Achtergrond

Keltisch: volgende ronde


Doris Edel: Keltisch heeft een eigen hoogleraar nodig

Op dondermiddag weet hoogleraar Keltologie dr. Doris Edel nogniet wat het gesprek tussen het college van bestuur en hetfaculteitsbestuur over de toekomst van de opleiding Keltisch eendag eerder heeft opgeleverd. In haar kamer aan de Trans 10 staat zetelefonisch de NRC te woord. Twee dagen later zal er een grootverhaal over de teloorgang van de Kleine Letteren in dewetenschapsbijlage worden gepubliceerd, met Keltisch als schrijnendvoorbeeld.

Eenmaal weer aan tafel volgt het relaas dat ze de afgelopenweken zovele malen heeft afgestoken. Keltisch is niet zomaar eenoude minderheidstaal aan de rand van Europa, stelt Edel. De Keltenhebben een geweldige inbreng gehad in de Europese cultuur enliteratuur. Bovendien heeft de Utrechtse Keltologie een naam hoogte houden in de wereld. Uiteindelijk komt de hoogleraar uit bij deargumentatie waarmee het faculteitsbestuur de opleiding wilopheffen. "Wanneer ze zeggen dat onze output slecht is, dan hebbenalle vreemde talen behalve Engels een te lage output. Gezien onzeformatie hebben we juist een goede output. Nu heffen ze de kleinsteop, terwijl dat maar een marginale bezuiniging oplevert."

De bedreiging van de leerstoel gaat Edel aan het hart. Eenzelfstandig vakgebied als Keltisch heeft een eigen hoogleraarnodig, naar haar mening. Over de nadere invulling van zo'nleerstoel kan volgens Edel nog getwist worden, maar het moet inieder geval iemand zijn die in Utrecht zit. Een hoogleraar die afen toe voor een paar weken in Nederland verkeert heeft niet haarvoorkeur. "Dat stelt werkelijk niets voor en is bovendien nog duurook."

Déjà vu

"Ik voel me soms net de oude Cato", verzucht Edel tenslotte."Cato riep alsmaar dat Carthago verwoest moet worden. Ik zegdat weKeltisch moeten behouden." De strijd voor het behoud van Keltischnoemt Doris Edel vooral een déjà vu. Tijdens degrootschalige bezuinigingen eind jaren tachtig hing er ook al eengroot zwaard boven Keltisch. Ze heeft toen zelfs nog in defaculteitsraad staan pleiten voor het waarborgen van wat toen nogslechts een bijvak was. Maar bovendien werd al eerder het emeritaatvan illustere voorgangers als Hamel en Draak gevolgd door eeninterregnum waarin het vak het zonder hoogleraar moest stellen.Volgend jaar wordt Edel zelf 65 en zal ze met pensioen gaan. "Diezonsondergang werpt nu al duidelijk slagschaduwen", stelt ze.

Vooral gezien het roerige verleden van de opleiding weigert Edelhet opnieuw ter discussie stellen van Keltisch als een persoonlijkenederlaag te zien. Ze heeft alles gedaan wat in haar macht ligt,dunkt haar. Er wordt goed onderzoek verricht, goed onderwijsgegeven en er zijn goede internationale contacten aangeknoopt. Daarkan het niet aan liggen. Dan bedenkt ze: "misschien had ik helegoede relaties moeten aanknopen met de politici in Den Haag.Sommige hoogleraren lopen daar de deur plat. Maar ik ben geenbestuurstijger. Je kunt nu eenmaal niet alles zijn. Wij moesten metzijn tweeën het onderzoek en onderwijs verzorgen. Alleen groteopleidingen kunnen zich die luxe veroorloven."


Leni van Strien: 'Met die vijf modulen kan ik geen kantop'

De maandag erop weet universitair hoofddocent dr. Leni vanStrien inmiddels van de hoed en de rand. Het persbericht dat hetcollege van bestuur heeft doen uitvaardigen is gelezen. Ook deinformatie die het faculteitsbestuur de raad heeft toegestuurd voorde vergadering van deze week is gezien. Voor de Utrechtse cultuur-,taal- en literatuur-studenten die geïnteresseerd zijn inKeltisch blijven vijf modulen overeind. Voor de hoofdvakkersKeltisch wil de universiteit onder gezamenlijkeverantwoordelijkheid een opleiding inrichten samen met een Europeseuniversiteit. De leerstoel zal op enigerlei wijze, deeltijd ofbijzonder, worden bekleed door de hoogleraar van de betrokkenuniversiteit. De dood in de pot voor Keltisch, vindt VanStrien.

Zelfs vanuit het oogpunt van de faculteit en de universiteit kanLeni van Strien het nieuwe plan dat is bedoeld als een bezuinigingniet begrijpen. "Naar mijn inschatting is dit duurder dan dehuidige situatie. In de eerste plaats komt zo'n nieuwe hoogleraarhier misschien twee of drie keer per jaar naar toe. Dat betekentdat de faculteit naast de deeltijdaanstelling vliegtickets moetbetalen, huisvestingskosten en andere onkosten. Daarnaast moetenonze studenten zo'n twee jaar naar Wales, Schotland of Ierland. Datkan niet op basis van een Socratesuitwisseling. Die plaatsen zullendus gekocht moeten worden. En dan heb ik het nog niet over de hogekosten waarvoor studenten zelf zich geplaatst zullen zien."

Maar de bezwaren van Van Strien zijn toch in de eerste plaatsinhoudelijk. Veel nieuwe doctoraalstudenten zijn op basis van hetnieuwe plan niet meer te verwachten. "Wie gaat er nu in Utrecht eenvak studeren als hij weet dat hij na een half jaar wordt geacht afte reizen naar het buitenland." Daarnaast is een gedegenvoorbereiding op een studie Keltisch in het buitenlandonontbeerlijk. "Hoofdvakkers Keltisch gaan nu al een jaar naar hetbuitenland, maar dan hebben ze in Utrecht inmiddels een basisopgebouwd. De studenten hebben in die landen nu eenmaal eenvoorsprong. Ze zijn vaak native speaker en zijn opgegroeid in decultuur."

Teloorgang

Het vakkenaanbod dat in Utrecht overeind blijft is naar demening van Van Strien zelfs te karig om de mediëvisten vandienst te zijn. "Met die vijf modulen kan ik geen kant op". En eenhoogleraar die een aantal keer per jaar langs komt voegt volgenshaar niets toe aan het onderwijs van Keltisch. "Zo iemand zoualleen iets kunnen betekenen in een seminar voor gevorderdestudenten. En die hebben we dan juist niet meer."

De van oorsprong Indo-germaniste Van Strien zegt de perikelenrond Keltisch zonder slapeloze nachten te kunnen doorstaan. "Ik hebde teloorgang van de klassieke talen meegemaakt en later van devergelijkende Indoeuropese taalwetenschappen en het Indo-Iraans; erzit al heel wat eelt op mijn ziel." Toch verscheen Van Strien weermeerdere keren in de media om het behoud van de studie tebepleiten. "Ik denk dat onze pr in orde is. Van Harvard tot Tokyozijn er reacties binnengekomen. Daar moet het college van onder deindruk zijn geweest."

Het steekt Van Strien duidelijk dat er geen overleg met haar isgevoerd voordat de nieuwe randvoorwaarden voor de opleiding werdenvastgesteld. Maar de fouten in de argumentatie die naar defaculteitsraad is gegaan storen het voormalig lid van hetfaculteitsbestuur pas werkelijk. "Zelfs de omvang van onze formatiestaat verkeerd vermeld. Dat zegt toch wel wat over de aandacht enzorgvuldigheid waarmee dit faculteitsbestuur de zaak bekekenheeft."

Van Strien heeft nu haar hoop gevestigd op de commissie die aande slag moet om de plannen uit te werken. Ze is bereid daar zelfdeel van uit te maken. "Ik hoop dat die commissie de vrijheidkrijgt om echt met alternatieven te komen, want dit is alleen maarduurder."

Xander Bronkhorst

Een zonovergoten kamer

Ware proporties

Net als in de rest van de samenleving is er daarbij eeninteressante verschuiving gaande. Werd de rubriek Schreefaanvankelijk slechts tandenknarsend gedoogd en door deuniversitaire notabelen met argwaan bezien, inmiddels is het bijnaeen eer om over de Schreef te gaan. De maatschappij ging ons alvoor. Zo kwam glamourjournalist Gert-Jan Dröge aanvankelijkmaar moeilijk binnen bij de vaderlandse High-Society, maar ligt derode loper inmiddels overal voor hem klaar. Bij de universiteit ishet niet anders. De één ontwerpt onzichtbare zichtlijnenom maar op de hak te worden genomen, terwijl anderen zelfs eenNobelprijs hebben geregeld om op die verrekte achterpagina tekomen. Met de spotprenten van Niels Bongers is hetzelfde gebeurd.Trok de universitaire gemeenschap aanvankelijk wit weg als decartoonist zijn befaamde tekenpen te voorschijn toverde, inmiddelshoopt eenieder door de Rembrandt van deze tijd te wordenvereeuwigd. Op onze faculteit zijn er in elk geval al twee mensendie mij omstandig hebben uitgelegd dat zij het zijn die op decartoons staan afgebeeld. Kortom, het is een goed idee dat al dezecreativiteit is gebundeld. Het enige nadeel van de bundeling inboekvorm is dat dat heerlijke zoeken in het nieuws, toch de helftvan de pret, niet meer nodig is. Verder is de enige vraag die onsrest, wanneer wij nu eindelijk aan de beurt zijn!

Dr. Ton van Rietbergen, U-bladcolumnist


Hofnarren

Zonder Schreef & Cartoon had Veldhuis het nooit zo langvolgehouden. Zo werkt dat nu eenmaal bij bestuurders.Venijnigereacties bevestigen dat je beleid voert. Kritiek en satirezijn als cocaïne voor het bestuurlijk gemoed. Als je alsbestuurder niet uitkijkt, raak je eraan verslaafd en ga je voorsteeds meer. Je steekt de schuld van universitair falen op het vwo,schampert op het intellectuele niveau van de alfa's en voor degamma's heb je sowieso geen goed woord over. Over de bèta'skun je je nog net inhouden; dat laat je wijselijk over aan derector, want als die zich wil blameren moet hij het tenslotte zelfweten. Tegelijk blijf je volhouden dat Utrecht top is en excellenten gezien de middelmatigheid van alles en iedereen kan datnatuurlijk alleen maar aan jezelf liggen. Stiekem ben je Hardemandankbaar voor die Nobelprijsfoto waar 't Hooft zo zielig bijstonden ook van Bongers vind je dat ie je toch wel goed weet te treffen.Voor oude revolutionairen zoals Bongers en Hardeman is dat een hardgelag. Jarenlang hebben ze pen en papier in dienst van deuniversitaire revolutie gesteld. Ze hebben de keizer van zijnkleren beroofd, maar afgelopen maandag hebben ze moeten ervaren datwie niks meer te verliezen heeft pas echt onkwetsbaar is geworden.Dat hadden ze eerder kunnen weten. Toen hun boekje van hogerhand inhet kerstpakket werd gestopt, was het eigenlijk al mis. Maar toennota bene het voorwerp van hun satire hun het eerste exemplaarwilde overhandigen, hadden ze een streep moeten trekken. Ik vondhet in ieder geval stuitend en ook een beetje tragisch: twee heuserevolutionairen blijken mannetjesmakers te zijn geworden,repressief getolereerd en als Universitaire Dienst opgeborgen inhet Bestuursgebouw. Zolang ze elke week een lullig bedoeld stukjeof een venijnige cartoon afleveren zijn ze welkom bij devoorzitter. "Schrijft u toch vooral mooi door", hoorde ik devoorzitter van het CvB tegen Hardeman zeggen en ook Niels was tegenzoveel charme niet opgewassen. Ingepakt werden ze, mijn helden vanweleer. Schreef & Cartoon dreigen dus deel van hetestablishment te worden, hofnarren van de MUBse bestuurscultuur.Dat is erg voor de universiteit. Maar er is ook hoop. Want Bongersen Hardeman hoeven zich nu alleen nog maar van hun vals bewustzijnte ontdoen om het bijltje er voorlopig bij neer te gooien. Een paarmaanden geen Schreef en geen Cartoon en het establishment isnergens meer. Kijk maar hoe het Ritzen is vergaan. Sinds er geeninkt meer aan hem is vuilgemaakt, bestaat hij alleen nog virtueel.En na die tijd zien we wel weer verder. Want het boekje an sich iseigenlijk best aardig.

Prof.dr. Hans Adriaansens, voormalig U-bladcolumnist


Jiskefet

wie Erik Hardeman een beetje kent (en wie kent hem niet in deUtrechtse universitaire wereld?) zou niet direct vermoeden dat hijde auteur is van de onvolprezen rubriek Schreef. Erik is namelijkeen serieus iemand, tamelijk principieel, soms een beetje stroef inde omgang maar altijd op zoek naar nieuws dat ertoe doet. Kortom,iemand die humorniet ziet als een eerste vereiste om een goedjournalist te zijn. Toen ik voor het eerst hoorde dat Erik deauteur was van die prettige stukjes op de achterpagina van hetU-blad was ik verbaasd.

Maar wie Erik Hardeman beter leert kennen, weet dat hij tweegezichten heeft. Hij is niet voor niets al decennia de drijvendekracht van het U-blad en de spil der redactie. Hij organiseertborrels, personeelsfeestjes en andere uitjes voor collega's enomstanders. Wie die avonden bezoekt herkent de man achter de'zonovergoten kamer', waarmee het U-blad al jaren eer inlegt. Erikik ook een man die serieuze zaken met een knipoog kanbegeleiden.

Schreef is al tien jaar een ijzersterke kroniek om dat op zeerherkenbare wijze hoofdrolspelers in de Uithof een spiegel wordtvoorgehouden. Het zijn meestal prachtige dialoogjes tussen vaakiets te ijdele spelverdelers die denken dat zij het alleen voor hetzeggen hebben. Menig cabaretier (Jiskefet-achtige types) zou opbasis van de teksten aardige sketches kunnen maken. De kracht vande stukjes is dat ze een mooi doorkijkje geven in en een redelijkwaarheidsgetrouwe zedenschets van de bestuurscultuur op een moderneuniversiteit die Utrecht wil zijn.

Niels Bongers, de tekenaar, is een mooie ondersteuning van dedialogen. Zijn tekeningen van Jo Ritzen en Jan Veldhuis, de tweesuper veldwachters in het wekelijkse stripverhaal van het duoBongers & Hardeman hebben een eigen zeggingskracht. Mijnbescheiden advies zou zijn: zet die twee elementen bij elkaar. Nustaan de tekeningen op een andere pagina dan Schreef. Ik denk dat'plaatje en praatje' sterker worden als de lezer ze in eenoogopslag bij elkaar ziet staan.

De redactie van het U-blad moet zich gelukkig prijzen met zo'nsterk duo in haar midden. Een universitaire krant wordt pas gelezenals er (liefst exclusief) nieuws in staat. Maar met nieuws alleenred je het niet meer. De meerwaarde van een krant zit ook in deextraatjes, in de toon van de columnisten, in de smaak van deredactie en in een rubriek als Schreef. Ik lees het U-blad al jarenachterstevoren. Juist ja. Vanwege Schreef. Dan weet je weer evenhoe de vlag erbij staat in het bestuursgebouw. En het kanppe van deauteur is dat hij een trefzekere mix maakt van de sterke en zwakkeeigenschappen van de bestuurders. Het is nooit zonder humoropgeschreven.

Pieter Broertjes is hoofdredacteur van deVolkskrant

De database: Dertig miljoen recepten

Prof.dr. Bert Leufkens: "Van elke Nederlander wordt in deapotheek al sinds jaar en dag het geneesmiddelengebruikgeregistreerd. Maar die registratie zegt niets over het verbandtussen het slikken van pillen en het optreden van ziektes, terwijldat verband toch heel belangrijke informatie kan geven, zowel overde effectiviteit van de geneesmiddelen als over eventuelebijwerkingen. Om die leemte op te vullen zijn wij in 1989 begonnenmet het opzetten van een databank met gegevens van 28 apotheken ineen aantal middelgrote Nederlandse steden.

"Geleidelijk is de steekproef verder uitgebreid, zodat we nubeschikken over zo'n dertig miljoen recepten. Van een half miljoenNederlanders weten we precies wat ze de afgelopen tien jaar aangeneesmiddelen hebben gebruikt. Uiteraard krijgen we die gegevensom privacy-redenen anoniem aangeleverd. Maar omdat van elke persooneen aantal gegevens, zoals geboortejaar, woonplaats en werkplekworden meegeleverd, is het mogelijk om de gegevens vanéén bepaalde patiënt met een zeer grote mate vanbetrouwbaarheid te koppelen aan zijn of haar gegevens uit hetlandelijke databestand van ziekenhuisopnames zonder de privacy aante tasten. Als je in twee verschillende bestanden een man aantreftvan 45 jaar, die is geboren in Heerlen en in Utrecht bij Farmaciewerkt, dan is de kans vrij groot dat het om één endezelfde persoon gaat.

"Het grote belang van dit bestand is dat we nu voor het eerstkunnen vaststellen welke effecten het gebruik van geneesmiddelenheeft. Een paar jaar geleden heeft dr. Ron Herings, die PHARMOheeft opgezet, een verband laten zien tussen het gebruik van eenbepaald slaapmiddel en het voorkomen van heupfracturen. En op ditmoment doet een promovendus hier onderzoek naar de relatie tussenbepaalde combinaties van geneesmiddelen en oedeemvorming. Ook deontdekking van de risico's van de derde generatie anticonceptiepilhad niet plaats kunnen vinden zonder PHARMO.

"Uiteraard hebben wij nog de nodige wensen, want een belangrijkestap die wordt overgeslagen is de huisarts. We hopen dat we met detoenemende automatisering in huisartsenpraktijken straks ookgegevens uit die bron in ons systeem kunnen gaan opnemen. Dat isonder meer vanbelang als we meer te weten willen komen overbijwerkingen van geneesmiddelen, want die leiden meestal niet toteen ziekenhuisopname.

"Inmiddels is PHARMO zo'n uitgebreid bestand aan het worden, datwe onlangs hebben besloten om het samen met de gegevens overNederlandse ziekenhuisopnamen onder te brengen in een zelfstandiginstituut, overigens zonder winstdoelstelling. Dat PHARMO-instituutgaat ook onderzoek entameren op het gebied dat tegenwoordig healtheconomics heet. Zo is deze week een rapport gepubliceerd, waaruitblijkt dat de ontwikkeling van betere geneesmiddelen voorbijvoorbeeld astma en suikerziekte samen is gegaan met eenteruggang in het aantal ziekenhuisopnames. En dat is voor hetoverheidsbeleid natuurlijk een zeer interessant gegeven."

EH

Sportrubriek 'Uit de oude doos'

Ton Logtenberg (41) is tegenwoordig hoogleraarimmunologie. Eind jaren zeventig versloeg hij in Amerika IvanLendl. Tegen John McEnroe was hij echter nooit opgewassen.

Achttien jaar oud werd Ton Logtenberg Nederlands jeugdkampioen.Hij vertrok als semi-tennisprof naar de Verenigde Staten. Indatzelfde circuit waren de toekomstige nummers 1 van de wereld IvanLendl en John McEnroe actief. Van McEnroe wist hij nooit te winnen."McEnroe was toen al veel beter dan de rest, die was zogetalenteerd." Lendl versloeg hij wel. "Die was nog niet zodominant. Dat was meer een noeste werker die met heel veeltrainingsarbeid aan de top is gekomen."

Logtenbergs voornaamste wapenfeit was het behalen van hetkampioenschap van de staat Indiana. Daarna keerde hij terug naarNederland. Om te studeren. "Ze vragen me wel eens wat er ismisgegaan. Maar ik wilde studeren. Ik vond zes tot acht uur per dagtegen een balletje slaan te eenzijdig. In die tijd was een keuzevoor het leven als prof ook niet gebruikelijk. Het bestaan alstennisnomade was best risicovol. Je kon het niet halen ofgeblesseerd raken. En het was toen zeker nog niet zo dat je alsmodale top-honderdspeler miljonair kon worden." Logtenberg speeldenog wel jarenlang op het hoogste niveau in Nederland. "Dat was eenprachtige invulling van de zomer."

Hij kijkt met veel plezier terug en heeft ook het nodige vanzijn tenniscarrière geleerd. "Het belangrijkste van sport vindik dat je leert omgaan met teleurstellingen. Als tennisser moet jebovendien alles zelf verwerken. Je kunt nooit je teamgenoten deschuld geven. Daarmee doe je de nodige hardheid op. En die hardheidheb je in een wespennest als een academisch ziekenhuis af en toenodig."

Jurgen Swart

Personeel moet wennen aan chipper en chipknip

Docent Alphons de Vocht is het daar mee eens, maar echt blij ishij niet met de verandering. "Ik vind de invoering van de nieuweautomaten bedenkelijk. Het lijkt alsof de bank een deal met hetbestuur heeft gesloten om de chipapparaten kwijt te raken. Ik wasvan plan om mijn chipper nooit te gebruiken, maar nu wordt het meopgedrongen.

"De sleutelhanger waar de saldolezer aan vast zit, heb ik in eenla gegooid. De code van mijn chipper ken ik niet, die zou ik opmoeten zoeken voordat ik mijn pasje kan gebruiken. Wat ookvervelend is, is het feit dat er van gasten nu ook verwacht wordtdat zij hun code kennen en hun saldo weten.

"Ik snap best dat ze het leegroven van de koffieapparaten tegenwillen gaan, maar dat zou ook op een andere manier kunnen.Bijvoorbeeld door de apparaten eerder te legen! Natuurlijk zal hetgebruik van de chipper wel wennen en het is prettig dat de koffieis uitgebreid en goedkoper is geworden. Maar het wordt me welallemaal opgedrongen en daar ben ik het niet mee eens."

Volgens receptionist Hans Bos weten mensen nog niet goed wat zemet de nieuwe automaten aanmoeten. "Veel mensen vragen ons waar dekoffieautomaten staan, waar met muntjes betaald kan worden. Diezijn er dus niet meer. Ik gebruik mijn chipper niet. Met deinvoering van de nieuwe apparaten zijn wij zelf koffie gaan zetten.Wel jammer dat ze nu pas cappuccino hebben, want dat is wel eenverbetering.

"De sleutelhanger met saldolezer die ik thuisgestuurd hebgekregen, zal mijn zoontje wel hebben ingepikt. Hij spaart namelijksleutelhangers.

"Ik heb wel begrip voor de keuze, omdat de apparaten nu minderinbraakgevoelig zijn. Toch vind ik die pasjes maar niets. Jeportemonnee raak je niet zo snel kwijt, omdat die vrij groot is.Een pasje verlies je echter zo!"

Oplaadpalen

"Mensen halen de chipper en de chipknip vaak door elkaar",vertelt Arie Raterink. "Mensen met een giropas hebben een chipper.Om de chipper te gebruiken, is een andere code nodig dan de pincodevoor de betaalautomaten. Deze tweede code heeft iedereenthuisgestuurd gekregen, bij de introductie van de chipper. Dechipknip zit op kaarten van de andere banken. Bij deze pas is decode om de chipknip op te laden gelijk aan de pincode.

"De chipper kan bij alle openbare telefoons opgeladen worden.Voor de chipknip worden in de loop van het jaar oplaadpalenneergezet, voorlopig kunnen deze op de Uithof bij de bank naastBroese Wristers opgeladen worden."

Raterink voorziet dat in de toekomst meer diensten met dechipper/chipknip betaald moeten worden. "De belangrijkste reden omhet betalen met een pasje in te voeren, is het feit dat deconstante geldstroom verdwijnt. Vorig jaar is tot twee keer toe dekluis gekraakt. Met het gebruik van 'plastic betalingsverkeer' zaldit niet meer mogelijk zijn.

"Op den duur zullen ook het kopieren en het betalen van dereaders met de chipper en chipknip mogelijk zijn. Ik ben ervanovertuigd dat mensen eraan moeten wennen en dat ze het in het beginlastig en vervelend vinden. Maar veel klachten hebben wij nog nietgekregen. Als het er tien zijn dan is dat al veel. Onder destudenten wordt er al helemaal niet geklaagd."

Bieneke Verhaar

Vijf studenten over Theater-, Film- en Televisiewetenschap

Xander Bronkhorst


Lotte Stigterman (21)

"Toneel is altijd een grote liefde van me geweest. Ik speeldebij het wereldkindertheater in Haarlem en de Amsterdamsejeugdtheaterschool. Vorig jaar ben ik helaas afgewezen voor detoneelacademie in Maastricht. Het toneelspelen heb ik toen even opeen laag pitje gezet. Op dit moment doe ik alleen mee aan eenexperimentele musical. Verder wil ik eerst even mijn leventje hierop orde krijgen en mijn studie serieus aanpakken. Wie weet waag ikover een tijdje nog een poging bij de academie.

"Ik denk dat ik me in mijn studie op de film en televisie garichten, nu ik niet op de planken mag staan. De sfeer onder film-en tv-makers is echt te gek. Ik heb al een keer meegespeeld in eenserie van de NOT en binnenkort doe ik auditie voor een nieuweNederlandse speelfilm. Wat ik precies wil met mijn studie, voor ofachter de camera of misschien wel iets heel anders, zie ik nogwel."

Theater: Gijs Scholten van Asschat als Hamlet vond ikfantastisch. Het was ook een mooie vondst om de stem van de geestvan zijn vader door Hamlet zelf uit te laten spreken.

Film: Zusje was op het moment dat de film verscheen wel degelijkvernieuwend.

TV: Omdat ze in mijn huis een verkeerd abonnement hebben genomenzie ik de commerciële zenders vrijwel nooit. Blauw Licht vande VPRO vind ik wel een goed programma.


Wendy van Dongen (18)

"Zo'n college theaterdansgeschiedenis isinteressanter dan je zouverwachten. Het is leuk de traditionele dansen uit het Verre Oostenen de rituelen eromheen eens te zien. Ik heb nog niet echt bedachtwelke kant ik op wil in mijn studie, dat komt volgend jaar wel.Voorlopig vind ik alles nog leuk. Misschien wordt het iets metdramaturgie, al weet ik nog niet precies wat dat is en welke vakkenik dan moet volgen.

"Heel veel mensen die deze opleiding doen zijn er ook in depraktijk mee bezig. Ik heb zelf nog nooit iets gedaan met toneel ofzo, maar dat sfeertje in het theater, daar word ik iedere keer weereen beetje vrolijk van. Niet dat ik heel veel ga, want het is bestduur. Ik ben een liefhebber van musicals. Vooral Miss Saigon enElizabeth waren mooi. Of mijn medestudenten niet een beetjeneerkijken op dat soort producties? Nee, ik heb daar in ieder gevalnog niets van gemerkt."

Theater: Musicals en dansvoorstellingen.

Film: De sneak preview. Ik houd vooral van spannende films,bijvoorbeeld een thriller als Silence of the Lambs.

TV: Soaps en Amerikaanse series. Speelt Goudkust nog? Dat vondik wel een goede soap.


Kirin Bouwmeister (18)

"Ik ben altijd wel bezig geweest met tekenen en schilderen enzo. Ook heb ik twaalf jaar gedanst, de laatste twee jaar bij eengroep die de crème de la crème vormt op amateurniveau.Maar deze opleiding ben ik vooral gaan doen omdat ik heelgeïnteresseerd ben in de betekenis van vooral film, televisieen de nieuwe media voor onze cultuur en maatschappij. Iedereenkijkt tegenwoordig geloof ik drie uur per dag televisie. En zoietsals Big Brother betekent natuurlijk wel wat.

"Ik heb mij goed laten voorlichten en er is tot nu toe nietstegengevallen, al vind ik sommige theaterwetenschappers wel eenbeetje arrogant. Zíj zijn bezig met kunst en de rest isminderwaardig. Dat bevalt me niet. De studenten theater-, film-, entelevisiewetenschappen zijn gelukkig een beetje eigenzinnig, nietvan die meelopers. En we hebben natuurlijk een gedeelde interesse:de film en het theater. Ik zie economiestudenten nog niet met zijnallen wekelijks naar de beurs gaan."

Theater: Cabaret. De Vliegende Panters en Youp van het Hek vindik erg goed. Bert Visscher was ook altijd hilarisch, maar het wordtsteeds meer van hetzelfde bij hem.

Film: The Blair Witch Project was om de enorme hype alinteressant, maar het was ook nog eens een heel spannende film. Jeziet niets. Alleen maar donker. De sfeer deed me aan Blue Velvetdenken.

TV: Dit was het nieuws met Thomas Acda en Raoul Heertje kijk ikgraag, toch weer cabaret.


Ros Hüner (20)

"Na de Vrije School heb ik een poosje maar wat aangemodderd. Opde middelbare school deed ik wel veel aan toneel en anderecreatieve dingen, maar ik wist helemaal niet wat ik wilde.Uiteindelijk heb ik bewust voor deze studie gekozen. Het moest ietsmet kunst- en management worden. Ik kreeg toen de tip dat er inUtrecht een specialisatie kunstbeleid en -management bestond.Toevallig kwam ik op de open dag van de opleiding theater-, film-en televisiewetenschap terecht. Daar werd me duidelijk gemaakt hoeleuk en belangrijk de media zijn.

"Ik ga al steeds kritischer televisie kijken. Laatst zag ik eenaankondiging voor een show van Oprah waarin vrouwen vanverschillende etnische afkomst werden opgemaakt. Dat gebeurdehelemaal naar westerse smaak. Most Asian women have problems withtheir eyes, ja het zal wel. De manier waarop televisieprogramma'siets zeggen over sociale structuren, dat vind ik interessant.

"Het lijkt me wel leuk om dicht bij het maakproces van een filmof een toneelstuk te zitten. Veel studenten doen nu al allerleidingen op dat gebied. Ik heb dat bewust een beetje afgehouden. Metstuderen alleen heb ik het voorlopig druk genoeg."

Theater: Ik bewonder Freek de Jonge voor de manier waarop hij inzijn fantasievolle voorstellingen harde humor combineert metsubtiel verdriet.

Film: Happiness was dit jaar de beste film.

TV: Waskracht van de VPRO heeft vaak originele en diepgravendereportages.


Valentijn Luiken (24)

"Ik ben al derdejaars, om de een of andere reden heb ik ditcollege nooit gehaald. Voordat ik met deze studie begon heb ik evende PABO gedaan en HEAO-communicatie gestudeerd. Het was allebeiniet wat ik wilde. Door mijn belangstelling voor speelfilms werd ikop het spoor van deze studie gezet. Op dit moment richt ik mevooral op de nieuwe media. Een aantal vrienden van me makenwebsites voor bedrijven. Dat is ook de richting die ik uiteindelijkop wil.

"Ik heb nog heel even acteerambities gehad. Met een aantalmensen hebben we anderhalf jaar geleden een fictief reclamefilmpjegemaakt voor een programma van de TROS. Het was een parodie op TonyLittle, die bodybuilder met paardestaart die fitnessapparatuur opTV aanprijst.Ik speelde Tony Little. Dat is wel tof om zo een paarkeer op televisie te zijn. Met de digitale camera die we toenhebben gewonnen heb ik laatst mijn reis door Amerikavastgelegd.

"Als je er voor openstaat kun je tijdens deze studie allerleileuke dingen doen. Bij Kruimeltje heb ik bijvoorbeeld meegewerktals lokatie-assistent. Ik moet nog altijd gaan kijken of ik wel opde aftiteling sta."

Theater: 'Licht' is een stuk dat ik in mijn eerste jaar hebgezien in de Stadsschouwburg in Amsterdam. Twintig minuten zie jealleen een aantal figuren op het podium. Er gebeurt niets. Danplotseling knalharde Andrea Bocelli gevolgd door een monoloog. Heelimponerend.

Film: Funny Games was tof; choquerend en grappig tegelijk.Verder Lost Highway van David Lynch en U-turn van Oliver Stone. Ende Matrix was natuurlijk prachtig.

TV: Van Discovery Channel mag ik nooit op tijd naar bed. NASA,de exploratie van Mars, quantummechanica, dat soort dingen vind ikgeweldig.


De hoogleraren over de populariteit van hunvakgebied:

'Bij ons kun je een beetje van alles doen'

Na de traditionele topscorers Algemene Letteren enGeschiedenis trok de opleiding Theater-, Film-, enTelevisiewetenschap dit jaar de meeste letterenstudenten. Al jarenneemt het aantal studenten gestaag toe. Vorig jaar was er even eendip (mogelijk omdat de Universiteit van Amsterdam toen voor heteerst een propedeuse film- en televisiewetenschap aanbood en meteen160 studenten trok). Maar dit jaar verdubbelde het aantal Utrechtsestudenten weer bijna (terwijl toch ook het aantal eerstejaars inAmsterdam met liefst negentig toenam). Wat trekt zo in ditvak?

Prof.dr. W. Uricchio, hoogleraar theaterwetenschappen in hetbijzonder de geschiedenis van de film en televisie vindt depopulariteit van de studie niet verwonderlijk. "We wonen in eengemediadiseerde wereld. Het gaat daarom om een heel relevantvakgebied. Ook door de opkomst van allerlei nieuwe media. Naast deculturele relevantie is de methodologie aantrekkelijk voor nieuwestudenten. Die is anders dan van de traditionele vakken. Bij onskun je een beetje van alles doen: literatuur, geschiedenis,kunstgeschiedenis. Er is geen duidelijke afgrenzing zoals bij detraditionele vakken. You're not trapped." Uricchio denkt dat debelangstelling voor deze opleiding zal aanhouden. "Ik zit hier nuvijfjaar en het aantal eerstejaars blijft vrij stabiel groeien."Lachend: "En we zullen het Big Brother-effect zeker gebruiken in devoorlichting."

"Het is moeilijk in algemene zin iets te zeggen over demotivatie van studenten", meent prof.dr. H. Schoenmakers, directeurvan het Instituut Media en Re/presentatie. "Met de massaliteit isook de diversiteit van de studenten toegenomen. In de jarenzeventig was de filmwetenschap erg maatschappijkritisch.Tegenwoordig heeft elke student zijn eigen motivatie om voor dezestudie te kiezen. De meningen over esthetiek lopen zeer uiteen. Nuzitten de liefhebbers van de Hollywood-film en de meer innovatiefingestelde studenten naast elkaar in de collegebanken. De eneafgestudeerde gaat aan de slag bij Joop van den Ende, de ander bijhet Rotterdams Filmfestival. Het is de taak van de docenten dieindividuele gedachtenvorming aan te moedigen."

Schoenmakers erkent dat ondanks een zeer expliciete voorlichtingieder jaar een fiks aantal studenten in de propedeuse afvalt, omdatde studie te theoretisch wordt bevonden. "Bij ons word je geenacteur of filmmaker, dat stellen we altijd zeer duidelijk. Om datnog eens te benadrukken stoppen we meteen veel theorie in heteerste jaar. Sommigen worden daardoor afgeschrikt. Dat wiloverigens niet zeggen dat we niet graag zien dat onze studentenwerkzaam zijn in de praktijk. Integendeel. Iemand die goed is in depraktijk is dat vaak ook in de theorie."

Aantal eerstejaars

1994:..........86

1995:..........96

1996:.........100

1997:.........128

1998:..........74

1999:.........137

'Unilever-hoogleraar' Verrips pleit voor toepassing biotechnologie: 'Hoe durft de milieubeweging zoveel vervuiling voor zijn rekening te nemen?'

'Unilever-hoogleraar' Verrips pleit voor toepassingbiotechnologie: 'Hoe durft de milieubeweging zoveel vervuiling voorzijn rekening te nemen?'

Toen een kleine twee weken geleden in Montreal het BiosafetyProtocol werd ondertekend, sprak een woordvoerder van Greenpeaceover een stap in de goede richting. Maar prof.dr. Theo Verrips wasminder opgetogen. 'Nederland kan genetisch veranderde productenbuiten de deur blijven houden', concludeerde het dagblad Trouw, endat is nu precies waar Verrips bang voor is. Zo'n besluit zouvolgens de man, die zijn onderzoeksfunctie bij Unilever nu al elfjaar combineert met een deeltijdaanstelling als hoogleraar, weleens zeer vertragend kunnen werken op het onderzoek en daarmee opde introductie van nieuwe producten. Producten die naar zijn meningonmisbaar zijn voor een groot deel van de wereldbevolking.

"Neem China, waar tarwe voor ongeveer zeshonderd miljoen mensenvolksvoedsel nummer één is. Al jaren wordt de oogst erbedreigd door twee virussen. De enige effectieve manier om dievirussen te bestrijden is spuiten met het zeer giftigemethylbromide. Op dit moment komt daarvan alleen al in Chinajaarlijks tussen de 50 en 70.000 ton in het milieu terecht. Als eenonderzoeksgroep in de 'UK' dan samen met de Chinezen werkt aan eentechnologie om tarwe resistent tegen dat virus te maken, dan vraagik me af hoe ethisch het is dat wij in het rijke westen `nee'zeggen tegen die technologie. Want dat hebben we in Montrealgedaan. Niet met zoveel woorden, maar het komt er wel op neer."

Natuurlijk, ook Verrips beseft dat het laatste woord overbiotechnologie nog niet is gesproken. Maar de mogelijkemilieurisico's van genetische manipulatie staan voor zijn gevoelniet in verhouding tot de winst die biotechnologie juist ook voorhet milieu kan opleveren.

"Ik begrijp echt niets van de houding van de milieubeweging. Ikbegrijp niet hoe die het voor zijn rekening durft te nemen dat erjaarlijks zoveel methylbromide in het milieu terechtkomt. Ik praatregelmatig met mensen uit China. Die zeggen: Jullie hebben kritiekop ons milieubeleid. Maar als we geen gemanipuleerde tarwe mogengebruiken, en we mogen ook niet spuiten, wat moeten we dan? Julliemaken ookbezwaar tegen het upgraden van rijst met vitamine A. Maarhoe kunnen we anders voorkomen dat er jaarlijks duizenden mensen inChina en andere derdewereldlanden blind worden door een vitamineA-gebrek?"

Gist

Hij stond aan de wieg van de Nederlandse biotechnologie, enbegon in dienst van Unilever al in 1977 met onderzoek naar demogelijkheden om eencellige micro-organismen zoals bacteriënen gist genetisch te manipuleren.

"In de klassieke biotechnologie zoals die vaak wordt toegepastin de voedingsmiddelenindustrie gaat het vaak om dierlijke ofplantaardige stoffen die maar in kleine hoeveelheden voorkomen enmoeilijk zuiver zijn te winnen. De clou is dan om het gen datverantwoordelijk is voor de aanmaak van de stof die je wilt hebben,in te bouwen in bijvoorbeeld een gistcel. Als je dat goed doet,gaat die gistcel de stof voor je maken, en dat is niet alleengemakkelijker en goedkoper, maar levert vaak ook nog een zuiverderproduct op.

"In feite is zo'n gistcel dus een klein fabriekje, waarin jekunt maken wat je wilt. Je kunt hem ook vergelijken met eencd-speler. Afhankelijk van de cd die je erin stopt, gaat hij eenbepaald soort muziek maken. In dit opzicht lijkt biotechnologienogal op informatica. Daar wordt de informatie overgebracht doorcombinaties van nullen en enen, in de biologie gebeurt dat door deletters A,C, G, T uit het DNA."

Antibiotica

Hoewel een warm pleitbezorger van biotechnologie, is Verripsbepaald niet de klassieke industrieel die de bezwaren vanmilieuactivisten achteloos wegwuift. Om dat te onderstrepen gaathij serieus in op de gevaren van het gebruik van zogehetenresistentie-markers (zie kader), een ernstig probleem waaraan deindustrie en de wetenschap naar zijn mening veel te weinig aandachtbesteden.

Verrips: "Die techniek is in het verleden op grote schaaltoegepast, maar inmiddels is duidelijk dat we de kans dat datresistentie-gen in het milieu terecht komt, behoorlijk hebbenonderschat. Daardoor is een groot aantal micro-organismen resistentgeworden tegen antibiotica, wat zou kunnen leiden tot een verdereverspreiding van die resistentie in het milieu, iets wat door hetoverdadig gebruik van bestrijdingsmiddelen toch al een grootprobleem is. In de jaren tachtig wisten we nog niet beter, maar ikvind het onvergeeflijk dat die methode nu nog wordt toegepast."

In september 1999 zei prof.dr. Van der Vliet in het Ublad datgrote delen van het onderzoek zonder deze handige methode welkunnen worden stopgezet, maar dat vindt Verrips onzin. "Je kunt ookandere markers zoeken. Ik beschik inmiddels over een prachtiggistsysteem, waarmee ik een groot aantal experimenten heb gedaan.Daarin zit, met uitzondering van het gen dat ik in de cel breng,uitsluitend materiaal van de gistcel zelf. En datzelfde kan, zijhet minder gemakkelijk, ook met planten."

Het genetisch veranderen van planten brengt trouwens nog eenander onopgelost probleem met zich mee, waarschuwt Verrips. "In eengistcel kan ik een vreemd gen precies op een door mij bepaaldeplaats in het DNA van de gist krijgen. Maar bij planten lukt datnog niet. Het is dus mogelijk dat een ander gen wordt geraakt metalle onvoorspelbare gevolgen van dien. Om in de beeldspraak van decd-speler te blijven: misschien gaat de volumeknop opeens veelharder of hoor je helemaal niets meer. In ieder geval verander jeiets in de plant zonder dat helemaal duidelijk is wat het effectis. Het risico dat er iets mis gaat, is klein, maar het bestaatwel. Ik vind dat we ook dat probleem nogal onderschat hebben."

Blunder

Voeg daar nog het mogelijke risico bij dat genetischgemodificeerde planten zich in het milieu verspreiden en daardoorandere soorten verdringen, en het lijkt logisch dat zowel demilieubeweging als nationale regeringen huiverig zijn voor een alte snelle acceptatie van dit soort nieuwe technieken. Maar ondankszijn bedenkingen wegen voor Verrips de aantoonbare voordelen vanbiotechnologie veel en veel zwaarder dan de mogelijke nadelen. Vanpleidooien om eerst de risico's op lange termijn te onderzoekenalvorens biotechnologie commercieel toe te passen, wil hij dan ookniets weten.

"Je zult mij niet horen zeggen dat de milieubeweging onzinpraat. Ik heb veel met ze gediscussieerd en op het punt van deantibiotica-resistentie hebben ze mij ook echt overtuigd. Datprobleem heb ik indertijd onderschat. Wat me alleen dwars zit isdat dogmatische `nee' zeggen. En het erge is dat dat nu ook al doorEuropese politici wordt overgenomen, voor mijn gevoel overigensdeels om puur protectionistische redenen. Laten we dan lieverzeggen: we gaan het beter doen dan de Amerikanen, we gaan eentechnologie maken waar de huidige zwakheden niet in voorkomen. Danbenader je het tenminste positief.

"Alleen maar `nee' zeggen tegen deze technologie, wat nu inEuropa dreigt te gebeuren, zou in mijn ogen een catastrofaleblunder zijn. Want dat betekent onvermijdelijk dat de industrie hetonderzoek op een laagpitje zal zetten. Dat zal onze boeren eenachterstand opleveren die straks moeilijk zal zijn in te lopen. Alswe deze technologie, die in mijn ogen van even groot belang is alsde informatietechnologie, nu verwaarlozen, dan ben ik bang datEuropa daar te zijner tijd een hoge prijs voor gaat betalen."

Erik Hardeman


Markergenen

Bij genetische manipulatie in de voedselproductie gaat het eromeen stukje vreemd DNA in de cellen van een plant te brengen,bijvoorbeeld om die plant resistent te maken tegen een bepaaldeziekte. Maar dat is niet eenvoudig. Het lukt maar in een beperktaantal gevallen om het vreemde DNA ook echt in de cel te krijgen.Om planten te kweken met de gewenste nieuwe erfelijke eigenschap,moet je dus proberen die cellen uit de celkweek te selecterenwaarin het nieuwe stukje DNA ook echt terecht is gekomen.

Een jaar of tien geleden is daarvoor een methode ontwikkeld diegebruik maakt van zogeheten 'markergenen'. Je 'plakt' aan het gendat je in de plant wilt brengen een ander gen dat zorgt voor deproductie van stoffen die een bepaald antibioticum afbreken.Vervolgens laat je dat antibioticum los op je celkweek. De meestecellen zullen door het antibioticum worden gedood. Maar in decellen waarin het nieuwe gen - en dus ook de stof die hetantibioticum afbreekt - terecht is gekomen zal het onschadelijkworden gemaakt. De cellen die overleven, zijn dus per definitie decellen met het nieuwe gen erin. Het gebruik van antibiotica iskortom een heel simpele selectietechniek vast te stellen of het DNAin de cel terecht is gekomen.

Vrouwen in het voetbalbestuur: 'Ze bellen een meisje sneller terug dan een jongen'

Vrouwen in het voetbalbestuur: 'Ze bellen een meisje snellerterug dan een jongen'

Dat zal je nou altijd zien. Hebben de vrouwelijke bestuursledenvan studentenvoetbalvereniging Odysseus net zitten vertellen hoetrots zij zijn op de weinige gele en rode kaarten die hun ledenkrijgen, breekt er op het veld waar 'hun' heren 3 speelt een potjezinloos geweld uit waar de honden geen brood van lusten. Hetincident werpt een nieuw licht op het onderwerp waar de dames heteerder over hadden: hoe het is om als vrouw een bestuurstaak tehebben in de voetballerij.

Voorzitster Lian Witteveen rent het veld op om de opgefoktespelers tot rust te manen. Ze weet de heren zelfs zo ver te krijgendat ze, na een kleine time-out, het spel weer hervatten en dewedstrijd zonder verdere incidenten uitspelen. Ondertussen gaanAnne Brünott en Maaike Kok, respectievelijk commisaris externen wedstrijdsecretaris, achter twee van het veld gestuurde spelersaan om te voorkomen dat die in hun woede de kleedkamer verbouwen.Alledrie zeggen ze achteraf hetzelfde: in dit soort situaties ishet een voordeel om een vrouw te zijn. "Want hoe opgefokt mannenook zijn: tegenover een vrouw zullen ze zich eerder proberen tebeheersen", vat Brünott het samen.

Samen met secretaris Janna van der Meer vormen de dames sindsoktober een meerderheid in het zevenkoppige bestuur van Odysseus.En dat blijkt een ware primeur voor een voetbalclub. "Kijk, binnende club en het studentenwereldje vinden ze het redelijk normaal.Utrecht heeft een hoog percentage vrouwelijke studenten, dus daaris niks vreemds aan. Maar binnen het voetbal zelf is het heelongebruikelijk", vertelt Brünott. Het grootste deel van devoetbalbesturen wordt bevolkt door mannelijke AOW-ers of WAO-ersdie zelf niet spelen en daardoor tijd genoeg hebben voorbestuurstaken.

Wedstrijdsecretaresse

En dus stonden de dames bij de nieuwjaarsborrel van de KNVBmidden tussen de heren op leeftijd. "Er waren daar echt bijna geenvrouwen. En degenen die er wel waren, waren de vrouwen van",vertelt Kok. Zo worden de bestuursleden zelf ook vaak gezien,vertellen ze. Uitspelende clubs die door de dames wordenopgevangendenken wel vaker dat de bestuursleden even tijdelijkrepresentatief optreden. "Ik laat ze meestal maar in de waan, zekomen er vanzelf wel achter", vertelt Brünott.

Hoewel ze dus soms voor enige verwarring zorgen, hebben debestuursleden maar een paar voorbeelden van echt vervelendereacties. "Er was hier ooit een voorzitter op bezoek die zichafvroeg waarom hij geen bitterballen kreeg, als er toch zoveelvrouwen aan de tafel zaten", herinnert Brünott zich. Witteveenhad onlangs een vertegenwoordiger van de KNVB tegenover zich, dieweigerde het woord tot haar te richten. "Hij bleef maar tegen debaliemedewerker van Olympos praten, terwijl ik hem allang hadduidelijk gemaakt dat hij bij mij moest zijn". En Kok vertelt datzij soms een beetje moe wordt van collega-wedstrijdsecretarissendie haar bij wijze van humor 'wedstrijdsecretaresse' noemen.

Maar ondanks die ervaringen zijn de dames het er over eens datze uiteindelijk worden beoordeeld op hun prestaties. "Als ik inbestuurskamers van andere clubs kom, staan ze vaak eerst raar tekijken. Maar als dan blijkt dat ik weet waar ik het over heb, wordtdat juist ook heel erg gewaardeerd", vat Witteveen haar ervaringensamen. Brünott en Kok delen die mening. "Voordat we hieroverwerden geïnterviewd had ik er nog nooit over een seconde overnagedacht dat dit iets bijzonders is", vertelt Kok.

Dat er binnen de vereniging door de mannen de nodige geintjesworden gemaakt, daar kunnen ze best mee leven. Want uiteindelijkheeft niemand er problemen mee, denken zij. Kok meent zelfs dat hetjuist een voordeel is om vrouw te zijn. "Ze bellen een meisjesneller terug dan een jongen". Volgens de dames zelf scheelt hetook dat zij niet 'mieperig' zijn, geen 'hockey-meisjes of taebo-miepjes'. "We weten waar we voor staan en gaan discussies nietuit de weg, maar we gaan daarna ook gewoon met de mannen aan de bareen biertje drinken", aldus Witteveen.

Twijfels

Jurriaan Otto, voorganger van Witteveen, vertelt dat het al vrijsnel duidelijk was dat Witteveen zijn opvolger moest worden: "Zewas enthousiast, meteen actief en voelde zich duidelijk lekker inde club. Ze was gewoon de beste kandidaat." Zelf had Witteveen ineerste instantie wel haar twijfels. "Toen heb ik een aantal mannengevraagd of zij dachten dat ik heel anders behandeld zou worden."Van hen kreeg ze te horen dat ze uiteindelijk zou worden afgerekendop haar functioneren "dus toen heb ik het maar gedaan."

Dat er vervolgens nog drie andere vrouwen voor bestuursfunctieswerden voorgedragen was geen toeval, vertelt Witteveen. "Jekentelkaar en je weet wat je aan elkaar hebt. Bovendien zijn devrouwen in de vereniging op dit moment ook actiever, ze doen meerin commissies en bepalen meer het beeld."

Hoewel zij denkt dat het bestuur secuurder is geworden sinds ermeer vrouwen in zitten, is inmiddels ook besloten dat er niet nogmeer vrouwen bij moeten komen. De club telt zes mannenteams en tweevrouwenteams. "Als de verhouding nog schever komt te liggen in hetbestuur, dan weet je niet meer wat er speelt binnen een groot deelvan je club", legt Brünott uit.

En terwijl de KNVB bezig is om meer vrouwen in voetbalbesturente krijgen, klinkt er binnen Odysseus juist een roep om actievemannen. Maar niet alles is verloren voor mannen zonder bestuurlijktalent, zo blijkt. Ze kunnen altijd nog hopen op een plaats in dedoor de dames samengestelde mooie-mannen top 10.

Hanneke Slotboom

Wat kan de hoogte van pensioenuitkeringen beinvloeden?

Pensioen en echtscheiding.

Wanneer gehuwden en geregistreerde partners gaan scheiden,moeten zij dat binnen twee jaar na de scheiding hebben gemeld aanhet ABP. Gebeurt dit niet, dan hebben de ex-partners/echtgeno(o)tenop het moment dat ze 65 jaar worden recht op de helft van dat deelvan het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tijdens hethuwelijk.

Deze regeling vloeit voort uit de Wet Verevening Pensioen bijScheiding (Wet VPS) die sinds 1995 van kracht is. Wel is hetmogelijk de toepasselijkheid van de Wet VPS uit te sluiten inhuwelijkse voorwaarden of in een echtscheidingsconvenant.

Pensioen en ontslag.

Een medewerker van de UU die van baan verandert en terecht komtbij een werkgever die niet is aangesloten bij het ABP, kan zijnpensioenrechten en flexibel pensioen premievrij bij het ABP latenstaan. Het flexibel pensioen heeft betrekking op het opbouwdeel vande op 1 april 1997 ingevoerde FPU-regeling en bestaat uit eenbasis-uitkering, een opbouwdeel en de aanvullende uitkering. Depremievrije aanspraak wordt vastgesteld op basis van de diensttijdvóór het ontslag. De pensioenuitkering wordt berekend opbasis van het salaris, dat de medewerkers het laatste jaar aan deUU heeft gekregen.

Pensioen en waarde-overdracht.

Als medewerkers van baan veranderen kan dit tot gevolg hebbendat zij bij een ander pensioenfonds komen. Hierdoor kan hetpensioen op 65-jarige leeftijd uit twee delen bestaan: HetABP-pensioen en het pensioen bij de tweede werkgever. Er is dansprake van een pensioenbreuk. De pensioenbreuk houdt meestal in,dat de tweede werkgever alleen salarisverhogingen in het pensioenverwerkt over de dienstjaren bij deze werkgever. Om eenpensioenbreuk te voorkomen heeft iedere medewerker sinds 1994 rechtop waarde-overdracht. Dit houdt in, dat na de ontslagdatum dewaarde van het pensioen kan wordenovergedragen naar hetpensioenfonds van de nieuwe werkgever. Hiervoor krijgt demedewerker extra dienstjaren in de pensioenregeling van de nieuwewerkgever. Voor het recht op waarde-overdracht is vereist dat dewerknemer binnen twee maanden aan het pensioenfonds van de nieuwewerkgever een verzoek doet voor een opgave van het pensioen dat hijheeft opgebouwd bij zijn oude werkgever.

Wie vragen over zijn pensioen heeft, kan terechtbij de personeelsfunctionaris van de faculteit/dienst of deklantenservice van het ABP. De klantenservice is op werkdagentelefonisch bereikbaar van 8 tot 19 uur op telefoonnummer045-5796171. Ook is de website van het ABP te raadplegen.Internetadres: http://www.abp.nl

Commotie over gering aantal KNAW-fellows

Met slechts twee van de in totaal 37 gehonoreerdeaanvragen kwam Utrecht eind vorig jaar opmerkelijk slecht uit debus bij de jaarlijkse toekenning van 'fellows' bij de koninklijkeakademie van wetenschappen KNAW. Een teleurgestelderector-magnificus prof.dr. H. Voorma verweet de bèta-medischedecanen daarop slecht werk te hebben geleverd. Maar die opvattingis niet onomstreden.

Eén 'fellow' bij Sociologie en één bij Rechten.In de Utrechtse alfa-gammahoek werd de uitslag van de jaarlijkseKNAW-competitie eind vorig jaar met instemming begroet. Met tweevan de twaalf gehonoreerde aanvragen in die sector (beide vrouwen)had Utrecht uitstekend gescoord. Vooral in de faculteit Rechten dienog nooit eerder een KNAW-fellow in de gelederen had, was devreugde groot. Maar in het Bestuursgebouw werd het succes van dealfa-gamma's overschaduwd door het unieke feit dat zowel deselectiecommissie natuurwetenschappen als haar biomedischetegenhanger alle Utrechtse voorstellen van tafel had geveegd.

Die onverwachte tegenslag leidde in De Uithof tot koortsachtigcrisisoverleg. Want een terugval van zeven gehonoreerdebèta-medische aanvragen in 1999 naar nul één jaarlater, dat kon geen toeval zijn. De conclusie was snel getrokken:er had kennelijk het nodige geschort aan de manier waarop devoorstellen bij de KNAW waren ingediend. En dat viel volgens Voormamet name de bèta-medische decanen te verwijten, die deprocedure beter in de hand hadden moeten houden en die telichtzinnig waren omgesprongen met de strakke eisen van deKNAW.

Gepikeerd

Een telefonische rondgang leert dat de woorden van de rectorgemengde reacties hebben opgeroepen. Hoewel verschillendewoordvoerders erkennen dat hij niet helemaal ongelijk heeft en dathier en daar inderdaad nogal gemakzuchtig met de strengeKNAW-criteria is omgesprongen, is zijn kritiek bij de decanen nietecht in goede aarde gevallen.

"Ik vond de opmerking van Voorma een slag in de lucht", zegt eenhoorbaar gepikeerde oud-decaan prof.dr. G. van Koten vanScheikunde. "Wat mij betreft had hij beter eerst met de decanen omde tafel kunnen gaan zitten in plaats van met dit soort sweepingstatements te komen. Nu lijkt het erop alsof we ons werk inderdaadniet goed hebben gedaan en dat is onzin. Dit soort uitspraken isheel slecht voor de UtrechtsePR."

Ook inhoudelijk distantieert Van Koten zich van de woorden vande rector. De kandidaat van Scheikunde voldeed naar zijn mening inalle opzichten aan de criteria en hij is dan ook teleurgesteld overde afwijzing, te meer daar de KNAW er niet meer dan éénregel aan vuil wenste te maken.

"Wij hebben hier keihard gewerkt om een goede aanvraag in tedienen en ik heb eigenlijk geen idee waarom onze kandidaat isafgewezen. De argumentatie van de commissie was zo buitengewoon dundat ik daar niet eens commentaar op wil geven. Ik vind het trouwensook niet netjes tegenover de kandidaat zelf. Die zou je toch weleven een persoonlijk briefje kunnen schrijven in plaats van de eneregel in het 'referee'-rapport waarmee hij het nu moet doen?"

Ook biologiedecaan prof.dr. W. Hoekstra is het wat zijnfaculteit betreft niet met de rector eens. Maar hij geeft toe dathij aanvragen uit andere faculteiten heeft gezien, waarbij de doorde KNAW gestelde randvoorwaarden "nogal lichtzinnig waren opgerekt.Ik heb een paar voorstellen gezien, waarvan ik dacht: zo moet jedat gewoon niet doen.

"Nu zou je tot op zekere hoogte kunnen zeggen dat dat ook voormijn eigen faculteit geldt. Een absolute voorwaarde van de KNAW isdat kandidaten beschikken over buitenland-ervaring en dat had onzekandidate niet. Waarom we haar dan toch hebben voorgedragen? Teneerste hadden we geen andere kandidaat van vergelijkbaar niveau,maar bovendien hoopten we dat de KNAW begrip zou hebben voor hetfeit dat het om een vrouw met een gezin ging, die nu eenmaal mindergemakkelijk in de gelegenheid is om een tijd naar het buitenland tegaan. Het was echt een heel goede kandidate en bij Diergeneeskundeis een soortgelijke aanvraag een paar jaar geleden wélgehonoreerd. Maar kennelijk zijn de selectiecriteria inmiddelsverscherpt."

Fluctuaties

Hoekstra ziet kortom niet hoe hij het beter had kunnen doen engelooft dan ook niet dat Voorma de vinger op de zere plek heeftgelegd. "Er is volgens mij geen zere plek." Hij wordt daarinbijgevallen door prof.dr. J. Tjon. De Utrechtse theoretisch fysicusheeft als lid van de selectiecommissie natuurwetenschappen niet deindruk gekregen dat de Utrechtse aanvragen dit jaar opeens zoveelslechter in elkaar zaten dan anders. Hij wijt de negatieve scoreaan toevallige fluctuaties, waarover de universiteit zich niet alte veel zorgen hoeft te maken. "Ik vond het stuk in het U-bladnogal gechargeerd. Vorig jaar scoorde Utrecht erg goed, dit jaarwas het wat minder, dat kan gebeuren. Ik heb zeker niet de indrukdat in Utrecht onvoldoende aandacht aan de voorstellen is besteed.De kwaliteit van de kandidatenwas gewoon wat minder dan vorigjaar."

Haematoloog prof.dr. J. Sixma, die de biomedische aanvragenbeoordeelde, is het in grote lijnen met Tjon eens. "Natuurlijk ishet opvallend als de resultaten over de hele linie opeens zotegenvallen, maar voor mij blijft het vooral een kwestie vantoeval. Ook in onze sector viel de kwaliteit van de Utrechtsevoorstellen tegen. Met de aanvragen zelf was weinig mis, maar vande kwaliteit van de kandidaten was ik niet vreselijk onder deindruk, al gaat het te ver om te zeggen dat ik me voor Utrechtschaamde. Het blijft overigens mensenwerk. Een indiener van eenUtrechtse aanvraag zei: 'Hoe is het mogelijk dat jullie dekwaliteit van dit voorstel niet zien?' Tja, misschien zaten wijhelemaal fout, maar we zagen het echt niet."

Al met al is duidelijk dat het geen kwaad kan om de Utrechtseaanvragen in de toekomst toch maar wat kritischer tegen het lichtte houden. Het college van bestuur heeft daar inmiddels al toebesloten en de Utrechtse scheikundige prof.dr. B. de Kruijff, lidvan de selectiecommissie natuurwetenschappen, vindt dat nietonverstandig. Van de beoordelaars die het U-blad sprak, was hij hetminst te spreken over de Utrechtse inbreng. "Ik denk dat Voorma weleen beetje gelijk heeft met zijn kritiek. Je krijgt de indruk datsommige indieners gewoon niet weten waarop door zo'n commissiewordt gelet. Wij willen innovatief onderzoek, maar we verwachtenook van onderzoekers dat ze mobiel zijn. Wat bijvoorbeeld heel ergtegen mensen pleit is als ze voortdurend hetzelfde doen of als zesteeds maar bij dezelfde universiteit blijven. Als iemand al tienjaar in Utrecht zit, moet er ter compensatie wel heel veeltegenover staan, willen wij zo'n aanvraag goedkeuren. Zo iemandheeft om te beginnen al drie strepen tegen. Het zou verstandig zijnals men in Utrecht voortaan wat meer rekening met zulke zaken zouhouden."

Erik Hardeman


KNAW-fellows

Jaarlijks trekt de Akademie van Wetenschappen (KNAW) ongeveertwintig miljoen gulden uit in de vorm van persoonsgerichte'fellowships' voor jonge onderzoekers. Doel van het programma ishet behouden van jong wetenschappelijk talent voor de Nederlandseuniversiteiten. Akademie-onderzoekers krijgen een aanstelling vandrie jaar met een optie bij bewezen kwaliteit op nog eens tweejaar. Voorwaarde voor verlenging is dat de universiteit debetreffende onderzoeker daarna een vaste plaats garandeert. Intotaal haalde Utrecht sinds 1991 62 fellowships binnen.