Achtergrond

Naar een veilige opslag van waterstof

De snelle ontwikkeling van de technologie van de brandstofcelheeft het gebruik van waterstof als brandstof een stuk dichterbijgebracht. Maar om auto's op waterstof te laten rijden moet het gasabsoluut veilig kunnen worden opgeslagen. Een probleem is echterdat opslag in gascylinders niet alleen moet gebeuren onder relatiefhoge druk, maar dat de cylinders bovendien te groot en te zwaarzijn voor gebruik in een doorsnee personenauto.

Een oplossing hiervoor wordt gezocht in de richting van opslagvan het gas in een vaste stof. Het moet dan gaan om een stof metzoveel ruimte tussen zijn atomen, dat daar nog voldoende plaats isvoor de kleine waterstofatomen. Op dit moment wordt onderzoekgedaan naar verschillende verbindingen die voor dit doel geschiktlijken, waaronder het poedervormige ijzer-titaan (FeTi). Uiteerdere onderzoekingen is gebleken dat FeTi zeven maal zoveelwaterstof kan opnemen als een gasfles met hetzelfde volume. In hetproefschrift waarop zij deze week promoveerde, koos Heller dan ookvoor onderzoek aan deze stof om er achter te komen onder welkeomstandigheden FeTi in de praktijk voor de opslag van waterstof kanworden gebruikt.

Zij moest met name een oplossing vinden voor het probleem datbij regelmatig gebruik van FeTi snel roestvorming optreedt.Daardoor wordt de opname van waterstof belemmerd. Bovendien vallenbrokken ijzer-titaan relatief snel uit elkaar, met als gevolg datkleine deeltjes met het waterstofgas meestromen en in de motorverstoppingen veroorzaken. Om dit laatste euvel de baas te wordenzette Heller FeTi-deeltjes ter grootte van een millimeter vast opeen poreuze drager waar alleen het gas doorheen stroomde. Omroestvorming tegen te gaan bedekte zij de stof achtereenvolgens meteen beschermende laag van palladium en van nikkel.

Uit de vervolgens uitgevoerde experimenten concludeert Hellerdat het systeem met palladium in alle opzichten voldoet aan deeisen van een hoge en snelle waterstofopname en dus geschikt is alsreservoir voor waterstof. Hetzelfde systeem met een coating van hetgoedkopere nikkel bleek niet te voldoen omdat het te gevoelig bleekvoor vervuiling metkoolstofdeeltjes. Een vervolgonderzoek zouvolgens Heller moeten duidelijk maken hoe die vervuiling effectiefkan worden bestreden.

EH

Wat kan de hoogte van pensioenuitkeringen beinvloeden? (rectificatie)

Wat kan de hoogte van pensioenuitkeringen beinvloeden?(rectificatie)

Pensioen en echtscheiding.

Op grond van de Wet Verevening Pensioen bij Scheiding (Wet VPS),die sinds 1995 van kracht is heeft de ex-echtgenoot/partner bijscheiding recht op de helft van dat deel van het ouderdomspensioendat is opgebouwd tijdens het huwelijk. De wet VPS is van toepassingop gehuwden en geregistreerde partners, niet op ongehuwdsamenwonenden.In huwelijkse voorwaarden of in hetechtscheidingsconvenant kan de toepasselijkheid van de Wet VPSworden uitgesloten.

Als binnen twee jaar na scheiding hiervan mededeling wordtgedaan aan het ABP ontvangt de ex-echtgenoot op 65-jarige leeftijdeen deel van het ouderdomspensioen rechtstreeks van het ABP. Indiende scheiding niet binnen twee jaar wordt gemeld dan krijgt deex-echtgenoot een deel van het ouderdomspensioen uitbetaald door deandere ex-echtgenoot/partner.

Pensioen en ontslag.

Een medewerker van de UU die van baan verandert en terecht komtbij een werkgever die niet is aangesloten bij het ABP, kan zijnpensioenrechten en flexibel pensioen premievrij bij het ABP latenstaan. Het flexibel pensioen heeft betrekking op het opbouwdeel vande op 1 april 1997 ingevoerde FPU-regeling die bestaat uit eenbasis-uitkering, een opbouwdeel en de aanvullende uitkering. Depremievrije aanspraak wordt vastgesteld op basis van de diensttijdvóór het ontslag. De pensioenuitkering wordt berekend opbasis van het salaris, dat de medewerker verdiende in het jaar datvoorafgaat aan het jaar dat hij met pensioen gaat.

Pensioen en waarde-overdracht.

Als medewerkers van baan veranderen kan dit tot gevolg hebbendat zij bij een ander pensioenfonds komen. Hierdoor kan hetpensioen op 65-jarige leeftijd uit twee delen bestaan: HetABP-pensioen en het pensioen bij de tweede werkgever. Er is dansprake vaneen pensioenbreuk. De pensioenbreuk houdt meestal in, datde tweede werkgever alleen salarisverhogingen in het pensioenverwerkt over de dienstjaren bij deze werkgever. Om eenpensioenbreuk te voorkomen heeft iedere medewerker sinds 1994 rechtop waarde-overdracht. Dit houdt in, dat na de ontslagdatum dewaarde van het pensioen kan worden overgedragen naar hetpensioenfonds van de nieuwe werkgever. Hiervoor krijgt demedewerker extra dienstjaren in de pensioenregeling van de nieuwewerkgever. Voor het recht op waarde-overdracht is vereist dat dewerknemer binnen twee maanden aan het pensioenfonds van de nieuwewerkgever een verzoek doet voor een opgave van het pensioen dat hijheeft opgebouwd bij zijn oude werkgever.

Wie vragen over zijn pensioen heeft, kan terechtbij de personeelsfunctionaris van de faculteit/dienst of deklantenservice van het ABP. De klantenservice is op werkdagentelefonisch bereikbaar van 8 tot 19 uur op telefoonnummer045-5796171. Ook is de website van het ABP te raadplegen.Internetadres: http://www.abp.nl

Wie is er bang voor Billy Blanks?

Het tae bo van de Amerikaanse ex-wereldkampioen karate BillyBlanks is een doorslaand succes. Overal ter wereld kunnensportscholen op goedgevulde klassen rekenen wanneer ze een cursusaanbieden in deze mengvorm van karate, dansen en aerobics.

De rage is ook in De Uithof doorgedrongen. Vorige weekorganiseerde sportcentrum Olympos een work-out in de grotesportzaal waar honderdtien deelnemers op afkwamen. Op dit momentwordt er een uur per week les gegeven. Deze cursus biedt plaats aandertig deelnemers en is volledig volgeboekt. Er is voorlopig geenzicht op uitbreiding en de telefonistes van Olympos worden gekgebeld door studenten die ook graag net zo hoog willen trappen alsBilly.

Om geen gedonder te krijgen over de naam met Billy noemdeOlympos vorige week, in navolging van een aantal andere Nederlandsesportscholen, de cursus 'tai bo'. Maar de Nederlandse advocaat vanBilly kondigde toen aan dat zijn cliënt al deze beunhazerijzat is. Iedereen die cursussen verkoopt onder de naam tae bo, moetvijf dollar per deelnemer per les aan Billy Blanks betalen. Deadvocaat voegde eraan toe dat ook de slimmeriken zullen wordenaangepakt die verbasteringen als 'tai bo' of 'thai bo'gebruiken.

Alle kranten namen dit bericht klakkeloos over en Olympos, waarcursisten per les een rijksdaalder betalen, koos onmiddellijkeieren voor zijn geld, hoewel directeur Jan Tuik het vreemd vindtdat iemand blijkbaar de naam van een tak van sport kan latenbeschermen. Om Olympos te behoeden voor mogelijk schadeclaims,heeft hij al het wervingsmateriaal laten vernietigen. De cursusheet nu in ieder geval intern 'NAR'. Deelnemers die een betere naamverzinnen, krijgen van Tuik een gratis cursus.

Jurgen Swart

Proefpersonen over hun bijzondere bijbaantje: 'Betaald zuipen, wie wil dat nou niet?'

Proefpersonen over hun bijzondere bijbaantje: 'Betaald zuipen,wie wil dat nou niet?'

Proefpersonen zijn nodig bij veel onderzoeken. In de meestegevallen zoeken de onderzoekers zelf studenten die, tegen betaling,mee willen werken als proefpersoon. Ook Daniëlle van Duin,student psychologie, zocht vrijwilligers voor haarafstudeer-onderzoek naar de effecten van een kater op het cognitieffunctioneren. Ze hing briefjes op en plaatste een advertentie. Ophaar oproep, 'betaald alcohol drinken', kreeg ze veel reacties.

Ivar ten Velde, student Sociale Geografie, gaf zich op voor hetalcohol onderzoek met een stel studievrienden. "We zagen zo'nbriefje hangen en we vonden het wel interessant. De vergoeding kwamook wel van pas. Betaald zuipen, wie wil dat nou niet? Het leek onswel leuk om het gezellig met z'n allen te doen. Later bleek dat wehet onderzoek individueel moesten doen. Dat was wel jammer."

De proefpersonen moesten binnen een half uur twee glazen alcoholdrinken, gemengd met sinaasappelsap. Dat was ongeveer dehoeveelheid alcohol van tien biertjes. 's Avonds brachtDaniëlle haar proefpersonen thuis en haalde ze de volgendeochtend weer op. Om het effect van hun kater te testen, moesten deproefpersonen zowel 's avonds als 's ochtends verschillendeconcentratie- en geheugen tests doen.

Schokken

"Die tests waren vreselijk saai", vertelt Ivar. "Maar het ergstevond ik nog dat ik zoveel alcohol moest drinken. Nou, op de avondzelf vond ik het niet zo erg, maar de volgende ochtend voelde ik meserieus slecht. Ik ben niet gewend, denk ik, om in korte tijdzoveel te drinken. Ik ben meer een sporter." Ivar zou niet snelweer als proefpersoon aan een onderzoek meedoen.

Marieke Braber, student Sociale Wetenschappen, is ookproefpersoon geweest voor het alcohol onderzoek. Zij vond het welleuk om mee te doen. "Ik vond het een grappig onderzoek", zegt ze."Eerst dacht ik nog dat ik in de placebogroep zat. Want ik merkteniet veel van die alcohol. Ik was de volgende dag wel heel erg moeen verveelde me dood bij het doen van de testjes. Maar ik hadlekker snel geld verdiend in een paaruurtjes en daar ging hetom."

Volgende week gaat Marieke voor de tweede keer meedoen aan eenonderzoek, het testen van een slaapmiddel. "Daar ben ik wel eenbeetje bang voor. Kijk, bij het alcohol onderzoek wist ik ongeveerwel wat er ging gebeuren. Ik kon hoogstens zat worden. En ik weethoe dat is. Maar een slaappil testen, daar heb ik eerlijk gezegdniet zoveel zin in. Want de onderzoekers hebben verteld dat ik ookelektrische schokken krijg. Maar ja, ik heb me opgegeven, dus ikdoe het wel. Ik krijg voor vier uur testen toch lekker 80gulden."

Bij onderzoeken waarbij je medicijnen of andere pillen moetslikken hebben de meeste studenten hun bedenkingen, ze vertrouwenzulke onderzoeken niet echt. Het is daarom ook veel moeilijker omvoor dit soort medische onderzoeken proefpersonen te vinden. Metaanlokkelijke sommen geld proberen de onderzoekers de vrijwilligerstoch over de streep te trekken. Kendell (voorheen U-Gene) is eenkliniek, gevestigd op De Uithof, die onderzoeken uitvoert endaarvoor hoge bedragen, soms duizenden guldens, uitkeert aanstudenten die mee willen werken.

Anticonceptie

Student Sanderijn Schuur deed mee aan een onderzoek van U-Genenaar anticonceptie pillen. Daarvoor kreeg ze 2.250 gulden. "Ik hadtoen echt heel snel geld nodig", vertelt Sanderijn. "Echt, ik zatdiep in de schulden. Ik was net op kamers en had geld van m'nouders geleend. Dat geld wilde ik hen terugbetalen. Dus toen ik deadvertentie van U-Gene zag, heb ik me gelijk opgegeven."

Sanderijn moest drie maanden lang anticonceptiepillen testen meteen verlaagde dosis hormonen. Ze moest daarbij ook een speciaaldieet volgen. "Ik mocht geen chocola meer eten en maar vijfbiertjes per week drinken. Bovendien moest ik vaak naar de kliniekkomen en dat was meestal op zondag, 's ochtends om acht uur. Datwas wel zwaar."

Later heeft Sanderijn nog eens meegedaan aan een medischonderzoek, omdat ze die zomer per se op kamp wilde en daarvoor geldnodig had. Ze verdiende nog eens 800 gulden door drie weken langaan een andere test met hormonen mee te doen.

"Nee, ik schrik absoluut niet terug voor medische testen. Datzijn juist de onderzoeken waar je het meeste geld voor krijgt. Dezezomer had ik me weer opgegeven voor een onderzoek. Maar toen ikhoorde dat je daarbij en slang in moest slikken waarmee een ballonin je maag werd opgeblazen, schrok ik me rot. Toen ze me dat haddenuitgelegd, kreeg ik echt nachtmerries. Ik heb toch maarafgezegd."

Medicijn

Iemand die al vaak aan onderzoeken heeftmeegedaan is psychologiestudent Karlijne Steketee. "Omdat ik zelf psychologie studeer, weetik hoe belangrijk het is. Ik doe daarom vaak mee aan testen vanpsychologie en psychonomie. Niet zozeer voor het geld maar meer omde onderzoekers te helpen. Ook omdat je dan zelf kan zien hoe datgaat."

Ze deed ook mee aan het alcohol onderzoek. Ze is er heel ergdronken van geweest. Toch weerhouden slechte ervaringen haar erniet van mee te doen. "Misschien ben ik wel te goed van vertrouwen,maar ik zou ook gerust mee willen werken aan een geneesmiddelenonderzoek. Je krijgt toch altijd veel informatie van te voren overwat ze met je gaan doen."

Ook Katja Lanting studeert psychologie en heeft al veel metpsychologische onderzoeken meegedaan. "Ik vind het fijn om iemandte helpen, het is een leuke ervaring en het geld is ook mooimeegenomen. Ik zou alleen nooit een medicijn durven testen. Waaromzou ik onnodig vanalles in m'n lijf gaan stoppen? Ik neem zelfsnooit een asperientje. Nee, een medische proef zou ik nooit doen,hoeveel het ook oplevert."

Daniëlle van Duin heeft haar alcohol onderzoek inmiddelsafgerond. Daaruit bleek dat personen met een kater vooral eenverslechtering in het lange termijn geheugen vertonen. Verder bleeker bij de personen met een kater sprake te zijn van tragerereactietijden en bleken ze minder goed in staat om zich op eenlange, monotone taak te concentreren.

"Ik ben heel blij met de medewerking van de proefpersonen. Hetis namelijk ontzettend moeilijk om ze te vinden en ervoor te zorgendat ze zich aan de afspraken houden en niet afhaken. Het zijn tochzo'n 75 studenten die ik heb onderzocht. Je vraagt dingen van hendie ze misschien niet zo leuk vinden om te doen. Veel liever was ikmet tien proefpersonen tegelijk de kroeg in gedoken. Dat is leuker.Maar het zou wetenschappelijk gezien niet verantwoord zijn."

Joyce Vanhommerig

Lonken naar de laptop

Veel faculteiten onderzoeken of het zinvol isstudenten te voorzien van een laptop. Zo'n schootcomputer zou dedrukbezette, onderhoudsgevoelige en dure leerzalen overbodig kunnenmaken en het door de computer ondersteunde onderwijsstimuleren.

Elke faculteit is vrij haar eigen beleid te voeren en dat is temerken. Letteren is een van de faculteiten die overweegt om in 2002over te stappen op een laptop en een systeem dat wireless lan heet.De laptops krijgen een zender en lesruimten een ontvanger, waardooriedereen op hetzelfde netwerk terecht komt en elke lesruimte eencomputerleerzaal kan zijn. De traditionele leerzalen wordendaardoor overbodig, wat een flinke bezuiniging oplevert. De laptopwordt verplicht en de kosten zullen, zo is het plan, bij de studentliggen.

"Bij Letteren is de gedachte dat met de overstap naar een laptopde beheerskosten omlaag worden gebracht. Het is zinvoller om eerstte bedenken wat je met een computer in je onderwijs wilt", zegtdirecteur Informatie- en Communicatietechnologie P. Schelleman. Eenlaptop wordt volgens hem pas financieel interessant als meer dantien, en liever nog twintig procent van al het onderwijscomputersteun behoeft.

"Als je niet voldoende inhoud biedt, moet de keus aan de studentblijven als het gaat om het aanschaffen van een computer, wantvelen hebben er al één. Volgens de laatste cijfers heeftmeer dan 85 procent van alle studenten in Nederland toegang tot eencomputer. Je kan ook bepaalde programma's via het web of via eencd-rom aanbieden waardoor studenten thuis kunnen werken in plaatsvan in de computerleerzaal."

Een andere reden om aan laptops te beginnen is de flexibiliteitdie ze bieden. Bij Aardwetenschappen willen docenten de computermeenemen voor veldwerk en daarom overweegt de faculteit de aanschafvan laptops, zegt I. Beekman. Deze maand wordt daarover besloten.De desktops zullen niet meteen verdwijnen. "Volgend studiejaarsluit fysische geografie zich bij onze faculteit aan en zij hebbennet nieuwe computers. De twee systemen zouden dus naast elkaarblijven bestaan."

Ongeschikt is een laptop voor studie's waar grafischeprogramma's belangrijk zijn. "Daar is een laptop van vierduizendgulden niet goed genoeg voor", weet Schelleman, "tenzij je eréén hebt van twaalf- of vijftienduizend gulden. Maar danis een desktop nog altijd goedkoper.

Farmacie en Biologie vinden de laptop daarom niet geschikt om deoverstap te maken. "De schermen zijn niet goed genoeg voor deplaatjes die in de lesstof zitten", zegt J. Reijn van Farmacie.

Om de druk op de computerleerzalen voor zelfwerk te verminderen,stimuleert Farmacie haar studenten thuis te werken. Ze krijgensoftware mee naar huis op een cd-rom en het stolproject wordtgestimuleerd waardoor bijvoorbeeld de universitaire e-mail thuiskan worden opgehaald.

Ook bepaalde programma's zijn veel te zwaar voor een laptop,zoals bij wiskunde en informatica. Daarom stapt Informatica er nietop over. H. Penning: "De laptop is afgewezen, omdat we ze tefragiel vinden en omdat hij voor onze studiedoelen te snelverouderd. Bij informatica zouden voor vijf jaar twee laptops perstudent nodig zijn. Dan praat je over een stevig bedrag."

Bij informatica moeten bovendien alle studenten hun practicum opde universiteit doen. Een pc-privé project zoals bij socialewetenschappen zit er voor hen dan ook niet in. "Een computer is alseen schemerlamp. Handig om in huis te hebben, maar nietnoodzakelijk."

Over een jaar of drie zal volgens Schelleman de hele discussieover laptops voorbij zijn. "Dan zijn ze zo goed en relatief zogoedkoop dat er niet meer over wordt gepraat."

Gwenda Knobel


Twee ruggen bij bul met pc-privé

Een beloning van tweeduizend gulden voor wie op tijd afstudeert.Met dit financiële lokkertje wil Sociale Wetenschappen (SW)studenten overhalen mee te doen aan het pc-privé project vande faculteit. Om het geld te krijgen is deelname hieraan eenvoorwaarde.

Nieuwe studenten worden na de voorinschrijving op de hoogtegesteld van 'pc-privé', ouderejaars krijgen dit najaar de kansmee te doen.

Het doel van het project is tweeledig. De faculteit wil bereikendat meer studenten thuis over een goede computer beschikken,waardoor de computerleerzaal vaker voor onderwijsdoeleinden kanworden gebruikt. Het andere, belangrijkste doel is studenten testimuleren binnen de gestelde tijd af te studeren waardoor defaculteit haar Haagse subsidies veilig stelt.

Het pc-privé project is dit studiejaar van start gegaan.Eerstejaars werden tijdens de faculteitsintroductie op het projectgewezen. "We dachten dat een paar honderd studentengeïnteresseerd zouden zijn", zegt W. Kox, hoofd IDC-InformatieTechnologie. "Het bleken er uiteindelijk maar een stuk of zeventigte zijn. Het tijdstip en de manier waarop we het project bekendhebben gemaakt, bleken niet geschikt." Vandaar dat dekomendeeerstejaars eerder worden benaderd.

Deelnemers kunnen kiezen uit twee typen desktops en twee typenlaptops variërend in prijs van 2100 tot 4500 gulden. Zijkunnen hiervoor een voordelige lening afsluiten. De computersworden bovendien uitgerust met de facultaire software en, krijgeninternet via het universitaire project STOL en eenzelfstudiecursus. Daarnaast investeert de faculteit in een extrahelpdesk voor studenten.

Helemaal overgaan op laptops, vindt Kox niks. "Die discussieloopt ook bij ons, maar je bespaart met laptops alleen op de pc enniet op de ruimte. Zelf vind ik dat laptops niet geschikt zijn omlang achter te zitten. Wat je dan zou kunnen doen is het maken vandocking-stations zodat je wel achter een goed scherm kan zitten. Enals ik kijk naar de interesse naar laptops in ons pc-privéproject, dan zie je dat maar tien procent voor een laptop heeftgekozen."


Laptop verplicht bij scheikunde

Als enige studenten in Utrecht zijn eerstejaars Scheikundeverplicht een laptop te leasen. Voor1200 gulden krijgen ze deallernieuwste laptop drie jaar in gebruik en wordt het apparaatonderhouden. Na die periode kan de schootcomputer hun eigendomworden. Dat kost hen maximaal nog eens driehonderd gulden. Defaculteit betaalt voor elke laptop vierduizend gulden aan eenlease-maatschappij.

De regeling bestaat sinds 1997. Toen ging Scheikunde volgens eennieuw curriculum werken waardoor er vaker in kleine groepen lesgegeven ging worden en de computer een prominentere rol in hetonderwijs kreeg. Docenten wilden bovendien dat studenten op elkgewenst moment toegang tot een computer zouden hebben. De vraagrees of de verouderde computers in de leerzaal vervangen moestenworden of dat zou worden overgestapt op de meer flexibele laptop.Daarvoor moesten dan verschillende aansluitpunten in het Went- enKruytgebouw gemaakt worden en zouden de mogelijkheden toenemen omzelf te werken of college te geven met een computer.

Huub Gas, beleidsmedewerker bij Scheikunde: "Flexibiliteit isaltijd duurder. Als faculteit moet je bekijken of je dat wiltdragen. Een desktop-computer neemt een grote ruimte in beslag endat kost ook geld." Het laptop-project kost de faculteit 250- totdriehonderdduizend gulden per jaar inclusief reparaties enpersonele ondersteuning. "Er is een coördinator informatie encommunicatietechnologie (ICT) aangesteld en een chemicus die aan deuitbreiding van ICT in het onderwijs werkt. Het project verlooptgoed. Wij zijn heel tevreden hoewel ik aanvankelijk wat huiverigwas om studenten met zo'n duur apparaat op pad te laten gaan."

Muziek en kennis gerelateerd: de dagen en hun klanken

Dat de tonen en hun werking voor middeleeuwse denkers eenserieuze zaak was, blijkt uit het doorwrochte proefschrift dat deUtrechtse muziekjournalist Eddie Vetter wijdde aan de materie. Hetidee van een 'harmonie der sferen' met invloed op de menselijkeziel was oorspronkelijk afkomstig van de Grieken. Zo zei Plato datniets zo diep in de ziel doordringt als muziek, harmonie en ritmeen leerde Pythagoras zijn volgelingen om 'hun innerlijke tonen' afte stemmen op de tonen van het heelal om zo hun ziel te reinigen.Op basis van de klassieke theorieën over de relatie tussenmuziek en heelal ontwikkelden tal van auteurs systemen waarin aanelke kerktoon en aan elk akkoord een bepaalde werking werdtoegeschreven. Vetter laat zien dat het karakter van een muziektoonvolgens de middeleeuwers samenhangt met het karakter van debijbehorende planeet, zoals die in de astrologie werd beschreven.In het proefschrijft, waarop hij op drie maart promoveert, geefthij een uitgebreid overzicht van die relaties. Zo zijn de klankendie bij de maandag horen zacht en wenend. Het zal niemand verbazendat dinsdag, de dag van de oorlogsgod Mars (martedi), wordtgeassocieerd met opwindende en agressieve muziek die mensen volgensmiddeleeuwse muziektheoretici zelfs kon aanzetten tot gewelddadenen het voeren van oorlogen.

EH

Kritische rector-magnificus Voorma buigt niet voor gezag: 'Vaak denk ik: jezus jongens, waarom zo moeilijk'

Kritische rector-magnificus Voorma buigt niet voor gezag: 'Vaakdenk ik: jezus jongens, waarom zo moeilijk'

"Een tijdje geleden heb ik me in een commissie van deUniversiteitsraad opgewonden over onze slechte score bij hetaantrekken van KNAW-fellows. Diezelfde week stond in het U-blad'Rector gaat faculteiten achter de vodden zitten'." Prof.dr. HarryVoorma probeert een glimlach te verbergen. "Natuurlijk krijg ikcommentaar als ik in het openbaar kritiek heb op mensen. Nietiedereen vindt zoiets even leuk. Tsja, dat is de aard van hetbeestje. Wie vindt dat je zulke dingen niet hardop mag zeggen,heeft aan mij een slechte."

Hij is nu anderhalf jaar rector-magnificus. In hetBestuursgebouw zijn de ambtenaren nog steeds niet helemaal gewendaan zijn eigenzinnige manier van doen. Hij heeft een broertje doodaan de neiging in bestuurderskringen om spelletjes te spelen enzaken te verhullen met wollig taalgebruik. Hij geeft zijn mening,of er journalisten bij zitten of niet.

"Uit menselijk oogpunt is dat natuurlijk een heel mooiehouding", zucht een medewerker. "Maar ik vraag me af of zoveelnaïviteit wel werkt. Je moet met je openheid niet te veelmensen tegen je in het harnas jagen." Zulke kritiek is niet aan derector besteed. "Op mijn woorden passen? Sorry, maar dat leer iktoch niet meer. Soms moet ik gewoon even stoom afblazen. En dat datdan in de krant komt? Het zij zo.

"Ik heb ook nooit enige behoefte gevoeld om spelletjes tespelen. Zeg maar gewoon waar het op staat en doe er nietgeheimzinnig over. 'Ja maar...', wordt er dan gezegd en dan komt ervan die sociale wetenschapperspraat dat het wel eens tegen jegebruikt zou kunnen worden als je je kaarten te vroeg op tafellegt. Wat een onzin. Als je een goed verhaal hebt, heb je toch eengoed verhaal?"

Hij zit in een onwaarschijnlijke hoeveelheid commissies engeniet zowel binnen als buiten de wetenschap aanzien. Dat betekentniet dat hij ook maar enige last heeft van kapsones. "Hij looptzelf naar het kopieerapparaat voor een kopie hoewel hij een heelsecretariaat tot zijn beschikking heeft", grinnikt de medewerker ."En neem die stukjes in almanakken die een rector soms moetschrijven. Andere bestuurders gebruiken daar hun ambtenaren voor,maar Harry doet dat allemaal zelf."

De rector reageert: "Ik vind het mijn eer te na om daar anderemensen voor in te schakelen. En trouwens, ik vind het best aardigom te doen." Er verschijnen pretlichtjes in zijn ogen. "Laatst hadik nog ruzie over zo'n stukje met geografiestudenten. Hun lustrumhad als motto 'onder rembours'. Toen heb ik geschreven datstudenten met een onvoldoende maar 'onder rembours' terug moestennaar de decaan. Stuurden ze een mailtje dat ze dat stuk nietaccepteerden omdat het te negatief was. Ze kregen van mij eenmailtje terug: Dan niet."

Hij lacht breeduit. "Met zo'n stom motto vraag je toch ommoeilijkheden?" Verwonderd: "Moet je nagaan. Te negatief. En datvoor studenten. Wat een stelletje ouwe tantes. Weet je dat ik hetsoms bijna beangstigend vind hoe behoudend studenten tegenwoordigzijn, hoe wars van veranderingen? Laatst hoorde ik datstudentenfracties in een paar faculteitsraden hadden geprotesteerdtegen het feit dat afgestudeerden van het University College straksin het doctoraalprogramma van hun faculteit kunnen instromen. Zewaren bang voor concurrentie."

Nu is hij echt boos. "Als je daar op die leeftijd al bang voorbent, dan ben je toch ongeschikt om te studeren? Je kunt welzeggen: Ik houd niet van competitie, maar dan ben je toch echt nietmeer van deze wereld. Het spijt me, maar gespreide bedjes zijn ertegenwoordig niet meer. Ik zeg altijd: Je hebt in dit leven tweerechten. Het recht om te slagen en het recht om naar de verdommeniste gaan. En je mag zelf kiezen."

Hij is een liberaal in hart en nieren en zegt herhaaldelijk dathij weinig moet hebben van 'socio-praat'. Daar heeft zijnachtergrond mee te maken, denkt hij. Verschillende malen refereerthij aan zijn jeugd in het toen nog landelijke Leiderdorp, waar hijin 1936 werd geboren. Het ijzeren ritme van de bakkerij van vaderVoorma beheerste het hele gezinsleven.

"In dat middenstandsmilieu hadden we geen tijd voor geleuter enkletspraat. Er moest gewerkt worden. Mijn vader was dag in dag uitin de weer, van zes uur 's ochtends tot tien uur 's avonds. Dieachtergrond heeft mijn denken ongetwijfeld gevormd. Vandaarmisschien dat ik weinig op heb met medewerkers en studenten dievinden dat ze zo hard moeten werken. Kom kom, werken kan echt geenkwaad. Dat zijn we in Nederland een beetje vergeten."

Hij ging naar de HBS in Leiden, samen met zijn vriend Kees lePair, de onlangs teruggetreden voorzitter van de StichtingTechnische Wetenschappen (STW). Beiden wilden scheikunde gaanstuderen. Le Pair kreeg een beurs van het ministerie en Voormaniet, hoewel ze samen als de twee beste leerlingen waren geslaagd.De reactie van de rector was typerend voor zijnrechtvaardigheidsgevoel. "Ik heb meteen een telegram naar Den Haaggestuurd. Wat dat voor onzin was. Wij hadden even goede cijfers oponze eindlijst en ik vond het onbegrijpelijk datKees wel een beurskreeg en ik niet." Dat hielp. Per kerende post kwam het antwoorddat hij alsnog een beurs kreeg, voor biologie.

Ook als student deed Voorma zich kennen als iemand die niet snelbuigt voor gezag. In het zeer corporale Leiden was net een nieuwevereniging opgericht: Catena, een soort Unitas. "Het verhaal gingdat het universiteitsbestuur daar zo ongelukkig mee was, datstudenten die er lid van deze vereniging zouden worden, problemenkonden krijgen met afstuderen. Met zo'n verkapt dreigement moet jebij mij niet aankomen. Ik ben meteen lid van Catena geworden en hebdaar een prima tijd gehad."

Na zijn promotie en een verblijf in Cambridge, Massachusetts,werd hij medewerker in Leiden. In 1974 werd hem gevraagd om inUtrecht mede vorm te gaan geven aan het Instituut voor MoleculaireBiologie, een soort onderzoekschool avant la lettre, waar hij laterook enige tijd directeur van was. In die tijd begon hij zich ook tebemoeien met het Utrechtse beleid. Hij was twee maal decaan vanBiologie en jarenlang voorzitter van de universitaireadviescommissie wetenschapsbeleid. In die laatste hoedanigheidstond hij mede aan de basis van de veelgeprezen vorming vanonderzoekszwaartepunten, waarmee Utrecht zich zo'n vijftien jaargeleden een voorloper toonde op de weg naar onderzoekscholen. Hetwas dan ook niet zo vreemd dat hij werd gevraagd om Hans van Ginkelop te volgen als rector-magnificus.

Bij zijn benoeming in 1998 werd Harry Voorma aangemerkt als'tussenpaus'. Zelf is hij de eerste die toegeeft dat een periodevan vier jaar te kort is om veel van de grond te krijgen. Toch ishet hem meegevallen wat je met een combinatie van gezond verstanden 'een beetje krengigheid' kunt bereiken.

Een van zijn stokpaardjes is de vrijheid van onderzoek. Driejaar geleden zei hij in het U-blad: "Ik vind het van den gekke datde politiek wetenschappers gaat voorschrijven wat ze moetenonderzoeken. Dat zijn Russische toestanden." Zijn mening issindsdien niet veranderd. "Ik houd absoluut niet vanoverheidsbemoeienis. Daarom vind ik minister Hermans een verademingna Ritzen. Die keek in zijn laatste wetenschapsbudget heelnadrukkelijk alleen naar maatschappelijk relevant onderzoek. Ikvond dat verkeerd. Mensen moeten de vrijheid hebben om eigen wegenop te gaan.

"Dat betekent overigens niet dat je als bestuurder niet magsturen. Je mag best zeggen: 'Jongens, zo zijn we niet goed bezig,zo gaan we dingen missen.' Maar dan heb ik het meer over bepaalderichtingen in het onderzoek en niet over de vraag of je deresultaten binnen vijf jaar kunt toepassen."

Die vorm van sturing zou zelfs wel wat sterker mogen zijn, vindtde rector die met lede ogen ziet hoe in Utrecht de 'eerlijk zullenwe allesdelen'-aanpak nog steeds de boventoon voert. "Als ik ziehoe snel de ontwikkelingen elders gaan, dan baart het tempo waarinwij hier bezig zijn mij zorgen. Willen we in de top van hetonderzoek mee blijven draaien, dan zal er meer geld voor onderzoekop tafel moeten komen. Berkeley heeft net vijftig miljoen dollargestopt in een nieuw gebouwtje waar biologen, fysici en informaticisamen aan nieuwe problemen kunnen gaan werken. En wij kneuterenintussen over tien miljoen gulden voor het biomedisch cluster enmoeten twee jaar met decanen praten voordat er iets op de railsstaat. En waarom? Omdat die decanen toch weer terugkrabbelen alspuntje bij paaltje komt. "Natuurlijk kunnen wij niet zoals Berkeleyeven honderd miljoen uit het systeem trekken. Maar het gaat hierallemaal wel heel erg traag. Een iets flitsender aanpak zou geenkwaad kunnen.

"Daar zijn de geesten hier kennelijk nog niet rijp voor. Wat eenhel en verdoemenis is er niet over me uitgestort, toen ikéén miljoen extra aan Farmacie wilde geven. Als dat alniet kan, hoef je niet meer over slagvaardigheid te praten. Wezitten hier in Utrecht nog steeds met ons poldermodel van decanendie het eerst over alles eens moeten worden voortdat er iets kangebeuren. Persoonlijk vind ik dat een achterhaald model databsoluut niet spoort met de MUB. De wet zegt: Geef de decanen eenzak met geld en reken ze daar na vijf jaar op af. Dat hoef je inUtrecht niet te proberen. Ik vind echt dat we naar een meerslagvaardige organisatie toe moeten. Je redt het niet meer metzoveel overleg.

"Daardoor durven wij ook niet te kiezen. Ik heb als decaan vanBiologie twee keer delen van het onderzoek moeten opheffen. Heelvervelend, maar in zijn totaliteit is de faculteit daar nietslechter van geworden. Je kunt niet overal mee bezig blijven. Alsje innoveert, moet er ook iets af. Dat gebeurt nog te weinig. Datzie ik ook als een belangrijke opdracht voor het ABC: keuzes maken.Er zijn in Utrecht op dit moment zeventien hoogleraren Biochemie.Dat is verdomd veel. Als we dat aantal nou eens terugbrengen naaracht, moet je zien hoeveel ruimte er dan is voor vernieuwing."

Duwen, trekken, dwars worden gezeten door de U-raad en daargeirriteerd over raken. Vindt de rector zijn werk eigenlijk welleuk? "Soms denk ik inderdaad: Allemachtig, hoe is het mogelijk!Bijvoorbeeld met de samenwerking in het Wentgebouw waar het met dedecanen en directeuren van Farmacie, Biologie en Scheikunde gewoondoor stroop gaat. Toch heb ik nog geen moment het gevoel gehad datik er beter niet aan had kunnen beginnen. Want als je dan eindelijkergens beweging in krijgt, is dat weer heel bevredigend.

"Ik ben er altijd redelijk goed in geweest mensen bij elkaar tebrengen waardoor zich nieuwe dingen konden ontwikkelen. Als rectorkrijg je met af en toe een nukkige opmerking clubs toch redelijkbij elkaar. Maarik moet toegeven dat ik aan die ronde tafel van mevrij vaak denk: Jezus jongens, waarom kunnen we nou niet evennormaal doen? Waarom moet het zo moeilijk? Al die mensen denken zoprocedureel dat het volstrekt dodelijk is. Af en toe moet je tocheen bochtje kunnen afsnijden om iets te bereiken? Veel mensenkunnen dat niet. Als er ergens een paar maanden porto-cabins moetenkomen om een knelpunt in de huisvesting op te lossen, zeg ik: Hetzij zo. Als de tent maar in beweging blijft. Maar volgens deafdeling huisvesting zijn porto-cabins zo ongeveer het ergste watde universiteit kan overkomen. Daar snap ik niets van."

Een ander stokpaardje van Voorma is het personeelsbeleid. Op datterrein kan Utrecht nog wel wat leren van echt ondernemendeuniversiteiten zoals Delft, Twente en Eindhoven. "Wij vertellenhier schitterende verhalen over onderzoekers die op hun resulatenworden afgerekend, maar in de praktijk klopt daar nog maar weinigvan. En neem onze analisten. We weten allemaal dat die het rond hunveertigste fysiek moeilijk krijgen. Dacht je dat daar in huncarrièreplanning rekening mee wordt gehouden? Welnee, we latenmensen hier gewoon aanmodderen en dan zijn we verbaasd als hetmisgaat.

"Ik heb eens nagekeken welke mensen er bij de reorganisaties vanBiologie indertijd het eerst uitvlogen. Dat waren allemaal mensenmet hetzelfde soort loopbaan. Gestudeerd in Utrecht, gepromoveerdin Utrecht, vaste baan in Utrecht. Dat kan toch geen toeval zijn?Die mensen waren gewoon vastgelopen. Het is zeer nuttig voor jongewetenschappers om eens even heel ergens anders te kijken. Maar iser iemand die ze in dat opzicht stimuleert?

"Het is allemaal een kwestie van aandacht voor mensen. Ik loopniet voor niets regelmatig bij mijn medewerkers binnen. Daaroverschijnt men zich in het Bestuursgebouw te verbazen. Ik wil wetenhoe mijn mensen zich voelen, of ze er nog plezier in hebben. Op eengegeven moment liep ik op mijn lab en zag een analiste waarvan ikdacht: Hé, die draait dol. Ik ben meteen op haar afgestapt enzij vertelde toen dat ze zo'n moeite had met een paar nieuwetechnieken. Prima, zeg ik, dan ga jij nu meteen drie maanden opcursus naar Davis, California.

"Alleen al door dat aanbod knapte ze zienderogen op. Doordat zeiets zou leren en vanwege de waardering die sprak uit de kans dieze kreeg om naar het buitenland te gaan. De universiteit vond hetkennelijk de moeite waard in haar te investeren. We schrijven mooierapporten over human resource management, maar dit is HRM in depraktijk en daar doet deze organisatie eerlijk gezegd nog verdomdweinig aan. Je had die analiste moeten zien toen ze na drie maandenterugkwam. Ze was als herboren."


Curriculum Vitae

Harm Otto Voorma werd geboren op 29 maart 1936

1961: doctoraal biologie, cum laude

1965: promotie op het proefschrift 'Virus-RNA alsboodschapper'

1965-1966: research associate, Massachussetts Institute ofTechnology

1966-1974: medewerker en lector biochemisch laboratorium,Leiden

1971-1974: decaan subfaculteit Biologie, Leiden

1974-heden: hoogleraar moleculaire biologie, Utrecht

1982-1985 en 1996-1997: decaan faculteit Biologie

1991-1997: voorzitter ACWB

1998-heden: rector-magnificus Universiteit Utrecht

1991-heden: voorzitter Associatie BiotechnologischeOnderzoekscholen

1993-heden: vice-voorzitter Stichting MateriëleInfrastructuur Biotechnologisch Onderzoek


Goed in lonten maken

"Ik was niet iemand die al vroeg in wetenschappelijke boeken zatte neuzen. Op de middelbare school raakte ik wel gefascineerd doorhet boek Mengen en roeren. Daar stonden allerlei praktische tipsin, bijvoorbeeld hoe je lonten kon maken en de brandtijd vandaarvan kon berekenen. Dat was voor Kees le Pair en mij erginteressant. Wij lieten graag dingen ontploffen, liefst middenonder een les. Dat was lastig als er geen pauze voor die les zat.Je moest dan zo'n lont in een eerdere pauze aansteken in eenrooster en zorgen dat die er zo lang over deed dat de zaak pasanderhalve les later ontplofte. Dat is een paar maal uitstekendgelukt. Wij waren goed in lonten maken. Waarom we dat deden? Erwaren gewoon leraren waarvan we vonden dat er even orde op zakengesteld moest worden. Het aardige is dat ze er maar niet achterkwamen wie het gedaan had. Op een gegeven moment heb ik mezelfaangegeven. De directeur wilde me niet geloven. Zo'n aardigejongen? Nee, die kon dat nooit gedaan hebben."

Erik Hardeman

Sport: dartkoorts in een koude kale gang

`Een nieuwe traditie', noemen beide partijen het toernooi. Hetorganiseren van het evenement is een teken dat beidestudentenverenigingen bijzonder goed met elkaar overweg kunnen. "Wezijn bevriende verenigingen. We doen meerdere activiteiten samen",zegt Dik Muller, lid van de Sportcommissie van UBV. "Tijdens dittoernooi is de rivaliteit uiteraard groot, maar het gaat wel op eenvriendschappelijke manier. We staan hier niet met haat tegen elkaarte gooien." Om dat onderstrepen speelde er zelfs een gecombineerdUBV/Proton-team mee. Het gelegenheidsduo deed het lang niet slecht,maar werd in de eindfase van het toernooi alsnog uitgeschakeld.

UBV won vorig jaar de eerste editie van het toernooi. InProton-kringen aanleiding om een extra pijltje te gooien alsvoorbereiding op de tweede editie. "Vorig jaar won UBV alle prijzendie er te winnen waren", herinnert Sipke Wadman zich die lid is vande Sportcommissie van Proton. "Er is daarom absoluut sprake vanrevanchegevoelens. Een aantal fanatieke jongens heeft goedgetraind. En zo hoort het ook."

Rookvrij

Plaats van handeling is geen luxe Lakeside Country Club, maareen koude kale gang op de eerste verdieping van het Kruytgebouw.Deze ligt tegenover de Protonkamer; de scheikundigen hadden dus hetthuisvoordeel. Het flauwe schijnsel van twee aftandse spotjesverlicht de twee borden. Het is er rookvrij, geheel volgens devoorschriften, maar heel anders dus dan bij de officieuzewereldkampioenschap in Engeland. Niet erg, vinden de deelnemers.Wel loopt er een heuse mastercaller rond in de persoon van MichielMichielsen. Druk heeft de man met de microfoon het evenwel niet.Het fameuze onehundred-and-eeeeeiiiiiiighty! blijft achterwege."Het niveau van de Embassy halen we hier niet", weet Michielsen."Ik roep alleen als er een score boven de honderd is." Het blijftopvallend rustig.

Michielsen constateert behoorlijke niveauverschillen bij deveertig deelnemers: "Er zijn jongens die blij zijn dat ze het bordraken en je hebtechte profs." Om het voor de darters niet al temoeilijk te maken geldt in de eerste ronde, de poulewedstrijden, deregel dat er enkel wordt uitgegooid in plaats van met een dubbel.Dat blijkt voor sommige deelnemers al een hele opgave. Om niet dehele nacht op te hoeven blijven grijpt mastercaller Michielsenregelmatig in als een partijtje te lang duurt. "Vijf minuten is delimiet in de poulewedstrijden. Dan moet er een winnaar bekendzijn."

Vanaf de halve finale gaat het niveau met sprongen vooruit. Hetlot wil dat in beide halve finales een ontmoeting tussen een UBV-en Protonteam op het programma staat. Tijdens een halvefinale-partij valt het licht plots uit: de nachtstand. Maar omdateen van de portiers enthousiast meegooit is dat probleem gauw uitde wereld. Ook nu is het lot de organisatie goed gezind, want na dehalve finale blijkt er een echte UBV versus Proton-finale tekomen.

Zenuwen

Nu gaat het erom. Tijdens het ingooien zegt Nico Kuiper van hetProton-team dat de winnaar de minst slechte is. "Het niveau isbedroevend. Maar of dat erg is? Nee " Kuiper neemt het samen metNiels van Campen op tegen de UBV'ers Bart `Bartney' Smits en Roel`Stompe' Fleuren. Saillant detail: Smits is voorzitter van UBV."Iedereen roept altijd dat een voorzitter geen reet te doen heeften alleen maar dart speelt. Nu kan ik mezelf bewijzen", grapthij.

De finalisten lijken bevangen door de zenuwen. Van 301 naar eenuit te gooien aantal punten gaat nog wel, maar dubbel finishenblijkt lange tijd teveel gevraagd. Na minuten mikken gooit RoelFleuren eindelijk de verlossende dubbel vier: 1-0 in legs voor UBV.In de tweede leg van de best-of-three hebben de UBV'ers opnieuw hetlaatste woord. `Bartney' Smits gooit na het nodige gedraal deverlossende dubbel één en schenkt zijn vereniging daarmeede zege, een voorzitter waardig.

`Bartney' doet zijn bijnaam dus eer aan. Met een tevredenglimlach zet hij zijn tanden in een stuk taart. Zijn dartafwijkingwerpt zijn vruchten af. De voorzitter staat regelmatig te gooien inde UBV-kamer. "Dit soort toernooitjes wekt altijd een soortrivaliteit op. Ik heb het ook wel gemerkt aan kleine pesterijtjesvooraf. Proton-bestuursleden hadden de nodige opmerkingen als zebij ons in de kamer kwamen."

In tegenstelling tot de Embassy ligt er voor de winnaar geen zakmet geld of een tv-aanbieding klaar. Fleuren en Smits moeten hetdoen met een setje pijltjes en een wisselbokaal van schuimplastic.Maar misschien is de prijs die Proton moet betalen welbelangrijker: de vereniging staat na twee edities op een 2-0achterstand en moet een vol jaar geduld uitoefenen om revanche tekunnen nemen.

Michiel van Ruitenbeek

Pauluskerk-dominee Hans Visser promoveert: 'De stad is een uitdaging die je niet moet ondergaan maar moet m'ken'

Pauluskerk-dominee Hans Visser promoveert: 'De stad is eenuitdaging die je niet moet ondergaan maar moet m'ken'

Gehavend doet dominee Hans Visser de voordeur open. Zijnlinkeroog is blauw, op zijn voorhoofd zit een bult vol korsten. Zesdagen eerder heeft hij een ongeluk gehad. Het gekke is, hijherinnert zich er niets van. Het ene moment steekt hij de weg over,het volgende moment wordt hij wakker in een ziekenhuisbed. "Deperiode daartussenin is een zwart gat. Dat schijnt wel vaker voorte komen bij een hersenschudding", zegt Visser. Hij heeft gelukgehad, de kneuzingen genezen goed. Vanwege zijn weekje 'ziek-zijn'vindt het interview bij hem thuis plaats. Aan de oever van de Maasbewoont Visser een tweekamerappartement met uitzicht op deErasmusbrug. Rotterdamser kan bijna niet.

Hans Visser is geen doorsnee dominee. Hij neemt het op voor deuitgestotenen van de maatschappij: het heroïnehoertje, dejeugdige drugskoerier, de dakloze. Niet alleen vinden zij soep enbrood en een luisterend oor in zijn Pauluskerk. Visser neemt fermestandpunten in en verdedigt die onvermoeibaar, onder meer op deopiniepagina's van dagbladen. Zijn pleidooien voor de vrijeverstrekking van harddrugs aan zwaarverslaafden ligt waarschijnlijkhet meest vers in het geheugen. Eerder, in de jaren zestig, ginghij de straat op om te demonstreren tegen de wapenwedloop. Entijdens zijn verblijf in Indonesië in de jaren zeventig dreefhij de autoriteiten tot wanhoop met zijn strijd tegen corruptie enonderdrukking.

Wat buiten het zicht van de media bleef: al die tijd werkteVisser in zijn spaarzame vrije tijd aan zijn promotie-onderzoek.Dertig jaar geleden begon hij zijn speurtocht naar de rol van dekerk in de moderne stad. Tien jaar geleden werd het serieus.Visser: "Toen vulde ik van die formulieren in en zocht tweepromotoren." Hij stortte zich enthousiast op allerlei boeken enschreef vellen vol. Een aantal jaren later zat hij met een stapelpapier vol mooie teksten maar zonder kop of staart. Bijna gooidehij het bijltje erbij neer. Zijn toenmalige promotor vond dat hijhet werk moest uitgeven als een gewoon boek. Omdat die optie Visserniet bevredigde,legde hij de stapel teksten voor aan een anderetheoloog, de hoogleraar Jongeneel. Die zag er wel degelijkpromotie-materiaal in. Maar dan moest wel de hele boel overhoop.Samen schreven ze een nieuwe opzet waarin de helft van het werksneuvelde. Visser: "Jongeneel leerde me om mij te beperken tot dehoofdlijn. Ik was bezig een heelal te bouwen dat alsmaar uitdijde.Dankzij de onverbiddelijkheid van Jongeneel is het goedgekomen."

Parochiemodel

Het resultaat is een dissertatie van ruim driehonderdpagina's:Creativiteit, wegwijzing en dienstverlening: de rol van dekerk in de postindustriële stad. Vissers beschrijft deontwikkeling van de stad door de geschiedenis heen en onderscheidtdrie tijdvakken: de preïndustriële, de industriëleen de postindustriële tijd. Vervolgens onderzoekt hij deplaats en de rol die de kerk innam in de steden uit die periodes.Hij heeft zich moeten aanpassen aan de regels van hetwetenschappelijk schrijven. Maar als hij praat over zijn onderzoeksluipt de alledaagse Rotterdamse tongval weer in zijn verhaal. Eneen voordeel van dit vertellen is dat hij met zevenmijlslaarzen degeschiedenis van de kerk kan doorlopen, om snel te belanden in deperiode waar zijn hart ligt: de hedendaagse tijd... en wat daarinanders zou moeten.

"Dat is mijn missiologische kant. Als ik ergens begeesterd overraak, wil ik dat graag uitdragen." Na de Franse Revolutie en deIndustriële Revolutie is het afgelopen met de dominante roldie de kerk voordien in de samenleving speelde. "Maar tragischgenoeg heeft de kerk niet door dat de samenleving voorgoed aan hetveranderen is", constateert de dominee. "Ze blijft zich presenterenmet het oude parochiemodel, met haar dorpsgericht handelen. En zeblijft uitgaan van de vanzelfsprekendheid van het geloof. De kerkraakt de kluts kwijt, ze kan het tempo van die alsmaar uitdijendestad niet bijhouden... en mist de boot. Het is mijn theorie dat dekerk vanaf dat moment niet langer trendsettend is. De kerk wordttrendvolgend."

Visser zoekt de verklaring voor die omslag onder meer bij denegatieve kijk van de kerk op de stad. "De kerk ziet alleen dedreigende kanten: teveel mensen, seksuele uitdagingen,luchtvervuiling, criminaliteit, ontwrichting, eenzaamheid,armoede." Als reactie daarop keert het instituut kerk zich naarbinnen en stopt het zijn energie in theologische discussies en incharitas. "De kerk heeft zich laten terugdringen in een EHBO-rol.Ze biedt hulpverlening, maar ze vergeet in te spelen op moderneontwikkelingen. Wetenschap, economie, de opkomst van de markt: dekerk keerde zich ervan af. Daarmee heeft ze zichzelf buiten spelgezet. Als het individualismeopkomt in de jaren zestig, begint deonvermijdelijke leegstroom van de kerken." Zijn kritiek op dehedendaagse kerk is stellig: "Zij is niet publiek bezig. Demaatschappelijke thema's - euthanasie, abortus, gentechnologie, dewereldmarkt - daar zou men over moeten meedenken. In plaats daarvanveroordeelt de kerk, doet ze negatief."

Verhaal

De telefoon gaat... een kort gesprek over een zekere K. diewegens drugshandel is opgepakt door de politie. "Ik hou me ook metdealers bezig en met decriminalisering van drugshandel", vervolgtVisser het interview. "Dat is een hele andere wereld, waarmee dekerk zich ook zou moeten bemoeien. De kerk stuit in de stad op hetfenomeen. Daar moet ze een standpunt over innnemen." Vissers eigenstandpunt is bekend: "Het is hartstikke stom dat we drugsverbieden, want dat geeft alleen maar problemen. Het moet juistgelegaliseerd worden, het moet in banen geleid worden." Hijverzucht: "De kerk gaat nog altijd angstig om met de stad. De stadis goed, is gewild, is een realiteit, een uitdaging. Die moet jeniet ondergaan, die moet je m'ken. Ook als kerk."

Daarvoor moet de kerk heilige huisjes durven loslaten, betoogtVisser. Het idee dat je alleen een kerk kunt zijn in de vorm vaneen gemeenschap die elkaar wekelijks treft, vindt hij achterhaald.Visser bladert in zijn proefschrift: "In een stad heb je heel veellosse ontmoetingen. Die wisseling van patronen maakt het leven erongelooflijk vermoeiend maar tegelijkertijd ongeëvenaardboeiend en uitdagend. Ik merk het dagelijks. Je hebt eenmaligeontmoetingen met mensen, waarin je even wat beleeft met elkaar. Hetkan verdriet zijn, vreugde... je hebt elkaar iets te zeggen... enhet is weer voorbij. Dat is voor een kerk heel moeilijk acceptabel.Want die denkt in blijvende gemeenschappen, lidmaatschappen,betalingen, gebouwen waar je heen moet gaan. Dat hebben wegehad."

Het is Vissers stelling dat de stad een groot netwerk is datweer bestaat uit allemaal kleine netwerken. Een mens maakt deel uitvan diverse netwerken. Werk, hobby, familie, vrienden. De kerk moetdaarbij aansluiting zoeken. "Laat de kerk ook gebruik maken van demoderne netwerken als TV, radio, internet, literatuur", meentVisser. "Er zijn vele mogelijkheden om als kerk iets te latenoplichten van wat een kerk belangrijk vindt voor mensen. Er zijnnog zat mensen die geïnteresseerd zijn in levensvragen enzingeving. Kom ze tegemoet, maar op verschillende wijzen. NeemRotterdam. Je hebt hier het Citypastoraat in de Laurenskerk. Daarzitten de gelovigen die houden van cultuur, van een mooi stukliturgie, van een muziekuitvoering. De Pauluskerk trekt juistdaklozen en thuislozenaan; die willen ook wel eens een verhaalhoren uit de bijbel, maar dat moet dan wel te maken hebben met huneigen leven. Zo zie je dus dat die kerk al heel verscheiden isgeworden."

Tegen de stroom in is Visser niet somber over de toekomst van dekerk. "Tuurlijk, het christendom is afgenomen, de tijd van hetmassaal geloven en ter kerke gaan is voorgoed voorbij. Maar daarmoet je niet zielig over doen. Aanpakken, is mijn motto. Er isplenty werk. Neem genoegen met kleinschaligheid, met kwaliteit.Mensen willen best horen wat je te vertellen hebt, als je maarzorgt dat je een goed verhaal hebt. En dat hebben we. Alleen hetverhaal van God en de bijbel moet gekoppeld worden aan het verhaalvan de mensen nu."

Karin Alberts

De database: 400.000 polymorfismen per ziekte

Dr. Cisca Wijmenga: "Geneesmiddelen richten zich op processen inhet lichaam die niet goed functioneren en daardoor ziektesveroorzaken. Om effectieve geneesmiddelen te ontwikkelen moet jedus weten waar de fout zit. Een van de manieren om daar achter tekomen is om de genen op te sporen die het probleem veroorzaken. Hetliefst zouden we dat doen door de genen van gezonde en zieke mensenrechtstreeks met elkaar te vergelijken, maar daarvoor weten we nogte weinig van het menselijk genoom. Vandaar dat we gebruik makenvan delen van ons erfelijk materiaal waarover we wel voldoendeweten.

"In 1989 is namelijk ontdekt dat onze chromosomen naast ongeveerhonderdduizend genen nog eens eenzelfde hoeveelheid zogehetenpolymorfismen bevatten. Dat zijn stukjes DNA met een heeleenvoudige structuur, waarvan we de functie overigens niet kennen.Het zijn combinaties van twee of drie basenparen (de kleinstebouwstenen van het DNA) die zich tussen de tien en twintig keerherhalen, en het boeiende is dat de lengte van die fragmenten nietalleen per plek verschilt, maar op dezelfde plek ook nog eens vanmens tot mens. Het complete patroon van al die polymorfismen,waarvan we de lokaties op de chromosomen inmiddels kennen, levertdus voor elke mens een unieke serie van honderdduizend getallentussen de 10 en de 20 op. Het vormt als het ware je individuelevingerafdruk.

"Nu is het zo dat kinderen - net zoals dat ook met andereerfelijke eigenschappen het geval is - de ene helft van hunpolymorfismen van hun vader en de andere helft van hun moedererven. Van dat gegeven maken wij gebruik om genen op te sporen dieiets te maken zouden kunnen hebben met het optreden van eenbepaalde ziekte. We doen dat door voor zo'n ziekte het DNA teonderzoeken van zo'n 250 paren broers en/of zussen die allebei debetreffende ziekte hebben. Daarnaast betrekken we zo mogelijk ookhun ouders en andere broers en zussen bij het onderzoek. In totaalbeschikken we voor die ziekte dan dus over het DNA van 800 tot 1000mensen uit families, waarin hij veel voorkomt.

"Uit het DNA van elke persoon bekijken we 400 voorafgeselecteerde polyformismen, die regelmatig verspreid liggen overalle chromosomen. Die noemen we onze 'DNA markers'. Gegeven deerfelijkheidswetten magje normaal gesproken verwachten dat broersen zusters gemiddeld vijftig procent van hun erfelijk materiaalgemeen hebben. Maar in dit geval gaat het niet om willekeurigebroers en zusters, maar specifiek om zieke paren, die zeker diedelen van het erfelijk materiaal gemeen zullen hebben dieverantwoordelijk zijn voor de ziekte. Als we bij onze duizendproefpersonen dus polymorfismen aantreffen, die in veel meer danvijftig procent van de gevallen identiek aan elkaar zijn, dan isdat een duidelijke aanwijzing dat zich in de buurt van datpolymorfisme een gen bevindt dat een relatie heeft met deziekte.

"We zijn vier jaar geleden gestart met het opzetten van dezedatabase, die per ziekte dus tussen de 320.000 en 400.000polymorfismen zal gaan bevatten. We zijn begonnen met onder meerouderdomsdiabetes, schizofrenie en ADHD, maar we hopen in detoekomst ook families met een verhoogd risico op astma, hart- envaatziekten en bepaalde vormen van kanker in het bestand op tenemen. Omdat we de betrokken niet alleen bloed afnemen, maar ookeen vragenlijst laten invullen, kunnen we de database straks voormeerdere doelen gebruiken. En uiteraard kan het ook heel zinnigzijn om de gegevens van patiënten met bijvoorbeeldschizofrenie en ADHD met elkaar te vergelijken met de vraag ofeenzelfde gen misschien bij het ontstaan van beide ziekten een rolspeelt. Het heeft jaren geduurd voordat we zover waren, maar straksbeschikken we hier over een database die in deze omvang entoegankelijkheid uniek is in de wereld."

EH

Zie voor meer informatie: http://humgen.med.uu.nl