Achtergrond

Cultuur: Hang the DJ

Dj Chet heeft sinds kort zijn eigen winkel in Amsterdam (ScratchRecords & Tapes, Witte de Withstraat 150) maar voelt zich alsdj van onder andere de Fraaie Vloer sterk met de Utrechse danssceneverbonden. Van hem twee floorfillers en éénbrainfiller:

Zion Train - Follow like a wolf

Bette Davis - Alles!

Funkadelic - Maggoth Brain

Van welke muziek houd je het meest?

Funk. Seventies funk, goeie breakbeats - dat is mijnspecialiteit. Verder ben ik heel allround: dub, jazz, triphop,trance. Als drum en bas maar goed met elkaar lopen, als het maarvet en groovend is, dan heb je genoeg om op te dansen.

Hoe bouw je een avond op?

Dat hangt van je mood af, maar nog meer van je publiek. Het ismoeilijk uit te leggen. Je let op uitstraling, op lichaamssignalen;je leert mensen lezen. Je krijgt gevoel voor je publiek. Dan ga ikinjecteren. D't pakken ze! En dan ga je door.

Verzoeknummers?

Ja en nee. Ik heb mijn visie, mijn strategie; als een verzoekjedaar in past, dan is dat te gek. Maar stel, ik draai groovende funken iemand wil de Eurythmics horen. Dan vraag ik: past de Eurythmicstussen deze zware shit? Of ik sta de hele avond echt goede oudeKool & The Gang te draaien. Komt er een gozer aan en vraagt:hi, heb je ook wat van Kool & The Gang?

Als je een goede plaat ontdekt, wil je die dan delen met jepubliek?

Meteen. Het doet me heel veel plezier als mensen iets leuk ofgek vinden. Dat is mijn winst - want voor het geld doe ik het niet.En als je je verdiept in muziek ontdek je heel veel geweldigedingen. Met koninginnedag zit mijn neus op mijn vingers,bijvoorbeeld. Maar al heb ik onderhand vijfduizend platen, dat isdan nog maar één druppel van een oceaan.

Je bent in Istanbul geboren. Betekent dat iets voor jemuzieksmaak?

Ken je Okay Temiz? Dat is funky Turkse jazz. Daarin voel ik m'nroots.Maar ik houd ook erg van Loop Guru of Bill Laswell - waarinje ook arabische invloeden terugvindt.

Ben je het eens met de danscultuur in Utrecht?

Niet echt; niet meer tenminste. Er hangt een commerciëlelucht, vind ik. De mentaliteit is bovendien provinciaals. Er iszoveel kwaliteit in Utrecht. Goede dj's, licht- en geluidstechnici.Maar het is net alsof we onszelf niet goed genoeg vinden. Neem eenclub als Tivoli. Die halen een programmeur uit Den Haag. De dj'sdie zo iemand meeneemt hoeven helemaal niet slecht te zijn, maar zehebben ook geen band met het Utrechtse publiek.

Jochem van der Heide

Sportjargon: loze ronde

Ralph Meijer is lid van de Sportraad. Meijer studeertindustriële automatisering en is voorzitter van deStudentenwielervereniging De Domrenner. In zijn vrije tijd schaatsthij marathons op het hoogste gewestelijke niveau. Hij legt uit wateen loze ronde is.

"Aan het begin van een marathon stelt iedereen zich honderdmeter voor de startlijn op. Vervolgens wordt er een ronde heelrustig geschaatst zodat iedereen zijn plek in het peloton kanvinden. Dat noemen wij de loze ronde. Dan klinkt de bel voor deofficiële start en de wedstrijd kan los. Als je meteen metzijn allen zou wegstarten, wordt het een grote duw- en trekpartij.Dan gebeuren er de grootste ongelukken. Je rijdt toch rond met eenpaar messen onder je voeten. Nu wordt er nog wel eens geduwd engetrokken, maar het gaat veel rustiger.

"Niet iedereen wil per sé op dezelfde plek in het pelotonterechtkomen. Mijn eigen tactiek hangt af van wie er nog meermeerijden. Als ik bij de betere hoor zorg ik dat ik bij de eerstetien kom te zitten. Dan loop je het minste risico om de slag temissen als er een groepje wegrijdt. Als er sterkere schaatsersmeerijden, kies ik hun spoor, dan hoef je geen kopwerk te doen enword je toch minder moe. Meestal valt het tijdens de wedstrijd weleen paar keer stil. Dan kun je proberen naar voren te komen. Hetgebeurt ook wel dat mensen die de hele tijd achterin hebbengehangen de sprint van het peloton winnen. Maar als je achterin ziten er rijdt een groepje weg, heb je pech gehad. Je kunt welproberen in je eentje dat gat te overbruggen, maar dan moet je heelsterk zijn."

JS

Karate: Een aardige vechtsport als manier van leven

Van Hoegee verloor in de eerste ronde van een 'houthakker' dietwee ronden later door de regerend Nederlands Kampioenuitgeschakeld wordt, waardoor Van Hoegee automatisch ook wordtuitgeschakeld voor de strijd om de derde plaats. De nuchtere VanHoegee lacht snel weer na zijn nederlaag, maar klinkt tochteleurgesteld. "Ik had wel een goed gevoel over dit toernooi. Maarik kwam niet op gang en die vent deed de raarste dingen", verklaarthij zijn nederlaag.

Van Hoegee doet direct de juiste voorspelling dat zijn bedwingerde finale niet zal halen en zijn eigen toernooi dus afgelopen is.Hij beklaagt zich ook over de scheidsrechters die een zuivere traptegen het hoofd, die hem dubbele punten had moeten opleveren, nietwaardeerden, terwijl ze twee verboden lowkicks van zijntegenstander, die het karate duidelijk op straat heeft geleerd,onbestraft lieten. "Hij kreeg er weliswaar geen punten voor, maarhet doet goed zeer."

Toch is het niveau van de scheidsrechters en van het karatevolgens Van Hoegee de laatste jaren juist behoorlijk omhoog gegaan."Karate wordt tegenwoordig toch gezien als een iets aardigerevechtsport. Dat komt ook doordat de scheidsrechters steeds beterworden. Uitwassen, bijvoorbeeld mensen die met bebloede koppen dezaal uit worden gedragen, komen steeds minder voor. Dat ispositief. In de begintijd waren er helemaal geen regels. Als jeiemand in zijn kruis schopte, had je gewonnen. Net als bij diefull-contact gevechten waar ze een brood midden in een kooi gooienen er twee hongerige mannen om laten vechten."

Raggen

Het soort karate dat Van Hoegee beoefent, is medium-contact. Jemag elkaar wel raken, maar geen pijn doen. Als je je tegenstanderblesseert kost dat punten. "Full contact is lomp raggen. Daar hebik het fysiek ook helemaal niet voor."

Hij is wel altijd een vechtsporter geweest en begon met judo."Maar dat was een soort veredeld stoeien. Ik heb nog jiu jitsugedaan. Toen werd ik nieuwsgierig naar de karatetechnieken. Ik hebheel lang het traditionelekarate beoefend. Maar je leert tochvechttechnieken. Die wilde ik op de mat in de praktijk brengen. Nutrain ik vijf of zes keer per week bij sportschool Van Hellemond.Dat is de beste wedstrijdschool van Nederland. En ik heb inmiddelsde tweede dan.

"Buiten de mat ben ik helemaal niet agressief. Ik hoef mijnkarate op straat echt niet te laten zien. Ik zal eerder een stapopzij doen. Ik ben er beslist niet mee bezig of ik me op straat kanverdedigen. Dat zie ik wel als het een keer moet.

"Ik ben wel een vechter en dat ben ik in mijn studie ook. Ik wilslagen. Voor mij lag de kick erin om zowel in het karate als inmijn studie te slagen. Vorig jaar ben ik derde geworden bij het NKen vierde bij het open NK. Ik heb al mijn zaken voor Parijsgeregeld en ook nog zestig studiepunten gehaald. Op de een ofandere manier was het één niet mogelijk geweest zonderhet ander."

Bellum

Tijdens zijn afstudeerproject houdt Van Hoegee zich met heleandere zaken bezig. In Parijs werkt hij aan een editie. "Ik probeereen groot Latijns handschrift toegankelijk te maken voorwetenschappelijk onderzoek. Het is een soort encyclopedie waarin opalfabetische volgorde allemaal voorbeelden voor prediking staan.Iemand die over de oorlog wilde gaan preken kon bij 'bellum' zienwat de kerkvaders daarover hadden gezegd. Er zijn toen ontzettendveel kopieën van gemaakt maar niets wetenschappelijks."

Toch heeft hij tijdens zijn geschiedenisstudie al eens iets overkarate kunnen schrijven. "Bij niet-westerse geschiedschrijving hebik me helemaal uit mogen leven op de beleving van het menselijkbewegen in oost en west. Is het lichaam de kerker van de ziel of iskarate juist meditatie en beweging."

Voor zichzelf heeft hij daar wel een antwoord op. "Voor mij iskarate een manier van leven. Ik kan er veel van mezelf in kwijt.Wat ik tijdens karate ervaar daar probeer ik in het dagelijks leveniets mee te doen. Ik denk normaal gesproken ontzettend veel na. Ikvergeet soms op het moment zelf te reageren. Als je het gaatje zietin de dekking en je denkt: 'Nu moet ik aanvallen', dan ben je telaat. Wij hebben de neiging, zeker in de wetenschap, om alles heelprecies te definiëren. Dat kan heel vruchtbaar werken maar jekunt je ook verliezen in dingen die er totaal niet meer toe doen.Ik heb vaak de neiging om een karatetechniek helemaal uit tevlooien en dan werkt het niet meer. Je moet er volledig inopgaan."

Naast de studie en de sport zelf heeft Van Hoegee ook nog deopleiding tot karateleraar gevolgd. "Ik heb een tijdje gedacht datik karateleraar wilde worden. Ik geef al een paar jaar les aankinderen. En dat vind ikwel heel leuk. Daar blijft het voorlopigbij."

Voor een internationale wedstrijdcarrière heeft hij geentijd. "Bij Van Hellemond trainen wereldtoppers. Regelmatig wordener jongens Europees kampioen. Zoveel tijd als die jongens erinsteken, dat is voor mij gewoon niet weggelegd. Ik wil mijnpapiertje halen. Ik vind studeren en karate allebeibelangrijk."

Toch lijkt dat papiertje wel de oorzaak van zijn vroegeuitschakeling bij dit NK. Van Hoegee: "In dat afstuderen gaat tochwel erg veel tijd zitten. Ik heb in Parijs wel een sportschoolgevonden, maar ik train liever in Nederland. Ik heb daar nog geenvast ritme en dat gaat ten koste van mijn training."

Jurgen Swart.

Boerenkinderen


Gert-Jan van Zwieten

Vreemde eend

Derdejaars technische bedrijfskunde aan de Hogeschoolvan Utrecht Gert-Jan van Zwieten komt uit een boerengezin zoalsvelen zich dat voorstellen: acht kinderen, veel groen en een flinkeveestapel.

"Mijn vader houdt zo'n 25 melkkoeien en fokt daarnaast varkens.We hebben er ongeveer 250. Mijn moeder helpt mee, maar ze heeft hetook druk met het huishouden. Zo'n groot gezin met acht kinderen istrouwens niet typisch voor boeren. Bij ons heeft het te maken metonze protestantse achtergrond. Het is een stukje traditie, en noggezellig ook.

"Als klein jongetje leek het me geweldig om boer te worden. Maarmijn romantische beeld van de agrarische wereld ben ik wel kwijt.Als boer heb je een zwaar bestaan. Het is niet alleen met dierenwerken; je runt een heel bedrijf met alle aspecten die daarbijkomen. Je moet plezier in je vak hebben. Boer-zijn betekent altijdde touwtjes aan elkaar knopen. Zeker bij ons, met al die kinderen.Ik betaal mijn studie zelf door er naast te werken.

"Op de boerderij heb ik nooit structureel meegeholpen, maar bijincidentele klussen was ik altijd van de partij. Sommige broerszijn fanatieker. De op één na oudste neemt waarschijnlijkhet bedrijf over. Als jongste zoon ben ik een beetje de vreemdeeend in de bijt. Ik ben een klein mannetje, vergeleken met de rest.Daarom moest ik altijd op een andere manier overbluffen.

"Vroeger schaamde ik me nog wel eens voor mijn agrarischeachtergrond. Alsof ik voor minder werd aangezien. Op de lagere enmiddelbare school werd ik soms gepest. Hier in Utrecht speelt datniet. Je trekt met een paar personen intenser op dan met andere,maar de achtergrond doet er niet toe. Ik merk wel dat ik een anderebelevingswereld dan mijn ouders heb gekregen. Thuis zoek ik ingesprekken naar de onderwerpen die wel goed aansluiten.

"Met deze studie heb ik waarschijnlijk zo een baan. Zeker in hetbedrijfsleven kun je omhoog vliegen. Maar dat gejaagde stoort mejuist. Dat heb ik van thuis meegekregen. Een agrariër deeltzijn eigen tijd in, ookal maakt hij lange dagen. En de ruimte,hè? Onze boerderij staat in Koudekerk aan de Rijn, midden inhet Groene Hart. Als niemand het bedrijf over zou nemen, hoop iktoch dat mijn ouders er kunnen blijven wonen. Het is mooi, eenbeetje sprookjesachtig, zo'n boerderij. De boomgaard, langewandelingen, het hoort bij mijn thuis."


Lizette Maljaars

Veel vrijheid

Lizette Maljaars is derdejaars scheikunde aan de UU.Haar ouders telen onder meer aardappels, suikerbieten enuien.

"Deze boerderij is nieuw: mijn ouders hebben hem laten bouwentoen wij in Zeewolde kwamen wonen. Maar het boer-zijn zit aan mijnvaders kant wel in de familie. Waarschijnlijk stopt de lijn bijmijn zusje en mij. Mijn ouders zouden het, denk ik, wel leukgevonden hebben als een van ons het bedrijf over zou nemen. Ikgeloof niet dat het erin zit. De werkzaamheden trekken meeenvoudigweg niet. Vroeger heb ik wel meegeholpen. Omdat wij geendieren hebben, zijn de werkzaamheden beperkt. Ik kon niet met detrekker rijden, dus ik sprong bij met kleine dingen.

"Om een boerenbedrijf over te nemen moet je supergemotiveerdzijn. Rond mijn zestiende ben ik wel eens op deLandbouwuniversiteit Wageningen gaan kijken, maar al snel trokscheikunde me meer. Ik weet nog niet precies wat ik wil worden,maar het vak spreekt me meer aan dan in het voorjaar zaaien en dande rest van het jaar naar de oogst toe werken. Niet dat ik deaantrekkelijke kanten van het vak niet zie. Je hebt heelverschillende verantwoordelijkheden, veel vrijheid en het vak isafwisselend. Mijn vader is heel bevlogen.

"Op de lagere school zaten wel meer kinderen uit boerengezinnen.Gepest werd ik nooit. Wel moest je altijd uitleggen dat je ookzonder koeien boer kon zijn. Nog steeds trouwens, grappig is dat.Op een andere manier viel ik wel op: als je afkomstig bent uit eenmeer afgelegen gebied, is het lastiger om vriendschappen teonderhouden. Hier in Utrecht is dat natuurlijk anders. Sneller danik dacht ben ik op kamers gegaan. Heen en weer reizen is zwaar ende stad ideaal. In een dorp moet je echt een rijbewijs hebben. Hierheb je al alle vrijheid met je fietsje. Het heeft allebei zijncharme. Bij mijn ouders vind ik al die ruimte heerlijk. Als je naarbuiten kijkt, zie je alleen maar groen. Als ik later werk, zou ikeen compromis zoeken. Ik wil de ruimte, dus eigenlijk wel eenvrijstaand huis. Maar ook op redelijke reisafstand van mijn werk.Tussen stad en platteland in dus."


Corianne van Doorn

Melken op zondag

Corianne van Doorn is tweedejaars Engels. Om het uitte proberen is ze nu tijdelijk op kamers, maar eigenlijk woont zebij haar ouders. Die fokken koeien in Mijdrecht.

"De boerderij zit bij ons in de familie. We hebben 120 koeien enwat schapen, die mijn vader zijn hobby noemt. Hij doet met dekoeien graag mee aan keuringen. We hebben een paar hele goede. Hetis leuk om zo'n prijskoe te hebben, die bijvoorbeeld honderdduizendliter melk heeft gegeven. Die krijgt een krans en dan geef je eenfeestje. Zoals onze lievelingskoe, die één jaar jonger isdan ik. Daar houden we echt van.

"Toen ik een jaar of twaalf was werd ik heel actief op deboerderij en wilde ik boerin worden. Puur een gevoelskwestie. Ikhad een romantisch beeld van het vak en het leek me ook wel wat omals vrouw boer te zijn. Mijn vader vond het prachtig, het isheerlijk als je kinderen belangstelling tonen voor het bedrijf.Maar toen ik een paar jaar op de middelbare school zat, ging hetover.

"Het idee bestaat soms dat mensen van een boerderij minstensmoeten stinken. De boer heeft toch een vrij negatief imago. Ik hebveel respect voor mijn vader. Elke ochtend zo vroeg je bed uit, ikmoet er niet aan denken. Wel helpen we allemaal mee. Zelf melk ikelke zondagmiddag. Vroeger deed ik veel meer, nu heb ik daar gewoongeen tijd voor. Daar baal ik wel van.

"Het is altijd heel duidelijk geweest dat ik de talenkant op zougaan. Daar ligt mijn interesse. In de familie ben ik de eerste dieeen universitaire studie doet. In het begin werden er nog welgrapjes over gemaakt... als het nou niet lukt kun je nog altijdnaar Wageningen. Als een van ons mijn vader opvolgt, is het mijnbroertje. Maar of hij een boer in hart en nieren is, weet ik niet.Mijn ouders zouden het wel jammer vinden als geen van onsdrieën ze opvolgt. Dat zullen ze nooit zeggen, maar diep inhun hart voelen ze het zo. Zelf weet ik nog niet goed wat ik wilgaan doen na mijn studie, maar het boer-zijn trekt me niet. Er komtzo veel bij kijken, je bent niet alleen met de dieren bezig maarook met de boekhouding en allerlei wetgevingen. Ik denk dat ikdocent word. Ik zou graag in Rusland lesgeven en zendelingworden."

Vrouwkje Tuinman

De database: Een Europees bestand van ziekteverwekkende bacteriesoorten

De database: Een Europees bestand van ziekteverwekkendebacteriesoorten

Brisse: "De wereld telt een enorme variëteit aanbacteriën. Wij kennen ongeveer vijfduizend soorten -bijvoorbeeld de legionella- en de salmonellabacterie - , maarwaarschijnlijk is dat nog geen vijf procent van het totale aantal.Daar komt dan nog bij dat elke soort weer kan worden onderverdeeldin een groot aantal verschillende stammen die qua genetischestructuur allemaal een klein beetje van elkaar verschillen. Er isdus niet één salmonella-bacterie, maar er zijn duizenden,zo niet tienduizenden stammen, waarvan de ene veel gevaarlijker isdan de andere. Van de ene stam krijg je alleen een beetje diarree,terwijl je van andere stammen doodziek kunt worden en soms zelfskunt doodgaan.

"Een groot probleem in de wereld is het snel groeiende aantalvan nu al zo'n tweehonderd bacteriesoorten die resistent zijngeworden tegen antibiotica, de `superbugs' zoals wij ze noemen.Natuurlijk wordt er veel onderzoek verricht naar nieuwe methoden omdie bacteriën te bestrijden, maar zolang dat onderzoek geensucces heeft, is het van groot belang om in geval van een infectiete weten met wat voor bacteriestam we te maken hebben. Maar eengroot probleem is dat al die stammen nergens op een uniforme manierstaan beschreven. Als op verschillende plaatsen in Europa dezelfdebacterie opduikt, is het op dit moment onmogelijk om te bepalen ofhet om één en dezelfde stam gaat, omdat ze overal andersworden genoemd.

"Vandaar dat wij zijn gestart met een project om een Europesedatabase in het leven te roepen, waarin zoveel mogelijkbacteriestammen op een éénduidige manier staanbeschreven. We willen dat doen door middel van `geneticfingerprinting'. Dat wil zeggen dat we een bepaald deel van het DNAvan de bacterie analyseren en het unieke genetische patroon vanelke stam in de database opslaan, voorzien van een naam en eenbeschrijving van de eigenschappen. Vroeger moest die analysehandmatig worden uitgevoerd, maar sinds vorig jaar hebben we eenmachine die de klus in acht uur vrijwel volledig automatischklaart.

"Inmiddels hebben negen andere Europese centra ook zo'n apparaataangeschaft en de bedoeling is nu om al onze informatie inééngezamenlijke database op internet toegankelijk temaken. Op dit moment zijn vijfduizend stammen gekarakteriseerd,waarvan wij er in Utrecht tweeduizend voor onze rekening hebbengenomen. Maar op termijn moet die verzameling onder de naam GENE(Genetisch Epidemiologisch Netwerk voor Europa) uitgroeien totdé wereldwijde database van resistente bacterieën.

"Zo'n database is om een aantal redenen van belang. In de eersteplaats kan elke arts die een bacterie bij een patiënt ontdekt,straks via internet nagaan of het DNA-patroon van die bacterieovereenkomt met dat van een resistente stam, en of hij dus extramaatregelen moet treffen. Maar bovendien kunnen we dankzij diedatabase straks ook de verspreiding van bacterieën door Europavolgen, zodat we weten welke stammen zich gemakkelijk verspreidenen voor welke we in dat opzicht minder beducht hoeven te zijn. Inde Verenigde Staten bestaan weliswaar soortgelijke netwerken, maardie zijn kleiner en gespecialiseerd op één soortbacterie. Als we van de Europese Unie geld krijgen om dit projectte starten, zou het voor het eerst zijn dat er een poging wordtgedaan om alle ziekteverwekkende bacteriesoorten in ééndatabase onder te brengen."

EH

Personeel tevreden over kinderopvang

Aanleiding voor het onderzoek was dat de regeling vanvóór 1997 niet goed functioneerde. Zo waren dewachtlijsten om in aanmerking te komen voor een kindplaats te langen vonden de medewerkers het problematisch dat kinderopvang nietbij de woonplaats werd aangeboden. Toen is gekozen voor een aantalveranderingen zoals een subsisdieregeling in plaats van een vastaantal kindplaatsen, de invoering van voorrangscategorieën,vrije locatiekeuze en de mogelijkheid van gastouderopvang.

Uit de enquête die gehouden is onder het personeel, blijktdat de ondervraagden tevreden zijn over de kinderopvangregeling vande UU en dat deze positief afsteekt bij die van het bedrijfsleven.De meesten zien de regeling als een waardevolle secundairearbeidsvoorwaarde en als compensatie van de relatief lage lonen aande universiteit. Voor sommigen is de regeling zelfs een overwegingbij het zoeken van een baan. 'Het toont de betrokkenheid van dewerkgever bij zijn personeel'.

Wel wordt opgemerkt dat er beter gecommuniceerd kan worden overde mogelijkheden van kinderopvang. Personeelsfunctionarissen kunnenhierbij een actievere rol spelen.

De wachtlijst voor subsidie die voor 1997 aanzienlijk was isweggewerkt. 'Vrouwelijk wp' heeft sinds de invoering van de nieuweregeling voorrang gekregen. Zelf merken ze niet dat dit hen helptbij hun carrière in de wetenschap. Vrouwen in ondersteunendefuncties (obp) voelen zich hierdoor achtergesteld. Delaatstgenoemden vinden de voorrang voor deze groep niet logisch,omdat 'vrouwelijk wp' meestal meer verdient dan obp. Het LokaalOverleg is inmiddels akkoord gegaan met het opheffen van voorrangvoor de 'wp vrouwen'.

Over de hoogte van de vergoeding is iedereen tevreden enbuitengewoon tevreden is men over de keuzevrijheid van locatie.Weinig mensen maken gebruik van gastouderopvang

De geïnterviewden vinden het niet logisch dat de subsidieophoudt wanneerhun kind vier jaar wordt. Ouders draaien tot nu toezélf op voor de kosten voor buitenschoolse opvang. Daaromheeft het college besloten een onderzoek te starten naar debehoefte aan opvang na school.

JR


De Universiteit Utrecht stelt jaarlijks 1.5 miljoen guldenbeschikbaar voor kinderopvang. Via een belastingmaatregel, bedoeldom bedrijven te stimuleren tot kinderopvangmogelijkheden, komt daarnog 0.5 miljoen bij. Op dit moment zijn er in dekinderdagverblijven 205 UU-kindplaatsen in gebruik. Dit komt neerop ongeveer 400 kinderen. Een kindplaats kost per jaar 20.000gulden.

Flexibele werkplekken

Archieftassen, laptops en draadloze telefoons bij NSVastgoed

'In ons flexibel kantoor valt de hiërarchie weg'

Het moet gezegd. Het geheel gerenoveerde kantoor vanNS Vastgoed straalt luxe uit. Niet alleen door het gebruik vannatuurlijke materialen als hout, glas, kurk en steen, maar ook doorhet moderne kantoormeubilair, de relatieve stilte en de opgeruimderuimte. De luxe en de goede geluidsisolatie dienen ter compensatievan het verlies van de eigen werkplek of kamer.

De inrichting, zegt voorlichtster Jos Tevel, is slechts hetcosmetische aspect om van de ruimte een flexibel kantoor te maken.De écht grote verandering ligt op een ander vlak. "Dat is deandere manier van werken die hoort bij een flexibel kantoor."

Een jaar geleden verhuisde NS Vastgoed met haar honderdwerknemers naar de totaal gerenoveerde glazen Katreinetoren. Doorde verbouwing kon de ruimte meteen worden ingericht als flexibelkantoor, want 'dat vergt meer dan het verschuiven van een paarbureaus'. Met hulp van een gespecialiseerd bureau werd eerst eenanalyse gemaakt van de werkplekbezetting. Tevel: "Er is altijd weliemand ziek, mensen werken buiten de deur of ze hebben verlof...Kortom, honderd werkplekken voor honderd werknemers zou wel eensteveel kunnen zijn." Bij NS Vastgoed bleek de gemiddelde bezettingveertig procent te zijn met een piek tot 54. Een ander aspectwaarin na berekening flink gesnoeid kon worden waren devergaderruimtes. Eén op de drie werknemers had de beschikkingover een eigen vergadermogelijkheid. "Terwijl er maximaal zevenvergaderingen tegelijk plaatsvonden."

De besparing op vierkante meters, kantoormeubilair enstookkosten wasgauw gemaakt: zeshonderdduizend gulden per jaar. Eenbedrag, zo waarschuwt Tevel, dat per bedrijf verschillend uit zalpakken. "En er zijn natuurlijk ook investeringen nodig", zegt zij."Omdat wij gingen verhuizen, konden we alles in een keer goed doen.Zo zijn er in hoogte verstelbare bureaus gekomen, eencomputernetwerk waardoor iedereen op elke plek kan inloggen,centrale archiefruimte en een draadloos telefoonsysteem.''

Werkcoupé

Het kantoor van Vastgoed is overzichtelijk ingedeeld. Midden inde rechthoekige ruimte is de liftkoker. Wie daar op de tiendeverdieping uitstapt, kijkt meteen naar de elfde verdieping. "Wijzitten op twee etages. Om het transparante van het kantoor door tetrekken, is voor de brede trap naar de elfde verdieping gekozenwaardoor een vide ontstaat."

Aan de lange zijdes van de tiende etage zijn een rijeenpersoonswerkruimtes gemaakt. Oneerbiedig gezegd zijn het glazencellen met een bureau, computer, bureaustoel en een gewone stoel.Bij Vastgoed heten ze toepasselijk werkcoupé's die bij demeeste werknemers zeer geliefd zijn. Daarnaast is er nog een aantalniet door wanden afgescheiden werkplekken met twee tegen elkaargeschoven bureaus en twee zogenoemde projecttafels die vrij in deruimte staan en waaraan meerdere mensen kunnen werken. Deze tafelshebben de mogelijkheid een laptop aan te sluiten.

Wie voor zijn werkzaamheden geen computer nodig heeft of evenmet een kop koffie wil bijpraten, kan plaatsnemen op een van detwee zachte banken bij de open haard die onder de trap is gebouwd,of aan een van de cafétafeltjes die voor de pantry - dekoffiebar - staan.

De archiefkasten van de verschillende afdelingen zijn rond deliftschacht geplaatst. Hier zijn ook de postvakjes van allewerknemers, kluisjes en de telefoonkast. "Als ik 's ochtendsaankom, stop ik mijn gewone tas in mijn kluisje en pak er mijnarchieftas uit. Daarin zit mijn werk. In plaats dat ik van diebakjes op mijn bureau heb staan met post, heb ik daar nu hangmapjesvoor. Spullen die ik minder vaak nodig heb, zitten in de groterearchiefkast van de afdeling of het algemene archief." Ook pakt zehaar draadloze telefoon uit de oplader.

Het liefst bezet Tevel een werkcoupé dicht in de buurt vanhet afdelingsarchief. "Maar dat lukt natuurlijk niet altijd, hoewelde meesten in de buurt van de eigen archiefkasten willen zitten."Eenzaam is het niet om de hele dag alleen in de glazen ruimte tezitten. "Als je koffie wilt drinken, een computerprint of fax moethalen of als je in het archief moetzijn, kom je je coupé uit.Toen ik met al mijn spullen in een kamer zat, was het eenzamer.Want je hoefde die kamer nooit uit te lopen."

Werken in een flexibel en doorzichtig kantoor vergt wel het eenen ander van de werknemer. "Omdat iedereen je in principe kan zien,moet je misschien wat meer op je gedrag letten. Onsmakelijkegewoontes bijvoorbeeld zou je af moeten leren." Ook moet er na elkewerkdag worden opgeruimd. De bureaus moeten leeg zijn en omdat dearchiefruimte beperkt is, moet er sneller wat worden weggegooid."In het oude kantoor hadden we 1200 strekkende meter archief, datis nu nog maar 380." Ook het verschil met een kantoortuin wordt nuheel duidelijk. "Daar heeft iedereen wel zijn eigen bureau en kaner zijn spullen op en rondom laten liggen. Dat oogt heel rommelig.Hier is het altijd opgeruimd."

Status

Het voordeel van een flexibel kantoor weegt voor Tevelruimschoots op tegen het nadeel van gediciplineerd zijn. "NSVastgoed heeft gekozen voor een flexibel kantoor om hetprojectmatige werken te bevorderen: mensen moesten meer gaansamenwerken. Dat is gelukt, zo blijkt uit de onlangs gehoudenevaluatie."

Ook de onderlinge communicatie is verbeterd. "Je spreekt elkaargemakkelijker aan." Door de open structuur heeft ook niemand meerhet gevoel de enige te zijn die werkt. "Rond de kerst was hetaltijd zo stil dat je dacht de enige te zijn. Nu zie je gewoon wieer allemaal nog werken. Dat is stimulerend."

Wellicht het grootste voordeel van een flexibel kantoor is datde hiërarchie wegvalt. "Bij ons heeft niemand een eigenkantoor. Ook de directeur niet. Niemand kan enige status ontlenenaan de grootte of al dan niet luxe inrichting van zijn kamer. Jekunt hier niet zien wie welke functie uitoefent. Natuurlijk moeteen directeur daar wel tegen kunnen."

René de Bie, Gwenda Knobel


'Snelle afspraken'

Miranda Oosting, managementtrainee NS Vastgoed: "Vandaag zit ikin een duocoupé. Mijn collega tegenover kende ik nog niet. Datis juist goed. Zo leer ik het hele bedrijf beter kennen en dat isnou net de bedoeling voor een managementtrainee. Steeds opnieuwmijn bureau opruimen vind ik minder. Maar ik heb mijn aktetas methangmappen bij me. Aan het eind van de dag zet ik hem in mijn eigenlocker, een afsluitbaar kastje, en druk meteen de telefoon in deoplader. Dat werkt allemaalperfect. Groot voordeel van hetflexibele kantoor is de toegenomen snelheid in het maken vanafspraken. Je ziet iemand lopen en schiet hem of haar direct aan.Werkt veel beter dan een briefje neerleggen. Ik vind het lastig alser veel mensen tegelijk aanwezig zijn. Dan ontstaat er een run opde coupés. En dan zit je wel eens te werken op een plek diejuist die dag niet zo goed uitkomt. Verder geniet ik van dit mooieen luxe kantoor."

'Geroezemoes'

Thomas van der Wende, hoofd Data Management NS Vastgoed: "Ikonderschrijf alle positieve effecten van het flexibele kantoor vanharte. Daarover geen twijfel. Maar over de mindere kantjes hoor jeweinig. Bijvoorbeeld werken in een open ruimte. Met al datgeroezemoes en overal telefoons die afgaan niks voor mij. Verderhebben ze te weinig rekening gehouden met de rokers. Er zijn maarvier rokerscabines op deze etage terwijl dertien van de vijftigbewoners graag willen roken. Met als gevolg dat in de kleinerookcoupés sommige rokers zich verzamelen om gezellig eensigaretje op te steken. En dan met de deur dicht want dat is regel.Kom je even later in zo'n coupé dan hangt er gewoon een dikkemist. Gelukkig komt het rokersprobleem aan de orde in de evaluatiena een jaar flexwerken."


Twee eigen kamers

Terwijl het college van bestuur roept dat het nu maareens uit moet zijn met het verspillen van de schaarse universitaireruimte en faculteiten en diensten een financiële prikkeldaartoe geeft, is lang niet iedereen het erover eens werkruimte teverspillen. Als onderzoeker heb je nu eenmaal een ruimte nodig waarje rustig je werk kan doen en de nodige materialen en boeken kwijtkan, is het veelgehoorde argument.

Directeur dr. H. Rudolph van Natuur- & Sterrenkunde bevindtzich in een wel heel bijzondere positie. Niet alleen zit zijnfaculteit ruim in de jas in het Minnaertgebouw, hij prijst zichgelukkig met twee eigen kamers. Eén om zijn directeursfunctiein uit te oefenen en een eigen werkkamer voor zijn onderzoek. Hijmoet er niet aan denken dat hij zijn twee verschillende petten aanéén kapstok zou moeten hangen.

"We zitten inderdaad boven de gemiddelde norm van vijftienvierkante meter per fulltime werknemer, maar dat komt door dearchitectuur die ons grotere kamers heeft toebedeeld," zegtRudolph, die zeer kritisch staattegenover de hele huurheffing. Hetherverdelen van de universitaire ruimte vindt hij een excertitiewaar hij 'best achter staat'. Maar hij vreest dat er een gatenkaasvan lege ruimtes komt die niet zijn in te vullen. Het vragen vanhuur noemt hij een vorm van papier genereren. Als universiteit wordje er niet rijker van.

Binnen zijn eigen faculteit zijn er verschillende typeruimte-innemers. "Er zijn de deeltijdhoogleraren die hun kamer somsdelen met een secretaresse en er zijn ook medewerkers die welfulltime in dienst zijn maar door hun leeftijd meer vrije dagenhebben dan hun jongere collega's." En dan is er het typeRudolph.

Rudolph is voor zestig procent directeur en voor veertig procentonderzoeker. Om zijn beide functies naar behoren te kunnenuitoefenen, heeft hij de aan hem toebedeelde twee kamers ook echtnodig, zegt hij. "Helaas wel. De twee functies staan haaks opelkaar. Als onderzoeker heb je veel papier en een computer. Als ikalles op moet ruimen en inpakken om vervolgens als directeur verderte gaan, zou ik schizofreen worden. Als directeur heb ik ookpersoongebonden informatie op papier staan, die moet je dan ookkeurig scheiden en opbergen voor de onderzoeker."

Dat er wellicht flexibele werkplekken worden ingesteld ziet hijniet zitten. "Iedereen heeft recht op een omgeving en een sfeerwaarin je goed kan functioneren. Daar heb je een vaste werkplekvoor nodig."


Parttimers

Volgens de nieuwe huisvestingsregels worden de diensten enfaculteiten met veel parttimers het zwaarst getroffen bij deaangekondigde huurheffing. Parttimers zijn duurder in het gebruikvan ruimte dan fulltimers: hun bureau is gedurende de week eenaantal uren leeg. Het introduceren van flexplekken zou daarvoor eenuitkomst zijn, denkt rector Voorma.

Voor letteren, godgeleerdheid en sociale wetenschappen met dehelft of meer parttimers in dienst, ziet de post huur erzorgwekkend uit. Toch vinden de drie faculteiten niet dat ze teveel ruimte in beslag nemen. Directeur W. Haan van Godgeleerdheid:"Wij zitten juist heel krap. Het aantal mensen dat werkt voor dekerkelijke opleiding is niet zichtbaar in de getallen."

Letteren, zo zegt een woordvoerder van huisvesting van defaculteit, heeft ook relatief weinig eigen werkruimte. In vierkantemeters zitten ze boven de norm, maar de kwaliteit van de ruimteslaat te wensen over. "Als we de arbo-normen op de ruimte loslaten,zouden we heel wat moeten dichttimmeren." Veel ruimte wordt inbeslag genomen door boeken.

Directeur W. Dirksen van sociale wetenschappen, ziet flexplekkenhelemaalniet zitten. "Als blijkt dat wij meer geld aan huur moetenuitgeven dan we als budget meekrijgen van het college, dan gaan weindikken. Misschien dat parttimers goede afspraken kunnen makenover het delen van kamers, maar voor de werkstress en dearbeidsvoorwaarden lijkt me het dagelijks moeten bevechten van eenbureau niet wenselijk."

faculteit..............................aantal medew......aantalparttimers............%

aardwetenschappen...................159............................43..............................27

biologie...........................................373.........................116..............................31

diergeneeskunde.........................862..........................250.............................29

farmacie........................................234.............................71.............................30

godgeleerdheid..............................64................................32.............................50

geneeskunde...............................1312............................568.............................43

letteren.........................................528.............................277..............................52

natuur- &sterrek.....................349.............................113..............................32

rechten..........................................424.............................170..............................40

ruimtelijkewet........................208................................92..............................44

scheikunde...................................325................................80..............................25

socialewetensch......................584.............................317..............................54

wiskundeinform.......................230.............................111..............................48

in totaal werkten er bij de UU in december 1998 6.881 mensen vanwie 42 procent in deeltijd (2.892), 219 mensen hadden meer danéén deeltijdaanstelling.

Bron: salarisadministratie, peildatum december1998.

Moment voor jezelf: Biene Meijerman

"Ik vind hard werken prima. Hoe druk het ook is, van stress zulje mij niet horen spreken. Als ik het een dag echt heel druk heb,dan denk ik altijd: 'Dat moment voor mijzelf komt morgen wel.' Ikvind mijn werk belangrijk en ik heb er dan ook geen moeite mee omhard te werken. Toch relativeer ik het wel. Mijn werk is geenkwestie van leven of dood. Als iets vandaag niet gelukt is, dankomt het morgen wel.

"Ik ga thuis als ontspanning vaak een uurtje sporten, meer tijdheb ik daar niet voor. Daarom neem ik hier meestal de trap inplaats van de lift, om toch aan mijn beweging te komen."

BV

Deel een uit de serie 'Moment voor jezelf,waarin medewerkers van de UU vertellen hoe zij zich in of na hunwerk ontspannen.

'Weg met het proefschrift!'?

Het schrijven van een proefschrift is volgens deTilburgse jurist Barendrecht een achterhaalde manier om jongeonderzoekers te testen op hun geschiktheid voor de wetenschap.Daarvoor zijn betere methoden te bedenken dan mensen jarenlang opéén enkel boek te laten ploeteren. Zes Utrechtsehoogleraren zijn het maar zeer ten dele met hem eens.

'Weg met het proefschrift!' Onder die provocerende titel veegdeprof.dr Maurits Barendrecht vorig najaar in het Tilburgseuniversiteitsblad Univers de vloer aan met de academische traditievan promoveren op een proefschrift. Het schrijven van zo'n boek iseen eenzijdige activiteit die ongeschikt is om jonge onderzoekersop te leiden in alle verschillende aspecten van hetwetenschappelijk métier zoals daar zijn: de juiste vragenstellen, een onderzoek opzetten en structureren, gericht lezen, deeigen beperkingen ontdekken, met een begeleider omgaan, creatiefdenken, zorgvuldig weergeven, goed opbouwen, pakkend schrijven,sterk argumenteren en originele resultaten presenteren.

Er wordt per proefschrift ongeveer 400.000 gulden besteed, steltBarendrecht, en in ruil daarvoor krijgen we een nauwelijks gelezenboek en een (eenzijdig) opgeleide onderzoeker. Hij pleit ervoor omhet onderzoekerschap als een vak te beschouwen dat net als anderevakken wordt aangeleerd in kleine stapjes. De jonge onderzoeker kanzo geleidelijk naar wetenschappelijke zelfstandigheid groeien. Hetceremonieel van de promotie in de vorm van een wetenschappelijkediscussie mag gerust blijven bestaan, maar dat kan ook wel zonderproefschrift. "In de wetenschap is later nog genoeg gelegenheidvoor eenzame ontdekkingstochten, afzien en topervaringen."

Gelijk

De eerste reactie van prof.dr. J. Verhoef is op zijn minstverrassend. "In zekere zin heeft Barendrecht wel een beetjegelijk," zegt de Utrechtse hoogleraar Besmettingsleer, die hetAcademiegebouw vorig jaar ongeveer eens per maand als promotorbetrad. "Als weerslag van het onderzoek is een proefschriftinderdaad niet zo interessant. Het gaat om de publicaties in devaktijdschriften, die later in het boek worden gebundeld."

Maar al snel wordt duidelijk dat Verhoef het toch maar zeer tendele metzijn Tilburgse confrater eens is. "Dat wil niet zeggen dateen proefschrift geen meerwaarde heeft. Ik vind het heel goed dateen academicus leert om iets van kaft tot kaft af te maken,inclusief een 'review' van het vakgebied als inleiding en eendiscussie, waarin de resultaten van het onderzoek in perspectiefworden geplaatst. Die laatste twee elementen vind ik voor hetleereffect hoogst waardevol en wat mij betreft zou de beoordelingvan het proefschrift en de discussie tijdens de promotie wel watmeer op die twee onderdelen gericht mogen zijn."

Verhoef is niet de enige Utrechtse hoogleraar die er zo overdenkt. Voor velen is de klacht van Barendrecht een typischalfa-geluid, dat in de bèta-medische sector al achterhaald is."Oneerbiedig gezegd is een proefschrift van een experimenteelfysicus vaak een bundel artikelen met een kaftje erom en een nietjeerdoor", zegt hoogleraar grondslagen van de Natuurwetenschappenprof.dr. D. Dieks. "De inleiding mag hier heel kort zijn, en hetidee dat een proefschrift een stevig en in eenzaamheid voltooidlevenswerk hoort te zijn, heeft hier eigenlijk nooit bestaan. Jongeonderzoekers in de bèta-medische sfeer werken van meet af aanin grotere groepen en worden daar heel geleidelijk tot onderzoekeropgeleid, eigenlijk precies zoals Barendrecht wil. En ach, dat jevia een bundeling van die artikelen in een proefschrift toetst ofde promovendus de samenhang tussen de verschillende onderzoeken opeen acceptabele manier kan verwoorden, dat vind ik zonder meernuttig."

Uitgekleed

Maar ook in zijn eigen vakgebied krijgt Barendrecht maar weinighanden op elkaar, merkte hoogleraar privaatrecht prof.dr. E.Hondius op tijdens een 'Salon' van het Nederlands juristenblad. "Demeerderheid van de aanwezigen vond het voltooien van eenproefschrift nog steeds een uitstekend middel om vast te stellen ofiemand bekwaam is om onderzoek te doen, en daar ben ik het helemaalmee eens. Ik vind het wel goed om na te denken over de vraag hoelang je met één zo'n project bezig moet zijn. Wij stellenonze promovendi tegenwoordig voor drie jaar aan, al kunnen zedaarna wel een jaar verlenging krijgen als dat nodig is. Maar watmij betreft moet een proefschrift in drie jaar geschreven kunnenworden. Ik zit trouwens samen met Barendrecht in een project,waarin we bekijken of we promovendi naast het schrijven van eenbeknopt proefschrift ook een paar andere projecten kunnen latenuitvoeren. Maar het bezwaar is dan wel dat zo'n uitgekleedproefschrift wat oppervlakkig dreigt te worden."

Van alle geïnterviewden is hoogleraar Engels prof.dr. P. deVoogd het meest positief over de huidige gang van zaken. "Voor deLetteren is het schrijven van een mooi boek een heel zinnigeactiviteit. Pas in een boek kan een promovendus laten zien dat hijeen groter thema aan heeft gekund. De diepgang van een boek kun jein een artikel nooit en te nimmer bereiken. Bij ons zal het daaromook niet snel voorkomen dat een proefschrift ongelezen in de kastverdwijnt. Ons streven is dat zij ook in een handelseditieverschijnen en de stijl waarin het boek geschreven is, maakt bijons dan ook zeker deel uit van de beoordeling."

Dubbelpromotie

Voor sociaal geograaf prof.drs. J. Hauer is het van groot belangdat het promotieonderzoek meteen na het doctoraal van start gaat.Bij hemzelf is dat niet gebeurd en dat is een van de redenen dathij op dit moment de laatste nog niet gepromoveerde Utrechtsehoogleraar in vaste dienst is. Ondanks zijn eigen situatie hechtHauer wel degelijk belang aan het proefschrift als proeve vanacademisch kunnen, een traject dat overigens niet te lang zoumoeten duren. Net als Hondius onderkent hij het gevaar dat eenpromovendus daardoor niet meer zou toekomen aan het echtediepgravende werk. Maar in de faculteit Ruimtelijke Wetenschappenwordt dat ondervangen door de dubbelpromotie. "Zo kun je tweemensen samen op één groot project zetten, zonder dat zeverdrinken in de hoeveelheid werk. Dat werkt bij ons prima." Op devraag of hij zelf nog aan promoveren denkt, glimlacht de 58-jarigeHauer geheimzinnig. "Wacht maar af."

Zijn bijna twintig jaar oudere collega drs. J. Huber,emeritus-hoogleraar kinderpathologie, heeft een paar jaar geledenwél besloten om die stap na zijn emeritaat te zetten. "Het istoch een beetje kaal", is zijn verklaring. "Hoe goed je onderzoekook is, het is toch net of je studie zonder dat proefschrift nietafgerond is. Bovendien is het belangrijk voor mij om nog iets tekunnen bijdragen aan mijn vakgebied in de vorm van een'boekje'.

Als geen ander ervaart Huber op dit moment de nadelen van hetschrijven van een proefschrift. "Het is zo'n hoge berg waar jetegenop klimt, dat dat mij soms wel eens ontmoedigt", geeft hijtoe. Maar dat betekent niet dat hij de ervaring voor jongeonderzoekers niet heel nuttig vindt. "In de Angelsaksische wereldis het voor een medicus niet gebruikelijk om een proefschrift teschrijven, maar ik ben toch wel blij dat dat in Nederland wel hetgeval is. Ik vind het voor elke onderzoeker een goede ervaring omdie berg een keer te beklimmen. En vergeet niet dat je ervoorbeloondwordt. Hoe moeilijk de weg ook geweest is, uiteindelijk ligtdaar toch dat boek. Dat maakt volgens mij dat veel promovendi weldegelijk met plezier op hun promotietijd terugkijken."

Erik Hardeman


Promoties 1999

ELF PROMOTIES

J. Verhoef (geneeskunde)

ZES PROMOTIES

W. van den Akker (Letteren)

P. Baehr (rechten)

R. Kaptein (scheikunde)

J. Sixma (geneeskunde)

VIJF PROMOTIES

A. Holtslag (natuurkunde)

J. Sixma (geneeskunde)


Totaal 1995-1999

1.......W. Seinen (Biologie/Dierg.)......31

2.......J. Verhoef (Geneeskunde......29

3.......W. Mali (Geneeskunde)......26

4.......M. Viergever (Geneeskunde)......22

5.......S. De Laat (Biologie)......21

..........W. Gispen (Geneeskunde)......21

7.......J. Geus (Scheikunde)......20

..........J. Sixma (Geneeskunde)

..........J. Vliegenthart (Scheikunde)

10......M. Werger (Biologie)......19

11......H. Koomans (Geneeskunde)......17

12......B. Van der Zeijst (Diergeneeskunde)......16

...........J. Beijnen (Farmacie)

14......J. Lammers (Geneeskunde)......15

...........R. Kaptein (Scheikunde)

16......J. Van Hooff (Biologie)......14

17......A. De Ruijter (Sociale Wet.)......13

...........J. Kamerling


Faculteiten 1995-1999

Faculteit........'95.......'96.......'97.......'98(vr).......'99(vr)

Geneesk.................91.......87,5......89........96(36).......101(43)

Soc.Wet.................36.......24,5......29........34(14)..........40(22)

Scheikunde..........30.......42..........41.........26(4)...........35( 8)

Diergenk...............44.......30..........31..........31(6)..........34(13)

Letteren...............35.......32,5......25..........22(8)..........34(14)

Biologie................39,5...32,5......41..........28(11)........28(12)

Nat en ster..........32,5...33..........29,5......30(3)..........28( 3)

Aardw....................15......14...........12..........11(3).........19( 4)

Rechten.................12.........6...........11..........25(13)........17(10)

Farmacie..............13......16,5........10..........22(12)........10(3)

Ruimt. Wet. ..........7.......11...........18..........13(3)..........10( 3)

Wisk & Inf...........16..........8,5......14,5..........9(3)............9( 2)

Theologie.............11..........8..........12..............9(1)............6( 1)

Wijsbeg...................2..........4............2...............5(1)............3( 1)

Totaal................384.......350.......365.......361(118)...374(139)

vr = aantal vrouwelijke promovendi

Marathonschaatser Gaasenbeek excelleert na rampspoed: ' Het is een wonder dat ik nog op het ijs sta.'

Marathonschaatser Gaasenbeek excelleert na rampspoed: ' Het iseen wonder dat ik nog op het ijs sta.'

Vier keer reed Gaasenbeek zich dit seizoen al in de prijzen, meteen vijfde stek in de strijd om de KNSB Cup als gevolg. En dat vooriemand die zijn tenen bijna kwijt was. Gaasenbeek grinnikt als hijwordt herinnerd aan zijn avonturen in Finland. Voor de camera vanStudio Sport trok hij onlangs zijn sokken uit om de gewraakte tenente laten zien = ze zagen er weer normaal uit. Weg zwellingen endonkere blaren. Alleen het gevoel is nog niet helemaal terug = Dedoorbloeding is nog niet optimaal. Ik zal met extreme kou dus eenbeetje op moeten passen.

Talloze mensen vroegen Gaasenbeek hoe hij zo stom kon zijngeweest om bij temperaturen beneden de min twintig zonder sokken terijden. Dat was niet de reden van mijn bevroren tenen, zegtGaasenbeek nu. Al weet ik dat het niet logisch klinkt. Ik hadallerlei voorzorgsmaatregelen genomen om bevriezing te voorkomen.Maar ik had mijn voeten domweg afgebonden. Mensen die niks vanschaatsen weten hebben dan al gauw hun oordeel klaar. Daar heb ikme in het begin wel aan gestoord, ja. Net als aan de overdrevenmedia-aandacht.

De bevroren tenen ten spijt zou hij afgelopen voorjaar hetliefst meteen weer zijn gaan trainen. In mei ging ik voor delaatste keer bij de arts langs. Die raadde me af om weer tebeginnen. Maar ik wilde koste wat het kost bij de start van hetmarathonseizoen in oktober weer aanwezig zijn. Gaasenbeek staptealweer op de fiets toen hij nog amper kon lopen. Toen kreeg ikbehoorlijk op mijn flikker van mijn vriendin en defysiotherapeut.

Zijn tenen hielden de dierenverzorger uiteindelijk ruim tweemaanden zoet. Zijn collegas bij de faculteit Diergeneeskunde liepenin die periode een stapje harder om de afwezigheid van deonfortuinlijke schaatser te compenseren. Ook zijn werkgever maakteer geen halszaak van, al moet Gaasenbeek wel vaker schuiven metdagen en uren. Ach, er gebeurt wel eens meer wat, relativeertGaasenbeek. Sommigen hier rijden paard als hobby. En dan valt erook wel eens iemand af met als gevolg een gebroken been.

Outfit

Jarenlang heette Gaasenbeek een talent te zijn. Bij de B-rijdersstak hij met kop en schouders boven iedereen uit, maar eenmaal bijde A-rijders wilde het nooit vlotten. Dit seizoen kwam daarverandering in, hoewel zijn hele trainingsschema in de prullenbakkon na de tenenaffaire. Ik begon veel te laat in de zomer en hadook nog last van motivatieproblemen. Die tenen waren namelijk nietmijn eerste akkefietje. In het verleden kreeg ik plots Pfeiffer ofgescheurde enkelbanden op momenten dat het goed ging. Waarom zou ikzo hard trainen als je toch de deksel op de neus krijgt?

Gaasenbeek overwon zijn mentale dipje, maar werd in augustusopnieuw met tegenspoed geconfronteerd. Bij een conditietest van deThyssen-ploeg was de ploegleiding niet bepaald te spreken over devorderingen van Gaasenbeek. Hij werd veroordeeld tot een(voorlopige) rol op het tweede plan en moest zijn wedstrijdenrijden in een blanco pak. In een minder opvallende outfit isGaasenbeek veelal voor in het peloton te vinden en is hij ditseizoen uitgegroeid tot de best presterende schaatser van deThyssen-ploeg. Daarmee heeft de ploegleiding zich lelijk in devingers gesneden, weet Gaasenbeek. Maar voor rancune jegens deploegleiding is geen plaats. Op het podium doet hij netjes hettrainingsjack van de sponsor aan.

Heeft Gaasenbeek zijn definitieve doorbraak misschien niet juistte danken aan het incident in Finland?

Misschien wel. Feit is dat ik eigenlijk niks te verliezen heb.Het mag al een wonder heten dat ik nog op het ijs sta. Zijn goedeprestaties komen hem in ieder geval niet slecht uit in de zoektochtnaar een profcontract. Ik ben de enige in de huidige toptien van deKNSB Cup die veertig uur per week werkt, naast het schaatsen. Vorigjaar kwam dat al ter sprake = ik zou minder gaan werken en meertijd aan het schaatsen besteden. Maar toen heb ik er toch voorgekozen om mijn vrije dagen op te offeren. Mijn werk is hartstikkeleuk en afwisselend. Dat zou ik niet zomaar inruilen voor eenongewis profavontuur. Maar ik hoop stiekem wel op een goed aanbodwaarmee ik schaatsen en werken kan combineren.

Vrieskisten

De harde les van Kuopio heeft Gaasenbeek niet bang gemaakt voorkou. Wel voorzichtiger. Binnenkort vertrekt hij voor wedstrijden opnatuurijs naar Oostenrijk. Ik heb dit seizoen wedstrijden geredenin Dronten en Groningen, en die hallen zijn net vrieskisten. Daarging het redelijk met mijn tenen, afgezien van een kleine reactie.Dus wil ik het ook in Oostenrijk proberen, uiteraard met de nodigevoorzorgsmaatregelen. Ik ken andere mensen die ook kampten metbevroren ledematen, en die gaan voor geen goud meer naar Oostenrijkof Finland. Misschien is dat een juiste beslissing, maar ik schaatsnu eenmaal graag op natuurijs. Dan ben ik op mijn best. Maar mochthet niet gaan in Oostenrijk, dan stop ik meteen. Pakt het goed uit,dan ben ik ook in Finland gewoon weer van de partij.

Michiel van Ruitenbeek