dat om het jaar in Utrecht plaatsvindt is bedoeldvoor iedereen jonger dan 27 jaar die studeert aan eenniet-vakopleiding. Studenten musicologie mogen dus meedoen,conservatoriumstudenten niet. Studenten van over de hele wereldschreven zich de afgelopen jaren in. Dit jaar zijn erinschrijvingen uit Canada, Denemarken, Engeland, Indonesie, Mexico,Moldavie, Rusland, de Verenigde Staten en Zimbabwe.

Jeroen van Veen is hoofddocent piano bij cultureel centrumParnassos en jurylid voor het concours. Hij vertelt over het eersteconcours bij de opening van Parnassos in 1992: "Dat was zo'n grootsucces dat we besloten ermee door te gaan. Het is ontzettend leukom studenten uit binnen- en buitenland een week lang zo intensiefbezig te zien met de piano. Die hele week is een pianofeest. Desfeer is fantastisch, de deelnemers uit binnen- en buitenlandtrekken veel met elkaar op en sluiten vaak vriendschappen voor hetleven."

Naast het officile concours is er een randprogramma metmasterclasses, lezingen en een concert. Dit jaar wordt in datprogramma vooral aandacht besteed aan samenspel. Van Veen:"Pianospelen doe je eigenlijk altijd alleen, maar het is erg leukom met andere pianisten samen te spelen. Er is ook flink wat muziekvoor samenspel geschreven. 'La Mer' van Debussy is bijvoorbeeldvoor vier piano's en 'Le Sacre du Printemps' van Stravinsky voortwee vleugels."

De drie finalisten van het concours spelen op vrijdagavond inmuziekcentrum Vredenburg met het Utrechts Studenten Concert. Eerderdeze week was er een voorronde en een halve finale. De deelnemersaan het concours moeten voor elke ronde een zelfgekozen en eenverplicht werk spelen. Dit jaar was het verplichte stuk in devoorronde 'Etude de concert, opus 13' van de Fransman Pierne. In dehalve finale was dat het onbekende en moderne '3 Nachtstcke' vanHans van Sweeden. Voor de finale kunnen de deelnemers kiezen uiteen pianoconcert van Beethoven, Mozart, Schumann of Shostakovich.De muziek werd door Van Veen en juryvoorzitter Ton Hartsuikergekozen. Van Veen: "We willen een zo breed mogelijk repertoirewaarin de deelnemers goed kunnen laten horen wat ze in huis hebben.De stukken moeten technisch haalbaar zijn, maar tegelijkertijd eenbepaald niveau van de deelnemer vragen. Ook wil ik iets van demuzikaliteit van de pianist horen. Schumanns pianoconcertbijvoorbeeld is technisch niet moeilijk, maar door de lange lijnenmuzikaal wel. Belangrijk bij de muziekkeuze is verder dat debladmuziek overal verkrijgbaar is. Ten slotte proberen we ook eenstuk te vinden dat nog niet veel gespeeld is."

De deelnemers aan het concours komen uit totaal verschillendeculturen. Is dat te horen in hun manier van spelen? "Nauwelijks,muziek stijgt daar boven uit. Maar het is moeilijk om er hardeuitspraken over te doen. De winnaar van vier jaar geleden kwam uitVenezuela. Zijn vrije keus was een modern stuk met veel ritmischepulsen. Hij speelde heel strak, je hoorde als het ware decastagnetten op de achtergrond. Is dat persoonlijke voorkeur of deinvloed van zijn cultuur? Het maakt eigenlijk niet uit. Tweede bijdatzelfde concours werd een Duitser. Ze vormden samen een duo enspelen sindsdien vaak samen. Hun eventuele cultuurverschillen staansamenwerking blijkbaar niet in de weg."


De Utrechtse deelnemers

Twee van de twaalf Nederlandse deelnemers aan hetpianoconcours komen uit Utrecht: natuurkundestudent Michiel van denHout en geneeskundestudent Fabrice Martens.

Michiel van den Hout (23) speelt eigenlijk jazzmuziek. Hij vindthet zelf ook een beetje gek dat hij meedoet aan een klassiekconcours, "maar dan neem ik tenminste de moeite om echt mooi tespelen". Hij speelt piano vanaf z'n zevende, pas de laatste paarjaar ook klassiek. "M'n ouders kochten een vleugel. Daar wilde ikook op spelen en dan is klassiek leuker. Ik geef de voorkeur aanjazzmuziek omdat je bij klassieke muziek heel gepolijst moetspelen. Dat is niet mijn sterkste kant. Ik improviseer graag en ikhoud van de mooie klanken van jazz. Door de jazz weet ik, als ikeen melodietje hoor, meteen wat de akkoorden zijn." Michiel doetregelmatig mee met de jamsessies in het Utrechtse jazzpodium, hetSJU-huis, en op de eerste donderdag van de maand treedt hij daar opmet twee saxofonisten. Dat Van den Hout tot de finalisten zalbehoren is onwaarschijnlijk. "Ik vind het stuk van Van Sweeden (hetverplichte stuk voor de halve finale, red.) heel erg lelijk. Ik hebhelemaal geen zin om dat in te studeren. Ik hoop wel dat de jury nade voorronde iets zal zeggen waar ik wat aan heb."

Fabrice Martens (26) lijkt in alle opzichten de tegenpool vanVan den Hout. Ook hij speelt piano sinds zijn zevende, puurklassiek. "Ik oefende elke dag twee uur, 's morgens voor school vankwart voor zeven tot kwart voor acht en 's middags na school vanvier tot vijf. Ik zou wel vrijer willen spelen, bijvoorbeeld in eenjazztrio, maar ik heb dat improviseren en componeren niet in me. Ikdenk dat ik een te lange en te intensieve klassieke opleiding hebgehad. Ik ben erg perfectionistisch, al is mijn spel meerontspannen sinds ik van een Poolse conservatoriumdocente inMontreal les heb gehad. Ze vroeg me mee te zingen als ik speelde ensloeg dan de maat op mijn schouder. Als ik nu speel is het met meergevoel dan voorheen." Fabrice doet voor de derde keer mee met hetconcours. De eerste keer haalde hij de halve finale en de vorigekeer won hij de U-fondsprijs voor een verplicht, nog niet eerderten gehore gebracht, stuk. Dit keer gaat hij voor de finale. "Ikheb altijd de droom gehad om met orkest te spelen. Samenspel geeftiets extra's dat je als solopianist niet hebt."

Diet Groothuis

Kaarten voor studenten en UU-medewerkers f 10,00(indien nog beschikbaar) bij Parnassos (Kruisstraat 201), Solaris(Domplein 29) en bij de receptie van het Bestuursgebouw(Heidelberglaan 8). Voor telefonische informatie over het aantalbeschikbare kaarten kunt u terecht bij: 030 - 2531510.


Het heilige vuur van amateurs

Roel van Oosten (1958) is de componist van hetlustrumstuk ''Les Amours''. Hij studeerde aan het conservatorium inDen Haag, deed een vervolgopleiding in Parijs en componeert al ruimtien jaar stukken voor onder meer het Residentieorkest.

Hoe is dit stuk tot stand gekomen?

"Ik kreeg de opdracht in '98, waarschijnlijk omdat ik al voorandere amateurgezelschappen had gecomponeerd. Het USKO wilde graagiets theatraals brengen. Maar je moet het niet te moeilijk maken,anders heb je kans dat het niet meer van de grond komt. Dit stuk isgebaseerd op renaissanceteksten over de liefde van De Ronsard enhet bestaat uit vier delen. Ik ben er bijna een jaar mee beziggeweest."

Heb je het gevoel dat moderne klassieke muziek leeftonder studenten?

"Het ligt een beetje aan hoe studenten van huis uit zijnopgevoed. Maar in Nederland valt het reuze mee, er is hier eenrijke cultuur wat dat betreft. Het heeft ook te maken met decomponist, mijn stijl is tamelijk toegankelijk en dat is wat menvoor zo'n concert wil. Het is niet heel avant-gardistisch."

Tevreden als je het geheel voor de eerste keerhoort?

"Jawel. Vooral het koor is goed, maar het mag allemaal nog watsneller. Natuurlijk is het probleem dat het niveau wisselend is.Het wordt ook steeds moeilijker om gezelschappen op niveau tehouden, omdat studenten korter lid blijven. Maar iedereen is heelgemotiveerd. Bij amateurgezelschappen heerst anders dan bijprofessionals nog het heilige vuur."

Ben je zenuwachtig voor de uitvoering?

"Dat valt wel mee. Het bijzondere aan amateurgezelschappen isdat ze bij een groot optreden ver boven zichzelf uitstijgen. Datverwacht ik van dit optreden ook."

Christie Hofmeester

Het lustrumconcert van USKO is te zien op 10november in Vredenburg. Kaarten kosten fl. 12,50.


USKO viert elfde lustrum met uitvoering eigenstuk

Voor zijn 55-jarig bestaan heeft het USKO (UtrechtsStudenten Koor en Orkest) componist Roel van Oosten ''Les Amours' 'laten componeren. Sinds januari werken de 117 leden van hetmuziekgezelschap aan de uitvoering van het stuk. Dat gaat zeergedisciplineerd. "Anders bereik je nooit een fatsoenlijkniveau."

Het is druk voor Parnassos. In de rekken kan er geen fiets meerbij. Studenten bepakt met instrumenten en muziekmappen stromen hetcultureel centrum aan de Kruisstraat in. De 117 zangers enorkestleden passen maar net in de grootste zaal van het gebouw. Detribune is afgeladen met het koor. Deze tutti-repetitie (koor enorkest samen) is bijzonder. Vandaag komt voor het eerst decomponist van het stuk ''Les Amours'' kijken en tips geven.

Het koor zingt in onder leiding van dirigent Harold Lenselink."Dit is een oefening voor een hele losse onderkaak", zingt hij enhet koor gooit de kelen open. Na een kwartiertje is het orkest aande beurt om te stemmen. Daarna begint de repetitie. Energiek staatde dirigent aanwijzingen te geven: "Maat 96 mensen, om er meteengoed in te komen." De discipline is groot. Leden die na hetacademisch kwartiertje binnenkomen, gaan snel zitten en doen meteenmee. "Wichtig machen, ja! Luister naar de mensen van het orkest",roept Lenselink tegen het koor. "Die hebben hetzelfde probleem. Ikbedoel natuurlijk: dezelfde uitdaging."

De repetitie wordt even onderbroken als componist Roel vanOosten binnenkomt. Koorleden stoten elkaar aan. Hij is het. Braafgeeft het gezelschap hem een applausje. Lenselink probeert zijngezelschap nu met nog grotere gebaren te motiveren. "Pats boem,recht naar voren. Keep on moving. Laat me niet wachten, anders gaatde energie eruit." De pianist die een van de belangrijkste partijenheeft in Les Amours, zit vlak achter Van Oosten en heeft deaansporing niet nodig. Als hij even niet hoeft te spelen, oefenthij in de lucht nogmaals zijn partij en knikt mee met de dirigent.Af en toe bemoeit Van Oosten zich met de uitvoering. Tegen deklarinettist: "Die terts, krijg je die niet te pakken?" Hetorkestlid kijkt op: "Uh... nee, dat lukt niet, maar mag hetmisschien wat anders zijn?" Gelach. Dan weer concentratie. Sommigedelen worden wel tot zes keer overgespeeld. De blazers moeten af entoe even speeksel lossen uit hun instrumenten. Iets over half elftikt de dirigent de repetitie af.

Uskieten

Terwijl Lenselink en Van Oosten de hele partituur doornemen,verdwijnen de meeste orkest- en koorleden richting de bar vanParnassos. Bij een witbiertje is de discipline van de repetitie alsnel verdwenen. "Sommige mensen komen vooral voor de muziek,anderen voor de gezelligheid", zegt Sara Nederpelt, studentegeofysica en alt in het koor. "Het koor is beduidend gezelliger,daar staat het bekend om. Van het orkest gaan sommige mensen na derepetitie meteen naar huis. Het koor blijft meestal drinken in debar van Parnassos. Die gaat weliswaar om een uur dicht, maar daarnavertrekken we vaak nog richting 't Pandje."

Wie zijn eigenlijk die Uskieten die elke week stukkeninstuderen? "Er zit een ander soort mensen bij het USKO dan bijgezelligheidsverenigingen, maar het is wel een echte vereniging",vindt Nederpelt. Haar collega-zanger Kees Varekamp, voormaligstudent natuurkunde, licht toe: "Hier zitten sociale mensen en jehoeft geen ontgroening te ondergaan. We zijn gewoon een liefgezelschap, iedereen is altijd aardig tegen elkaar. Echt waar. Jehoeft ook geen echte muziekfanaat te zijn, al zitten er redelijkwat Bachfreaks hier. Ja, ik ook." "Maar ik luister thuis eigenlijknooit naar muziek en dan is het ook superleuk. Ik ben al vijf jaarlid", zegt Nederpelt.

Toch is het gezelschap niet vrijblijvend. Zo mag een lid datmeer dan drie keer niet op de repetitie komt, niet meedoen aan deuitvoering in Vredenburg. Terecht, vinden de leden, want andersbereik je nooit een fatsoenlijk niveau. Varekamp: "Dit stuk van VanOosten is leuk, maar na zo vaak repeteren komt het af en toe wel jestrot uit."

Een van de orkestleden komt langsgelopen met drank in zijnhanden. Als 'anoniem altviolist' wil hij even kwijt dat Les Amourseen grote belediging is voor de altviolisten. "Van Oosten is eenkeer komen luisteren om ons niveau in te schatten. Toen waren wenet een nieuw stuk aan het spelen. Dat liep niet zo lekker en uitdie ene keer heeft hij geconcludeerd dat we niets kunnen. Dealtviolen mogen alleen maar hakken en daar is dat instrument nietvoor. Schrijf dat maar op!" De koorleden moeten vooral lachen omdeze tirade.

Als de bar van Parnassos al vol rook hangt, komt dirigentLenselink binnen. "Of ik tevreden ben? Eigenlijk ben ik dat nooit,dat hoort bij mijn vak. Maar het ging best goed. De moeilijkheidvan zo'n nieuw stuk is dat je geen voorbeeld hebt van hoe het moetklinken. Dat maakt het lastig." Lenselink is al zestien jaardirigent van het gezelschap en in de tijd heeft hij zelfs een eigensite gekregen met alle mogelijke anagrammen op zijn naam, zoals'Linkse Hollander' en 'Harde Snolelik'. Hoewel hij zelf fanatiekaan het stuk werkt, kan de Linkse Hollander het prima hebben datzijn gezelschap zich er minder druk om maakt. "Mensen komen omsamen muziek te maken en voor de gezelligheid. Mijn taak is hetartistieke gedeelte steeds een stapje hoger te krijgen. Ik hoop datik daarin slaag." Varekamp geeft de dirigent een klopje op deschouder: "Ja hoor, Harold, je bent best okay. Wil je ook watdrinken?"

Christie Hofmeester

Universiteit heeft moeite om vrouwen in hogere posities te krijgen

Universiteit heeft moeite om vrouwen in hogere posities tekrijgen

Scheikunde en Informatica slaagden er afgelopen jaarin een vrouwelijke hoogleraar aan te stellen (resp. Ineke Braakmanen Linda van der Gaag). Maar voor het overige is het weerbarstigematerie: erg weinig vrouwen bezetten de hogere functies binnen deuniversiteit. En niemand weet precies hoe deze onwenselijkesituatie in de nabije toekomst verbeterd kan worden. "Maar als ietsniet lukt, moet niet meteen worden gedacht dat er helemaal geeninspanningen worden verricht."

Cijfers van het IVLOS spreken boekdelen. Het aantal mannelijkeen vrouwelijke studenten aan het instituut is gelijk; onder aioszijn bijna net zoveel vrouwen als mannen te vinden en ook deverhouding in de 'lagere' wetenschappelijke functies is ongeveer'fiftyfifty'. Het instituut herbergt echter geen enkele vrouw dieseniordocent of hoogleraar is.

Het IVLOS vindt dat een slechte zaak en streeft ernaar dat overvijf jaar een kwart hiervan vrouw is. "Bij sollicitaties kiezen wedaarom bij gelijke geschiktheid van de gegadigden een vrouw", zegtJelle Kaldewaij, directeur bedrijfsvoering bij het IVLOS. "Wemoeten misschien ook andere voorwaarden gaan stellen. Veel vrouwenwillen bijvoorbeeld geen voltijdfunctie. Daarnaast moeten we ookbij de beoordeling van mensen erop letten hoeveel tijd iemand hadom bijvoorbeeld publicaties te schrijven. Als je deeltijd hebtgewerkt, zijn dat er natuurlijk minder, maar dat wil nog nietzeggen dat iemand minder goed is."

Onderzoekster Mieke Brekelmans is voorzitster van deemancipatiecommissie van het IVLOS. Ze vertelt: "We hebben wel eenseen enquete gehouden onder onze medewerkers. Daar kwam niets uit.Er leeft hier bijvoorbeeld niet het idee dat vrouwen minder kansenhebben dan mannen. Toch wordt er over een vrouw misschien welonbewust gedacht: Zal die dat wel kunnen? Het is een heelingewikkeld probleem."

De ware 'bottleneck' voor vrouwen is volgens Brekelmans echterde combinatie van werk en gezin. "Het lage aantal vrouwelijkeseniordocenten en hoogleraren komt denk ik doordat vrouwen metkinderen andere normen hebben dan mannen. Het lijkt erop dat zeminder ambitie hebben in hun werk alleen en meerverantwoordelijkheidsgevoel hebben naar hun kinderen toe. Voor dehogere functies wordt meer flexibiliteit gevraagd, moet je vaaknaar het buitenland en meer uren maken. Dat zien ze vaak nietzitten. Maar we moeten hierover nog gesprekken met mensen gaanvoeren. Er is een analyse nodig om de vinger op de zere plekken teleggen en goede maatregelen te nemen."

Vrijblijvend

De verantwoordelijkheid van de uitvoering van hetemancipatiebeleid ligt sinds 1998 bij de faculteiten, toen deBestuurscommissie Emancipatie na een achtjarig bestaan werdopgeheven. Sindsdien behoort het emancipatiebeleid gentegreerd tezijn in bestaand beleid op alle niveaus. Per faculteit houdenmeestal twee of drie personen er zich mee bezig zodat er aandachtvoor blijft bestaan. Vaak zijn dat de decaan, de directeur eniemand van P&O.

De universiteit heeft de emancipatie van de vrouw dus al heelwat jaren op de agenda staan en toch is er in de topfuncties weinigsucces geboekt: het aantal vrouwelijke seniordocenten enhoogleraren is in vier jaar tijd slechts met twee procenttoegenomen. De Universiteitsraad vindt daarom dat er veel te weinigterechtkomt van het emancipatiebeleid, zo meldde het U-blad vorigeweek. De raad noemde het te minimaal en te vrijblijvend.

Onterecht, vindt prod.dr. Hans van Himbergen, decaan van defaculteit Natuur- & Sterrenkunde: "We doen ons best, maar hetis een moeilijk karwei. Als het niet lukt, moet niet meteen wordengedacht dat er geen inspanningen worden verricht." Zijn faculteitheeft de extra moeilijkheid dat ook het aantal vrouwelijkestudenten laag is, waardoor een flinke doorstroom van vrouwensimpelweg onmogelijk is.

De faculteit probeert daarom bij de werving van studenten meermeisjes te interesseren. Van Himbergen: "Om meer studentes aan tetrekken, is trouwens ook een betere representatie nodig vanvrouwen. Tevens om die reden hebben we er meer nodig in hogereposities." Van Himbergen wil graag af van het beeld van deuniversiteit als mannenbolwerk. "Ik zou dat toejuichen. En het isnatuurlijk onjuist en niet te verteren dat er zo weinigmogelijkheden zijn voor vrouwen."

Streefcijfers van het gewenste aantal vrouwen in hogere positieshebben geen zin, denkt de decaan. "We proberen gewoon vanalles.Maar het is nu eenmaal zo dat het aantal vrouwen in de hogereregionen waar je uit kunt kiezen schaars is en er wordt enorm aanhen getrokken. Toen wij een hoogleraarschap aanboden aan een vrouw,heeft ze het niet aangenomen. Zij kan in de Verenigde Staten alleskrijgen wat ze maar wil. Bij een andere vrouw is net zoietsgebeurd. Dat is voorlopig ook mislukt."

Voorrang

Toch is er wel wat gebeurd de afgelopen drie jaar. VanHimbergen: "We hebben bijvoorbeeld een deeltijd- en eenvoltijdpositie gecreerd voor vrouwelijke medewerkers en er is eenvrouw seniordocent geworden. Verder geeft de faculteit bij gelijkekwaliteiten een vrouw voorrang bij sollicitaties. Als ze maar aande vereiste criteria voldoet." En daar wringt vaak de schoen. "Bijeen hoogleraar wordt wel een bepaalde gedrevenheid verwacht enmoeten er dus veel uren gedraaid worden, vaak ook in hetbuitenland", meent de decaan. En dat willen veel vrouwen die ookzorgtaken hebben niet.

Mieke Brekelmans van het IVLOS ziet het juist als grootsteuitdaging om een parttime loopbaanontwikkeling te creren. "Bij eenduobaan voor een hoofddocent of hoogleraar denken mensen al snel:Dat is niks. Maar misschien zijn er wl mogelijkheden voor en ljkthet alleen niet logisch. Het geeft bovendien ook de gelegenheid aanmannen om werk te combineren met de verzorging van hunkinderen."

Jelle Kaldewaij van hetzelfde instituut: "Ik vrees dat er geenjaren maar eerder decennia nodig zijn om een evenwichtigereverdeling tussen de seksen tot stand te brengen. Je bent eerst ooknog afhankelijk van wie er nu zitten; gewoon je personeeluitbreiden gaat niet. Het is echt niet in een vloek en een zuchtgebeurd."

Rebecca de Kuijer