Achtergrond

Sport: dartkoorts in een koude kale gang

`Een nieuwe traditie', noemen beide partijen het toernooi. Hetorganiseren van het evenement is een teken dat beidestudentenverenigingen bijzonder goed met elkaar overweg kunnen. "Wezijn bevriende verenigingen. We doen meerdere activiteiten samen",zegt Dik Muller, lid van de Sportcommissie van UBV. "Tijdens dittoernooi is de rivaliteit uiteraard groot, maar het gaat wel op eenvriendschappelijke manier. We staan hier niet met haat tegen elkaarte gooien." Om dat onderstrepen speelde er zelfs een gecombineerdUBV/Proton-team mee. Het gelegenheidsduo deed het lang niet slecht,maar werd in de eindfase van het toernooi alsnog uitgeschakeld.

UBV won vorig jaar de eerste editie van het toernooi. InProton-kringen aanleiding om een extra pijltje te gooien alsvoorbereiding op de tweede editie. "Vorig jaar won UBV alle prijzendie er te winnen waren", herinnert Sipke Wadman zich die lid is vande Sportcommissie van Proton. "Er is daarom absoluut sprake vanrevanchegevoelens. Een aantal fanatieke jongens heeft goedgetraind. En zo hoort het ook."

Rookvrij

Plaats van handeling is geen luxe Lakeside Country Club, maareen koude kale gang op de eerste verdieping van het Kruytgebouw.Deze ligt tegenover de Protonkamer; de scheikundigen hadden dus hetthuisvoordeel. Het flauwe schijnsel van twee aftandse spotjesverlicht de twee borden. Het is er rookvrij, geheel volgens devoorschriften, maar heel anders dus dan bij de officieuzewereldkampioenschap in Engeland. Niet erg, vinden de deelnemers.Wel loopt er een heuse mastercaller rond in de persoon van MichielMichielsen. Druk heeft de man met de microfoon het evenwel niet.Het fameuze onehundred-and-eeeeeiiiiiiighty! blijft achterwege."Het niveau van de Embassy halen we hier niet", weet Michielsen."Ik roep alleen als er een score boven de honderd is." Het blijftopvallend rustig.

Michielsen constateert behoorlijke niveauverschillen bij deveertig deelnemers: "Er zijn jongens die blij zijn dat ze het bordraken en je hebtechte profs." Om het voor de darters niet al temoeilijk te maken geldt in de eerste ronde, de poulewedstrijden, deregel dat er enkel wordt uitgegooid in plaats van met een dubbel.Dat blijkt voor sommige deelnemers al een hele opgave. Om niet dehele nacht op te hoeven blijven grijpt mastercaller Michielsenregelmatig in als een partijtje te lang duurt. "Vijf minuten is delimiet in de poulewedstrijden. Dan moet er een winnaar bekendzijn."

Vanaf de halve finale gaat het niveau met sprongen vooruit. Hetlot wil dat in beide halve finales een ontmoeting tussen een UBV-en Protonteam op het programma staat. Tijdens een halvefinale-partij valt het licht plots uit: de nachtstand. Maar omdateen van de portiers enthousiast meegooit is dat probleem gauw uitde wereld. Ook nu is het lot de organisatie goed gezind, want na dehalve finale blijkt er een echte UBV versus Proton-finale tekomen.

Zenuwen

Nu gaat het erom. Tijdens het ingooien zegt Nico Kuiper van hetProton-team dat de winnaar de minst slechte is. "Het niveau isbedroevend. Maar of dat erg is? Nee " Kuiper neemt het samen metNiels van Campen op tegen de UBV'ers Bart `Bartney' Smits en Roel`Stompe' Fleuren. Saillant detail: Smits is voorzitter van UBV."Iedereen roept altijd dat een voorzitter geen reet te doen heeften alleen maar dart speelt. Nu kan ik mezelf bewijzen", grapthij.

De finalisten lijken bevangen door de zenuwen. Van 301 naar eenuit te gooien aantal punten gaat nog wel, maar dubbel finishenblijkt lange tijd teveel gevraagd. Na minuten mikken gooit RoelFleuren eindelijk de verlossende dubbel vier: 1-0 in legs voor UBV.In de tweede leg van de best-of-three hebben de UBV'ers opnieuw hetlaatste woord. `Bartney' Smits gooit na het nodige gedraal deverlossende dubbel één en schenkt zijn vereniging daarmeede zege, een voorzitter waardig.

`Bartney' doet zijn bijnaam dus eer aan. Met een tevredenglimlach zet hij zijn tanden in een stuk taart. Zijn dartafwijkingwerpt zijn vruchten af. De voorzitter staat regelmatig te gooien inde UBV-kamer. "Dit soort toernooitjes wekt altijd een soortrivaliteit op. Ik heb het ook wel gemerkt aan kleine pesterijtjesvooraf. Proton-bestuursleden hadden de nodige opmerkingen als zebij ons in de kamer kwamen."

In tegenstelling tot de Embassy ligt er voor de winnaar geen zakmet geld of een tv-aanbieding klaar. Fleuren en Smits moeten hetdoen met een setje pijltjes en een wisselbokaal van schuimplastic.Maar misschien is de prijs die Proton moet betalen welbelangrijker: de vereniging staat na twee edities op een 2-0achterstand en moet een vol jaar geduld uitoefenen om revanche tekunnen nemen.

Michiel van Ruitenbeek

Pauluskerk-dominee Hans Visser promoveert: 'De stad is een uitdaging die je niet moet ondergaan maar moet m'ken'

Pauluskerk-dominee Hans Visser promoveert: 'De stad is eenuitdaging die je niet moet ondergaan maar moet m'ken'

Gehavend doet dominee Hans Visser de voordeur open. Zijnlinkeroog is blauw, op zijn voorhoofd zit een bult vol korsten. Zesdagen eerder heeft hij een ongeluk gehad. Het gekke is, hijherinnert zich er niets van. Het ene moment steekt hij de weg over,het volgende moment wordt hij wakker in een ziekenhuisbed. "Deperiode daartussenin is een zwart gat. Dat schijnt wel vaker voorte komen bij een hersenschudding", zegt Visser. Hij heeft gelukgehad, de kneuzingen genezen goed. Vanwege zijn weekje 'ziek-zijn'vindt het interview bij hem thuis plaats. Aan de oever van de Maasbewoont Visser een tweekamerappartement met uitzicht op deErasmusbrug. Rotterdamser kan bijna niet.

Hans Visser is geen doorsnee dominee. Hij neemt het op voor deuitgestotenen van de maatschappij: het heroïnehoertje, dejeugdige drugskoerier, de dakloze. Niet alleen vinden zij soep enbrood en een luisterend oor in zijn Pauluskerk. Visser neemt fermestandpunten in en verdedigt die onvermoeibaar, onder meer op deopiniepagina's van dagbladen. Zijn pleidooien voor de vrijeverstrekking van harddrugs aan zwaarverslaafden ligt waarschijnlijkhet meest vers in het geheugen. Eerder, in de jaren zestig, ginghij de straat op om te demonstreren tegen de wapenwedloop. Entijdens zijn verblijf in Indonesië in de jaren zeventig dreefhij de autoriteiten tot wanhoop met zijn strijd tegen corruptie enonderdrukking.

Wat buiten het zicht van de media bleef: al die tijd werkteVisser in zijn spaarzame vrije tijd aan zijn promotie-onderzoek.Dertig jaar geleden begon hij zijn speurtocht naar de rol van dekerk in de moderne stad. Tien jaar geleden werd het serieus.Visser: "Toen vulde ik van die formulieren in en zocht tweepromotoren." Hij stortte zich enthousiast op allerlei boeken enschreef vellen vol. Een aantal jaren later zat hij met een stapelpapier vol mooie teksten maar zonder kop of staart. Bijna gooidehij het bijltje erbij neer. Zijn toenmalige promotor vond dat hijhet werk moest uitgeven als een gewoon boek. Omdat die optie Visserniet bevredigde,legde hij de stapel teksten voor aan een anderetheoloog, de hoogleraar Jongeneel. Die zag er wel degelijkpromotie-materiaal in. Maar dan moest wel de hele boel overhoop.Samen schreven ze een nieuwe opzet waarin de helft van het werksneuvelde. Visser: "Jongeneel leerde me om mij te beperken tot dehoofdlijn. Ik was bezig een heelal te bouwen dat alsmaar uitdijde.Dankzij de onverbiddelijkheid van Jongeneel is het goedgekomen."

Parochiemodel

Het resultaat is een dissertatie van ruim driehonderdpagina's:Creativiteit, wegwijzing en dienstverlening: de rol van dekerk in de postindustriële stad. Vissers beschrijft deontwikkeling van de stad door de geschiedenis heen en onderscheidtdrie tijdvakken: de preïndustriële, de industriëleen de postindustriële tijd. Vervolgens onderzoekt hij deplaats en de rol die de kerk innam in de steden uit die periodes.Hij heeft zich moeten aanpassen aan de regels van hetwetenschappelijk schrijven. Maar als hij praat over zijn onderzoeksluipt de alledaagse Rotterdamse tongval weer in zijn verhaal. Eneen voordeel van dit vertellen is dat hij met zevenmijlslaarzen degeschiedenis van de kerk kan doorlopen, om snel te belanden in deperiode waar zijn hart ligt: de hedendaagse tijd... en wat daarinanders zou moeten.

"Dat is mijn missiologische kant. Als ik ergens begeesterd overraak, wil ik dat graag uitdragen." Na de Franse Revolutie en deIndustriële Revolutie is het afgelopen met de dominante roldie de kerk voordien in de samenleving speelde. "Maar tragischgenoeg heeft de kerk niet door dat de samenleving voorgoed aan hetveranderen is", constateert de dominee. "Ze blijft zich presenterenmet het oude parochiemodel, met haar dorpsgericht handelen. En zeblijft uitgaan van de vanzelfsprekendheid van het geloof. De kerkraakt de kluts kwijt, ze kan het tempo van die alsmaar uitdijendestad niet bijhouden... en mist de boot. Het is mijn theorie dat dekerk vanaf dat moment niet langer trendsettend is. De kerk wordttrendvolgend."

Visser zoekt de verklaring voor die omslag onder meer bij denegatieve kijk van de kerk op de stad. "De kerk ziet alleen dedreigende kanten: teveel mensen, seksuele uitdagingen,luchtvervuiling, criminaliteit, ontwrichting, eenzaamheid,armoede." Als reactie daarop keert het instituut kerk zich naarbinnen en stopt het zijn energie in theologische discussies en incharitas. "De kerk heeft zich laten terugdringen in een EHBO-rol.Ze biedt hulpverlening, maar ze vergeet in te spelen op moderneontwikkelingen. Wetenschap, economie, de opkomst van de markt: dekerk keerde zich ervan af. Daarmee heeft ze zichzelf buiten spelgezet. Als het individualismeopkomt in de jaren zestig, begint deonvermijdelijke leegstroom van de kerken." Zijn kritiek op dehedendaagse kerk is stellig: "Zij is niet publiek bezig. Demaatschappelijke thema's - euthanasie, abortus, gentechnologie, dewereldmarkt - daar zou men over moeten meedenken. In plaats daarvanveroordeelt de kerk, doet ze negatief."

Verhaal

De telefoon gaat... een kort gesprek over een zekere K. diewegens drugshandel is opgepakt door de politie. "Ik hou me ook metdealers bezig en met decriminalisering van drugshandel", vervolgtVisser het interview. "Dat is een hele andere wereld, waarmee dekerk zich ook zou moeten bemoeien. De kerk stuit in de stad op hetfenomeen. Daar moet ze een standpunt over innnemen." Vissers eigenstandpunt is bekend: "Het is hartstikke stom dat we drugsverbieden, want dat geeft alleen maar problemen. Het moet juistgelegaliseerd worden, het moet in banen geleid worden." Hijverzucht: "De kerk gaat nog altijd angstig om met de stad. De stadis goed, is gewild, is een realiteit, een uitdaging. Die moet jeniet ondergaan, die moet je m'ken. Ook als kerk."

Daarvoor moet de kerk heilige huisjes durven loslaten, betoogtVisser. Het idee dat je alleen een kerk kunt zijn in de vorm vaneen gemeenschap die elkaar wekelijks treft, vindt hij achterhaald.Visser bladert in zijn proefschrift: "In een stad heb je heel veellosse ontmoetingen. Die wisseling van patronen maakt het leven erongelooflijk vermoeiend maar tegelijkertijd ongeëvenaardboeiend en uitdagend. Ik merk het dagelijks. Je hebt eenmaligeontmoetingen met mensen, waarin je even wat beleeft met elkaar. Hetkan verdriet zijn, vreugde... je hebt elkaar iets te zeggen... enhet is weer voorbij. Dat is voor een kerk heel moeilijk acceptabel.Want die denkt in blijvende gemeenschappen, lidmaatschappen,betalingen, gebouwen waar je heen moet gaan. Dat hebben wegehad."

Het is Vissers stelling dat de stad een groot netwerk is datweer bestaat uit allemaal kleine netwerken. Een mens maakt deel uitvan diverse netwerken. Werk, hobby, familie, vrienden. De kerk moetdaarbij aansluiting zoeken. "Laat de kerk ook gebruik maken van demoderne netwerken als TV, radio, internet, literatuur", meentVisser. "Er zijn vele mogelijkheden om als kerk iets te latenoplichten van wat een kerk belangrijk vindt voor mensen. Er zijnnog zat mensen die geïnteresseerd zijn in levensvragen enzingeving. Kom ze tegemoet, maar op verschillende wijzen. NeemRotterdam. Je hebt hier het Citypastoraat in de Laurenskerk. Daarzitten de gelovigen die houden van cultuur, van een mooi stukliturgie, van een muziekuitvoering. De Pauluskerk trekt juistdaklozen en thuislozenaan; die willen ook wel eens een verhaalhoren uit de bijbel, maar dat moet dan wel te maken hebben met huneigen leven. Zo zie je dus dat die kerk al heel verscheiden isgeworden."

Tegen de stroom in is Visser niet somber over de toekomst van dekerk. "Tuurlijk, het christendom is afgenomen, de tijd van hetmassaal geloven en ter kerke gaan is voorgoed voorbij. Maar daarmoet je niet zielig over doen. Aanpakken, is mijn motto. Er isplenty werk. Neem genoegen met kleinschaligheid, met kwaliteit.Mensen willen best horen wat je te vertellen hebt, als je maarzorgt dat je een goed verhaal hebt. En dat hebben we. Alleen hetverhaal van God en de bijbel moet gekoppeld worden aan het verhaalvan de mensen nu."

Karin Alberts

De database: 400.000 polymorfismen per ziekte

Dr. Cisca Wijmenga: "Geneesmiddelen richten zich op processen inhet lichaam die niet goed functioneren en daardoor ziektesveroorzaken. Om effectieve geneesmiddelen te ontwikkelen moet jedus weten waar de fout zit. Een van de manieren om daar achter tekomen is om de genen op te sporen die het probleem veroorzaken. Hetliefst zouden we dat doen door de genen van gezonde en zieke mensenrechtstreeks met elkaar te vergelijken, maar daarvoor weten we nogte weinig van het menselijk genoom. Vandaar dat we gebruik makenvan delen van ons erfelijk materiaal waarover we wel voldoendeweten.

"In 1989 is namelijk ontdekt dat onze chromosomen naast ongeveerhonderdduizend genen nog eens eenzelfde hoeveelheid zogehetenpolymorfismen bevatten. Dat zijn stukjes DNA met een heeleenvoudige structuur, waarvan we de functie overigens niet kennen.Het zijn combinaties van twee of drie basenparen (de kleinstebouwstenen van het DNA) die zich tussen de tien en twintig keerherhalen, en het boeiende is dat de lengte van die fragmenten nietalleen per plek verschilt, maar op dezelfde plek ook nog eens vanmens tot mens. Het complete patroon van al die polymorfismen,waarvan we de lokaties op de chromosomen inmiddels kennen, levertdus voor elke mens een unieke serie van honderdduizend getallentussen de 10 en de 20 op. Het vormt als het ware je individuelevingerafdruk.

"Nu is het zo dat kinderen - net zoals dat ook met andereerfelijke eigenschappen het geval is - de ene helft van hunpolymorfismen van hun vader en de andere helft van hun moedererven. Van dat gegeven maken wij gebruik om genen op te sporen dieiets te maken zouden kunnen hebben met het optreden van eenbepaalde ziekte. We doen dat door voor zo'n ziekte het DNA teonderzoeken van zo'n 250 paren broers en/of zussen die allebei debetreffende ziekte hebben. Daarnaast betrekken we zo mogelijk ookhun ouders en andere broers en zussen bij het onderzoek. In totaalbeschikken we voor die ziekte dan dus over het DNA van 800 tot 1000mensen uit families, waarin hij veel voorkomt.

"Uit het DNA van elke persoon bekijken we 400 voorafgeselecteerde polyformismen, die regelmatig verspreid liggen overalle chromosomen. Die noemen we onze 'DNA markers'. Gegeven deerfelijkheidswetten magje normaal gesproken verwachten dat broersen zusters gemiddeld vijftig procent van hun erfelijk materiaalgemeen hebben. Maar in dit geval gaat het niet om willekeurigebroers en zusters, maar specifiek om zieke paren, die zeker diedelen van het erfelijk materiaal gemeen zullen hebben dieverantwoordelijk zijn voor de ziekte. Als we bij onze duizendproefpersonen dus polymorfismen aantreffen, die in veel meer danvijftig procent van de gevallen identiek aan elkaar zijn, dan isdat een duidelijke aanwijzing dat zich in de buurt van datpolymorfisme een gen bevindt dat een relatie heeft met deziekte.

"We zijn vier jaar geleden gestart met het opzetten van dezedatabase, die per ziekte dus tussen de 320.000 en 400.000polymorfismen zal gaan bevatten. We zijn begonnen met onder meerouderdomsdiabetes, schizofrenie en ADHD, maar we hopen in detoekomst ook families met een verhoogd risico op astma, hart- envaatziekten en bepaalde vormen van kanker in het bestand op tenemen. Omdat we de betrokken niet alleen bloed afnemen, maar ookeen vragenlijst laten invullen, kunnen we de database straks voormeerdere doelen gebruiken. En uiteraard kan het ook heel zinnigzijn om de gegevens van patiënten met bijvoorbeeldschizofrenie en ADHD met elkaar te vergelijken met de vraag ofeenzelfde gen misschien bij het ontstaan van beide ziekten een rolspeelt. Het heeft jaren geduurd voordat we zover waren, maar straksbeschikken we hier over een database die in deze omvang entoegankelijkheid uniek is in de wereld."

EH

Zie voor meer informatie: http://humgen.med.uu.nl

Bonden serieuze partner van college

Ad van der Linden: "Het college van bestuur heeft prachtigetoekomstplannen voor wat betreft het personeelsbeleid. Het heeftvoldoende oog voor de belangen van het personeel. Maar ik maak mezorgen over de vertaling van dit beleid naar de faculteiten endiensten. Faculteiten gaan vaak hun eigen gang en wijken van deregels af. Medewerkers kunnen daardoor bij de uitvoering van hunwerk in de knel komen. Ik vind het bijvoorbeeld jammer, datfaculteiten niet alert genoeg of laat reageren op de VoorzieningLeeftijdsbewust Kwaliteitsbeleid (VLK). Oudere werknemers kunnendoor de regeling eerder ophouden met werken en jong talent kaninstromen.

"We kunnen over het algemeen prima praten met het college. Maarer zijn kwesties waar je als werkgever en werknemer fors tegenoverelkaar komt te staan. Neem de overgang van het ACCU naar CapGemini. Het college hield in eerste instantie nauwelijks rekeningmet de belangen van de medewerkers. Pas na de benoeming van eencommissie, bestaande uit vertegenwoordigers van werknemers enwerkgevers, die zich over de materie boog, hebben we elkaar wetente vinden. Ik ben ook van mening dat de vakbonden wel degelijkinvloed hebben in het Lokaal Overleg. Onze deelname is geen doekjevoor het bloeden. We bereiken het nodige voor de medewerkers.

"De vier vakbonden verschillen weleens van mening, maar over hetalgemeen trekken we één lijn. Dat maakt dat weéén front vormen namens de werknemers. Natuurlijk, allevakbonden hebben hun eigen kleur. In sommige zaken kan dieachtergrond een rol spelen. Stel dat de universiteit ervoor zoukiezen om zeven dagen in de week geopend te zijn. Dan zegt het grosvan onze leden: we willen op zondag naar onze kerk kunnen gaan. Datgeluid zouden wij dan in het Lokaal Overleg expliciet naar vorenbrengen.

"Hoe het contact met de achterban functioneert? De CFO vergadertiedere maand. Dan komt het bestuur bijeen met een aantal leden. DieCFO-ledenzijn lid van een faculteits- of dienstraad. Van henkrijgen we een heleboel informatie over wat er aan regelingen welen niet is geïmplementeerd op de faculteiten. Die informatiekomt ons weer van pas voor het Lokaal Overleg.

"De individuele zaken gaan vaak per telefoon of men komtpersoonlijk langs. Medewerkers bellen ons bijvoorbeeld wanneer zehet niet eens zijn met een beoordeling of vragen hebben over hunsalariëring. Ook daar zijn we voor. We worden daarbijondersteund door de regiomedewerkers onderwijs van onsvakbondskantoor in Hilversum."


Jan Boersma: "Als vakbondsconsulent heb ik drie taken.Allereerst behartig ik de individuele belangen van onze leden. Hetgaat daarbij om vragen op allerhande gebieden: wat mag er nouprecies in een functioneringsgesprek? Hoe zit het metonregelmatigheidstoeslag, wachtgeld, flexibele pensionering, ommaar een paar voorbeelden te noemen. Ik ondersteun leden bijbezwaarschriften rond beoordelingen en ontslag en ga ook mee naarhoorzittingen. Geregeld komen niet-leden met vragen naar me toe.Ook die probeer ik zo goed mogelijk te helpen. Het helpt mensenover de streep om lid te worden van ons.

"Mijn tweede taak is de collectieve belangenbehartiging. Diebestaat vooral uit de ondersteuning van de delegatie van deAbvaKabo in het Lokaal Overleg en de vertegenwoordigers van deandere bonden. Zo maak ik deel uit van technische commissies diedoor het Lokaal Overleg in het leven worden geroepen. Daarnaastkunnen AbvaKabo-leden die in dienstraden en faculteitsraden zitteneen beroep op me doen voor ondersteuning.

"Mijn derde taak is de profilering van de bond binnen deuniversiteit. Eigenlijk doe ik dat vooral door mijn eerste tweetaken zo goed mogelijk uit te voeren; met leden en niet-leden tepraten en te reageren op artikelen in het U-blad.

"De implementatie van beleid dat op centraal niveau wordtvastgesteld, laat op het niveau van de faculteiten en diensten weleens te wensen over. Dat heeft te maken met de ruimte die men opdecentraal niveau krijgt om een eigen weg te gaan. Daarnaast moetende faculteiten en diensten duidelijk geïnformeerd worden welkeafspraken er gemaakt zijn tussen college en bonden. En hoe men opdecentraal niveau geacht wordt deze afspraken te vertalen in deuitvoering.

"We worden door het college steeds meer als partner serieusgenomen. Dat is vooral begonnen met het gezamenlijk ontwikkelen vanWP-flow. Ook het ontwikkelen van de VLK is in goed overleg gegaan.Deze zaken illustreren dat we serieus worden genomen en dat westaat zijn om gezamenlijk goede afspraken te maken en in overleggoede dingen te bedenken."

Olaf Stomp


Lokaal Overleg

In het Lokaal Overleg (LO) overlegt het college van bestuurmaandelijks met vertegenwoordigers van de vakbonden over deontwikkeling van het personeelsbeleid. De deelnemers aan het LOvanuit de werknemersorganisaties vertegenwoordigen zowel hetwetenschappelijk personeel (WP) als het ondersteunend enbeheerspersoneel (OBP). De volgende vakbonden hebben ieder tweeafgevaardigden in het LO: AbvaKabo, CFO (CNV-bond voor overheid, dezorgsector en verzelfstandigde overheidsinstellingen), CMHF(Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij overheid enonderwijs, bedrijven en instellingen) en het Ambtenarencentrum(AC/AFZ). Ad van der Linden is lid van de werknemersdelegatie inhet Lokaal Overleg namens het CFO. Jan Boersma ondersteunt alsvakbondsconsulent de leden van de AbvaKabo in het Lokaal Overleg.Boersma is fulltime in dienst bij de AbvaKabo.

De bonden hebben de volgende contactpersonen voor het LokaalOverleg: AbvaKabo (FNV), de heer W. Remmers, tel. 253 32 55; CFO,de heer J. van Poppelen, tel. 253 51 27; AC/AFZ, de heer J.Nieuwenhuis, tel. 253 39 36 CMHF, de heer de heer F. Stades, tel.253 16 95.

Nieuwe hoogleraar theologische vrouwenstudies over de problematische mannelijkheid van God: 'Ik wil de discussie over Gods geslacht uit de sfeer van de man-vrouw tegenstelling halen'

Nieuwe hoogleraar theologische vrouwenstudies over deproblematische mannelijkheid van God: 'Ik wil de discussie overGods geslacht uit de sfeer van de man-vrouw tegenstellinghalen'

De ontvangst op de werkkamer van prof.dr. Anne-Marie Korte ishartelijk. Maar de vorig jaar aangestelde bijzonder hoogleraartheologische vrouwenstudies steekt niet onder stoelen of banken datzij twijfels heeft over de in haar ogen hachelijke onderneming omeen journalistiek verhaal te schrijven over de oratie, die zij eindjanuari hield. `Gods geslacht, gender en verwantschap invrouwenstudies theologie', was de titel van de rede, waarmee denieuwe hoogleraar haar ambt aanvaardde. Centraal in dat betoogstond de vraag hoe om te gaan met de mannelijkheid die degodsvoorstelling in de christelijke kerk vrijwel vanaf het beginvan onze jaartelling heeft gekenmerkt. "Het is geen gemakkelijkverhaal", waarschuwt Korte, die haar nieuwe functie gaat combinerenmet het hoofddocentschap aan de Katholieke TheologischeUniversiteit Utrecht. "Ik probeer de kwestie vanuit een nieuweinvalshoek te bekijken, maar pasklare oplossingen heb ik niet."

Zij raakte al jong betrokken bij de `vrouw en geloof'-beweging,die sinds de jaren zeventig de traditionele, door mannengedomineerde theologie ter discussie stelt. Eén van dekwesties die in die beweging van meet af aan centraal stonden, washet voor vrouwen problematische beeld van een mannelijke God.Volgens het boek Genesis zijn zowel mannen als vrouwen naar hetbeeld en de gelijkenis van God geschapen. Maar toch werd God zowelin de joodse als in de christelijke traditie vrijwel uitsluitendals man voorgesteld, en werd `zijn' naam in de bijbel standaardweergegeven met `God de Heer' of `God de Vader'.

Feminisme

Al in de negentiende eeuw zetten vrouwen vraagtekens bij dezeinterpretatie die naar hun mening eeuwen van mannelijkeoverheersing had gelegitimeerd zowel in als buiten de kerk.Maar hetgeslacht van God werd pas echt een item met de opkomst van defeministische theologie in de jaren zeventig. De vraag of God eenHij is dan wel een Zij, paste helemaal in het algeheleemancipatiedenken van die tijd. Door het man-zijn van God terdiscussie te stellen, hoopten feministische theologes een debat teentameren over de dominante positie van mannen in de kerk.

Die radicale beweging is heel nuttig geweest voor het op gangbrengen van de discussie, stelt Korte, maar een echte oplossingbracht zij niet. "In de eerste plaats staat de mannelijke God in dechristelijke traditie zo centraal dat je die niet zomaar, zoalssommige feministes voorstelden, kunt vervangen door een vrouwelijkeGod. Maar ook al had dat wel gekund, dan nog had dat niet echt ietsopgelost. Door een vrouwelijke God in de plaats te stellen van eenmannelijke blijf je denken in termen van sekse en daarmeeonvermijdelijk ook in termen van de man-vrouw tegenstelling. Als jede tekst in Genesis over de gelijkenis tussen God en mens teletterlijk neemt, kom je nooit aan deze tegenstelling voorbij.Vandaar dat ik op zoek ben naar invalshoeken voor een andereinterpretatie van die tekst. Het moet toch mogelijk zijn om inandere dan geslachtelijke termen over de gelijkenis tussen mens enGod te denken? Dat is de denkrichting waartoe ik in mijn oratie eeneerste aanzet heb gegeven en die ik de komende tijd verder wiluitbouwen."

Voorouder

In de aula van het Academiegebouw begon Korte haar`terreinverkenning' met de introductie van het begrip`verwantschap'. Het zou wel eens zo kunnen zijn, stelde zij, datspreken in termen van afstamming en verwantschap de sleutel is omde discussie over Gods geslacht uit de sfeer van de man-vrouwtegenstelling te halen. "Door verwantschap als leidend beginsel tenemen en God te zien als de `hemelse voorouder' van het menselijkgeslacht, kan de nadruk in ons denken meer komen te liggen op hetoerbeeld dat alle mensen, mannen en vrouwen, uit God zijnvoortgekomen. Dat zou de tekst in Genesis dat zowel mannen alsvrouwen naar Gods beeld zijn geschapen niet alleen begrijpelijkermaken, maar ook ontdoen van zijn geslachtelijke lading. De essentievan verwantschap is tenslotte niet dat ouders en kinderen of anderefamilieleden op elkaar lijken, maar dat ze bij elkaar horen."

Je zou denken dat 'God de Vader' tegen deze achtergrond eengoede weergave vormt van de godsnaam. Maar ook die oplossingvoldoet niet, stelt Korte, zolang wij althans uitgaan van hetwesterse vaderbeeld. "Het vanzelfsprekende gezag van de vader istegenwoordig weliswaar vrijwel verdwenen en er is steeds meersprake van gelijkwaardigheidtussen mannen en vrouwen. Maar in degangbare voorstellingen van ouderschap heersen toch nog steedssterke seksestereotypen. In ons denken is de vader nog wel vaak hethoofd van de familie, terwijl de moeder degene is die de zorg voorde kinderen op zich neemt. Zolang dit beeld van het vaderschap inde westerse wereld overheerst, vormt de naam `God de Vader' geenacceptabel alternatief voor de benaming van JHWH."

Kerngezin

Volgens Korte ligt de oplossing van dit dilemma in een anderemanier van denken over verwantschap, zoals die isgeïntroduceerd door de zwarte feministische theologie. Zijlaat zien dat de manier waarop wij verwantschap en daarmee ookvaderschap zien, sterk door de joods-christelijke traditie gekleurdis (zie kader), maar dat er ook in heel andere termen over kanworden gedacht. Zij verwijst daarvoor naar Afrikaanse enAfro-Amerikaanse culturen, waarin vanouds een veel centralere rolis ingeruimd voor het moederschap en voor familiebanden.

"Bij ons is familie min of meer identiek met het modernewesterse kerngezin. In de Afro-Amerikaanse cultuur zijnfamilieverbanden niet alleen veel omvangrijker, maar hebben zij ookeen belangrijke sociale en religieuze betekenis. Voorouders makener traditioneel deel van uit, maar de familieband kan zich ookhorizontaal verbreden. Ze bestaat dan uit sociaal en adoptiefouderschap, een ontwikkeling die vanwege de gevolgen van slavernij,discriminatie, aids en armoede steeds belangrijker is geworden.Omdat al die verschillende soorten familiebanden enverwantschapsrelaties door elkaar heen lopen en allemaal van belangzijn, staat de God-de-Vader gestalte in de zwarte feministischetheologie automatisch veel minder centraal dan in de westersegeloofsbeleving.

"Nogmaals, ik heb geen kant-en-klare oplossing voor de weergavevan de Godsnaam. Maar ik hoop dat we door - in onze eigen westersecultuur - meer aandacht te schenken aan dit soort verschillen inverwantschapsrelaties, de kwestie van de naam van God met eenfrisse blik kunnen bekijken en in ieder geval kunnen bevrijden vaneen discussie die vooral over seksestereotypen gaat."

Erik Hardeman


Het taboe van Gods geslacht

De grote nadruk op de `mannelijkheid' van de westerse vader isparadoxaal genoeg sterk beïnvloed door debijbelsevoorstellingswereld en heeft in de westerse wereld mededoor de centrale positie van de bijbel zo'n grote invloed kunnenkrijgen, stelt Korte. "In de vroegste bijbelse voorstellingswereldwas mannelijkheid sterk verbonden met voortplanting en het hebbenvan nageslacht. Er bestond een sterk taboe op homo-erotischebetrekkingen en dus was het liefhebben van een mannelijke God voormannelijke gelovigen een ingewikkelde zaak. Vandaar dat God in demeeste bijbelteksten wat seksualiteit en lichamelijkheid betreftals het ware op afstand wordt gehouden. In de eerste vijfbijbelboeken vinden wel lijfelijke ontmoetingen met God plaats,maar het gezicht en de voorzijde van God blijft buiten beeld. Godsgeslacht wordt hier dus verhuld en taboe verklaard."

Een andere manier om met de mannelijkheid van God om te gaan,bestond er uit mannen in relatie tot God een vrouwelijke positietoe te kennen. Tegelijk werden vrouwen uit deze positie verbannen.Hier ligt volgens Korte een van de oorsprongen van het weren vanvrouwen uit het openbare religieuze leven en de reden om hun groteafstand tot God te benadrukken, een afstand die onder meer werduitgedrukt in de voorstelling van hun onreinheid. "Anders dan veelfeministische theologes aannemen is deze uitsluiting van vrouwendus niet het gevolg van min of meer spontaan mannelijk chauvinisme.Het scheppen van afstand tussen God en vrouwen en het negatiefwaarderen van vrouwelijke voortplantingsfuncties was noodzakelijkvoor mannelijke gelovigen om een mannelijke God lief te kunnenhebben zonder verstrikt te raken in associaties met vrouwelijk ofhomoseksueel gedrag."

Utrecht maakt werk van klachten studenten

"De producten zijn wel goed, alleen onze winkel deugtniet. Er zijn lege schappen, lange rijen voor de kassa en er isgeen avondverkoop. Daar ligt het probleem. Utrecht scoort daardooral jaren slecht in de enquêtes van de Keuzegids en Elsevier.Onze studenten geven een duidelijk signaal af", zegt Hein Hoitinkadjunct-directeur van de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Deprojectgroep `Hoger op de ranglijst' waar hij deel van uitmaakt,heeft van het college van bestuur de opdracht gekregen een aanzette geven tot verbetering.

De UU eindigde vorig jaar als laatste in het onderzoek datweekblad Elsevier hield onder studenten. Conclusie: de Utrechtsestudenten geven de kwaliteit van onderwijsvoorzieningen en-organisatie het laagste cijfer. De computervoorzieningen zijnontoereikend; lesruimten, tentamenzalen en beschikbaarheid vansyllabi behoeven verbetering; roosters zijn teveel aan veranderingonderhevig; studenten wachten te lang op de uitslag van eententamen. Ze weten niet wie de docent is die college geeft endocenten zijn vaak onbereikbaar.

Selectie

Alhoewel het verschil tussen de nummer één enhekkensluiter Utrecht niet erg groot is, neemt Utrecht de klachtenvan de studenten serieus. "Dat is nieuw", zegt Hoitink. Maar nietalleen studenten, ook docenten vinden dat de kwaliteit van devoorzieningen voor verbetering vatbaar zijn. Zij zitten in dezelfderuimtes, hebben last van het rumoer van de buren en ergeren zichaan een defect apparaat.

"Medewerkers vertellen me verheugd te zijn, dat de problematiekherkend wordt en er nu wat gaat gebeuren, vervolgt Hoitink. Zebenijden hem niet om deze `kloteklus', en ervaren het probleem alsweerbarstig. Want hoe pak je zoiets aan in een grote,ondoorzichtige organisatie als de UU met 6500 werknemers."

Die vraag heeft het projectteam zich inmiddels ook gesteld.Daarom richt ze zich in eerste instantie op negen geselecteerdeopleidingen die duidelijk lager scoorden dan de zusteropleidingen,verdeeld over alfa-, gamma- en bètastudies. Het projectteamformuleert deze maand een aantal kwaliteitsmaatstaven, waaraan deonderwijsvoorzieningen en -organisatie moet voldoen. Daarmeebezoekenauditteams de komende maanden de geselecteerde opleidingen(zie kader). Hoitink hoopt dat deverbeteringen die daaruitvoortvloeien effect zullen hebben op andere opleidingen. "Door despreiding is een spin off in de breedte verzekerd en zou het eengoed voorbeeld kunnen worden."

Korte termijn

"Belangrijk in dit hele proces is dat het besef doordringt datwe voor studenten werken", vervolgt Hoitink. "De universiteit is erniet alleen voor onderzoekers, die in de stilte van hetlaboratorium willen werken. Onderwijs moet ook op het terrein vande faciliteiten gelijkwaardig aan onderzoek worden." Hij verwachtechter, dat het nog wel enkele jaren zal duren voordat dezecultuuromslag voltooid is.

Op korte termijn kan er al wel gewerkt worden aan voor studentenzichtbare verbeteringen. De klacht van studenten, dat ze niet wetenwie de docent is die college geeft, kan eenvoudig verholpen wordendoor het komende collegejaar een smoelenboek met foto's vandocenten in de studiegids op te nemen.

Een ander punt is volgens Hoitink de entree van de gebouwen."Als je hier (Van Unnikgebouw) als klant binnenkomt voel je je nietwelkom. Er zit een -overigens vriendelijke- meneer verscholenachter 'kogelvrij' glas. Het ziet er niet uit. De ingang is al nieteens in orde.....! Dat is het grote verschil met de HBO-gebouwenhier in de Uithof. Loop eens zo'n gebouw binnen. Het is duidelijkwaar de ingang is, je voelt je welkom en er heerst een open sfeer.Meestal is er een balie, staan er schermen met informatie, is ereen cafeetje. Dat moet bij ons toch ook te realiseren zijn."

Lange termijn

Het projectteam houdt zich zowel bezig met de snel concreetoplosbare zaken zoals de klantvriendelijke balie, als met de aanzettot de eerder genoemde cultuuromslag. Eén van desleutelbegrippen voor zo'n omslag is communicatie. Volgens Hoitinkwerkt het wetenschappelijk - en ondersteunend personeel vaak langselkaar heen. Juist die laatste groep is voornamelijk belast metfacilitaire zaken. "Ze doen vaak hun best, maar worden onvoldoendeaangestuurd. Er heerst nog geregeld een zeker dédain van dedocenten en academische leiding voor dat personeel. Wetenschappershebben nu eenmaal weinig belangstelling voor beheerszaken. Aan deandere kant weet het ondersteunend personeel vaak niet watstudenten en docenten belangrijk vinden. Er moet meer zicht komenop wat de klant wil. Het is bijvoorbeeld frustrerend voor een klantom telkens een bandje te horen wanneer hij belt.

Voor een groot probleem zorgt de beschikbaarheid van deonderwijsruimtes in de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. "Onzeroosteraars vragen een aantal maanden van tevoren zalen aan", zegtHoitink. "Wanneer de aanvraag niet gehonoreerd wordt, moet hetrooster weer veranderd worden of kom je ver weg in de binnenstad tezitten. Er is echter geen tussentijdse communicatie tussen onzeroosteraars en de zalentoewijzers. Wanneer dat wel het geval zouzijn, kan vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd worden. Volgensmij ontstaat er dan toch begrip voor elkaar."

Janny Ruardy


Project Hoger op de ranglijst

De projectgroep is 1 januari 2000 voor twee jaar van startgegaan. In het plan van aanpak richt de groep zich op verbeteringvan onderwijsvoorzieningen en -organisatie, zoals: -Onderwijsfaciliteiten (computervoorzieningen, lesruimten,tentamenzalen, beschikbaarheid syllabi); - Onderwijsorganisatie(roosters, termijn tentamenuitslagen); - Communicatie (algemeen,stagemogelijkheden en voorbereiding loopbaan); Docenten(bereikbaarheid, inzet, begeleiding)

Door de projectgroep geselecteerde opleidingen:

Nederlands recht, Farmacie, Scheikunde, Biologie, Psychologie,Pedagogie, Nederlands, Engels, Sociale geografie &planologie

Project-aanpak

- Ontwikkeling van een kwaliteitsstandaard (februari 2000); -Audit van geselecteerde opleidingen (maart-juni 2000). Auditteamsbezoeken de opleidingen. Vergelijkbaar met de VSNU-visitaties; -Inventariseren van good-practice binnen en buiten UU en uitdragendaarvan.

Betrokkenheid studenten

Er komt een studentenklankbordgroep; ondersteuning projectteamdoor twee student-assistenten. Tijdens audits zijn studentenbelangrijkste gesprekspartners.

Het INES-systeem voor Sterrenkunde: de moeder van alle databases

Het INES-systeem voor Sterrenkunde: de moeder van alledatabases

Sake Hogeveen en Ed van der Zalm: "INES bevat alle waarnemingendie zijn gedaan met behulp van de International UltravioletExplorer (IUE) vanaf zijn lancering in 1978 tot in 1998, toen hijtot op de draad versleten was. Hij zweeft nog wel in de ruimte,maar is niet meer bruikbaar voor serieus onderzoek. IUE heeftwaarnemingen gedaan in het ultraviolette bereik, dat wil zeggen datstraling is geregistreerd met golflengtes tussen ongeveer 100 en320 nanometer (10-9 meter). De gegevens van IUE werden in Spanjebewaard. Ze zijn nu het project is afgesloten, aan een aantalEuropese instituten beschikbaar gesteld, zodat die ze voor allebelangstellende astronomen toegankelijk konden maken. Wij hebben zevoor Nederland bewerkt en vanaf volgende maand komen die gegevensop internet beschikbaar.

Met IUE wordt nu een nieuw databestand openbaar, maar uiteraardis dat er maar één in een lange reeks. Er is inmiddelseen onvoorstelbare hoeveelheid waarneemgegevens beschikbaar. Om tezorgen dat astronomen door de bomen het bos nog een beetje kunnenzien, houdt het Centre de Donnnées Astronomiques inStraatsburg een gegevensbank bij die voor ons geldt als de moedervan alle databases. Hij heet Simbad en bevat on-line verwijzingennaar alle hemelobjecten die ooit in de literatuur zijn genoemd ofbeschreven. In feite is het een soort encyclopedie van het heelal,waarin nu ook verwijzingen zijn opgenomen naar databestanden."

Prof.dr. Frank Verbunt: "Archieven zoals INES zijn voor ons werkvan groot belang, omdat sterren en sterrenstelsels voortdurend vanhelderheid veranderen. Dat is het aardige van de sterrenkunde. Eennatuurkundig tijdschrift van een jaar of tien oud is nietinteressant meer, maar onze data blijven bruikbaar. Stel dat er opeen bepaalde plek aan de hemel opeens een nova verschijnt, dan ishet natuurlijk interessant om te weten wat zich eerder op die plekbevond. Ik werk zelf op dit moment aan een aantal sterren in eensterrenhoop waarvan ik de afstand probeer te bepalen. Daarvoormeten we onder meer de lichtsterkte. Maar een probleemdaarbij isdat een deel van het licht van een ster wordt geabsorbeerd doorgas- en stofwolken in de ruimte.

Met de ultraviolette data uit het IUE-archief kan ik dieabsorptie vaak bepalen zonder een nieuwe waarneming te hoeven doen.Waarneemtijd op de Hubble Space Telescope - de enige die in hetultraviolet kan meten - is zeer schaars. Als je vraag met bestaandeIUE data kan worden beantwoord, krijg je geen Hubble tijd. Alleenals je kunt laten zien dat je betere data nodig hebt, maak je eenkans. Zodoende bespaart het IUE-archief kostbare Space Telescopetijd. Bovendien duurt het een jaar voordat de hele Hubble-procedureis afgerond, terwijl ik de data via IUE in vijf minuten beschikbaarheb. Ook mij scheelt het IUE-archief dus een hoop tijd."

Voor meer informatie: http://www.phys.uu.nl/~wwwstk/ict/overzicht.html

EH

Onverklaarbaar bewoonde studentenhuizen: 'Wij douchen in een hok in de tuin'

Onverklaarbaar bewoonde studentenhuizen: 'Wij douchen in eenhok in de tuin'

De problemen die in de enquêtes gemeld worden zijneenduidig. "Studenten zijn bang om te klagen bij de huisbaas, omdatdie hen misschien het huis uit zet. Ze zijn niet goedgeïnformeerd over hun rechten als huurder. Zij wetenbijvoorbeeld niet dat bij elk getekend huurcontract deopzeggingstermijn voor de huisbaas drie maanden is. Je kunt dusnooit van de één op de andere dag op straat gezetworden."

Jochem hoopt het onderzoek eind maart rond te hebben. "Met deresultaten stappen we naar de media en naar huurcommissies.Misschien blijkt uit het onderzoek dat de studenten eigenlijk weltevreden zijn, maar dat verwachten we niet."

"Ik woon sinds mei in een studentenhuis in Hoograven", verteltJudith de Laat. "Een studiegenootje kwam een week later in het huiswonen. Samen met haar heb ik de boel opgeknapt, want dat was hardnodig." Judith somt op wat er allemaal in huis moest gebeuren. "Dekraan lekte, de kamer van mijn huisgenootje lekte en de rioleringzat verstopt. Overal aan de muren was schimmel: in de keuken, debadkamer, het toilet..."

Het huis bevindt zich in een oude flat, waarvan de gemeente aljaren zegt dat ze gesloopt gaat worden. Volgens Judith stinkt hettrappenhuis altijd naar urine en worden de ramen niet door degemeente gewassen. "Het is wel een gemeenteflat! Onze huisbaas doetveel voor ons, maar daar kan hij niets aan veranderen, zegt hij.Maar ja, hij heeft ervoor gezorgd dat de lekken en verstoppingengemaakt werden en dat is al heel wat."

Dat Judith in het huis blijft wonen, komt omdat het zo gezelligis. "We wonen met vier meiden en de sfeer is heel goed. We hebbenhet huis helemaal schoongemaakt en geschilderd. Het is hier nuschoon, ruim en niet duur!"

Koud

"Wij douchen in een hok in de tuin", vertelt Coralieden Adel.Zij woont met vijf huisgenoten in de Dichterswijk. "In het huishebben we wel een toilet, maar de douche is dus apart. In het hokis geen verwarming en dat is best koud, maar we zijn er na vierjaar wel aan gewend. Toch blijft het gek om door de regen, sneeuwof vrieskou naar de douche te moeten lopen. Je kunt nooit lekker inje blote kont naar de douche, want daar is het buiten meestal tekoud voor."

Met de huisbaas hebben Coralie en haar huisgenoten weinigcontact. "Onze vorige huisbaas was moeilijk, we hebben heel watdingen via de huurcommissie gedaan moeten krijgen. Onze nieuwehuisbazin spreekt bijna geen Nederlands, communiceren met haar isdus best lastig. Ze heeft in juli een keer zonder het vooraf aan tekondigen de huur verhoogd. Wettelijk moet ze een huursverhogingruim van te voren melden. Gelukkig wisten we dat, die verhoginghebben wij dus niet betaald."

De goede sfeer in huis is ook voor Coralie een van de redenenwaarom zij er toch blijft wonen. "We hebben het onderling welgezellig, dus hebben we verder geen reden om te verhuizen. Wehebben helaas geen gemeenschappelijke ruimte, maar wel eenbinnenplaatsje. Daar barbecuen we 's zomers altijd. Nou ja, wedrinken meer bier dan dat we barbecuen!"

IBB

Marion Jansen is niet zo lang geleden verhuisd van hetSSH-Cambridgecomplex in De Uithof naar het IBB-complex. Voor haaris de sfeer in een huis heel belangrijk. "Het huis op deCambridgelaan was wel netjes en nieuw, maar er hing nog helemaalgeen sfeer. We woonden maar met ons drieën op een verdiepingen in de weekenden was ik altijd alleen thuis. Ik begon me echtgeïsoleerd te voelen en heb toen overal gehospiteerd. Nu woonik op een verdieping met vijftien mensen. De chaos die zo'n grotegroep met zich meebrengt, neem ik voor lief. Hier wordt tenminstegeleefd!"

Over de SSH is Marion erg tevreden. "Als er iets is, dan komenze meteen. Laatst hebben mijn huisgenoten in huis het plafond en demuren geschilderd. Het bonnetje van de verf konden we zonderproblemen bij de SSH declareren."

Bieneke Verhaar


Mogelijkheden tot huurverlaging

De belangrijkste wijziging in de onderhoudswet voor huurwoningenzijn de daarin opgenomen kortingsmogelijkheden op de huurprijs.Hoeveel korting gegeven wordt, hangt af van de klachten.Dezeklachten zijn in drie categoriën gedeeld: Onder categorieA vallen de ergste klachten, zoals het ontbreken van een toilet,een keuken of een goede riolering. In dergelijke gevallen is eenkorting tot 75 procent mogelijk. Mindere gebreken, zoals rottendekozijnen of ernstige lekkages, vallen onder categorie B. Bij dezeklachten is de korting 60 procent. Alle andere klachten vallenonder categorie C en zijn goed voor 45 procent huurverlaging.

De tweede wijziging in de bestaande wet is het feit dat dehuurder het hele jaar door huurverlaging aan kan vragen. In de oudewet kon dit allen op 1 juli, als de huursverhoging bekend werdgemaakt. Aan de aanvraag zijn wel regels verbonden. Als een huurdervoor korting in aanmerking wil komen, moet hij of zij eerst eenbrief naar de verhuurder schrijven, met daarin de klachten. Heeftde verhuurder de klachten niet binnen zes weken verholpen, dan moetde huurder contact opnemen met de plaatselijke huurcommissie. Decommissie kijkt naar de ernst van de klachten en verlaagt de huurtot de klachten verholpen zijn.

Aan de verlaging zit echter een maar: de huur gaat namelijkomlaag vanf de maximale huur die de bewoner kan betalen. De kortinggaat dus af van de maximale huur die een verhuurder kan vragen. Hetklint vreemd, maar in Nederland betaalt bijna niemand de maximalehuur. De korting die een huurder uiteindelijk krijgt, zal daardoorin veel gevallen lager uitvallen dan de huurder verwacht.

Via het puntensyteem van het ministerie van VROM kan een huurderzelf de maximale huurprijs uitrekenen. Dan weet hij of zij pas ofhet de moeite loont om een huurverlaging aan te vragen.

BV

Meer info is te vinden via: http://www.minvrom.nl/wonen/huurcommissies/50402.htm.Aan de pagina over het puntensysteem wordt momenteelgewerkt.

Schaatsster Christine Heins over het grote gat tussen 41,1 en 38,1

Schaatsster Christine Heins over het grote gat tussen 41,1 en38,1

Vooraf sprak Heins de hoop uit op een plaats bij de beste acht.Met haar zevende plaats kon ze tevreden zijn, al dankte ze die medeaan een val van Frouke Oonk en de opgave van Annemarie Thomas en deafwezigheid van Tonny de Jong.

Heins' tijden vielen wat tegen. Ze kwam nooit in de buurt vanhaar streeftijden in het natte en winderige Utrecht, toch haarthuisbaan. Megazwaar noemde Heins de omstandigheden na de afloop.Op de eerste vijfhonderd meter kon ze bovendien ternauwernoodFrouke Oonk ontwijken die in de eerste bocht onderuit ging. Heinsconstateerde toch voldoende progressie: "Vorig jaar was ik twaalfdedat was al heel goed voor een 19-jarige."

Heins studeert algemene sociale wetenschappen en is inmiddelsderdejaars. "Ik heb vorig jaar besloten om het tweede jaar intweeën te splitsen. Nu ik nog in het nationale circuit zit, ishet schaatsen heel redelijk met mijn studie te combineren."

Het is haar doel om bij Nederlandse top te komen. "Dat zalmoeilijk genoeg zijn, want er is erg veel concurrentie. De topperszijn allemaal een stuk ouder dan ik. Het zal ook voor mij nog weleven tijd kosten. Er zit een aantal schaatssters tussen de toppersen mij in. Die moet ik er eerst af zien te rijden."

Superdood

Met de langere afstanden heeft Heins altijd veel moeite gehad.Ze kwam daardoor nooit in aanmerking voor de nationalejeugdploegen. "Mijn basis zijn de middellange afstanden. De driekilometer is bepaald niet mijn favoriete afstand. Op devijftienhonderd meter ga je de laatste ronde superdood. Maar dedrieduizend meter moet je indelen. Je moet op de training leren omvlakke rondetijden te leren. Daar heb ik nog niet zoveel ervaringin. Mijn trainingen zijn altijd meer gericht geweest op de korteafstanden."

"Ik heb dat allrounden niet super in me. Daarom kwam ik ooknooit voor Jong Oranje in aanmerking of voor wereldkampioenschappenjunioren. Ikben wel een paar keer hoog geëindigd opjuniorenkampioenschappen. Dan stond ik na drie afstanden heel hoog,maar dan haalden die Jong Oranje-schaatssters me op de 3000 meterweer in. Die trainen daar wel heel veel op."

Vorig jaar werd ze wel door de bond geselecteerd voor deopleiding sprint. "Dat was best een leuk jaar, maar ik was niettevreden over de resultaten. Toen ben ik teruggegaan naar hetgewest." Schaatscoach Egbert van 't Oever zag echter wel brood inde Maarssense en ze kreeg een aanbod van Sanex. Sanex zorgde nietalleen voor een financiële tegemoetkoming, maar ook voor eennieuwe trainster, Jolanda Kramers. Daar is Heins erg gelukkig mee."De beste die ik ooit heb gehad. Daar heb ik onwijs veel vertrouwenin. Dankzij haar heb ik dit jaar zo goed gepresteerd."

Die goede prestaties kwamen vooral tot uiting in de persoonlijkerecords die Heins aan het begin van het seizoen in Calgaryneerzette. "Daar heb ik op de 1000, 1500 en 3000 meter persoonlijkerecord gereden. De 500 kwam er toen nog niet uit, want ik was heelerg aan het trainen op mijn opening. Een hoge beginsnelheid is opalle afstanden heel belangrijk. Met al die trainingen heb ik weleen halve seconde van mijn opening afgekregen. In Collalbo heb ikonlangs 40,8 gereden op de vijfhonderd meter. Mijn drieduizendmeter moet ook stuk sneller kunnen dan 4 minuut 37, zeker als jedat afzet tegen mijn vijftienhonderd meter tijd van 2,05."

Toch garanderen deze tijden nog geen plaatsje bij de Nederlandseschaatselite. "Het lijkt me heel gaaf om erbij te komen", zegtHeins. Ze moet daarvoor nog veel werk verzetten. "Voor eenbuitenstaander lijkt de kans dat je er tussenkomst misschien welheel groot. Maar er zit een heel groot gat tussen 41,1, de tijd dieik rijd op de 500 meter, en de tijden van Marianne Timmer. Dat isheel tastbaar. De komende jaren moet ik ook 38,1 gaan rijden. Daarwil ik voor gaan, maar ik moet het nog wel even doen. MarianneTimmer is vijf jaar ouder dan ik. Die progressie moet ik kunnenmaken. Daar hebben mijn coach en ik alle vertrouwen in."

Levensles

Er is meer nodig dan alleen snelheid om de top te halen, vindtHeins. "Ik vind de sport heel gaaf. En dat is een belangrijke redenom door te gaan. Maar je bent wel heel veel weg en als je daar niettegen kunt, houdt het snel op. Je kunt er wel een beetje naartoegroeien. Ik ben nu tenslotte ook al vaak onderweg. Voordeel is datje heel veel van de wereld ziet en dat je heel veel nieuwe mensenontmoet. Op trainingskampen gebeuren veel leuke dingen. Je hebt eenheel ander leven dan de gemiddelde student. Je ontwikkelt eenstukje van jezelf.Dat is iets dat anderen pas veel later in eenbaan doen. Bettine Vriesekoop noemde het laatst op tv eenlevensles. Je leert heel veel over jezelf. Je komt je eigen zwakkepunten tegen."

"Natuurlijk gaat het ook om het winnen. Natuurlijk wil ikwereldkampioen worden, maar dat is op dit moment nog nietbereikbaar. Ik wil wel graag naar de Olympische Spelen maar wieweet wat er tussendoor allemaal gebeurt. Je moet je doelen wel eenbeetje realistisch stellen. Het hangt er voor volgend jaar eenbeetje vanaf of ik bij Sanex blijf of dat er andere aanbiedingenkomen. Er moeten wel goede randvoorwaarden komen om fulltime tegaan schaatsen, anders kan ik net zo goed mijn studie erbij blijvendoen. Fulltime schaatsen en al drie jaar van je studie afgerond,dat lijkt me toch ook een lekker gevoel. Maar als het echt te drukwordt, zal ik eerder mijn studie opgeven dan mijn sport."

Jurgen Swart

Adoptiecentrum opgeheven; Hoksbergen moet afstand doen van leerstoel: "Ik zeg wat ik voel en wat ik vind"

Adoptiecentrum opgeheven; Hoksbergen moet afstand doen vanleerstoel: "Ik zeg wat ik voel en wat ik vind"

De naam René Hoksbergen zal de laatste maanden weinigmensen ontgaan zijn. De afgelopen weken was desociaal-psycholoog/pedagoog, zoals al vaker tijdens zijn loopbaan,duidelijk en frequent aanwezig in de media. De redactie van Barenden Witteman wist hem meermaals te vinden, vrijwel alle landelijkedagbladen plaatsten een interview met hem of mochten een ingezondenbrief van zijn hand ontvangen en optredens voor de radio ontbrakenevenmin.

Hoksbergen is iemand die duidelijke uitspraken doet, ook overcontroversiële zaken. "Ik heb geen diplomatieke achtergrond.Ik ben geboren in een commercieel gezin waarin recht voor z'n raapmet elkaar gecommuniceerd werd. Dat doe ik nog steeds, ik zeg watik voel en wat ik vind."

Dertig jaar geleden adopteerden goede vrienden van Hoksbergen enzijn vrouw een kindje uit Korea. "Wij hebben in die periode ookadoptie overwogen. Uit idealistische motieven, we hadden al eenzoon. Maar er was een wachtlijst van jaren en we wilden met onsgezin à in 1974 werd ons tweede kind geboren à niet op destoel van kinderloze echtparen gaan zitten."

Na die beslissing werd Hoksbergen niet minder actief in hetadoptiewerk. "Begin jaren tachtig werd het schrijnend duidelijk dathet ontbrak aan hoogleraren adoptie. De adoptie van kinderenoverzee die rond 1970 op gang was gekomen bracht veel vragen rondompsychosociale problematiek met zich mee: Hoe ga je om met een kinddat zwaar verwaarloosd is in zijn prille jeugd, hoe verhoudt hetadoptiekind zich in een gezin met al aanwezige kinderen, welkemotieven zijn er om een kind te adopteren? Het was zo nieuwallemaal. De praktijk liep wel honderd stappen voor op detheorie."

Dr. Spock

Hoksbergen begon in 1975 samen met enkele collega's zijn eersteonderzoek. In 1979 verscheen `Adoptie van kinderen uit verrelanden'. Het boek werd de Dr. Spock voor adoptieouders en was in notime uitverkocht. In 1984 kwam er een leerstoel en RenéHoksbergen werd bijzonder hoogleraar adoptie aan de UniversiteitUtrecht. Hij (mede-)publiceerde meer dan dertig boekwerken over hetonderwerp adoptie, hij gaf les, veel lezingen en ging meerderemalen per jaar naar het buitenland op werkbezoek. Deze maandverschijnt `Adoptie, een levenslang dilemma'. In hetAdoptiecentrum, een piepkleine eenheid in de grote universitairemolen, werd hard gewerkt. "Al die jaren door is er ruimschoots aande universitaire eisen voldaan."

Ondanks zijn inzet en bevlogenheid is na vijftien jaar hetmoment gekomen waarop Hoksbergen afstand moet doen van deleerstoel. Het Adoptiecentrum is opgeheven want er is geen plekmeer voor op de universiteit. "Ik heb zoveel fusies, bestuurlijkehervormingen en bureaucratische transformaties meegemaakt, vooralde laatste jaren. Met verbijstering kijk ik daar op terug. Hoegroter de eenheid is, hoe groter de afstand wordt en hoe meer hetindividu op zichzelf wordt teruggeworpen.

Ik zie de voordelen van schaalvergroting niet in. Ik vrees voorde mensen die de boot gaan missen in de gigantische organisatiesdie ontstaan. En het zijn grote aantallen mensen waar ik het overheb, vergis je daar niet in. Persoonlijk contact is steeds mindermogelijk. Dat vind ik treurig en het baart me grote zorgen. Ik merkaan mijn studenten hoe zeer ze het waarderen als er moeite gedaanwordt voor dat contact. Iedereen die de laatste vijf jaar isafgestudeerd aan de universiteit kan zich waarschijnlijk die paarpersoonlijke gesprekken herinneren die hij gehad heeft. Als ik danhoor brainstormen over een fusie in de toekomst tussen het HBO ende universiteit denk ik: mensen, hou nou toch eens op."

Overwerkt

Ook zelf heeft Hoksbergen de klappen van de reorganisatiegevoeld. "Met weinig mensen hebben we de boel hier draaiende moetenhouden. Die belasting was te groot en de universiteit is daarmeerdere malen aan voorbij gegaan. In 1996 was ik zwaar overwerkten oververmoeid. Ik heb toen een sabbatical leave aangevraagd endat werd gehonoreerd. Maar er is niet één reactie opgekomen en er is al helemaal geen conclusie uit getrokken. Hetgebrek aan steun van universitaire zijde is ten koste gegaan vanhet onderzoek en mijn eigen mogelijkheden. Ik kan nog steedswoedend worden als ik er aan denk hoe ik nachten wakker heb gelegenover de bureaucratische lompheden die zijn begaan, over de dwazefouten die zijn gemaakt. Triest en stom. Als ik terugkijk op mijnbijzonderhoogleraarschap doe ik dat niet alleen met plezier envoldoening, maar ook met frustratie en boosheid."

Plezier en voldoening gaven de samenwerking met zijnmedewerkers, het resultaat van zijn onderzoeken en de academischevrijheid. "In mijn doen en laten was ik helemaal vrij", zegtHoksbergen. "Ik voldeed uit mezelf al aan de eisen die deuniversiteit stelt aan een hoogleraar: ik publiceerde meer dangenoeg en hield me veel bezig met onderwijs. Maar heel belangrijkvind ik ook het gevolg dat mijn werk heeft. Veel mensen en vroegeremedewerkers hebben er grote steun aan gehad. Ik ontvang nogregelmatig persoonlijke brieven en bedankbrieven, opvallend veelzelfs."

Zaaddonorschap

Een van de hete hangijzers op dit moment waar Hoksbergen zichvoor inzet is de KID-kwestie. Hij steekt zijn mening over anoniemzaaddonorschap niet onder stoelen of banken. "Het is ethischonjuist. Een kind vraagt niet om zo'n situatie. Iedereen heeft hetrecht om te weten waar hij genetisch vandaan komt. Dat roep ik aljarenlang en dat pleit lijkt eindelijk gewonnen te worden in hetvoordeel van de kinderen."

Omstreden is ook zijn mening over de inzet van media ompleeggezinnen voor moeilijk plaatsbare kinderen te vinden. "InEngeland bestaat er een dergelijk tv-programma en er zijn plannenom in Nederland ook zoiets te gaan maken. Met inachtneming vanintegriteit, toestemming en grote voorzichtigheid; waarom zouden wehet dan niet doen? Het Liliane Fonds bijvoorbeeld gebruikt ook demacht van de media. We zien een ziek kind, horen zijn verhaal enhet is de bedoeling dat we geld geven. Doen we daar moeilijk over?Het kindzorg-aspect staat voorop en als een tv-programma daarbijkan helpen zeg ik: goed. Ik wil ook best helpen bij het maken vanzo'n programma in een adviesrol. Ik heb daar al met de producentover gepraat."

Naast externe activiteiten en zijn eigen adoptiepraktijk waarinhij begeleiding en nazorg voor ouders en kinderen verzorgt, blijftHoksbergen tot oktober 2003 verbonden aan de UU. De komende jarenzal hij zijn onderwijs- en onderzoekswerkzaamheden aan deuniversiteit afronden. "Ik ben nu bezig met een onderzoek naar desituatie van kinderen in Roemenië. Er werken twaalf studentenvan vier verschillende universiteiten aan mee: Nijmegen, Leiden,Amsterdam en Utrecht. Het gaat heel goed."

"Wat ik graag nog had willen doen? Een onderzoek samen met eenAmerikaanse collega naar de effecten van verwaarlozing op jongeleeftijd op de puberteitsontwikkeling en integratie in desamenleving. Het materiaal ligt klaar, maar ik ben bang dat het erniet meer van komt. Het NWO heeft het voorstel afgewezen. Omdatéén persoon van de beoordelende commissie kennelijk niettot mijn fanclub behoort en van beperkt inzicht getuigt." Het vuurin de ogen van Hoksbergen laait weer op. "Jammer voorhetadoptiewerk."

Lineke van den Boezem