Achtergrond

Nieuwe hoogleraar theologische vrouwenstudies over de problematische mannelijkheid van God: 'Ik wil de discussie over Gods geslacht uit de sfeer van de man-vrouw tegenstelling halen'

Nieuwe hoogleraar theologische vrouwenstudies over deproblematische mannelijkheid van God: 'Ik wil de discussie overGods geslacht uit de sfeer van de man-vrouw tegenstellinghalen'

De ontvangst op de werkkamer van prof.dr. Anne-Marie Korte ishartelijk. Maar de vorig jaar aangestelde bijzonder hoogleraartheologische vrouwenstudies steekt niet onder stoelen of banken datzij twijfels heeft over de in haar ogen hachelijke onderneming omeen journalistiek verhaal te schrijven over de oratie, die zij eindjanuari hield. `Gods geslacht, gender en verwantschap invrouwenstudies theologie', was de titel van de rede, waarmee denieuwe hoogleraar haar ambt aanvaardde. Centraal in dat betoogstond de vraag hoe om te gaan met de mannelijkheid die degodsvoorstelling in de christelijke kerk vrijwel vanaf het beginvan onze jaartelling heeft gekenmerkt. "Het is geen gemakkelijkverhaal", waarschuwt Korte, die haar nieuwe functie gaat combinerenmet het hoofddocentschap aan de Katholieke TheologischeUniversiteit Utrecht. "Ik probeer de kwestie vanuit een nieuweinvalshoek te bekijken, maar pasklare oplossingen heb ik niet."

Zij raakte al jong betrokken bij de `vrouw en geloof'-beweging,die sinds de jaren zeventig de traditionele, door mannengedomineerde theologie ter discussie stelt. Eén van dekwesties die in die beweging van meet af aan centraal stonden, washet voor vrouwen problematische beeld van een mannelijke God.Volgens het boek Genesis zijn zowel mannen als vrouwen naar hetbeeld en de gelijkenis van God geschapen. Maar toch werd God zowelin de joodse als in de christelijke traditie vrijwel uitsluitendals man voorgesteld, en werd `zijn' naam in de bijbel standaardweergegeven met `God de Heer' of `God de Vader'.

Feminisme

Al in de negentiende eeuw zetten vrouwen vraagtekens bij dezeinterpretatie die naar hun mening eeuwen van mannelijkeoverheersing had gelegitimeerd zowel in als buiten de kerk.Maar hetgeslacht van God werd pas echt een item met de opkomst van defeministische theologie in de jaren zeventig. De vraag of God eenHij is dan wel een Zij, paste helemaal in het algeheleemancipatiedenken van die tijd. Door het man-zijn van God terdiscussie te stellen, hoopten feministische theologes een debat teentameren over de dominante positie van mannen in de kerk.

Die radicale beweging is heel nuttig geweest voor het op gangbrengen van de discussie, stelt Korte, maar een echte oplossingbracht zij niet. "In de eerste plaats staat de mannelijke God in dechristelijke traditie zo centraal dat je die niet zomaar, zoalssommige feministes voorstelden, kunt vervangen door een vrouwelijkeGod. Maar ook al had dat wel gekund, dan nog had dat niet echt ietsopgelost. Door een vrouwelijke God in de plaats te stellen van eenmannelijke blijf je denken in termen van sekse en daarmeeonvermijdelijk ook in termen van de man-vrouw tegenstelling. Als jede tekst in Genesis over de gelijkenis tussen God en mens teletterlijk neemt, kom je nooit aan deze tegenstelling voorbij.Vandaar dat ik op zoek ben naar invalshoeken voor een andereinterpretatie van die tekst. Het moet toch mogelijk zijn om inandere dan geslachtelijke termen over de gelijkenis tussen mens enGod te denken? Dat is de denkrichting waartoe ik in mijn oratie eeneerste aanzet heb gegeven en die ik de komende tijd verder wiluitbouwen."

Voorouder

In de aula van het Academiegebouw begon Korte haar`terreinverkenning' met de introductie van het begrip`verwantschap'. Het zou wel eens zo kunnen zijn, stelde zij, datspreken in termen van afstamming en verwantschap de sleutel is omde discussie over Gods geslacht uit de sfeer van de man-vrouwtegenstelling te halen. "Door verwantschap als leidend beginsel tenemen en God te zien als de `hemelse voorouder' van het menselijkgeslacht, kan de nadruk in ons denken meer komen te liggen op hetoerbeeld dat alle mensen, mannen en vrouwen, uit God zijnvoortgekomen. Dat zou de tekst in Genesis dat zowel mannen alsvrouwen naar Gods beeld zijn geschapen niet alleen begrijpelijkermaken, maar ook ontdoen van zijn geslachtelijke lading. De essentievan verwantschap is tenslotte niet dat ouders en kinderen of anderefamilieleden op elkaar lijken, maar dat ze bij elkaar horen."

Je zou denken dat 'God de Vader' tegen deze achtergrond eengoede weergave vormt van de godsnaam. Maar ook die oplossingvoldoet niet, stelt Korte, zolang wij althans uitgaan van hetwesterse vaderbeeld. "Het vanzelfsprekende gezag van de vader istegenwoordig weliswaar vrijwel verdwenen en er is steeds meersprake van gelijkwaardigheidtussen mannen en vrouwen. Maar in degangbare voorstellingen van ouderschap heersen toch nog steedssterke seksestereotypen. In ons denken is de vader nog wel vaak hethoofd van de familie, terwijl de moeder degene is die de zorg voorde kinderen op zich neemt. Zolang dit beeld van het vaderschap inde westerse wereld overheerst, vormt de naam `God de Vader' geenacceptabel alternatief voor de benaming van JHWH."

Kerngezin

Volgens Korte ligt de oplossing van dit dilemma in een anderemanier van denken over verwantschap, zoals die isgeïntroduceerd door de zwarte feministische theologie. Zijlaat zien dat de manier waarop wij verwantschap en daarmee ookvaderschap zien, sterk door de joods-christelijke traditie gekleurdis (zie kader), maar dat er ook in heel andere termen over kanworden gedacht. Zij verwijst daarvoor naar Afrikaanse enAfro-Amerikaanse culturen, waarin vanouds een veel centralere rolis ingeruimd voor het moederschap en voor familiebanden.

"Bij ons is familie min of meer identiek met het modernewesterse kerngezin. In de Afro-Amerikaanse cultuur zijnfamilieverbanden niet alleen veel omvangrijker, maar hebben zij ookeen belangrijke sociale en religieuze betekenis. Voorouders makener traditioneel deel van uit, maar de familieband kan zich ookhorizontaal verbreden. Ze bestaat dan uit sociaal en adoptiefouderschap, een ontwikkeling die vanwege de gevolgen van slavernij,discriminatie, aids en armoede steeds belangrijker is geworden.Omdat al die verschillende soorten familiebanden enverwantschapsrelaties door elkaar heen lopen en allemaal van belangzijn, staat de God-de-Vader gestalte in de zwarte feministischetheologie automatisch veel minder centraal dan in de westersegeloofsbeleving.

"Nogmaals, ik heb geen kant-en-klare oplossing voor de weergavevan de Godsnaam. Maar ik hoop dat we door - in onze eigen westersecultuur - meer aandacht te schenken aan dit soort verschillen inverwantschapsrelaties, de kwestie van de naam van God met eenfrisse blik kunnen bekijken en in ieder geval kunnen bevrijden vaneen discussie die vooral over seksestereotypen gaat."

Erik Hardeman


Het taboe van Gods geslacht

De grote nadruk op de `mannelijkheid' van de westerse vader isparadoxaal genoeg sterk beïnvloed door debijbelsevoorstellingswereld en heeft in de westerse wereld mededoor de centrale positie van de bijbel zo'n grote invloed kunnenkrijgen, stelt Korte. "In de vroegste bijbelse voorstellingswereldwas mannelijkheid sterk verbonden met voortplanting en het hebbenvan nageslacht. Er bestond een sterk taboe op homo-erotischebetrekkingen en dus was het liefhebben van een mannelijke God voormannelijke gelovigen een ingewikkelde zaak. Vandaar dat God in demeeste bijbelteksten wat seksualiteit en lichamelijkheid betreftals het ware op afstand wordt gehouden. In de eerste vijfbijbelboeken vinden wel lijfelijke ontmoetingen met God plaats,maar het gezicht en de voorzijde van God blijft buiten beeld. Godsgeslacht wordt hier dus verhuld en taboe verklaard."

Een andere manier om met de mannelijkheid van God om te gaan,bestond er uit mannen in relatie tot God een vrouwelijke positietoe te kennen. Tegelijk werden vrouwen uit deze positie verbannen.Hier ligt volgens Korte een van de oorsprongen van het weren vanvrouwen uit het openbare religieuze leven en de reden om hun groteafstand tot God te benadrukken, een afstand die onder meer werduitgedrukt in de voorstelling van hun onreinheid. "Anders dan veelfeministische theologes aannemen is deze uitsluiting van vrouwendus niet het gevolg van min of meer spontaan mannelijk chauvinisme.Het scheppen van afstand tussen God en vrouwen en het negatiefwaarderen van vrouwelijke voortplantingsfuncties was noodzakelijkvoor mannelijke gelovigen om een mannelijke God lief te kunnenhebben zonder verstrikt te raken in associaties met vrouwelijk ofhomoseksueel gedrag."

Utrecht maakt werk van klachten studenten

"De producten zijn wel goed, alleen onze winkel deugtniet. Er zijn lege schappen, lange rijen voor de kassa en er isgeen avondverkoop. Daar ligt het probleem. Utrecht scoort daardooral jaren slecht in de enquêtes van de Keuzegids en Elsevier.Onze studenten geven een duidelijk signaal af", zegt Hein Hoitinkadjunct-directeur van de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Deprojectgroep `Hoger op de ranglijst' waar hij deel van uitmaakt,heeft van het college van bestuur de opdracht gekregen een aanzette geven tot verbetering.

De UU eindigde vorig jaar als laatste in het onderzoek datweekblad Elsevier hield onder studenten. Conclusie: de Utrechtsestudenten geven de kwaliteit van onderwijsvoorzieningen en-organisatie het laagste cijfer. De computervoorzieningen zijnontoereikend; lesruimten, tentamenzalen en beschikbaarheid vansyllabi behoeven verbetering; roosters zijn teveel aan veranderingonderhevig; studenten wachten te lang op de uitslag van eententamen. Ze weten niet wie de docent is die college geeft endocenten zijn vaak onbereikbaar.

Selectie

Alhoewel het verschil tussen de nummer één enhekkensluiter Utrecht niet erg groot is, neemt Utrecht de klachtenvan de studenten serieus. "Dat is nieuw", zegt Hoitink. Maar nietalleen studenten, ook docenten vinden dat de kwaliteit van devoorzieningen voor verbetering vatbaar zijn. Zij zitten in dezelfderuimtes, hebben last van het rumoer van de buren en ergeren zichaan een defect apparaat.

"Medewerkers vertellen me verheugd te zijn, dat de problematiekherkend wordt en er nu wat gaat gebeuren, vervolgt Hoitink. Zebenijden hem niet om deze `kloteklus', en ervaren het probleem alsweerbarstig. Want hoe pak je zoiets aan in een grote,ondoorzichtige organisatie als de UU met 6500 werknemers."

Die vraag heeft het projectteam zich inmiddels ook gesteld.Daarom richt ze zich in eerste instantie op negen geselecteerdeopleidingen die duidelijk lager scoorden dan de zusteropleidingen,verdeeld over alfa-, gamma- en bètastudies. Het projectteamformuleert deze maand een aantal kwaliteitsmaatstaven, waaraan deonderwijsvoorzieningen en -organisatie moet voldoen. Daarmeebezoekenauditteams de komende maanden de geselecteerde opleidingen(zie kader). Hoitink hoopt dat deverbeteringen die daaruitvoortvloeien effect zullen hebben op andere opleidingen. "Door despreiding is een spin off in de breedte verzekerd en zou het eengoed voorbeeld kunnen worden."

Korte termijn

"Belangrijk in dit hele proces is dat het besef doordringt datwe voor studenten werken", vervolgt Hoitink. "De universiteit is erniet alleen voor onderzoekers, die in de stilte van hetlaboratorium willen werken. Onderwijs moet ook op het terrein vande faciliteiten gelijkwaardig aan onderzoek worden." Hij verwachtechter, dat het nog wel enkele jaren zal duren voordat dezecultuuromslag voltooid is.

Op korte termijn kan er al wel gewerkt worden aan voor studentenzichtbare verbeteringen. De klacht van studenten, dat ze niet wetenwie de docent is die college geeft, kan eenvoudig verholpen wordendoor het komende collegejaar een smoelenboek met foto's vandocenten in de studiegids op te nemen.

Een ander punt is volgens Hoitink de entree van de gebouwen."Als je hier (Van Unnikgebouw) als klant binnenkomt voel je je nietwelkom. Er zit een -overigens vriendelijke- meneer verscholenachter 'kogelvrij' glas. Het ziet er niet uit. De ingang is al nieteens in orde.....! Dat is het grote verschil met de HBO-gebouwenhier in de Uithof. Loop eens zo'n gebouw binnen. Het is duidelijkwaar de ingang is, je voelt je welkom en er heerst een open sfeer.Meestal is er een balie, staan er schermen met informatie, is ereen cafeetje. Dat moet bij ons toch ook te realiseren zijn."

Lange termijn

Het projectteam houdt zich zowel bezig met de snel concreetoplosbare zaken zoals de klantvriendelijke balie, als met de aanzettot de eerder genoemde cultuuromslag. Eén van desleutelbegrippen voor zo'n omslag is communicatie. Volgens Hoitinkwerkt het wetenschappelijk - en ondersteunend personeel vaak langselkaar heen. Juist die laatste groep is voornamelijk belast metfacilitaire zaken. "Ze doen vaak hun best, maar worden onvoldoendeaangestuurd. Er heerst nog geregeld een zeker dédain van dedocenten en academische leiding voor dat personeel. Wetenschappershebben nu eenmaal weinig belangstelling voor beheerszaken. Aan deandere kant weet het ondersteunend personeel vaak niet watstudenten en docenten belangrijk vinden. Er moet meer zicht komenop wat de klant wil. Het is bijvoorbeeld frustrerend voor een klantom telkens een bandje te horen wanneer hij belt.

Voor een groot probleem zorgt de beschikbaarheid van deonderwijsruimtes in de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. "Onzeroosteraars vragen een aantal maanden van tevoren zalen aan", zegtHoitink. "Wanneer de aanvraag niet gehonoreerd wordt, moet hetrooster weer veranderd worden of kom je ver weg in de binnenstad tezitten. Er is echter geen tussentijdse communicatie tussen onzeroosteraars en de zalentoewijzers. Wanneer dat wel het geval zouzijn, kan vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd worden. Volgensmij ontstaat er dan toch begrip voor elkaar."

Janny Ruardy


Project Hoger op de ranglijst

De projectgroep is 1 januari 2000 voor twee jaar van startgegaan. In het plan van aanpak richt de groep zich op verbeteringvan onderwijsvoorzieningen en -organisatie, zoals: -Onderwijsfaciliteiten (computervoorzieningen, lesruimten,tentamenzalen, beschikbaarheid syllabi); - Onderwijsorganisatie(roosters, termijn tentamenuitslagen); - Communicatie (algemeen,stagemogelijkheden en voorbereiding loopbaan); Docenten(bereikbaarheid, inzet, begeleiding)

Door de projectgroep geselecteerde opleidingen:

Nederlands recht, Farmacie, Scheikunde, Biologie, Psychologie,Pedagogie, Nederlands, Engels, Sociale geografie &planologie

Project-aanpak

- Ontwikkeling van een kwaliteitsstandaard (februari 2000); -Audit van geselecteerde opleidingen (maart-juni 2000). Auditteamsbezoeken de opleidingen. Vergelijkbaar met de VSNU-visitaties; -Inventariseren van good-practice binnen en buiten UU en uitdragendaarvan.

Betrokkenheid studenten

Er komt een studentenklankbordgroep; ondersteuning projectteamdoor twee student-assistenten. Tijdens audits zijn studentenbelangrijkste gesprekspartners.

Het INES-systeem voor Sterrenkunde: de moeder van alle databases

Het INES-systeem voor Sterrenkunde: de moeder van alledatabases

Sake Hogeveen en Ed van der Zalm: "INES bevat alle waarnemingendie zijn gedaan met behulp van de International UltravioletExplorer (IUE) vanaf zijn lancering in 1978 tot in 1998, toen hijtot op de draad versleten was. Hij zweeft nog wel in de ruimte,maar is niet meer bruikbaar voor serieus onderzoek. IUE heeftwaarnemingen gedaan in het ultraviolette bereik, dat wil zeggen datstraling is geregistreerd met golflengtes tussen ongeveer 100 en320 nanometer (10-9 meter). De gegevens van IUE werden in Spanjebewaard. Ze zijn nu het project is afgesloten, aan een aantalEuropese instituten beschikbaar gesteld, zodat die ze voor allebelangstellende astronomen toegankelijk konden maken. Wij hebben zevoor Nederland bewerkt en vanaf volgende maand komen die gegevensop internet beschikbaar.

Met IUE wordt nu een nieuw databestand openbaar, maar uiteraardis dat er maar één in een lange reeks. Er is inmiddelseen onvoorstelbare hoeveelheid waarneemgegevens beschikbaar. Om tezorgen dat astronomen door de bomen het bos nog een beetje kunnenzien, houdt het Centre de Donnnées Astronomiques inStraatsburg een gegevensbank bij die voor ons geldt als de moedervan alle databases. Hij heet Simbad en bevat on-line verwijzingennaar alle hemelobjecten die ooit in de literatuur zijn genoemd ofbeschreven. In feite is het een soort encyclopedie van het heelal,waarin nu ook verwijzingen zijn opgenomen naar databestanden."

Prof.dr. Frank Verbunt: "Archieven zoals INES zijn voor ons werkvan groot belang, omdat sterren en sterrenstelsels voortdurend vanhelderheid veranderen. Dat is het aardige van de sterrenkunde. Eennatuurkundig tijdschrift van een jaar of tien oud is nietinteressant meer, maar onze data blijven bruikbaar. Stel dat er opeen bepaalde plek aan de hemel opeens een nova verschijnt, dan ishet natuurlijk interessant om te weten wat zich eerder op die plekbevond. Ik werk zelf op dit moment aan een aantal sterren in eensterrenhoop waarvan ik de afstand probeer te bepalen. Daarvoormeten we onder meer de lichtsterkte. Maar een probleemdaarbij isdat een deel van het licht van een ster wordt geabsorbeerd doorgas- en stofwolken in de ruimte.

Met de ultraviolette data uit het IUE-archief kan ik dieabsorptie vaak bepalen zonder een nieuwe waarneming te hoeven doen.Waarneemtijd op de Hubble Space Telescope - de enige die in hetultraviolet kan meten - is zeer schaars. Als je vraag met bestaandeIUE data kan worden beantwoord, krijg je geen Hubble tijd. Alleenals je kunt laten zien dat je betere data nodig hebt, maak je eenkans. Zodoende bespaart het IUE-archief kostbare Space Telescopetijd. Bovendien duurt het een jaar voordat de hele Hubble-procedureis afgerond, terwijl ik de data via IUE in vijf minuten beschikbaarheb. Ook mij scheelt het IUE-archief dus een hoop tijd."

Voor meer informatie: http://www.phys.uu.nl/~wwwstk/ict/overzicht.html

EH

Onverklaarbaar bewoonde studentenhuizen: 'Wij douchen in een hok in de tuin'

Onverklaarbaar bewoonde studentenhuizen: 'Wij douchen in eenhok in de tuin'

De problemen die in de enquêtes gemeld worden zijneenduidig. "Studenten zijn bang om te klagen bij de huisbaas, omdatdie hen misschien het huis uit zet. Ze zijn niet goedgeïnformeerd over hun rechten als huurder. Zij wetenbijvoorbeeld niet dat bij elk getekend huurcontract deopzeggingstermijn voor de huisbaas drie maanden is. Je kunt dusnooit van de één op de andere dag op straat gezetworden."

Jochem hoopt het onderzoek eind maart rond te hebben. "Met deresultaten stappen we naar de media en naar huurcommissies.Misschien blijkt uit het onderzoek dat de studenten eigenlijk weltevreden zijn, maar dat verwachten we niet."

"Ik woon sinds mei in een studentenhuis in Hoograven", verteltJudith de Laat. "Een studiegenootje kwam een week later in het huiswonen. Samen met haar heb ik de boel opgeknapt, want dat was hardnodig." Judith somt op wat er allemaal in huis moest gebeuren. "Dekraan lekte, de kamer van mijn huisgenootje lekte en de rioleringzat verstopt. Overal aan de muren was schimmel: in de keuken, debadkamer, het toilet..."

Het huis bevindt zich in een oude flat, waarvan de gemeente aljaren zegt dat ze gesloopt gaat worden. Volgens Judith stinkt hettrappenhuis altijd naar urine en worden de ramen niet door degemeente gewassen. "Het is wel een gemeenteflat! Onze huisbaas doetveel voor ons, maar daar kan hij niets aan veranderen, zegt hij.Maar ja, hij heeft ervoor gezorgd dat de lekken en verstoppingengemaakt werden en dat is al heel wat."

Dat Judith in het huis blijft wonen, komt omdat het zo gezelligis. "We wonen met vier meiden en de sfeer is heel goed. We hebbenhet huis helemaal schoongemaakt en geschilderd. Het is hier nuschoon, ruim en niet duur!"

Koud

"Wij douchen in een hok in de tuin", vertelt Coralieden Adel.Zij woont met vijf huisgenoten in de Dichterswijk. "In het huishebben we wel een toilet, maar de douche is dus apart. In het hokis geen verwarming en dat is best koud, maar we zijn er na vierjaar wel aan gewend. Toch blijft het gek om door de regen, sneeuwof vrieskou naar de douche te moeten lopen. Je kunt nooit lekker inje blote kont naar de douche, want daar is het buiten meestal tekoud voor."

Met de huisbaas hebben Coralie en haar huisgenoten weinigcontact. "Onze vorige huisbaas was moeilijk, we hebben heel watdingen via de huurcommissie gedaan moeten krijgen. Onze nieuwehuisbazin spreekt bijna geen Nederlands, communiceren met haar isdus best lastig. Ze heeft in juli een keer zonder het vooraf aan tekondigen de huur verhoogd. Wettelijk moet ze een huursverhogingruim van te voren melden. Gelukkig wisten we dat, die verhoginghebben wij dus niet betaald."

De goede sfeer in huis is ook voor Coralie een van de redenenwaarom zij er toch blijft wonen. "We hebben het onderling welgezellig, dus hebben we verder geen reden om te verhuizen. Wehebben helaas geen gemeenschappelijke ruimte, maar wel eenbinnenplaatsje. Daar barbecuen we 's zomers altijd. Nou ja, wedrinken meer bier dan dat we barbecuen!"

IBB

Marion Jansen is niet zo lang geleden verhuisd van hetSSH-Cambridgecomplex in De Uithof naar het IBB-complex. Voor haaris de sfeer in een huis heel belangrijk. "Het huis op deCambridgelaan was wel netjes en nieuw, maar er hing nog helemaalgeen sfeer. We woonden maar met ons drieën op een verdiepingen in de weekenden was ik altijd alleen thuis. Ik begon me echtgeïsoleerd te voelen en heb toen overal gehospiteerd. Nu woonik op een verdieping met vijftien mensen. De chaos die zo'n grotegroep met zich meebrengt, neem ik voor lief. Hier wordt tenminstegeleefd!"

Over de SSH is Marion erg tevreden. "Als er iets is, dan komenze meteen. Laatst hebben mijn huisgenoten in huis het plafond en demuren geschilderd. Het bonnetje van de verf konden we zonderproblemen bij de SSH declareren."

Bieneke Verhaar


Mogelijkheden tot huurverlaging

De belangrijkste wijziging in de onderhoudswet voor huurwoningenzijn de daarin opgenomen kortingsmogelijkheden op de huurprijs.Hoeveel korting gegeven wordt, hangt af van de klachten.Dezeklachten zijn in drie categoriën gedeeld: Onder categorieA vallen de ergste klachten, zoals het ontbreken van een toilet,een keuken of een goede riolering. In dergelijke gevallen is eenkorting tot 75 procent mogelijk. Mindere gebreken, zoals rottendekozijnen of ernstige lekkages, vallen onder categorie B. Bij dezeklachten is de korting 60 procent. Alle andere klachten vallenonder categorie C en zijn goed voor 45 procent huurverlaging.

De tweede wijziging in de bestaande wet is het feit dat dehuurder het hele jaar door huurverlaging aan kan vragen. In de oudewet kon dit allen op 1 juli, als de huursverhoging bekend werdgemaakt. Aan de aanvraag zijn wel regels verbonden. Als een huurdervoor korting in aanmerking wil komen, moet hij of zij eerst eenbrief naar de verhuurder schrijven, met daarin de klachten. Heeftde verhuurder de klachten niet binnen zes weken verholpen, dan moetde huurder contact opnemen met de plaatselijke huurcommissie. Decommissie kijkt naar de ernst van de klachten en verlaagt de huurtot de klachten verholpen zijn.

Aan de verlaging zit echter een maar: de huur gaat namelijkomlaag vanf de maximale huur die de bewoner kan betalen. De kortinggaat dus af van de maximale huur die een verhuurder kan vragen. Hetklint vreemd, maar in Nederland betaalt bijna niemand de maximalehuur. De korting die een huurder uiteindelijk krijgt, zal daardoorin veel gevallen lager uitvallen dan de huurder verwacht.

Via het puntensyteem van het ministerie van VROM kan een huurderzelf de maximale huurprijs uitrekenen. Dan weet hij of zij pas ofhet de moeite loont om een huurverlaging aan te vragen.

BV

Meer info is te vinden via: http://www.minvrom.nl/wonen/huurcommissies/50402.htm.Aan de pagina over het puntensysteem wordt momenteelgewerkt.

Schaatsster Christine Heins over het grote gat tussen 41,1 en 38,1

Schaatsster Christine Heins over het grote gat tussen 41,1 en38,1

Vooraf sprak Heins de hoop uit op een plaats bij de beste acht.Met haar zevende plaats kon ze tevreden zijn, al dankte ze die medeaan een val van Frouke Oonk en de opgave van Annemarie Thomas en deafwezigheid van Tonny de Jong.

Heins' tijden vielen wat tegen. Ze kwam nooit in de buurt vanhaar streeftijden in het natte en winderige Utrecht, toch haarthuisbaan. Megazwaar noemde Heins de omstandigheden na de afloop.Op de eerste vijfhonderd meter kon ze bovendien ternauwernoodFrouke Oonk ontwijken die in de eerste bocht onderuit ging. Heinsconstateerde toch voldoende progressie: "Vorig jaar was ik twaalfdedat was al heel goed voor een 19-jarige."

Heins studeert algemene sociale wetenschappen en is inmiddelsderdejaars. "Ik heb vorig jaar besloten om het tweede jaar intweeën te splitsen. Nu ik nog in het nationale circuit zit, ishet schaatsen heel redelijk met mijn studie te combineren."

Het is haar doel om bij Nederlandse top te komen. "Dat zalmoeilijk genoeg zijn, want er is erg veel concurrentie. De topperszijn allemaal een stuk ouder dan ik. Het zal ook voor mij nog weleven tijd kosten. Er zit een aantal schaatssters tussen de toppersen mij in. Die moet ik er eerst af zien te rijden."

Superdood

Met de langere afstanden heeft Heins altijd veel moeite gehad.Ze kwam daardoor nooit in aanmerking voor de nationalejeugdploegen. "Mijn basis zijn de middellange afstanden. De driekilometer is bepaald niet mijn favoriete afstand. Op devijftienhonderd meter ga je de laatste ronde superdood. Maar dedrieduizend meter moet je indelen. Je moet op de training leren omvlakke rondetijden te leren. Daar heb ik nog niet zoveel ervaringin. Mijn trainingen zijn altijd meer gericht geweest op de korteafstanden."

"Ik heb dat allrounden niet super in me. Daarom kwam ik ooknooit voor Jong Oranje in aanmerking of voor wereldkampioenschappenjunioren. Ikben wel een paar keer hoog geëindigd opjuniorenkampioenschappen. Dan stond ik na drie afstanden heel hoog,maar dan haalden die Jong Oranje-schaatssters me op de 3000 meterweer in. Die trainen daar wel heel veel op."

Vorig jaar werd ze wel door de bond geselecteerd voor deopleiding sprint. "Dat was best een leuk jaar, maar ik was niettevreden over de resultaten. Toen ben ik teruggegaan naar hetgewest." Schaatscoach Egbert van 't Oever zag echter wel brood inde Maarssense en ze kreeg een aanbod van Sanex. Sanex zorgde nietalleen voor een financiële tegemoetkoming, maar ook voor eennieuwe trainster, Jolanda Kramers. Daar is Heins erg gelukkig mee."De beste die ik ooit heb gehad. Daar heb ik onwijs veel vertrouwenin. Dankzij haar heb ik dit jaar zo goed gepresteerd."

Die goede prestaties kwamen vooral tot uiting in de persoonlijkerecords die Heins aan het begin van het seizoen in Calgaryneerzette. "Daar heb ik op de 1000, 1500 en 3000 meter persoonlijkerecord gereden. De 500 kwam er toen nog niet uit, want ik was heelerg aan het trainen op mijn opening. Een hoge beginsnelheid is opalle afstanden heel belangrijk. Met al die trainingen heb ik weleen halve seconde van mijn opening afgekregen. In Collalbo heb ikonlangs 40,8 gereden op de vijfhonderd meter. Mijn drieduizendmeter moet ook stuk sneller kunnen dan 4 minuut 37, zeker als jedat afzet tegen mijn vijftienhonderd meter tijd van 2,05."

Toch garanderen deze tijden nog geen plaatsje bij de Nederlandseschaatselite. "Het lijkt me heel gaaf om erbij te komen", zegtHeins. Ze moet daarvoor nog veel werk verzetten. "Voor eenbuitenstaander lijkt de kans dat je er tussenkomst misschien welheel groot. Maar er zit een heel groot gat tussen 41,1, de tijd dieik rijd op de 500 meter, en de tijden van Marianne Timmer. Dat isheel tastbaar. De komende jaren moet ik ook 38,1 gaan rijden. Daarwil ik voor gaan, maar ik moet het nog wel even doen. MarianneTimmer is vijf jaar ouder dan ik. Die progressie moet ik kunnenmaken. Daar hebben mijn coach en ik alle vertrouwen in."

Levensles

Er is meer nodig dan alleen snelheid om de top te halen, vindtHeins. "Ik vind de sport heel gaaf. En dat is een belangrijke redenom door te gaan. Maar je bent wel heel veel weg en als je daar niettegen kunt, houdt het snel op. Je kunt er wel een beetje naartoegroeien. Ik ben nu tenslotte ook al vaak onderweg. Voordeel is datje heel veel van de wereld ziet en dat je heel veel nieuwe mensenontmoet. Op trainingskampen gebeuren veel leuke dingen. Je hebt eenheel ander leven dan de gemiddelde student. Je ontwikkelt eenstukje van jezelf.Dat is iets dat anderen pas veel later in eenbaan doen. Bettine Vriesekoop noemde het laatst op tv eenlevensles. Je leert heel veel over jezelf. Je komt je eigen zwakkepunten tegen."

"Natuurlijk gaat het ook om het winnen. Natuurlijk wil ikwereldkampioen worden, maar dat is op dit moment nog nietbereikbaar. Ik wil wel graag naar de Olympische Spelen maar wieweet wat er tussendoor allemaal gebeurt. Je moet je doelen wel eenbeetje realistisch stellen. Het hangt er voor volgend jaar eenbeetje vanaf of ik bij Sanex blijf of dat er andere aanbiedingenkomen. Er moeten wel goede randvoorwaarden komen om fulltime tegaan schaatsen, anders kan ik net zo goed mijn studie erbij blijvendoen. Fulltime schaatsen en al drie jaar van je studie afgerond,dat lijkt me toch ook een lekker gevoel. Maar als het echt te drukwordt, zal ik eerder mijn studie opgeven dan mijn sport."

Jurgen Swart

Adoptiecentrum opgeheven; Hoksbergen moet afstand doen van leerstoel: "Ik zeg wat ik voel en wat ik vind"

Adoptiecentrum opgeheven; Hoksbergen moet afstand doen vanleerstoel: "Ik zeg wat ik voel en wat ik vind"

De naam René Hoksbergen zal de laatste maanden weinigmensen ontgaan zijn. De afgelopen weken was desociaal-psycholoog/pedagoog, zoals al vaker tijdens zijn loopbaan,duidelijk en frequent aanwezig in de media. De redactie van Barenden Witteman wist hem meermaals te vinden, vrijwel alle landelijkedagbladen plaatsten een interview met hem of mochten een ingezondenbrief van zijn hand ontvangen en optredens voor de radio ontbrakenevenmin.

Hoksbergen is iemand die duidelijke uitspraken doet, ook overcontroversiële zaken. "Ik heb geen diplomatieke achtergrond.Ik ben geboren in een commercieel gezin waarin recht voor z'n raapmet elkaar gecommuniceerd werd. Dat doe ik nog steeds, ik zeg watik voel en wat ik vind."

Dertig jaar geleden adopteerden goede vrienden van Hoksbergen enzijn vrouw een kindje uit Korea. "Wij hebben in die periode ookadoptie overwogen. Uit idealistische motieven, we hadden al eenzoon. Maar er was een wachtlijst van jaren en we wilden met onsgezin à in 1974 werd ons tweede kind geboren à niet op destoel van kinderloze echtparen gaan zitten."

Na die beslissing werd Hoksbergen niet minder actief in hetadoptiewerk. "Begin jaren tachtig werd het schrijnend duidelijk dathet ontbrak aan hoogleraren adoptie. De adoptie van kinderenoverzee die rond 1970 op gang was gekomen bracht veel vragen rondompsychosociale problematiek met zich mee: Hoe ga je om met een kinddat zwaar verwaarloosd is in zijn prille jeugd, hoe verhoudt hetadoptiekind zich in een gezin met al aanwezige kinderen, welkemotieven zijn er om een kind te adopteren? Het was zo nieuwallemaal. De praktijk liep wel honderd stappen voor op detheorie."

Dr. Spock

Hoksbergen begon in 1975 samen met enkele collega's zijn eersteonderzoek. In 1979 verscheen `Adoptie van kinderen uit verrelanden'. Het boek werd de Dr. Spock voor adoptieouders en was in notime uitverkocht. In 1984 kwam er een leerstoel en RenéHoksbergen werd bijzonder hoogleraar adoptie aan de UniversiteitUtrecht. Hij (mede-)publiceerde meer dan dertig boekwerken over hetonderwerp adoptie, hij gaf les, veel lezingen en ging meerderemalen per jaar naar het buitenland op werkbezoek. Deze maandverschijnt `Adoptie, een levenslang dilemma'. In hetAdoptiecentrum, een piepkleine eenheid in de grote universitairemolen, werd hard gewerkt. "Al die jaren door is er ruimschoots aande universitaire eisen voldaan."

Ondanks zijn inzet en bevlogenheid is na vijftien jaar hetmoment gekomen waarop Hoksbergen afstand moet doen van deleerstoel. Het Adoptiecentrum is opgeheven want er is geen plekmeer voor op de universiteit. "Ik heb zoveel fusies, bestuurlijkehervormingen en bureaucratische transformaties meegemaakt, vooralde laatste jaren. Met verbijstering kijk ik daar op terug. Hoegroter de eenheid is, hoe groter de afstand wordt en hoe meer hetindividu op zichzelf wordt teruggeworpen.

Ik zie de voordelen van schaalvergroting niet in. Ik vrees voorde mensen die de boot gaan missen in de gigantische organisatiesdie ontstaan. En het zijn grote aantallen mensen waar ik het overheb, vergis je daar niet in. Persoonlijk contact is steeds mindermogelijk. Dat vind ik treurig en het baart me grote zorgen. Ik merkaan mijn studenten hoe zeer ze het waarderen als er moeite gedaanwordt voor dat contact. Iedereen die de laatste vijf jaar isafgestudeerd aan de universiteit kan zich waarschijnlijk die paarpersoonlijke gesprekken herinneren die hij gehad heeft. Als ik danhoor brainstormen over een fusie in de toekomst tussen het HBO ende universiteit denk ik: mensen, hou nou toch eens op."

Overwerkt

Ook zelf heeft Hoksbergen de klappen van de reorganisatiegevoeld. "Met weinig mensen hebben we de boel hier draaiende moetenhouden. Die belasting was te groot en de universiteit is daarmeerdere malen aan voorbij gegaan. In 1996 was ik zwaar overwerkten oververmoeid. Ik heb toen een sabbatical leave aangevraagd endat werd gehonoreerd. Maar er is niet één reactie opgekomen en er is al helemaal geen conclusie uit getrokken. Hetgebrek aan steun van universitaire zijde is ten koste gegaan vanhet onderzoek en mijn eigen mogelijkheden. Ik kan nog steedswoedend worden als ik er aan denk hoe ik nachten wakker heb gelegenover de bureaucratische lompheden die zijn begaan, over de dwazefouten die zijn gemaakt. Triest en stom. Als ik terugkijk op mijnbijzonderhoogleraarschap doe ik dat niet alleen met plezier envoldoening, maar ook met frustratie en boosheid."

Plezier en voldoening gaven de samenwerking met zijnmedewerkers, het resultaat van zijn onderzoeken en de academischevrijheid. "In mijn doen en laten was ik helemaal vrij", zegtHoksbergen. "Ik voldeed uit mezelf al aan de eisen die deuniversiteit stelt aan een hoogleraar: ik publiceerde meer dangenoeg en hield me veel bezig met onderwijs. Maar heel belangrijkvind ik ook het gevolg dat mijn werk heeft. Veel mensen en vroegeremedewerkers hebben er grote steun aan gehad. Ik ontvang nogregelmatig persoonlijke brieven en bedankbrieven, opvallend veelzelfs."

Zaaddonorschap

Een van de hete hangijzers op dit moment waar Hoksbergen zichvoor inzet is de KID-kwestie. Hij steekt zijn mening over anoniemzaaddonorschap niet onder stoelen of banken. "Het is ethischonjuist. Een kind vraagt niet om zo'n situatie. Iedereen heeft hetrecht om te weten waar hij genetisch vandaan komt. Dat roep ik aljarenlang en dat pleit lijkt eindelijk gewonnen te worden in hetvoordeel van de kinderen."

Omstreden is ook zijn mening over de inzet van media ompleeggezinnen voor moeilijk plaatsbare kinderen te vinden. "InEngeland bestaat er een dergelijk tv-programma en er zijn plannenom in Nederland ook zoiets te gaan maken. Met inachtneming vanintegriteit, toestemming en grote voorzichtigheid; waarom zouden wehet dan niet doen? Het Liliane Fonds bijvoorbeeld gebruikt ook demacht van de media. We zien een ziek kind, horen zijn verhaal enhet is de bedoeling dat we geld geven. Doen we daar moeilijk over?Het kindzorg-aspect staat voorop en als een tv-programma daarbijkan helpen zeg ik: goed. Ik wil ook best helpen bij het maken vanzo'n programma in een adviesrol. Ik heb daar al met de producentover gepraat."

Naast externe activiteiten en zijn eigen adoptiepraktijk waarinhij begeleiding en nazorg voor ouders en kinderen verzorgt, blijftHoksbergen tot oktober 2003 verbonden aan de UU. De komende jarenzal hij zijn onderwijs- en onderzoekswerkzaamheden aan deuniversiteit afronden. "Ik ben nu bezig met een onderzoek naar desituatie van kinderen in Roemenië. Er werken twaalf studentenvan vier verschillende universiteiten aan mee: Nijmegen, Leiden,Amsterdam en Utrecht. Het gaat heel goed."

"Wat ik graag nog had willen doen? Een onderzoek samen met eenAmerikaanse collega naar de effecten van verwaarlozing op jongeleeftijd op de puberteitsontwikkeling en integratie in desamenleving. Het materiaal ligt klaar, maar ik ben bang dat het erniet meer van komt. Het NWO heeft het voorstel afgewezen. Omdatéén persoon van de beoordelende commissie kennelijk niettot mijn fanclub behoort en van beperkt inzicht getuigt." Het vuurin de ogen van Hoksbergen laait weer op. "Jammer voorhetadoptiewerk."

Lineke van den Boezem

Keltisch: volgende ronde


Doris Edel: Keltisch heeft een eigen hoogleraar nodig

Op dondermiddag weet hoogleraar Keltologie dr. Doris Edel nogniet wat het gesprek tussen het college van bestuur en hetfaculteitsbestuur over de toekomst van de opleiding Keltisch eendag eerder heeft opgeleverd. In haar kamer aan de Trans 10 staat zetelefonisch de NRC te woord. Twee dagen later zal er een grootverhaal over de teloorgang van de Kleine Letteren in dewetenschapsbijlage worden gepubliceerd, met Keltisch als schrijnendvoorbeeld.

Eenmaal weer aan tafel volgt het relaas dat ze de afgelopenweken zovele malen heeft afgestoken. Keltisch is niet zomaar eenoude minderheidstaal aan de rand van Europa, stelt Edel. De Keltenhebben een geweldige inbreng gehad in de Europese cultuur enliteratuur. Bovendien heeft de Utrechtse Keltologie een naam hoogte houden in de wereld. Uiteindelijk komt de hoogleraar uit bij deargumentatie waarmee het faculteitsbestuur de opleiding wilopheffen. "Wanneer ze zeggen dat onze output slecht is, dan hebbenalle vreemde talen behalve Engels een te lage output. Gezien onzeformatie hebben we juist een goede output. Nu heffen ze de kleinsteop, terwijl dat maar een marginale bezuiniging oplevert."

De bedreiging van de leerstoel gaat Edel aan het hart. Eenzelfstandig vakgebied als Keltisch heeft een eigen hoogleraarnodig, naar haar mening. Over de nadere invulling van zo'nleerstoel kan volgens Edel nog getwist worden, maar het moet inieder geval iemand zijn die in Utrecht zit. Een hoogleraar die afen toe voor een paar weken in Nederland verkeert heeft niet haarvoorkeur. "Dat stelt werkelijk niets voor en is bovendien nog duurook."

Déjà vu

"Ik voel me soms net de oude Cato", verzucht Edel tenslotte."Cato riep alsmaar dat Carthago verwoest moet worden. Ik zegdat weKeltisch moeten behouden." De strijd voor het behoud van Keltischnoemt Doris Edel vooral een déjà vu. Tijdens degrootschalige bezuinigingen eind jaren tachtig hing er ook al eengroot zwaard boven Keltisch. Ze heeft toen zelfs nog in defaculteitsraad staan pleiten voor het waarborgen van wat toen nogslechts een bijvak was. Maar bovendien werd al eerder het emeritaatvan illustere voorgangers als Hamel en Draak gevolgd door eeninterregnum waarin het vak het zonder hoogleraar moest stellen.Volgend jaar wordt Edel zelf 65 en zal ze met pensioen gaan. "Diezonsondergang werpt nu al duidelijk slagschaduwen", stelt ze.

Vooral gezien het roerige verleden van de opleiding weigert Edelhet opnieuw ter discussie stellen van Keltisch als een persoonlijkenederlaag te zien. Ze heeft alles gedaan wat in haar macht ligt,dunkt haar. Er wordt goed onderzoek verricht, goed onderwijsgegeven en er zijn goede internationale contacten aangeknoopt. Daarkan het niet aan liggen. Dan bedenkt ze: "misschien had ik helegoede relaties moeten aanknopen met de politici in Den Haag.Sommige hoogleraren lopen daar de deur plat. Maar ik ben geenbestuurstijger. Je kunt nu eenmaal niet alles zijn. Wij moesten metzijn tweeën het onderzoek en onderwijs verzorgen. Alleen groteopleidingen kunnen zich die luxe veroorloven."


Leni van Strien: 'Met die vijf modulen kan ik geen kantop'

De maandag erop weet universitair hoofddocent dr. Leni vanStrien inmiddels van de hoed en de rand. Het persbericht dat hetcollege van bestuur heeft doen uitvaardigen is gelezen. Ook deinformatie die het faculteitsbestuur de raad heeft toegestuurd voorde vergadering van deze week is gezien. Voor de Utrechtse cultuur-,taal- en literatuur-studenten die geïnteresseerd zijn inKeltisch blijven vijf modulen overeind. Voor de hoofdvakkersKeltisch wil de universiteit onder gezamenlijkeverantwoordelijkheid een opleiding inrichten samen met een Europeseuniversiteit. De leerstoel zal op enigerlei wijze, deeltijd ofbijzonder, worden bekleed door de hoogleraar van de betrokkenuniversiteit. De dood in de pot voor Keltisch, vindt VanStrien.

Zelfs vanuit het oogpunt van de faculteit en de universiteit kanLeni van Strien het nieuwe plan dat is bedoeld als een bezuinigingniet begrijpen. "Naar mijn inschatting is dit duurder dan dehuidige situatie. In de eerste plaats komt zo'n nieuwe hoogleraarhier misschien twee of drie keer per jaar naar toe. Dat betekentdat de faculteit naast de deeltijdaanstelling vliegtickets moetbetalen, huisvestingskosten en andere onkosten. Daarnaast moetenonze studenten zo'n twee jaar naar Wales, Schotland of Ierland. Datkan niet op basis van een Socratesuitwisseling. Die plaatsen zullendus gekocht moeten worden. En dan heb ik het nog niet over de hogekosten waarvoor studenten zelf zich geplaatst zullen zien."

Maar de bezwaren van Van Strien zijn toch in de eerste plaatsinhoudelijk. Veel nieuwe doctoraalstudenten zijn op basis van hetnieuwe plan niet meer te verwachten. "Wie gaat er nu in Utrecht eenvak studeren als hij weet dat hij na een half jaar wordt geacht afte reizen naar het buitenland." Daarnaast is een gedegenvoorbereiding op een studie Keltisch in het buitenlandonontbeerlijk. "Hoofdvakkers Keltisch gaan nu al een jaar naar hetbuitenland, maar dan hebben ze in Utrecht inmiddels een basisopgebouwd. De studenten hebben in die landen nu eenmaal eenvoorsprong. Ze zijn vaak native speaker en zijn opgegroeid in decultuur."

Teloorgang

Het vakkenaanbod dat in Utrecht overeind blijft is naar demening van Van Strien zelfs te karig om de mediëvisten vandienst te zijn. "Met die vijf modulen kan ik geen kant op". En eenhoogleraar die een aantal keer per jaar langs komt voegt volgenshaar niets toe aan het onderwijs van Keltisch. "Zo iemand zoualleen iets kunnen betekenen in een seminar voor gevorderdestudenten. En die hebben we dan juist niet meer."

De van oorsprong Indo-germaniste Van Strien zegt de perikelenrond Keltisch zonder slapeloze nachten te kunnen doorstaan. "Ik hebde teloorgang van de klassieke talen meegemaakt en later van devergelijkende Indoeuropese taalwetenschappen en het Indo-Iraans; erzit al heel wat eelt op mijn ziel." Toch verscheen Van Strien weermeerdere keren in de media om het behoud van de studie tebepleiten. "Ik denk dat onze pr in orde is. Van Harvard tot Tokyozijn er reacties binnengekomen. Daar moet het college van onder deindruk zijn geweest."

Het steekt Van Strien duidelijk dat er geen overleg met haar isgevoerd voordat de nieuwe randvoorwaarden voor de opleiding werdenvastgesteld. Maar de fouten in de argumentatie die naar defaculteitsraad is gegaan storen het voormalig lid van hetfaculteitsbestuur pas werkelijk. "Zelfs de omvang van onze formatiestaat verkeerd vermeld. Dat zegt toch wel wat over de aandacht enzorgvuldigheid waarmee dit faculteitsbestuur de zaak bekekenheeft."

Van Strien heeft nu haar hoop gevestigd op de commissie die aande slag moet om de plannen uit te werken. Ze is bereid daar zelfdeel van uit te maken. "Ik hoop dat die commissie de vrijheidkrijgt om echt met alternatieven te komen, want dit is alleen maarduurder."

Xander Bronkhorst

Een zonovergoten kamer

Ware proporties

Net als in de rest van de samenleving is er daarbij eeninteressante verschuiving gaande. Werd de rubriek Schreefaanvankelijk slechts tandenknarsend gedoogd en door deuniversitaire notabelen met argwaan bezien, inmiddels is het bijnaeen eer om over de Schreef te gaan. De maatschappij ging ons alvoor. Zo kwam glamourjournalist Gert-Jan Dröge aanvankelijkmaar moeilijk binnen bij de vaderlandse High-Society, maar ligt derode loper inmiddels overal voor hem klaar. Bij de universiteit ishet niet anders. De één ontwerpt onzichtbare zichtlijnenom maar op de hak te worden genomen, terwijl anderen zelfs eenNobelprijs hebben geregeld om op die verrekte achterpagina tekomen. Met de spotprenten van Niels Bongers is hetzelfde gebeurd.Trok de universitaire gemeenschap aanvankelijk wit weg als decartoonist zijn befaamde tekenpen te voorschijn toverde, inmiddelshoopt eenieder door de Rembrandt van deze tijd te wordenvereeuwigd. Op onze faculteit zijn er in elk geval al twee mensendie mij omstandig hebben uitgelegd dat zij het zijn die op decartoons staan afgebeeld. Kortom, het is een goed idee dat al dezecreativiteit is gebundeld. Het enige nadeel van de bundeling inboekvorm is dat dat heerlijke zoeken in het nieuws, toch de helftvan de pret, niet meer nodig is. Verder is de enige vraag die onsrest, wanneer wij nu eindelijk aan de beurt zijn!

Dr. Ton van Rietbergen, U-bladcolumnist


Hofnarren

Zonder Schreef & Cartoon had Veldhuis het nooit zo langvolgehouden. Zo werkt dat nu eenmaal bij bestuurders.Venijnigereacties bevestigen dat je beleid voert. Kritiek en satirezijn als cocaïne voor het bestuurlijk gemoed. Als je alsbestuurder niet uitkijkt, raak je eraan verslaafd en ga je voorsteeds meer. Je steekt de schuld van universitair falen op het vwo,schampert op het intellectuele niveau van de alfa's en voor degamma's heb je sowieso geen goed woord over. Over de bèta'skun je je nog net inhouden; dat laat je wijselijk over aan derector, want als die zich wil blameren moet hij het tenslotte zelfweten. Tegelijk blijf je volhouden dat Utrecht top is en excellenten gezien de middelmatigheid van alles en iedereen kan datnatuurlijk alleen maar aan jezelf liggen. Stiekem ben je Hardemandankbaar voor die Nobelprijsfoto waar 't Hooft zo zielig bijstonden ook van Bongers vind je dat ie je toch wel goed weet te treffen.Voor oude revolutionairen zoals Bongers en Hardeman is dat een hardgelag. Jarenlang hebben ze pen en papier in dienst van deuniversitaire revolutie gesteld. Ze hebben de keizer van zijnkleren beroofd, maar afgelopen maandag hebben ze moeten ervaren datwie niks meer te verliezen heeft pas echt onkwetsbaar is geworden.Dat hadden ze eerder kunnen weten. Toen hun boekje van hogerhand inhet kerstpakket werd gestopt, was het eigenlijk al mis. Maar toennota bene het voorwerp van hun satire hun het eerste exemplaarwilde overhandigen, hadden ze een streep moeten trekken. Ik vondhet in ieder geval stuitend en ook een beetje tragisch: twee heuserevolutionairen blijken mannetjesmakers te zijn geworden,repressief getolereerd en als Universitaire Dienst opgeborgen inhet Bestuursgebouw. Zolang ze elke week een lullig bedoeld stukjeof een venijnige cartoon afleveren zijn ze welkom bij devoorzitter. "Schrijft u toch vooral mooi door", hoorde ik devoorzitter van het CvB tegen Hardeman zeggen en ook Niels was tegenzoveel charme niet opgewassen. Ingepakt werden ze, mijn helden vanweleer. Schreef & Cartoon dreigen dus deel van hetestablishment te worden, hofnarren van de MUBse bestuurscultuur.Dat is erg voor de universiteit. Maar er is ook hoop. Want Bongersen Hardeman hoeven zich nu alleen nog maar van hun vals bewustzijnte ontdoen om het bijltje er voorlopig bij neer te gooien. Een paarmaanden geen Schreef en geen Cartoon en het establishment isnergens meer. Kijk maar hoe het Ritzen is vergaan. Sinds er geeninkt meer aan hem is vuilgemaakt, bestaat hij alleen nog virtueel.En na die tijd zien we wel weer verder. Want het boekje an sich iseigenlijk best aardig.

Prof.dr. Hans Adriaansens, voormalig U-bladcolumnist


Jiskefet

wie Erik Hardeman een beetje kent (en wie kent hem niet in deUtrechtse universitaire wereld?) zou niet direct vermoeden dat hijde auteur is van de onvolprezen rubriek Schreef. Erik is namelijkeen serieus iemand, tamelijk principieel, soms een beetje stroef inde omgang maar altijd op zoek naar nieuws dat ertoe doet. Kortom,iemand die humorniet ziet als een eerste vereiste om een goedjournalist te zijn. Toen ik voor het eerst hoorde dat Erik deauteur was van die prettige stukjes op de achterpagina van hetU-blad was ik verbaasd.

Maar wie Erik Hardeman beter leert kennen, weet dat hij tweegezichten heeft. Hij is niet voor niets al decennia de drijvendekracht van het U-blad en de spil der redactie. Hij organiseertborrels, personeelsfeestjes en andere uitjes voor collega's enomstanders. Wie die avonden bezoekt herkent de man achter de'zonovergoten kamer', waarmee het U-blad al jaren eer inlegt. Erikik ook een man die serieuze zaken met een knipoog kanbegeleiden.

Schreef is al tien jaar een ijzersterke kroniek om dat op zeerherkenbare wijze hoofdrolspelers in de Uithof een spiegel wordtvoorgehouden. Het zijn meestal prachtige dialoogjes tussen vaakiets te ijdele spelverdelers die denken dat zij het alleen voor hetzeggen hebben. Menig cabaretier (Jiskefet-achtige types) zou opbasis van de teksten aardige sketches kunnen maken. De kracht vande stukjes is dat ze een mooi doorkijkje geven in en een redelijkwaarheidsgetrouwe zedenschets van de bestuurscultuur op een moderneuniversiteit die Utrecht wil zijn.

Niels Bongers, de tekenaar, is een mooie ondersteuning van dedialogen. Zijn tekeningen van Jo Ritzen en Jan Veldhuis, de tweesuper veldwachters in het wekelijkse stripverhaal van het duoBongers & Hardeman hebben een eigen zeggingskracht. Mijnbescheiden advies zou zijn: zet die twee elementen bij elkaar. Nustaan de tekeningen op een andere pagina dan Schreef. Ik denk dat'plaatje en praatje' sterker worden als de lezer ze in eenoogopslag bij elkaar ziet staan.

De redactie van het U-blad moet zich gelukkig prijzen met zo'nsterk duo in haar midden. Een universitaire krant wordt pas gelezenals er (liefst exclusief) nieuws in staat. Maar met nieuws alleenred je het niet meer. De meerwaarde van een krant zit ook in deextraatjes, in de toon van de columnisten, in de smaak van deredactie en in een rubriek als Schreef. Ik lees het U-blad al jarenachterstevoren. Juist ja. Vanwege Schreef. Dan weet je weer evenhoe de vlag erbij staat in het bestuursgebouw. En het kanppe van deauteur is dat hij een trefzekere mix maakt van de sterke en zwakkeeigenschappen van de bestuurders. Het is nooit zonder humoropgeschreven.

Pieter Broertjes is hoofdredacteur van deVolkskrant

De database: Dertig miljoen recepten

Prof.dr. Bert Leufkens: "Van elke Nederlander wordt in deapotheek al sinds jaar en dag het geneesmiddelengebruikgeregistreerd. Maar die registratie zegt niets over het verbandtussen het slikken van pillen en het optreden van ziektes, terwijldat verband toch heel belangrijke informatie kan geven, zowel overde effectiviteit van de geneesmiddelen als over eventuelebijwerkingen. Om die leemte op te vullen zijn wij in 1989 begonnenmet het opzetten van een databank met gegevens van 28 apotheken ineen aantal middelgrote Nederlandse steden.

"Geleidelijk is de steekproef verder uitgebreid, zodat we nubeschikken over zo'n dertig miljoen recepten. Van een half miljoenNederlanders weten we precies wat ze de afgelopen tien jaar aangeneesmiddelen hebben gebruikt. Uiteraard krijgen we die gegevensom privacy-redenen anoniem aangeleverd. Maar omdat van elke persooneen aantal gegevens, zoals geboortejaar, woonplaats en werkplekworden meegeleverd, is het mogelijk om de gegevens vanéén bepaalde patiënt met een zeer grote mate vanbetrouwbaarheid te koppelen aan zijn of haar gegevens uit hetlandelijke databestand van ziekenhuisopnames zonder de privacy aante tasten. Als je in twee verschillende bestanden een man aantreftvan 45 jaar, die is geboren in Heerlen en in Utrecht bij Farmaciewerkt, dan is de kans vrij groot dat het om één endezelfde persoon gaat.

"Het grote belang van dit bestand is dat we nu voor het eerstkunnen vaststellen welke effecten het gebruik van geneesmiddelenheeft. Een paar jaar geleden heeft dr. Ron Herings, die PHARMOheeft opgezet, een verband laten zien tussen het gebruik van eenbepaald slaapmiddel en het voorkomen van heupfracturen. En op ditmoment doet een promovendus hier onderzoek naar de relatie tussenbepaalde combinaties van geneesmiddelen en oedeemvorming. Ook deontdekking van de risico's van de derde generatie anticonceptiepilhad niet plaats kunnen vinden zonder PHARMO.

"Uiteraard hebben wij nog de nodige wensen, want een belangrijkestap die wordt overgeslagen is de huisarts. We hopen dat we met detoenemende automatisering in huisartsenpraktijken straks ookgegevens uit die bron in ons systeem kunnen gaan opnemen. Dat isonder meer vanbelang als we meer te weten willen komen overbijwerkingen van geneesmiddelen, want die leiden meestal niet toteen ziekenhuisopname.

"Inmiddels is PHARMO zo'n uitgebreid bestand aan het worden, datwe onlangs hebben besloten om het samen met de gegevens overNederlandse ziekenhuisopnamen onder te brengen in een zelfstandiginstituut, overigens zonder winstdoelstelling. Dat PHARMO-instituutgaat ook onderzoek entameren op het gebied dat tegenwoordig healtheconomics heet. Zo is deze week een rapport gepubliceerd, waaruitblijkt dat de ontwikkeling van betere geneesmiddelen voorbijvoorbeeld astma en suikerziekte samen is gegaan met eenteruggang in het aantal ziekenhuisopnames. En dat is voor hetoverheidsbeleid natuurlijk een zeer interessant gegeven."

EH

Sportrubriek 'Uit de oude doos'

Ton Logtenberg (41) is tegenwoordig hoogleraarimmunologie. Eind jaren zeventig versloeg hij in Amerika IvanLendl. Tegen John McEnroe was hij echter nooit opgewassen.

Achttien jaar oud werd Ton Logtenberg Nederlands jeugdkampioen.Hij vertrok als semi-tennisprof naar de Verenigde Staten. Indatzelfde circuit waren de toekomstige nummers 1 van de wereld IvanLendl en John McEnroe actief. Van McEnroe wist hij nooit te winnen."McEnroe was toen al veel beter dan de rest, die was zogetalenteerd." Lendl versloeg hij wel. "Die was nog niet zodominant. Dat was meer een noeste werker die met heel veeltrainingsarbeid aan de top is gekomen."

Logtenbergs voornaamste wapenfeit was het behalen van hetkampioenschap van de staat Indiana. Daarna keerde hij terug naarNederland. Om te studeren. "Ze vragen me wel eens wat er ismisgegaan. Maar ik wilde studeren. Ik vond zes tot acht uur per dagtegen een balletje slaan te eenzijdig. In die tijd was een keuzevoor het leven als prof ook niet gebruikelijk. Het bestaan alstennisnomade was best risicovol. Je kon het niet halen ofgeblesseerd raken. En het was toen zeker nog niet zo dat je alsmodale top-honderdspeler miljonair kon worden." Logtenberg speeldenog wel jarenlang op het hoogste niveau in Nederland. "Dat was eenprachtige invulling van de zomer."

Hij kijkt met veel plezier terug en heeft ook het nodige vanzijn tenniscarrière geleerd. "Het belangrijkste van sport vindik dat je leert omgaan met teleurstellingen. Als tennisser moet jebovendien alles zelf verwerken. Je kunt nooit je teamgenoten deschuld geven. Daarmee doe je de nodige hardheid op. En die hardheidheb je in een wespennest als een academisch ziekenhuis af en toenodig."

Jurgen Swart