Achtergrond

Koffiejuffrouw Ploon Versteeg gaat na 35 jaar dienst met pensioen

Koffiejuffrouw Ploon Versteeg gaat na 35 jaar dienst metpensioen

Het is een huiskamerachtig keukentje van waaruit Ploon Versteeg's morgens van half negen tot elf uur de medewerkers en studentenvan Trans 10 voorziet van verse koffie, koeken en een luisterendoor. Sommige gezichten verschijnen binnen een uur zeker vier keervoor de balie. Hun koffiekaart ligt bij Ploon in een bakje en wordtmet een gaatjestang geknipt. Sommigen schenken hun koffie zelf in.Anderen betalen contant. Vrijwel iedereen maakt een praatje.

"Dit was echt m'n huis hè" zegt Ploon berustend. Ze wijstnaar de kale muren: "Daar hingen allemaal foto's en kaarten maar ikben al een beetje aan het afbouwen. Als ik hier weg ben, krijgen demeisjes van de schoonmaak m'n koffiezetapparaatje."

We zitten aan de tafel waar een vaste groep medewerkers vanTrans 10 de gedachten regelmatig komt verzetten met een praatje ende legpuzzel van Ploon. "Die puzzels krijg ik van iedereen. Ikpuzzel hier veel en de mensen vinden het leuk om ook een paarstukjes aan te leggen. Nee, thuis puzzel ik niet, daar heb ik ergeen geduld voor."

Ruim zeventien jaar werkt Ploon nu op de Trans. Daarvoor zat zeachttien jaar lang bij klassieke talen op de Drift. "We waren daaréén grote familie, iedereen kende elkaar. We vierdensamen Sinterklaas, ik ving zenuwachtige studenten op als ze vooreen tentamen zaten en als iemand vroeg wilde studeren kwam ik ookvroeg en gaf hem of haar eerst een bak koffie. Ja, het was heelgezellig." De letterenfaculteiten verhuisden in 1982 naar hetTranscomplex en Ploon verhuisde mee. Als schoonmaakster,conciërge en koffiejuffrouw. "We zijn begonnen met dekoffieketel op een tafeltje in de deuropening. Tertius Groenman, debeheerder, heeft toen het koffieluik gemaakt. Toen een paar jaargeleden de kantine (eetcafé De Schrans, red.) hier kwam, moesthet luik eigenlijk dicht. Ik heb wel 300 handtekeningen gehad omhet open te houden."

Thuisgevoel

Ploon wordt binnenkort 65 en moet dus stoppen.Tot haar spijt:"Ik ben nooit één dag met tegenzin naar m'n werk gegaanAlles was leuk, ik ben niet zo moeilijk. 's Middags sta ik bij deafwas. Nee, ik heb geen hekel aan werken en als ik chagrijnig ben,merkt niemand daar wat van. Ik blijf altijd vriendelijk naar demensen. En ze vinden allemaal mijn koffie het lekkerst, ik weetniet hoe dat komt. Daar ben ik echt trots op." Ze zwaait de keukenrond. "Dit is m'n eigendom."

De sluiting van Ploon's koffieluik zorgt voor veel onrust bij demedewerkers van Trans 10. Twee jonge onderzoekers zeggen ernstig tevrezen voor de kwaliteit van hun onderzoek als ze straks geencentrale plek meer hebben om elkaar te treffen bij een bak goeiekoffie.

De secretaresses van Engels en Taalwetenschap zetelen in dekamer tegenover het luik van Ploon. Dat is, zeggen ze, het centrumvan het gebouw: "Ploon is de spil van de faculteit. Je kunt jeverhaal bij haar kwijt. Je komt elkaar daar tegen. De geur van haarkoffie geeft een thuisgevoel. En het is een soort rustpunt in jewerk. Even weg van je pc", vatten Ria van Laaren en Rose Masselinkde betekenis van Ploon voor Trans 10-medewerkers samen.

"Doe mij maar Ploon!" roept Petra Branderhorst,beleidsmedewerker bij expertisecentrum gender, etniciteit enmulticulturaliteit. "De koffie uit de automaat is te koud, het iste weinig en te vies. En je kunt het er alleen met een chipperuitkrijgen." Over de koffieautomaat is iedereen het eens: het ishelemaal niks. Eetcafé De Schrans gaat pas vanaf half twaalfopen en er werken om de haverklap nieuwe mensen, dus een band metze opbouwen zit er niet in. En in De Schrans zitten ook veelstudenten en andere niet-medewerkers waardoor de onderlingecontacten er oppervlakkig blijven en het gezellige en persoonlijkecontact dat bij Ploon's koffieluik als vanzelf ontstaat er geenkans maakt. Schrijver Ronald Giphart vertelt dat tijdens zijnstudie Nederlands bij Ploon's koffieluik de vriendschap metmede-auteur Jack Nouws is begonnen. Voor Utrechts dichter IngmarHeytze hoorden Ploon en haar koffieluik gewoon bij zijn studietijd:"Het is toch een soort monument dat verdwijnt".

Aderlating

"Als jullie het moeilijk krijgen, kom ik terug", belooft Plooneen paar promovendi die zich hun leven zonder Ploon's koffie maarmoeilijk voor kunnen stellen. Ze had wel door willen gaan zegt ze,en ze zal na de vakantie af en toe zeker nog eens langswippen maarhet is ook wel genoeg geweest. "Ik ben uitgewerkt."

Universitair hoofddocent Leni van Strien (Keltisch) beschouwthet vertrek van Ploon als een aderlating voor de faculteit: "Ze iseen soort instituutsmoeder, een vertegenwoordiger van de oudestijl. Ze leeft metje mee, heeft hart voor de zaak en oog voor hetgeheel. Voor ons medewerkers is ze een centrum om ook elkaar tevinden en samen over je vak te praten. Er zou misschien iets moetenkomen als een stafkamer. Tijdens de democratiseringsprocessen isdie verdwenen en moesten we allemaal met de studenten in de kelderkoffiedrinken. Dat was goed maar het is ook vreselijk belangrijkvoor medewerkers om elkaar onderling te spreken. We werken nu inzulke grote verbanden met die onderzoeksinstituten dat je elkaarniet meer goed kent. Dat vind ik een gemis. Ja, we zullen haar echtmissen." Docent-onderzoeker Nederlandse taalkunde Mieke Trommelenkan dat van harte beamen. "Ploon merkt het als je er niet bent. Jewordt gezien en dat is fijn." Grinnikend memoreert ze Ploon's drogehumor: "Er was een collega, een beetje wazig type, die jarenlangiedere morgen aan haar vroeg: 'Hoe duur is de koffie?' Ploon heefthem al die jaren hetzelfde antwoord gegeven: 'Arnold, voor jou 45cent'. Zonder een spier te vertrekken." Conciërge Joop vanZeijl, inmiddels met wachtgeld, kijkt met plezier terug: "Ik heblekker gewerkt met Ploon en we hebben een hoop lol gehad. Opvrijdagmiddag als Ploon naar huis was ging ik met Tertius Groenmande puzzel afmaken. We braken de al gelegde rand af en werkten deovergebleven stukjes daar tussen. Of we verwisselden de deksels van2 puzzels."

Er gaat veel gemist worden de komende tijd op Trans 10: de doorPloon versierde kerstboom, het speculaasje bij de koffie metSinterklaas,de lekkere-vieze roze koeken die ze verkocht, de geurvan haar koffie die vanaf half zeven 's morgens door het gebouwtrok, iedere morgen vogeltjes voeren. Gezelligheid kent een tijd.De tijd van Ploon.

Diet Groothuis

Afscheid Ploon Versteeg: vanaf 16.00 uur ineetcafé De Schrans en tuin. Eventuele kado's passen bijvoorkeur in een envelopje in de gleuf van Villa Appollonia, tevinden bij de ingang van De Schrans.

Drastsiche hervormingen bij faculteit Rechtsgeleerdheid: 'We moeten de plas op bij windkracht 8'

Drastsiche hervormingen bij faculteit Rechtsgeleerdheid: 'Wemoeten de plas op bij windkracht 8'

Was het onderwijs bij Rechten zo slecht?

"Absoluut niet. Vergeleken met andere universiteiten, inNederland of in het buitenland, leveren wij prima studenten af. Hetprobleem is alleen dat studenten weinig betrokkenheid tonen. Dementaliteit is er een van: 'U draait, wij schrijven'. Hoe harddocenten ook hun best doen, het komt niet over. Tot nu toe heeftmaar een selecte groep geprofiteerd van onze inspanningen daarverandering in te brengen, bijvoorbeeld door verdiepingsvariantente volgen. Vooral met oog op de komst van het bachelor-master modelwillen we een structurele verandering voor alle studentendoorvoeren.We hebben de hele faculteit en ook belanghebbenden vanbuiten de universiteit zoveel mogelijk betrokken bij de vaststellenvan de nieuwe aanpak. We hoorden een hartekreet. Iedereen wil eeneinde aan de apathie en het consumentisme."

Wat gaat er veranderen?

"We gaan meer creativiteit van de studenten vragen. Ze moetenveel meer getraind worden in het problematiseren en hetgeorganiseerd zoeken naar oplossingen. Vooral in het begin van derechtenstudie zal de nadruk daarom liggen op het aanleren vanvaardigheden zoals het schrijven van papers en het houden vanpresentaties, zaken waar alle juristen in hun beroep mee te makenkrijgen. Liefst gekoppeld aan concrete maatschappelijke problemen.Vergelijk het met zeilen. Nu hebben we heel veel theorie overzeilen, maar we gaan veel te weinig de plas op. We moeten metwindkracht 8 de plas op."

Sommige docenten zijn bang een soort veredelde surveillanten teworden .....

"De omslag voor docenten zal waarschijnlijk nog groter wordendan dan voor studenten, dat is waar. De angst voor een devaluatievan het docentschap deel ik echter niet. Het overdragen van kennisblijft belangrijk om een helder inzicht te verkrijgen in hetjuridische stelsel. Er zal alleen veel meer geselecteerd moetenworden. Mijn stelling is datdocenten vaak zaken presenteren die destudenten ook zelf hadden kunnen uitzoeken. Docenten dienen eenvoorbeeldfunctie te vervullen. In een omgeving waarinproblematiserend wordt gewerkt moeten ze studenten kunnen latenzien hoe zij een bepaald vraagstuk zouden aanpakken. Dat is ookkennisoverdracht."

U wilt ook meer selecteren in de eerste studiejaren?

"Wij krijgen een heel divers aanbod van studenten binnen. Op ditmoment sleuren we alle studenten door dezelfde cursussen. Hetniveau wordt door die opzet omlaag gehaald en de studenten zelfzijn er ook niet gelukkig mee. Wat is er mis mee om minder begaafdestudenten op een lager niveau te scholen? Zelf denk ik niet aan eenbindend studieadvies, maar studenten kan bijvoorbeeld vroegtijdigworden geadviseerd zich te richten op de para-juridische beroepen,zoals griffier of gerechtssecretaris. De gedachte is nu om voor diegroepen, eventueel is samenwerking met het hbo, eenjarige trajectente ontwikkelen."

Het wordt dus mogelijk dat Utrechtse bachelors tot geen enkeleUtrechtse masteropleiding toegang krijgen?

"Het is niet uit te sluiten dat sommige studenten na drie jaarstudie zich niet voor een van onze masters kunnen kwalificeren.Maar, zoals gezegd, zou misschien ook niet iedereen dat moetenwillen. Bovendien bestaat ook de mogelijkheid aan een andereuniversiteit een master te gaan volgen."

Waar haalt u het geld en de tijd vandaan voor dezeverandering?

"Voor dit jaar is er al ongeveer een half miljoen uitgetrokkenvoor de voorbereidingen op de nieuwe opzet. Volgend jaar zal erwaarschijnlijk eenzelfde bedrag op tafel komen. De vraag isinderdaad of dat genoeg is. De angst dat we niet over voldoendemiddelen beschikken om een dergelijke grootschalige operatie doorte voeren is reëel. Maar de faculteit is ambitieus en er komteen moment waarop er echt moet worden doorgezet."

Xander Bronkhorst

Aanbevelingen rapport 'Talent voor de toekomst'

Dat zegt Lieteke van Vucht Tijssen, die de personeelsproblemenin kaart bracht waarmee universiteiten en onderzoeksorganisatiesals NWO en de KNAW kampen. Die problemen liegen er niet om, zoblijkt. Universiteiten zien de komende acht jaar zo'n 6000hoogleraren en docenten vertrekken, terwijl ze geen geld hebben omnieuw personeel aan te trekken. En dat terwijl ze toch al geen goedimago hebben op de arbeidsmarkt.

Over dat slechte imago verbaast Van Vucht Tijssen zich elke keerweer. "Werken aan een universiteit is interessant en boeiend. Jekrijgt veel vrijheid en komt intellectueel ruim aan je trekken.Vergelijk dat eens met werken in de ict-branche. Daar is het werksaai. Als de salarissen er niet zo hoog waren, zou iedereen uitverveling weglopen."

Maar erg vriendelijk voor jonge onderzoekers zijn universiteitenlange tijd niet geweest. Wie ambities had om wetenschapper teworden, kreeg een tijdelijk contract en een salaris ter hoogte vanhet minimumloon. Het klimaat was kil voor jong talent.Universiteiten konden nauwelijks anders, verontschuldigt Van VuchtTijssen zich. Ze spreekt uit ervaring: tot voor kort was zecollegelid van de Universiteit Utrecht. "De bezuinigingen in dejaren negentig waren enorm. Universiteiten konden het hoofd bovenwater houden door grote aantallen jonge onderzoekers een tijdelijkebaan te geven. Daar kun je niet eeuwig mee doorgaan. Dan loop jevast. Bovendien is het economische klimaat inmiddels totaalveranderd. De arbeidsmarkt schreeuwt om hoger opgeleiden. Tien jaarterug gold bijna het tegendeel."

Klem

Van Vucht Tijssen bestrijdt overigens dat het kommer en kwel is."Ondanks de bezuinigingen zijn er genoeg voorbeelden vanuniversiteiten die een nieuwe weg zijn ingeslagen met hunpersoneelsbeleid. Maar het ontbreekt hen aan armslag. Ze zittenfinancieel klem."

Om daar een einde aan te maken moet het ministerie van Onderwijsde komende tien jaar 140 miljoen per jaar uittrekken. Met deze 1,4miljardkunnen universiteiten niet alleen jong talent aantrekken enbehouden. Ze kunnen dan ook ervaren onderzoekers aanwijzen die zichmogen warmdraaien om over een paar jaar een hoogleraar op tevolgen.

Dat geld moet er snel komen, vindt Van Vucht Tijssen. "Al in2003 gaat een groot aantal toponderzoekers met pensioen. Hunopvolgers lopen nu in principe nog rond op universiteiten. Maarbinnenkort daalt het aantal afgestudeerden flink. Dan tast je mis.Daarom moet je nu handelen, zeker omdat de arbeidsmarkt zo'naanzuigende werking heeft."

Overigens hebben de universiteiten nu ook weer niet zo heel veelnieuwe mensen nodig. Ze kunnen hun personeelsgebrek al oplossen alsze tien procent meer aio's en postdocs behouden dan nu. Maar hetkost tijd en geld om dat talent vervolgens tot toppers klaar testomen. Bovendien, zegt Van Vucht Tijssen, moet je ze ook echt ietsbieden. "Geef jonge onderzoekers zicht op een carriere. Laat ze eeneigen onderzoekslijn starten met voldoende faciliteiten, laat zeeen team leiden. Geef mensen met talent de ruimte en wacht niet toter een plek vrij komt."

Vijver

Daarnaast wil Van Vucht Tijssen dat vrouwen meer kansen krijgen.Dat kon wel eens het belangrijkste advies zijn, want er studerentegenwoordig meer vrouwen dan mannen. Deze 'vijver' is groot, weetVan Vucht Tijssen. "Je haalt gemakkelijk meer vrouwen binnen als jezegt: je kunt ook vier dagen per week onderzoeker zijn. Vrouwenkunnen dan hun werk combineren met het krijgen van kinderen. Zelopen geen achterstand meer op ten opzichte van mannen, die wellange werkweken maken en dus meer tijd hebben om tepubliceren."

Van Vucht Tijssen ziet er geen heil in om de salarissen vooronderzoekers fors te verhogen. Toch wijst ze in haar rapport'Talent voor de toekomst, toekomst voor talent' wel op het inkomenvan een postdoc in de VS. Die verdient net zo veel als eenhoogleraar hier. "Ik geloof er niet in dat goede onderzoekersalleen kiezen voor het hoge salaris. Je kunt ze ook aan je bindenals je ze een carriere biedt, voldoende apparatuur en anderearmslag."

Hoop put Van Vucht Tijssen uit de internationale positie die hetNederlandse onderzoek momenteel inneemt. "We staan nummer zes. Datbetekent dat je interessant bent voor buitenlandse toppers en datje Nederlands talent kunt behouden. Maar dan moet je die plek welblijven innemen. En dat betekent dat we meer moeten investeren inmensen."

HOP, Matthé ten Wolde


1. Instroom van jong talent: Het verhogen enversnellen van dedoorstroom goede jonge onderzoekers en postdocs. Vervroegd wervenvan toponderzoekers, die openvallende functies universitairhoofddocent en hoogleraar kunnen innemen.

2. Carriereperspectieven: Uitgaan van loopbaanbeginsel in plaatsvan formatiebeginsel. In de praktijk kan dit betekenen dat goedehoofdocenten een persoonlijk hoogleraarschap krijgen. Dit eist eenkrachtig human resource management en een stimulerend academischleiderschap.

3. Arbeidsmarktpositie en werkklimaat: Verbetering van dearbeidsmarktpositie van wetenschapsorganisaties door zorg te dragenvoor een prettig werkklimaat en aantrekkelijke werkomgeving voorjonge onderzoekers uit binnen- en buitenland.

4. In en doorstroom van vrouwen: Drastische verhoging aantalvrouwelijke universitair hoofddocenten en hoogleraren. Het beleidvan de instelling moet hierop gericht zijn. Het opzetten van eenlandelijk expertisecentrum voor in- en doorstroom van vrouwen kanhierbij een stimulerende rol vervullen.

5. Financiele injectie: Naast het evalueren en monitoren van deinspanningen, zal de overheid ook financieel moeten bijdragen,zodat de wetenschapsorganisaties het nu beschikbare talent boven debeschikbare formatie kunnen aanstellen. Het gaat hierbij om eenbedrag van 140 miljoen gemiddeld per jaar, over een periode vantien jaar.

Het eerste artikel van.....Prof. dr. Willem Hendrik Gispen, bioloog en directeur van het RMI: 'Over een koe die een haas vangt'

Het eerste artikel van.....Prof. dr. Willem Hendrik Gispen,bioloog en directeur van het RMI: 'Over een koe die een haasvangt'

Iets vertellen over zijn eerste publicatie óf over zijneerste artikel in Science? De directeur van het Rudolf MagnusInstituut (RMI) twijfelt niet lang. "Als ik terugdenk aan mijnproefschrift springen de tranen me in de ogen. De ideeën warengoed maar de technieken en de methoden van die tijd Nu zou ik hetheel anders aanpakken! Terwijl mijn eerste publicatie in Sciencehet verhaal is van de koe die een haas vangt."

Gispen schreef zijn proefschrift over de neurochemie van lerenen geheugen zelfs nog in het Nederlands; om de artikelen te kunnenplaatsen moest hij eerst hoofdstukken vertalen naar het Engels.

In Utrecht studeerde hij biologie, drie jaar na het afronden vanzijn studie was hij alweer gepromoveerd. "Wanneer studeerde ik ookalweer af?", vraagt de hoogleraar zich af. Hij werpt een blik inhet curriculum vitae van zijn proefschrift. In 1967.

Het onderwerp van zijn promotie bleef Gispen bezig houdentijdens zijn aanstelling als post-doc aan het RMI. De resultatenvan zijn onderzoek naar de scheikundige basis van leren en geheugenin de hersenen, strookten helemaal niet met de opvattingen van dietijd. De opvatting tot in de jaren zeventig was dat eiwitten inhersencellen gefosforyleerd worden (een chemische veranderingondergaan) dankzij het signaal van een boodschapperstof. DeUtrechtse groep vond dat de boodschapperstof niet striktnoodzakelijk was voor de fosforylering. "In die tijd gingen weregelmatig met de nachtboot naar bevriende onderzoekers in Londenom te praten over onze resultaten", vertelt Gispen. "We konden onzebevindingen niet publiceren omdat ze tegen alle dogma'singingen."

Om zijn netwerk uit te breiden trok hij in 1976 twee maandendoor Amerika. "Bij een onderzoeker werd ik niet eens toegelatenomdat ikeen spion van de tegenpartij zou zijn", vertelt Gispen meteen grijns. "Zo groot was de rivaliteit tussen de verschillendeonderzoeksgroepen."

Toevallig kwam hij via een vriend bij een onderzoeksgroep langswaar de bekende neurofysioloog Gary Lynch onmiddellijk inzag dat detheorie die Gispen aanhing, een revolutie zou kunnen betekenen.Lynch is in Nederland bekend vanwege zijn optreden in Wim Kayzer'sprogramma Van de schoonheid en de troost.

"Je weet hoe dat gaat", zegt Gispen, "Je komt op eenlaboratorium en natuurlijk moet je een verhaal houden over jeonderzoek. Maar in dit geval hield ik maandag mijn verhaal, enstond ik dinsdag in het laboratorium met Lynch om de theorie tebevestigen met experimenten. Ik had maar twee weken de tijd, dus wehebben veertien dagen heel hard gewerkt, van 's ochtends vroeg tot's avonds heel laat. Mijn collega wilde daarna het onderzoek per sein Science publiceren, dat kostte ons nog drie jaar omdat hettijdschrift zulke hoge eisen stelde aan ons tegendraadseonderzoek."

Mede dankzij het artikel is de betekenis van fosforylering vaneiwitten voor leren en geheugen inmiddels breed geaccepteerd inneurowetenschappelijke kring. De vinding speelt nog steeds een rolin het wetenschappelijke leven van de hoogleraar, maar dat is nietde enige reden dat hij, bijna nostalgisch, tevreden terugblikt ophet artikel. "Die twee weken waren mooi, de mentaliteit die ervanaf straalt, spreekt me nog steeds erg aan. Het lef hebben omiets tegendraads te onderzoeken. Heel hard werken en geen gelul. Inde pauze even een balletje slaan en 's avonds een biertje pakken.Dat mis ik wel een beetje in de huidige universitaire cultuur."

Rinze Benedictus

College Lopen: Professioneel zoeken naar zin

Ik ging er vanuit dat het vak zweverig zou zijn en dat het inhet geestelijk werk vooral om veel praten en luisteren zou gaan.Maar Jan Hein Mooren blijkt juist een docent te zijn dieallesbehalve zweverig is. Het is voor hem een uitdaging complexestof in zijn college zo gestructureerd mogelijk aan te bieden.Zonder de complexiteit te verliezen, zoals hij zelf zegt. Dat lukt.Hij is zeer gestructureerd en rationeel en analyseert ieder begripvlijmscherp. Zo doet hij voor de collegebanken het verschil tussengewetensnood en waardenconflict onmiddellijk en kraakhelder uit dedoeken als daarom gevraagd wordt.

Tijdens de pauze vertelt een student stralend waarom hij voordeze opleiding gekozen heeft: "Naast de gezellige, informele sfeerkomen op deze opleiding met name mensen af die allemaal bereid zijnom naar zichzelf te kijken. Dat trekt me aan." Van de studentenwordt een actieve bijdrage aan het college verwacht, als een casuswordt besproken. Maar dat loopt niet altijd soepel. Wanneer Moorenvraagt om de theorieën toe te passen, blijkt in eersteinstantie maar één studente dit actief te doen. "Ja, wezitten hier toch op de UvH, jongens!" roept ze fel uit tegen deanderen.

De Universiteit voor Humanistiek staat voor inhoud en die moetze waarmaken. Zij mag hier niet over klagen; er zijn de laatstejaren enkele vakken bij gekomen. De analuticus Jan Hein Moorenpleit voor professionele deskundigheid. Het lijkt erop dat diebehouden, of zelfs uitgebreid wordt op de UvH. Waar de kleinsteuniversiteit van Nederland al niet groot in kan zijn.

Guido van de Wiel

Utrechtse biochemicus ontsluiert het raadsel van de celdood: 'De enige uitweg voor de cel is zelfmoord'

Utrechtse biochemicus ontsluiert het raadsel van de celdood:'De enige uitweg voor de cel is zelfmoord'

Je moet bij Boudewijn Burgering niet aankomen met verhalen overde diepzinnigheid van het onderzoek dat hij en zijn collega's inhun lab doen. "Het gaat om eiwitten die signalen doorgeven aanandere eiwitten en de routes die zij daarbij kiezen. Dat kan tochiedereen met een beetje boerenslimheid uitzoeken?"

Die slimheid en de helpende hand van het toeval waren defactoren die Burgering de afgelopen jaren op het spoor zetten vaneen ontdekking die een stap voorwaarts in de strijd tegen kankerzou kunnen vormen. De vondst betrof de route van een bepaaldsignaal door de cel, een onderwerp dat een van de specialiteitenvormt van de Utrechtse onderzoeksgroep fysiologische chemie.

Burgering: "Alle activiteiten in ons lichaam worden gereguleerddoor eiwitten die worden geproduceerd in opdracht van onze genen.Als je dat mechanisme nader bekijkt, blijkt het mateloosgecompliceerd in elkaar te zitten. Voordat een opdracht van een gende plaats bereikt heeft waar hij moet worden uitgevoerd, is hij viabiochemische signalen doorgegeven door een 'cascade' van eiwitten,zoals wij dat noemen. Veel ziektes worden veroorzaakt doordatergens in die cascade iets mis gaat. De kunst is dus de structuurvan die routes op te helderen en uit te vinden welke eiwittenallemaal bij de doorgifte van een bepaald signaal betrokkenzijn."

Het eiwit waaraan Burgering zijn publicaties dankt, heet PKB.Het werd voor het eerst beschreven in 1995 door de huidigemedewerker van de disciplinegroep Longziekten, Paul Coffer. Op datmoment was nog niet duidelijk wat voor functie het had. "Webesloten te kijken of we signaalroutes konden vinden waarbij PKBbetrokken was. Gewoon uit wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Bijtoeval ontdekten we toen dat PKB wordt 'aangezet', ofwelgeactiveerd door een eiwit met de naam PI(3)K. Dat was eeninteressante ontdekking, want PI(3)K was tot dan toe altijd eenbeetje een mysterieuze gast geweest. Bekend was dat het een rolspeelde bij het reguleren van de overleving en de dood van cellen,maar niemand had een idee hoe het werkte."

Celdood

De ontdekking van de twee jonge onderzoekers was goed voor eenpublicatie in Nature. Celdood stond op dat moment volop in dewetenschappelijke belangstelling. Toch duurde het nog twee jaarvoordat Burgering op dat spoor verder ging. "Achteraf heb ik daarspijt van", zegt hij. Maar op dat moment lag het zoeken in andererichtingen meer voor de hand, zeker in Utrecht waar niet aanceldood werd gewerkt. Als jong onderzoeker heb je niet zo snel deneiging een heel andere richting in te slaan dan de rest van jegroep."

Dat dit uiteindelijk toch gebeurde, was te danken aan eenwonderlijk toeval. "Een collega van mijn vader vroeg zich in zijnafscheidscollege af hoe zinnig alle medische onderzoek nog was,gegeven het feit dat de gemiddelde leeftijd van mensen toch nooithoger zou worden dan 85. 'Waar doen we al die moeite nog voor?' waszijn vraag. Ik vertelde dat hier op het lab en toen zei iemand:'Onzin, in wormen van de soort C.elegans hebben ze mutaties ingenen gevonden waardoor dieren met die mutaties tien keer zo oudworden als gewone wormen. Dus waarom zou dat bij mensen ook nietkunnen?'

"Ik ben toen in de literatuur gedoken en ontdekte dat C.elegansop een bepaald moment in zijn ontwikkeling kan kiezen voor eensoort winterslaap. Normaal wordt zo'n dier niet ouder dan vijftiendagen, maar door dat mechanisme kan hij zijn levensduur tot wel zesmaanden rekken. Genetici hadden het gen gevonden dat het signaalgeeft voor het wel of niet in winterslaap gaan en hadden ook deroute beschreven waardoor dat signaal wordt doorgegeven.

"Ik ben die route gaan bekijken samen met promovendus GeertKops, en wat bleek? Een deel ervan was vrijwel identiek aan de doorons gevonden route van PI(3)K naar PKB. Dat was hoogst interessant,want wij vroegen ons al enige tijd af waar die route heen zouleiden. De door de genetici voor C.elegans beschreven route monddeuit bij een eiwit dat sterke verwantschap vertoonde met hetzogeheten Forkhead-eiwit, Het leek dus voor de hand te liggen datde lijn van PI(3)K via PKB bij mensen kon uitmonden bij Forkheadzelf. Toen we dat gingen uittesten, bleek dat inderdaad zo tezijn."

Kankertherapie

In hun tweede publicatie in Nature konden de Utrechtsebiochemici de hele route beschrijven waarin PKB een sleutelrolspeelt. Maar de functie van die route bleef onduidelijk, al leekhet aannemelijk dat hij bij menselijke cellen, net als bij decellen van C.elegans, een rol speelde bij het al dan nietoverleven. Om daarover meer duidelijkheid te krijgen beslotenBurgering en zijn collega René Medema om het Forkhead-eiwit incellen te activeren. Het resultaat was opmerkelijk: de behandeldecellen bleven in een bepaalde fase van hetdelingsproces steken ende meesten waren na twee weken dood. Het was dus duidelijk datForkhead een remmende invloed had op de celgroei. Burgering:"Kennelijk ontstaat er een soort catastophe omdat de cel eigenlijkwil groeien, terwijl het Forkhead-eiwit zegt: 'niet groeien'. Dietwee conflicterende signalen veroorzaken waarschijnlijk een crisis,waarvoor de cel na verloop van tijd nog maar één uitwegziet: zelfmoord."

Deze recente ontdekking, dit voorjaar goed voor een derdepublicatie in Nature, lijkt een ideale basis voor eenkankertherapie via genetische manipulatie. Eenvoudig watForkhead-eiwit in de celkern van tumorcellen brengen en de groeistopt spontaan. Volgens Burgering is dat nog toekomstmuziek."Voorlopig zijn we nog niet zover dat we een eiwit zomaar in decelkern kunnen brengen. Willen we de ongeremde groei vantumorcellen tegengaan, dan zullen we andere methoden moeten vindenom Forkhead te activeren."

Bij dat streven zou de nu ontdekte route wel eens heelinteressant kunnen zijn, denkt de onderzoeker. Tijdens zijnanalyses ontdekte hij dat het Forkhead-eiwit binnen een half uuruit de celkern verdwijnt als de route 'aanstaat'. Dat heeft alsgevolg dat de cel dan ongestoord kan groeien. "Het lijkt er dus opdat de door ons gevonden route een functie heeft bij het regulerenvan een verantwoorde celgroei. Wij vermoeden dat hij in normalegevallen afwisselend aan- en uitstaat. Zo krijgt de cel gedoseerdestop- en go- boodschappen, waardoor hij zich normaal ontwikkelt. Inhet geval van tumorgroei is er waarschijnlijk sprake van eenmutatie, waardoor de route permanent aanstaat en de cel alleen nogmaar go-boodschappen krijgt. Om de groei van tumorcellen tegen tegaan zullen we daarom stoffen moeten ontwikkelen die de routekunnen 'uitzetten', die dus de overdracht van het signaal van hetene naar het andere eiwit verhinderen. Een alternatief is stoffente zoeken die voorkomen dat Forkhead uit de celkern verdwijnt.

"Veel onderzoekers zijn op allerlei manieren bezig met onderzoeknaar de bestrijding van tumoren. Sommigen concentreren zich opmethoden om tumorcellen van buitenaf aan te pakken en tevernietigen. Wij zoeken het meer in pogingen om de doorgifte vansignalen binnen de cel te beïnvloeden. Dat is wat ons betreftde uitdaging voor de komende jaren en het is duidelijk dat kennisvan de door ons beschreven route daarvoor onmisbaar is."

Erik Hardeman

Leidsche Rijn: proeftuin voor gezondheidsonderzoekers


Leidsche Rijn Gezondheids Project:

Informatietechnologie moet gezondheidszorg verbeteren

Stel je voor: je hebt een bevolking van zo'n 80.000mensen. Al die mensen hebben een elektronisch dossier waarin al hunmedische gegevens zijn opgeslagen, op uniforme wijze gecodeerd. Eengoudmijn voor onderzoekers ! Het Julius Centrum voorHuisartsgeneeskunde en Patiëntgebonden Onderzoek is momenteelbezig om zo'n bestand op te bouwen in Leidsche Rijn.

Leidsche Rijn krijgt een gezondheidszorg die volgens een geheelnieuw concept is opgezet. Een cruciale rol daarin krijgtcommunicatie met behulp van moderne informatietechnologie. DeUtrechtse hoogleraar epidemiologie Rick Grobbee, collega van GuusSchrijvers, zag er meteen de ongekende mogelijkheden van. Hij hadhet idee aan zo'n medisch dossier een soort nulmeting toe tevoegen, om van iedereen de gezondheidscarrière in kaart tekunnen brengen vanaf het moment dat ze in Leidsche Rijn komenwonen.

Sinds maart van dit jaar zijn medewerkers van het Julius Centrumin samenwerking met de huisartsen begonnen om van de bewoners vanLeidsche Rijn een individueel gezondheidsprofiel (IGP) op testellen. Dat bestaat uit een elementaire gezondheidsmeting en hetinvullen van een uitgebreide vragenlijst. De gegevens worden ingecodeerde vorm opgenomen in het elektronisch medisch dossier vaniedere bewoner. Voor de huisartsen is het een waardevolle bijdrageom hun patiëntenbestand inkaart te brengen. Bovendien voegenzij daar hun eigen informatie steeds aan toe, waardoor inzichtontstaat in ziektebeelden, diagnoses, medicatie enbehandelingsmethoden. Dit uitgebreide dossier vormt de basis voorverdere automatiseringsplannen in Leidsche Rijn. Dit moetresulteren in een zorgbestand dat ook andere zorgverleners in deeerste en tweede lijn kunnen gebruiken. Aan de gezondheidscentra inLeidsche Rijn worden kwaliteitsmedewerkers toegevoegd die helpenbij de verwerking van alle informatie volgens internationaalafgesproken coderingen.

Behalve de behandelende artsen kunnen ook beleidsmakers enonderzoekers hun voordeel doen met het gegevensbestand. Allesuiteindelijk met het zelfde doel: kwaliteitsverbetering van degezondheidszorg.

Ambitie

Dr. Mattijs Numans is huisarts in Utrecht en werkt daarnaast bijhet Julius Centrum als coördinator van het Leidsche RijnGezondheidsproject (LRGP). Hij benadrukt: "We praten vooralsnogover de toekomst. Er wonen nu in Leidsche Rijn 5000 mensen, waarvanpas de helft zich ingeschreven heeft bij een nieuwe huisarts. Erzijn pas twee voorlopige voorzieningen voor gezondheidscentra,waarvoor één kwaliteitsmedewerker actief is. En hetLRGP-bestand wordt in eerste instantie apart van hethuisartsenbestand opgebouwd."

Het gaat dus nog om ambities. Die zijn hoog. Numans heeft weinigmoeite om de voordelen van het LRGP op te sommen. Allereerst depuur medische functie: "De huisarts krijgt een volledig medischdossier om mee te beginnen. Daarnaast krijgt hij de beschikkingover spiegelinformatie: hij kan zijn eigen bevindingen enbehandelingsmethoden vergelijken met patiënten van anderehuisartsen. Dat kan bij voorbeeld voorkomen dat een arts maarinzichtloos medicaties blijft verlengen."

Een tweede voorbeeld betreft de zorgvoorziening: "In Nederlandhebben we vaak geen goed beeld van het aantal mensen dat met eenbepaald ziektebeeld rondloopt. Als uit zo'n bestand blijkt dat erin een bepaalde wijk meer diabetici zijn dan we dachten, kun jezorgen dat er een extra verpleegkundige voor diabetici komt."

Onderzoek is het derde voorbeeld: "Patiënten met dezelfdeklachten krijgen vaak verschillende behandelingen, of soms blijftbehandeling gewoon uit. Als onderzoeker heb je dus al driepopulaties van wie je de ontwikkeling van het ziektebeeld kuntvergelijken. Of je hebt twee groepen patiënten met dezelfdemedicatie, waarop de ene groep wel reageert en de ander niet. Metbehulp van het zelfde bestand kun je op zoek gaan naar factoren diedat verklaren."

Nu wordt in nederland ook al onderzoek gedaan onder grotepatiëntenbestanden. Numans: "Maar dat betreft vooralmomentopnames. Straks kunnen we echter zien hoe mensen met eendepressie zich in eenperiode van tien jaar ontwikkelen. Voorchronisch zieken is eveneens een lange-termijnbenadering nodig.Veel onderzoek is kort-cyclisch, bekijkt bijvoorbeeld het effectvan een behandeling na anderhalf jaar. Nu kunnen we onderzoek gaandoen met een veel langere looptijd en kunnen we bovendien verderterug kijken in iemands gezondheidsverleden. Zo hopen we nieuweverbanden te ontdekken tussen huidige ziektebeelden en iemandsgezondheidsverleden.'

Verder is de combinatie van gegevens in het LRGP bijzonder, zobenadrukt Numans: "We kunnen verbanden leggen tussen ziekten enmedicatie, maar ook met bijvoorbeeld voedingsgewoonten. En omdathet om zo'n groot bestand gaat, kunnen we zeldzame ziektesonderzoeken. Het meest kenmerkende is echter toch wel dat we eennulmeting hebben: we weten de actuele gezondheidstoestand van dedeelnemers, ook als ze niet ziek zijn. Vooral voor epidemiologen isdat van grote waarde.'

Stress

Het LRGP is beperkt tot een heel specifieke regio. Toch denkende onderzoekers dat de samenstelling van de bevolkinggedifferentieerd genoeg is om inzicht te krijgen in de gezondheidvan een breed scala aan groepen in de Nederlandse samenleving. Doorde lokale ligt het bovendien voor de hand om verbanden te leggentussen gezondheid en stedenbouwkundige opzet. Zou je kunnen zeggenhoe (on)gezond het is om in zo'n suburb als Leidsche Rijn te wonen?Numans kan zich daar wel iets bij voorstellen: "We weten eigenlijknog niet zo veel over gezondheid in wijken. Tot nu toe kijken weeigenlijk altijd naar de verhuiscijfers: als er veel mensenwegtrekken dan nemen we maar aan dat de mensen zich daar mindergoed voelen. Maar dat is nog maar de vraag. In nieuwe wijken isveel stress, misschien omdat een verhuizing toch bepaaldeontwortelingsverschijnselen met zich meebrengt. Er zijn veel jongegezinnen met kinderen, dus veel infecties. Met behulp van het LRGPkunnen we daar ongetwijfeld meer over te weten komen. Je kunt totop postcodeniveau nagaan of er ergens problemen van bepaalde aardontstaan. Of neem het systeem van gescheiden waterleidingen inLeidsche Rijn: het zou wel eens kunnen dat daardoor op sommigeplekken bepaalde infecties meer voorkomen dan op andere plekken.Een nieuw verschijnsel is ook het bouwen van laag-allergene huizen,het effect daarvan moet uit de gegevens te halen zijn."

Delicaat

Al deze gegevens worden opgeslagen in een elektronisch medischdossier dat, behalve door de huisarts en zijn assistenten, ooktoegankelijk zal zijn voor de praktijkverpleegkundigen,specialisten, zorgplanners en onderzoekers. Is dat niet te veelvoor dezedelicate informatie?

Numans verzekert dat zo'n bestand goed beveiligd zal zijn:"Zelfs als iemand kwaad zou willen, zal het zeer moeilijk worden omtoegang tot de gegevens te krijgen. Alle informatie staat bovendienop code. Specialist en verpleegkundige kunnen alleen in overleg metde huisarts toegang tot de persoonlijke code krijgen. Vooronderzoek zijn de gegevens alleen op geaggregeerd niveaubeschikbaar."

Het meedoen aan het project geschiedt overigens op basis vanvrijwilligheid. De verwachting is dat veel bewoners mee zullen doenomdat ze zo'n gratis medische screening aantrekkelijk vinden. Huntoestemming wordt echter maar één keer gevraagd. Dus wiena een aantal jaren bij de psychiater terecht komt wordt nietopnieuw gevraagd of de gegevens in het LRGP mogen worden opgenomen.'In principe gaat iemand akkoord voor vijf jaar', legt Numans uit.'Daarna wordt de overeenkomst stilzwijgend verlengd.'

KV


De droomklus van Guus Schrijvers:

Leidsche Rijn en de transmurale gezondheidszorg

De Utrechtse hoogleraar algemene gezondheidszorg GuusSchrijvers is een gedreven pleiter voor transmuralisering van degezondheidszorg. Hij roept al jaren dat de muren tussen deverschillende sectoren van de gezondheidszorg moeten verdwijnen. Deheersende trend (marktwerking!) leek niet in zijn voordeel. Tot hijin Leidsche Rijn de kans kreeg om een volledig geïntegreerdsysteem voor gezondheidszorg op te zetten.

De Nederlandse gezondheidszorg staat op een hoog peil. Toch kentzij een aantal problemen die de kwaliteit van de zorg bedreigen.Huisartsen zijn overbelast en de wachtlijsten voor specialisten enziekenhuizen worden onacceptabel lang. Veranderingen in desamenleving vergroten de druk: zo neemt door vergrijzing de vraagtoe, en heeft de veranderende status van de huisarts consequentiesvoor de aanbodszijde.

Om deze problemen te overwinnen is een structurele veranderingvan de gezondheidszorg nodig. Een schone uitdaging voor GuusSchrijvers, hoogleraar algemene gezondheidszorg aan hetUniversitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU). Schrijvers staatbekend als pleitbezorger van de transmurale of geïntegreerdegezondheidszorg. De hoogleraar, econoom van huis uit, wil de murenslechten tussen eerstelijns- (zoals huisartsen, thuiszorg,fysiotherapeuten) en tweedelijns gezondheidszorg(specialisten,ziekenhuizen), preventieve zorg (bijvoorbeeld consultatiebureau's),en disciplines als de geestelijke en geriatrischegezondheidszorg.

Een cruciale rol in een geïntegreerde gezondheidszorg isweggelegd voor de zogeheten gezondheidscentra, waar naasthuisartsen tal van andere zorgaanbieders te vinden zijn. InLeidsche Rijn zijn zes tot zeven gezondheidscentra voorzien met eenmaximaal verzorgingsgebied van 15.000 inwoners. Degezondheidscentra werken nauw samen met een ziekenhuis, dat zichveel meer dan nu moet gaan richten op specialistische zorg. InLeidsche Rijn is het MESOS-hospitaal gepland, waarin de Utrechtseziekenhuizen Overvecht en Oudenrijn zullen opgaan. Dit nieuwehospitaal wordt al het ziekenhuis van de 21e eeuw genoemd. Een vande beoogde voordelen van een geïntegreerde aanpak is dat hetmoeizame verwijzingssysteem en de lange wachtlijsten tot hetverleden gaan behoren.

Droomklus

"Een droomklus natuurlijk", zegt Guus Schrijvers met twinkelendeogen. In 1995 benaderden de gemeente Utrecht, de provincie en degemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) Schrijvers met de vraag ofhij de gezondheidszorg in Leidsche Rijn wilde organiseren, volgensde meest moderne inzichten in zijn vakgebied. "Leidse Rijn was eengrote kans. Het is veel moeilijker om zoiets in een bestaande wijkte introduceren, met zittende huisartsen, die allemaal voor eigenrekening werken en hun eigen systeem vanpatiëntenadministratie hebben." Hij wil overigens niet deindruk wekken dat daarmee de oudere wijken van Utrecht aan hun lotworden overgelaten: "Leidsche Rijn moet het grote voorbeeld worden,dat uiteindelijk moet uitstralen naar de bestaande wijken."

Schrijvers beschrijft hoe de gezondheidszorg er over een aantaljaren in Leidsche Rijn uit zal zien. Belangrijk is vooral deversterking van de eerstelijns gezondheidszorg. Veel werk dat nudoor huisartsen en specialisten wordt gedaan, zou overgenomenkunnen worden door zogenaamde praktijkverpleegkundigen: "Dehuisarts krijgt in de toekomst een aantal hulpkrachten om zichheen. Daar wordt momenteel al op verschillende plaatsen meegeëxperimenteerd. In Den Haag werken dertig sociaal-psychiatrische verpleegkundigen voor 120 huisartsen. Die nemen delichte psychiatrische problemen van de huisarts over. Ernstigergevallen verwijzen zij door naar de specialist. Dat loopt als eentrein. Het is taakverlichting voor de huisarts, maar bovendienkwaliteitsverbetering.

"Een ander voorbeeld is de zorg voor chronisch zieken. In Zuilenwerken we met verpleegkundigen voor astmapatiënten endiabetici. Die mensen weten: als ik ergens last van heb, dan moetik d''r naartoe. De huisarts blijft verantwoordelijk, maar er wordthem veel werk uit handen genomen.

In Rotterdam Zuid werkt een preventie-verpleegkundige. Die doetconsultatiebureau-werk, griepvaccinatie bij ouderen, screening vanbaarmoederhalskanker, gezondheidsvoorlichting op scholen, etcetera. In Leidsche Rijn willen we ook een sterke preventiepoothebben."

De (hoog opgeleide) praktijkverpleegkundige of sociaalgeneeskundige zal dus een vertrouwde verschijning worden naast dehuisarts. Ze krijgen een eigen spreekkamer in hetgezondheidscentrum. Het gezondheidscentrum zal ook taken overnemenvan specialisten en poliklinieken, zoals controlerende taken endaarnaast worden bepaalde vormen van spoedeisende geneeskundigehulp gegeven. Eén loket dus, waar je voor verschillendezorgvragen terecht kunt. De huisarts blijft de centrale spil vanhet zorgsysteem, maar zijn rol zal voor een deel die vangezondheidsmanager worden.

Een cruciale rol in de gezondheidszorg van Leidsche Rijn isweggelegd voor de informatietechnologie. "Transparantie is hetdevies: als je met uitgebreide zorgketens gaat werken moet iedereenvan elkaar op de hoogte zijn wat er gebeurt. Dus recepten wordenvia internet meteen doorgegeven aan de apotheek, informatieuitgewisseld tussen huisarts, specialist en verpleegkundigen. Datwordt allemaal opgeslagen in een elektronisch medisch dossier. Diedossiers bieden ons weer de mogelijkheid om onderzoek te doen,zoals in het Leidsche Rijn Gezondheidsproject" (zie elders op dezepagina).

Almere

Geïntegreerde gezondheidszorg is in Nederland nog vrijonbekend. Alleen in Almere zijn gezondheidscentra volgens ditprincipe opgezet. Niet toevallig, immers ook in dit geval is sprakevan een nieuwe stad. De voornaamste doelstelling: het opzetten vaneen zo sterk mogelijke eerstelijn, om de tweedelijn te ontlasten.Die doelstelling is volgens sommige critici niet echt gehaald.Weliswaar is de structuur voor een geïntegreerde zorggerealiseerd, maar de lasten in de tweedelijn zijn nog net zo hoogals elders in Nederland; en de kwaliteit van de zorg is goed, maarniet beter dan elders in Nederland. Een veel gehoorde klacht isbovendien dat de gezondheidscentra buiten kantoortijden moeilijkbenaderbaar zijn.

Schrijvers is het niet helemaal eens met die kritiek. Goed, desamenwerking tussen de gezondheidscentra en het nieuwe ziekenhuisvan Almere is mislukt en de gezondheidscentra zijn te grootschaligopgezet. Maar de prijs-kwaliteit balans van de gezondheidszorg isvolgens de hoogleraar wel degelijk verbeterd. "Almere bestaat voornegentig procent uit Amsterdammers, een zeer veeleisendebevolkingsgroep. Mijn stelling is al jaren: je moet Almere nietvergelijken met het Nederlands gemiddelde, maar met Amsterdam. Endan is er wel degelijk sprake van eenaanzienlijke besparing: vanzeven bedden per duizend in Amsterdam naar twee bedden per duizendin Almere, dat is zelfs ongelooflijk!" Schrijvers wijst verder opeen bekende paradox in de gezondheidszorg: "Een betere zorg trektmeer mensen. Dat houdt de totale kosten hoog. Daar moeten we ook inLeidsche Rijn rekening mee houden."

Schrijvers denkt dat het in Leidsche Rijn beter zal gaan dan inAlmere: "Almere is een heel goed eerstelijns project, waarvan weveel geleerd hebben. We hebben laten zien dat substitutie van zorgmogelijk is, zonder dat de kosten stijgen. Maar Almere is eenproject uit de jaren tachtig. Onze ambitie voor Leidsche Rijn ligtinmiddels hoger: we willen veel meer gebruik maken vaninformatietechnologie en we willen een betere samenwerking met hetnieuwe ziekenhuis dat hier komt. Ik denk dat dat gaat lukken.Allereerst dankzij de feedback die we hebben van het Leidsche RijnGezondheids Project, waardoor we goed kunnen monitoren enbijsturen. Ten tweede dankzij de moderne communicatiemiddelen en deinformatietechnologie. Maar vooral dankzij het commitment dat bijalle partijen in Utrecht nadrukkelijk aanwezig is om dit van degrond te krijgen, zowel van de kant van de gezondheidszorg, als vande overheid en de wetenschap."

Kees Volkers


Leidsche Rijn als multidiscplinair onderzoeksterrein

In het Leidsche Rijn Gezondheids Project zijn behalve deMedische Faculteit en Farmacie ook de faculteiten SocialeWetenschappen en Ruimtelijke Wetenschappen betrokken.

Gezondheidspsychologe Denise de Ridder doet onderzoek naarsuccesful aging. Ze inventariseert strategieën die mensengebruiken om hun leven in te richten als ze ouder worden. InLeidsche Rijn worden praktijkverpleegkundigen ingeschakeld om dezestrategieën te inventariseren, als onderdeel van hetindividuele gezondheidsprofiel. Zo wordt onder andere bekeken watde rol van praktijkverpleegkundigen zou kunnen zijn om succesfulaging in Leidsche Rijn mogelijk te maken.

Huisvesting en voorzieningen spelen bij het ouder worden eenbelangrijke rol. Daarom werken de psychologen weer samen metgeografen. De geografen zijn in het project vertegenwoordigd doordemograaf prof. dr. Pieter Hooimeijer.

Op donderdagmiddag 22 juni organiseert hetJulius Centrum een studiemiddag met als thema 'De eerstelijnsgezondheidszorg in de komendejaren'. Diverse thema's zullen aan bodkomen die ook in Leidsche Rijn aan de orde zijn. Tijd: 13.00-17.00uur. Plaats: U-raadszaal Bestuursgebouw, Heidelberglaan 8.Inlichtingen: 030-2509359.

Zuidelijk Afrika in de academische picture

Het wordt een goed bezocht seminar, meldt het EZA, een jongeuniversitaire instelling die in 1999 het licht zag. De UU speeltmet de oprichting van dit centrum in op de toenemende interessevoor Zuidelijk Afrika bij studenten, docenten en wetenschappelijkonderzoekers. De belangstelling voor dat gebied blijft groeien: hetaantal inschrijvingen voor het seminar is alweer veel hoger danvorig jaar, toen het voor het eerst werd georganiseerd.

De regio Zuidelijk Afrika omvat naast Zuid-Afrika ook Angola,Botswana, Congo, Lesotho, Malawi, Mauritius, Mozambique,Namibië, Seychellen, Swaziland, Tanzania, Zambia en Zimbabwe.Maar Zuid-Afrika vormt duidelijk het academische zwaartepunt, legtdirecteur Margreet de Lange van het EZA uit. "De andere landenhebben veel en veel minder universiteiten. Zuid-Afrika heeft er 21,Zimbabwe en Namibië bijvoorbeeld ieder maaréén."

De groeiende belangstelling voor de regio houdt direct verbandmet het einde van de apartheid in Zuid-Afrika. Er bestond inNederland door de historische en culturele banden altijd al ruimeacademische interesse voor Zuid-Afrika, maar de universitairebanden waren lange tijd bevroren en voor concrete samenwerkingwaren er nauwelijks mogelijkheden. Margreet de Lange: "Diesamenwerking beperkte zich tot de zwarte Western Cape Universiteit,als onderdeel van het Unitwin (University Twinning) programma."Daarmee doelt ze op het programma waarin de UU op onderzoeksgebiedsamenwerkt met de Western Cape Universiteit en de universiteitenvan Porto (Portugal), Bochum (Duitsland), Lund (Zweden),Mozambique, Zimbabwe en Namibië. Sinds 1994 gebeurt dat ook opstudentenniveau.

Het Unitwin programma loopt nog steeds. Daarnaast heeft de UUtegenwoordig ook een officiële interuniversitaire band met eentweede Zuid-Afrikaanse universiteit (Pretoria), vertelt BertheSchoonman van het Bureau Buitenland van de UU. Oude banden bloeiendaarbij weer op en de Nederlandse universiteiten kunnen nuprojecten aanvragen bij SANPAD, een financieringsprogramma voorontwikkelingsonderzoek in en over Zuidelijk Afrika. De UU maaktdaarvan gretig gebruik. Schoonman: "De SANPAD ondersteunt relatiefveel `Utrechtse' projecten."

Margreet de Lange hoopt dat nieuwe academische samenwerking metZuid-Afrika uitstraalt op de gehele regio, maar toont zich wat ditbetreft enigszins bezorgd. "De andere landen in het gebied kunnenook te lijden hebben onder de dominantie van Zuid-Afrika." Demeeste - blanke - universiteiten in dat land, zoals Cape Town enStellenbosch, hebben onderzoeks- en onderwijsfaciliteiten die tevergelijken zijn met de situatie hier. Ze zijn om die reden voorvelen aantrekkelijk om mee samen te werken. Nu blijkt bijvoorbeeldal dat blanke Zuid-Afrikaanse universiteiten sneller partnersworden dan de andere universiteiten.

Maar die andere, armere universiteiten zoals Western Cape of deuniversiteiten in de andere landen van Zuidelijk Afrika, hebbenvolgens De Lange ook wel degelijk genoeg te bieden. "Waar je voorkiest is afhankelijk van wat je zoekt: een meer academischeonderzoekssamenwerking, of juist een meer ontwikkelingsgerichtesamenwerking met een universiteit waarbij je echt iets van het landziet. Maar er is altijd sprake van wederkerigheid."

Het EZA wil geïnteresseerden in elk geval zo volledigmogelijk informeren over het gehele scala aansamenwerkingsmogelijkheden in héél Zuidelijk Afrika. Eenregio die volgens de EZA-directeur "ongelooflijk interessant" is.Waarom? De Lange: "Zuidelijk Afrika is de hele wereld in eennotendop."

Henk Boon

Het eerste artikel van...... Prof. dr. Katharina Boele-Woelki, juriste

Het eerste artikel van...... Prof. dr. Katharina Boele-Woelki,juriste

Je eerste wetenschappelijk artikel. Soms de start vaneen glanzende wetenschappelijke carrière, soms ook een misserdie je het liefst zo snel mogelijk vergeet. Het U-blad vroeg vijfwetenschappers naar hun eersteling. In deze tweede afleveringjuriste prof. dr. Katharina Boele-Woelki die in 1980 in hettijdschrift Das Standesamt het artikel Die internationaleEhescheidung in den Niederlanden publiceerde. Een bespreking vaneen liberale Nederlandse wet. "Het zou erg zonde zijn als we in eenverenigd Europa wat betreft het internationale echtscheidingsrechteen stap terug moeten doen."

Aan de telefoon reageert de directeur van het Wiarda Instituutvan de faculteit Rechten enthousiast: "Ik heb net de eersteaflevering van jullie serie gezien, ik moest meteen terugdenken aanmijn eigen eerste artikel. Ik heb het in geen jaren gelezen, maarik heb het meteen opgezocht." Was het tijdschrift diep weggestopt?"Helemaal niet, het staat vooraan in de IKEA-ordners waarin ik almijn publicaties bewaar", zegt Boele-Woelki lachend.

In het artikel vergelijkt de juriste het liberale Nederlandserecht voor echtscheidingen van internationale huwelijken met hetDuitse recht. In een internationaal huwelijk trouwt bijvoorbeeldeen Nederlandse man met een Duitse vrouw - zoals in het geval vanBoele-Woelki. De Nederlandse liefde was voor de Duitse reden om nahaar studie rechten in Berlijn naar ons land te komen. Hier werktezij dankzij een Duitse beurs aan haar promotieonderzoek bij hetAsser Instituut in Den Haag. In augustus 1980 stapte ze in hethuwelijksbootje en in oktober verscheen haar eerste artikel. "Mijnfamilie, schoonouders en ouders, vonden het maar raar dat ik meteenover echtscheidingen schreef. `Moet dat nou?' zeiden ze. Ik vondhet juist erg spannend om voor het eerst te publiceren. Denegatieve reactie van mijn omgeving was dan ook een beetjeteleurstellend."

Toch kijkt ze heel tevreden terug op de publicatie, dieuiteindelijk de hoeksteen werd van haar promotieonderzoek naar hetNederlandse internationale familierecht. In het artikel bespreektze een Nederlandse wet die nog steeds revolutionair is in Europa:echtgenoten van verschillende of gelijke buitenlandse nationaliteitmogen in Nederland zelf bepalen of bij een scheiding hetNederlandse echtscheidingsrecht van toepassing is. In de rest vanEuropa hebben de echtelieden geen keuzevrijheid. Daar bepaalt derechter of het nationale recht van de getrouwden wordt toegepast ofhet echtscheidingsrecht van het land waarin ze wonen.

Het maakt nogal uit welk recht toegepast wordt, legtBoele-Woelki uit. "Niet elk land kent dezelfdeechtscheidingsgronden als in Nederland. In Islamitische landen zijnze heel streng. Een Marokkaans stel dat al twintig jaar inNederland woont en gaat scheiden, is daarom waarschijnlijk beter afmet het Nederlands recht dan met de Marokkaanse wet."

Maar ook dichter bij huis maakt het uit waar de rechter vandaankomt. Tenminste, als je al mag scheiden. Boele-Woelki: "Om tescheiden moet een getrouwd stel in Nederland aantonen dat hunhuwelijk 'duurzaam ontwricht' is; in Duitsland moeten deechtgenoten daarnaast ook al een jaar apart van elkaar hebbengewoond; in Ierland is het sinds kort überhaupt pas mogelijkeen huwelijk te ontbinden."

De hoogleraar leest de kernzin van haar artikel voor - in hetDuits - waarin ze zegt dat de Nederlandse wet 'meer dan inspiratie'alleen zou moeten zijn voor het Duitse rechtssysteem. In twintigjaar is haar mening niet veranderd: "Ik vind het een hele mooie weten het is jammer dat die in Europa geen navolging heeft gevonden.Het gevaar dreigt zelfs dat Nederland in een geünificeerdEuropa, waar ook ten aanzien van het internationaleechtscheidingsrecht voor iedereen dezelfde regels zullen gaangelden, een stap terug moet doen. Het zou erg jammer zijn als wijonze liberale wet moeten afschaffen."

Rinze Benedictus

Olympos zet eigen frisbeevereniging op:

Een terugkerend genoegen bij elk grootvoetbaltoernooi zijn de discussies over het niveau van dearbitrage. Dit EK was nauwelijks begonnen of de fluitisten werdenal van alle kanten belaagd. Voetballers, voetbaldeskundigen entoeschouwers lieten allemaal hun mening horen `De penalty vanNederland was een cadeautje. Die van Italië een godsgeschenk.De Turken en Roemenen zijn bestolen', werd dit eerste weekend veelgehoord. Bij een frisbeetoernooi gebeurt dat niet. De wedstrijdenvinden namelijk plaats zonder scheidsrechter.

Frisbeeërs kennen hun verantwoordelijkheid en houden zichaan de regels. Als er onverhoopt toch tegen de regels wordtgezondigd, moet de benadeelde partij dit aangeven door foul teroepen. De frisbee verandert dan van eigenaar tenzij de tegenpartijhet er niet mee eens is. In dat geval krijgen de twee spelersdertig seconden om er pratend uit te komen. Lukt dat niet, dan gaatde schijf terug naar waar hij was voor de omstreden actie.

Veel regels zijn er overigens niet. De frisbeewedstrijden wordengespeeld tussen twee partijen van zeven spelers op een voetbalveldwaarin de lijnen van de strafschopgebieden zijn doorgetrokken naarde zijlijn. De sport is een beetje te vergelijken met AmericanFootball.

Wie de frisbee vangt in het gebied achter die lijnen, krijgt eenpunt. De spelers gooien elkaar de frisbee toe tot ze die endzonehebben bereikt. Ze mogen de frisbee maximaal vijf seconden in bezithouden, lopen mag niet en lichamelijk contact is verboden.

De sport is heel klein in Nederland. Maar op Olympos zien ze erwel brood in. Het sportcentrum organiseerde op 10 juni deNederlandse Studentenkampioenschappen. Bij Olympos denken ze dat delaagdrempelige sport goed past bij de manier waarop de huidigestudent wil sporten. Je kunt gemakkelijk meedoen en er zitten nietteveel verplichtingen aan vast. Olympos geeft inmiddels cursus enis bezig een eigen frisbeevereniging op te zetten. Met het NSKhoopte men enige publiciteit te trekken.

Het Utrechtse studententeam droeg zaterdag dan ook de naamOlympos. De absolute en enige vedette van het team was WouterPeters. Peters, aio bij Sterrenkunde, was ook medeorganisator vande NSK. Hij geeft de cursussen op Olympos, is trainer bij deUtrechtse vereniging UFO en international.

Peters staat binnen zijn team op eenzame hoogte. Andereopvallende spelers in zijn team zijn verder een mannelijkeinternational en de informaticastudente en damesinternationalSandra Smit. Tijdens dit NSK zijn de teams namelijk gemengd, watniet het geval is in de Nederlandse competitie. Bij gebrek aanstudenten die frisbeeën, spelen er dit NSK zelfs studenten meedie voor het laatst hebben gefrisbeed op de vorige NSK.

Tukkers

Peters weet zijn team aan de hand te nemen. Hij opereert als eensoort quarterback. Bij elk nieuw punt vertelt hij zijn medespelerswat ze moeten doen, hoe ze moeten lopen en waar ze moeten staan.Over het algemeen weet hij de frisbee vervolgens feilloos op dieplek te krijgen.

Het Olymposteam plaatste zich in de poule gemakkelijk voor definale. In die finale zijn de Disk Devils Twente (DDT) detegenstander. Dit team is ook een normaal competitieteam dat geheeluit studenten bestaat. Er zitten drie internationals in het team enhoewel geen van de Tukkers het niveau van Peters haalt, is het teamin de breedte veel te sterk. Tot 4-4 gaat het redelijk met deUtrechters. Er lijkt zelfs een verrassing in de lucht te hangen,maar dan gaat ook de conditie opspelen en de Twentenaren lopen inde laatste minuten uit naar 7-4.

Frisbeeën blijkt conditioneel behoorlijk zwaar. Pauze is erniet. De spelers proberen constant uit de dekking te lopen. En alser gescoord wordt draait het spel direct. De tegenstander magvervolgens proberen in dezelfde richting een punt te maken. Dezeregel is er om het voordeel van wind mee zoveel mogelijk teneutraliseren. De ploeg die beste tegen de wind in kan scoren maaktdan ook de meeste kans op de overwinning. De tegenstander wordtnamelijk gedwongen ook een poging te wagen tegen de wind in.

Maar het gaat bij deze sport niet alleen om het resultaat. Desfeer is ook belangrijk. Vergeleken met de schop- en scheldpartijendie elk weekend op alle Nederlandse sportvelden te zien zijn, isfrisbee inderdaad een verademing. Er valt op het veld geenonvertogen woord. Die sfeer is voor veel spelers een reden omfrisbee te kiezen, vertelt de andere international uit hetUtrechtse team Pete van der Spoel.

"Spelen zonder scheidsrechter dwingt je om eerlijk te zijn",vindt Van der Spoel. Hij studeerde vier jaar in Engeland. Daar isde sport iets minder klein dan in Nederland, maar gaat het nog meerom de spirit en good sportsmanship'. De meest sportieve ploegkrijgt namelijk ook nog een prijs. De teams geven elkaar na dewedstrijd punten en zo is er nog een winnaar. Er zijn volgens Vander Spoel ook mensen die die laatste prijs belangrijker vinden danhet winnen van wedstrijden. "Maar dat zijn wel vaak teams die geenkans maken op de eindoverwinning", voegt hij eraan toe.

Ook Wouter Peters vindt het belangrijk dat frisbeeërs deeigen verantwoordelijkheid aan kunnen en hun problemen in dewedstrijd zonder scheidsrechter oplossen. "Vergelijk het maar methet pleintjesvoetbal van vroeger", zegt hij. Als iemand zich nietaan de regels houdt en er met de bal vandoor gaat, dan is het spelgewoon afgelopen.

Maar wil het frisbeeën ooit serieus genomen worden, danzullen er toch scheidsrechters moeten komen, denkt Peters. InAmerika waar de sport inmiddels een semi-professionele status heeftbereikt, lopen er vier waarnemers langs de lijn. Als de spelers eronderling niet uitkomen, mogen ze de hulp van zo'n waarnemerinroepen. De beslissing van die waarnemer is dan wel bindend.

Jurgen Swart.