Achtergrond

Turkse student vlucht om marteling en acht jaar gevangenis te ontlopen: 'De kans dat ik vrijgesproken word, is minimaal'

 

Turkse student vlucht om marteling en acht jaar gevangenis teontlopen: 'De kans dat ik vrijgesproken word, is minimaal'

 

Ulas komt uit een Koerdisch gezin. Zijn vader is leraar, zijnbroer is ook student. Ulas begon zijn studie aan de universiteit inAnkara. Hij had niet veel geld, maar zag toch kans om op de campusvan de universiteit een kamer te krijgen. "Ik heb de eerste tweeweken op straat gezworven, omdat ik nog geen kamer had. Kamersbuiten de campus zijn moelijk te krijgen. Mensen verhuren hetliefst aan stellen, studenten vallen niet in de smaak omdat wij alsrebellen worden gezien. Maar er kwam een kamer vrij op de campus enik kon erin!"

Zijn tijd op de campus was echter van korte duur. "Als je op decampus woont, moet je in de kantine eten. Dat is niet te betalen.Als student heb je al zo weinig te besteden! Ik vond niet dat wijde zakken van de universiteit nog meer moesten spekken. Met eenaantal andere studenten heb ik de kantine geboycot. Dat werd onsniet in dank afgenomen: we konden vertrekken." Hij vond met moeiteeen kamer buiten de campus. "Ik moest met het openbaar vervoer naarde universiteit en dat moest ik zelf betalen. Als ik geen geld had,dan liftte ik. Kon ik geen lift krijgen, dan kon ik ook niet naarcollege."

Studeren is in Turkije niet voor iedereen weggelegd. Ulasschetst een beeld dat studenten in Nederland schrik aan zou jagen."Sommige magnaten openen eigen universiteiten. Zij leiden studentenop die later in het bedrijf aan het werk kunnen. Helaas gelden ertoelatingseisen: je moet veel geld hebben en verder moeten jeideeën overeenkomen met die van het bedrijf." Naast dergelijkemagnaat-universiteiten zijn er staatsuniversiteiten. Ook hier ishet opleiden voor een baan van belang. "Studies waarmee jecarrière kunt maken, zoals informatica en economie, zijn inTurkije heel erg populair. De staat vindt dergelijke studiesbelangrijk. Er is dan ook weinig ruimte voor wetenschappelijkonderzoek op de universiteiten." Ulas geeft een voorbeeld. "Met hetgeld waarmee een gevechtsvliegtuig een half uur in de lucht blijft,kan eenfaculteit een jaar draaiend gehouden worden. De overheidgeeft de voorkeur aan het half uur vliegen."

Arrestatie

Ulas wilde eigenlijk politieke wetenschap studeren. Voor veelstudies in Turkije geldt echter een numerus fixus en Ulas werd nietbij de studie van zijn voorkeur toegelaten. "Toen ben ik maarfilosofie gaan doen", zegt Ulas, terwijl hij zijn schoudersophaalt. "Ik moest toch iets kiezen en dit leek met de besteoplossing. Hoe meer ik mij in mijn studie verdiepte, hoe beter hetbij me bleek te passen. Filosofie werkt als een drug: je verbreedtelke keer je horizon door op een andere manier te denken."

"Ik ben gearresteerd omdat ik lid zou zijn van eenterreur-organisatie en omdat ik molotov-cocktails zou hebbengegooid." Hij zucht. "Niets is minder waar. Ik heb vredigactiegevoerd, ik keur geweld juist helemaal niet goed." Op dearrestatie volgde een rechtzaak en Ulas werd tot acht jaargevangenschap veroordeeld. Zijn advocaat ging in hoger beroep. Deuitspraak van het beroep was afgelopen vrijdag, maar de uitspraakis nog niet bekend. Ulas denkt niet dat de uitspraak posititef zalzijn. "De kans dat ik vrijgesproken word, is minimaal."

De gebeurtenissen voorafgaande aan zijn arrestatie zijnschokkend. "In 1995 brak het eerste studentenprotest in Turkijeuit. We voerden een handtekeningenactie, waaraan twee duizendstudenten meededen. Aanleiding was het verhogen van hetcollegegeld. Weinig jongeren hebben de mogelijkheid om te studeren,omdat het veel geld kost. De studiefinaciering die we krijgen iseen lachertje, meer symbolisch dan een echt hulpmiddel. Met hetverhogen van het collegegeld werd het bijna onmogelijk om de studiete betalen."

De handtekeningenactie schudde de Turkse studenten wakker. Voorhet eerst sinds de staatsgreep in 1989 werd openlijk protestgevoerd tegen de regering, bestaande uit leger en politie. Nietalleen studenten gingen actievoeren, ook vanuit arbeidersbewegingenwerd geprotesteerd tegen het verhogen van het collegegeld. Ulas waseen van de voormannen van de acties. Hij was lid van eencoördinatiegroep, met studenten in alle grote steden. "Wevoerden vreedzaam actie. Ik sprak op openbare bijeenkomsten, diemassaal werden bezocht. Tijdens zo'n bijeenkomst zijn foto's vanmij gemaakt. Deze zijn later gebruikt om mij op te pakken."

Acht leden van de coordinatiegroep werden in 1996 opgepakt. Ulasdook onder, omdat hij wist dat hij anders ook gearresteerd zouworden. "Ik heb een jaar lang op verschillende adressen geschuild."Hij schiet vol. Hortend en stotend vervolgt hij zijn verhaal. "Opeen dag stond de politie mij op te wachten. Ik werd geblindoekt enmeegenomen naar hetbureau." Gedurend acht uur werd hij gemarteld ensexueel misbruikt. Hij werd aan zijn armen aan een stang opgehangenen met een hoge drukspuit bespoten, hij werd geschopt engeslagen... Al die tijd moest hij de blinddoek omhouden. "De redenvoor mijn arrestatie werd mij niet verteld. Thuis wist niemand datik was opgepakt en ik was vreselijk bang. Niemand kon mij helpen.Uiteindelijk heb ik onder dwang papieren getekend, zodat ze mij metrust zouden laten."

De volgende dag liet de openbare aanklager hem de papieren ziendie hij had ondertekend. "Het was mijn bekentenis. Er stond in datik lid was van de Revolutionaire Jeugd, een terreurorganisatiewaarvan het bestaan niet eens zeker is. Daarnaast schijn ikmolotov-cocktails te hebben gegooid tijdens een demonstratie. Naarmijn weten is geen enkele demonstratie uit de hand gelopen, maarvolgens hen was dat wel zo." Na de martelingen kreeg Ulas te horendat als hij zijn bekentenis in zou trekken, hij opnieuw gemarteldzou worden. Ulas nam zijn bekentenis toch terug. De openbareaanklager besteedde er echter geen aandacht aan. Naar zijn klachtenover misbruik en martelingen werd ook niet geluisterd.

Rechtzaak

De rechtzaak begon. "Ik heb zeventien maanden in hechtenisgezeten. Daarna waren wij in afwachting van de uitspraak van derechtzaak voorwaardelijk vrij. De aandacht van de media wasintussen behoorlijk afgenomen en de kans dat ik vrijgesproken zouworden, was nihil." Intussen braken er rellen uit in de gevangenis.Tien mensen kwamen om het leven. Ulas besefte dat hij zijn levenniet zeker zou zijn als hij naar de gevangenis zou gaan. "Mijnkeuze was vluchten naar Nederland of acht jaar in de gevangenis metde kans dat ik zou sterven. Ik koos de minste van de tweekwaden."

Ulas hoopt dat hij snel uitlsuitsel krijgt over zijnasielaanvraag. "Ik wil verder met mij leven. Als ik in Nederlandmag blijven, dan hoop ik dat ik mijn studie filosofie weer op kanpakken. Ik zal mij dan niet teveel richten op Turkije, want mijntoekomst ligt hier. En in elk land zijn er bepaalde vraagstukkendie ik aan de orde kan stellen, niet allen in Turkije. Ik zal dusde Nederlandse vraagstukken aanpakken. Hoezeer ik ook hoop dat erin Turkije op het gebied van Mensenrechten wat verandert, het zalnog lang duren tot het zover is. Vanuit Nederland kan ik er nietzoveel aan doen."

Bieneke Verhaar

 

De 'vreetschuur voor studenten' is uit de tijd

Het zit er vol met vrijgezelle mannen die geen enkeleband met de universiteit hebben. En er staat altijd vegetarischechili con carne op het menu. De vooroordelen over de mensa zijnlegio. Maar ook dit bolwerk uit de jaren zestig is aan veranderingonderhevig. "Mensa?! Gebruik dat woord alsjeblieft niet, dat doetveel te veel denken aan een vreetschuur. We hebben een net,universitair restaurant."

Aan het woord is Bert van Bergen, directielid van de Nijmeegseuniversitaire restauratieve dienst. In Nijmegen is de mensa'ge-upgrade', vertelt hij. Uitgebreidere menu's in een nieuw gebouwop een gunstigere locatie. "We richten ons niet meer alleen opstudenten", stelt Van Bergen. "Het personeel van de universiteit isook van harte welkom." Dat lukt aardig. In het restaurant schuivenregelmatig hoogleraren met echtgenotes aan. Die doen zich tegoedaan een smakelijke maaltijd van zes gulden. "Na afloop drinken zenog graag een gezellig flesje wijn", weet Van Bergen.

Ook Jaap van Loenen, directeur van de Stichting Mensae Amsterdamvan de Universiteit van Amsterdam, noemt zijn twee restaurants -Atrium en Agora - liever geen mensa. "Dat woord associeer ik meteen goedkope studenten-eetgelegenheid, en dat zijn we niet." Metgoedkoop doelt Van Loenen op de uitstraling. Want de prijzen vooreen volledige maaltijd exclusief toetje liggen nog steeds laag,rond de 7,50 gulden. Onlangs heeft een Hilversums decorbedrijf hetinterieur van de twee gelegenheden onder handen genomen. En datdeed wonderen, aldus Van Loenen. De omzet is sindsdien met 25procent gestegen.

De mensa oude stijl is op zijn retour. De 'vreetschuur voorarmlastige studenten' heeft weinig bestaansrecht meer. Dat vindteigenlijk iedereen. Managers van bedrijfskantines, universitairebestuurders maar ook studenten vragen zich hardop af of de 'oude'mensa nog in een behoefte voorziet. Ook studenten zijn uitgekekenop linzensoep, chili con carne en magere yoghurt met muesli.

Oekraïneschotel

Een beetje studentenstad heeft genoeg eetcafé's die eendaghap voor een tientje opdienen of pizzakoeriers die na eentelefoontje binnen twintig minuten komen voorrijden. Om nog maarniet te spreken over de warme kant-en-klaar maaltijden die in desupermarkt te koop zijn. Diezelfde winkels zijn tegenwoordig totver in de avond open. Dus als een student om zeven uur niet weetwat hij wil eten, kan hij alsnog de tocht naar een supermarktmaken.

Bovendien zijn studenten kritischer geworden. Dat constateertook Hans Schuppers, directeur catering van de Universiteit Twente."Ze nemen geen genoegen meer met slechts één menu. Zewillen een ruime keuze." Om tegemoet te komen aan die veeleisendestudent, heeft de Twentse mensa het assortiment uitgebreid. Derecht-toe-recht-aan maaltijd werd vervangen door eendrie-gangen-menu. Bovendien kunnen de bezoekers kiezen uit meerderegerechten. Van Oekraïneschotel met paprikasaus tot gegrildezalmtournedos met kruidenboter.

De grootste keus biedt het universitaire bedrijfsrestaurant inDe Uithof in Utrecht. Klanten kunnen kiezen uit zeven verschillendemaaltijden. Drie soorten vis, drie soorten vlees en eenvegetarische hap. "Studenten willen hun eigen maaltijd kunnencomponeren", verklaart restaurant-manager Peter Wellaart. Voor de'binnenstad'-studenten hebben sommige gezelligheidsverenigingen nogeen eettafel-voorziening, maar de oude mensa - ooit gevestigd opLepelenburg - is al vele jaren dicht.

In Groningen gebeurde dat pas vorig: toen ging de universitairemensa in het Harmoniecomplex dicht, om dezelfde redenen als inUtrecht. "Het eten was gewoon niet lekker", zegt Maarten de Vuyst,als student-lid van de universiteitsraad nauw betrokken bij hetbesluit. "De smakeloze maaltijden zorgden voor een slecht imago. Jeging er niet voor je plezier tafelen. Er kwamen veel te weinigstudenten."

De Leidse mensa De Bak hield in 1998 op te bestaan. Het aantalbezoekers was binnen enkele jaren dramatisch gedaald. Daarnaastbleek dat de helft van de cliëntèle geen enkele band hadmet de universiteit. De Leidse bestuurders voelden er weinig voorom de half-failliete tent nog langer te financieren. Desubsidiekraan ging uiteindelijk dicht.

Verschillende universiteiten hebben echter besloten om juistextra te investeren in hun eetvoorzieningen. Maar ze pakken dezaken anders aan dan vroeger. Om mensen te weren die helemaal nietstuderen, kiezen ze voor een eetvoorziening in een universitairgebouw. Utrecht heeft inmiddels een bedrijfsrestaurant in hetEducatorium. Maastricht tast diep in de buidel voor een nieuwemensa in het gebouw van de faculteit Geneeskunde.

Ook Nijmegen verplaatste de mensa naar de campus. Toen deeetzaal nog midden in de wijk Galgenveld stond, zat hij altijd volmet bejaarden. Maar de looprekjes en grijze permanentjes weten hetuniversitaire restaurant tegenwoordig niet meer te vinden. "Wetrekken nu hoofdzakelijk studenten en universitair personeel", legtdirectielid Bert van Bergen uit. In Amsterdam trok de mensa totvoor kort veel zwerverachtige types. Dat is nu verleden tijd,beweert directeur Jaap van Loenen. "Het ziet er nu zó mooi uitdat zwervers zich er niet langer thuisvoelen. Maar alsjeblieft,noem het vooral geen mensa!"

Lourens Kluitenberg, HOP

Sportrubriek: Uit de oude doos

Andy Hoepelman maakte de betere tijden van hetNederlandse waterpolo mee. Hij won in 1976 met de nationalewaterpoloploeg brons tijdens de Spelen in Montreal. Tegenwoordig ishij hoogleraar Interne Geneeskunde, in het bijzonder deInfectieziekten.

Hoepelman was bij twee spelen aanwezig. Tijdens de dramatischverlopen Olympiade in Munchen was hij nog als jeugdsporteraanwezig, maar in Montreal ging hij voor het echte werk. Dewaterpoloploeg won onverwacht een medaille.

"We hoorden wel altijd bij de beste zes van de wereld, maar hetteam was eigenlijk te jong om een topprestatie te leveren. Tijdensde poulewedstrijden versloegen we de gedoodverfde Olympischkampioen Rusland. We werden door de Hongaren op de schoudersgedragen. Die waren een concurrent kwijt.

"Die Russen waren in de dertig, dat waren onze grote helden. Diekwamen met hangende pootjes op onze kamers vragen of wijalsjeblieft niet wilden verliezen van Roemenië zodat zij tochnog verder konden. Wij waren opeens een potentiële OlympischKampioen. Iedereen liep aan ons te trekken en te plukken. Die drukkonden we niet aan. We verloren van de Hongaren en in de laatstewedstrijd tegen de Italianen konden we nog tweede, derde of vierdeworden. We speelden gelijk, terwijl we anders altijd wonnen vanItalië. Maar op je eerste Olympische Spelen win je geen goudenmedaille.

"De Spelen leefden toen ook al enorm. We werden sportploeg vanhet jaar. Vier jaar later had hetzelfde team goud kunnen winnen.Maar de groep viel uit elkaar. Om hele triviale redenen eigenlijk.Ik liep co-schappen en kon moeilijk twee weken vrij nemen.

"In mijn beroep heeft het me geen windeieren gelegd. Als sporterleer je goed met teleurstellingen omgaan. Je leert doorzetten enweerstand te overwinnen. Ik kwam altijd gemakkelijk door iederevorm van selectie. Ze vonden altijd dat ik kon doorzetten omdat ikmijn studie op tijd had afgerond."

In het waterpolo is Hoepelman niet meer actief. "Ik heb nog eentijd gescheidsrechterd, maar nu kijk ik alleen nog met veelinteresse. Het is wat achteruit gegaan maar dat zijn cycli. Hetkomt wel weer."

Jurgen Swart

'Hoogleraar is geen ambtenaar'

Binnenkort worden de resultaten bekend van een onderzoek naar devoor- en nadelen van de overgang van het ambtenarenrecht naar hetprivate arbeidsrecht. Dit onderzoek is door de bonden afgedwongenin de onderhandelingen die leidden tot de huidige CAO. Deze heefteen looptijd tot 1 juni van dit jaar. De werkgevers, verenigd in deVSNU, weten allang wat ze willen: het ambtenarenrecht van tafel.Het wordt teveel als keurslijf ervaren. In het private arbeidsrechtworden medewerkers niet eenzijdig aangesteld, zoals nu het gevalis, maar gaat de universiteit arbeidsovereenkomsten met ze aan. Datgeeft meer mogelijkheden om maatwerk te bieden, zo is de leidendegedachte. Daarnaast zouden salarissen meer gedifferentieerd kunnenworden. Binnen het ambtenarenrecht zou dat niet kunnen omdat menzich gebonden weet aan de vaste schalen en periodieken.

Geen tovermiddel

Henk Veenema, hoofd van het servicentrum P&O van het bureauvan de universiteit, verwacht op korte termijn weinig effect van deovergang. "Het is geen tovermiddel. De universiteit is sterkingebed in een overheidscultuur. Daarin is het streven naar gelijkebehandeling en gelijke beloning diep geworteld. Ik denk niet datdie cultuur zomaar verandert."

Ook volgens Rob Buitelaar, waarnemend hoofd P&O van defaculteit Letteren, zal het met die verschillen in beloning wel meegaan vallen. Hij maakte de omslag van het publiekrechtelijkestelsel naar het privaatrecht al in een eerdere werkkring mee.Buitelaar werkte bij een overheidsorganisatie die verzelfstandigde.Het effect van die overgang was niet dat er meer gedifferentieerdwerd beloond, constateert hij nu. "De regelingen die al bij deoverheid bestonden, werden gekopieerd. Men heeft kennelijk behoefteaan een functiestructuur, zo bleek. Het is echt niet zo dat alsPietje roept: `ik wil een hoger salaris', de directeur dan zegt:`kom maar op'. Nee, die wil dat kunnen toetsen aan beloningen voormedewerkers die vergelijkbaar werk doen." In Buitelaars eerderewerkkring deden de bonden bij de onderhandelingen goede zaken. "Diekregen voor elkaar dat in de nieuwe CAO werd vastgelegd dat derechtspositie van de medewerkerstenminste gelijk bleef aan deoude."

"De bonden zullen bij de universiteiten natuurlijk ook proberenzoveel mogelijk verworvenheden in de nieuwe CAO vastgelegd tekrijgen", constateert Veenema.

Drempel

Buitelaar en Veenema delen de opvatting dat het huidige stelseleigenlijk voldoende mogelijkheden biedt voor differentiatie inbeloning. Veenema: "We kunnen nu allerlei toelagen verstrekken.Daarmee kunnen we heel gedifferentieerd belonen zonder dat we deinschaling van medewerkers aantasten. We doen het alleen niet omdathet gelijkheidsprincipe sterk geldt. Als een sollicitant wilonderhandelen zeggen we nu: `dat kunnen we niet maken naar de restvan het personeel.' Een verschil in beloning moet je daarnaast goedkunnen motiveren, omdat het huidige stelsel een laagdrempeligebezwarenprocedure kent en de stap naar de bestuursrechtergemakkelijk wordt gemaakt. In het privaatrechtelijke stelselontbreken veelal bezwaar- en beroepsmogelijkheden en de drempel omeen zaak bij de kantonrechter aanhangig te maken is hoog.

Los van de mogelijke overgang naar het private arbeidsrecht,verandert er volgend jaar nog iets: de lucratievewachtgeldregelingen zullen vanaf 1 januari 2001 verleden tijd zijnomdat de overheid waarschijnlijk overgaat op de WW. Het ongewensteneveneffect van de huidige wachtgeldregeling is volgens Buitelaardat medewerkers die niet functioneren, blijven zitten. Hij schetsthet mechanisme: "Als je bij de bestuursrechter kans wilt maken omvan een slecht functionerende medewerker af te komen, moet je eendossier opbouwen. Dat dossier moet duidelijk maken dat diemedewerker slecht werk levert. Maar zo'n dossier heeft nu helemaalgeen zin, redeneren leidinggevenden. Want wat win je ermee? Iemandmoet weg maar kost je toch veel geld omdat hij wachtgeld ontvangt.Laat hem dan maar zitten en toch nog wat werk afleveren."

Periodiek

Volgens Veenema zal in het nieuwe stelsel op termijn deautomatische periodiek verdwijnen. "Die is veel leidinggevenden eendoorn in het oog. Die periodiek kunnen ze nu alleen maartegenhouden wanneer een medewerker jaarlijks een slechtebeoordeling krijgt. En voor die slechte beoordeling geldt een zwareprocedure met een grote kans op toetsing door de bestuursrechter.De kans dat een medewerker met een slechte beoordeling naar dekantonrechter stapt is veel kleiner." Dit geldtoverigens nietalleen voor meningsverschillen rond slechte beoordelingen. Ook voorontslagzaken en arbeidsconflicten in het algemeen geldt dat hetBurgerlijk Wetboek veel minder strikte spelregels oplegt dan dehuidige CAO die is gebaseerd op het ambtenarenrecht. Omdat daarmeede kans op het winnen van een zaak kleiner wordt, zullen naarverwachting minder medewerkers de gang naar de kantonrechtermaken.

Al met al lijkt het private arbeidsrecht vooral in het strevente passen om een cultuuromslag teweeg te brengen op deuniversiteiten. Buitelaar: "Meer bedrijfsmatig werken. Maatwerkleveren. Dat zijn de motto's die je hoort. Of de overstap naar hetprivate arbeidsrecht een strikte voorwaarde is voor datbedrijfsmatiger werken? Dat weet ik niet. Misschien past hetprivate arbeidsrecht wel meer bij de nieuwe omgangsvormen die deuniversiteit na wil streven."

Volgens Theo Peperkamp, VSNU-onderhandelaar, is dat laatste dekern. "De arbeidsverhoudingen moeten minder ambtelijk, en meerbedrijfsmatig worden. "Dat betekent ook dat medewerkers mondigermoeten worden. Het is toch niet meer van deze tijd dat ze gaanzitten wachten op een aanstellingsbrief?" De onderhandelaarbestrijdt dat het de VSNU vooral te doen is om gedifferentieerd tebelonen. "De cultuuromslag staat voorop. We moeten van ambtelijke,meer bedrijfsmatig werkende organisaties maken. Ik heb altijd algezegd: een hoogleraar is geen ambtenaar." Die cultuuromslag gaatniet van de ene dag op de andere, beseft Peperkamp. "Toch verwachtik dat op veel plekken werkgevers en werknemers de handschoengezamenlijk zullen oppakken."

Olaf Stomp

'Super-Cees' neemt na 25 jaar afscheid van IBB

Op zaterdag 8 januari verblijdde Cees Karelse al zijnklanten met een roos. Het was zijn manier om afscheid van hen tenemen. Een afscheid dat voor Cees en zijn vrouw Rita het begin vaneen nieuw leven betekende. Een leven zonder de winkel bij hetIBB-studentenwooncomplex. Een leven van uitslapen, van languit opde bank een krantje lezen en vooral van rust.

"De naam SuperCees is vijftien jaar geleden ontstaan", lachtCees Karelse. "Ik had nieuwe stalen rolluiken laten plaatsen, omdater vrij vaak werd ingebroken. Toen ik 's ochtends bij de winkelkwam, wist ik niet wat ik zag. Een student had met grote letters:Welkom bij SuperCees op de luiken gespoten! Die naam is daarnablijven plakken. "

"In het begin, zo'n 25 jaar geleden, was het puur een supermarktvoor studenten. Later hebben wij ons assortiment uitgebreid enkregen wij een bredere klantenkring." De winkel werd een plek waarmensen niet alleen voor hun boodschappen kwamen, maar ook voor eenpraatje. Nu, na 25 jaar hard werken, is het tijd voor iets anders."Ik zal het contact met de studenten wel missen, maar het werk zelfben ik zat."

Cees heeft veel met de studenten uit het complex meegemaakt. "Ikgrapte altijd: 'Als ik ooit stop, dan schrijf ik een boek. Animalsof the IBB zal het heten'." Cees en zijn vrouw werden regelmatigvoor feesten in het complex uitgenodigd. Bij feesten opvrijdagavonden konden zij nooit lang blijven, omdat de winkelzaterdagochtend gewoon open moest. "Soms kwamen we 's ochtends bijde winkel en dan hoorden we dat het feest nog aan de gang was. Afen toe eindigde een feest met een vreugdevuur. Hele bankstellenwerden door de dronken studenten op het vuur gegooid. Vooral rondde jaarwisseling was het erg.

"We hebben vaak dingen gesponsord, dan schonk ik een vat bier enhet vlees voor een barbeque. Op de jaarlijkse IBB-sportdag kwam ikaltijd met een Super-team uit. Wij speelden dan tegen teams uit hetcomplex en teams van de politie en de brandweer. We hebben ook eenkeer een Super-feest gesponsord. Een verdieping van IBB was alsSuper-winkel versierd, met vlaggetjes en andere spullen uit dewinkel."

Het eetgedrag van de studenten heeft Cees in de loop der jarensterk zien veranderen. "Vroeger werden er minder pasta-productenverkocht. Ook pizza's en kant-en-klaar maaltijden zijn nu in trek.Ik heb daarvan een groter assortiment gehad dan de meestesupermarkten. Rita vindt dat de studenten veel ongezonder zijn gaaneten. Mensen zijn volgens haar niet voor niets vaker ziek danvroeger.

Oor

"Studenten hebben tegenwoordig meer te besteden. Dat kan jeafleiden uit de verkoop van de kant-en-klaar maaltijden, want diezijn vaak duurder dan wanneer je de producten los koopt. Daarnaastwordt er meer uitgegeven aan wijntjes, bier en allerlei lekkerehapjes. Dat studenten meer te besteden hebben komt door debijbaantjes. De studiefinanciering is in de loop der jaren steedsminder geworden, waardoor studenten meer zijn gaan werken. Alsgevolg daarvan hebben zij weer meer te besteden dan eerst.

"Omdat studenten nu in vier jaar moeten afstuderen, is hetverloop in studentenhuizen groot. Sommige studenten blijven na hunstudie nog wel een tijdje in hun oude kamer hangen. Zij hebben daneen baan en vinden het wel goedkoop om in het IBB-complex teblijven. Vroeger moest je als je afgestuurd was het huis uit, maarsinds een paar jaar mag je er blijven wonen. Ik vind dat oneerlijktegenover de eerstejaars, maar voor mij was het altijd gunstig. Zijhadden meer te besteden en daar had ik dan profijt van."

Vaste klanten had Cees voornamelijk onder de huisvrouwen. Datheeft hij aan zijn vrouw te danken. Rita vervulde in de winkelvooral een sociale functie. Iedereen kon altijd een praatje methaar maken. Veel klanten kenden het ritueel al: niet in de winkelpraten, maar in het kamertje achter. Daar had Rita een luisterendoor en een kop koffie voor hen. Ze heeft de mooiste en devervelendste gebeurtenissen van haar klanten aangehoord. Deverhalen gingen van een man met kanker tot de geboorte van eeneerste kleinkind.

"Een man kende Rita omdat hij altijd met zijn vrouw mee gingboodschappen doen. De vrouw praatte graag met Rita, met haar manhad Rita weinig contact. Op een dag kwam de man alleen naar dewinkel, zijn vrouw was ernstig ziek en hij wilde praten met Ritaomdat zijn vrouw dat ook altijd deed. Hij heeft toen achter in dewinkel zijn verhaal gedaan en uitgehuild. Hij was zo blij dat hijeven zijn hart kon luchten!" Cees vreest dat de mensen bij denieuwe eigenaar geen luisterend oor zullen vinden. "Zijn vrouw zalniet in de winkel werken en mensen storten eerder hun hart uit bijeen vrouw dan bij een man."

Het afscheid nemen viel Cees moeilijk. "Van de winkel afscheidnemen, daar had ik geen moeite mee. We hebben er een half jaarnaartoe geleefd en we gaan ook meteen twee weken op vakantie. Alsik nu aan de winkel denk en hoe het met de nieuwe eigenaar gaat,dan is het echt de ver-van-mijn-bed-show. Maar het afscheid nemenvan de klanten, dat was zwaar. We hebben vijftien bloemstukkengekregen, bon-bons en drank. Een klant had in de winkel eencollecte-bus gezet, speciaal voor ons. Iedereen heeft er geld ingedaan. Veel klanten die afscheid kwamennemen, liepen huilend dewinkel uit. Van een IBB-verdieping kregen we een fles wijn, waaropzij zelf een etiket hadden geplakt: 'Voor de aller-besteSuper-Cees.' Echt mooi vind ik dat."

Boot

Dat er leven is buiten de winkel, daar twijfelt Cees niet aan.Tijd voor een hobbie heeft hij eigenlijk nooit gehad, maar hij isal een paar jaar in het bezit van een boot. Daar gingen hij en Ritain de zomer wel eens een weekendje mee weg.

"We kunnen eindelijk vier weken met de boot weg, deze zomer. Ikheb nu de tijd om hem helemaal op te knappen; aan een boot isaltijd wel wat te doen. En als ik het zat ben, als ik weer aan hetwerk wil, dan ga ik gewoon drie dagen per week werken. Wel indezelfde branche, maar niet meer zo intensief. Ik ben pas vijftig,dus werken wil ik nog wel. Maar niet meer zo veel. Ik heb nu nog deleeftijd en de gezondheid dat ik volop van mijn vrije tijd kangenieten. Maar eerst gaan we lekker twee weken naar Sri Lanka. Daarzijn wij hard aan toe."

Bieneke Verhaar

'Een tempel der kaarten' herdenkt negentig jaar geografie in Utrecht

'Een tempel der kaarten' herdenkt negentig jaar geografie inUtrecht

Een collage van serieuze geschiedschrijving,afgewisseld met column-achtige knipoogjes naar het verleden, zo zouje het 'Gedenkboek' negentig jaar geografie in Utrecht kunnenkenschetsen. Fraai geïllustreerd, mooi vormgegeven,onderhoudend voor de buitenstaander, en beslist smullen voor deinsider. Het 'historisch geweten' van de Utrechtse geografen, dr.Ben de Pater, is verantwoordelijk voor het boek, maar velen hebbener een bijdrage aan geleverd.

Geografie zal al gauw de associatie 'reizen' oproepen. Terecht:stages, excursies, veldwerk... het zijn al lange tijd vastebestanddelen van het geografisch bedrijf. "Gelukkig hadden wij inPraag een hotel waar we officieel om twaalf uur binnen moestenzijn, maar waar de deur toch werd geopend als het wat later wasgeworden", herinnert U-blad medewerker Kees Volkers zich uit zijneigen geografie-verleden. "In het gezelligste café van de stadstroomde langzaam maar zeker meer dan de helft van alle geografensamen. De meesten bleven op deze laatste avond tot twee uur hangen,want voor twintig man zouden ze heus de deur wel opendoen. Maar wekwamen bedrogen uit. Op ons bellen kwam geen enkele reactie. Weklommen op een muur om een smal raampje te bereiken en hesen Ton S.- die daar zelf niet meer toe in staat was - ook de muur op. Maardie liep er aan de andere kant weer af, de donkere stadsgracht in.Deze was gelukkig droog, maar wel erg diep. Enkelen van ons klommennaar beneden en schreeuwden dat Ton ernstig uit zijn hoofd bloedde.We maakten toen zo'n kabaal dat de deur van het hotel eindelijkopenging. Begeleiders Hans van Ginkel (de latere rector magnificus,red.) en Ger de Rijk kwamen in hun ochtendjas naar buiten stormen.Ton werd afgevoerd naar het ziekenhuis. Toen we de volgende ochtendvroeg werden gewekt, vroegen we ons bezorgd af hoe het met Ton zouzijn. Toen verhief zich midden op de zaal van een van de beddenheel langzaam een enorme zwarte baard, getooid met een grote wittetulband. Dat was zo'n komisch gezicht, maar vooral ook zo'n groteopluchting, dat de hele groep zeker een kwartier lang niet meerbijkwam van het lachen."

Irritaties

Het boek is geen historische beschouwing dus, die keurig begintin 1908, als Utrecht van Binnenlandse Zaken geld krijgt voor deaanstelling van twee geografen, en die loopt tot de huidigemiddelgrote faculteit Ruimtelijke Wetenschappen met ruimtwintighoogleraren in het Van Unnikgebouw. De geografen hebbendaarentegen gekozen voor een thematisch opgezettegeschiedschrijving, waarin achtereenvolgens het begin van deUtrechtse geografie, het onderwijs, het reizen, het studentenleven,de omgang binnen het 'instituut', het onderzoek en de nieuwe'subdisciplines' een plaats kregen.

Dat die 'omgang' een apart hoofdstuk heeft gekregen is niet voorniets. De wederzijdse irritaties zijn vaak niet mals geweest, wordtopenhartig in de gedenkbundel op tafel gelegd. Tussen fysische ensociale geografen of tussen de 'oudere gardes' en de 'nieuwkomers'.Eigenlijk begon dat al met die eerste twee hoogleraren, K.Oestreich voor fysische en J.F. Niermeyer voor de socialegeografie. En ook onder hun opvolgers - waaronder Van Vuuren enKohlbrugge of Hol en De Vooys - bevonden zich duo's die niet samendoor één deur konden. Direct contact werd gemeden; als eral gecommuniceerd moest worden kon een 'assistent' opdraven alsboodschappenjongen. Eén van hen, M.W. Heslinga, in hetGedenkboek: "Als de briefjes over en weer geen oplossing brachten,dan trok De Vooys zijn stropdas recht, klopte de sigarettenas vanzijn colbertje en kwam zijn kamer uit. Hij stak de hal over, op wegnaar de kamer van Jacoba Hol aan de overzijde. De discussies diedan losbarstten konden door studenten in de aangrenzende leeszaalgevolgd worden."

Dergelijke animositeit is inmiddels tot het verleden gaanbehoren, verzekert auteur De Pater ons: "Op het GeografischInstituut hebben - als in elke sociale groep - altijd zeeruiteenlopende mensen rondgelopen, sommigen hoekig en eigengereid,anderen verzoenend en soepel. Soms liepen de conflicten hoog op,maar altijd zijn de gemoederen uiteindelijk weer gekalmeerd, omdatmensen vertrokken of met pensioen gingen, of omdat uiteindelijk de'bruggenbouwers' een werkzaam compromis bedachten."

Katholiek

Een zeer tot de verbeelding sprekende figuur binnen hetinstituut moet de reeds genoemde prof.dr. Jacoba B.L. Hol(1886-1964) zijn geweest, 'de moeder van de Utrechtse geografen',zoals ze werd genoemd. Na de oorlog werd deze leerling enassistente van Oestreich benoemd tot hoogleraar fysische geografie,wat ze bleef tot 1957 en waarin ze op zoek ging naar de afstralingvan 'Gods Oneindige Wijsheid'. "Ze was zeer gelovig", herinnert Josvan Leur zich. "Zeer katholiek zelfs, en bekend was dat ze alleende katholieke meisjes kuste na afloop van een excursie, waaraan zesteeds deelnam." Groot was de invloed van Hol op de 'goede zeden'in het instituut. 'Niet verloven voor je kandidaats en niet trouwenvoor je doctoraal', aldus één van haar stelregels. Zeraadde religieus gemengde huwelijken strengaf en zag erop toe dattijdens de excursies de relaties niet te intiem werden.

Toen er ooit tijdens een excursie slechts éénslaapzaal beschikbaar was voor meisjes- én jongensstudenten,trad Hol op: jongens boven in de stapelbedden, meisjes beneden. Demeisjes mochten alleen hun schoenen en rok uittrekken. Zaklantaarnsmoesten ingeleverd worden. Jongens die naar de wc moesten, volgdezij met een lichtbundel van haar eigen zaklamp. Voor Hol zelf waseen eigen kamer beschikbaar, maar die wees ze af: 'Ich lasse dieM"dchen nicht allein'.

Wie het boek gelezen heeft ontkomt niet aan de indruk datgeografie een aardige studie moet zijn, en het studeren ervan aande Utrechtse faculteit een genoegen. Deels zal zo'n indruk eigenzijn aan gedenkboeken, waarin immers doorgaans 'hoogtepunten' - enmits je ze kunt navertellen, minstens zo boeiende dieptepunten -staan beschreven. Maar 'Een tempel der kaarten', zoals hetgedenkboek van De Pater is genoemd, straalt méér uit: devele reizen die gemaakt werden, de talloze feesten (elke denkbaregelegenheid werd aangegrepen om een diner of bal te organiseren),de actieve studenten met hun faculteitsbladen Geografen Contact,Stensulgeesee, Aardnikx of Questa of hun vereniging VUGS, dekleurrijke stafleden die in de loop der jaren het instituut bevolkthebben... het moet wel bijna een voorrecht zijn om in Utrechtgeografie te mogen studeren.

Armand Heijnen

Sportjargon: Kickservice

Iris van der Velden is derdejaars internationale economie eneconomische geografie. Ze speelt competitie voor Tennis Club deUithof. Ze legt uit hoe je een goede kickservice slaat.

"Bij een normale service gooi je de bal recht voor je op. Hetraakpunt is dan recht boven je. Bij een kickservice raak je de balachter je hoofd. En je gaat iets door je rug. Daar moet jeoverigens wel mee oppassen. Je maakt een rare kronkel en dat is eenzware belasting voor je rug. Als de bal de grond raakt, maakt-ieeen enorme hoge stuit naar achteren en ook nog naar links of naarrechts, al naar gelang het effect dat je met je racket geeft.

"De opgooi is het belangrijkst. Als je niet goed gooit, misluktje hele service. Je moet de bal niet uit je hand laten schieten,want dan vliegt-ie alle kanten op. Je moet je arm mee laten gaan enhem heel rustig naar boven geleiden.

"Een kickservice gebruik je als een soort verrassingswapen. Hetis een hele effectieve tweede service. Ik heb nog nooit gezien datiemand hem als eerste service gebruikte. Het kost ook vrij veelkracht. Als je een harde vlakke service of een goedetopspin-service kunt slaan, gebruik je die als eerste service. Jemoet afwisselen en niet steeds dezelfde service slaan, daar kan jetegenstander op inspelen. Een vlakke tweede service is vaak niet zohard en dan is een kickservice een goed alternatief. Het is eenzekere service die heel lastig is voor je tegenstander. Ze kunnenhem wel zien aankomen, maar dan zie je nog steeds niet welke kanthet effect opgaat. En als je echt een goede slaat dan stuitert-ieheel hoog op. Voor mij zijn die hoge extra moeilijk te retournerenomdat ik niet zo groot ben."

Jurgen Swart

De database: Een kaart van het grondgebruik in Nederland

Harts: "Wij hebben ons onderzoek gedaan in opdracht van de RijksPlanologische Dienst. De RPD wilde weten of er tussen 1990 en 1996sprake is geweest van een toenemende menging van wonen en werken endaarnaast ook of het - midden jaren tachtig ingezette - beleid vande 'compacte stad' effect heeft gehad. Je zou voor dat doelnatuurlijk de bodemkaart van Nederland kunnen gebruiken die het CBS(Centraal Bureau voor de Statistiek) elke drie jaar samenstelt.Maar om de ontwikkelingen goed te kunnen volgen had de RPD behoefteaan een meer gedetailleerde aanpak. Daarom heeft men ons gevraagdom een methode te ontwikkelen om meervoudig ruimtegebruik op eenveel exactere manier in kaart te brengen.

"Als basis hebben we de bodemstatistiek van het CBS genomen. Datis een bestand waarin de ruimte van Nederland in 34grondgebruikscategorieën is verdeeld. In feite is het eenkaart met de contouren van alle verschillende stukken grond inNederland. Het probleem van die kaart is echter dat alleen debelangrijkste functie van een gebied wordt weergegeven. Als eengebied er wordt beschreven als woonwijk, weet je dus niet of er ookbedrijfjes zijn gevestigd en of er veel of weinig groen is.

"Vandaar dat we vervolgens drie andere bestanden hebbengebruikt. Allereerst waren dat gegevens van de PTT, die van elkadres in Nederland weet of het een woning, een bedrijf of eeninstelling is, en tot op zekere hoogte ook wat voor type, in hetgeval van een woning bijvoorbeeld een boot, een flat of een huismet een tuin. Daarnaast heeft de RPD een bestand met gegevens overalle 800.000 bedrijven in ons land, hun lokatie en het aantalpersoneelsleden dat er werkt. Die gegevens waren zowel voor 1990als voor 1996 beschikbaar.

"Tenslotte hebben we gebruik gemaakt van het basisregisterVerkooppunten uit de databank Detailhandel van de RPD. In datbestand kun je alle 175.000 panden in Nederland terugvinden met eenconsument-gerichte functie: winkels, kapperszaken, banken,uitzendbureau's en ga zo maar door. Per pand staat hetvloeroppervlak aangegeven en het soort goederen en diensten datwordt geleverd.

"Met behulp van statistische technieken hebben we al dezegegevens verwerkt tot een nieuwe en veel gedetailleerdere kaart vanhetgrondgebruik in Nederland. We hadden bij wijze van spreken eenkaart per pand kunnen maken, maar om de zaak hanteerbaar te houdenhebben we gekozen voor de 400.000 postcodes als kleinste eenheden.Dat betekent dat onze kaart is ingedeeld in blokjes van 250 bij 250meter, fijn genoeg om een goed inzicht te geven in de ontwikkelingvan het stedelijk gebied in ons land.

"Aan de ene kant blijkt daaruit dat het stedelijk gebiedweliswaar groeit, maar minder dan je op grond van debevolkingstoename zou verwachten. Het 'compacte stad'-beleid heeftdus enig succes. Maar wat de menging van wonen en werken betreft,is er minder goed nieuws. In de stadscentra, waar de menging vanoudsher groot is, lopen de bewoning en de bedrijvigheid terug tengunste van de stadsranden waar wonen en werken juist sterk vanelkaar zijn gescheiden. Er is dus juist sprake van ontmenging. Datis op onze kaart voor het eerst goed zichtbaar geworden."

EH

Sport: Wat is er nou mooier dan een maagdelijke witte helling?

Sport: Wat is er nou mooier dan een maagdelijke wittehelling?

De definitie van skipret is voor iedereen anders. De een smijtzijn centen stuk in Lech en gaat een half uurtje op de latten, deander maakt kilometers lange dagtochten en weer anderen putten zichgraag uit in de sneeuw om daarna lekker los te gaan in de kroeg.Studenten vallen volgens de algemeen geldende vooroordelen vaak inde laatste categorie. Die vlieger gaat evenwel vaak, maar nietaltijd op. Het meegaan in nieuwe skitechnieken en andere noviteitengeschiedt bijvoorbeeld voor een belangrijk deel door studenten. Zijzijn als geen ander gevoelig voor trends op skigebied.

"Studenten zijn een graadmeter als het om nieuwe trends gaat",zegt Elise Vonk van de Utrechtse reisorganisatie Sportura, die zichvoornamelijk richt op studenten. "Vooral de vrouwen willen hetnieuwste van het nieuwste. Snowboarden is een tijdje hot geweest,maar je ziet langzaam dat mensen die al konden skiën toch weerterugkeren naar de ski. De wintersporters die zijn begonnen op eensnowboard blijven vaak wel snowboarden. Carveski's bepalenmomenteel het beeld op de piste. Traditionele ski's zijn amper meerverkrijgbaar. Telemarken is ook voorzichtig in opkomst. Dat werdeerst gedaan door militairen, maar je ziet het nu ook op de gewonepiste. Maar dat is meer iets voor de gevorderden die iets nieuwswillen."

Skikroeg

Trend of geen trend: een skivakantie is niet compleet zonder eendeugdelijke après-ski. "Het gaat voor studenten vaak verderdan skiën alleen. Het sociale gebeuren neemt een belangrijkeplaats in en dat speelt zich voornamelijk af in de kroeg", erkentVonk. Omdat sinds jaar en dag de Franse skikroegen niet bepaaldbekend staan om hun gezellige inrichting besloot Sportura zes jaargeleden zelf een aantal bruine cafés in de Franse Alpen teopenen. "In sommige Franse kroegen hangen TL-balken", zegt Vonk."Dat nodigt niet uit tot het gezellig drinken van een biertje.Eneen boel studenten zijn toch feestgangers. Bij ons mag je optafel dansen." De opening van de kroegen in de Alpen legde Sporturageen windeieren. Vonk: "Sommige mensen boeken er zelfs op."

Dat het niet alleen om lallen en brallen gaat bewijst deUtrechtse Studenten Alpen Club (USAC). Natuurliefhebbers c.q.actievelingen. Een aantal leden van het gezelschap gaatéén keer per jaar één week toerskiën inOostenrijk. Niks geen gondel, stoeltjeslift of sleeplift. De ledenklimmen met speciale toerski's naar boven om te genieten van deongerepte omgeving. Drie uur klimmen om binnen een half uurtje weeronderaan de berg te staan. Is dat leuk? "Ja", zegt Joost Frakking,instructeur van de USAC. "Dat is leuk. Het is meer dan alleen naarbeneden skiën."

De beweegredenen om te gaan toerskiën in plaats van hetgebruikelijke pisteskiën zijn legio. Frakking: "Een aantalleden doet het om het uitzicht, het buiten zijn. Maar ik vind hetprettig om van de drukte weg te zijn. Ver van de felle skipakken enskiliften. In de ongerepte sneeuw. Wat is er nou mooier dan eenmaagdelijke witte helling? De sfeer eromheen is ook belangrijk.Lekker met een paar man in een chaletje. Koken op een houtkachel.Dat is tien keer leuker dan een appartement in een Franseskifabriek."

Liften

Waar studenten het geld vandaan halen? "De studiefinancieringdoet het niet meer", zegt Elise Vonk. "Maar veel studenten hebbentegenwoordig door de krappe arbeidsmarkt bijbaantjes die in hetverlengde van hun studie liggen. En skiën heeft voor veelstudenten toch een hoge prioriteit." Sportura vervoert jaarlijksduizenden studenten richting de Franse Alpen. Opmerkelijk is degrote animo onder jaarclubs en disputen. Sportura voert daaromzelfs een heus jaarclubprogramma. Vonk: "Het clubverband binnenstudentenverenigingen is heel sterk. Ze gaan ook met elkaar opskivakantie. Het is voor reisorganisaties onderling een sport omdat soort groepen binnen te krijgen. Leden vanstudentenverenigingen zijn niet op hun mondje gevallen en zorgenvoor een flinke reclame-boost."

Een compleet georganiseerde bustocht is er voor detoerskiërs van de USAC niet bij. "We gaan altijd op eigengelegenheid", zegt Frakking. "Er is een aantal leden dat een brakautootje heeft dat we volproppen met ski's. De rest gaat liften, ofals ze meer geld hebben met de bus. Toerskiën is niet bepaaldeen goedkope skivariant. De uitrusting is, mede door een aantalextra veiligheidsvoorzieningen, aanmerkelijk duurder dan dedoorsnee-benodigdheden. Vanwege lawinegevaar zijn lawinepiepers(à 500,- gulden per stuk...) en een sneeuwschep verplichtekost. De meeste van ons hebben alles tweedehands bij elkaargechefd. Bovendien vraagt een weekje toerskiën de nodigevoorbereidingen. Het is geen kwestie van boeken enwegwezen. Maar jebent toch met studenten op stap, en die willen zoveel mogelijkskiën voor zo weinig mogelijk geld."

Michiel van Ruitenbeek


Top-5 van Sportura-bestemmingen in Frankrijk

1. Les Menuires

2. Risoul

3. Tignes

4. Serre Chevalier

5. Val Thorens

Prof.dr. Ronald Plasterk komt bio-medisch cluster versterken: 'De grote vraag is wat de 19099 genen van C. elegans doen'

Prof.dr. Ronald Plasterk komt bio-medisch cluster versterken:'De grote vraag is wat de 19099 genen van C. elegans doen'

Het nieuws dat Ronald Plasterk naar het Hubrecht Laboratoriumzou komen, zorgde afgelopen najaar voor opwinding in De Uithof.Niet alleen komt met de Amsterdamse geneticus een van 's landstoppers op het gebied van het biomedisch onderzoek naar Utrecht.Maar bovendien neemt de man die onlangs een van de vierprestigieuze Spinoza-premies in de wacht sleepte, C. elegans mee,een minuscuul wormpje dat de afgelopen vijftien jaar hettroeteldier is geworden van veel genetici.

Plasterk: "Centraal in mijn werk staan twee vragen die aan hetwezen van ons bestaan raken. Hoe ontwikkelen wij ons en hoe denkenwij? Zulke vragen laten zich alleen beantwoorden door teexperimenteren en daarom is in de jaren zestig gezocht naar eeneenvoudig dier met hersenen en met een zenuwstelsel, dat ook nogverschillende soorten cellen zoals spiercellen en geslachtscellenbezit. Het simpelste dier dat aan die eisen beantwoordde was de'Caenorhabditis elegans', een draadwormpje van nog geen millimeterlengte.

"Naar nu blijkt is dat een prima keus geweest, want het dierheeft ons een schat aan informatie opgeleverd. We weten dat het 302hersencellen heeft, waarvan we ook precies de verknoping kennen. Weweten dat zijn lichaam bestaat uit 959 cellen en het is nog steedshet enige meercellige dier waarvan we de volledigeDNA-samenstelling en alle 19099 genen kennen. We weten van C.elegans dus ontzettend veel meer dan van enig ander dier. Maartegelijkertijd weten we nog vrijwel niets, want we hebben geen ideewat al die genen nu precies doen. De grote uitdaging van de komendejaren is het ophelderen van hun functie, wat de Engelsen'functional genomics' noemen."

Het lijkt merkwaardig dat Plasterk als geneticus-pur-sang straksdirecteur wordt van een laboratorium voor ontwikkelingsbiologie.Maar zelf ziet hij dat anders. "Wie iets wil weten over de functievan genen, kan naar mijn mening niet heen om de rol die zij spelenin onze ontwikkeling. Wij zijn mensen omdat onze lichaamscellentoen ze gingen delen, niet de hersens van een aap maar van een menshebbenopgeleverd. Het verschil tussen mens en aap zit dus in degenen die dat proces hebben gestuurd. Ik ben ervan overtuigd dat wepas echt zullen begrijpen wat onze genen doen, als we teruggaannaar de ontwikkelingsbiologie."

Hij glimlacht. "Vijfentwintig jaar geleden zeiden eigentijdsebiologen: 'Al dat ouderwetse gepruts met die embryootjes, houd daartoch mee op; de moleculaire biologie, dat is het'. Als we demoleculaire structuur van het DNA en van de eiwitten eenmaalkennen, dan zijn we er. Maar nu realiseren we ons dat al diemoleculaire kennis ons ten aanzien van de functie van onze genengeen stap verder brengt. Daarom komen we nu na 25 jaar met de hoedin de hand weer terug bij de embryologen en al die andere biologendie gewoon in het organisme kijken wat daar nu precies gebeurt. Ikvind dat wel ironisch."

Experimenteren

Kern van het werk van Plasterk en de zijnen is het ontrafelenvan de functie van de genen van C. elegans. Hij doet dat door deeiwitten te onderzoeken die door die genen worden aangemaakt. "Elkgen codeert, zoals wij dat noemen, voor één bepaald eiwiten om te weten welke functie dat gen heeft, moeten we dus gaankijken waar en op welk moment we dat eiwit in het dier aantreffen.Stel dat we een eiwit alleen in zijn zenuwcellen aantreffen. Dan ishet niet erg waarschijnlijk dat dat gen een rol speelt bij despijsvertering.

"Zo probeer je geleidelijk te ontdekken wat een gen wel en nietdoet. Het is gewoon klassiek experimenteren. Wat doet een bougievan een auto? Trek hem er maar uit en kijk wat er misgaat. Wij doeniets soortgelijks door een gen in C. elegans uit te schakelen en tekijken wat er dan gebeurt. Wij verwachten dat zulke experimentenons heel geleidelijk een beeld zullen geven van de functie van aldie 19099 genen."

Uiteindelijk gaat het de bio-medische onderzoekers om de werkingvan het menselijk genoom. En het lijkt dus wat vreemd dat ze voordat doel met een wormpje experimenteren. Maar zo vreeemd is datniet, zegt Plasterk. "Het komt verbazend vaak voor dat wemenselijke genen, bijvoorbeeld de genen die aan de basis staan vande vorming van tumoren, onveranderd in onze worm terugvinden. Datzijn gewoon klassieke regelgenen die in C. elegans weliswaar geenkanker veroorzaken, maar die ongeacht waar je ze aantreft, invloedhebben op de celdeling. Door de functie en de werking van zo'n genin de worm te bestuderen, komen we wel degelijk meer te weten overde gang van zaken in de menselijke cel."

Hij geeft toe dat veel medici hem vijftien jaar geleden voor gekversleten, toen hij koos voor C. elegans. "Waar ben jij nou ingodsnaammee bezig, zeiden ze. Maar nu de farmaceutische industriehier regelmatig aan de telefoon hangt, denken ze daar anders over.Waarom de industrie zo in ons werk geïnteresseerd is? Simpel.De meeste geneesmiddelen werken in op één bepaald eiwit.En dus is het heel belangrijk om precies te weten wat zo'n eiwitdoet en hoe het eruit ziet. Daarnaast moet je ook nog uitzoeken hoeeen mogelijk geneesmiddel zo'n eiwit het best kan aanpakken. Vooral dat onderzoek blijkt C. elegans heel geschikt."

Genoomcentrum

Zijn komst naar Utrecht is mede ingegeven door de gedachte dater in Nederland geen betere plek te vinden is voor het werk dat hijwil gaan doen dan De Uithof. "Naast het werk aan C. elegans wil ikzoetjes aan ook iets gaan doen met een gewerveld dier. En dezebravis, waarmee in Utrecht al veel gewerkt wordt, is daar ideaalvoor. Ik taxeer dat dat dier de worm onder de gewervelden zalworden, een simpel en goed hanteerbaar modelsysteem waarmee degrote vragen van de ontwikkelingsbiologie en de neurobiologie vangewervelden (dus ook van mensen) kunnen worden opgelost.

"Daar komt bij dat hier nog vijf andere groepen uit delandelijke toponderzoekschool 'Biomedische Genetica' zijngevestigd, allemaal op loopafstand van elkaar zitten. Vier daarvanzitten in de medische faculteit en ik wil dan ook proberen om hetHubrecht Laboratorium, naast de verankering in de biologie die hetzeker zal behouden, ook iets meer op de medische sector terichten.

"Er komt op dit moment enorm veel genetische informatiebeschikbaar en die kunnen we alleen de baas als de verschillendevakgebieden nauw met elkaar samenwerken. Van groot belang is datdaarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de nieuwstecomputertechnologie. Zoals Ford heeft ontdekt dat je auto'sefficiënter aan de lopende band kunt bouwen dan éénvoor één, zo ontdekken biologen nu ook dat je genetischonderzoek prima kunt automatiseren. Een van de dingen die ik wilproberen is om in Utrecht voor dat doel een genoom-centrum van degrond te krijgen, waar ons onderzoek met behulp van de nieuwstetechnieken op het gebied van de dataverwerking op een veel grotereschaal dan op dit moment kan worden uitgevoerd. Die ontwikkelinggaat de komende jaren een enorme vlucht nemen en daar moeten we inUtrecht domweg bij zijn."


Neurobiologie

Naast 'functional genomics' verwacht Plasterk in Utrecht ookonderzoek te gaan doen op het voor hem buitengewoonfascinerendegebied van de neurobiologie. "Hoewel we al heel wat weten over hetfunctioneren van onze cellen, is de werking van het zenuwstelselnog een groot raadsel. Als je een telefoonnummer onthoudt, waarblijft die informatie dan precies in die kilo hersenen? Voor mij isdat een zeer fascinerend probleem, dat ik ook bij C. elegans wilgaan onderzoeken.

"We hebben al wat experimenten gedaan, en wat zie je danbijvoorbeeld? Als je onze worm de keuze aanbiedt tussen tweesmaakstoffen A en B en je hebt hem eerst een tijdje alleen Aaangeboden, dan gaat hij standaard naar B. Zelfs zo'n simpel dierheeft dus een geheugen, want A heeft hij dan kennelijk wel gezien.Die informatie moet ergens in die 302 zenuwcellen zijn opgeslagen.Dat betekent dus dat er chemisch gesproken een verschil moet zijntussen de hersencellen van een dier dat A wel heeft geproefd en eendier dat dat niet heeft gedaan. Als we dat snappen, snappen westraks misschien ook hoe wij een telefoonnummer onthouden. Ik hebnog geen idee of die wetenschap ook praktisch bruikbaar is. Maardaar gaat het mij ook niet om. Het gaat mij erom dat ik wil wetenhoe het zit. Dat is nog steeds de centrale drijfveer voor wat ikdoe."


'Ik bewonder Gerrit Komrij en Karel van het Reve'

Nieuwsgierigheid is niet alleen det motor achter Plasterk'swetenschappelijke bezigheden. Die drang om te weten heeft hijaltijd al gehad, zegt hij. "Ik kan me van thuis nog een grote atlasmet platen van dinosaurussen herinneren en boeken overNeanderthalers en het ontstaan van de mens. De gedachte dat we doorevolutie zijn ontstaan heb ik als kind al heel fascinerendgevonden, zeker omdat ik toen in de kerk nog leerde dat hetallemaal heel anders was. Ik denk dat ik al vroeg een neiging hadom te willen ontmaskeren hoe het dan wel zit."

Is dat wellicht ook de drijfveer voor de columns die hij sindskort in De Volkskrant schrijft en in Buitenhof uitspreekt?"Misschien wel? Maar daarnaast speelt zeker ook een rol dat ik vantaal houd. Ik heb ook lang getwijfeld of ik niet beter een taal kongaan studeren. Maar ja, biologie vond ik ook een mooi vak en jekunt nu eenmaal niet alles.

Dankzij die columns heb ik nu toch de kans om wat met mijnliefde voor taal te kunnen doen. Ik schrijf ze weliswaar om eenpunt te maken, maar daarnaast ben ik ook heel bewust bezig met devorm. Het is niet toevallig dat mensen als Gerrit Komrij en Karelvan het Reve, de twee columnisten die ik het meest bewonder,literaire columnisten zijn en niet alleen mensen die een meninghebben."

Hij lijkt zich in het Buitenhof tussen journalisten en politiciprima op zijn plaats te voelen en schuwt de confrontatie nooit.Maar op de vraag of er wellicht een aanstaand politicus in hemschuil gaat, schudt hij ontkennend het hoofd.

"Ik heb in mijn studietijd in de gemeenteraad van Leiden gezetenen dat vond ik heel interessant werk. Maar het is beslist niet ietswaar ik naartoe werk, al weet je natuurlijk nooit hoe de dingenzullen lopen. Mijn motto is: je moet het leven nemen zoals hetkomt. Ik kan me nog steeds verbazen over het feit dat ik dit werkdoe, terwijl ik nu voor hetzelfde geld literatuurwetenschapper wasgeweest.

"Die houding van me wil overigens niet zeggen dat ik geenambitie heb. Die heb ik wel degelijk, maar dan in de zin dat ikalles wat ik doe goed wil doen, als ik eerlijk ben misschien zelfsbeter dan anderen. Maar ambitie in de zin van: ik wil dit of datworden, nee, die heb ik niet. De vraag is trouwens hoe leuk het isom als politicus in Den Haag rond te hangen. Politiek is tochvooral reageren en een beetje herkauwen op andermans ideeën.Het mooie van de wetenschap is nu juist dat je iets volstrektnieuws creëert. Ik heb meermalen na een succesvol experimentmet collega's om de tafel gezeten, terwijl we wisten: wij zijn nude enigen in de wereld die snappen hoe dit werkt. Dat is echt eenuniek gevoel, dat ik voorlopig nog niet zou willen missen."

Erik Hardeman