Kritische rector-magnificus Voorma buigt niet voor gezag: 'Vaakdenk ik: jezus jongens, waarom zo moeilijk'
"Een tijdje geleden heb ik me in een commissie van deUniversiteitsraad opgewonden over onze slechte score bij hetaantrekken van KNAW-fellows. Diezelfde week stond in het U-blad'Rector gaat faculteiten achter de vodden zitten'." Prof.dr. HarryVoorma probeert een glimlach te verbergen. "Natuurlijk krijg ikcommentaar als ik in het openbaar kritiek heb op mensen. Nietiedereen vindt zoiets even leuk. Tsja, dat is de aard van hetbeestje. Wie vindt dat je zulke dingen niet hardop mag zeggen,heeft aan mij een slechte."
Hij is nu anderhalf jaar rector-magnificus. In hetBestuursgebouw zijn de ambtenaren nog steeds niet helemaal gewendaan zijn eigenzinnige manier van doen. Hij heeft een broertje doodaan de neiging in bestuurderskringen om spelletjes te spelen enzaken te verhullen met wollig taalgebruik. Hij geeft zijn mening,of er journalisten bij zitten of niet.
"Uit menselijk oogpunt is dat natuurlijk een heel mooiehouding", zucht een medewerker. "Maar ik vraag me af of zoveelnaïviteit wel werkt. Je moet met je openheid niet te veelmensen tegen je in het harnas jagen." Zulke kritiek is niet aan derector besteed. "Op mijn woorden passen? Sorry, maar dat leer iktoch niet meer. Soms moet ik gewoon even stoom afblazen. En dat datdan in de krant komt? Het zij zo.
"Ik heb ook nooit enige behoefte gevoeld om spelletjes tespelen. Zeg maar gewoon waar het op staat en doe er nietgeheimzinnig over. 'Ja maar...', wordt er dan gezegd en dan komt ervan die sociale wetenschapperspraat dat het wel eens tegen jegebruikt zou kunnen worden als je je kaarten te vroeg op tafellegt. Wat een onzin. Als je een goed verhaal hebt, heb je toch eengoed verhaal?"
Hij zit in een onwaarschijnlijke hoeveelheid commissies engeniet zowel binnen als buiten de wetenschap aanzien. Dat betekentniet dat hij ook maar enige last heeft van kapsones. "Hij looptzelf naar het kopieerapparaat voor een kopie hoewel hij een heelsecretariaat tot zijn beschikking heeft", grinnikt de medewerker ."En neem die stukjes in almanakken die een rector soms moetschrijven. Andere bestuurders gebruiken daar hun ambtenaren voor,maar Harry doet dat allemaal zelf."
De rector reageert: "Ik vind het mijn eer te na om daar anderemensen voor in te schakelen. En trouwens, ik vind het best aardigom te doen." Er verschijnen pretlichtjes in zijn ogen. "Laatst hadik nog ruzie over zo'n stukje met geografiestudenten. Hun lustrumhad als motto 'onder rembours'. Toen heb ik geschreven datstudenten met een onvoldoende maar 'onder rembours' terug moestennaar de decaan. Stuurden ze een mailtje dat ze dat stuk nietaccepteerden omdat het te negatief was. Ze kregen van mij eenmailtje terug: Dan niet."
Hij lacht breeduit. "Met zo'n stom motto vraag je toch ommoeilijkheden?" Verwonderd: "Moet je nagaan. Te negatief. En datvoor studenten. Wat een stelletje ouwe tantes. Weet je dat ik hetsoms bijna beangstigend vind hoe behoudend studenten tegenwoordigzijn, hoe wars van veranderingen? Laatst hoorde ik datstudentenfracties in een paar faculteitsraden hadden geprotesteerdtegen het feit dat afgestudeerden van het University College straksin het doctoraalprogramma van hun faculteit kunnen instromen. Zewaren bang voor concurrentie."
Nu is hij echt boos. "Als je daar op die leeftijd al bang voorbent, dan ben je toch ongeschikt om te studeren? Je kunt welzeggen: Ik houd niet van competitie, maar dan ben je toch echt nietmeer van deze wereld. Het spijt me, maar gespreide bedjes zijn ertegenwoordig niet meer. Ik zeg altijd: Je hebt in dit leven tweerechten. Het recht om te slagen en het recht om naar de verdommeniste gaan. En je mag zelf kiezen."
Hij is een liberaal in hart en nieren en zegt herhaaldelijk dathij weinig moet hebben van 'socio-praat'. Daar heeft zijnachtergrond mee te maken, denkt hij. Verschillende malen refereerthij aan zijn jeugd in het toen nog landelijke Leiderdorp, waar hijin 1936 werd geboren. Het ijzeren ritme van de bakkerij van vaderVoorma beheerste het hele gezinsleven.
"In dat middenstandsmilieu hadden we geen tijd voor geleuter enkletspraat. Er moest gewerkt worden. Mijn vader was dag in dag uitin de weer, van zes uur 's ochtends tot tien uur 's avonds. Dieachtergrond heeft mijn denken ongetwijfeld gevormd. Vandaarmisschien dat ik weinig op heb met medewerkers en studenten dievinden dat ze zo hard moeten werken. Kom kom, werken kan echt geenkwaad. Dat zijn we in Nederland een beetje vergeten."
Hij ging naar de HBS in Leiden, samen met zijn vriend Kees lePair, de onlangs teruggetreden voorzitter van de StichtingTechnische Wetenschappen (STW). Beiden wilden scheikunde gaanstuderen. Le Pair kreeg een beurs van het ministerie en Voormaniet, hoewel ze samen als de twee beste leerlingen waren geslaagd.De reactie van de rector was typerend voor zijnrechtvaardigheidsgevoel. "Ik heb meteen een telegram naar Den Haaggestuurd. Wat dat voor onzin was. Wij hadden even goede cijfers oponze eindlijst en ik vond het onbegrijpelijk datKees wel een beurskreeg en ik niet." Dat hielp. Per kerende post kwam het antwoorddat hij alsnog een beurs kreeg, voor biologie.
Ook als student deed Voorma zich kennen als iemand die niet snelbuigt voor gezag. In het zeer corporale Leiden was net een nieuwevereniging opgericht: Catena, een soort Unitas. "Het verhaal gingdat het universiteitsbestuur daar zo ongelukkig mee was, datstudenten die er lid van deze vereniging zouden worden, problemenkonden krijgen met afstuderen. Met zo'n verkapt dreigement moet jebij mij niet aankomen. Ik ben meteen lid van Catena geworden en hebdaar een prima tijd gehad."
Na zijn promotie en een verblijf in Cambridge, Massachusetts,werd hij medewerker in Leiden. In 1974 werd hem gevraagd om inUtrecht mede vorm te gaan geven aan het Instituut voor MoleculaireBiologie, een soort onderzoekschool avant la lettre, waar hij laterook enige tijd directeur van was. In die tijd begon hij zich ook tebemoeien met het Utrechtse beleid. Hij was twee maal decaan vanBiologie en jarenlang voorzitter van de universitaireadviescommissie wetenschapsbeleid. In die laatste hoedanigheidstond hij mede aan de basis van de veelgeprezen vorming vanonderzoekszwaartepunten, waarmee Utrecht zich zo'n vijftien jaargeleden een voorloper toonde op de weg naar onderzoekscholen. Hetwas dan ook niet zo vreemd dat hij werd gevraagd om Hans van Ginkelop te volgen als rector-magnificus.
Bij zijn benoeming in 1998 werd Harry Voorma aangemerkt als'tussenpaus'. Zelf is hij de eerste die toegeeft dat een periodevan vier jaar te kort is om veel van de grond te krijgen. Toch ishet hem meegevallen wat je met een combinatie van gezond verstanden 'een beetje krengigheid' kunt bereiken.
Een van zijn stokpaardjes is de vrijheid van onderzoek. Driejaar geleden zei hij in het U-blad: "Ik vind het van den gekke datde politiek wetenschappers gaat voorschrijven wat ze moetenonderzoeken. Dat zijn Russische toestanden." Zijn mening issindsdien niet veranderd. "Ik houd absoluut niet vanoverheidsbemoeienis. Daarom vind ik minister Hermans een verademingna Ritzen. Die keek in zijn laatste wetenschapsbudget heelnadrukkelijk alleen naar maatschappelijk relevant onderzoek. Ikvond dat verkeerd. Mensen moeten de vrijheid hebben om eigen wegenop te gaan.
"Dat betekent overigens niet dat je als bestuurder niet magsturen. Je mag best zeggen: 'Jongens, zo zijn we niet goed bezig,zo gaan we dingen missen.' Maar dan heb ik het meer over bepaalderichtingen in het onderzoek en niet over de vraag of je deresultaten binnen vijf jaar kunt toepassen."
Die vorm van sturing zou zelfs wel wat sterker mogen zijn, vindtde rector die met lede ogen ziet hoe in Utrecht de 'eerlijk zullenwe allesdelen'-aanpak nog steeds de boventoon voert. "Als ik ziehoe snel de ontwikkelingen elders gaan, dan baart het tempo waarinwij hier bezig zijn mij zorgen. Willen we in de top van hetonderzoek mee blijven draaien, dan zal er meer geld voor onderzoekop tafel moeten komen. Berkeley heeft net vijftig miljoen dollargestopt in een nieuw gebouwtje waar biologen, fysici en informaticisamen aan nieuwe problemen kunnen gaan werken. En wij kneuterenintussen over tien miljoen gulden voor het biomedisch cluster enmoeten twee jaar met decanen praten voordat er iets op de railsstaat. En waarom? Omdat die decanen toch weer terugkrabbelen alspuntje bij paaltje komt. "Natuurlijk kunnen wij niet zoals Berkeleyeven honderd miljoen uit het systeem trekken. Maar het gaat hierallemaal wel heel erg traag. Een iets flitsender aanpak zou geenkwaad kunnen.
"Daar zijn de geesten hier kennelijk nog niet rijp voor. Wat eenhel en verdoemenis is er niet over me uitgestort, toen ikéén miljoen extra aan Farmacie wilde geven. Als dat alniet kan, hoef je niet meer over slagvaardigheid te praten. Wezitten hier in Utrecht nog steeds met ons poldermodel van decanendie het eerst over alles eens moeten worden voortdat er iets kangebeuren. Persoonlijk vind ik dat een achterhaald model databsoluut niet spoort met de MUB. De wet zegt: Geef de decanen eenzak met geld en reken ze daar na vijf jaar op af. Dat hoef je inUtrecht niet te proberen. Ik vind echt dat we naar een meerslagvaardige organisatie toe moeten. Je redt het niet meer metzoveel overleg.
"Daardoor durven wij ook niet te kiezen. Ik heb als decaan vanBiologie twee keer delen van het onderzoek moeten opheffen. Heelvervelend, maar in zijn totaliteit is de faculteit daar nietslechter van geworden. Je kunt niet overal mee bezig blijven. Alsje innoveert, moet er ook iets af. Dat gebeurt nog te weinig. Datzie ik ook als een belangrijke opdracht voor het ABC: keuzes maken.Er zijn in Utrecht op dit moment zeventien hoogleraren Biochemie.Dat is verdomd veel. Als we dat aantal nou eens terugbrengen naaracht, moet je zien hoeveel ruimte er dan is voor vernieuwing."
Duwen, trekken, dwars worden gezeten door de U-raad en daargeirriteerd over raken. Vindt de rector zijn werk eigenlijk welleuk? "Soms denk ik inderdaad: Allemachtig, hoe is het mogelijk!Bijvoorbeeld met de samenwerking in het Wentgebouw waar het met dedecanen en directeuren van Farmacie, Biologie en Scheikunde gewoondoor stroop gaat. Toch heb ik nog geen moment het gevoel gehad datik er beter niet aan had kunnen beginnen. Want als je dan eindelijkergens beweging in krijgt, is dat weer heel bevredigend.
"Ik ben er altijd redelijk goed in geweest mensen bij elkaar tebrengen waardoor zich nieuwe dingen konden ontwikkelen. Als rectorkrijg je met af en toe een nukkige opmerking clubs toch redelijkbij elkaar. Maarik moet toegeven dat ik aan die ronde tafel van mevrij vaak denk: Jezus jongens, waarom kunnen we nou niet evennormaal doen? Waarom moet het zo moeilijk? Al die mensen denken zoprocedureel dat het volstrekt dodelijk is. Af en toe moet je tocheen bochtje kunnen afsnijden om iets te bereiken? Veel mensenkunnen dat niet. Als er ergens een paar maanden porto-cabins moetenkomen om een knelpunt in de huisvesting op te lossen, zeg ik: Hetzij zo. Als de tent maar in beweging blijft. Maar volgens deafdeling huisvesting zijn porto-cabins zo ongeveer het ergste watde universiteit kan overkomen. Daar snap ik niets van."
Een ander stokpaardje van Voorma is het personeelsbeleid. Op datterrein kan Utrecht nog wel wat leren van echt ondernemendeuniversiteiten zoals Delft, Twente en Eindhoven. "Wij vertellenhier schitterende verhalen over onderzoekers die op hun resulatenworden afgerekend, maar in de praktijk klopt daar nog maar weinigvan. En neem onze analisten. We weten allemaal dat die het rond hunveertigste fysiek moeilijk krijgen. Dacht je dat daar in huncarrièreplanning rekening mee wordt gehouden? Welnee, we latenmensen hier gewoon aanmodderen en dan zijn we verbaasd als hetmisgaat.
"Ik heb eens nagekeken welke mensen er bij de reorganisaties vanBiologie indertijd het eerst uitvlogen. Dat waren allemaal mensenmet hetzelfde soort loopbaan. Gestudeerd in Utrecht, gepromoveerdin Utrecht, vaste baan in Utrecht. Dat kan toch geen toeval zijn?Die mensen waren gewoon vastgelopen. Het is zeer nuttig voor jongewetenschappers om eens even heel ergens anders te kijken. Maar iser iemand die ze in dat opzicht stimuleert?
"Het is allemaal een kwestie van aandacht voor mensen. Ik loopniet voor niets regelmatig bij mijn medewerkers binnen. Daaroverschijnt men zich in het Bestuursgebouw te verbazen. Ik wil wetenhoe mijn mensen zich voelen, of ze er nog plezier in hebben. Op eengegeven moment liep ik op mijn lab en zag een analiste waarvan ikdacht: Hé, die draait dol. Ik ben meteen op haar afgestapt enzij vertelde toen dat ze zo'n moeite had met een paar nieuwetechnieken. Prima, zeg ik, dan ga jij nu meteen drie maanden opcursus naar Davis, California.
"Alleen al door dat aanbod knapte ze zienderogen op. Doordat zeiets zou leren en vanwege de waardering die sprak uit de kans dieze kreeg om naar het buitenland te gaan. De universiteit vond hetkennelijk de moeite waard in haar te investeren. We schrijven mooierapporten over human resource management, maar dit is HRM in depraktijk en daar doet deze organisatie eerlijk gezegd nog verdomdweinig aan. Je had die analiste moeten zien toen ze na drie maandenterugkwam. Ze was als herboren."
Curriculum Vitae
Harm Otto Voorma werd geboren op 29 maart 1936
1961: doctoraal biologie, cum laude
1965: promotie op het proefschrift 'Virus-RNA alsboodschapper'
1965-1966: research associate, Massachussetts Institute ofTechnology
1966-1974: medewerker en lector biochemisch laboratorium,Leiden
1971-1974: decaan subfaculteit Biologie, Leiden
1974-heden: hoogleraar moleculaire biologie, Utrecht
1982-1985 en 1996-1997: decaan faculteit Biologie
1991-1997: voorzitter ACWB
1998-heden: rector-magnificus Universiteit Utrecht
1991-heden: voorzitter Associatie BiotechnologischeOnderzoekscholen
1993-heden: vice-voorzitter Stichting MateriëleInfrastructuur Biotechnologisch Onderzoek
Goed in lonten maken
"Ik was niet iemand die al vroeg in wetenschappelijke boeken zatte neuzen. Op de middelbare school raakte ik wel gefascineerd doorhet boek Mengen en roeren. Daar stonden allerlei praktische tipsin, bijvoorbeeld hoe je lonten kon maken en de brandtijd vandaarvan kon berekenen. Dat was voor Kees le Pair en mij erginteressant. Wij lieten graag dingen ontploffen, liefst middenonder een les. Dat was lastig als er geen pauze voor die les zat.Je moest dan zo'n lont in een eerdere pauze aansteken in eenrooster en zorgen dat die er zo lang over deed dat de zaak pasanderhalve les later ontplofte. Dat is een paar maal uitstekendgelukt. Wij waren goed in lonten maken. Waarom we dat deden? Erwaren gewoon leraren waarvan we vonden dat er even orde op zakengesteld moest worden. Het aardige is dat ze er maar niet achterkwamen wie het gedaan had. Op een gegeven moment heb ik mezelfaangegeven. De directeur wilde me niet geloven. Zo'n aardigejongen? Nee, die kon dat nooit gedaan hebben."
Erik Hardeman