Achtergrond

Sportjargon: Kickservice

Iris van der Velden is derdejaars internationale economie eneconomische geografie. Ze speelt competitie voor Tennis Club deUithof. Ze legt uit hoe je een goede kickservice slaat.

"Bij een normale service gooi je de bal recht voor je op. Hetraakpunt is dan recht boven je. Bij een kickservice raak je de balachter je hoofd. En je gaat iets door je rug. Daar moet jeoverigens wel mee oppassen. Je maakt een rare kronkel en dat is eenzware belasting voor je rug. Als de bal de grond raakt, maakt-ieeen enorme hoge stuit naar achteren en ook nog naar links of naarrechts, al naar gelang het effect dat je met je racket geeft.

"De opgooi is het belangrijkst. Als je niet goed gooit, misluktje hele service. Je moet de bal niet uit je hand laten schieten,want dan vliegt-ie alle kanten op. Je moet je arm mee laten gaan enhem heel rustig naar boven geleiden.

"Een kickservice gebruik je als een soort verrassingswapen. Hetis een hele effectieve tweede service. Ik heb nog nooit gezien datiemand hem als eerste service gebruikte. Het kost ook vrij veelkracht. Als je een harde vlakke service of een goedetopspin-service kunt slaan, gebruik je die als eerste service. Jemoet afwisselen en niet steeds dezelfde service slaan, daar kan jetegenstander op inspelen. Een vlakke tweede service is vaak niet zohard en dan is een kickservice een goed alternatief. Het is eenzekere service die heel lastig is voor je tegenstander. Ze kunnenhem wel zien aankomen, maar dan zie je nog steeds niet welke kanthet effect opgaat. En als je echt een goede slaat dan stuitert-ieheel hoog op. Voor mij zijn die hoge extra moeilijk te retournerenomdat ik niet zo groot ben."

Jurgen Swart

De database: Een kaart van het grondgebruik in Nederland

Harts: "Wij hebben ons onderzoek gedaan in opdracht van de RijksPlanologische Dienst. De RPD wilde weten of er tussen 1990 en 1996sprake is geweest van een toenemende menging van wonen en werken endaarnaast ook of het - midden jaren tachtig ingezette - beleid vande 'compacte stad' effect heeft gehad. Je zou voor dat doelnatuurlijk de bodemkaart van Nederland kunnen gebruiken die het CBS(Centraal Bureau voor de Statistiek) elke drie jaar samenstelt.Maar om de ontwikkelingen goed te kunnen volgen had de RPD behoefteaan een meer gedetailleerde aanpak. Daarom heeft men ons gevraagdom een methode te ontwikkelen om meervoudig ruimtegebruik op eenveel exactere manier in kaart te brengen.

"Als basis hebben we de bodemstatistiek van het CBS genomen. Datis een bestand waarin de ruimte van Nederland in 34grondgebruikscategorieën is verdeeld. In feite is het eenkaart met de contouren van alle verschillende stukken grond inNederland. Het probleem van die kaart is echter dat alleen debelangrijkste functie van een gebied wordt weergegeven. Als eengebied er wordt beschreven als woonwijk, weet je dus niet of er ookbedrijfjes zijn gevestigd en of er veel of weinig groen is.

"Vandaar dat we vervolgens drie andere bestanden hebbengebruikt. Allereerst waren dat gegevens van de PTT, die van elkadres in Nederland weet of het een woning, een bedrijf of eeninstelling is, en tot op zekere hoogte ook wat voor type, in hetgeval van een woning bijvoorbeeld een boot, een flat of een huismet een tuin. Daarnaast heeft de RPD een bestand met gegevens overalle 800.000 bedrijven in ons land, hun lokatie en het aantalpersoneelsleden dat er werkt. Die gegevens waren zowel voor 1990als voor 1996 beschikbaar.

"Tenslotte hebben we gebruik gemaakt van het basisregisterVerkooppunten uit de databank Detailhandel van de RPD. In datbestand kun je alle 175.000 panden in Nederland terugvinden met eenconsument-gerichte functie: winkels, kapperszaken, banken,uitzendbureau's en ga zo maar door. Per pand staat hetvloeroppervlak aangegeven en het soort goederen en diensten datwordt geleverd.

"Met behulp van statistische technieken hebben we al dezegegevens verwerkt tot een nieuwe en veel gedetailleerdere kaart vanhetgrondgebruik in Nederland. We hadden bij wijze van spreken eenkaart per pand kunnen maken, maar om de zaak hanteerbaar te houdenhebben we gekozen voor de 400.000 postcodes als kleinste eenheden.Dat betekent dat onze kaart is ingedeeld in blokjes van 250 bij 250meter, fijn genoeg om een goed inzicht te geven in de ontwikkelingvan het stedelijk gebied in ons land.

"Aan de ene kant blijkt daaruit dat het stedelijk gebiedweliswaar groeit, maar minder dan je op grond van debevolkingstoename zou verwachten. Het 'compacte stad'-beleid heeftdus enig succes. Maar wat de menging van wonen en werken betreft,is er minder goed nieuws. In de stadscentra, waar de menging vanoudsher groot is, lopen de bewoning en de bedrijvigheid terug tengunste van de stadsranden waar wonen en werken juist sterk vanelkaar zijn gescheiden. Er is dus juist sprake van ontmenging. Datis op onze kaart voor het eerst goed zichtbaar geworden."

EH

Sport: Wat is er nou mooier dan een maagdelijke witte helling?

Sport: Wat is er nou mooier dan een maagdelijke wittehelling?

De definitie van skipret is voor iedereen anders. De een smijtzijn centen stuk in Lech en gaat een half uurtje op de latten, deander maakt kilometers lange dagtochten en weer anderen putten zichgraag uit in de sneeuw om daarna lekker los te gaan in de kroeg.Studenten vallen volgens de algemeen geldende vooroordelen vaak inde laatste categorie. Die vlieger gaat evenwel vaak, maar nietaltijd op. Het meegaan in nieuwe skitechnieken en andere noviteitengeschiedt bijvoorbeeld voor een belangrijk deel door studenten. Zijzijn als geen ander gevoelig voor trends op skigebied.

"Studenten zijn een graadmeter als het om nieuwe trends gaat",zegt Elise Vonk van de Utrechtse reisorganisatie Sportura, die zichvoornamelijk richt op studenten. "Vooral de vrouwen willen hetnieuwste van het nieuwste. Snowboarden is een tijdje hot geweest,maar je ziet langzaam dat mensen die al konden skiën toch weerterugkeren naar de ski. De wintersporters die zijn begonnen op eensnowboard blijven vaak wel snowboarden. Carveski's bepalenmomenteel het beeld op de piste. Traditionele ski's zijn amper meerverkrijgbaar. Telemarken is ook voorzichtig in opkomst. Dat werdeerst gedaan door militairen, maar je ziet het nu ook op de gewonepiste. Maar dat is meer iets voor de gevorderden die iets nieuwswillen."

Skikroeg

Trend of geen trend: een skivakantie is niet compleet zonder eendeugdelijke après-ski. "Het gaat voor studenten vaak verderdan skiën alleen. Het sociale gebeuren neemt een belangrijkeplaats in en dat speelt zich voornamelijk af in de kroeg", erkentVonk. Omdat sinds jaar en dag de Franse skikroegen niet bepaaldbekend staan om hun gezellige inrichting besloot Sportura zes jaargeleden zelf een aantal bruine cafés in de Franse Alpen teopenen. "In sommige Franse kroegen hangen TL-balken", zegt Vonk."Dat nodigt niet uit tot het gezellig drinken van een biertje.Eneen boel studenten zijn toch feestgangers. Bij ons mag je optafel dansen." De opening van de kroegen in de Alpen legde Sporturageen windeieren. Vonk: "Sommige mensen boeken er zelfs op."

Dat het niet alleen om lallen en brallen gaat bewijst deUtrechtse Studenten Alpen Club (USAC). Natuurliefhebbers c.q.actievelingen. Een aantal leden van het gezelschap gaatéén keer per jaar één week toerskiën inOostenrijk. Niks geen gondel, stoeltjeslift of sleeplift. De ledenklimmen met speciale toerski's naar boven om te genieten van deongerepte omgeving. Drie uur klimmen om binnen een half uurtje weeronderaan de berg te staan. Is dat leuk? "Ja", zegt Joost Frakking,instructeur van de USAC. "Dat is leuk. Het is meer dan alleen naarbeneden skiën."

De beweegredenen om te gaan toerskiën in plaats van hetgebruikelijke pisteskiën zijn legio. Frakking: "Een aantalleden doet het om het uitzicht, het buiten zijn. Maar ik vind hetprettig om van de drukte weg te zijn. Ver van de felle skipakken enskiliften. In de ongerepte sneeuw. Wat is er nou mooier dan eenmaagdelijke witte helling? De sfeer eromheen is ook belangrijk.Lekker met een paar man in een chaletje. Koken op een houtkachel.Dat is tien keer leuker dan een appartement in een Franseskifabriek."

Liften

Waar studenten het geld vandaan halen? "De studiefinancieringdoet het niet meer", zegt Elise Vonk. "Maar veel studenten hebbentegenwoordig door de krappe arbeidsmarkt bijbaantjes die in hetverlengde van hun studie liggen. En skiën heeft voor veelstudenten toch een hoge prioriteit." Sportura vervoert jaarlijksduizenden studenten richting de Franse Alpen. Opmerkelijk is degrote animo onder jaarclubs en disputen. Sportura voert daaromzelfs een heus jaarclubprogramma. Vonk: "Het clubverband binnenstudentenverenigingen is heel sterk. Ze gaan ook met elkaar opskivakantie. Het is voor reisorganisaties onderling een sport omdat soort groepen binnen te krijgen. Leden vanstudentenverenigingen zijn niet op hun mondje gevallen en zorgenvoor een flinke reclame-boost."

Een compleet georganiseerde bustocht is er voor detoerskiërs van de USAC niet bij. "We gaan altijd op eigengelegenheid", zegt Frakking. "Er is een aantal leden dat een brakautootje heeft dat we volproppen met ski's. De rest gaat liften, ofals ze meer geld hebben met de bus. Toerskiën is niet bepaaldeen goedkope skivariant. De uitrusting is, mede door een aantalextra veiligheidsvoorzieningen, aanmerkelijk duurder dan dedoorsnee-benodigdheden. Vanwege lawinegevaar zijn lawinepiepers(à 500,- gulden per stuk...) en een sneeuwschep verplichtekost. De meeste van ons hebben alles tweedehands bij elkaargechefd. Bovendien vraagt een weekje toerskiën de nodigevoorbereidingen. Het is geen kwestie van boeken enwegwezen. Maar jebent toch met studenten op stap, en die willen zoveel mogelijkskiën voor zo weinig mogelijk geld."

Michiel van Ruitenbeek


Top-5 van Sportura-bestemmingen in Frankrijk

1. Les Menuires

2. Risoul

3. Tignes

4. Serre Chevalier

5. Val Thorens

Prof.dr. Ronald Plasterk komt bio-medisch cluster versterken: 'De grote vraag is wat de 19099 genen van C. elegans doen'

Prof.dr. Ronald Plasterk komt bio-medisch cluster versterken:'De grote vraag is wat de 19099 genen van C. elegans doen'

Het nieuws dat Ronald Plasterk naar het Hubrecht Laboratoriumzou komen, zorgde afgelopen najaar voor opwinding in De Uithof.Niet alleen komt met de Amsterdamse geneticus een van 's landstoppers op het gebied van het biomedisch onderzoek naar Utrecht.Maar bovendien neemt de man die onlangs een van de vierprestigieuze Spinoza-premies in de wacht sleepte, C. elegans mee,een minuscuul wormpje dat de afgelopen vijftien jaar hettroeteldier is geworden van veel genetici.

Plasterk: "Centraal in mijn werk staan twee vragen die aan hetwezen van ons bestaan raken. Hoe ontwikkelen wij ons en hoe denkenwij? Zulke vragen laten zich alleen beantwoorden door teexperimenteren en daarom is in de jaren zestig gezocht naar eeneenvoudig dier met hersenen en met een zenuwstelsel, dat ook nogverschillende soorten cellen zoals spiercellen en geslachtscellenbezit. Het simpelste dier dat aan die eisen beantwoordde was de'Caenorhabditis elegans', een draadwormpje van nog geen millimeterlengte.

"Naar nu blijkt is dat een prima keus geweest, want het dierheeft ons een schat aan informatie opgeleverd. We weten dat het 302hersencellen heeft, waarvan we ook precies de verknoping kennen. Weweten dat zijn lichaam bestaat uit 959 cellen en het is nog steedshet enige meercellige dier waarvan we de volledigeDNA-samenstelling en alle 19099 genen kennen. We weten van C.elegans dus ontzettend veel meer dan van enig ander dier. Maartegelijkertijd weten we nog vrijwel niets, want we hebben geen ideewat al die genen nu precies doen. De grote uitdaging van de komendejaren is het ophelderen van hun functie, wat de Engelsen'functional genomics' noemen."

Het lijkt merkwaardig dat Plasterk als geneticus-pur-sang straksdirecteur wordt van een laboratorium voor ontwikkelingsbiologie.Maar zelf ziet hij dat anders. "Wie iets wil weten over de functievan genen, kan naar mijn mening niet heen om de rol die zij spelenin onze ontwikkeling. Wij zijn mensen omdat onze lichaamscellentoen ze gingen delen, niet de hersens van een aap maar van een menshebbenopgeleverd. Het verschil tussen mens en aap zit dus in degenen die dat proces hebben gestuurd. Ik ben ervan overtuigd dat wepas echt zullen begrijpen wat onze genen doen, als we teruggaannaar de ontwikkelingsbiologie."

Hij glimlacht. "Vijfentwintig jaar geleden zeiden eigentijdsebiologen: 'Al dat ouderwetse gepruts met die embryootjes, houd daartoch mee op; de moleculaire biologie, dat is het'. Als we demoleculaire structuur van het DNA en van de eiwitten eenmaalkennen, dan zijn we er. Maar nu realiseren we ons dat al diemoleculaire kennis ons ten aanzien van de functie van onze genengeen stap verder brengt. Daarom komen we nu na 25 jaar met de hoedin de hand weer terug bij de embryologen en al die andere biologendie gewoon in het organisme kijken wat daar nu precies gebeurt. Ikvind dat wel ironisch."

Experimenteren

Kern van het werk van Plasterk en de zijnen is het ontrafelenvan de functie van de genen van C. elegans. Hij doet dat door deeiwitten te onderzoeken die door die genen worden aangemaakt. "Elkgen codeert, zoals wij dat noemen, voor één bepaald eiwiten om te weten welke functie dat gen heeft, moeten we dus gaankijken waar en op welk moment we dat eiwit in het dier aantreffen.Stel dat we een eiwit alleen in zijn zenuwcellen aantreffen. Dan ishet niet erg waarschijnlijk dat dat gen een rol speelt bij despijsvertering.

"Zo probeer je geleidelijk te ontdekken wat een gen wel en nietdoet. Het is gewoon klassiek experimenteren. Wat doet een bougievan een auto? Trek hem er maar uit en kijk wat er misgaat. Wij doeniets soortgelijks door een gen in C. elegans uit te schakelen en tekijken wat er dan gebeurt. Wij verwachten dat zulke experimentenons heel geleidelijk een beeld zullen geven van de functie van aldie 19099 genen."

Uiteindelijk gaat het de bio-medische onderzoekers om de werkingvan het menselijk genoom. En het lijkt dus wat vreemd dat ze voordat doel met een wormpje experimenteren. Maar zo vreeemd is datniet, zegt Plasterk. "Het komt verbazend vaak voor dat wemenselijke genen, bijvoorbeeld de genen die aan de basis staan vande vorming van tumoren, onveranderd in onze worm terugvinden. Datzijn gewoon klassieke regelgenen die in C. elegans weliswaar geenkanker veroorzaken, maar die ongeacht waar je ze aantreft, invloedhebben op de celdeling. Door de functie en de werking van zo'n genin de worm te bestuderen, komen we wel degelijk meer te weten overde gang van zaken in de menselijke cel."

Hij geeft toe dat veel medici hem vijftien jaar geleden voor gekversleten, toen hij koos voor C. elegans. "Waar ben jij nou ingodsnaammee bezig, zeiden ze. Maar nu de farmaceutische industriehier regelmatig aan de telefoon hangt, denken ze daar anders over.Waarom de industrie zo in ons werk geïnteresseerd is? Simpel.De meeste geneesmiddelen werken in op één bepaald eiwit.En dus is het heel belangrijk om precies te weten wat zo'n eiwitdoet en hoe het eruit ziet. Daarnaast moet je ook nog uitzoeken hoeeen mogelijk geneesmiddel zo'n eiwit het best kan aanpakken. Vooral dat onderzoek blijkt C. elegans heel geschikt."

Genoomcentrum

Zijn komst naar Utrecht is mede ingegeven door de gedachte dater in Nederland geen betere plek te vinden is voor het werk dat hijwil gaan doen dan De Uithof. "Naast het werk aan C. elegans wil ikzoetjes aan ook iets gaan doen met een gewerveld dier. En dezebravis, waarmee in Utrecht al veel gewerkt wordt, is daar ideaalvoor. Ik taxeer dat dat dier de worm onder de gewervelden zalworden, een simpel en goed hanteerbaar modelsysteem waarmee degrote vragen van de ontwikkelingsbiologie en de neurobiologie vangewervelden (dus ook van mensen) kunnen worden opgelost.

"Daar komt bij dat hier nog vijf andere groepen uit delandelijke toponderzoekschool 'Biomedische Genetica' zijngevestigd, allemaal op loopafstand van elkaar zitten. Vier daarvanzitten in de medische faculteit en ik wil dan ook proberen om hetHubrecht Laboratorium, naast de verankering in de biologie die hetzeker zal behouden, ook iets meer op de medische sector terichten.

"Er komt op dit moment enorm veel genetische informatiebeschikbaar en die kunnen we alleen de baas als de verschillendevakgebieden nauw met elkaar samenwerken. Van groot belang is datdaarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de nieuwstecomputertechnologie. Zoals Ford heeft ontdekt dat je auto'sefficiënter aan de lopende band kunt bouwen dan éénvoor één, zo ontdekken biologen nu ook dat je genetischonderzoek prima kunt automatiseren. Een van de dingen die ik wilproberen is om in Utrecht voor dat doel een genoom-centrum van degrond te krijgen, waar ons onderzoek met behulp van de nieuwstetechnieken op het gebied van de dataverwerking op een veel grotereschaal dan op dit moment kan worden uitgevoerd. Die ontwikkelinggaat de komende jaren een enorme vlucht nemen en daar moeten we inUtrecht domweg bij zijn."


Neurobiologie

Naast 'functional genomics' verwacht Plasterk in Utrecht ookonderzoek te gaan doen op het voor hem buitengewoonfascinerendegebied van de neurobiologie. "Hoewel we al heel wat weten over hetfunctioneren van onze cellen, is de werking van het zenuwstelselnog een groot raadsel. Als je een telefoonnummer onthoudt, waarblijft die informatie dan precies in die kilo hersenen? Voor mij isdat een zeer fascinerend probleem, dat ik ook bij C. elegans wilgaan onderzoeken.

"We hebben al wat experimenten gedaan, en wat zie je danbijvoorbeeld? Als je onze worm de keuze aanbiedt tussen tweesmaakstoffen A en B en je hebt hem eerst een tijdje alleen Aaangeboden, dan gaat hij standaard naar B. Zelfs zo'n simpel dierheeft dus een geheugen, want A heeft hij dan kennelijk wel gezien.Die informatie moet ergens in die 302 zenuwcellen zijn opgeslagen.Dat betekent dus dat er chemisch gesproken een verschil moet zijntussen de hersencellen van een dier dat A wel heeft geproefd en eendier dat dat niet heeft gedaan. Als we dat snappen, snappen westraks misschien ook hoe wij een telefoonnummer onthouden. Ik hebnog geen idee of die wetenschap ook praktisch bruikbaar is. Maardaar gaat het mij ook niet om. Het gaat mij erom dat ik wil wetenhoe het zit. Dat is nog steeds de centrale drijfveer voor wat ikdoe."


'Ik bewonder Gerrit Komrij en Karel van het Reve'

Nieuwsgierigheid is niet alleen det motor achter Plasterk'swetenschappelijke bezigheden. Die drang om te weten heeft hijaltijd al gehad, zegt hij. "Ik kan me van thuis nog een grote atlasmet platen van dinosaurussen herinneren en boeken overNeanderthalers en het ontstaan van de mens. De gedachte dat we doorevolutie zijn ontstaan heb ik als kind al heel fascinerendgevonden, zeker omdat ik toen in de kerk nog leerde dat hetallemaal heel anders was. Ik denk dat ik al vroeg een neiging hadom te willen ontmaskeren hoe het dan wel zit."

Is dat wellicht ook de drijfveer voor de columns die hij sindskort in De Volkskrant schrijft en in Buitenhof uitspreekt?"Misschien wel? Maar daarnaast speelt zeker ook een rol dat ik vantaal houd. Ik heb ook lang getwijfeld of ik niet beter een taal kongaan studeren. Maar ja, biologie vond ik ook een mooi vak en jekunt nu eenmaal niet alles.

Dankzij die columns heb ik nu toch de kans om wat met mijnliefde voor taal te kunnen doen. Ik schrijf ze weliswaar om eenpunt te maken, maar daarnaast ben ik ook heel bewust bezig met devorm. Het is niet toevallig dat mensen als Gerrit Komrij en Karelvan het Reve, de twee columnisten die ik het meest bewonder,literaire columnisten zijn en niet alleen mensen die een meninghebben."

Hij lijkt zich in het Buitenhof tussen journalisten en politiciprima op zijn plaats te voelen en schuwt de confrontatie nooit.Maar op de vraag of er wellicht een aanstaand politicus in hemschuil gaat, schudt hij ontkennend het hoofd.

"Ik heb in mijn studietijd in de gemeenteraad van Leiden gezetenen dat vond ik heel interessant werk. Maar het is beslist niet ietswaar ik naartoe werk, al weet je natuurlijk nooit hoe de dingenzullen lopen. Mijn motto is: je moet het leven nemen zoals hetkomt. Ik kan me nog steeds verbazen over het feit dat ik dit werkdoe, terwijl ik nu voor hetzelfde geld literatuurwetenschapper wasgeweest.

"Die houding van me wil overigens niet zeggen dat ik geenambitie heb. Die heb ik wel degelijk, maar dan in de zin dat ikalles wat ik doe goed wil doen, als ik eerlijk ben misschien zelfsbeter dan anderen. Maar ambitie in de zin van: ik wil dit of datworden, nee, die heb ik niet. De vraag is trouwens hoe leuk het isom als politicus in Den Haag rond te hangen. Politiek is tochvooral reageren en een beetje herkauwen op andermans ideeën.Het mooie van de wetenschap is nu juist dat je iets volstrektnieuws creëert. Ik heb meermalen na een succesvol experimentmet collega's om de tafel gezeten, terwijl we wisten: wij zijn nude enigen in de wereld die snappen hoe dit werkt. Dat is echt eenuniek gevoel, dat ik voorlopig nog niet zou willen missen."

Erik Hardeman

Cultuur: Hang the DJ

Dj Chet heeft sinds kort zijn eigen winkel in Amsterdam (ScratchRecords & Tapes, Witte de Withstraat 150) maar voelt zich alsdj van onder andere de Fraaie Vloer sterk met de Utrechse danssceneverbonden. Van hem twee floorfillers en éénbrainfiller:

Zion Train - Follow like a wolf

Bette Davis - Alles!

Funkadelic - Maggoth Brain

Van welke muziek houd je het meest?

Funk. Seventies funk, goeie breakbeats - dat is mijnspecialiteit. Verder ben ik heel allround: dub, jazz, triphop,trance. Als drum en bas maar goed met elkaar lopen, als het maarvet en groovend is, dan heb je genoeg om op te dansen.

Hoe bouw je een avond op?

Dat hangt van je mood af, maar nog meer van je publiek. Het ismoeilijk uit te leggen. Je let op uitstraling, op lichaamssignalen;je leert mensen lezen. Je krijgt gevoel voor je publiek. Dan ga ikinjecteren. D't pakken ze! En dan ga je door.

Verzoeknummers?

Ja en nee. Ik heb mijn visie, mijn strategie; als een verzoekjedaar in past, dan is dat te gek. Maar stel, ik draai groovende funken iemand wil de Eurythmics horen. Dan vraag ik: past de Eurythmicstussen deze zware shit? Of ik sta de hele avond echt goede oudeKool & The Gang te draaien. Komt er een gozer aan en vraagt:hi, heb je ook wat van Kool & The Gang?

Als je een goede plaat ontdekt, wil je die dan delen met jepubliek?

Meteen. Het doet me heel veel plezier als mensen iets leuk ofgek vinden. Dat is mijn winst - want voor het geld doe ik het niet.En als je je verdiept in muziek ontdek je heel veel geweldigedingen. Met koninginnedag zit mijn neus op mijn vingers,bijvoorbeeld. Maar al heb ik onderhand vijfduizend platen, dat isdan nog maar één druppel van een oceaan.

Je bent in Istanbul geboren. Betekent dat iets voor jemuzieksmaak?

Ken je Okay Temiz? Dat is funky Turkse jazz. Daarin voel ik m'nroots.Maar ik houd ook erg van Loop Guru of Bill Laswell - waarinje ook arabische invloeden terugvindt.

Ben je het eens met de danscultuur in Utrecht?

Niet echt; niet meer tenminste. Er hangt een commerciëlelucht, vind ik. De mentaliteit is bovendien provinciaals. Er iszoveel kwaliteit in Utrecht. Goede dj's, licht- en geluidstechnici.Maar het is net alsof we onszelf niet goed genoeg vinden. Neem eenclub als Tivoli. Die halen een programmeur uit Den Haag. De dj'sdie zo iemand meeneemt hoeven helemaal niet slecht te zijn, maar zehebben ook geen band met het Utrechtse publiek.

Jochem van der Heide

Sportjargon: loze ronde

Ralph Meijer is lid van de Sportraad. Meijer studeertindustriële automatisering en is voorzitter van deStudentenwielervereniging De Domrenner. In zijn vrije tijd schaatsthij marathons op het hoogste gewestelijke niveau. Hij legt uit wateen loze ronde is.

"Aan het begin van een marathon stelt iedereen zich honderdmeter voor de startlijn op. Vervolgens wordt er een ronde heelrustig geschaatst zodat iedereen zijn plek in het peloton kanvinden. Dat noemen wij de loze ronde. Dan klinkt de bel voor deofficiële start en de wedstrijd kan los. Als je meteen metzijn allen zou wegstarten, wordt het een grote duw- en trekpartij.Dan gebeuren er de grootste ongelukken. Je rijdt toch rond met eenpaar messen onder je voeten. Nu wordt er nog wel eens geduwd engetrokken, maar het gaat veel rustiger.

"Niet iedereen wil per sé op dezelfde plek in het pelotonterechtkomen. Mijn eigen tactiek hangt af van wie er nog meermeerijden. Als ik bij de betere hoor zorg ik dat ik bij de eerstetien kom te zitten. Dan loop je het minste risico om de slag temissen als er een groepje wegrijdt. Als er sterkere schaatsersmeerijden, kies ik hun spoor, dan hoef je geen kopwerk te doen enword je toch minder moe. Meestal valt het tijdens de wedstrijd weleen paar keer stil. Dan kun je proberen naar voren te komen. Hetgebeurt ook wel dat mensen die de hele tijd achterin hebbengehangen de sprint van het peloton winnen. Maar als je achterin ziten er rijdt een groepje weg, heb je pech gehad. Je kunt welproberen in je eentje dat gat te overbruggen, maar dan moet je heelsterk zijn."

JS

Karate: Een aardige vechtsport als manier van leven

Van Hoegee verloor in de eerste ronde van een 'houthakker' dietwee ronden later door de regerend Nederlands Kampioenuitgeschakeld wordt, waardoor Van Hoegee automatisch ook wordtuitgeschakeld voor de strijd om de derde plaats. De nuchtere VanHoegee lacht snel weer na zijn nederlaag, maar klinkt tochteleurgesteld. "Ik had wel een goed gevoel over dit toernooi. Maarik kwam niet op gang en die vent deed de raarste dingen", verklaarthij zijn nederlaag.

Van Hoegee doet direct de juiste voorspelling dat zijn bedwingerde finale niet zal halen en zijn eigen toernooi dus afgelopen is.Hij beklaagt zich ook over de scheidsrechters die een zuivere traptegen het hoofd, die hem dubbele punten had moeten opleveren, nietwaardeerden, terwijl ze twee verboden lowkicks van zijntegenstander, die het karate duidelijk op straat heeft geleerd,onbestraft lieten. "Hij kreeg er weliswaar geen punten voor, maarhet doet goed zeer."

Toch is het niveau van de scheidsrechters en van het karatevolgens Van Hoegee de laatste jaren juist behoorlijk omhoog gegaan."Karate wordt tegenwoordig toch gezien als een iets aardigerevechtsport. Dat komt ook doordat de scheidsrechters steeds beterworden. Uitwassen, bijvoorbeeld mensen die met bebloede koppen dezaal uit worden gedragen, komen steeds minder voor. Dat ispositief. In de begintijd waren er helemaal geen regels. Als jeiemand in zijn kruis schopte, had je gewonnen. Net als bij diefull-contact gevechten waar ze een brood midden in een kooi gooienen er twee hongerige mannen om laten vechten."

Raggen

Het soort karate dat Van Hoegee beoefent, is medium-contact. Jemag elkaar wel raken, maar geen pijn doen. Als je je tegenstanderblesseert kost dat punten. "Full contact is lomp raggen. Daar hebik het fysiek ook helemaal niet voor."

Hij is wel altijd een vechtsporter geweest en begon met judo."Maar dat was een soort veredeld stoeien. Ik heb nog jiu jitsugedaan. Toen werd ik nieuwsgierig naar de karatetechnieken. Ik hebheel lang het traditionelekarate beoefend. Maar je leert tochvechttechnieken. Die wilde ik op de mat in de praktijk brengen. Nutrain ik vijf of zes keer per week bij sportschool Van Hellemond.Dat is de beste wedstrijdschool van Nederland. En ik heb inmiddelsde tweede dan.

"Buiten de mat ben ik helemaal niet agressief. Ik hoef mijnkarate op straat echt niet te laten zien. Ik zal eerder een stapopzij doen. Ik ben er beslist niet mee bezig of ik me op straat kanverdedigen. Dat zie ik wel als het een keer moet.

"Ik ben wel een vechter en dat ben ik in mijn studie ook. Ik wilslagen. Voor mij lag de kick erin om zowel in het karate als inmijn studie te slagen. Vorig jaar ben ik derde geworden bij het NKen vierde bij het open NK. Ik heb al mijn zaken voor Parijsgeregeld en ook nog zestig studiepunten gehaald. Op de een ofandere manier was het één niet mogelijk geweest zonderhet ander."

Bellum

Tijdens zijn afstudeerproject houdt Van Hoegee zich met heleandere zaken bezig. In Parijs werkt hij aan een editie. "Ik probeereen groot Latijns handschrift toegankelijk te maken voorwetenschappelijk onderzoek. Het is een soort encyclopedie waarin opalfabetische volgorde allemaal voorbeelden voor prediking staan.Iemand die over de oorlog wilde gaan preken kon bij 'bellum' zienwat de kerkvaders daarover hadden gezegd. Er zijn toen ontzettendveel kopieën van gemaakt maar niets wetenschappelijks."

Toch heeft hij tijdens zijn geschiedenisstudie al eens iets overkarate kunnen schrijven. "Bij niet-westerse geschiedschrijving hebik me helemaal uit mogen leven op de beleving van het menselijkbewegen in oost en west. Is het lichaam de kerker van de ziel of iskarate juist meditatie en beweging."

Voor zichzelf heeft hij daar wel een antwoord op. "Voor mij iskarate een manier van leven. Ik kan er veel van mezelf in kwijt.Wat ik tijdens karate ervaar daar probeer ik in het dagelijks leveniets mee te doen. Ik denk normaal gesproken ontzettend veel na. Ikvergeet soms op het moment zelf te reageren. Als je het gaatje zietin de dekking en je denkt: 'Nu moet ik aanvallen', dan ben je telaat. Wij hebben de neiging, zeker in de wetenschap, om alles heelprecies te definiëren. Dat kan heel vruchtbaar werken maar jekunt je ook verliezen in dingen die er totaal niet meer toe doen.Ik heb vaak de neiging om een karatetechniek helemaal uit tevlooien en dan werkt het niet meer. Je moet er volledig inopgaan."

Naast de studie en de sport zelf heeft Van Hoegee ook nog deopleiding tot karateleraar gevolgd. "Ik heb een tijdje gedacht datik karateleraar wilde worden. Ik geef al een paar jaar les aankinderen. En dat vind ikwel heel leuk. Daar blijft het voorlopigbij."

Voor een internationale wedstrijdcarrière heeft hij geentijd. "Bij Van Hellemond trainen wereldtoppers. Regelmatig wordener jongens Europees kampioen. Zoveel tijd als die jongens erinsteken, dat is voor mij gewoon niet weggelegd. Ik wil mijnpapiertje halen. Ik vind studeren en karate allebeibelangrijk."

Toch lijkt dat papiertje wel de oorzaak van zijn vroegeuitschakeling bij dit NK. Van Hoegee: "In dat afstuderen gaat tochwel erg veel tijd zitten. Ik heb in Parijs wel een sportschoolgevonden, maar ik train liever in Nederland. Ik heb daar nog geenvast ritme en dat gaat ten koste van mijn training."

Jurgen Swart.

Boerenkinderen


Gert-Jan van Zwieten

Vreemde eend

Derdejaars technische bedrijfskunde aan de Hogeschoolvan Utrecht Gert-Jan van Zwieten komt uit een boerengezin zoalsvelen zich dat voorstellen: acht kinderen, veel groen en een flinkeveestapel.

"Mijn vader houdt zo'n 25 melkkoeien en fokt daarnaast varkens.We hebben er ongeveer 250. Mijn moeder helpt mee, maar ze heeft hetook druk met het huishouden. Zo'n groot gezin met acht kinderen istrouwens niet typisch voor boeren. Bij ons heeft het te maken metonze protestantse achtergrond. Het is een stukje traditie, en noggezellig ook.

"Als klein jongetje leek het me geweldig om boer te worden. Maarmijn romantische beeld van de agrarische wereld ben ik wel kwijt.Als boer heb je een zwaar bestaan. Het is niet alleen met dierenwerken; je runt een heel bedrijf met alle aspecten die daarbijkomen. Je moet plezier in je vak hebben. Boer-zijn betekent altijdde touwtjes aan elkaar knopen. Zeker bij ons, met al die kinderen.Ik betaal mijn studie zelf door er naast te werken.

"Op de boerderij heb ik nooit structureel meegeholpen, maar bijincidentele klussen was ik altijd van de partij. Sommige broerszijn fanatieker. De op één na oudste neemt waarschijnlijkhet bedrijf over. Als jongste zoon ben ik een beetje de vreemdeeend in de bijt. Ik ben een klein mannetje, vergeleken met de rest.Daarom moest ik altijd op een andere manier overbluffen.

"Vroeger schaamde ik me nog wel eens voor mijn agrarischeachtergrond. Alsof ik voor minder werd aangezien. Op de lagere enmiddelbare school werd ik soms gepest. Hier in Utrecht speelt datniet. Je trekt met een paar personen intenser op dan met andere,maar de achtergrond doet er niet toe. Ik merk wel dat ik een anderebelevingswereld dan mijn ouders heb gekregen. Thuis zoek ik ingesprekken naar de onderwerpen die wel goed aansluiten.

"Met deze studie heb ik waarschijnlijk zo een baan. Zeker in hetbedrijfsleven kun je omhoog vliegen. Maar dat gejaagde stoort mejuist. Dat heb ik van thuis meegekregen. Een agrariër deeltzijn eigen tijd in, ookal maakt hij lange dagen. En de ruimte,hè? Onze boerderij staat in Koudekerk aan de Rijn, midden inhet Groene Hart. Als niemand het bedrijf over zou nemen, hoop iktoch dat mijn ouders er kunnen blijven wonen. Het is mooi, eenbeetje sprookjesachtig, zo'n boerderij. De boomgaard, langewandelingen, het hoort bij mijn thuis."


Lizette Maljaars

Veel vrijheid

Lizette Maljaars is derdejaars scheikunde aan de UU.Haar ouders telen onder meer aardappels, suikerbieten enuien.

"Deze boerderij is nieuw: mijn ouders hebben hem laten bouwentoen wij in Zeewolde kwamen wonen. Maar het boer-zijn zit aan mijnvaders kant wel in de familie. Waarschijnlijk stopt de lijn bijmijn zusje en mij. Mijn ouders zouden het, denk ik, wel leukgevonden hebben als een van ons het bedrijf over zou nemen. Ikgeloof niet dat het erin zit. De werkzaamheden trekken meeenvoudigweg niet. Vroeger heb ik wel meegeholpen. Omdat wij geendieren hebben, zijn de werkzaamheden beperkt. Ik kon niet met detrekker rijden, dus ik sprong bij met kleine dingen.

"Om een boerenbedrijf over te nemen moet je supergemotiveerdzijn. Rond mijn zestiende ben ik wel eens op deLandbouwuniversiteit Wageningen gaan kijken, maar al snel trokscheikunde me meer. Ik weet nog niet precies wat ik wil worden,maar het vak spreekt me meer aan dan in het voorjaar zaaien en dande rest van het jaar naar de oogst toe werken. Niet dat ik deaantrekkelijke kanten van het vak niet zie. Je hebt heelverschillende verantwoordelijkheden, veel vrijheid en het vak isafwisselend. Mijn vader is heel bevlogen.

"Op de lagere school zaten wel meer kinderen uit boerengezinnen.Gepest werd ik nooit. Wel moest je altijd uitleggen dat je ookzonder koeien boer kon zijn. Nog steeds trouwens, grappig is dat.Op een andere manier viel ik wel op: als je afkomstig bent uit eenmeer afgelegen gebied, is het lastiger om vriendschappen teonderhouden. Hier in Utrecht is dat natuurlijk anders. Sneller danik dacht ben ik op kamers gegaan. Heen en weer reizen is zwaar ende stad ideaal. In een dorp moet je echt een rijbewijs hebben. Hierheb je al alle vrijheid met je fietsje. Het heeft allebei zijncharme. Bij mijn ouders vind ik al die ruimte heerlijk. Als je naarbuiten kijkt, zie je alleen maar groen. Als ik later werk, zou ikeen compromis zoeken. Ik wil de ruimte, dus eigenlijk wel eenvrijstaand huis. Maar ook op redelijke reisafstand van mijn werk.Tussen stad en platteland in dus."


Corianne van Doorn

Melken op zondag

Corianne van Doorn is tweedejaars Engels. Om het uitte proberen is ze nu tijdelijk op kamers, maar eigenlijk woont zebij haar ouders. Die fokken koeien in Mijdrecht.

"De boerderij zit bij ons in de familie. We hebben 120 koeien enwat schapen, die mijn vader zijn hobby noemt. Hij doet met dekoeien graag mee aan keuringen. We hebben een paar hele goede. Hetis leuk om zo'n prijskoe te hebben, die bijvoorbeeld honderdduizendliter melk heeft gegeven. Die krijgt een krans en dan geef je eenfeestje. Zoals onze lievelingskoe, die één jaar jonger isdan ik. Daar houden we echt van.

"Toen ik een jaar of twaalf was werd ik heel actief op deboerderij en wilde ik boerin worden. Puur een gevoelskwestie. Ikhad een romantisch beeld van het vak en het leek me ook wel wat omals vrouw boer te zijn. Mijn vader vond het prachtig, het isheerlijk als je kinderen belangstelling tonen voor het bedrijf.Maar toen ik een paar jaar op de middelbare school zat, ging hetover.

"Het idee bestaat soms dat mensen van een boerderij minstensmoeten stinken. De boer heeft toch een vrij negatief imago. Ik hebveel respect voor mijn vader. Elke ochtend zo vroeg je bed uit, ikmoet er niet aan denken. Wel helpen we allemaal mee. Zelf melk ikelke zondagmiddag. Vroeger deed ik veel meer, nu heb ik daar gewoongeen tijd voor. Daar baal ik wel van.

"Het is altijd heel duidelijk geweest dat ik de talenkant op zougaan. Daar ligt mijn interesse. In de familie ben ik de eerste dieeen universitaire studie doet. In het begin werden er nog welgrapjes over gemaakt... als het nou niet lukt kun je nog altijdnaar Wageningen. Als een van ons mijn vader opvolgt, is het mijnbroertje. Maar of hij een boer in hart en nieren is, weet ik niet.Mijn ouders zouden het wel jammer vinden als geen van onsdrieën ze opvolgt. Dat zullen ze nooit zeggen, maar diep inhun hart voelen ze het zo. Zelf weet ik nog niet goed wat ik wilgaan doen na mijn studie, maar het boer-zijn trekt me niet. Er komtzo veel bij kijken, je bent niet alleen met de dieren bezig maarook met de boekhouding en allerlei wetgevingen. Ik denk dat ikdocent word. Ik zou graag in Rusland lesgeven en zendelingworden."

Vrouwkje Tuinman

De database: Een Europees bestand van ziekteverwekkende bacteriesoorten

De database: Een Europees bestand van ziekteverwekkendebacteriesoorten

Brisse: "De wereld telt een enorme variëteit aanbacteriën. Wij kennen ongeveer vijfduizend soorten -bijvoorbeeld de legionella- en de salmonellabacterie - , maarwaarschijnlijk is dat nog geen vijf procent van het totale aantal.Daar komt dan nog bij dat elke soort weer kan worden onderverdeeldin een groot aantal verschillende stammen die qua genetischestructuur allemaal een klein beetje van elkaar verschillen. Er isdus niet één salmonella-bacterie, maar er zijn duizenden,zo niet tienduizenden stammen, waarvan de ene veel gevaarlijker isdan de andere. Van de ene stam krijg je alleen een beetje diarree,terwijl je van andere stammen doodziek kunt worden en soms zelfskunt doodgaan.

"Een groot probleem in de wereld is het snel groeiende aantalvan nu al zo'n tweehonderd bacteriesoorten die resistent zijngeworden tegen antibiotica, de `superbugs' zoals wij ze noemen.Natuurlijk wordt er veel onderzoek verricht naar nieuwe methoden omdie bacteriën te bestrijden, maar zolang dat onderzoek geensucces heeft, is het van groot belang om in geval van een infectiete weten met wat voor bacteriestam we te maken hebben. Maar eengroot probleem is dat al die stammen nergens op een uniforme manierstaan beschreven. Als op verschillende plaatsen in Europa dezelfdebacterie opduikt, is het op dit moment onmogelijk om te bepalen ofhet om één en dezelfde stam gaat, omdat ze overal andersworden genoemd.

"Vandaar dat wij zijn gestart met een project om een Europesedatabase in het leven te roepen, waarin zoveel mogelijkbacteriestammen op een éénduidige manier staanbeschreven. We willen dat doen door middel van `geneticfingerprinting'. Dat wil zeggen dat we een bepaald deel van het DNAvan de bacterie analyseren en het unieke genetische patroon vanelke stam in de database opslaan, voorzien van een naam en eenbeschrijving van de eigenschappen. Vroeger moest die analysehandmatig worden uitgevoerd, maar sinds vorig jaar hebben we eenmachine die de klus in acht uur vrijwel volledig automatischklaart.

"Inmiddels hebben negen andere Europese centra ook zo'n apparaataangeschaft en de bedoeling is nu om al onze informatie inééngezamenlijke database op internet toegankelijk temaken. Op dit moment zijn vijfduizend stammen gekarakteriseerd,waarvan wij er in Utrecht tweeduizend voor onze rekening hebbengenomen. Maar op termijn moet die verzameling onder de naam GENE(Genetisch Epidemiologisch Netwerk voor Europa) uitgroeien totdé wereldwijde database van resistente bacterieën.

"Zo'n database is om een aantal redenen van belang. In de eersteplaats kan elke arts die een bacterie bij een patiënt ontdekt,straks via internet nagaan of het DNA-patroon van die bacterieovereenkomt met dat van een resistente stam, en of hij dus extramaatregelen moet treffen. Maar bovendien kunnen we dankzij diedatabase straks ook de verspreiding van bacterieën door Europavolgen, zodat we weten welke stammen zich gemakkelijk verspreidenen voor welke we in dat opzicht minder beducht hoeven te zijn. Inde Verenigde Staten bestaan weliswaar soortgelijke netwerken, maardie zijn kleiner en gespecialiseerd op één soortbacterie. Als we van de Europese Unie geld krijgen om dit projectte starten, zou het voor het eerst zijn dat er een poging wordtgedaan om alle ziekteverwekkende bacteriesoorten in ééndatabase onder te brengen."

EH

Personeel tevreden over kinderopvang

Aanleiding voor het onderzoek was dat de regeling vanvóór 1997 niet goed functioneerde. Zo waren dewachtlijsten om in aanmerking te komen voor een kindplaats te langen vonden de medewerkers het problematisch dat kinderopvang nietbij de woonplaats werd aangeboden. Toen is gekozen voor een aantalveranderingen zoals een subsisdieregeling in plaats van een vastaantal kindplaatsen, de invoering van voorrangscategorieën,vrije locatiekeuze en de mogelijkheid van gastouderopvang.

Uit de enquête die gehouden is onder het personeel, blijktdat de ondervraagden tevreden zijn over de kinderopvangregeling vande UU en dat deze positief afsteekt bij die van het bedrijfsleven.De meesten zien de regeling als een waardevolle secundairearbeidsvoorwaarde en als compensatie van de relatief lage lonen aande universiteit. Voor sommigen is de regeling zelfs een overwegingbij het zoeken van een baan. 'Het toont de betrokkenheid van dewerkgever bij zijn personeel'.

Wel wordt opgemerkt dat er beter gecommuniceerd kan worden overde mogelijkheden van kinderopvang. Personeelsfunctionarissen kunnenhierbij een actievere rol spelen.

De wachtlijst voor subsidie die voor 1997 aanzienlijk was isweggewerkt. 'Vrouwelijk wp' heeft sinds de invoering van de nieuweregeling voorrang gekregen. Zelf merken ze niet dat dit hen helptbij hun carrière in de wetenschap. Vrouwen in ondersteunendefuncties (obp) voelen zich hierdoor achtergesteld. Delaatstgenoemden vinden de voorrang voor deze groep niet logisch,omdat 'vrouwelijk wp' meestal meer verdient dan obp. Het LokaalOverleg is inmiddels akkoord gegaan met het opheffen van voorrangvoor de 'wp vrouwen'.

Over de hoogte van de vergoeding is iedereen tevreden enbuitengewoon tevreden is men over de keuzevrijheid van locatie.Weinig mensen maken gebruik van gastouderopvang

De geïnterviewden vinden het niet logisch dat de subsidieophoudt wanneerhun kind vier jaar wordt. Ouders draaien tot nu toezélf op voor de kosten voor buitenschoolse opvang. Daaromheeft het college besloten een onderzoek te starten naar debehoefte aan opvang na school.

JR


De Universiteit Utrecht stelt jaarlijks 1.5 miljoen guldenbeschikbaar voor kinderopvang. Via een belastingmaatregel, bedoeldom bedrijven te stimuleren tot kinderopvangmogelijkheden, komt daarnog 0.5 miljoen bij. Op dit moment zijn er in dekinderdagverblijven 205 UU-kindplaatsen in gebruik. Dit komt neerop ongeveer 400 kinderen. Een kindplaats kost per jaar 20.000gulden.