Achtergrond

Personeel moet wennen aan chipper en chipknip

Docent Alphons de Vocht is het daar mee eens, maar echt blij ishij niet met de verandering. "Ik vind de invoering van de nieuweautomaten bedenkelijk. Het lijkt alsof de bank een deal met hetbestuur heeft gesloten om de chipapparaten kwijt te raken. Ik wasvan plan om mijn chipper nooit te gebruiken, maar nu wordt het meopgedrongen.

"De sleutelhanger waar de saldolezer aan vast zit, heb ik in eenla gegooid. De code van mijn chipper ken ik niet, die zou ik opmoeten zoeken voordat ik mijn pasje kan gebruiken. Wat ookvervelend is, is het feit dat er van gasten nu ook verwacht wordtdat zij hun code kennen en hun saldo weten.

"Ik snap best dat ze het leegroven van de koffieapparaten tegenwillen gaan, maar dat zou ook op een andere manier kunnen.Bijvoorbeeld door de apparaten eerder te legen! Natuurlijk zal hetgebruik van de chipper wel wennen en het is prettig dat de koffieis uitgebreid en goedkoper is geworden. Maar het wordt me welallemaal opgedrongen en daar ben ik het niet mee eens."

Volgens receptionist Hans Bos weten mensen nog niet goed wat zemet de nieuwe automaten aanmoeten. "Veel mensen vragen ons waar dekoffieautomaten staan, waar met muntjes betaald kan worden. Diezijn er dus niet meer. Ik gebruik mijn chipper niet. Met deinvoering van de nieuwe apparaten zijn wij zelf koffie gaan zetten.Wel jammer dat ze nu pas cappuccino hebben, want dat is wel eenverbetering.

"De sleutelhanger met saldolezer die ik thuisgestuurd hebgekregen, zal mijn zoontje wel hebben ingepikt. Hij spaart namelijksleutelhangers.

"Ik heb wel begrip voor de keuze, omdat de apparaten nu minderinbraakgevoelig zijn. Toch vind ik die pasjes maar niets. Jeportemonnee raak je niet zo snel kwijt, omdat die vrij groot is.Een pasje verlies je echter zo!"

Oplaadpalen

"Mensen halen de chipper en de chipknip vaak door elkaar",vertelt Arie Raterink. "Mensen met een giropas hebben een chipper.Om de chipper te gebruiken, is een andere code nodig dan de pincodevoor de betaalautomaten. Deze tweede code heeft iedereenthuisgestuurd gekregen, bij de introductie van de chipper. Dechipknip zit op kaarten van de andere banken. Bij deze pas is decode om de chipknip op te laden gelijk aan de pincode.

"De chipper kan bij alle openbare telefoons opgeladen worden.Voor de chipknip worden in de loop van het jaar oplaadpalenneergezet, voorlopig kunnen deze op de Uithof bij de bank naastBroese Wristers opgeladen worden."

Raterink voorziet dat in de toekomst meer diensten met dechipper/chipknip betaald moeten worden. "De belangrijkste reden omhet betalen met een pasje in te voeren, is het feit dat deconstante geldstroom verdwijnt. Vorig jaar is tot twee keer toe dekluis gekraakt. Met het gebruik van 'plastic betalingsverkeer' zaldit niet meer mogelijk zijn.

"Op den duur zullen ook het kopieren en het betalen van dereaders met de chipper en chipknip mogelijk zijn. Ik ben ervanovertuigd dat mensen eraan moeten wennen en dat ze het in het beginlastig en vervelend vinden. Maar veel klachten hebben wij nog nietgekregen. Als het er tien zijn dan is dat al veel. Onder destudenten wordt er al helemaal niet geklaagd."

Bieneke Verhaar

Vijf studenten over Theater-, Film- en Televisiewetenschap

Xander Bronkhorst


Lotte Stigterman (21)

"Toneel is altijd een grote liefde van me geweest. Ik speeldebij het wereldkindertheater in Haarlem en de Amsterdamsejeugdtheaterschool. Vorig jaar ben ik helaas afgewezen voor detoneelacademie in Maastricht. Het toneelspelen heb ik toen even opeen laag pitje gezet. Op dit moment doe ik alleen mee aan eenexperimentele musical. Verder wil ik eerst even mijn leventje hierop orde krijgen en mijn studie serieus aanpakken. Wie weet waag ikover een tijdje nog een poging bij de academie.

"Ik denk dat ik me in mijn studie op de film en televisie garichten, nu ik niet op de planken mag staan. De sfeer onder film-en tv-makers is echt te gek. Ik heb al een keer meegespeeld in eenserie van de NOT en binnenkort doe ik auditie voor een nieuweNederlandse speelfilm. Wat ik precies wil met mijn studie, voor ofachter de camera of misschien wel iets heel anders, zie ik nogwel."

Theater: Gijs Scholten van Asschat als Hamlet vond ikfantastisch. Het was ook een mooie vondst om de stem van de geestvan zijn vader door Hamlet zelf uit te laten spreken.

Film: Zusje was op het moment dat de film verscheen wel degelijkvernieuwend.

TV: Omdat ze in mijn huis een verkeerd abonnement hebben genomenzie ik de commerciële zenders vrijwel nooit. Blauw Licht vande VPRO vind ik wel een goed programma.


Wendy van Dongen (18)

"Zo'n college theaterdansgeschiedenis isinteressanter dan je zouverwachten. Het is leuk de traditionele dansen uit het Verre Oostenen de rituelen eromheen eens te zien. Ik heb nog niet echt bedachtwelke kant ik op wil in mijn studie, dat komt volgend jaar wel.Voorlopig vind ik alles nog leuk. Misschien wordt het iets metdramaturgie, al weet ik nog niet precies wat dat is en welke vakkenik dan moet volgen.

"Heel veel mensen die deze opleiding doen zijn er ook in depraktijk mee bezig. Ik heb zelf nog nooit iets gedaan met toneel ofzo, maar dat sfeertje in het theater, daar word ik iedere keer weereen beetje vrolijk van. Niet dat ik heel veel ga, want het is bestduur. Ik ben een liefhebber van musicals. Vooral Miss Saigon enElizabeth waren mooi. Of mijn medestudenten niet een beetjeneerkijken op dat soort producties? Nee, ik heb daar in ieder gevalnog niets van gemerkt."

Theater: Musicals en dansvoorstellingen.

Film: De sneak preview. Ik houd vooral van spannende films,bijvoorbeeld een thriller als Silence of the Lambs.

TV: Soaps en Amerikaanse series. Speelt Goudkust nog? Dat vondik wel een goede soap.


Kirin Bouwmeister (18)

"Ik ben altijd wel bezig geweest met tekenen en schilderen enzo. Ook heb ik twaalf jaar gedanst, de laatste twee jaar bij eengroep die de crème de la crème vormt op amateurniveau.Maar deze opleiding ben ik vooral gaan doen omdat ik heelgeïnteresseerd ben in de betekenis van vooral film, televisieen de nieuwe media voor onze cultuur en maatschappij. Iedereenkijkt tegenwoordig geloof ik drie uur per dag televisie. En zoietsals Big Brother betekent natuurlijk wel wat.

"Ik heb mij goed laten voorlichten en er is tot nu toe nietstegengevallen, al vind ik sommige theaterwetenschappers wel eenbeetje arrogant. Zíj zijn bezig met kunst en de rest isminderwaardig. Dat bevalt me niet. De studenten theater-, film-, entelevisiewetenschappen zijn gelukkig een beetje eigenzinnig, nietvan die meelopers. En we hebben natuurlijk een gedeelde interesse:de film en het theater. Ik zie economiestudenten nog niet met zijnallen wekelijks naar de beurs gaan."

Theater: Cabaret. De Vliegende Panters en Youp van het Hek vindik erg goed. Bert Visscher was ook altijd hilarisch, maar het wordtsteeds meer van hetzelfde bij hem.

Film: The Blair Witch Project was om de enorme hype alinteressant, maar het was ook nog eens een heel spannende film. Jeziet niets. Alleen maar donker. De sfeer deed me aan Blue Velvetdenken.

TV: Dit was het nieuws met Thomas Acda en Raoul Heertje kijk ikgraag, toch weer cabaret.


Ros Hüner (20)

"Na de Vrije School heb ik een poosje maar wat aangemodderd. Opde middelbare school deed ik wel veel aan toneel en anderecreatieve dingen, maar ik wist helemaal niet wat ik wilde.Uiteindelijk heb ik bewust voor deze studie gekozen. Het moest ietsmet kunst- en management worden. Ik kreeg toen de tip dat er inUtrecht een specialisatie kunstbeleid en -management bestond.Toevallig kwam ik op de open dag van de opleiding theater-, film-en televisiewetenschap terecht. Daar werd me duidelijk gemaakt hoeleuk en belangrijk de media zijn.

"Ik ga al steeds kritischer televisie kijken. Laatst zag ik eenaankondiging voor een show van Oprah waarin vrouwen vanverschillende etnische afkomst werden opgemaakt. Dat gebeurdehelemaal naar westerse smaak. Most Asian women have problems withtheir eyes, ja het zal wel. De manier waarop televisieprogramma'siets zeggen over sociale structuren, dat vind ik interessant.

"Het lijkt me wel leuk om dicht bij het maakproces van een filmof een toneelstuk te zitten. Veel studenten doen nu al allerleidingen op dat gebied. Ik heb dat bewust een beetje afgehouden. Metstuderen alleen heb ik het voorlopig druk genoeg."

Theater: Ik bewonder Freek de Jonge voor de manier waarop hij inzijn fantasievolle voorstellingen harde humor combineert metsubtiel verdriet.

Film: Happiness was dit jaar de beste film.

TV: Waskracht van de VPRO heeft vaak originele en diepgravendereportages.


Valentijn Luiken (24)

"Ik ben al derdejaars, om de een of andere reden heb ik ditcollege nooit gehaald. Voordat ik met deze studie begon heb ik evende PABO gedaan en HEAO-communicatie gestudeerd. Het was allebeiniet wat ik wilde. Door mijn belangstelling voor speelfilms werd ikop het spoor van deze studie gezet. Op dit moment richt ik mevooral op de nieuwe media. Een aantal vrienden van me makenwebsites voor bedrijven. Dat is ook de richting die ik uiteindelijkop wil.

"Ik heb nog heel even acteerambities gehad. Met een aantalmensen hebben we anderhalf jaar geleden een fictief reclamefilmpjegemaakt voor een programma van de TROS. Het was een parodie op TonyLittle, die bodybuilder met paardestaart die fitnessapparatuur opTV aanprijst.Ik speelde Tony Little. Dat is wel tof om zo een paarkeer op televisie te zijn. Met de digitale camera die we toenhebben gewonnen heb ik laatst mijn reis door Amerikavastgelegd.

"Als je er voor openstaat kun je tijdens deze studie allerleileuke dingen doen. Bij Kruimeltje heb ik bijvoorbeeld meegewerktals lokatie-assistent. Ik moet nog altijd gaan kijken of ik wel opde aftiteling sta."

Theater: 'Licht' is een stuk dat ik in mijn eerste jaar hebgezien in de Stadsschouwburg in Amsterdam. Twintig minuten zie jealleen een aantal figuren op het podium. Er gebeurt niets. Danplotseling knalharde Andrea Bocelli gevolgd door een monoloog. Heelimponerend.

Film: Funny Games was tof; choquerend en grappig tegelijk.Verder Lost Highway van David Lynch en U-turn van Oliver Stone. Ende Matrix was natuurlijk prachtig.

TV: Van Discovery Channel mag ik nooit op tijd naar bed. NASA,de exploratie van Mars, quantummechanica, dat soort dingen vind ikgeweldig.


De hoogleraren over de populariteit van hunvakgebied:

'Bij ons kun je een beetje van alles doen'

Na de traditionele topscorers Algemene Letteren enGeschiedenis trok de opleiding Theater-, Film-, enTelevisiewetenschap dit jaar de meeste letterenstudenten. Al jarenneemt het aantal studenten gestaag toe. Vorig jaar was er even eendip (mogelijk omdat de Universiteit van Amsterdam toen voor heteerst een propedeuse film- en televisiewetenschap aanbood en meteen160 studenten trok). Maar dit jaar verdubbelde het aantal Utrechtsestudenten weer bijna (terwijl toch ook het aantal eerstejaars inAmsterdam met liefst negentig toenam). Wat trekt zo in ditvak?

Prof.dr. W. Uricchio, hoogleraar theaterwetenschappen in hetbijzonder de geschiedenis van de film en televisie vindt depopulariteit van de studie niet verwonderlijk. "We wonen in eengemediadiseerde wereld. Het gaat daarom om een heel relevantvakgebied. Ook door de opkomst van allerlei nieuwe media. Naast deculturele relevantie is de methodologie aantrekkelijk voor nieuwestudenten. Die is anders dan van de traditionele vakken. Bij onskun je een beetje van alles doen: literatuur, geschiedenis,kunstgeschiedenis. Er is geen duidelijke afgrenzing zoals bij detraditionele vakken. You're not trapped." Uricchio denkt dat debelangstelling voor deze opleiding zal aanhouden. "Ik zit hier nuvijfjaar en het aantal eerstejaars blijft vrij stabiel groeien."Lachend: "En we zullen het Big Brother-effect zeker gebruiken in devoorlichting."

"Het is moeilijk in algemene zin iets te zeggen over demotivatie van studenten", meent prof.dr. H. Schoenmakers, directeurvan het Instituut Media en Re/presentatie. "Met de massaliteit isook de diversiteit van de studenten toegenomen. In de jarenzeventig was de filmwetenschap erg maatschappijkritisch.Tegenwoordig heeft elke student zijn eigen motivatie om voor dezestudie te kiezen. De meningen over esthetiek lopen zeer uiteen. Nuzitten de liefhebbers van de Hollywood-film en de meer innovatiefingestelde studenten naast elkaar in de collegebanken. De eneafgestudeerde gaat aan de slag bij Joop van den Ende, de ander bijhet Rotterdams Filmfestival. Het is de taak van de docenten dieindividuele gedachtenvorming aan te moedigen."

Schoenmakers erkent dat ondanks een zeer expliciete voorlichtingieder jaar een fiks aantal studenten in de propedeuse afvalt, omdatde studie te theoretisch wordt bevonden. "Bij ons word je geenacteur of filmmaker, dat stellen we altijd zeer duidelijk. Om datnog eens te benadrukken stoppen we meteen veel theorie in heteerste jaar. Sommigen worden daardoor afgeschrikt. Dat wiloverigens niet zeggen dat we niet graag zien dat onze studentenwerkzaam zijn in de praktijk. Integendeel. Iemand die goed is in depraktijk is dat vaak ook in de theorie."

Aantal eerstejaars

1994:..........86

1995:..........96

1996:.........100

1997:.........128

1998:..........74

1999:.........137

'Unilever-hoogleraar' Verrips pleit voor toepassing biotechnologie: 'Hoe durft de milieubeweging zoveel vervuiling voor zijn rekening te nemen?'

'Unilever-hoogleraar' Verrips pleit voor toepassingbiotechnologie: 'Hoe durft de milieubeweging zoveel vervuiling voorzijn rekening te nemen?'

Toen een kleine twee weken geleden in Montreal het BiosafetyProtocol werd ondertekend, sprak een woordvoerder van Greenpeaceover een stap in de goede richting. Maar prof.dr. Theo Verrips wasminder opgetogen. 'Nederland kan genetisch veranderde productenbuiten de deur blijven houden', concludeerde het dagblad Trouw, endat is nu precies waar Verrips bang voor is. Zo'n besluit zouvolgens de man, die zijn onderzoeksfunctie bij Unilever nu al elfjaar combineert met een deeltijdaanstelling als hoogleraar, weleens zeer vertragend kunnen werken op het onderzoek en daarmee opde introductie van nieuwe producten. Producten die naar zijn meningonmisbaar zijn voor een groot deel van de wereldbevolking.

"Neem China, waar tarwe voor ongeveer zeshonderd miljoen mensenvolksvoedsel nummer één is. Al jaren wordt de oogst erbedreigd door twee virussen. De enige effectieve manier om dievirussen te bestrijden is spuiten met het zeer giftigemethylbromide. Op dit moment komt daarvan alleen al in Chinajaarlijks tussen de 50 en 70.000 ton in het milieu terecht. Als eenonderzoeksgroep in de 'UK' dan samen met de Chinezen werkt aan eentechnologie om tarwe resistent tegen dat virus te maken, dan vraagik me af hoe ethisch het is dat wij in het rijke westen `nee'zeggen tegen die technologie. Want dat hebben we in Montrealgedaan. Niet met zoveel woorden, maar het komt er wel op neer."

Natuurlijk, ook Verrips beseft dat het laatste woord overbiotechnologie nog niet is gesproken. Maar de mogelijkemilieurisico's van genetische manipulatie staan voor zijn gevoelniet in verhouding tot de winst die biotechnologie juist ook voorhet milieu kan opleveren.

"Ik begrijp echt niets van de houding van de milieubeweging. Ikbegrijp niet hoe die het voor zijn rekening durft te nemen dat erjaarlijks zoveel methylbromide in het milieu terechtkomt. Ik praatregelmatig met mensen uit China. Die zeggen: Jullie hebben kritiekop ons milieubeleid. Maar als we geen gemanipuleerde tarwe mogengebruiken, en we mogen ook niet spuiten, wat moeten we dan? Julliemaken ookbezwaar tegen het upgraden van rijst met vitamine A. Maarhoe kunnen we anders voorkomen dat er jaarlijks duizenden mensen inChina en andere derdewereldlanden blind worden door een vitamineA-gebrek?"

Gist

Hij stond aan de wieg van de Nederlandse biotechnologie, enbegon in dienst van Unilever al in 1977 met onderzoek naar demogelijkheden om eencellige micro-organismen zoals bacteriënen gist genetisch te manipuleren.

"In de klassieke biotechnologie zoals die vaak wordt toegepastin de voedingsmiddelenindustrie gaat het vaak om dierlijke ofplantaardige stoffen die maar in kleine hoeveelheden voorkomen enmoeilijk zuiver zijn te winnen. De clou is dan om het gen datverantwoordelijk is voor de aanmaak van de stof die je wilt hebben,in te bouwen in bijvoorbeeld een gistcel. Als je dat goed doet,gaat die gistcel de stof voor je maken, en dat is niet alleengemakkelijker en goedkoper, maar levert vaak ook nog een zuiverderproduct op.

"In feite is zo'n gistcel dus een klein fabriekje, waarin jekunt maken wat je wilt. Je kunt hem ook vergelijken met eencd-speler. Afhankelijk van de cd die je erin stopt, gaat hij eenbepaald soort muziek maken. In dit opzicht lijkt biotechnologienogal op informatica. Daar wordt de informatie overgebracht doorcombinaties van nullen en enen, in de biologie gebeurt dat door deletters A,C, G, T uit het DNA."

Antibiotica

Hoewel een warm pleitbezorger van biotechnologie, is Verripsbepaald niet de klassieke industrieel die de bezwaren vanmilieuactivisten achteloos wegwuift. Om dat te onderstrepen gaathij serieus in op de gevaren van het gebruik van zogehetenresistentie-markers (zie kader), een ernstig probleem waaraan deindustrie en de wetenschap naar zijn mening veel te weinig aandachtbesteden.

Verrips: "Die techniek is in het verleden op grote schaaltoegepast, maar inmiddels is duidelijk dat we de kans dat datresistentie-gen in het milieu terecht komt, behoorlijk hebbenonderschat. Daardoor is een groot aantal micro-organismen resistentgeworden tegen antibiotica, wat zou kunnen leiden tot een verdereverspreiding van die resistentie in het milieu, iets wat door hetoverdadig gebruik van bestrijdingsmiddelen toch al een grootprobleem is. In de jaren tachtig wisten we nog niet beter, maar ikvind het onvergeeflijk dat die methode nu nog wordt toegepast."

In september 1999 zei prof.dr. Van der Vliet in het Ublad datgrote delen van het onderzoek zonder deze handige methode welkunnen worden stopgezet, maar dat vindt Verrips onzin. "Je kunt ookandere markers zoeken. Ik beschik inmiddels over een prachtiggistsysteem, waarmee ik een groot aantal experimenten heb gedaan.Daarin zit, met uitzondering van het gen dat ik in de cel breng,uitsluitend materiaal van de gistcel zelf. En datzelfde kan, zijhet minder gemakkelijk, ook met planten."

Het genetisch veranderen van planten brengt trouwens nog eenander onopgelost probleem met zich mee, waarschuwt Verrips. "In eengistcel kan ik een vreemd gen precies op een door mij bepaaldeplaats in het DNA van de gist krijgen. Maar bij planten lukt datnog niet. Het is dus mogelijk dat een ander gen wordt geraakt metalle onvoorspelbare gevolgen van dien. Om in de beeldspraak van decd-speler te blijven: misschien gaat de volumeknop opeens veelharder of hoor je helemaal niets meer. In ieder geval verander jeiets in de plant zonder dat helemaal duidelijk is wat het effectis. Het risico dat er iets mis gaat, is klein, maar het bestaatwel. Ik vind dat we ook dat probleem nogal onderschat hebben."

Blunder

Voeg daar nog het mogelijke risico bij dat genetischgemodificeerde planten zich in het milieu verspreiden en daardoorandere soorten verdringen, en het lijkt logisch dat zowel demilieubeweging als nationale regeringen huiverig zijn voor een alte snelle acceptatie van dit soort nieuwe technieken. Maar ondankszijn bedenkingen wegen voor Verrips de aantoonbare voordelen vanbiotechnologie veel en veel zwaarder dan de mogelijke nadelen. Vanpleidooien om eerst de risico's op lange termijn te onderzoekenalvorens biotechnologie commercieel toe te passen, wil hij dan ookniets weten.

"Je zult mij niet horen zeggen dat de milieubeweging onzinpraat. Ik heb veel met ze gediscussieerd en op het punt van deantibiotica-resistentie hebben ze mij ook echt overtuigd. Datprobleem heb ik indertijd onderschat. Wat me alleen dwars zit isdat dogmatische `nee' zeggen. En het erge is dat dat nu ook al doorEuropese politici wordt overgenomen, voor mijn gevoel overigensdeels om puur protectionistische redenen. Laten we dan lieverzeggen: we gaan het beter doen dan de Amerikanen, we gaan eentechnologie maken waar de huidige zwakheden niet in voorkomen. Danbenader je het tenminste positief.

"Alleen maar `nee' zeggen tegen deze technologie, wat nu inEuropa dreigt te gebeuren, zou in mijn ogen een catastrofaleblunder zijn. Want dat betekent onvermijdelijk dat de industrie hetonderzoek op een laagpitje zal zetten. Dat zal onze boeren eenachterstand opleveren die straks moeilijk zal zijn in te lopen. Alswe deze technologie, die in mijn ogen van even groot belang is alsde informatietechnologie, nu verwaarlozen, dan ben ik bang datEuropa daar te zijner tijd een hoge prijs voor gaat betalen."

Erik Hardeman


Markergenen

Bij genetische manipulatie in de voedselproductie gaat het eromeen stukje vreemd DNA in de cellen van een plant te brengen,bijvoorbeeld om die plant resistent te maken tegen een bepaaldeziekte. Maar dat is niet eenvoudig. Het lukt maar in een beperktaantal gevallen om het vreemde DNA ook echt in de cel te krijgen.Om planten te kweken met de gewenste nieuwe erfelijke eigenschap,moet je dus proberen die cellen uit de celkweek te selecterenwaarin het nieuwe stukje DNA ook echt terecht is gekomen.

Een jaar of tien geleden is daarvoor een methode ontwikkeld diegebruik maakt van zogeheten 'markergenen'. Je 'plakt' aan het gendat je in de plant wilt brengen een ander gen dat zorgt voor deproductie van stoffen die een bepaald antibioticum afbreken.Vervolgens laat je dat antibioticum los op je celkweek. De meestecellen zullen door het antibioticum worden gedood. Maar in decellen waarin het nieuwe gen - en dus ook de stof die hetantibioticum afbreekt - terecht is gekomen zal het onschadelijkworden gemaakt. De cellen die overleven, zijn dus per definitie decellen met het nieuwe gen erin. Het gebruik van antibiotica iskortom een heel simpele selectietechniek vast te stellen of het DNAin de cel terecht is gekomen.

Vrouwen in het voetbalbestuur: 'Ze bellen een meisje sneller terug dan een jongen'

Vrouwen in het voetbalbestuur: 'Ze bellen een meisje snellerterug dan een jongen'

Dat zal je nou altijd zien. Hebben de vrouwelijke bestuursledenvan studentenvoetbalvereniging Odysseus net zitten vertellen hoetrots zij zijn op de weinige gele en rode kaarten die hun ledenkrijgen, breekt er op het veld waar 'hun' heren 3 speelt een potjezinloos geweld uit waar de honden geen brood van lusten. Hetincident werpt een nieuw licht op het onderwerp waar de dames heteerder over hadden: hoe het is om als vrouw een bestuurstaak tehebben in de voetballerij.

Voorzitster Lian Witteveen rent het veld op om de opgefoktespelers tot rust te manen. Ze weet de heren zelfs zo ver te krijgendat ze, na een kleine time-out, het spel weer hervatten en dewedstrijd zonder verdere incidenten uitspelen. Ondertussen gaanAnne Brünott en Maaike Kok, respectievelijk commisaris externen wedstrijdsecretaris, achter twee van het veld gestuurde spelersaan om te voorkomen dat die in hun woede de kleedkamer verbouwen.Alledrie zeggen ze achteraf hetzelfde: in dit soort situaties ishet een voordeel om een vrouw te zijn. "Want hoe opgefokt mannenook zijn: tegenover een vrouw zullen ze zich eerder proberen tebeheersen", vat Brünott het samen.

Samen met secretaris Janna van der Meer vormen de dames sindsoktober een meerderheid in het zevenkoppige bestuur van Odysseus.En dat blijkt een ware primeur voor een voetbalclub. "Kijk, binnende club en het studentenwereldje vinden ze het redelijk normaal.Utrecht heeft een hoog percentage vrouwelijke studenten, dus daaris niks vreemds aan. Maar binnen het voetbal zelf is het heelongebruikelijk", vertelt Brünott. Het grootste deel van devoetbalbesturen wordt bevolkt door mannelijke AOW-ers of WAO-ersdie zelf niet spelen en daardoor tijd genoeg hebben voorbestuurstaken.

Wedstrijdsecretaresse

En dus stonden de dames bij de nieuwjaarsborrel van de KNVBmidden tussen de heren op leeftijd. "Er waren daar echt bijna geenvrouwen. En degenen die er wel waren, waren de vrouwen van",vertelt Kok. Zo worden de bestuursleden zelf ook vaak gezien,vertellen ze. Uitspelende clubs die door de dames wordenopgevangendenken wel vaker dat de bestuursleden even tijdelijkrepresentatief optreden. "Ik laat ze meestal maar in de waan, zekomen er vanzelf wel achter", vertelt Brünott.

Hoewel ze dus soms voor enige verwarring zorgen, hebben debestuursleden maar een paar voorbeelden van echt vervelendereacties. "Er was hier ooit een voorzitter op bezoek die zichafvroeg waarom hij geen bitterballen kreeg, als er toch zoveelvrouwen aan de tafel zaten", herinnert Brünott zich. Witteveenhad onlangs een vertegenwoordiger van de KNVB tegenover zich, dieweigerde het woord tot haar te richten. "Hij bleef maar tegen debaliemedewerker van Olympos praten, terwijl ik hem allang hadduidelijk gemaakt dat hij bij mij moest zijn". En Kok vertelt datzij soms een beetje moe wordt van collega-wedstrijdsecretarissendie haar bij wijze van humor 'wedstrijdsecretaresse' noemen.

Maar ondanks die ervaringen zijn de dames het er over eens datze uiteindelijk worden beoordeeld op hun prestaties. "Als ik inbestuurskamers van andere clubs kom, staan ze vaak eerst raar tekijken. Maar als dan blijkt dat ik weet waar ik het over heb, wordtdat juist ook heel erg gewaardeerd", vat Witteveen haar ervaringensamen. Brünott en Kok delen die mening. "Voordat we hieroverwerden geïnterviewd had ik er nog nooit over een seconde overnagedacht dat dit iets bijzonders is", vertelt Kok.

Dat er binnen de vereniging door de mannen de nodige geintjesworden gemaakt, daar kunnen ze best mee leven. Want uiteindelijkheeft niemand er problemen mee, denken zij. Kok meent zelfs dat hetjuist een voordeel is om vrouw te zijn. "Ze bellen een meisjesneller terug dan een jongen". Volgens de dames zelf scheelt hetook dat zij niet 'mieperig' zijn, geen 'hockey-meisjes of taebo-miepjes'. "We weten waar we voor staan en gaan discussies nietuit de weg, maar we gaan daarna ook gewoon met de mannen aan de bareen biertje drinken", aldus Witteveen.

Twijfels

Jurriaan Otto, voorganger van Witteveen, vertelt dat het al vrijsnel duidelijk was dat Witteveen zijn opvolger moest worden: "Zewas enthousiast, meteen actief en voelde zich duidelijk lekker inde club. Ze was gewoon de beste kandidaat." Zelf had Witteveen ineerste instantie wel haar twijfels. "Toen heb ik een aantal mannengevraagd of zij dachten dat ik heel anders behandeld zou worden."Van hen kreeg ze te horen dat ze uiteindelijk zou worden afgerekendop haar functioneren "dus toen heb ik het maar gedaan."

Dat er vervolgens nog drie andere vrouwen voor bestuursfunctieswerden voorgedragen was geen toeval, vertelt Witteveen. "Jekentelkaar en je weet wat je aan elkaar hebt. Bovendien zijn devrouwen in de vereniging op dit moment ook actiever, ze doen meerin commissies en bepalen meer het beeld."

Hoewel zij denkt dat het bestuur secuurder is geworden sinds ermeer vrouwen in zitten, is inmiddels ook besloten dat er niet nogmeer vrouwen bij moeten komen. De club telt zes mannenteams en tweevrouwenteams. "Als de verhouding nog schever komt te liggen in hetbestuur, dan weet je niet meer wat er speelt binnen een groot deelvan je club", legt Brünott uit.

En terwijl de KNVB bezig is om meer vrouwen in voetbalbesturente krijgen, klinkt er binnen Odysseus juist een roep om actievemannen. Maar niet alles is verloren voor mannen zonder bestuurlijktalent, zo blijkt. Ze kunnen altijd nog hopen op een plaats in dedoor de dames samengestelde mooie-mannen top 10.

Hanneke Slotboom

Wat kan de hoogte van pensioenuitkeringen beinvloeden?

Pensioen en echtscheiding.

Wanneer gehuwden en geregistreerde partners gaan scheiden,moeten zij dat binnen twee jaar na de scheiding hebben gemeld aanhet ABP. Gebeurt dit niet, dan hebben de ex-partners/echtgeno(o)tenop het moment dat ze 65 jaar worden recht op de helft van dat deelvan het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tijdens hethuwelijk.

Deze regeling vloeit voort uit de Wet Verevening Pensioen bijScheiding (Wet VPS) die sinds 1995 van kracht is. Wel is hetmogelijk de toepasselijkheid van de Wet VPS uit te sluiten inhuwelijkse voorwaarden of in een echtscheidingsconvenant.

Pensioen en ontslag.

Een medewerker van de UU die van baan verandert en terecht komtbij een werkgever die niet is aangesloten bij het ABP, kan zijnpensioenrechten en flexibel pensioen premievrij bij het ABP latenstaan. Het flexibel pensioen heeft betrekking op het opbouwdeel vande op 1 april 1997 ingevoerde FPU-regeling en bestaat uit eenbasis-uitkering, een opbouwdeel en de aanvullende uitkering. Depremievrije aanspraak wordt vastgesteld op basis van de diensttijdvóór het ontslag. De pensioenuitkering wordt berekend opbasis van het salaris, dat de medewerkers het laatste jaar aan deUU heeft gekregen.

Pensioen en waarde-overdracht.

Als medewerkers van baan veranderen kan dit tot gevolg hebbendat zij bij een ander pensioenfonds komen. Hierdoor kan hetpensioen op 65-jarige leeftijd uit twee delen bestaan: HetABP-pensioen en het pensioen bij de tweede werkgever. Er is dansprake van een pensioenbreuk. De pensioenbreuk houdt meestal in,dat de tweede werkgever alleen salarisverhogingen in het pensioenverwerkt over de dienstjaren bij deze werkgever. Om eenpensioenbreuk te voorkomen heeft iedere medewerker sinds 1994 rechtop waarde-overdracht. Dit houdt in, dat na de ontslagdatum dewaarde van het pensioen kan wordenovergedragen naar hetpensioenfonds van de nieuwe werkgever. Hiervoor krijgt demedewerker extra dienstjaren in de pensioenregeling van de nieuwewerkgever. Voor het recht op waarde-overdracht is vereist dat dewerknemer binnen twee maanden aan het pensioenfonds van de nieuwewerkgever een verzoek doet voor een opgave van het pensioen dat hijheeft opgebouwd bij zijn oude werkgever.

Wie vragen over zijn pensioen heeft, kan terechtbij de personeelsfunctionaris van de faculteit/dienst of deklantenservice van het ABP. De klantenservice is op werkdagentelefonisch bereikbaar van 8 tot 19 uur op telefoonnummer045-5796171. Ook is de website van het ABP te raadplegen.Internetadres: http://www.abp.nl

Commotie over gering aantal KNAW-fellows

Met slechts twee van de in totaal 37 gehonoreerdeaanvragen kwam Utrecht eind vorig jaar opmerkelijk slecht uit debus bij de jaarlijkse toekenning van 'fellows' bij de koninklijkeakademie van wetenschappen KNAW. Een teleurgestelderector-magnificus prof.dr. H. Voorma verweet de bèta-medischedecanen daarop slecht werk te hebben geleverd. Maar die opvattingis niet onomstreden.

Eén 'fellow' bij Sociologie en één bij Rechten.In de Utrechtse alfa-gammahoek werd de uitslag van de jaarlijkseKNAW-competitie eind vorig jaar met instemming begroet. Met tweevan de twaalf gehonoreerde aanvragen in die sector (beide vrouwen)had Utrecht uitstekend gescoord. Vooral in de faculteit Rechten dienog nooit eerder een KNAW-fellow in de gelederen had, was devreugde groot. Maar in het Bestuursgebouw werd het succes van dealfa-gamma's overschaduwd door het unieke feit dat zowel deselectiecommissie natuurwetenschappen als haar biomedischetegenhanger alle Utrechtse voorstellen van tafel had geveegd.

Die onverwachte tegenslag leidde in De Uithof tot koortsachtigcrisisoverleg. Want een terugval van zeven gehonoreerdebèta-medische aanvragen in 1999 naar nul één jaarlater, dat kon geen toeval zijn. De conclusie was snel getrokken:er had kennelijk het nodige geschort aan de manier waarop devoorstellen bij de KNAW waren ingediend. En dat viel volgens Voormamet name de bèta-medische decanen te verwijten, die deprocedure beter in de hand hadden moeten houden en die telichtzinnig waren omgesprongen met de strakke eisen van deKNAW.

Gepikeerd

Een telefonische rondgang leert dat de woorden van de rectorgemengde reacties hebben opgeroepen. Hoewel verschillendewoordvoerders erkennen dat hij niet helemaal ongelijk heeft en dathier en daar inderdaad nogal gemakzuchtig met de strengeKNAW-criteria is omgesprongen, is zijn kritiek bij de decanen nietecht in goede aarde gevallen.

"Ik vond de opmerking van Voorma een slag in de lucht", zegt eenhoorbaar gepikeerde oud-decaan prof.dr. G. van Koten vanScheikunde. "Wat mij betreft had hij beter eerst met de decanen omde tafel kunnen gaan zitten in plaats van met dit soort sweepingstatements te komen. Nu lijkt het erop alsof we ons werk inderdaadniet goed hebben gedaan en dat is onzin. Dit soort uitspraken isheel slecht voor de UtrechtsePR."

Ook inhoudelijk distantieert Van Koten zich van de woorden vande rector. De kandidaat van Scheikunde voldeed naar zijn mening inalle opzichten aan de criteria en hij is dan ook teleurgesteld overde afwijzing, te meer daar de KNAW er niet meer dan éénregel aan vuil wenste te maken.

"Wij hebben hier keihard gewerkt om een goede aanvraag in tedienen en ik heb eigenlijk geen idee waarom onze kandidaat isafgewezen. De argumentatie van de commissie was zo buitengewoon dundat ik daar niet eens commentaar op wil geven. Ik vind het trouwensook niet netjes tegenover de kandidaat zelf. Die zou je toch weleven een persoonlijk briefje kunnen schrijven in plaats van de eneregel in het 'referee'-rapport waarmee hij het nu moet doen?"

Ook biologiedecaan prof.dr. W. Hoekstra is het wat zijnfaculteit betreft niet met de rector eens. Maar hij geeft toe dathij aanvragen uit andere faculteiten heeft gezien, waarbij de doorde KNAW gestelde randvoorwaarden "nogal lichtzinnig waren opgerekt.Ik heb een paar voorstellen gezien, waarvan ik dacht: zo moet jedat gewoon niet doen.

"Nu zou je tot op zekere hoogte kunnen zeggen dat dat ook voormijn eigen faculteit geldt. Een absolute voorwaarde van de KNAW isdat kandidaten beschikken over buitenland-ervaring en dat had onzekandidate niet. Waarom we haar dan toch hebben voorgedragen? Teneerste hadden we geen andere kandidaat van vergelijkbaar niveau,maar bovendien hoopten we dat de KNAW begrip zou hebben voor hetfeit dat het om een vrouw met een gezin ging, die nu eenmaal mindergemakkelijk in de gelegenheid is om een tijd naar het buitenland tegaan. Het was echt een heel goede kandidate en bij Diergeneeskundeis een soortgelijke aanvraag een paar jaar geleden wélgehonoreerd. Maar kennelijk zijn de selectiecriteria inmiddelsverscherpt."

Fluctuaties

Hoekstra ziet kortom niet hoe hij het beter had kunnen doen engelooft dan ook niet dat Voorma de vinger op de zere plek heeftgelegd. "Er is volgens mij geen zere plek." Hij wordt daarinbijgevallen door prof.dr. J. Tjon. De Utrechtse theoretisch fysicusheeft als lid van de selectiecommissie natuurwetenschappen niet deindruk gekregen dat de Utrechtse aanvragen dit jaar opeens zoveelslechter in elkaar zaten dan anders. Hij wijt de negatieve scoreaan toevallige fluctuaties, waarover de universiteit zich niet alte veel zorgen hoeft te maken. "Ik vond het stuk in het U-bladnogal gechargeerd. Vorig jaar scoorde Utrecht erg goed, dit jaarwas het wat minder, dat kan gebeuren. Ik heb zeker niet de indrukdat in Utrecht onvoldoende aandacht aan de voorstellen is besteed.De kwaliteit van de kandidatenwas gewoon wat minder dan vorigjaar."

Haematoloog prof.dr. J. Sixma, die de biomedische aanvragenbeoordeelde, is het in grote lijnen met Tjon eens. "Natuurlijk ishet opvallend als de resultaten over de hele linie opeens zotegenvallen, maar voor mij blijft het vooral een kwestie vantoeval. Ook in onze sector viel de kwaliteit van de Utrechtsevoorstellen tegen. Met de aanvragen zelf was weinig mis, maar vande kwaliteit van de kandidaten was ik niet vreselijk onder deindruk, al gaat het te ver om te zeggen dat ik me voor Utrechtschaamde. Het blijft overigens mensenwerk. Een indiener van eenUtrechtse aanvraag zei: 'Hoe is het mogelijk dat jullie dekwaliteit van dit voorstel niet zien?' Tja, misschien zaten wijhelemaal fout, maar we zagen het echt niet."

Al met al is duidelijk dat het geen kwaad kan om de Utrechtseaanvragen in de toekomst toch maar wat kritischer tegen het lichtte houden. Het college van bestuur heeft daar inmiddels al toebesloten en de Utrechtse scheikundige prof.dr. B. de Kruijff, lidvan de selectiecommissie natuurwetenschappen, vindt dat nietonverstandig. Van de beoordelaars die het U-blad sprak, was hij hetminst te spreken over de Utrechtse inbreng. "Ik denk dat Voorma weleen beetje gelijk heeft met zijn kritiek. Je krijgt de indruk datsommige indieners gewoon niet weten waarop door zo'n commissiewordt gelet. Wij willen innovatief onderzoek, maar we verwachtenook van onderzoekers dat ze mobiel zijn. Wat bijvoorbeeld heel ergtegen mensen pleit is als ze voortdurend hetzelfde doen of als zesteeds maar bij dezelfde universiteit blijven. Als iemand al tienjaar in Utrecht zit, moet er ter compensatie wel heel veeltegenover staan, willen wij zo'n aanvraag goedkeuren. Zo iemandheeft om te beginnen al drie strepen tegen. Het zou verstandig zijnals men in Utrecht voortaan wat meer rekening met zulke zaken zouhouden."

Erik Hardeman


KNAW-fellows

Jaarlijks trekt de Akademie van Wetenschappen (KNAW) ongeveertwintig miljoen gulden uit in de vorm van persoonsgerichte'fellowships' voor jonge onderzoekers. Doel van het programma ishet behouden van jong wetenschappelijk talent voor de Nederlandseuniversiteiten. Akademie-onderzoekers krijgen een aanstelling vandrie jaar met een optie bij bewezen kwaliteit op nog eens tweejaar. Voorwaarde voor verlenging is dat de universiteit debetreffende onderzoeker daarna een vaste plaats garandeert. Intotaal haalde Utrecht sinds 1991 62 fellowships binnen.

De database: 'Een zwembad vol urine'

Dr. Petra Peeters: "Het Diagnostisch Onderzoek naarMammacarcinoom (DOM), zoals het officieel heet, is in 1974 opgezetdoor professor Frits de Waard. Het was het eerste grootschaligebevolkingsonderzoek naar borstkanker, maar De Waard had eenvooruitziende blik en besloot om de deelnemende vrouwen ook urineaf te nemen en ze een lijst voor te leggen met vragen over huncyclus, hun pilgebruik en andere gegevens die invloed konden hebbenop de hormoonwaarde. Net in die tijd werd duidelijk dat er eenrelatie bestond tussen de hormoonspiegel van een vrouw en de kansdat zij borstkanker kreeg. Door zowel de enquêtegegevens alsde urine te bewaren van een grote groep op dat moment nog gezondevrouwen, wilde De Waard voor zijn opvolgers de mogelijkheidcreëren om onderzoek te doen naar verschillen tussen vrouwendie later borstkanker kregen en vrouwen die gezond bleven.

"Omdat bij de deelnemende vrouwen meermalen urine werd afgenomenliggen er sinds 1986, toen het project werd beëindigd, zo'n80.000 monsters opgeslagen in Bunnik bij een temperatuur van minustwintig graden, een zwembad vol urine zoals een voormaligehoogleraar van mij het ooit noemde. Nu een aantal van dedeelnemende vrouwen borstkanker heeft, kan die urine gebruikt gaanworden voor het beoogde hormoononderzoek. Maar wat De Waard nietkon weten was dat wij uit uitgeplaste cellen in diezelfde urine nuook het DNA van de vrouwen kunnen halen. Dat biedt ons de kans omde urinemonsters genetisch te onderzoeken. Daardoor hopen we meerzicht te krijgen op een mogelijke correlatie tussen het krijgen vanborstkanker en de aanwezigheid van een bepaalde variant van een gendat betrokken is bij de hormoonvorming.

"Natuurlijk zouden we dat ook kunnen bepalen door vrouwen metborstkanker op dit moment genetisch te onderzoeken, maar hetboeiende van het DOM-cohort is dat we de gegevens uit het genetischonderzoek niet alleen kunnen koppelen aan hun vroegerehormoonwaarden, maar ook aan precieze informatie over hunleefgewoontes, bijvoorbeeld over hun rookgedrag van vroeger. Als jedaar nu naar zou vragen, zou je gegarandeerd een vertekend beeldvan de toenmalige werkelijkheidkrijgen. Nu is dat beeld behoorlijkbetrouwbaar en kun je dus ook veel beter bepalen in hoeverrebijvoorbeeld roken of het slikken van de pil bij een bepaaldesamenstelling van het DNA het risico op het krijgen van borstkankerverhoogt.

"Wat De Waard waarschijnlijk helemaal nooit had verwacht, is datzijn gegevens ook voor heel ander onderzoek kunnen worden gebruikt.Zo is hier in november iemand gepromoveerd die in de urinemonstersuit het DOM-cohort heeft gezocht naar een variant van een bepaaldgen dat invloed zou kunnen hebben op de ijzerconcentratie in hetbloed. Hij ontdekte dat vrouwen met die variant van dat gen eengrotere kans hebben op hartinfarcten.

"Het DOM-project, een van de eersten van zijn soort in dewereld, is in 1986 gestopt op het moment dat borstscreeninglandelijk werd ingevoerd. Maar het idee heeft school gemaakt, wantin 1993 is een Europees project gestart met als hoofddoel om meerinzicht te krijgen in de risicofactoren voor verschillende vormenvan kanker. Hoe komt het bij voorbeeld dat in Noordwest-Europazoveel borst- en longkanker voorkomt, terwijl inNoordwest-Frankrijk (precies de streek van de calvados) opvallendveel slokdarmkanker voorkomt? Voor dat onderzoek is tussen 1993 en1997 van in totaal 350.000 Europese burgers bloed afgenomen. Ookhebben zij een uitgebreide vragenlijst ingevuld. Wij hebben zelf degegevens van 17.395 vrouwen verzameld, terwijl het RIVM daar nogeens 20.000 mannen en vrouwen aan heeft toegevoegd. We kunnen dusweer even vooruit."

EH

Ongeluk met boten Orca en Triton: 'Zo'n beetje de ergste ramp die de vereniging heeft beleefd'

Ongeluk met boten Orca en Triton: 'Zo'n beetje de ergste rampdie de vereniging heeft beleefd'

De boten, negen van Triton en zeven van Orca, werden voorwedstrijden naar Tilburg vervoerd. Doordat de chauffeur plotselingmoest remmen, schaarde de oplegger en kwam in de berm terecht.Eén skiff van Orca overleefde de klap, de overige boten zijnallemaal meer of minder beschadigd. Alle vaartuigen behoorden totde zogenaamde 'wedstrijdvloot', de beste boten die de verenigingenhebben.

Volgens Orca-voorzitter Mark Gieles is dit wel zo'n beetje deergste ramp die zijn vereniging heeft beleefd. "Ooit is onze loodsafgebrand, maar toen bleven de boten onbeschadigd." Zijn collegaJob van Schelven van Triton denkt dat alleen de cholerabesmettingvan het water rond de vereniging enigszins vergelijkbaar is. "Maardat was ergens in 1890", voegt de preses van de bijna 120 jaar oudevereniging daar aan toe.

Van Schelven zat in de kroeg toen hij hoorde over het ongeluk."Het drong toen eigenlijk nog niet tot me door. Pas de volgendeochtend, toen ik op de vereniging kwam, werd het ineens heelwerkelijk." Er braken hectische dagen aan. "Het was heel chaotisch,was ik net in gesprek met SBS6, hing er iemand van de verzekeringaan de lijn en kwam er iemand anders vragen of we al vervanginghadden. En zo ging het maar door", vertelt Gieles.

Inmiddels is hij in rustiger vaarwater belandt. "Het blijftdruk, maar ik heb in ieder geval weer een beetje het overzicht." Deschade aan de Orca-boten is opgenomen en het is duidelijk dat deverzekering zo'n 25.000 gulden zal vergoeden. Dat houdt in dat ereen gat op de begroting overblijft van ongeveer 65.000 gulden. Hetgrootste deel daarvan wordt veroorzaakt door het feit dat deverzekering de dagwaarde uitkeert voor de twee boten die total losszijn verklaart, terwijl de boten wel weer nieuw moeten wordengekocht.

Voor zijn collega van Triton liggen de zaken nog niet zoduidelijk. De bootsman is nog niet klaar met het opnemen van deschade, dus kon er ook geen opgave aan de verzekering wordengedaan. Wel is de vereniging al druk bezig om te inventariseren watde ledenkunnen doen om de schade op te vangen. "Je zou bijvoorbeeldde komende tijd een kwartje op het bier kunnen doen, maar iemandanders zei al dat hij de bootsman wel wil helpen", vertelt VanSchelven. "Hoe we het gaan organiseren is dus nog niet duidelijk,maar ik verwacht wel veel van de leden."

Gieles is wat voorzichtiger. De leden zijn de laatsten bij wiehij voor geld zal aankloppen. "Studenten kunnen niet veel missen.Ze betalen al veel geld om te kunnen roeien, dus je kan niet meteenmet de collectebus langs de bar gaan." Als na overleg met eventuelegeldschieters blijkt dat er nog geld te weinig is, zal hij zijnleden aanspreken. "Dan zouden we bijvoorbeeld een boat-crash-partykunnen organiseren. Nodigen we Triton ook uit, is het bier voor huneen knaak en voor ons twee gulden", filosofeert hij voor zichuit.

De beide presessen blijken hun hoop vooral op de universiteit tehebben gevestigd voor leniging van de financiële nood. In eeninformeel gesprek werd hen al toegezegd dat zij op steun kunnenrekenen. "Dat is ook het meest logisch, want we zijn hier toch ineerste instantie om te studeren", aldus Van Schelven. Op desponsoren willen de voorzitters niet al zeer rekenen. "Die doen alwat voor de vereniging, en je wilt toch ook niet dat ze gaandenken: dat was ook een dure grap, die roeiers", stelt Gieles.

Wel hebben beide verenigingen een beroep gedaan op de oud-leden.En andere roeiverenigingen springen bij wat betreft de vervangingvan de boten voor de eerste tijd. "De mensen die normaal in dieboten zitten trainen heel fanatiek. Die zitten zo'n tien totveertien keer per week op het water", legt Gieles uit. Volgens VanSchelven missen de gedupeerde roeiers liever twee keer per dag hunvriend of vriendin dan hun boot.

"Nou, dat valt wel mee", relativeert Peter van der Noort,kandidaat voor de Holland Acht. De Orca-skiff waarin hij normaalgesproken traint, kan hij voorlopig niet gebruiken maar hij blijfter redelijk laconiek onder. "Er zal binnenkort wel een oplossingkomen, we kunnen er denk ik wel eentje lenen." Tot die tijd roeithij op het droge, op de ergometer. "Het is niet leuk, drie tot vieruur per dag in zo'n donker hol, maar het moet maar."

Al met al denken de voorzitters dat ze pas volgend seizoen weerhelemaal op orde zijn. "Je wilt het eigenlijk allemaal binnen eenweek regelen, maar dat kan gewoon niet, je bent van te veelfactoren afhankelijk", aldus Van Schelven. "Maar misschien is datook eigenlijk wel goed. Als je in de haast van het eerste momentbeslissingen neemt, is de kans groter dat die verkeerd zijn."

Ook Gieles ziet nog wel een lichtpuntje. "Laatst kwam hier eenoud-lid tijdens het lustrum verhalen uit de oude doos vertellen.Toen zag ik mezelf al zitten, over twintig jaar. Met een dikkesigaar er bij is ditnatuurlijk een ijzersterk verhaal."

Hanneke Slotboom

De verenigingen zijn voor giften en anderesteunbetuigingen te bereiken via e-mail: Orca@studver.UU.NL,Dronkert@varsity.NL

Verliefd in de collegebanken

Joyce Vanhommerig


Tessa en Bas, geologie

Een nadeel is dat we elkaar elke dag zien

Tessa van Westrenen (22) en Bas van de Schootbrugge(26) studeren allebei geologie bij de faculteit Aardwetenschappen.Ze hebben nu vier jaar een relatie. Tessa en Bas leerden elkaarkennen via de activiteiten van hun studievereniging UGV (UtrechtseGeologen Vereniging). Tessa vertelt:

"Het begon met de Waddenexcursie. Daarvoor kende ik Bas alleenvan gezicht. Ik studeerde ook pas sinds dat schooljaar en dieWaddenexcursie was in oktober. Ik vond 'm gelijk wel aardig. Maarhij had al een vriendinnetje. Na die excursie vroeg hij of ik eenskwam eten. In februari, tijdens de Diesweek van UGV, is het toentoch wat tussen ons geworden.

"Bas zit nu al twee jaar in Zwitserland, hij doet daar zijn PhDaan de Universiteit van Neuch`tel. Al die tijd onderhielden we eenlange afstand relatie. Dat was best moeilijk. Toen ik die afstandhelemaal zat was, besloot ik mijn afstudeerproject ook in hetbuitenland te doen. Ook in Zwitserland. Gelukkig kon dat. Nu wonenwe daar samen.

"Geologie speelt natuurlijk wel een belangrijke rol binnen onzerelatie. Met Bas praat ik veel over onze studie. Zeker nu we weerop dezelfde universiteit zitten. Ik denk dat het vervelend is alsje niet uit kan leggen waar je mee bezig bent. Ik heb ook pittigediscussies met Bas over ons werkterrein. Maar dat vind ik juistprettig. In die situaties zie ik hem eigenlijk ook meer als collegadan als partner.

"Ik heb ook eens een relatie gehad met iemand met een veel lageropleidingsniveau. Dat duurde maar heel kort. Toch denk ik dat heteen overkoombaar probleem is. Het gaat wat mij betreft om depersoon en niet om iemands studie of intelligentie. Dat ik Basleerde kennen, was min of meer toevallig. Ik wilde niet per se eenvriendje dat ook geologie studeert.

"Maar nu zie ik zelfs geologen-stellen van verschillendenationaliteiten. Dus het lijkt er wel degelijk op dat mensen vanonze studie elkaar graag opzoeken. Er is echt een run op vrouwen,omdat er toch nog altijd meer mannen geologie studeren. Als je, alséén van de weinige meisjes, het eerste jaar binnenkomt,wordt je wel even goed gekeurd. Al twee vriendinnen van me hebbenook een vriendje dat geologie studeert. Het is zelfs zo erg datmijn broer, die ook geologie studeert, een vriendinnetje heeft dateveneens geoloog is.

"De faculteit is klein dus er wordt veel geroddeld. Maar ik hebme er nooit wat van aangetrokken. Natuurlijk werd er over ons welveel gepraat. Tenslotte was hij al vijfde- en ik nog maareerstejaars toen we een relatie begonnen.

"Dat Bas en ik allebei geoloog willen worden heeft voor- ennadelen. Geologen zijn vaak op weg om veldwerk te doen. Dan ben jegewoon een paar weken van huis. Iemand met dezelfde studie kan daarwellicht flexibeler op reageren, omdat die er zelf ook wel eens opuit moet. Als we later een baan gaan zoeken, wordt het moeilijk.Want het komt zelden voor dat er in dezelfde stad twee geologenwerken. Een ander nadeel is dat we voortdurend met ons vak bezigzijn. We gaan elke dag naar dezelfde universiteit en zien elkaarelke dag. Als we bijvoorbeeld op vakantie gaan, plannen we bewusteen reis naar een stad. Want op het platteland weten we allebeitoch dat het een geologische reis zou worden."


Marije en Leen, diergeneeskunde

Bang om alleen maar over je studie te praten

Marije de Jong (28) en Leen de Graaf (27) studeerdenallebei Diergeneeskunde. Op de zelfde dag kregen ze hun bul. Datwas 1 oktober 1999. Precies een week later trouwden ze. Marijeheeft zich altijd verzet tegen interfacultaire relaties. Dat ze nutoch een partner heeft uit hetzelfde vakgebied, weet ze simpel teverklaren.

"Het heeft gewoon te maken met de vele uren die je op defaculteit zit. Als je van half negen tot half zes college hebt, hebje weinig tijd voor sociaal leven. Dus trek je heel veel op met jestudiegenoten. Zo is het ook logisch dat mensen met exacte studiesvaker een relatie hebben, want zij brengen de meeste tijd metelkaar door op de faculteit.

"Leen was al een tijd verliefd op mij. Maar het is pas watgeworden na de Peerderpietenrace, een draverij voor tien studentendie elk jaar op Koninginnedag wordt gereden. Ik zat toen in hetderde jaar, hij nog maar in het tweede. In de loop van de studieheeft 'ie me bijgehaald en nu zijn wetegelijk afgestudeerd.

"Het benauwende van een interfacultaire relatie is dat ik bangben dat je alleen maar over je studie praat. Gelukkig is onzestudie niet overheersend in de relatie. Maar een ex-vriendje vanmij deed architectuur. Ik vond het heel interessant en leuk om methem te praten over onze verschillende vakgebieden. Je kijkt naarverschillende dingen op een andere manier. Maar niet zoals ik metvrienden kon praten.

Vrienden van onze studie zeiden bij de uitreiking van de bulsdat ze altijd jaloers waren op het Leen en Marije-gevoel. We hebbennamelijk nooit een kleffe relatie gehad, maar wel heel open. Erwerd natuurlijk geroddeld, maar dat hou je toch. Toen ik ontdektedat ik zwanger was, was ik ook heel blij dat ik al aan m'n co-schapbezig was en het dus aan niemand op de faculteit hoefde tevertellen.

"Het heeft ook wel positieve kanten, om een vriendje te hebbendat dezelfde studie doet als jij. We hebben elkaar bijvoorbeeldveel geholpen met studeren. Dat ging altijd heel goed. Drie jaarlang hebben we dezelfde tentamens moeten maken en daarvoor ooksamen zitten leren. We hebben zodoende nooit meer een tentamenlaten vallen. Vooral in de laatste examenperiode heb ik veel steunaan Leen gehad. Maar doordat hij bijvoorbeeld ook al eensollicitatiegesprek achter de rug heeft, weet ik nu ook veel beterhoe ik me moet gedragen op zo'n gesprek. Van elkaars ervaring kunje leren.

"Voor mij maakt het geen verschil of mijn vriend dezelfde studiedoet of niet. Ik zou ook niet zo snel op iemand vallen voor z'nstudie. Hoewel de studie wel een zelfde soort mensen aantrekt.Kijk, ik zou niet zo snel met iemand bevriend raken die rechtenstudeert. Dat is toch een ander slag mensen."


Wendy en Bas, internationale economie

Weekendjes weg met de verenging... dan leer je elkaar goedkennen

Wendy Brosius (23) en Bas van Bree (21) studereninternationale economie. Ze hebben nog niet zo lang een relatie.Via hun studievereniging, de VUGS (Vereniging van Utrechtsegeografie studenten), leerden ze elkaar kennen. Voor Wendy is Bashet tweede vriendje dat ze via de VUGS ontmoette.

"We kennen elkaar voornamelijk van allerlei comissies binnen deVUGS, meer dan van de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. AlsVUGS-leden zagen Bas en ik elkaar veel. Na een commissievergaderingzijn we met de hele club uitgegaan en toen ben ik bij Bas blijvenslapen. Zo is het wat geworden.

"Bij de VUGS ontmoet je nu eenmaal veel mensen met dezelfdeinteresses. Ik ben nooit specifiek op zoek geweest naar iemand vande faculteit.Meestal vond ik de jongens hier juist minder leuk dananderen. Het is dus puur toeval dat Bas en ik allebei dezelfdestudie doen. "Hoewel, misschien ook niet. Ik heb al eens eerder eenvriendje gehad dat bij mij op de faculteit zat. Maar het speelt,denk ik, eerder een grote rol dat die ook erg actief is binnen deVUGS. Bas is dat ook. Want ja, binnen de VUGS doe je zoveel leukedingen samen, weekendjes weg enzo, dat je de mensen echt goed leertkennen. De groep van actieve leden is heel hecht.

"Bas en ik praten niet echt veel over onze studie. Ik vind hetniet zo leuk als we erover praten, omdat ik vijfdejaars ben en hijtweede. Alle vakken die hij volgt heb ik dus al gehad. Maar wevolgen nu ook wel dezelfde vakken. Liever wil ik me niet teveelbemoeien met zijn studie.

We zien elkaar best veel op de faculteit. Of in de kamer van deVUGS. Natuurlijk wordt er veel geroddeld. Het is een klein kliekje.Maar na een maandje is het spannende er vanaf en krijgen we nietzoveel reacties meer op onze relatie.

"Bij ons speelt de vereniging zeker een belangrijke rol. Anderswas Bas me waarschijnlijk niet zo snel opgevallen. Ik vind het weleen voordeel dat hij ook actief bij de VUGS is. Anders krijg jetoch vragen, 'Ga je nu alweer een weekend weg?', 'Heb je nu alweereen feest?'. Mensen die er in zitten weten waarom het leuk is omzoveel te doen. Het is daarom ook niet gek dat er zich onder diehonderd actieve leden van de VUGS veel stellen bevinden."


Soort zoekt soort

De kans dat een student trouwt met een studiegenoot is vrijgroot. De Utrechtse sociologen Wilfred Uunk en Matthijs Kalmijnhebben onderzoek gedaan naar dit fenomeen, dat opleidingshomogamieheet. Ze onderzochten de invloed van de studierichting op departnerkeuze van 2700 samenwonenden en getrouwde stellen waarvantenminste een van beiden academicus is. Ze ontdekten dat de neigingom met iemand van hetzelfde opleidingsniveau te trouwen, over hetalgemeen groter is onder wetenschappelijk opgeleiden, dan onderandere groepen.

"Studenten verblijven nu eenmaal in een belangrijke fase van hunleven op de faculteit", zegt Wilfred Uunk. "Ze ontmoeten daar, enin hun sociale leven, vooral mensen van hun eigen studierichting.Die mensen hebben allemaal ongeveer dezelfde interesses. En omdatze veel tijd met elkaar doorbrengen, is het niet vreemd dat daarrelaties opbloeien.

"Maar natuurlijk trouwen mensen niet alleen omdat ze elkaartoevallig ontmoeten. Het blijkt ook dat studenten een voorkeurhebben voor een persoon uit hetzelfde vakgebied, omdat destudierichting eigenlijk aangeeft tot welke sociale groep menbehoort. Kijk, een vraag als: 'En wat studeer jij?', is onderstudenten een veelgebruikte manier om een ander teplaatsen."

Volgens Uunk hangen de overeenkomsten in studierichting samenmet beroep, smaak of levensstijl, dingen die relevant zijn voor hetlatere leven. "Veel studenten trouwen met een partner met dezelfdeopleiding, niet omdat ze op dit punt zo graag homogaam zijn, maaromdat ze bijvoorbeeld een zelfde voorkeur hebben op cultureelgebied en omdat een bepaalde culturele smaak in bepaaldeopleidingskringen nu eenmaal vaker voorkomt dan in andere. Dezelfdeinteressen dus. En die zijn van groot belang in de omgang tussenstudenten. Je kunt stellen dat je op de faculteit min of meer 'jouwsoort mensen' tegenkomt."

Financieel

Maar er is nog een andere verklaring waarom studenten van eengelijksoortige studie elkaar uitkiezen: de bijbehorende sociaaleconomische status. "Iemands economische positie wordt gedeeltelijkbepaald door zijn opleiding. Succes in deze samenleving is veelmeer dan vroeger gebaseerd op het diploma. Dat bepaalt niet alleenje kansen op de arbeidsmarkt, maar ook op de huwelijksmarkt. Jewilt onbewust toch een partner die ook financieel aantrekkelijk is.Academici met goede economische vooruitzichten, zoals medici enjuristen, nemen geen genoegen met een partner met een lagereopleiding. Zij blijken bij voorkeur te hokken met andereuniversitait opgeleiden. De jurist huwt een jurist of eenbedrijfseconoom en niet, zoals in de jaren zeventig vaker voorkwam,zijn secretaresse. De slechts betaalde academicus, die met eentitel in de letteren, doet het wel vaker met een lager geschoolde."Medische studenten trouwen volgens het onderzoek van Uunk enKalmijn het meest binnen hun eigen kring.

De trend is dat mannen steeds meer naar opleidingshomogamieneigen. Wetenschappelijk opgeleide mannen trouwen steeds vaker meteen wetenschappelijk opgeleide partner. Dit is simpel te verklaren:sinds de jaren zestig zijn steeds meer vrouwen gaan studeren.Zodoende zijn er nu veel meer hoger opgeleide vrouwen. Toch moetenmannen nu vaak 'noodgedwongen' met iemand van een lager niveautrouwen. Ruim 77 procent van de mannen trouwt 'omlaag'. Dat komtomdat zij, door het 'tekort' aan vrouwen op universitair niveau,veelal aangewezen zijn op huwelijkskandidaten met lagereopleidingsniveaus. Vrouwen hebben door het 'overschot' aan mannenhun universitaire partner voor het uitkiezen. Vooral bij technischestudies wordt er veel binnen de studierichting getrouwd. Zo trouwtmeer dan de helft van de vrouwelijke studenten met een technischeopleiding met een man die ook een technische studie heeft gehad.Het kleine aantal vrouwen dat aan zulke studies begint, vindt vaakde ware op de faculteit."

Homogaam?

Het percentage huwelijken dat binnen of buiten de eigenstudierichting wordt gesloten én het onderwijsniveau vangehuwde of samenwonende mannen en vrouwen met een wetenschappelijkeopleiding.

Mannen...............binnen faculteit...............binnenWO...............buiten WO

Letteren..............................13,5..............................8,6...........................78,0

Sociaal-cultureel...........16,5..............................12,0........................71,5

Technisch..............................7,6..............................11,8........................80,6

Economisch-juridisch......6,5.............................16,3........................77,3

Medisch.................................12,6............................14,2........................73,1

Allemannen........................10,8............................12,1........................77,1

Vrouwen...............binnen faculteit...............binnenWO...............buiten WO

Letteren................................26,6............................33,4.......................40,0

Sociaal-cultureel.............21,3............................39,1.......................39,6

Technisch.............................55,1............................24,5.......................20,4

Economisch-juridisch.....36,0............................32,0.......................32,0

Medisch..................................35,1............................38,1.......................26,9

Allevrouwen.......................30,6............................34,5.......................34,9

Behoeftepeiling buitenschoolse kinderopvang

Met buitenschoolse opvang wordt bedoeld de opvang van kinderenvan 4 tot maximaal 12 jaar, na schooltijd tot uiterlijk 18.00 uur,en gedurende gehele dagen tijdens vakantieperioden en andere vrijedagen.

Om enig inzicht te krijgen in de bestaande en toekomstigebehoefte aan een dergelijke voorziening verzoeken wij iedereen dienu of in de nabije toekomst daarvan gebruik wil maken, te reageren.Dit kan per telefoon tijdens kantooruren op het nummer 030-253.3550tot en met volgende week donderdag (10 februari). Er zullen u eenpaar vragen worden gesteld, het onderzoek kost u maximaal 5 minutenen is anoniem.

De uitkomsten van deze behoeftepeiling zijn mede bepalend voorde vormgeving van een subsidieregeling voor naschoolsekinderopvang. Net als bij de huidige regeling kinderopvang wordtgedacht aan het onderbrengen van deze voorziening bij de regulierekinderopvang. De werkgeversbijdrage zal naar allewaarschijnlijkheid afhankelijk zijn van het aantal plaatsen datmoet worden gehuurd. Bij grote belangstelling komt er wellicht eenvoorkeursbeleid voor bepaalde doelgroepen.

Voor alle duidelijkheid: uw deelname aan dit onderzoekjebetekent niet dat u daarmee op korte termijn een gesubsidieerdeplaats kunt krijgen.