Achtergrond

De database: een half miljoen sociale bewegingen

Prof.dr. Harry Ganzeboom: "Als databeheerder van onderzoekschoolICS van Sociologie onderhoud ik een archief, waarin meer danvijfhonderd datasets uit tientallen landen zijn opgeslagen. Voormijn eigen onderzoek naar sociale mobiliteit gebruik ik diegegevens voor de opbouw van de zogeheten 'InternationalStratification and Mobility File' (ISMF). Dat is een dataset metgegevens uit enquêtes, die in de afgelopen vijftig jaar inverschillende landen zijn gehouden. Voorwaarde voor opname in deISMF was dat het moest gaan om representatieve surveys ondervolwassenen, waarin naast gegevens over hun eigen opleiding enberoep ook informatie was te vinden over het beroep van vader ofmoeder. Vandaar dat er relatief veel verkiezingsonderzoeken in onsbestand zitten, want daarin wordt de vraag naar het beroep vaakgesteld.

"Ik ben een jaar of vijftien geleden begonnen met hetbijeenbrengen van die bestanden. Er werd toen al wel opbescheidener schaal vergelijkend onderzoek gedaan naar socialemobiliteit, maar ik wilde de zaak grootschalig aanpakken en hebstad en land afgezocht naar geschikte bestanden. Inmiddels zittener ruim driehonderd datasets in de ISMF, niet alleen uit Amerika enEuropa, maar ook uitstekende gegevens uit landen als Brazilië,India en de Filippijnen. Het betreft surveys onder duizend tottwintigduizend individuen elk. Dat houdt in dat we inmiddelsstudies kunnen verrichten waarin we een half miljoen casesbestuderen. Maar dat betekent niet dat we nu klaar zijn. We blijvendoorgaan met verzamelen, waarbij we vooral proberen nieuwe landenin de collectie op te nemen.

"Met het bijeenbrengen van gegevens waren we er overigens nogniet. Een groot probleem was dat in vrijwel elk land een anderemethode werd gebruikt om de gegevens te classificeren. Het meestewerk is dan ook gaan zitten in het ontwerpen van éénuniforme standaard om opleidingen en beroepen mee te omschrijven.Daarna moesten we ook nog een waarderingsschaal ontwikkelen om zeonderling te kunnen vergelijken. Natuurlijk blijven zo'nclassificatie en de daaraan gekoppelde waardering subjectief, maaromdat wij de enigen zijn die zo'ninternationaal vergelijkbaarmeetinstrument kunnen aanbieden, bestaat er veel vraag naar.

"Met behulp van dit archief kun je niet alleen onderzoekverrrichten naar de samenhang tussen de opleiding en het beroep vande ouders en de sociale mobiliteit van de kinderen, maar ook naarandere verschijnselen die daarmee in verband staan. Zo verschijntbinnenkort een proefschrift, waarin aangetoond wordt dat voor decarrière van dochters het beroep van de moeder van veel groterbelang is dan altijd werd aangenomen. In een eerder proefschriftwerd de samenhang tussen sociale mobiliteit en politieke voorkeurentussen landen vergeleken. Kiezers bleken zich bij het uitbrengenvan hun stem vaak meer aan te trekken van het nest waaruit zekwamen dan van hun eigen sociale klasse.

Een interessante bevinding uit een andere recente studie is datde sociale mobiliteit groter is naarmate de verschillen inopleidingsduur tussen mensen in een land kleiner zijn. Wil je dusnaar een open maatschappij waarin iedereen de kans heeft om op demaatschappelijke ladder te stijgen en te zakken, dan moet je ervoorzorgen dat leerlingen zo lang mogelijk naar school blijven gaan,terwijl de vervolgopleiding zo kort mogelijk duurt. Vanuit hetoogpunt van maatschappelijke gelijkheid is een vierjarigeuniversitaire opleiding dus duidelijk te prefereren boven devijfjarige waar de bèta's in ons land zoveel waarde aanhechten."

EH

Voor informatie over internationaalvergelijkbare waarderingsmaten van beroepen zie: http://www.fss.uu.nl/soc/hg/pisa/scaleapp.htm.De cijfers in de tweede kolom drukken de door Ganzeboom en zijncollega's bepaalde waardering voor een beroep uit. Rechters (2422)krijgen met 90 de hoogste waardering, keukenhulpen (9132) met 16 delaagste.

'Ik ga als milieuantropoloog van mensen uit'

Vijftien maart is de 'antropologendag'. Het thema is'Milieu en conflict', een nieuw multidisciplinair wetenschappelijkterrein. Milieuantropoloog dr. Rob Visser is één van deorganisatoren. Hij werkt vier dagen per week bij het ministerie vanBuitenlandse Zaken als hoofd van de afdeling Armoede. De vijfde dagis hij werkzaam bij de opleiding culturele antropologie inUtrecht.

"Ik wist niet wat me overkwam als antropoloog", vertelt dr. RobVisser. Hij werkte als inspecteur van ontwikkelingssamenwerking bijBuitenlandse Zaken toen hem op een goede dag in 1989 gevraagd werdeen boek te schrijven over milieuprojecten. Hij had beroepshalvenooit iets met milieu te maken gehad. Wat moest een antropoloogdaar ook mee? Hij praatte voor het boek met ecologen enmilieu-economen uit heel Europa en gaandeweg raakte hij geboeiddoor de materie. Hij realiseerde zich dat hij in de benadering vande milieu-experts iets miste: de aandacht voor de mens.

"Mijn collega waarmee ik dat boek heb geschreven, is ecoloog",vertelt Visser. "Ze zei over de Sahel: `Het beste wat je kunt doenis er een hek omheen zetten.' Dat was volgens haar dé methodeom te voorkomen dat mensen er bomen kapten. Als een overheid eengebied wil herstellen dat ten prooi valt aan verwoestijning, kijkenecologen naar de ontbossing en de overbemesting van delandbouwgronden. Ik heb daar mijn antropologische aandacht voormensen tegenover gezet. Een milieuantropoloog vraagt zich afwaaróm het bos gekapt wordt. Je kunt mensen domweg verbiedenom bomen te kappen, maar als niemand zich daaraan houdt ben je nognergens. Dat kappen van bomen heeft met het hele stelsel aansociale relaties binnen die samenleving te maken.

"In de praktijk komt men er steeds meer achter datmilieuproblemen geen louter technische kwestie zijn, maar ook eenpolitieke en bestuurlijke zaak. Daarmee komen degedragswetenschappers in beeld.

Er is een wisselwerking tussen gedrag en milieu. Voor een deelbepaalt het milieu de sociale ordening. Je ziet bijvoorbeeld datals de bevolkingsdruk te hoog wordt, families in kleinere groepenuiteenvallen. Als er te weinig uit de grond te halen is zoals in deSahel, verspreidt de bevolking zich over grotere gebieden."

Hij noemt zichzelf milieuantropoloog omdat hij merkte dat dezetitel in onderhandelingen met ecologen en economen meer impactheeft dan antropoloog. "Ik denk dat ik in Nederland éénvan de eersten was, maar er zijn meer mensen die zich met dezelfdeproblematiek bezighouden. Dienoemen zichzelf alleen anders."

Mot

De antropologie is in de loop der jaren steeds praktischergeworden. Deze wetenschap richt zich nu ook op sociale,institutionele kwesties in plaats van alleen op culturelesamenhangen en de manier waarop een samenleving door symbolen,religie en rituelen geordend wordt. Die switch naar meer sociale enpraktische kwesties betekent niet dat de samenwerking van ecologen,milieu-economen en antropologen altijd even soepel gaat.

Nog steeds worden antropologen niet altijd serieus genomen inmilieudiscussies. Maar dat verandert volgens Visser. "Je ziet hetaan advertenties waarin milieuspecialisten worden gevraagd. Vroegerlag de voorkeur altijd bij een technische opleiding terwijl nusteeds vaker om een gedragswetenschapper gevraagd wordt."

Visser merkt dat het belangrijk is dat je als antropoloog detaal begrijpt van ecologen en economen. "Je moet weten waar ze hetover hebben als ze het over ecosystemen en draagkracht hebben. Jemoet de uitgangspunten kennen. Een ecoloog begint bij de kwaliteitvan de bodem, en redeneert van daar uit. De econoom begint metwinst. Als je dat niet in de gaten houdt, heb je binnen de kortstmogelijke keren mot met ze.

"Er is veel multidisciplinair werk op milieugebied, maar het iseen heel moeilijke opgave. Alleen al dat samen schrijven met mijncollega, een ecoloog die een paar kamers verder zit bijBuitenlandse Zaken. Steeds denk ik: Wat schrijft ze toch cryptisch.En zij vindt mij breedsprakig. Dat heeft alles te maken met jewetenschappelijke uitgangspunten. Zij schrijft over een probleem endat moet opgelost worden. Antropologen willen het probleem eerstanalyseren en bekijken de kwestie vanuit de optiek van een boer,van een ambtenaar enzovoort. Daardoor wordt dat probleem in haarogen alleen maar groter gemaakt."

Twijfel

Visser benadrukt dat je moet leren inzien dat je allebei gelijkkunt hebben en van elkaar kunt leren. Zelf kwam hij er door desamenwerking achter dat cultuur veel dynamischer is danantropologen geneigd zijn te denken. "Dat zag ik bij veetelers inAfrika. De hele cultuur draait bij hen om de veeteelt. Debruidschat wordt uitgedrukt in vee en de taakverdeling tussen manen vrouw is gebaseerd op de zorg voor de dieren. Veetelers zoudendus geen landbouwers kunnen worden, want dat zou het einde van diecultuur betekenen. Maar ecologen gaven mij voorbeelden van groepenveetelers die deze ommeslag wel hadden gemaakt. Het kon duswél. Ik raakte zo aan het twijfelen of cultuur nou wel zobelangrijk is. Dat is nogal wat voor een antropoloog. Andersom isde ecoloog aan het twijfelen gezet of werkelijk alles afhankelijkis van de bodemgesteldheid."

Rob Visser geeft in Utrecht les in milieuantropologie,milieubeleid, armoedebestrijding en sinds enige tijd ook in 'Milieuen conflict'. "Vroeger keek je bij conflicten naar overheden, maartegenwoordig spelen meer dan negentig procent van de conflictenzich af binnen een land. Dat vraagt om een heel andere benadering.Niet de verhoudingen tussen overheden, maar die tussen overheid enbevolking en bevolkingsgroepen onderling moeten hier onderzochtworden. De laatste jaren stuit men op steeds meer conflicten waarinmilieu een rol speelt. Groepen mensen komen met elkaar in conflictdoor schaarse bestaansmiddelen."

Kinderschoenen

De theorievorming rond 'Milieu en conflict' staat nog in dekinderschoenen. Visser hamert erop dat antropologen op dit nieuwewetenschappelijk aandachtsterrein samen moeten werken met mensenuit andere disciplines en instanties. "Antropologen onderzoeken eensamenleving van onderaf en kijken van daaruit naar het groteregeheel. Maar bepaalde relevante zaken zoals wapenhandel zie jealleen als je van boven, vanuit de overheid, naar beneden kijkt. Jehebt ook de ecoloog nodig. Als het milieu achteruit gaat en erbijvoorbeeld niet meer voldoende water is, zijn mensen eerdergeneigd te knokken."

Een van de redenen dat het ware multidisciplinaire denken,cruciaal voor het veld 'Milieu en conflict', vaak zo ver weg lijkt,is volgens Visser dat de kloof tussen wetenschap en praktijk zogroot is. "De wetenschappelijke disciplines, inclusief cultureleantropologie Utrecht, zijn ontzettend verkokerd. Als je in depraktijk zit, kom je vanzelf in aanraking met problemen die jebinnen je eigen discipline niet kan oplossen. Daarom is de praktijkveel multidisciplinairder dan hoe universiteiten werken.Antropologen in Utrecht praten meestal met andere antropologen. Zeweten wat cultuur is, maar kunnen het niet uitleggen aan eeneconoom. Het zou zinvoller zijn als antropologen het proberen eenste worden met mensen uit andere disciplines in plaats van dat zezich binnenshuis bezighouden met het fijnslijpen van huntheorieën.

Er komen wel steeds meer richtingen binnen de antropologie als'cultuur en management' en milieukunde, maar ik merk dat ook dierichtingen na verloop van tijd weer gesloten circuits worden meteen eigen jargon. Het gaat mij allemaal niet ver genoeg. Misschienzou het wat zijn om studenten te verplichten vakken te volgenbuiten hun eigen faculteit."

Het leuke aan de komende antropologendag vindt Visser dat dehoofdsprekers twee niet-antropologen zijn die hun visie geven opiets waar antropologen mee bezig zijn. "Ik heb de politicoloogWouter Veening aangedragen als gastspreker. Het zou mij nietsverbazen als hij dingen zegt waarvan de antropologen denken: 'Waarheeft die man het allemaal over. Die snapt er niks van.' Er moethaast wel zo'n reactie komen. Dat zitin die dag ingebakken."

Suzanne Brink

Antropologendag, 15 maart 2000, in deU-raadszaal, Bestuursgebouw, Heidelberglaan 8. Voor meerinformatie: 030-2532111 (secretariaat Culturele Antropologie). Dr.Rob Visser verzorgt workshop 3: Milieuconflicten enAntropologie.

Rivier heeft meer ruimte nodig

Sinds de kritieke hoogwaterstanden van 1993 en 1995 staan onzegrote rivieren in het brandpunt van de belangstelling. Jarenlangwaanden wij ons veilig achter onze rivierdijken. We begonnenzorgeloos te worden: We waren laks met het onderhoud van de dijkenen claimden zelfs delen van uiterwaarden om er woon- enindustriewijken te bouwen. Na 1995 begonnen we naarstig met hetophogen van onze dijken. Deze werken zullen einde dit jaar wordenafgerond. Nu echter blijkt dat de dijken waarschijnlijk toch niethoog genoeg zijn en we er rekening mee moeten houden dat bepaaldegebieden toch onder zullen lopen. Sterker nog: Ze zullen zo nodigmoedwillig worden geïnundeerd om grotere rampen tevoorkomen.

Uitgangspunt van de verhoging was dat de dijken sterk genoegmoesten zijn om een waterafvoer van vijftienduizend kubieke meterper seconde (gemeten bij Lobith) te kunnen verwerken. Eendergelijke afvoer in de Rijn is nog nooit gemeten en je kunt je dusafvragen wat eigenlijk de aanleiding was voor de omstredenuitspraken van De Vries. Volgens dr. Hans Middelkoop,rivierdeskundige van de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, heeftde staatssecretaris echter gelijk omdat in dit geval de 'waarheid'van de effectenbeurs geldt. Eerder gemeten hoeveelheden waterafvoerbieden hoegenaamd geen garantie voor de toekomst, stelt hij.

Middelkoop: "Het bepalen van de toekomstige afvoer is een soortkansberekening. En het probleem is dat we eigenlijk nog te weiniggegevens hebben waarop we die berekening kunnen baseren, omdat dewaterafvoer van de grote rivieren pas zo'n honderd jaarsystematisch wordt bijgehouden. We zijn bereid eenoverstromingsrisico van eens in de 1250 jaar te lopen. Wil je overzo'n termijn een beetje betrouwbare uitspraak doen, dan zou jeminimaal gegevens moeten hebben die een even lange tijd bestrijkenen eigenlijk nog meer. We hebben dus een te korte meetreeks."

Die korte meetreeks is ook de reden dat de normhoogte van dedijken al op zo korte termijn weer bijgesteld moet worden, legtMiddelkoop uit. "Omdat bij de meest recente berekening ook de hogewaterafvoeren van 1993 en 1995 zijn meegenomen, krijgen we al eenander gemiddelde. Voeg daar nog de effecten van klimaatveranderingbij en we komen al snel hoger uit. Ik verwacht dan ook dat de normop grond van de nieuwste meetgegevens binnenkort vanvijftienduizend tot zestienduizend kubieke meter per seconde zalworden opgehoogd. Het probleem van een korte meetreeks is echterdat we nooit zeker weten of dat ook daadwerkelijk de piekafvoer isdie gemiddeld eens in de 1250 jaar voorkomt."

Record

Een verrassing is dus nooit uit te sluiten, zo is duidelijk.Waterafvoer is voornamelijk afhankelijk van neerslag en die is nueenmaal onvoorspelbaar, welke uitgekiende berekeningsmethoden ookworden toegepast. Wie de krant leest weet dat. Ieder jaar wordt welergens een weerrecord gebroken. Een goed voorbeeld in dit kaderzijn de overstromingen van de rivier de Oder, in de zomer van 1997.In de bovenloop van het stroomgebied viel in enkele dagen 680 literregen per vierkante meter, een hoeveelheid die daar normaalgesproken in een jaar valt. De Oder kreeg een massa water teverwerken die in de stoutste voorspellingen niet was voorzien. Mensprak dan ook over een Jahrtausendflut'.

Leerzaam was vooral de discussie over de oorzaak van deoverstromingen. Ontbossing, drainage, verstedelijking, alsmedekanalisatie van beken en rivieren zouden de overstromingen in dehand hebben gewerkt. Populaire verklaringen die door Middelkoopechter als onzin worden afgedaan. "Alle deskundigen zijn het erovereens dat het effect van menselijk ingrijpen in dit geval marginaalwas. De overstromingen waren puur en alleen veroorzaakt door debuitengewone weersomstandigheden."

Wat de Oder is gebeurd, kan de Rijn ook gebeuren, concludeertMiddelkoop nuchter. Toch zullen de dijken niet verder wordenverhoogd. De vorig jaar verschenen Vierde Nota Waterhuishouding isdaar duidelijk over. De offers in termen van geld, cultuur- enlandschapwaarden zouden te groot worden. Bovendien is het de vraagof de veiligheid er wel mee gediend is. Want verdere verhoging vande dijken verkleint weliswaar de kans op een doorbraak, maarwanneer ze onverhoopt tóch een keer mochten bezwijken, zullende gevolgen veel ernstiger zijn.

Het toverwoord voor de komende eeuw luidt rivierverruiming. Diewordt allereerst gezocht in de winterbedding. Deze zal zo veelmogelijk weer aan de rivier worden teruggegeven. Dat betekent hetopgeven vanbuitendijkse landbouwgronden, uitgraven vanuiterwaarden, opruiming van obstakels en vernauwingen,kribverlaging, et cetera. Een bijkomend voordeel van deze aanpak isdat cultuurwaarden behouden kunnen blijven en natuurwaarden weerterugkeren in de uiterwaarden. Maar deze maatregelen alleen zijnniet voldoende. Daarom zal daarnaast nog ruimte gezocht moetenworden in de binnendijkse gebieden door dijkverlegging en hetaanwijzen van retentiebekkens: poldergebieden die in noodgevallenonder water gezet kunnen worden.

Rigoureuzer

Hoewel hij het dus eens is met de richting van het beleid,waarschuwt Middelkoop dat ook de nu voorgestelde maatregelen hetoverstromingsrisico niet helemaal kunnen uitbannen. "Als op langeretermijn het broeikaseffect door zal zetten, moeten we met noghogere afvoermaxima rekening houden. De potentiëleoverloopgebieden die nu op kaart zijn gezet zullen zulkeafvoermaxima niet aankunnen", vreest de Utrechtse geograaf. "Voorafvoeren van achtienduizend kubieke meter of meer zullen nogrigoureuzere scenario's beschikbaar moeten zijn. Dan komen we erniet met een paar retentiebekkentjes die we hier en daar nog kunnenvinden in ons volle land. Dan zullen we misschien afmoeten van hetidee dat we bij alle riviertakken zowel de cultuur, de natuur, alsde afvoercapaciteit in stand willen houden. Misschien moeten we opgegeven moment wel kiezen om van de Waal maar een grote afvoer temaken en de natuur- en cultuurwaarden te bewaren voor de IJssel ende Lek."

We zullen kortom anders met onze rivieren moeten leren omgaan.Tot nu toe hebben we ze altijd ondergeschikt gemaakt aan onze eigenruimtevoorkeuren. Het beteugelen van de rivieren was min of meereen technische kwestie. Het lijkt erop dat de rivieren de henafgenomen ruimte weer terug claimen. De rivieren zijn niet langermeer een louter technisch probleem, maar ook een ruimtelijkeordeningsprobleem. Geograaf Middelkoop vindt het dan ook niet meerdan logisch dat nu al rekening gehouden wordt met ruimtelijkescenario's die wellicht over vijftig of honderd jaar daadwerkelijkgaan spelen. De `harde noten' die staatsecretaris De Vries beweertte zullen gaan kraken over bouwplannen als de Waalsprong bijNijmegen vindt hij een stap in de goede richting. "We zijneigenlijk vrij argeloos bezig om ons land maar vol te plempen. Zewillen van Arnhem-Nijmegen één grote aan elkaar gegroeidestadsregio maken en daar ook een enorm rangeer- en overslagterreinvoor de Betuwelijn gaan aanleggen. Als je op de kaart kijkt, houdje je hart vast: Een stuwwal bij Arnhem en een stuwwal bij Nijmegenen daar tussendoor komt de Rijn ons land binnen. En dwars op datdal gaan ze dan een stad bouwen. Terwijl je dat gebied overvijftigjaar wel eens hard nodig zou kunnen hebben voor derivier."

Kees Volkers


Als het Deltaplan Grote Rivieren dit jaar wordt afgerond zijnonze dijken hoog genoeg om een waterafvoer van vijftienduizendkubieke meter per seconde (gemeten bij Lobith) te weerstaan. Dehoogte van de dijken is wettelijk vastgesteld en hangt af van hetrisico dat we willen lopen om natte voeten te krijgen. Dat risicois vastgesteld op eens in de 1250 jaar. Dus elk jaar lopen we eenkans van 1 op 1250 dat de afvoer bij Lobith meer danvijftienduizend kubieke meter per seconde is.

Tijdens de kritieke hoogwaterstanden van 1993 en 1995 werd eenmaximale afvoer van twaalfduizend kubieke meter per secondegemeten. Dat de toestand toen zo gevaarlijk was, kwam omdat eendeel van onze dijken nog niet aangepast was aan de wettelijke norm.De kritieke segmenten voldeden nauwelijks aan de norm vantwaalfduizend, een oude norm uit de jaren twintig.

De hoogste afvoer ooit gemeten is tot nu toe in 1926, toen12.600 kubieke meter per seconde water ons land binnenstroomde. Datwas ook de laatste keer dat in ons land een rivierdijk bezweek.

De meest recente berekeningen wijzen uit dat de norm-afvoer vanvijftienduizend kubieke meter per seconde te laag is. Daarom zaldie volgend jaar vrijwel zeker op zestienduizend worden gesteld.Als we het risico op overstromingen gelijk willen houden, kunnen wetwee dingen doen: de dijken verder verhogen, of de rivier meerruimte geven. Voor dat laatste wordt nu gekozen.

Kampong: 'Ons enige doel is boven Stichtse te eindigen'

Zondag vond hun onderlinge duel plaats. Opvijandelijke grond versloegen de Bilthovenaren het hogergeklasseerde Kampong met 3-1. De ploegen staan nu vrijwel gelijk.Alleen de streektitel staat nog op het spel.

De duels tussen Kampong en SCHC (Stichtse) zijn beladen derby's.De verenigingen zijn buren en veel leden kennen elkaar al jaren. Despelers van de eerste elftallen komen elkaar regelmatig opzondagavond tegen in het Utrechtse hockeycafé de WitteVrouwenpoort. Het bier smaakt dan natuurlijk een stuk beter als jeje tegenstander net alle hoeken van het kunstgras hebt latenzien.

Beide verenigingen hebben een rijk verleden. Stichtse behoordein de jaren zestig tot de Nederlandse top. Voor Kampong is hetallemaal iets minder lang geleden. De herenploeg speelde in dejaren zeventig en tachtig regelmatig een rol van betekenis. Maar delaatste keer dat de mannen zich actief met de strijd om hetkampioenschap konden bemoeien, is al weer tien jaar geleden. Toenkwam de ploeg, ondanks een 5-0 overwinning, in de laatste wedstrijdéén doelpunt te kort om landskampioen te worden. Dat wasuitgerekend tegen SCHC. De vrouwen hebben bij Kampong de laatstejaren de fakkel overgenomen. Zij wisten wel de nodige bekers entitels te veroveren.

Geneeskundestudent Eelco Wassenaar speelt inmiddels zes jaar inhet eerste elftal van Kampong. Zijn mooiste hockeybelevenis heefthij echter elders meegemaakt: bij zijn deelname aan de OlympischeSpelen met de Amerikaanse ploeg. Die eer dankte hij aan zijnAmerikaanse moeder. "Bij Kampong zal ik wel geen echte nieuwebloeiperiode meer beleven", zegt Wassenaar. "Maar ik hoop in iedergeval een begin daarvan mee te maken." Daar zal het dit jaar nogniet van komen, weet hij.

Plat

"Dit seizoen is ons enige doel boven Stichtse te eindigen",vertelt Wassenaar. Vandaag kan hij vanwege een blessure nietmeespelen. Hij verwacht een overwinning. Zijn team vindt hij ietssafer en hij denkt dat de betere corner van Kampong de doorslaggaat geven. "De laatste jaren hebben we regelmatig van ze gewonnen.Dit zijn wedstrijdenwaar iedereen zich extra voor oplaadt en het isprettig om een half seizoen de beste te zijn. Wij hebben metuitspelen gelukkig al met 3-1 gewonnen."

Wassenaar ontkent dat het echt haat en nijd is tussen deverenigingen: "We komen die jongens heel vaak in de stad tegen. Datis altijd gezellig."

De clubs hebben typische verschillen. Het Kampong-elftal bestaatgrotendeels uit Utrechtse studenten; de meeste spelers van Stichtsestuderen in Amsterdam. Bovendien wordt SCHC meer als 'kak'beschouwd, denkt Wassenaar. "Kampong is volkser. Wij hebben ook eenvoetbalafdeling. Dat maakt ons heel plat."

De wedstrijd eindigt in een drama voor Kampong. De ploeg startfel. De betere corner lijkt zich meteen uit te betalen. Een bal vande grote Kampongbelofte Paul Robert Lankhout wordt door eenSCHC-verdediger met de voet uit het doel gehouden; dedaaropvolgende strafbal belandt tegen de paal. Maar vijf minutenlater maakt de Amsterdamse student Martijn Elffers van SCHC deeerste van zijn drie doelpunten. Weer vijf minuten later maaktLankhout gelijk uit de tweede strafcorner.

Als diezelfde Lankhout even later record-international JacquesBrinkman tegen de grond kegelt, lijkt de vlam goed in de pan teslaan. Maar het vuurtje is snel gedoofd en de wedstrijd kabbeltdoor op een bedenkelijk niveau.

Balorig

Ondanks de snijdende kou is het publiek in groten getale opkomen dagen. Kampong - Stichtse is een dagje uit voor het heleUtrecht-Oostgezin. Iedereen kent elkaar en in bontjas keuvelt menwat over de Mercedes en co-schappen. Op het bedenkelijke spel wordtnauwelijks gereageerd.

Aan het begin van de tweede helft lijkt Kampong het heft weer inhanden te nemen, maar via een fel omstreden doelpunt, de stick vanKampongspeler Martijn Boerma zou zijn gelift, neemt Stichtse deleiding.

Een groepje balorige Stichtse fans raakt enthousiast en laat vanzich horen. Ze hebben zelfs een toeter meegenomen en Kampong wordtniet alleen op het veld verslagen, maar ook op de tribuneweggezongen. De ploeg krijgt nog drie strafcorners, maar dat helptallemaal niets: Martijn Elffers maakt vlak voor tijd zijn derdegoal.

Rechten- en economiestudent Mark de Jong baalt vreselijk van hetverlies. Hij is boos op de scheidsrechter die het tweede doelpuntonterecht goedkeurde. "We speelden niet goed, maar het is zuur omzo te verliezen."

Ook dit jaar zijn het de hockeyvrouwen die de eer van Kamponghoog houden. Zij wonnen met 3-0 van Push en staan op een keurigevierde plaats die recht geeft op deelname aan de play-offs.

Jurgen Swart

`Poetische nachtmis' viert jubileum

Precies 250 dichters stonden er in negentien editiesvan de Nacht van de Poëzie op het podium van Vredenburg. Entijdens de jubileumeditie, aanstaande zaterdag, komen er daar nogeens 21 bij. Dat poëzie in Utrecht lééft, blijktwel: het festival was twee weken tevoren al uitverkocht. Eendichter in spe, een poëzieonderzoek en een vermakelijkegeschiedschrijving.

Een twintigjarig jubileum vraagt om een terugblik. Dat doet deNacht van de Poëzie dan ook. Schrijver en poëziecriticusCoen Vergeer verdiepte zich in twee decennia van deze`poëtische nachtmis' en schreef daarover het uiterst leesbarePoëzie in Vredenburg. Twintig jaar Nacht van de Poëzie.Aan het woord komen de organisatoren, de presentatoren, de fans ende critici, en natuurlijk degenen die als geen ander kunnen wetenwaar de Nacht voor staat: de vele dichters en dichteressen die deeer hadden de planken van `een zwart gat, maar met doorschijnenderandjes' - zoals Mustafa Stitou de achthoekige zaal benoemt - temogen bespelen.

De één, zoals Jean Pierre Rawie, vindt het een hel:"Het gebouw is een straf Gods." De ander roemt de intimiteit die debijzondere zaal oproept. Tom Lanoye: "Tot op de hoogste rij kun jede mensen in het gezicht kijken." Maar bijna iedereen is het erover eens dat de Nacht een fenomeen is dat zijn weerga inpoëzieland niet kent. Het festival biedt niet alleen eenunieke combinatie van ingetogen acts, kwaliteitsmuziek en ronduitcircusachtige entr'actes, maar ook een sfeer van gelijkgestemdheiddie je nergens anders tegen komt. Bovendien, vertelt Tom Lanoye,heeft het festival ervoor gezorgd dat poëzie van dezolderkamer af is gekomen en het horen van poëzie net zo'nervaring is geworden als het lezen ervan.

Poëzie in Vredenburg vertelt over alle facetten van deNacht. Over momenten dat 2000 mensen tegelijk hun adem inhouden enover de mediahype die in 1997 ontstond toen twee jonge dichtersongevraagd het podium bestormden. Over vrolijke drankgelagen en dekeer dat een wel erg jonge dichteres backstage toegang werdgeweigerd. Op smakelijke wijze doet Vergeer kond van degeschiedenis van negentien vervlogen en één aanstaandeNacht. Voor iedereen die het nog eens wil beleven of zich alvastwil verheugen op de volgende twintig edities.

Poëzie in Vredenburg. Twintig jaar Nachtvan de Poëzie verschijnt bij Uitgeverij Atlas en kost 39.90gulden


Onderzoek naar publiek poëziefestival:

Stereotypes bevestigd

Marianne de Swart (25) studeerde onlangs inMaastricht af bij Cultuur- en Wetenschapsstudies. Ze deed eenafstudeeronderzoek naar het publiek van de twee grootstepoëziefestivals van Nederland: Poetry International en deNacht van de Poëzie. "Er zijn nauwelijks bronnen over mensendie zich met gedichten bezig houden. Tegelijkertijd heeft bijnaiedereen wel een mening over poëzie... dat het moeilijk isbijvoorbeeld. Die tegenstelling vroeg om een onderzoek."

De Swart richtte zich op vier hoofdvragen. Wat voor mensen gaaner naar dit soort evenementen? Hoe ziet hun bezoek eruit? Doen zemeer aan poëzie, zoals bundels kopen en lenen of zelfschrijven? En wat zoeken ze op het festival? Vooral de laatstevraag leverde verrassingen op.

De Swart kon zich goed voorstellen dat mensen kwamen om huneigen inspiratie te voeren: zien schrijven doet schrijven. Datbleek niet het geval. Mensen kwamen vooral om hun favoriete dichterin levende lijve te kunnen zien en vanwege de sfeer. "Het samenzijnmet gelijkgestemden lijkt één van de belangrijkstemotivaties te zijn. Ook opvallend vond ik dat de bezoeker van deNacht niet kwam om op de hoogte te blijven van wat er speelt oppoëziegebied." De Nacht lijkt eerder te worden gezien als eendoorlopend, gevarieerd programma van kwaliteit dan als eenbarometer voor nieuw talent.

Veel stereotypes over de poëzieliefhebber werden met hetonderzoek bevestigd. Zo is hij inderdaad hoog opgeleid en schrijfthij vaak zelf ook gedichten. Met een opvallend verschil tussen deseksen. "Een kwart van de vrouwelijke bezoekers schrijftpoëzie, maar meer dan driekwart van hen heeft nooitgepubliceerd. Er schrijven niet alleen meer mannelijke bezoekerspoëzie - zo'n 35 procent - maar bovendien heeft meer dan dehelft van hen weleens gepubliceerd. Dat roept nieuwe vragen op. Ikvraag me af of mannen en vrouwen verschillende doelen hebben bijhet schrijven. Hebben mannen gewoon meer inspiratie of ligt er ookeen oorzaak bij het uitgeversbeleid."

Vragen, vragen, kortom, maar voorlopig geen antwoorden. De Swartheeft met haar onderzoek het onderwerp wat zichzelf betreftafgesloten. "Ik vond het leuk en leerzaam, maar wilde niet meerbieden dan een aanzet tot meer onderzoek. Hopelijk pikken anderemensen er dingen uit op, om verder onderzoek te doen."

Zelf leest ze niet zoveel poëzie meer. "In mijn studie hebik me veel beziggehouden met nonsense-poëzie en light verse,en de taalfilosofiedie daaraan verbonden is. Momenteel ben ik daareven uit, ik ben erg bezig met mijn sociale contacten en het zoekenvan een baan. Nu lees ik veel romans. Voor poëzie moet je tochin de stemming zijn."

Vrouwkje Tuinman

De Nacht van de Poëzie vindt plaats op 11maart vanaf 20.00 uur in Muziekcentrum Vredenburg. Onder deoptredens zijn onder anderen Remco Campert, Hugo Claus, AnnaEnquist en Tom Lanoye. Als entr'actes zijn onder meer Dyzack enRaymond van het Groenewoud te zien.


Tim Driessen: `Ik dacht dat iedereen dichtte'

De schilders van het hoogverraad

Hebben mijn portret getekend

Wat niet minder, meer betekent

Dan eerbetoon aan het kille kwaad

De dichters van de vaste vorm

Laten woorden esthetisch zweven

Toch realistisch weergegeven

Is mijn zieke geest vervormd

Met een penseel- of pennenstreek

Of iets wat daar heel sterk op leek

Beefde men voor mijn weerwoord

Maar met mijn daad van blind verzet

Heb ik geheel onopgelet

Mijzelf gedood, vermoord

Zichzelf een dichter noemen, daar heeft hij nog moeite mee. Maarstudent Algemene Letteren Tim Driessen (20) werkt er wel aan dathet ooit zover komt. Op de zolder van de Letterenbibliotheek heefthij de perfecte plek gevonden om te schrijven. Donker, afgezonderden introspectief dus. Maar er is ook een andere kant. Driessentreedt op met eigen liedjes, alleen en met zijn band Nimf, en hijzoekt de open podia op met zijn poëzie. "Vroeger dacht ik datschrijven normaal was, dat iedereen dat deed. Ik hield het voormezelf. Pas sinds een paar jaar treed ik naar buiten met mijngedichten. In het begin was het niet zo dat ik bewustexperimenteerde met taal, of bewust gevoelens op een goedemanierwilde verwoorden. Het kwam gewoon in me op."

Zelf leest Driessen niet zoveel poëzie. "Voor mijnspecialisatie Moderne Westerse Letterkunde krijg ik uiteraard heteen en ander in handen. De interesse om er zelf verder in te duikenkomt eigenlijk pas recent op. Ik ben gefascineerd door devormvastheid van bijvoorbeeld Gorter en Achterberg. Verder ben ikbenieuwd hoe anderen het schrijven aanpakken. Andersom laat ik zelfdingen lezen en horen aan vrienden. Reacties van lezers zetten jeaan tot nieuwe dingen, tot zelfkritiek en onverwachteoplossingen."

Er is een verschil tussen Driessens liedjes en zijn gedichten."Ze spelen op een andere manier in op je gevoel. Muziek isdirecter, raakt je sneller. Wat dat precies is, daar kan ik devinger niet op leggen. Soms heb ik iets in mijn hoofd en weet ikvan tevoren niet wat het zal worden: poëzie of muziek. Maar opde een of andere manier heb ik bij een liedje eerder het gevoel dathet 'af' is. Dat heeft ook met de vorm te maken, je bent in muziekmeer gebonden aan ritme en dergelijke."

Het bijgaande gedicht is het eerste van zijn voorlopigemanuscript. "Het gaat voor een deel over een spel wat ik speeldemet wat vrienden. Dat ging erom dat je elkaar symbolen gaf, om hetverschil te duiden tussen hoe jij jezelf ziet en hoe anderen jezien. Dat roept vragen op. Ben ik wie ik zelf denk dat ik ben? Moetik ontkennen te zijn hoe anderen vinden dat ik ben? Wanneer ontkenje jezelf? Die kwesties heb ik in poëzie gevat."

Tim Driessen treedt op 18 maart op tijdens devoorlichtingsdagen van de faculteit Letteren. Kromme Nieuwegracht80, ongeveer 11.30 uur.

IVLOS start met duale lerarenopleidingen: een voorproefje


Docenten over het imago van hun vak:

'Het leraarschap is net zo leuk als je het zelf maakt'

Een aantrekkelijke jonge leraar staat het ene momentvoor een klas giechelende tieners, het volgende moment stoort hijeen verliefd stelletje tijdens het zoenen om bij zijn fiets tekunnen. 'Leraar, elke dag anders', laat het Postbus 51-spotjeopgewekt weten. De reclamecampagne is een van de pogingen van hetMinisterie van Onderwijs, om meer jongeren te interesseren voor eenvak dat kampt met een imagoprobleem.

Nu al zijn voor vakken als Duits, wiskunde en klassieke talennauwelijks gekwalificeerde docenten te vinden. Dat wordt - als erniets gebeurt - alleen maar erger. Het beroep zou te weinig statushebben, te zwaar zijn en veel te weinig verdienen.

Een kern van waarheid bevat dit stereotiepe beeld wel, vindtIlse Mulder (33). Ruim zes jaar werkt zij als docenteaardrijkskunde op een regionale schoolgemeenschap in Culemborg."Een zware baan is het zeker. Het kost veel energie om een klasleerlingen te boeien. Bovendien vragen de tweede fase en hetstudiehuis die onlangs zijn ingevoerd, een hele nieuwe didactiek.Je begeleidt leerlingen veel meer individueel."

Maar Mulder zou niet anders willen. "Het werk is zo afwisselend,ik heb nog geen dag spijt gehad van mijn keuze!" De doctorandasociale geografie koos begin jaren negentig heel bewust voor hetleraarschap, al was het via een omweg. "Ik heb eerst drie jaar alsonderzoekster gewerkt op een adviesbureau. Maar na verloop van tijdbegon ik het werk eentonig te vinden. Ik miste bovendien hetcontact met jongeren. Toen heb ik besloten alsnog delerarenopleiding te volgen."

Amera Althuizius-Koekkoek (32) is lerares op dezelfdestreekschool in Sleeuwijk als waar zijzelf ooit als leerlinge in debankjes heeft gezeten. Zij geeft zeven jaar les in verzorging, eenvak dat sinds debasisvorming in de onderbouw wordt gegeven. Maaraangezien ze haar eerstegraads biologie heeft, wil ze op termijnbiologieles geven. Wat het leraarsvak inhield, kreeg ze met depaplepel ingegoten. "Mijn moeder is docente wiskunde. Mijn vadergeeft biologie."

Het leraarschap is net zo leuk als je het zelf maakt, vindenbeide docentes. Althuizius: "Juist bij een vak als verzorging kunje een heleboel creativiteit kwijt. Ik bedenk constant leukepractica. Leerlingen hun hartslag laten meten voordat en nadat zehet schoolplein hebben rondgerend, een broodje droogföhnen omte zien hoeveel water erin zit. Enfin, je kunt het zo gek nietbedenken."

Mulder: "Ik probeer vaak de actualiteit bij mijn lessen tebetrekken. Maar ik doe meer dan lesgeven. Ik ben coördinatorvan 4/5 HAVO, wat een echte regeltaak is. Die afwisseling heb iknodig om het vak leuk te houden."

Bijbaantje

Want hoe je het ook wendt of keert, veel carrièrekansen hebje niet in het onderwijs. Het (con-)rectorschap is maar voor eenminderheid weggelegd. Ton Verduijn (52) is leraar Nederlandsén onderdirecteur op het christelijke Broeckland College inBreukelen. Hij geeft toe dat zijn voorspoedige carrièreverlooper zeker toe heeft bijgedragen dat hij nog steeds met plezier naarschool gaat. "Maar ik zie ook collega's die het op andere manierenuitdagend houden. Zij volgen cursussen, houden de ontwikkelingen ophun eigen vakgebied bij. Bovendien kun je op meer terreinen actiefzijn: leerlingen begeleiden met hun studiekeuzes, feesten enschoolreisjes organiseren."

"Uit dat soort zaken kun je veel arbeidsvreugde halen",bevestigt Wouter Knaap (45), docent wiskunde op het christelijkCollege in Zeist. "Maar op een gegeven moment heb je dat ook welweer gehad. Want veel van dat soort activiteiten moeten toch in jevrije tijd."

In de twintig jaar dat hij nu voor de klas staat, heeft Knaapzijn leerlingen zien veranderen. En volgens hem heeft dat zijnweerslag gehad op het imago van het leraarschap. "Voor leerlingenis school niet meer zo belangrijk als vroeger. Ze hebben het drukmet bijbaantjes. En het geld dat ze daarmee verdienen, moetvervolgens worden uitgegeven. Ik heb het gevoel dat ze minderrespect hebben gekregen voor hun docenten. Ik ken geen leerling dieleraar wiskunde wil worden. En met al die aanlokkelijke IT-banen,kan ik me daar nog iets bij voorstellen ook."

Mulder krijgt wel enthousiaste reacties van haar leerlingen. "Ikheb er elk jaar wel één of twee bijzitten die ook socialegeografie willen studeren. En op de HAVO wil een stel naar de PABO.Het mooie is: die leerlingen durven er ronduit voor uit te komendat ze het onderwijs in willen."

Of de Postbus 51-spotjes leerlingen zullen helpen bij de wervingvan nieuwe leraren? Geen van de vier eerstegraders heeft er veelvertrouwen in. Mulder vindt de spotjes bovendien weinigrepresentatief voor het vak. "Het komt helemaal niet over, hoeafwisselend het vak is. Leraar is niet alleen lesgeven, maar ookmentor zijn. Bovendien stoort het mij dat de setting zo ouderwetsis. De klassen in die spotjes bestaan uit keurige rijtjesleerlingen met een leraar voor het bord. Bij ons op school zitiedereen kriskras door elkaar en is het klassikaal lesgeven al langniet meer de hoofdmoot."

Karin Alberts



René van de Kraats (IVLOS)

'Leraar moet zelfde waardering krijgen als onderzoeker'

René van de Kraats is vakdidacticus Letteren bijhet IVLOS en nauw betrokken bij de opzet van de dualelerarenopleiding. Hij is ook leraar geschiedenis aan hetChristelijk Gymnasium in Utrecht. Hoewel hij de beweegredenen vande minister begrijpt (meer leraren), wil Van de Kraats toch vooralde inhoudelijke voordelen van de duale lerarenopleidingbeklemtonen.

"Studenten die nu van de universiteit komen, zijn vaak niet instaat om hun kennis te vertalen naar de situatie in de klas. Zo'nduaal traject biedt nieuwe kansen voor afstemming van delerarenopleiding met die van de vakopleiding. Een didactischeopleiding tijdens de reguliere opleiding heeft grote voordelenboven een didactische opleiding achteraf."

Momenteel is de onderwijsmarkt erg gespannen. Waarom zou eenstudent nog een lerarenopleiding volgen en stage lopen? Een studentdie voor de klas wil gaan staan kan zo aan de slag. "Veel studentengaan inderdaad gelijk de onderwijspraktijk in," bevestigt Van deKraats. "De groei van onze in-service-opleiding neemt ook enormtoe. Er zijn zelfs studenten die al tijdens hun studie in hetonderwijs terecht komen en daar onbevoegd les geven. Wij vinden dateen jammerlijke ontwikkeling. Want dat betekent dat je onvoorbereidaan de slag gaat en dat je al heel snel bepaald wordt door depraktijksituatie waarin je op dat moment terecht komt. De kans opvastlopen en afhaken is dan groot. Een stage biedt de gelegenheidtot experimenteren en om kennis te maken met verschillende scholenen onderwijsculturen."

De minister wil met de nieuwe opleiding bereiken dat er overvijf jaaranderhalf keer zoveel studenten vanuit de universiteit hetonderwijs instromen. Is dat een haalbare doelstelling? Van deKraats denkt van wel, "mits we er in slagen om duidelijk te makendat docent in het voortgezet onderwijs een academischgekwalificeerd beroep is, waar je je vakkennis en je creativiteitin kwijt kunt, op het zelfde niveau als een onderzoeksfunctie. Deinbedding van de lerarenopleiding in de reguleire opleiding biedtdie kans."

Kees Volkers


Rob van de Vaart (RuimtelijkeWetenschappen)

'Het zal tot 2004 een beetje 'pappen' blijven'

Rob van de Vaart is hoofddocent aan de FaculteitRuimtelijke Wetenschappen en eerste overlegpartner van het IVLOSover de invulling van de duale lerarenopleiding van de geografen.Van de Vaart ziet vooral inhoudelijke voordelen in de nieuwe dualelerarenopleiding: kansen dus om de lerarenopleiding beter enaantrekkelijker te maken.

"Dat inhoudelijke overleg tussen faculteiten en IVLOS overcurriculum-onderdelen is zeer soepel verlopen", verzekert Van deVaart. "Maar er zijn nog wel problemen. Het IVLOS moet dagdelengaan inroosteren voor de studenten die de lerarenopleiding gaanvolgen. Maar dat blijken er niet zo veel te zijn. En de faculteitenhebben hun roosters al lang vastgesteld. Als ze die moeten omgooienvoor één of drie studenten, dan weet je wel watgebeurt..."

Een ander probleem is dat het vooralsnog niet storm loopt voorde nieuwe lerarenopleiding. Geografiestudenten krijgen eenoriëntatiecursus op het leraarsvak, als keuzemodule in hunderde jaar. Daar is vorig voorjaar aan de tweedejaars studentenuitgebreide informatie over gegeven. "Daar heeft zich welgeteldéén student voor aangemeld!" Van der Vaart kijktveelbetekenend: "Voorlopig is dat de enige die straks met de dualelerarenopleiding gaat beginnen."

Van de Vaart heeft vraagtekens bij het vroege keuzemoment. "Demeeste studenten hebben in hun derde jaar geen zin om die keuzevoor dat beroep al te maken. De studietijd is kort, veel studentenwachten af tot ze een afstudeeronderzoek gaan doen. Dan zien ze welwaar ze terecht komen. En dat blijkt óók te werken."

Dat wil dus niet zeggen dat die opleiding niet deugt, benadruktVan de Vaart: "Die zit zonder meer goed in elkaar. Maar is er ookeen markt voor? Dat moet nog blijken. Na maart, als hetgrootschalig bekend is gemaakt, zullen we meer weten."

Van de Vaart gelooft dat de nieuwe lerarenopleiding pas echteffectief gaat werken als in Utrecht de bachelor-master opleidingenvan startgaan: "Daar gaan we in 2001 mee beginnen, dat betekent datje in 2004 de eerste studenten krijgt die een mastersopleidingGeography and Education of zoiets willen volgen. Dan heb je allemogelijkheden om zo'n opleiding met het IVLOS te integreren. Kijk,je moet natuurlijk doen wat je kunt om de studenten op de voordelenvan de nieuwe opleiding te wijzen, maar persoonlijk denk ik dat hettot 2004 toch een beetje 'pappen' wordt."

Kees Volkers


Ilja Bierstekers (student dualelerarenopleiding)

'Minister moet gewoon geldpotje vrijmaken'

Bij geografie heeft zich tot nu toe éénstudent aangemeld om de duale lerarenopleiding te volgen.Derdejaars Ilja Bierstekers werd op de mogelijkheid attent gemaaktvia artikelen in het U-blad en via voorlichting door de faculteit.Daarna heeft hij contact opgenomen met het IVLOS.

"Het aantrekkelijke van de duale opleiding vind ik vooral dat destudie een jaar langer duurt. Studeren vind ik leuk en vier jaar iserg kort. Ook financieel zou er een regeling zijn. Wat die regelingprecies is, is mij echter nog niet duidelijk. Bij een bedrijf krijgje je stage betaald, maar bij ons hebben ze het alleen maar overeen 'tegemoetkoming in de studiekosten'."

De vraag is waarom Bierstekers dan niet gewoon naar een schooltoestapt om zijn diensten aan te bieden? Ze zullen hem met openarmen ontvangen en hij vangt dan nog een leuk salaris ook. "Ik hebdaar wel over nagedacht. Maar je mist dan toch de begeleiding. Iksta zelf erg achter de argumenten van het IVLOS. Maar inderdaad,als ze willen dat die duale variant een succes wordt dan moet deoverheid toch met een goede financiële regeling voor destudenten komen. De minister zou daarvoor gewoon een geldpotjemoeten vrijmaken."

Bierstekers is op de hoogte van de mogelijke roosterproblemen.Maar ondanks alle onduidelijkheden heeft hij er vertrouwen in: "Ikheb bij het IVLOS het afgelopen jaar die oriëntatiecursusgedaan en ze kwamen erg professioneel over. Ook bij geografiezullen ze me niet aan mijn lot overlaten." Daar komt bij datBierstekers buitengewoon gemotiveerd is: "Ik zal me er niet doorlaten weerhouden: zonder duale opleiding zou ik ook voor hetonderwijs gekozen hebben."

Kees Volkers



De vernieuwde lerarenopleiding van de Universiteit Utrecht

Spreekt werken met jongeren je aan?

Wil je alvast aan de slag in je vakgebied?

Kijk je uit naar een afwisselende baan?

Ooit gedacht aan de universitaire lerarenopleiding?

Tot nu toe was de universitaire lerarenopleiding postdoctoraal,maar vanaf augustus 2000 is het mogelijk al tijdens je studie delerarenopleiding te volgen. Voor de alfa- en gammastudenten wordtin een duaal traject de lerarenopleiding parallel geprogrammeerdaan de vakstudie. In je vierde en vijfde studiejaar ben jeafwisselend aan het studeren en aan het stage lopen op school. Ditkan zelfs in de vorm van een betaalde baan als docent. Daarbijkrijgen studenten die de duale lerarenopleiding volgen een jaarlanger studiefinanciering.

Voor de bètastudenten bestaat een andere mogelijkheid: deafstudeervariant. Dit houdt in dat je een substantieel deel van delerarenopleiding als onderdeel van je doctoraalprogramma kuntvolgen. Alleen de individuele eindstage zal na het doctoraal wordengevolgd. Deze stage kan, net als bij de duale variant, ook als eenbetaalde baan worden ingevuld.

Voor zowel het duale traject als voor de afstudeervariant geldtdat het IVLOS en de betrokken faculteiten de programma's van dedoctoraalstudie en de lerarenopleiding op elkaar afstemmen. Erworden zogenaamde Communicatie en Educatieprofielen ontwikkeldwaarbinnen studenten zoveel mogelijk kennis en vaardigheden uit devakstudie en uit de lerarenopleiding kunnen integreren.

Voor deelname aan een duaal traject gelden tweetoelatingseisen:

Je moet voldoende ver gevorderd zijn met je vakstudie, énje hebt de cursus 'Oriëntatie op de Educatieve Praktijk' meteen positieve beoordeling en een positief advies voor delerarenopleiding afgesloten.

Naast deze nieuwe trajecten blijft het IVLOS een aantalpostdoctorale lerarenopleidingen verzorgen:

- De preservice-variant. Deze opleiding duurt een jaar en isfulltime. In deze variant worden instituutsperioden afgewisseld metstageperioden. Je kunt de preservice variant volgen wanneer je inhet bezit bent van een doctoraal diploma dat relevant is voor hetbetreffende schoolvak. Daarbij moet je met een positievebeoordeling en een positief advies de cursus 'Oriëntatie op deEducatieve Praktijk' afgesloten hebben.

- De inservice-variant voltijd en deeltijd voor degenen die delerarenopleiding willen combineren met een baan in het onderwijs.Om deze variant te kunnen volgen moet je, vóór deopleiding begint, een aanstelling als (onbevoegd) docent hebbengevonden in het vak waarvoor je de eerstegraads bevoegdheid wilthalen.

- De BITEP (Bilingual and International Teacher EducationProgramme). Dit is een postdoctorale, Engelstalige opleiding voorde vakken Aardrijkskunde, Biologie, Natuurkunde, Scheikunde,Geschiedenis, Economie en Engels, gericht op lesgeven aaninternationale en tweetalige scholen. Voor de BITEP gelden dezelfdetoelatingseisen als voor de postdoctorale preservice-variant.Daarnaast beheers je de Engelse taal uitstekend en heb jeaantoonbare interesse in en capaciteiten voor internationaal en/oftweetalig onderwijs.

Meer weten over de universitaire lerarenopleiding? Kom naar demanifestatie op 13 maart of kijk opwww.ivlos.uu.nl/12maands.htm

Rugbyers stappen naar de rechter

De rugbyers verkeerden al jaren in een uitzonderingspositie. Zekregen meer trainingsuren dan waar ze volgens hun ledenaantal rechtop hadden, omdat hun trainer toch fulltime in dienst was. Afgelopenzomer is voor alle verenigingen een nieuwe regeling opgesteld.Hoewel het bestuur van Mesacosa met de sportraad had afgesprokendat de nieuwe regeling dit jaar geen gevolgen zou hebben voor derugbyverenigingen, werd toch vastgelegd dat ze ieder eentrainingseenheid, anderhalf uur per week, moesten inleveren.

Voor de rugbyers is dit wrang omdat de regeling is gebaseerd ophun ledenaantal van vorig jaar. Volgend jaar krijgen ze huntrainingsuren terug, want dit jaar hebben ze meer dan voldoendeleden.

De rugbyverenigingen spelen op hoog niveau en willen niet mindertraining. Daarom hebben ze voorgesteld de kosten van dietrainingsuren, vierduizend gulden. Na overleg is besloten datMesacosa de helft hiervan zou betalen.

De rugbyers zijn hier in principe mee akkoord gegaan. Tochwillen ze naar de rechter, omdat ze volgens USRS-voorzitter BasIdema pas in september door Mesacosa op de hoogte zijn gesteld vanhet feit dat ze moesten betalen. Toen hadden ze hun begroting allang rond.

Maar volgens de directeur van Olympos, Jan Tuik, wisten derugbyers al langer van de regeling. Tuik vindt het bovendien vreemddat de rugbyers naar de rechter stappen om iets waar ze heteigenlijk mee eens zijn.

De rugbyers willen via de bestuursrechter inzage krijgen in deinterne stukken van Mesacosa om te bewijzen dat ze te laat zijningelicht. Ze hopen dat de rechter zal besluiten dat Mesacosa eenpubliekrechtelijk orgaan is, omdat het subsidies uitdeelt. Voor derugbyers is dat van belang omdat dan de Wet Bestuursrecht henwaarborgen biedt.

Volgens Tuik is daar geen sprake van: "Wij zijn geprivatiseerd.Kijk maar naar onze statuten. Bovendien maken wij zelf uit aan wiewe subsidie geven." Tuik zegt dat er niets nieuws te lezen is in destukken die de rugbyers via de sportraad al lang hadden kunneninzien.

De juridische afdeling van de universiteit er hetzelfde over."Er is in dedefinitieve subsidiebeschikking nergens eenverplichting opgenomen voor Mesacosa om geld aan desportverenigingen uit te delen", zegt P. Klijnhout.

Overigens is Tuik niet van plan veel tijd te besteden aan dehele toestand. Het gaat om peanuts, vindt hij. Ook Idema geeft toedat het niet om wereldschokkende bedragen gaat. Op de achtergrondspelen dan ook een aantal zaken mee. De rugbyers vinden dat dedirectie van het sportcentrum te veel nadruk legt op winst maken.Het gevoel leeft dat de directie liever een nieuwe squashbaanaanlegt of trainingen van FC Utrecht binnenhaalt, dan een veld terbeschikking stelt aan rugbyers of voetballers.

Jurgen Swart

Milieubeleid in Nederland lijkt mooier dan het is

Iedereen herinnert zich de Bijlmerenquête en de moeite diehet kostte om de waarheid omtrent de lading van het verongeluktevliegtuig boven water te krijgen. Uit het boek van Natasha Gersonen Wilja Jurg blijkt dat het `onder de pet houden' van informatieen obstructie van onderzoek niet exclusief is voor de Bijlmerramp.Zij beschrijven een reeks incidenten uit de afgelopen jaren,variërend van de vervuiling van het milieu tot de aantastingvan de volksgezondheid door de industrie. Hoewel de overheid steedsweer tot gerustheid maant, weten de auteurs maar al te vaaknalatigheden van diezelfde overheid aan het licht te brengen.Strekking van hun verhaal is dat de overheid beter moet luisterennaar haar burgers. Veel problemen zouden dan in de kiem gesmoordkunnen worden.

Jacobje Visser werkt bij de chemiewinkel Utrecht. Het typeklachten dat in het boek beschreven wordt, komt haar maar al tebekend voor. "In 1993 kwamen er mensen uit de Utrechtse wijkAbstede bij ons met vermoeidheidsklachten en astmaproblemen. Hunnieuwbouwhuizen waren uitgerust met open verbrandingsketels,terwijl er onvoldoende geventileerd kon worden. De concentratieverbrandingsgassen in huis liep daardoor erg hoog op. Het isongelofelijk hoe lang het geduurd heeft voordat dewoningbouwvereniging de klachten serieus nam en metingen is gaandoen. De ketels worden nu eindelijk vervangen, bijna zeven jaarnadat de klachten begonnen. Maar ja, ze zijn nu dan ookafgeschreven."

De boosdoener is echter niet altijd zo gemakkelijk aan tewijzen. Maaike Lürsen van de wetenschapswinkel Biologie: "Eentijd geleden kwamen er bij ons klachten binnen over stank enademhalingsproblemen die veroorzaakt zouden worden door eenasfaltfabriek in Lage Weide. Toch bleek die zich keurig te houdenaan de normen die gelden voor de uitstoot van gassen. Toen we ookhet autoverkeer van de naastgelegen A2 en hetscheepvaartverkeer ophet Amsterdam-Rijnkanaal in onze berekeningen betrokken, bleek hettotaal van de waarden wel te hoog te zijn. Zo blijkt maar dat dewaarheid niet altijd even absoluut is."

krant

Ongeruste burgers moeten volgens de wetenschapswinkeliers aantwee dingen denken als ze een probleem aankaarten. Ten eerste kande pers een belangrijke steun in de rug zijn. Visser: "Soms is hetzinvol om met een probleem regelmatig in de krant te komen. Er zijnbewonersgroepen die erin slagen om week in week uit in het UtrechtsNieuwsblad op te duiken. Dan blijf je aandacht houden. Bewonerskunnen hiervoor hulp vragen aan bijvoorbeeld een milieufederatie ofeen wetenschapswinkel, die weten hoe je op de juiste manier met demedia omgaat."

Ten tweede is wetenschappelijke assistentie vrijwel onmisbaarvoor het begrijpen van de ingewikkelde rapporten, waarin studiesnaar milieuproblemen worden gepresenteerd. Visser: "De glossyrapporten die de overheid laat maken, geven de situatie lang nietaltijd goed weer. Bovendien zijn ze soms erg ingewikkeld enbevatten ze veel technische details. Van de gemiddelde burger kunje niet verwachten dat die zo'n rapport begrijpt. Daarom helpen wijvaak met het interpreteren van die rapporten. Dan weten mensen waarhet over gaat en bovendien willen er nog wel eens fouten aan hetlicht komen."

Ook Lürsen ondervindt dat meetwaarden niet altijd voor zichspreken. "De overheid werkt met vage getallen. Als een meting eenbepaalde uitstoot bij een pijp geeft, zegt dat weinig over deoverlast die een omwonende daarvan ondervindt. Soms zijn ermeerdere metingen, die tegengestelde waarden geven. Elke partijloopt dan weg met de waarde die voor hem het gunstigst is. Dat doendus zowel de overheid als de burgers."

Bijzonder hoogleraar internationaal milieubeleid prof. dr. G.Vonkeman verbaast zich niet over de terughoudende reacties van deoverheid op klachten van burgers over mogelijk schadelijke stoffen:"Van heel veel stoffen in onze omgeving is de werking simpelwegonbekend. Er zijn miljoenen chemische stoffen, waarvan we maar vaneen paar honderd helemaal begrijpen wat ze doen. Ik vind het danook logisch dat de overheid in eerste instantie zegt dat erwaarschijnlijk niets aan de hand is en dat alles volgens het boekjegaat. Dat er vaak maar weinig in dat boekje staat zegt men er nietbij. Maar wanneer je als overheid de verontrusting voedt, krijg jezowel de burger over je heen die meteen maatregelen wil zien, alsdebetrokken industrie die meteen harde bewijzen wil."

hypocrisie

Vonkeman relativeert de 'goede' Nederlandse milieuwetgeving,omdat het effect ervan in vergelijking met het buitenland nietbijzonder is. "Uiteindelijk draait het om de kwaliteit van hetmilieu en wat dat betreft zit Nederland in de Europese middenmoot.Het opgeheven vingertje van het ministerie van VROM is dan ook nietgepast." Nog steeds is het milieu ondergeschikt aan de economie.Vonkeman: "De Nederlandse milieuwetgeving zal nooit deconcurrentiepositie van Nederland in Europa aantasten, alle mooiewoorden van VROM en anderen ten spijt.

Datzelfde geldt binnen Nederland. We recyclen leuk met z'n allenen we zamelen gescheiden afval in, maar uiteindelijk is bijnaiedereen toch allereerst voor economische groei. Kijk maar naaralle exportmissies, naar Schiphol of naar de gasboringen in deWaddenzee. Dat zien ze in het buitenland heus ook wel."

Rinze Benedictus

`Geen reden tot ongerustheid, alledaagsebedreigingen van gezondheid en milieu', van Natasha Gerson en WiljaJurg. Uitgeverij Van Gennep, fl. 29,90)


Afval is handel

Twee weken geleden organiseerden debatcentrum Tumult enuitgeverij Van Gennep een debat rond de uitreiking van het eersteboekexemplaar van Geen reden tot ongerustheid. Veel werd gezegdover de handhaving van milieuwetgeving. Peter Rombouts, lid van degedeputeerde staten van de provincie Utrecht, stelde dat tot voorkort 75 procent van alle milieuvergunningen in de provincie Utrechtniet compleet was. VVD-Kamerlid Jan Hendrik Klein Molenkamp vonddan ook dat handhavende instanties zoals Rijkswaterstaat en debetrokken ministeries beter moeten samenwerken.

Volgens Natasha Gerson, mede-auteur van het boek, is de helehandhavingbij voorbaat een wassen neus. 'Controle' betekentnamelijk vaak slechts een controle van de vergunning en niet dat erwerkelijk wordt gekeken of een bedrijf zich wel aan de regelshoudt. De Stichtse Milieufederatie in de persoon van directeur NicoSalm wees op de grote economische belangen. 'Afval is handel',beweerde hij en gaf als voorbeeld hoe groot voordeel geboekt wordtdoor zwaar verontreinigde grond illegaal te mengen met minderverontreinigde grond. Om de burgers een duidelijkere stem te geven,pleitte hoogleraar Milieukunde van de UvA Lucas Reinders voor eenmilieu-ombudsman.

De database: Puisten op de huid van de oceaan

Prof.dr. Will de Ruijter: "In de wereldoceanen circulerenverschillende stromingen zoals de Golfstroom, die een enormeinvloed hebben op het klimaat op aarde. Zo stroomt de warmeAgulhas-stroom vanaf Indonesië via de Indische Oceaan langs deAfrikaanse oostkust naar het zuidwesten. Vroeger dacht men dat hijde Atlantische Oceaan instroomde, maar satellietgegevens hebbenlaten zien dat hij ter hoogte van Zuid-Afrika een scherpe bochtmaakt en terugkeert naar de Indische Oceaan.

"Die bocht is zo scherp dat er periodiek een lus ontstaat dierond draait met een snelheid van zo'n acht kilometer per uur en diezichzelf van de hoofdstroom afsnoert. Gemiddeld ontstaat zo elketwee maanden een immense wervel met een doorsnee van welvijfhonderd kilometer. In tegenstelling tot de Agulhas-moederstroomdrijven die wervels de Atlantische Oceaan wél in en een aantalbereikt na ongeveer twee jaar de kust van Brazilië. Omdat zerelatief warm en zout zijn, hebben ze een behoorlijke invloed op dewarmtehuishouding in de Atlantische Oceaan en daarmee ook op onsklimaat.

"Om onze klimaatmodellen verder te verfijnen, doen we sinds eenjaar of tien onderzoek naar deze wervels en daarbij maken we vooralgebruik van gegevens van de TOPEX/Poseidon-satelliet. Een voorloperdaarvan heeft ruim twintig jaar geleden voor het eerst aangetoonddat wervels op grote schaal bestaan. De satelliet meet met behulpvan radarsignalen vanaf een hoogte van 800 kilometer de hoogte vanhet wateroppervlak tot op vijf centimeter nauwkeurig. Uit diemetingen bleek dat er in het zuiden van de Atlantische Oceaan grotestukken zee waren, die een beetje boven de omgeving uitstaken. Zowerden de wervels ontdekt. Je kunt ze het best vergelijken metroterende puisten op het zeeoppervlak, groter dan Nederland, die inhet midden wel een meter hoger kunnen zijn dan aan de randen.

"TOPEX trekt een soort maaswerk van banen rond de aarde enverricht continu metingen die door de computer worden uitgemiddeldnaar één waarneming per zeven kilometer. Omdat de baantelkens een beetje verschuift, krijgen we van een groot aantalpunten op aarde elke tien dagen een nieuwe meting binnen. Behalvevan TOPEX maken we ookgebruik van de SST-satelliet die grotereoppervlakken met behulp van infraroodapparatuur op temperatuurscant en die zijn waarnemingen van hetzelfde gebied elke drie dagenherhaalt.

"Samen hebben deze satellieten ons sinds 1978 databestanden mettriljarden waarnemingen opgeleverd, waarmee we het gedrag vanwervels gedurende de afgelopen twintig jaar gedetailleerd hebbengenanalyseerd. Maar een nadeel van satellietmetingen is dat zealleen het zeeoppervlak in kaart brengen, terwijl wervels een paarkilometer diep zijn. Van wat daar precies gebeurt, weten we nogmaar weinig.

"Vandaar dat de Pelagia dwars door een wervel heen gaat varen ommetingen onder het zeeoppervlak te doen. Die wervel is inmiddels'Astrid' gedoopt naar een van onze promovendi die meevaart. Hetaardige is dat wij het schip vanuit Nederland naar zijn bestemmingloodsen op basis van de satellietgegevens die hier binnenkomen. Detocht van de Pelagia is daarmee een van de eerste expedities terwereld die vanuit de ruimte wordt gestuurd."

EH

Zie voor meer informatie: http://kellia.nioz.nl/projects/mare/

Universitair personeel hoeft geen ambtenaar te zijn

De vakbonden en de werkgeversvereniging VSNU hadden vorig jaarom het rapport gevraagd, toen ze tijdens de CAO-onderhandelingenwaren vastgelopen. De werkgevers wilden graag de arbeidsvoorwaardenmoderniseren door over te stappen van het publiekrecht naar hetprivaatrecht. Daarin heeft het personeel niet langer de beschermdestatus van ambtenaar. De bonden waren daar tegen. Het compromis:een verkennend onderzoek.

Een eventuele overgang naar het private arbeidsrecht levert geenjuridische problemen op, zo blijkt uit het rapport. Maar de VSNU ende bonden kunnen de overstap niet zelf regelen. Minister Hermansmoet eraan te pas komen, omdat de wet op het hoger onderwijs moetworden gewijzigd. De overstap moet ook in één keergebeuren. Het is onmogelijk dat het huidige personeel ambtenaarblijft en nieuwe werknemers die status niet krijgen.

Ambtenaren genieten meer bescherming dan 'gewone' werknemers. Zekunnen moeilijker worden ontslagen en zijn in principe voor hetleven benoemd in een bepaalde functie. Ze kunnen echter nietonderhandelen over hun aanstelling: die wordt eenzijdig opgestelddoor de werkgever, de universiteit. In het private arbeidsrechtonderhandelen werkgever en werknemer over het arbeidscontract.

Andere verschillen, bijvoorbeeld over inspraak enmedezeggenschap, zijn minder groot. Dat komt omdat de regels voorde drie private universiteiten - de Vrije Universiteit in Amsterdamen de katholieke universiteiten in Nijmegen en Tilburg - en dievoor de tien publieke universiteiten al op elkaar lijken.

De werkgevers grijpen het rapport aan om opnieuw aan te dringenop wat zij noemen 'moderne en meer gelijkwaardigearbeidsvoorwaarden' en streven naar arbeidsverhoudingen, die passenbij professionals. Die kanskrijgen ze al snel, want de huidige caoloopt op 1 juni af. "Ons voornemen is niet veranderd. We willen deoverstap nog altijd", zegt een woordvoerder van de VSNU.

De vakbonden zijn er nog niet uit. Ze gaan binnenkort de voor-en nadelen op een rijtje zetten met hun achterban. "De hamvraag is:doe je het wel of niet? Het antwoord zullen we met onze ledenbepalen. En ik weet eerlijk gezegd nog niet wat het wordt", zegtPeter Wiechmann van de AbvaKabo. Hoogstwaarschijnlijk presenterende VSNU en de bonden half maart hun nota van inzet, voor de komendeCAO-onderhandelingen

HOP, MtW/JR