Achtergrond

Hans van Ginkel: terug naar het ideaal van de internationale wetenschap

Hans van Ginkel: terug naar het ideaal van de internationalewetenschap

Prof.dr Hans van Ginkel studeerde sociale geografiein Utrecht. Hij was van 1986 tot 1997 rector magnificus van deUniversiteit Utrecht. Thans is hij rector van de Universiteit vande Verenigde Naties in Tokyo.

"Als je de afgelopen honderd jaar overziet, dan kun je zeggendat de wetenschap zich in de eerste zestig jaar van deze eeuw heeftontwikkeld in de richting van een steeds verdergaande specialisatiein disciplines en op deelterreinen binnen disciplines. Vanaf pakweg1960 is er echter sprake van een omslag. Dan wordt duidelijk datdie sterk mono-disciplinaire aanpak tekort schiet om de complexewerkelijkheid te doorgronden en groeit de neiging van onderzoekersom de grensgebieden tussen disciplines te gaan exploreren.

"Inmiddels is interdisciplinariteit gemeengoed geworden in dewetenschap, denk maar aan de biochemie. Maar een probleem is dat desamenwerking zich nog veelal beperkt tot onderzoekers uit verwantedisciplines. Misschien ligt het aan mijn achtergrond als geograaf,want in ons vak werken bèta's en gamma's al vanaf 1908 nauwsamen, maar in veel van de huidige onderzoekscombinaties op hetbèta/medische terrein mis ik een alfa/gamma-inbreng.Bijvoorbeeld onderzoek op het gebied van gezondheid en milieu:willen we de maatschappelijke problemen op die terreinen de baasworden dan is een werkelijk multi-disciplinaire aanpak metbijdragen uit totaal verschillende hoeken onmisbaar.

"Hoe noodzakelijk dat is, heeft de recente financiëlecrisis in Azië nog eens duidelijk gemaakt. Het was natuurlijkprachtig dat het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbankdaar zo snel te hulp kwamen. Maar dat gebeurde wel vanuit een puureconomisch perspectief. Er werden door de economen van het IMFeisen gesteld die in financieel-technische zin misschien heeladequaat waren, maar die geen rekening hielden met de socialegevolgen.

"Een belangrijke eis van het IMF was bijvoorbeeld een forselastenverlichting om het bedrijfsleven een economische impuls tegeven. Gevolg was dat die landen nu economisch weliswaar uit hetdal beginnen te krabbelen, maar dat die lastenverlichting ertegelijk voor heeft gezorgd dat er veel minder belastinggeldbeschikbaar is voor onder andere het onderwijs. Terwijl investerenin kennis de enige manier is om die landen er op de langere duurwerkelijk bovenop tekrijgen. Het was alsof een arts eengeneesmiddel toediende zonder enige aandacht voor de bijwerkingen.Dan span je het paard achter de wagen; dat zal pas veranderen alser binnen de economische wetenschap ook aandacht komt voor deinteractie met andere disciplines.

"Nu zal ik niet ontkennen dat de ontwikkeling naar een meerprobleemgerichte wetenschappelijke benadering op tal van terreinenal gaande is. Als ik binnen de Universiteit van de Verenigde Natieszou durven voorstellen om nu nog een disicplinair onderwerp instudie te nemen, dan zou ik worden weggehoond. Maar wij zijn danook een bijzondere universiteit. Elders zie ik de bereidheid omover grenzen te kijken nog aanzienlijk minder. Neem het UtrechtseKlimaatcentrum in wording. Daarin gaan meteorologen, chemici,fysici, aardwetenschappers en fysisch geografen samenwerken.Prachtig en heel erg interdisciplinair. Maar wat mij verontrust isdat er kennelijk geen plaats is voor bijvoorbeeld sociaalgeografen. Ik ben bang dat het klimaatonderzoek op die manier tochweer beperkt blijft tot een `technische' aangelegenheid, terwijliedereen het er over eens is dat maatschappelijke factoren - zoalsde bereidheid om daadwerkelijk iets te doen aan de uitstoot van CO2- het kernprobleem vormen. Ik begrijp niet goed hoe je hetklimaatprobleem op een zinvolle manier kunt bestuderen zonder daarde sociale wetenschappen bij te betrekken.

"Als ik nu naar de volgende eeuw kijk, verwacht ik dus eentoenemende interdisciplinaire samenwerking tussen ver uiteengelegen vakgebieden. Een interessant bijverschijnsel daarvan is datook de universiteiten als ontmoetingsplaats voor de verschillendedisciplines een grote rol zullen blijven spelen. Hier en daar wordtwel gesuggereerd dat universiteiten het met de snelle groei van ICTsteeds moeilijker zullen krijgen om zich te blijven presenteren alscentra van wetenschappelijk onderzoek. Maar ook al zou dat waarzijn, dan nog denk ik dat de universiteiten, nog afgezien van hunonmisbaarheid als kweekvijver voor de toppers van de toekomst, ookals ontmoetingsplaats tussen de disciplines bestaansrecht zullenhouden.

"Behalve als eeuw van de specialisatie zou je de twintigste eeuwook mogen karakteriseren als de `eeuw van de nationaleuniversiteiten'. Tot ver in de negentiende eeuw warenuniversiteiten sterk internationaal georiënteerde instellingendie bezocht werden door grote aantallen buitenlanders. Maar vanafongeveer 1870 neemt de staat het heft in handen en wordenuniversiteiten overal in Europa opleidingsinstituten voor hetnationale topkader. Curieus genoeg heeft de democratisering in dejaren zestig daar geen einde aan gemaakt, want ook nu nog wordt deuniversitaire opleiding door de politiek allereerst gezien als eennationale opleiding voor de binnenlandse arbeidsmarkt. Pas delaatste jaren wordt er weer actief aan internationalisering oponderwijsgebiedgedaan. Ik hoop dat de universiteit van de 21e eeuwweer wat dichter bij het ideaal van een internationale gemeenschapvan wetenschappers en studenten zal komen te staan en dat daar ookmeer plaats zal zijn voor onderzoekers en studenten uit de derdewereld. Want ook dat is voor mijn gevoel een voorwaarde voor eengezamenlijke aanpak van de grote wereldproblemen."

Erik Hardeman

Ineke Brakman: nu begint de eeuw van de eiwitten

Dr Ineke Brakman (39), studeerde en promoveerde inGroningen. Ze is nu nog universitair hoofddocent Biochemie aan deUniversiteit van Amsterdam. Per 1 januari 2000 wordt zij hoogleraarBio-organische chemie in Utrecht, bij het Bijvoet Centrum.

"De naam van de onderzoeker die op mijn vakgebied voor de meestbaanbrekende sprong voorwaarts in deze eeuw heeft gezorgd? Nee, dandenk ik niet in eerste instantie aan Watson en Crick met hunontdekking van de dubbele helix structuur van het DNA. Op hetgebied van de celbiologie kies ik voor George Palade die in dejaren zestig onthulde hoe de cel is georganiseerd, en op mijnhuidige vakgebied voor Christian Anfinsen die in 1972 de Nobelprijswon voor zijn onderzoek naar de vouwing van eiwitten.

"Vrijwel alle activiteiten die nodig zijn om ons lichaam telaten functioneren worden uitgevoerd door ruim honderdduizendeiwitten, grote moleculen die bestaan uit reeksen van tientallentot honderden aan elkaar geschakelde aminozuren. Eerder was alduidelijk geworden dat een eiwit zijn werk alleen kan doen als hetop een bepaalde manier is gevouwen. Maar Anfinsen ontdekte dat dievouwing volledig wordt bepaald door de volgorde van de aminozuren.Voor buitenstaanders klinkt dat misschien niet al te spectaculair,maar gegeven het feit dat het onderzoek naar de rol van eiwittenbij het ontstaan van ziektes een van de centrale onderzoeksthema'svan de komende eeuw wordt, is die ontdekking van cruciale betekenisgeweest.

"Mede dankzij het werk van Anfinsen is het onderzoek op ditvakgebied de laatste twintig jaar in een enorme stroomversnellinggeraakt. Neem het genoom-project dat is gericht op het bepalen vande DNA-volgorde van elk denkbaar organisme en dat onlangs de mensin kaart heeft gebracht. Tien jaar geleden zagen maar weinigonderzoekers daar brood in, het werd in de vakpers afgedaan alsgrootheidswaanzin, als je reinste geldverspilling. Zelfs al zou jeerin slagen om de DNA-volgorde van een organisme volledig in kaartte brengen, wat moest je dan met al die gegevens?

"Gelukkig hebben de betreffende onderzoekers doorgezet, want hetis duidelijk dat dat project ons niet alleen veel meer nieuwekennis oplevert dan ooit voor mogelijk werd gehouden, maar dat hetook de stoot heeft gegeven tot de ontwikkeling van heel nieuweonderzoeksmethoden, zoals de DNA-chipstechnologie, waarmee in detoekomst in één oogopslag kan worden vastgesteld welkegenen in eenzieke cel voor de ziekte verantwoordelijk zijn.

"Ik vind het genoom-project kortom van grote wetenschappelijkebetekenis. Maar desondanks zie ik de ontrafeling van deDNA-volgorde primair als afsluiting van een tijdperk. Tot nu toezijn we vooral bezig geweest met het inventariseren van wat zichallemaal in de cel bevindt en je zou kunnen zeggen dat hetgenoomproject daarin de laatste stap vormt. We zijn nu bijna zoverdat we alle bouwstenen van de cel kennen. We hebben de inkopengedaan, maar hoeveel verschillende maaltijden we met de spullen inonze boodschappenmand kunnen maken en hoe we ze moeten bereiden,daarvan hebben we eigenlijk nog geen flauw idee. Het eigenlijkewerk begint nu dus pas.

"We moeten erachter komen hoe dat hele bouwwerk functioneert.Dankzij onze kennis van het DNA zullen we straks precies kunnenvaststellen welke mutaties verantwoordelijk zijn voor het optredenvan een bepaalde ziekte. Maar om een bruikbaar geneesmiddel teontwerpen moet je ook weten welke eiwitten bij dat ziekteprocesbetrokken zijn en hoe ze precies te werk gaan. Dat is in eennotendop de uitdaging voor het onderzoek in de volgende eeuw.Uiteraard zijn we al enige tijd op dat gebied actief, maar heelgrofweg zou je kunnen zeggen dat de tweede helft van de twintigsteeeuw het tijdperk van het DNA (genomics) is geweest en dat hetbegin van de volgende eeuw het tijdperk van de eiwitten(proteomics) wordt.

"Ik vind het lastig om voorspellingen te doen over de gevolgendie dit onderzoek zou kunnen hebben voor de medische praktijk. Intal van publicaties wordt de laatste tijd gespeculeerd overpatiënten die straks geneesmiddelen krijgen voorgeschreven opbasis van hun in de computer opgeslagen DNA-profiel. Het isinderdaad goed denkbaar dat in een wat verdere toekomst voor elkepatiënt op basis van zijn of haar DNA-profiel een aangepasteversie van een geneesmiddel zal worden ontwikkeld met zo minmogelijk schadelijke bijwerkingen, het 'medicijn op maat'.

"Een probleem daarbij is wel dat bij verreweg de meeste ziektessprake is van een groot aantal mutaties en dat er vaak complexenvan eiwitten een rol bij spelen. Of we ooit zover zullen komen datwe al die interacties volledig in kaart kunnen brengen, is voor mijnog een vraag. In dit verband wil ik trouwens wel éénvoorspelling doen. Het menselijk genoom is weliswaar binnen tienjaar ontrafeld. Maar ik weet zeker dat we over honderd jaar nietzullen beschikken over een soortgelijk overzicht van alle eiwittenen hun onderlinge interacties. Op dit moment zou ik nietéén proces in de cel kunnen noemen dat we al volledig enin al zijn finesses begrijpen, terwijl we toch al jaren bezig zijn.Dat klinkt misschien een beetje somber, maar als onderzoeker ervaarik het juist als een enorme uitdaging. Ik ben eerlijk gezegd heelblij dat ikjuist in deze tijd in dit fascinerende vakgebied actiefben."

Erik Hardeman

Idolaat: 'Je kunt mijn computer als mijn televisie zien'

Het zou het gegeven van een spannend jongensboekkunnen zijn: Vier jongens die altijd met computers bezig zijnleggen een eigen netwerk aan zodat ze hun huis niet uit hoeven ommet elkaar te kunnen communiceren. Steeds meer mensen sluiten zichop het netwerk aan en De Uithof groeit langzamerhand uit tot eencomputercommune. "Zo ver is het hier nog lang niet hoor", zegtZeeger Knops (22) lachend. "Maar het netwerk groeit wel aardigdoor."

Een beetje besmuikt vertelt Zeeger vanuit zijn computerhoek dathij al vanaf zijn tiende in de weer is met software. "Ik zal na ditverhaal wel overkomen als een enorme computernerd." Rond zijntiende begon hij met het schrijven van programma's. "Ik vond hetleuk om mooie figuren te maken, hoewel spelletjes natuurlijkfavoriet waren. Dat kon ik dagen achter elkaar doen." Na die tijdblijven computers een belangrijke factor in Zeegers leven.

De opleiding medische technische informatica aan de UU was danook een logische keuze. "Het verschil tussen gewone informatica entechnische informatica is dat deze opleiding bijvoorbeeld ook leerthoe je röntgenfoto's maakt en hoe die grote scanners in hetAZU werken. Na je opleiding ben je op de hoogte van de medischevaktermen. In de toekomst gaan er in de medische wereld computersgebruikt worden voor de meest uiteenlopende dingen, dus dan moetener wel mensen zijn die daar verstand van hebben."

Samen met een paar andere Uithofbewoners kwam Zeeger een jaargeleden op het idee dat het leuk zou zijn om een aantal computersaan elkaar te koppelen. "Het leek ons leuk om met elkaar spelletjeste spelen via een netwerk en het is handig dat je programma's kuntkopiëren zonder dat je met schijfjes in de weer hoeft te gaan.We hadden toch allemaal een computer. Nou ja, ik dan twee", zegthij terwijl hij om zich heen kijkt naar de computers, branders enprinters die zijn kamer vullen. En zo werden de eerste kabelstussen kamers op De Uithof aangelegd. "Ondertussen hebben veel meerblokken interne netwerken aangelegd. Het studentencomplex begintlangzamerhand vol te hangen met kabels die uit ramen komen en langsmuren hangen."

Het netwerk van Zeeger en vrienden is tot nu toe het grootstedat er op De Uithof is. "Wij hebben momenteel 32 mensen op hetnetwerk. Vorige week zijn de eerste kabels naar de hoogbouwgetrokken en er zijn plannen om andere netwerken op de onze aan tesluiten." Zeeger vindt het niet verwonderlijk dat veel mensen ophun netwerk willen. "Zelfs mensen die weinig van computers weten ofer niet zo door gefascineerdzijn, vinden het leuk om met bekendente babbelen via de computer. Je legt via de computer toch eerdercontact met mensen dan wanneer je ze in de Spar tegenkomt."

Quake

Op dat moment klinkt er een harde piep uit zijn computer. "Nieuwberichtje." Een van zijn netwerk-vrienden wil even wat uitprinten."Kijk, dat is nou het handige aan een netwerk. Het scheelt je eenhoop heen en weer geloop en aanbellen. Gemak dient de mens." Op hetnetwerk staan momenteel meer dan 13.000 muzieknummers die iedereenkan beluisteren. "Dat is ook een van de voordelen. Iedereen kanzijn muziekjes op de computer zetten; op die manier hoef je nooitmeer cd's te kopen. Ik luister eigenlijk altijd muziek via mijncomputer. Een radio heb ik niet nodig."

Door middel van ledenvergaderingen proberen ze op de hoogte teblijven van de mensen die op het netwerk zitten. "Via het netwerkkun je in andermans computer rondneuzen. Dat kan heel leuk enhandig zijn omdat zij vaak nieuwe spelletjes of snufjes hebben diejij nog niet hebt. We moeten echter wel zeker weten dat mensen hiergeen misbruik van maken en geen dingen gaan slopen." Om toch eenzekere regelgeving te hebben is er nu een soort `gedragscode'opgesteld waaraan alle leden van het netwerk zich moeten houden."Tot nu toe hebben we nog geen problemen gehad, maar we willengewoon voorkomen dat het een ongeorganiseerd rommeltje wordt.Iedereen kan en mag meedoen als ze zich maar aan de regelshouden."

Zeeger speelt niet veel spelletjes via het netwerk. "Vroegerspeelde ik heel veel, nu niet meer. Als je er eenmaal aan begintzink je er helemaal in weg. Voor je het weet zit je hele dagenQuake te spelen." Uit betrouwbare bron weet hij dat anderenetwerkers wel hele dagen achter een spelletje doorbrengen. "Tsja,het is een verslavende bezigheid." Van spelcomputers heeft hijsowieso niet veel kaas gegeten. "Die dingen trekken mij gewoonniet." Hij vertelt dat er op zijn opleiding een jongen is diespelletjes programmeert voor de Nintendo 64. "Enorm knapnatuurlijk, maar ik denk dat ik over de `spelletjes-periode' heenben gegroeid."

Zeegers computers staan zo'n veertien uur per dag aan, waarvanhij er zo'n vijf uur actief mee bezig is. "Je kunt mijn computerals mijn televisie zien. Omdat ik de hoofdcomputer van het netwerkin mijn kamer heb, moet die in ieder geval aan blijven staan.Automatisch gaan mensen je dan ook weer berichtjes sturen en zoblijf je bezig."

Maar wat is er nu zo leuk aan de dag doorbrengen acher eencomputer? "Ik ben nogal lui ingesteld en de computer doet dingenvoor mij. Het is fascinerend dat je een programma kunt schrijvenvoor de computer, endat programma doet vervolgens precies diedingen, alleen veel beter en sneller dan jij ooit zou kunnen. Hetboeit me."

Gadgets

Naast een toren van bierkratten staat een grote doos Lego inZeegers kamer. "Die doos heb ik te leen van de vakgroepInformatica. Het is de bedoeling dat we van die lego een robotjemaken. In een soort veld moet dat robotje dan een cola-blikjeopzoeken en vervolgens weer terugbrengen naar de eigenaar." Hijvindt het erg leuk dat hun opleiding ook dit soort opdrachtengeeft. "Zo zie je dat computers het aangename en het nuttige primakunnen verenigen." Veel van dit soort opdrachten heeft hij echternog niet gehad. "De meeste tijd zitten we toch gewoon teprogrammeren."

Hij denkt even na. "Vorig jaar moesten we twee blokken lang metz'n tienen een softwareproject leiden. Elke groep kreeg een eigen`klant' toegewezen. Je moest een database opbouwen met daarin10.000 plaatjes. Wanneer de klant een bepaald plaatje wilde hebbenmoest die database dat laten zien. We moesten zelf het systeembouwen en ontwerpen, dat was erg leuk om te doen."

Sinds een paar maanden hebben Zeeger en zijn vriend Arnoud hetnaast het netwerk druk met hun een eigen Internetbedrijfje, U-Wish.Ze ontwerpen Internetpagina's. Een gat in de markt volgens Zeeger."Arnoud en ik werkten al een paar jaar als vertegenwoordigers vaneen hardwarefinancier. Dat was een redelijk tijdrovende bezigheid.Bij mensen langs de deuren gaan en zo. Op die manier kwamen weechter wel aan onze computers en bijbehorende assecoires. "Erblijft vaak iets liggen wat je dan voor een redelijk prijsje meekan nemen. Binnen een paar jaar tijd hadden we op deze manier eenaardige voorraad computergadgets bij elkaar verzameld en daarwilden we eigenlijk wel wat meer mee doen."

Langzamerhand groeide het idee om een eigen bedrijfje tebeginnen . Via-via kwamen ze aan een aantal opdrachtgevers. "Tweemaanden geleden is ons bedrijf officieel de lucht ingegaan en wehebben nu een aantal opdrachten lopen. Eén daarvan is van deNederlandse Vereniging voor Heiers", zegt hij met een grijns. "Achja, het begin is er in ieder geval. Tot nu toe hebben we nog nietveel aan reclame gedaan omdat we voorlopig voldoende opdrachtenhebben om te overleven. In de toekomst moeten we waarschijnlijk welaan onze public relations gaan werken."

Fleur Baxmeier

Paul Schnabel: sociale werkelijkheid is een uitdijend heelal

Paul Schnabel: sociale werkelijkheid is een uitdijendheelal

Prof.dr. Paul Schnabel (51) studeerde in Utrechtsociologie, was onder meer werkzaam bij de vereniging vanabortusklinieken 'Stimezo' en bij het Nederlands CentrumGeestelijke Volksgezondheid. In 1986 werd hij benoemd tothoogleraar klinische psychologie in Utrecht, waar hij in 1991 deopdracht kreeg de Netherlands School of Public Health van de grondte tillen. Momenteel is hij directeur van het Sociaal en CultureelPlanbureau en deeltijdhoogleraar aan de UU in de socialewetenschappen. Tevens schrijft Schnabel regelmatig recensies vanproefschriften voor NRC Handelsblad.

"Net zomin als de samenleving is de mens een legpuzzel die opeen gegeven moment in elkaar is gezet en dus 'af' is. Iedereoplossing die met behulp van de sociale en gedragswetenschappenwordt geleverd roept altijd weer nieuwe vragen op; het geven vaneind-antwoorden is ondenkbaar. De sociale werkelijkheid is eenuitdijend heelal met steeds ingewikkelder wordende vragen.

"Je kunt dus ook niet spreken van 'vooruitgang'. Er is in de20ste eeuw wél winst geboekt. We hebben, mede door debijdragen van de sociologie en de psychologie, een beter inzichtgekregen in sociale verbanden, in hoe de maatschappij in elkaarsteekt, in hoe mensen leven of hoe conflicten ontstaan.

"Om het met één van mijn grote wetenschappelijkevoorbeelden, de onlangs overleden socioloog Niklas Luhmann, aan tegeven: we zijn nu beter dan aan het begin van de eeuw in staat de'Komplexit"t zu bew"ltigen'. We kunnen een samenleving beschrijven,uitleggen, daarmee wellicht ook beter hanteren, we kunnen zingevingtoekennen en psychische nood behandelen. Dat zijn allemaalrationele processen geworden, en in mijn optiek is dat winst.

"Ik heb twee jaar bij Luhmann, een systeem-theoretischsocioloog, gestudeerd in Duitsland. Als geen ander heeft hij mebijgebracht dat sociologie is wat de socioloog ervan maakt. De eneweek gaf hij een college waarin hij voor het eerst een onderwerpuitdiepte, en de week erop kwam hij binnen met de mededeling: "Ikheb er nog eens over nagedacht, en volgens mij zit het toch heelanders", waarna hij precies een tegenover gestelde visie ginguitwerken. Daarmee maakte hij in ieder geval het relatieve van 'de'werkelijkheid die helemaal kenbaar zou zijn duidelijk.

"Mijn andere grote voorbeeld was Freud. Ook al omdat ik zelf inanalyse ben geweest, maar toch vooral omdat zijn bespiegelingenover het'binnenleven' van de mens een goede correctie op het denkenvan de socioloog is, die toch meer aan de 'buitenkant', in desamenleving, zit. De correctie bijvoorbeeld dat een rationeelinzicht niet noodzakelijk leidt tot verandering van gedrag. (Tegende verslaggever: 'Armand, je weet best dat roken slecht is voor jegezondheid, en tóch houd je er maar niet mee op').

"Eigenlijk zijn beide voorbeelden a-typisch voor de socialewetenschappen in de laatste eeuw. Freud, van huis uit arts, isnooit écht geaccepteerd door de psychologie, die zich immersveel meer empirisch-kwantitatief heeft ontwikkeld. En ook Luhmannheeft vooral 'nagedacht', zonder zich ooit tot één stukjeempirisch onderzoek te laten verleiden. Terwijl deAngelsaksisch-empirische aanpak toch dé onderzoeksmethode vande twintigste eeuw, zeker van na de tweede wereldoorlog, isgebleken.

"De Nederlandse samenleving als geheel staat er nu, aan heteinde van de eeuw, inderdaad beter voor dan aan het begin. Metziekte, psychische nood, sociale problemen, opvoedingsvraagstukkenen dergelijke wordt beter, rationeler omgegaan dan honderd jaargeleden. Er is een overtuiging ontstaan dat er aan die problemeniets te dóen is. Seksueel misbruik is van alle tijden, maarrond 1900 kon je het er niet over hebben, terwijl iedereen wist'dat het nou eenmaal' gebeurde. Nu wordt daar heel anders overgedacht; we zijn er verontwaardigd over én we hebben deovertuiging dat het te voorkomen of zelfs uit te bannen is.

"Voor de komende eeuw blijven er dus nog genoeg vragen liggen,en er zullen zich steeds weer nieuwe vragen aandienen. Daarmeeblijft het program voor de sociale wetenschappen hetzelfde als hetnu is, en hetzelfde als het in de 19e eeuw was. Waarom is er oorlogof armoede? Hoe krijg je een prettige samenleving? Wat doe je tegenchronische depressies? Hoe voed je je kinderen op? Dat zijn op zichgeen nieuwe vragen, maar ze zullen zich steeds weer, telkens in eenander jasje, aandienen. Het zou een onrechtvaardige claim zijn omvan de sociale wetenschappen de oplossing van dat soort problemente eisen. Maar ze kunnen wel de problemen signaleren, laten ziendat er wellicht iets aan te doen is en een richting aangeven waarineen oplossing gezocht kan worden.

"Wat ik persoonlijk een belangrijk thema voor de socialewetenschappen van de komende eeuw vind is dat van hetbevolkingsvraagstuk. Tegen de mondiale bevolkingsgroei wordt veelte lichtvaardig aangekeken, terwijl ze aan de basis ligt vantalloze andere problemen: op gebied van milieu, energievoorziening,grondstoffen-uitputting, armoede, klimaat... Over die groei is veelbekend, maar er valt politiek weinig tegen te doen. En daarmee hebik precies de begrenzing van de wetenschap aangegeven: dewetenschapper kan trachten de verschillende aspecten vanhetbevolkingsvraagstuk naar voren te halen en proberen teverduidelijken of, en wat dan, er aan te doen is, maar hij lost hetniet op - dat doet de politiek of de economie. De socialewetenschapper kan 'slechts' signaleren, waarschuwen en het probleemproberen hanteerbaar te maken."

Armand Heijnen

Riet Schenkeveld-Van der Dussen: geesteswetenschap als eenmansbedrijf is aan het uitsterven

Riet Schenkeveld-Van der Dussen: geesteswetenschap alseenmansbedrijf is aan het uitsterven

Riet Schenkeveld-Van der Dussen (62) studeerde aan deVrije Universiteit te Amsterdam. Sinds 1987 is ze hoogleraarNederlandse letterkunde 1500-1850 in Utrecht, met als specialisatiede renaissance-literatuur. Tot voor kort was ze lid van deAdviesraad voor Wetenschapsbeleid en Technologie (AWT). Ze ismomenteel decaan van de faculteit der Letteren.

"Het beeld van de zieltogende letteren komt niet meer overeenmet de werkelijkheid. Met de letteren gaat het best goed. Na eendramatische daling van het aantal studenten was de afgelopen jarenal een stabilisatie waar te nemen. En nu hebben we zelfs tot onzegrote vreugde weer aanzienlijk meer eerstejaars dan vorig jaar.Blijkbaar zijn we uit het dal.

"Het rapport dat een aantal jaar geleden door een commissieonder leiding van Henk Vonhoff werd opgesteld heeft wat dat betreftwel een duwtje in de goede richting gegeven. 'Men weegt Kaneel bij't lood', was daarvan de titel. Niemand begreep dat natuurlijk. Alshistoricus wist Vonhoff echter de verwijzing te maken naar eenpuntdicht van Staring: 'Wordt Eikenschors bij 't pond gewogen, menweegt Kaneel bij 't lood.' Wat Vonhoff wilde zeggen was dat dingendie gemakkelijk te vinden zijn in grote hoeveelheden wordengewogen. Zeldzamere specerijen gaan met kleinere maten. Het rapportverdedigde het 'klein maar fijn'-karakter van deLetterenfaculteiten.

"De letterenvakken waren volgens de commissie van groot belangals buffer tegen het aanstormende geweld van het zakenleven en dedienstverlening. Vonhoff zorgde daarmee voor behoorlijk watpolitieke opschudding, wat tot op zekere hoogte resulteerde inbescherming van de kleine letteren. Toch was niet iedereen gelukkigmet wat in de wandelgangen inmiddels de kaneelnota was gaan heten.Volgens sommigen had die nota een wel zeer conserverende werking.Er zou een angstige, defensieve houding uit spreken. Dat was voorde letteren een verkeerde strategie, meenden de critici.

"We zijn inderdaad al een hele poos bezig om duidelijk te makendat we de maatschappij wel degelijk iets te bieden hebben. En danniet alleen in de zin van mooie boeken, muziek en kunst. Er zijnbijvoorbeeld letteraars bezig met computers en spraakherkenning.Dat kan heel goed van pas komen als je een muisarm hebt. Ook hebbenwe een Frankrijkcentrum dat zich welbewust richt op de Franseeconomie. Dekennis van de Franse taal- en cultuur is binnen hetbedrijfsleven altijd een zorgenkindje geweest. Taalbeheersing, nogzo'n bloeiende tak van sport. Iedereen kent de problematiek vanonbegrijpelijke gebruiksaanwijzingen. Al dat soort dingen valtonder een meer dienstverlenende en minder cultureel angehauchtekant van de letteren.

"Het lijkt me zaak zowel de klassieke als de moderneletterenactiviteiten hoog te houden. De laatsten mogen dan terechtsterk in opkomst zijn, ik wil hier ook nog wel even een lans brekenvoor de traditionele letterenrol, die van cultuurdrager. Hetverleden levend houden, daar moeten we misschien nog wel meer danvroeger voor staan. We zouden het ons niet kunnen permitteren omdie traditionele rol te verwaarlozen. Er zijn nog altijd zeer veelstudenten die letteren gaan studeren omdat ze het van die mooievakken vinden. Dat zijn dan misschien mensen die niet voor hetgrote geld gaan, maar dat hebben ze er voor over. Die mensen mogenwe niet kwijt raken.

"Het zichtbaar maken van onze inspanningen is een belangrijkeopdracht voor de toekomst. De samenleving moet weten dat onze rolonmisbaar is. Dat is helemaal niet zo gemakkelijk, juist omdat hetzo vanzelfsprekend is. Neem de Rembrandttentoonstelling in hetMauritshuis. Daar zit een voortraject achter met akeliggespecialiseerde technische en kunsthistorische kennis. Dat is vooreen belangrijk gedeelte een prestatie van de universitairewetenschap. Zo'n tentoonstelling komt niet uit de lucht vallen. Netzoals een Nobelprijs Natuurkunde niet uit de lucht komt vallen.Maar dan weet iedereen wel dat daar een faculteit en zeer langdurigonderzoek achterzit. Bij zo'n tentoonstelling is dat veel minderduidelijk.

"Ik zie ook nog best onderzoeksgebieden waarop de Letteren in denabije toekomst meer van zich zou kunnen laten horen. Neem hetverenigd Europa. Dat wordt alom politiek en economischgedefinieerd, terwijl dat mijns inziens in de eerste plaatscultureel zou moeten gebeuren. Zonder het zelf te beseffen hebbende Europeanen een enorme gemeenschappelijke horizon.Letterenonderzoek zou een bijdrage kunnen leveren aan de definitievan dat Europese cultuurbegrip en, wie weet, aan een soepelereeenwording.

"Dat letterenonderzoek zal in het volgende millennium overigensvrijwel zeker plaatsvinden in grotere interdisciplinairesamenwerkingsverbanden. De geesteswetenschapper als eenmansbedrijfis langzaam aan het uitsterven. Ik vond het altijd al eenongelukkige situatie dat wetenschappers die elkaar veel te meldenzouden kunnen hebben door de facultaire grenzen zo gescheidenopereerden. Dat gaat veranderen. Langzaam wordt in dealfa-gammahoek gezocht naar gezamenlijke leerwegen en bijbehorendonderzoek.

"Of ik een bedreiging zie voor de Letteren? Nee, ik ben nietzodoemdenkerig dat ik vrees voor een robotmaatschappij of ietsdergelijks. Natuurlijk is er de financiële druk, maar die iser altijd geweest. In de renaissance kregen de wetenschappers uitde humaniora al minder betaald dan de juristen en medici. Ik hoopechter dat de politiek bereid zal zijn wat meer geld vrij te maken;niet omdat ik vind dat we in een hoekje zitten en hulp nodighebben, maar omdat letteren echt iets onmisbaars heeft."

Xander Bronkhorst

Europese XMM-satelliet gaat röntgenbronnen in de kosmos analyseren

Europese XMM-satelliet gaat röntgenbronnen in de kosmosanalyseren

Als de lancering van de Ariane 5 in Frans Guyana opvrijdag 10 december zonder problemen verloopt, zal niet alleen inKourou maar ook in De Uithof een zucht van verlichting wordengeslaakt. Aan boord van de Europese satelliet bevindt zich namelijkde hypermoderne X-ray Multi Mirror (XMM)-telescoop die voor eenniet onbelangrijk deel van Utrechtse makelij is. De StichtingRuimteonderzoek Nederland (SRON) is verantwoordelijk voor dit deelvan het project. Doel van de XMM-missie is om het onzichtbarezichtbaar te maken.

Wie denkt dat de fraaie telescoop-opnamen van verremelkwegstelsels een goede indruk geven van wat zich zoal in dekosmos afspeelt, vergist zich. Niet meer dan tien procent van allematerie in het universum zendt straling uit in het golflengtebereikdat wij als zichtbaar licht waarnemen. Maar dat wil niet zeggen datde donkere delen van de kosmos leeg zijn. Integendeel. Er moetenzich daar onvoorstelbare gasmassa's bevinden met temperaturen vanvele tientallen miljoenen graden, die straling uitzenden met zoveelenergie dat die de aarde niet bereikt als zichtbaar licht - zoalsdat bij sterren het geval is - maar als niet zichtbareröntgenstraling. Röntgenstraling is namelijk nietwezenlijk anders dan zichtbaar licht. Het heeft alleen een veelhogere energie en een zo kleine golflengte dat het niet zichtbaaris. Ook zichtbare objecten in het heelal kunnen soms zo heet wordendat zij röntgenstraling gaan uitzenden.

Kort na de tweede wereldoorlog ontdekten sterrenkundigen dat dezon röntgenstraling uitzendt. Maar pas toen in 1962 bij toevaleen röntgenbron buiten ons zonnestelsel werd ontdekt, begonnende astronomen het uitzonderlijke belang van deze vondst teonderkennen. Kennelijk ging achter het zichtbare heelal een enormonzichtbaar universum schuil van gloeiendhete materie, die alleenmet röntgenapparatuur kon worden 'waargenomen'. Rond 1970ontwikkelde zich daarom naast de 'traditionele' sterrenkunde eengeheel nieuwe vorm van astronomie, de röntgensterrenkundewaarmee astronomen meer inzicht hoopten te krijgen in de tachtigtot negentig procent van de kosmos waarvan nog vrijwel niets bekendwas.

Chandra

De eerste opgave was uiteraard om zoveel mogelijk bronnen vanröntgenstraling in kaart te brengen. Daarvoormoest dedampkring worden verlaten, want in tegenstelling tot zichtbaarlicht en de laag-energetische radiogolven die door koele objectenworden uitgezonden, wordt vrijwel alle röntgenstraling door dedampkring geabsorbeerd. Maar goed ook, want onder een permanentbombardement van hoog-energetische röntgenfotonen zou leven opaarde ondenkbaar zijn.

Om de kosmische röntgenstraling toch te kunnen metenlanceerde de NASA in 1970 de Uhuru-satelliet, die dat jaar 339röntgenbronnen in kaart bracht. Dankzij een groot aantalvervolgmissies is dat aantal inmiddels opgelopen tot rondhonderdduizend. Maar niet alleen vormt dat imposante getal nog maareen fractie van wat zich in de ruimte aan röntgenbronnen moetbevinden, bovendien willen sterrenkundigen ook graag weten hoe dematerie die die straling uitzendt precies is samengesteld. Delancering van de XMM heeft dan ook naast het opsporen van nieuweröntgenbronnen als voornaamste doel om zo'n tienduizendbekende bronnen nader te analyseren.

Eerder dit jaar lanceerde de NASA de Chandra-satelliet die ooktot doel heeft om röntgenbronnen op te sporen. Voeg daar nogde Japanse Astro-E satelliet bij die volgend jaar aan zijn missiebegint, en het is duidelijk dat de komende tien jaar voor eenbelangrijk deel in het teken zullen staan van de exploratie van hetonzichtbare heelal.

Een van de grote mysteries, waarop XMM licht moet gaan werpen,is de zogenoemde 'donkere materie' die zich tussen clusters vansterrenstelsels moet bevinden. Dat hebben sterrenkundigen althansafgeleid uit het feit dat die clusters bijeen worden gehouden doorzwaartekrachtvelden die zo sterk zijn dat hun kracht niet verklaardkan worden uit de massa van de tot nu toe bekende materie. Er moetzich in het heelal dus een enorme hoeveelheid massa ophouden dienooit is waargenomen, en die bij gebrek aan een betere naam debenaming 'donkere materie' heeft meegekregen.

Gaswolken

Tijdens een persconferentie sprak SRON-directeur prof.dr.ir. J.Bleeker de verwachting uit dat de XMM-missie nieuwe kennis zalopleveren over de aard van die donkere materie en daarmee over demanier waarop de kosmos in de loop van de geschiedenis isgeëvolueerd. "Juist voor dat doel is de XMM ideaal. Detelescoop in de Chandra-satelliet maakt weliswaar scherpereafbeeldingen, maar kan alleen straling uit zogenoemde'puntbronnen', zoals sterren, registreren. De hete gaswolken in dekosmos zijn te groot voor Chandra en juist op dat gebied hebben wijmet XMM een prachtig instrument tot onze beschikking. XMM isgevoeliger dan Chandra en ziet daardoor meer in omgevingen waarsprake is van hoge energieën. Omdat juist in diegebieden nogveel mankeert aan onze kennis van de kosmos, zijn wij enormbenieuwd wat XMM ons de komende jaren gaat openbaren. Als delancering goed verloopt, zal dat echt een prachtig kerstcadeau zijnvoor astronomen."

Erik Hardeman


Golden eyes

De XMM is uitgerust met tal van technische hoogstandjes waarvande 174 in elkaar passende gouden spiegels ongetwijfeld het meestspectaculaire onderdeel vormen. Omdat röntgenstraling alleenwordt weerkaatst door metalen oppervlakken wanneer de stralingdaarop onder een zeer kleine hoek invalt, is de XMM voorzien vandrie telescopen met elk 58 spiegels die als een set pannen inelkaar passen. Ondanks dat de spiegels zelf maar 60 centimer langen maximaal 70 centimeter breed zijn, heeft XMM een totaalspiegelend oppervlak van in totaal 120 vierkante meter, dat wilzeggen bijna twee voetbalvelden. De spiegels die bestaan uit eenondergrond van nikkel waarop een flinterdunne goudlaag isaangebracht, weerkaatsen in totaal zo'n zestig procent van deinvallende röntgenstraling. Achter elke telescoop bevindt zicheen röntgencamera die de straling 'vertaalt' in opnamen van deröntgenhemel met een scherpte die vergelijkbaar is met hetzien van een dubbeltje op 350 meter afstand.

Naast het identificeren van nieuwe röntgenbronnen is hetdoel van de Europese missie ook om meer informatie te verschaffenover de aard van al bekende bronnen. De grote vraag was tot nu toehoe dat te doen. Bij zichtbare objecten - zoals sterren - wordenvoor dat doel spectrometers gebruikt, die het sterrenlicht via eenprisma uiteenrafelen in zijn bestanddelen. Zo'n spectrum vangolflengtes vormt als het ware een vingerafdruk van de lichtbron,die inzicht verschaft in de chemische samenstelling, de snelheid ende temperatuur ervan. Ook röntgenastronomen zouden graag eendergelijke vingerafdruk van hun objecten maken, maar een probleemmet röntgenstraling is dat een prisma daarop geen vatheeft.

Om dit probleem te ondervangen hebben onderzoekers van de inUtrecht gevestigde Stichting Ruimteonderzoek Nederland (SRON) nueen speciale tralievormige spectrometer ontworpen, waarmeeröntgenstraling wél in zijn onderdelen kan wordenontleed. Deze Reflection Grating Spectrometer, die ook al werdingebouwd in de begin dit jaar gelanceerde AmerikaanseChandra-satelliet, zorgt ervoor dat de röntgenstraling schuinop een set van 182 reflectietralies valt. Die setmaakt gebruik vanhet golfkarakter van de röntgenstraling en produceert hetgewenste spectrum van de röntgenbron, waardoor sterrenkundigenstraks voor het eerst ook inzicht hopen te krijgen in de nu nogonbekende samenstelling van de hete componenten van de kosmos.

Tenslotte is de XMM ook nog voorzien van een telescoop die hetzichtbare deel van de straling omzet in beelden, zodat de gevondenröntgenbron naadloos kan worden gesitueerd in het waargenomenkosmische object.

Martin Menzing druk met sponsors en autorally's

Voor Martin Menzing was het liefde op het eerstegezicht. Op zijn twaalfde ging hij voor het eerst naar een rally,en hij wist gelijk: wat zij doen, dat wil ik ook. Nu, bijnavijftien jaar later, rijdt de 26-jarige rechtenstudent uit Utrechtmee in de Nissan Micra-competitie.

"Ik mocht met een kennis van mijn vader mee", vertelt Menzingover zijn eerste kennismaking met de snelle auto's. Daarvoor hadhij nooit een speciale belangstelling voor auto's gehad. Maareenmaal bij de wedstrijd werd hij gegrepen door de spanning en desnelheid. "Ik stond daar met trillende knieën, en heb gezeurdom nog een halfuurtje langer te mogen blijven."

Inmiddels gaat een groot deel van de tijd van Menzing op aanzijn grote liefde. Afgelopen seizoen - dat duurde van eind maarttot half november - reed hij negen wedstrijden. Tevreden blikt hijterug. "Het was een goed jaar, we zijn rustig begonnen, en datwierp op het laatst zijn vruchten af." De in Amsterdam geborencoureur eindigde als vijfde in de competitie van dertien identiekewagens.

Dat was een verrassing voor de kenners. Menzing vertelt dat eraan het begin van het seizoen nogal denigrerend over hem werdgeschreven "Zo van, o ja, dan hebben we ook nog die student, diehobbelt ook mee in de karavaan." In de loop van het seizoen werdhij echter steeds serieuzer genomen. "En op het laatst stond er:'Wie weet wat volgend seizoen voor Menzing gaat brengen'."

Zijn sportcarrière verliep echter niet altijd zo vlotjes."De eerste drie jaar reed ik met mijn toenmalige navigator driewedstrijden. We hebben er niet een uitgereden, kregen steeds pech."Achteraf was dat niet verwonderlijk. "Ik was rechtenstudent, mijnnavigator studeerde psychologie. We waren totaal niet technisch enhadden alleen een Frans handboek van de auto. Met een woordenboekFrans-Nederlands in de hand moesten we alles aan die wagen zelfdoen."

Toen leerde Menzing een belangrijke les in de rallysport: zondergeld valt er weinig te rallyen. In de afgelopen jaren heeft hijzich met veel kunst- en vliegwerk voorzien van sponsors. Zijn'creatieve inslag', zoals hij het zelf noemt, bleek daarbij vanonschatbare waarde.

Flyer

"Na die drie jaar hebben we het anders aangepakt. We lieten eenflyer drukken waarin we onszelf en ons team voorstelden. We haddentoen nog helemaal geen team, maar ja, laten we zeggen dat we ervanuit gingen dat het wel goed zou komen", herinnert Menzingzich.En dat blijkt niet het enige staaltje koopmansgeest dat derechtenstudent in zijn sportloopbaan heeft toegepast. "Ik ben zodruk met de organisatie, gesprekken met sponsors, versturen vanuitnodigingen en zo, dat ik het fitnessen maar heb latenzitten."

Het aankoopbedrag van de omgebouwde auto alleen al is zo'nzeventigduizend gulden. Daarnaast moeten er banden, benzine enander aanvullend materiaal worden gekocht. Bovendien bestaat hetteam van Menzing nu uit zo'n zes mensen: hijzelf, de navigator envier mecaniciens. Die moeten allemaal naar de wedstrijden. Dathoudt in dat er voor dat hele team reis- en verblijfkosten zijnvoor zo'n vier dagen, - want zoveel tijd neemt een rally meestalwel in beslag. "Zonder sponsors, zoals Nissan zelf, maar ook mijnhoofdsponsor ASA-uitzendbureau, is dat niet te doen."

"De meeste wedstrijden zijn over twee dagen. Maardaarvóór moet je het parcours verkennen. Samen met denavigator rijd ik het helemaal langs, waarbij hij preciezeaantekeningen maakt over bochten en gaten in de weg. Tijdens eenwedstrijd leest hij die voor, en ik volg dat precies. Zo weet jewaar je kunt planken en waar je rustig aan moet doen."

Toch gebeurt het ook wel dat die aantekeningen niet voldoendeblijken. "Afgelopen jaar in België vliegen we zomaar een vrijflauwe bocht uit. Ik weet nu eigenlijk nog niet waarom. We knallenkeihard tegen een verkeerspaaltje en komen, al spinnend, op eenbruggetje uit, balancerend of we wel de plomp in zouden gaan ofniet." Uiteindelijk wist de Utrechtse student de wagen op de weg tehouden, maar zijn bijrijder hield aan het avontuur wel enkelegekneusde ribben en een gekneusde onderrug over.

Bang

Menzing stelt dat persoonlijke ongelukken niet vaak voorkomen."Ja, wel materiële schade, maar heel zelden ernstig letsel."En dat mag enigszins verbazingwekkend genoemd worden, bij een sportwaar over landweggetjes 180 kilometer per uur wordt gereden,terwijl op zachtere ondergrond toch nog snelheden van 140 kilometerworden gehaald. "Het is zo'n kick om te rijden, je voelt je hartbonzen", vertelt Menzing over de ervaring. Bang is hij nooit, maarer zijn wel momenten waarop hij besluit om het zekere voor hetonzekere te nemen. "Dat is ook mijn kwaliteit", stelt hij. "Ik kanrisico's goed inschatten. Wij zijn de enige equipe die iederewedstrijd aan de finish kwam."

Die voorzichtigheid blijkt niet alleen gestoeld opgezondheidsredenen. "Kijk, ik heb gewoon weinig geld terbeschikking, ik kan het me niet veroorloven om total loss terijden." Inmiddels zijn de besprekingenmet de sponsors voor volgendjaar al weer in volle gang. Menzing is hoopvol gestemd. "Desponsors van afgelopen seizoen waren enthousiast, dus het ziet ergoed uit." Voor volgend jaar hoopt Menzing een manager aan zijnteam te kunnen verbinden. "Want ik ben nu zowat meer tijd kwijt aande organisatie dan aan het rijden zelf."

Wie de sjesende student met eigen ogen wil bekijken, kan van 8tot 12 december terecht in de Utrechtse Jaarbeurs. Daar staat hetteam van Menzing op de Speed Design Beurs.

Hanneke Slotboom

Jargon: Low forehand

Geneeskundestudente Saskia Fuchs is midvoor van het eerstedamesteam van Kampong. Ze bekwaamt zich sinds kort in het slaan vande low forehand. Een nieuwe slag in de hockeysport.

"Vroeger mocht je alleen met de platte kant van je stick slaan.De rest was bolle kant. Sinds kort wordt ook de zijkant van destick tot de platte kant gerekend. Dus daar mag je nu ook meeslaan. Dat soort veranderingen worden doorgevoerd om het hockeyaantrekkelijker te maken voor het publiek en de televisiekijkers.Ze proberen van alles.

"Die low forehand wordt bijna nog niet gebruikt. Maar als je debal goed raakt, sla je veel harder. Ik weet niet precies waarom,maar het gaat echt veel harder. Je maakt een gewone slagbeweging.Je zit alleen veel lager. Je moet met je knieën en je knokkelszo ongeveer de grond raken en je stick evenwijdig aan de grondhouden. Een nadeel is dat je op zandkunstgras heel snel je handenopenhaalt, maar gelukkig hebben bijna alle hoofdklasserstegenwoordig een waterkunstgrasveld.

"Bij het schieten op de goal heb je de meeste voordelen van eenlow forehand. Als je met de platte kant slaat, kan de keeper zienof je je stick hebt opengedraaid en de bal dus omhoog gaat. Ze kanook zien naar welke kant je beweegt. Bij deze slag zie je dat niet.Met een kleine polscorrectie kun je de bal compleet van richtingveranderen.

"Gescoord heb ik er nog niet mee. Het is ook een hele moeilijkeslag. We trainen er wel heel veel op. Ik vind het leuk dat ernieuwe technieken bijkomen. Het is wel prettig om weer eens ietsnieuws te leren op de training."

Jurgen Swart

'Het duurt zeker nog tien jaar voordat het loopt zoals het moet lopen'

'Het duurt zeker nog tien jaar voordat het loopt zoals het moetlopen'

Bij Scheikunde zijn de medewerkers serieus door demolen gegaan, bij Wijsbegeerte kregen ze de kwalificatie zonderveel omhaal, en bij Geneeskunde zal het voorlopig wel niet veelworden. De operatie WP-FLOW voltrekt zich in de veertien Utrechtsefaculteiten met wisselend succes, maar het optimisme groeit. "Nieuwpersoneel wordt bij ons nu in ieder geval serieus op debasiskwalificatie voorbereid."

"Sinds WP-FLOW is ingevoerd, is er binnen de faculteit Biologieduidelijk meer aandacht voor onderwijs gekomen. Het heeft hier echthet een en ander losgemaakt en dat heeft zonder meer positiefgewerkt. Maar van directe gevolgen voor de loopbaan van mensen hebik eerlijk gezegd nog weinig gemerkt. Men houdt hier bij deaanstelling nog steeds strikt vast aan een fiftyfifty verhoudingtussen onderwijs en onderzoek. Het idee dat er tegenwoordig ookspecifieke onderwijsloopbanen mogelijk zijn, is volgens mij nogniet zo erg doorgedrongen."

Aldus dr. Fons Cremers, die twee jaar geleden werd verkozen totuniversitair docent van het jaar. Cremers staat niet alleen in zijnoordeel. Wie zijn oor te luister legt in de wandelgangen, merkt alsnel dat de celbioloog met zijn typering een rake analyse heeftgegeven van de manier waarop in de universiteit over WP-FLOW wordtgedacht. Er is waardering voor het feit dat onderwijs nu eindelijkserieus wordt genomen en bijna alle faculteiten maken redelijk watwerk van de kwalificatie van jonge docenten. Maar van eenonderwijscarrière is nog maar mondjesmaat sprake en bij hetzittende personeel heerst, met name in de hogere rangen, nogal watskepsis over de 'bureaucratische' operatie, die veel overhoop haaltzonder garantie dat het onderwijs er ook echt bij wint.

"Voorzover ik weet heeft iedereen bij ons dat papiertjegekregen", reageert dr. Jan Vorstenbosch van de faculteitWijsbegeerte op de vraag of hij beschikt over de basiskwalificatie."Maar dat heeft niet echt veel voeten in aarde gehad. De ouderedocenten en de hoogleraren vonden het een beetje onzinnig met alsgevolg dat het allemaal vrij geruisloos is gegaan. Voor mijn gevoelis de invoering van WP-FLOW bij ons een beetje een papierenoperatie gebleven. Ik vraag me trouwens af wat het effect zal zijn.Zelf werkte ik altijd al aan de kwaliteit van mijn onderwijs. Datisdoor FLOW niet veranderd. En of ik nou door goed onderwijs opeensmeer kans maak op een bevordering vraag ik me af. Zulke processenlopen toch meestal via andere wegen dan via FLOW."

Kinderziekten

Deze week ging een evaluatie van start die het college vanbestuur meer zicht moet geven op de manier waarop WP-FLOW (ziekader) drie jaar na invoering marcheert. Een eerder onderzoekmaakte twee jaar geleden duidelijk dat de introductie in 1996 metde nodige kinderziekten gepaard was gegaan en dat er met name bijde zittende staf een behoorlijke portie scepsis moest wordenoverwonnen. Maar inmiddels lijkt de nieuwe Utrechtse loopbaanaanpakniet alleen bij beleidsmakers maar ook bij docenten te kunnenrekenen op steun.

Maar desondanks blijven er tussen faculteiten grote verschillenbestaan. Waar faculteiten als Scheikunde en Farmacie ook al hunzittende medewerkers zeer serieus hebben getoetst, koos RuimtelijkeWetenschappen voor een meer speelse aanpak door alle medewerkerseen kwalificatie te geven op voorwaarde dat zij twee cursussen naarkeuze zouden volgen. Sociale Wetenschappen liet de medewerkers opbevel van de Dienstcommissie zelfs vrij in de keuze, zodat nu nogniet de helft van de medewerkers een kwalificatie bezit. Maar daarstaat tegenover dat de Sociale Wetenschappers tot ergernis vansommige zittende hoogleraren een zo strenge toetsing hebbenontworpen, dat niet iedereen de kwalificatie heeftbinnengehaald.

Een van de universitaire zorgenkinderen is Geneeskunde, waar inde ziekenhuisvakgroepen de patiëntenzorg zo centraal staat dateen pure onderwijsloopbaan daar eigenlijk onbespreekbaar is. Tochis onderwijsdirecteur dr. Obe de Vries hoopvol gestemd. "Bij onsheeft al het zittend personeel indertijd stilzwijgend dekwalificatie gekregen. Men hoefde zelfs geen cv in te leveren en ikben de eerste om toe te geven dat dat niet ons sterkste punt isgeweest. Toen ik nog bij het IVLOS werkte, heb ik als extern lid inde commissie gezeten die de invoering van WP-FLOW bij Scheikundebegeleidde. Daar moesten alle stafleden een portfolio inleveren enwerden zij vervolgens zeer serieus gescreend. Ik kan mijvoorstellen dat men daar met een zekere jaloezie naar Geneeskundeheeft gekeken. Maar inmiddels wordt er voor mijn gevoel nu ook bijons serieus aan getrokken. Onlangs is bij medische genetica aandrie nieuwe medewerkers de basiskwalificatie uitgereikt en er zijner alweer vier onderweg. Ook de eerste twee aanvragen voor eenseniorkwalificatie zijn intussen binnen. We zijn nu echt bezig omer werk van te maken."

Strenger

Ook onderwijsdirecteur prof.dr. Frans Habraken van Natuur- enSterrenkunde is optimistisch gestemd, ondanks het feit dat zijneigen faculteit niet echt tot de hardlopers behoort. "De grootstewinst van WP-FLOW is de vanzelfsprekende aandacht die er vooronderwijs en onderwijskwaliteit is ontstaan", zegt hij in debrochure die vorige week werd gepresenteerd bij het afscheid vancollegelid Van Vucht Tijssen. "Bij een selectieprocedurebijvoorbeeld kan onderwijs niet meer genegeerd worden omdat erspeciaal iemand voor in de commissie zit. En ach, dat sommigecollega's met een vaste aanstelling de kwalificatie een beetjetoegeworpen hebben gekregen, moet je langzamerhand vergeten. Naverloop van tijd wordt het vanzelf strenger toegepast. De overgangnaar een situatie waarin iedereen die kwalificatie heeft, moet jeopbouwen."

Dr. Twan Maintz, docent bij Informatica en vorig jaaréén van de kandidaten voor de titel docent van het jaar,deelt de mening van Habraken. Hoewel onderwijs voor zijn gevoel inzijn faculteit op dit moment nog steeds een beetje eenondergeschoven kindje is, merkt hij toch al een verandering insfeer. "Ook al zijn we nog maar kort bezig, toch heb ik nu al deindruk dat je als docent meer kans hebt om hogerop te komen danvoor de invoering van WP-FLOW. Vandaar dat ik redelijk hoopvolgestemd ben. Ik denk dat het op termijn allemaal heel goed zal gaanuitpakken. We zullen alleen geduld moeten hebben. Ik verwacht dater zeker nog tien jaar zal duren, voordat het loopt zoals het moetlopen."

Erik Hardeman


WP-FLOW

In 1996 wordt in Utrecht een nieuw functiestelsel ingevoerd metdaaraan gekoppeld een systeem van onderwijskwalificaties.Universitair hoofddocenten (uhd's) heten voortaanseniordocent/onderzoeker, terwijl de functie van universitairdocent (ud) plaats maakt voor die van docent/onderzoeker. Om inUtrecht onderwijs te mogen geven, moeten docenten voortaan in hetbezit zijn van een basiskwalificatie onderwijs, een diploma dat zijkrijgen nadat zij aan een reeks verplichtingen hebben voldaan.

Voor onderwijsmanagers en anderen die zich bezig houden met deorganisatie van het onderwijs wordt daarnaast de seniorkwalificatieingevoerd. Dit diploma geeft niet alleen aan dat betrokkene zijn ofhaar sporen heeft verdiend bij het opzetten van academischonderwijs, maar moet tevens als opstapje gaan dienen voor eenbenoeming tot seniordocent. Tot nu toe was de rang van uhd vrijwelzonder uitzondering weggelegd voor excellente onderzoekers. WP-FLOWen met name de seniorkwalificatie zijnbedoeld om in Utrecht voorhet eerst ook carrièrekansen te bieden aan bevlogen docentendie, al dan niet vanwege hun aandacht voor het onderwijs, alsonderzoeker niet in aanmerking zouden komen voor bevordering naarde hogere rang.

Deze week is op Internet een site geopend waar medewerkers enstudenten hun mening kunnen geven over WP-FLOW en het universitaireonderwijs. Naar verwachting zal eind januari de uitslag van deenquête bekend worden gemaakt.

Krapte op arbeidmarkt vereist andere aanpak personeelsfunctionaris

Krapte op arbeidmarkt vereist andere aanpakpersoneelsfunctionaris

Niet alleen USP heeft problemen gehad met het vinden van goedsecretarieel personeel. Ook elders op de universiteit zijn ersecretariële plekken vacant. Volgens Peter Peters, bij deuniversiteit werkzaam als strategisch adviseur voor hetpersoneelsbeleid, zijn er vooral problemen met het aantrekken vansecretaresses, maar ook met ict-ers en aio's. De personeels- enorganisatiefunctionarissen hebben het anno 1999 maar moeilijk. "Enhet wordt alleen maar moeilijker!", aldus Peters. Vandaar dat dep&o er zich snel zal moet ontwikkelen, om te kunnen voldoen aande eisen van de tijd.

Op 17 november kwamen om die reden personeelsfunctionarissen uitde hele universiteit bijeen, om zich te buigen over het thema'aantrekkelijk werkgeverschap op een krappe arbeidsmarkt'. De dagwas een 'kick-off' van het 'ontwikkelingsprogramma vakmanschapp&o', waarin door p&o-ers en personeelsstrategen eentraject wordt gesmeed om hun expertise en adviesvaardigheden teverbeteren.

Harry Sipkes, senior personeelsmedewerker bij Rechtsgeleerdheiden lid van het p&o-netwerk legt uit dat de personeelsadviseurvan vandaag niet alleen kennis van regels heeft, maar ook adviseuris van het management. Daarnaast is hij betrokken bij de in- door-en uitstroom van het personeel. Populair in hun circuit is dan ookde leus: 'Getting people, keeping people en getting the best out ofpeople'. Maar hoe belangrijk door- en uitstroom ook mogen zijn,voorlopig wordt, door de krapte op de arbeidsmarkt, de nadruk op deinstroom gelegd.

Alleen in het begin van de jaren zestig was er een vergelijkbaartekort aan arbeidskrachten in Nederland. Momenteel telt deuniversiteit 43 vacante werkplekken. Ter vergelijking: de ErasmusUniversiteit heeft 33 vacatures, de UvA 23, Leiden 14, de RUG 25vacatures. Utrecht is dus niet de enige universiteit die nieuwekrachten kan gebruiken, maar heeftblijkbaar relatief meer moeitegeschikte werknemers te vinden. Gevolg van een overspannenarbeidsmarkt voor de universiteit kan zijn, dat eenonderwijssecretariaat maar één middag per week open is,of sommige aio-plekken met moeite worden vervuld.

Volgens Sipkes lopen in Nederland heel wat werknemers rond, diebest wat anders zouden willen doen, maar zich niet actiefbeschikbaar opstellen en geen vacatures lezen. In hetp&o-beleid nieuwe stijl wordt onder meer ook deze, vaak overhet hoofd geziene, groep in beeld gebracht. Maar er moet meergebeuren om nieuwe, adequate krachten binnen te kunnen halen.

Betere beloning? Niet makkelijk om als groteoverheidsorganisatie te gaan schuiven met schalen. "Eensecretaresse zit nu eenmaal vast in schaal 5, 6 of 7.Uitzonderingen zorgen alleen maar voor onduidelijkheid". Beteresecundaire arbeidsvoorwaarden? Wat dat betreft zou je niet zeggendat een universitaire werknemer er slecht vanaf komt, met de circa45 vrije dagen per jaar, kinderopvang, pc-regeling en mogelijkheidtot vervroegde uittreding.

Om als universiteit aantrekkelijker te worden moet je dearbeidsmarkt anders benaderen. Sipkes legt uit: "Je kunt een aiogeen eigen lab beloven, geen kortere werkweek, geen schaal 10; danprobeer je af te spreken dat hij deels thuis kan werken en debeschikking over een laptop krijgt". Ook een monitor vantoekomstige werknemers, zou uitkomst kunnen bieden. "Zoalsscholieren nu al via het scriptiehandboek op een onverwachts momentte maken krijgen met de universiteit, moet dat op een of anderemanier ook voor werkgevers kunnen", filosofeert Sipkes." "Dep&o-ers moeten zien wat het management nodig heeft, zonderproblemen in de regelgeving, met inachtneming van de financiënen zonder precedenten te scheppen." Het zal er niet makkelijker opworden, maar wel leuker", denkt hij.

Harry Sipkes vertrekt binnenkort naar het provinciehuis. Zelfheeft hij z'n opvolgster 'geronseld' bij het Centrum voor Beleid enManagement, waar ze blijkbaar werkzoekende was. Jolanda Koudijsheeft het prima naar d'r zin en wil voorlopig niet weg, alhoewel:"Als de jongste naar de basisschool is, zie ik wel weer. Best kansdat ik ook eens iets anders wil gaan doen. Dat duurt nog drie jaar.Tot die tijd redden ze het wel bij USP.

Nathan Vos