Achtergrond

Jargon: De Sprongservice

"Een sprongservice is trainen, trainen en nog eens trainen. Inde jeugd ben ik net zoals iedereen onderhands begonnen. Daarnabovenhands. En dan wil je ook een sprongservice leren, want dat zieje op tv. Ik doe hem al een heel lang. Maar eigenlijk ben ik nogsteeds bezig om het goed onder de knie te krijgen. Dat is normaal.Elke keer leer je iets bij en dan pas je je service aan.

"De opgooi is het allerbelangrijkst. Iedere speler heeft ookzijn een eigen opgooi. Je staat twee of drie meter achter de lijnen je gooit de bal iets in het veld. De meeste spelers nemen eenaanloop van drie passen. Je springt vlak voor de lijn omhoog en jezorgt dat je in de bal valt. Je kunt ook je hand over de baldraaien als je slaat. Dan krijg je een topspineffect net als bijtennis. Als je die topspin al in die opgooi kunt leggen dan is-ienog moeilijker te verwerken voor de tegenstander.

Een gewone service wordt met twee man verdedigd maar tegen eengoede sprongservice moeten er drie passers zijn. Je hebt namelijkgeen tijd om te reageren.

"Van de meeste eredivisiespelers weet ik wel hoe ze gaanserveren. Maar afwisseling is ook goed. Een gewone 'floater' slaanterwijl ze een sprongservice verwachten. Tenzij je natuurlijk zoalsZwerver een hele harde sprongservice hebt. Dat is een fantastischwapen. Die kun je altijd doen. Dat levert zoveel directe punten op,dan mag er af en toe wel één in het net. En dienetservices zijn binnenkort ook niet meer fout. Volgens de nieuweregels mag je ook via het net serveren. Dan wordt een hardesprongservice nog belangrijker."

JS

Het nut van zand naar de zee dragen

Een langlopend experiment waarbij een deel van deNederlandse kust volkomen met rust wordt gelaten. Dat is de droomvan prof. dr. Pieter Augustinus. Hij is fysisch geograaf en sinds 1maart hoogleraar proceskunde met bijzondere aandacht voor deNederlandse kust. "Het zou kunnen zijn dat de kust zo veerkrachtigis dat de verloren gegane duinen op een later tijdstip vanzelfterugkomen."

Weggeslagen duinen zijn elke herfst en winter vaste items in hetnieuws. Wanneer de cameraploegen na de storm op het strand staan,rijden de bulldozers al rond om het gat te vullen met nieuw zand.Rijkswaterstaat brengt de duinen onmiddellijk in oude staat terug.Dat moet ze doen omdat er sinds 1990 regels zijn die bepalen dat erniets aan de kust mag veranderen.

Maar bij een volgende storm verdwijnt het met bulldozersaangevoerde zand wellicht weer in zee. Is het wel verstandig omeindeloos zand naar de zee te brengen? Moet bij zo'n weggeslagenduin misschien een golfbreker in zee worden aangelegd? "Dat helptniet. Het is de wet van het behoud van de ellende", zegt PieterAugustinus. Netto is er een stroming langs de kust van zuid naarnoord. De noordkant van een dam kent een luwte, daar zal de zeezand achterlaten. Maar verderop komt de stroming langs de kust weerop gang en wordt zand meegevoerd. En omdat er op deze plek geenzand meer kan worden aangevoerd zal dit stuk van de kust eroderen.De ellende heeft zich dus verplaatst naar een ander deel van dekust.

"Het instandhouden van de kustlijn met allerlei constructieskost veel tijd, geld en moeite. Misschien kan het anders. Het zoukunnen zijn dat de kust zo veerkrachtig is dat de verloren geganeduinen op een later tijdstip vanzelf terugkomen. Het is heel lastigom het gedrag van de kust te voorspellen. Dat is een leemte in hetonderzoek", zegt Augustinus.

Woensdag heeft hij bij de aanvaarding van het ambt vanhoogleraar in de fysische geografie gewezen op het belang vanonderzoek naar het gedrag van de kust. De dichtbevolktekustprovincies moeten tegen de zee beschermd worden. Maar dat isniet de enige reden voor intensief kustonderzoek. Er zijnbijvoorbeeld ook plannen om voor de kust ruimte te vinden die opland ontbreekt. Zo wordt er nagedacht over een tweede luchthaven,die op een kunstmatig eiland voor de kust gebouwd zou moetenworden. Daarnaast wil Rotterdam zijn haven graag naar het westenuitbreiden. En misschien ook is de zee een goede plek omwindmolenste bouwen, aangezien veel mensen bezwaar hebben tegen windmolens ophet land. "Het is een taak van de wetenschap ervoor te zorgen datde verschillende keuzemogelijkheden met al hun consequenties zozuiver mogelijk zijn onderbouwd", zegt Augustinus.

Geheimen

Nederland heeft de best onderzochte en gedocumenteerde kust terwereld. "Door trial and error zijn we in de loop van de eeuwen heelveel te weten gekomen. En Nederland is uniek met een dienst alsRijkswaterstaat, die al meer dan 200 jaar bestaat. In al die tijdzijn er allerlei gegevens verzameld, die een schat aan informatieopleveren." Maar dat wil niet zeggen dat de kust en de brandinggeen geheimen meer hebben. Een voorbeeld. Het is bekend dat bijmooi zomers weer de golven zand naar de kust brengen. In de winterverdwijnt er juist zand. Blijft er na afloop van éénzomer en één winter meer zand achter dan er verdwenen is?Dit is maar één vraag. Augustinus wil graag weten hoe hetstrand en het reliëf van de onderwateroever zich over eenlangere periode ontwikkelen. Het is niet alleen dewetenschappelijke nieuwsgierigheid die hem drijft bij hetkustonderzoek. Wanneer je het kustsysteem tot in details kuntdoorgronden, kan het beleid daarop aangepast worden. Wellicht kanmet minder inspanning dezelfde veiligheid gegarandeerd worden.

Augustinus denkt dat over het gedrag van de 120 kilometer langeNederlandse kust niet zomaar voorspellingen kunnen worden gedaan.Hij wil daarom eerst een deel van de kust onderzoeken. Wat is decyclus van groei en afkalving van dat stukje kust? Wat is deinvloed van de verschillende soorten golven op de vorming van debodem?

Augustinus zou graag een langlopend experiment willen uitvoeren."Ik ben op zoek naar een representatief stuk kust, waar je kuntbestuderen wat er gebeurt wanneer er niet wordt ingegrepen. In dekop van Noord-Holland heb je wel van die stukken."

Achter de duinenrij zou voor de zekerheid een wal opgeworpenmoeten worden voor het geval de zee doorbreekt. Geduld isbelangrijk bij de uitvoering van dit experiment. "De tijdsfactormoet volledig onbegrensd zijn. En dan heb ik het dus niet over eenkabinetsperiode van vier jaar. Bij veel plannen zien ministersgraag dat er nog binnen de zittingsperiode resultaten zijn." WatAugustinus betreft zou het experiment gemakkelijk tientallen jarenkunnen beslaan. "Dan pas weet je hoeveel tijd een systeem nodigheeft om zich te ontwikkelen."

Augustinus noemt de Surinaamse kust, waar hij onderzoek naarheeft gedaan, als voorbeeld. "Bijna niemand kijkt er naar de kustom en in die kuststreken woont ook bijna niemand." De kust kan zichop een volkomen natuurlijke manier ontwikkelen. Het ene jaarverdwijnt er wat kust enhet volgende jaar kom er weer iets bij. "Oplange termijn zie je dat over een periode van 6000 jaar er inWest-Suriname 40 kilometer bijkomt. Omgerekend betekent dat eenaanwas van zes à zeven meter per jaar." De kust bouwt dus uit.Maar dat kan pas duidelijk worden wanneer de ontwikkeling van dekust over een lange periode bestudeerd wordt. Voor het experimentgeldt ook dat niet na één winterstorm al gelijkconclusies moeten worden getrokken over de afkalving van dekust.

Voorlopig is de tijd nog niet rijp voor Augustinus' experiment.Maar er is hoop. "Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor hetonderhoud van de kust en zij hecht grote waarde aan strategischonderzoek."

Wesp

In afwachting van het experiment hoeven de wetenschappersnatuurlijk niet stil te zitten. Augustinus en zijn collega's hebbensinds 1997 de beschikking over de Wesp. Dit door Rijkswaterstaatgebouwde een voertuig kan de zee ingereden worden om daar metingente verrichten. "Het is een fantastisch ding. Vroeger was het erglastig om metingen in de brandingszone te verrichten. Je moest meteen bootje de zee op en je kon niet lang op een plek blijven. Nukan op gezette tijden het bodemprofiel, de stroming, degolfactiviteit en het zandtransport gemeten worden. Dat levertenorm veel gegevens op, waarmee we de processen goed kunnen lerenkennen."

Even belangrijk voor Augustinus is de videocamera die op het dakstaat van Grand Hotel Huis ter Duin in Noordwijk aan Zee. De camerais niet op de boulevard maar op de branding gericht. Elk uur wordener 10 minuten opnames gemaakt. Van de vorm van de golven kanafgeleid worden hoe de bodem eruit ziet. "De beelden wordengemiddeld. De grijstinten die je vervolgens ziet, probeer je tevertalen in diepte en reliëf." Wanneer er eenmaal inzicht isgekregen in de systemen van kleine delen van de kust, kan eenpoging gewaagd worden het functioneren van de hele Nederlandse kustte bevatten en te voorspellen.

Michiel Slütter

Economisch belang Waddenzee voor overheid primair

Die weinig opwekkende conclusie trekt Tanja Verbeeten in hetproefschrift Wijs met de Waddenzee waarop zij vrijdag 26 novemberpromoveert. De Utrechtse milieukundige die een jaar geleden indienst trad bij TNO in Delft, wilde met haar onderzoek uitzoekenhoe het overheidsbeleid ten aanzien van kwetsbare natuurlijkesystemen zoals de Waddenzee moet worden georganiseerd om zoveelmogelijk lering te trekken uit eerder opgedane ervaring.

Verbeeten bestudeerde voor haar onderzoek de ontwikkeling in deafgelopen dertig jaar van het beleid rond de zandwinning, dekokkelvisserij en de gaswinning in het Waddengebied. Zijconstateert dat er weliswaar op alle drie terreinen sprake isgeweest van beleidswijzigingen, maar relativeert de invloed vanleerprocessen op de richting van het beleid.

Enerzijds blijkt het overheidsbeleid voor een niet onbelangrijkdeel te zijn beïnvloed door de actieve opstelling van deWaddenvereniging, die erin is geslaagd om de ecologische waarde vanhet gebied op de politieke agenda geplaatst te krijgen. Maar nogbelangrijker waren volgens Verbeeten economische argumenten. Hetbesluit om de zandwinning in de Waddenzee te staken viel pas in1996 toen de vraag naar zand sterk begon af te nemen. En dat dekokkelvissers in 1993 akkoord gingen met vangstbeperkendemaatregelen kwam vooral omdat de schelpdierstand toen zo ernstigwas teruggelopen dat de broodwinning van de vissers in gevaarkwam.

Ook over het overheidsbeleid ten aanzien van gasboringen heeftVerbeeten weinig illusies. Het moratorium op gaswinning (deonderlinge afspraak tussen overheid en NAM om gedurende tien jaaraf te zien van boringen) kreeg in 1984 vooral brede steun omdat erop dat moment voldoende gas beschikbaar was. Dat feit, gekoppeldaan de lage gasprijzen, is ook de enige reden dat er na 1994 geenboringen zijn uitgevoerd, stelt Verbeeten niet zonder cynisme.

Concluderend stelt de promovenda dat toenemende kennis overmilieu-effecten weliswaar een rol speelt in de manier waarop hetbeleid zich ontwikkelt, maar dat economische overwegingendoorslaggevend zijn. Hoe raak die typering van het weinigidealistische overheidsbeleid is, bleek twee weken geleden toen deregering-Kok toch weer proefboringen in deWaddenzee wilde toestaan.Uit het onderzoek van Verbeeten blijkt dat dit voornemen geheel inlijn is met de geschiedenis van twintig jaar Waddenbeleid. In eenopiniebijdrage in de Volkskrant constateerde zij dan ook dat deoverheid opnieuw niet onomwonden voor het natuurbelang kiest.Alleen als dat in economisch opzicht niet al te nadelig is, wil deregering met de natuur rekening houden, aldus de promovenda die deregering verwijt van twee walletjes te willen eten. "Ook nu wordtalle hoop gevestigd op gaswinning zonder dat onherstelbare schadewordt toegebracht aan de natuur. In de praktijk blijkt het evenwelniet altijd mogelijk te zijn om zogenaamde 'win-win-situaties' tecreëren. In dat geval zal een duidelijke keuze moeten wordengemaakt."

EH

IVLOS-katern: Een klasgenootje iets vragen is veiliger dan de vinger moeten opsteken

IVLOS-katern: Een klasgenootje iets vragen is veiliger dan devinger moeten opsteken

Annelien Haitink begeleidt vanuit het IVLOS docentenin het voortgezet onderwijs in het kader van de basisvorming en hettweede fase onderwijs, dat daar vanaf september dit jaar moestworden ingevoerd. Ze geeft onder andere een cursus Teamleren: eenandere onderwijsmethode waarin groepsinteractie centraal staat. Eenoud cursist: "Lesgeven wordt weer leuk, zo wil ik wel eeuwigdoorgaan."

Annelien Haitink: "Ik was lerarenopleider bij het IVLOS en benin 1991 begonnen met experimenten op het gebied vancoöperatief leren, iets dat in Israël en de VS al langeretijd veel gebruikt wordt. Coöperatief leren, of Teamlerenzoals wij het noemen, is sociaal leren, in tegenstelling tot deandere - in Nederland gangbare - vorm van leren: individueelleren."

Nadat ze een tijdje ervaring had opgedaan met het opleiden van`Teamlerende' cursisten binnen het IVLOS, werd Haitink benaderddoor een middelbare school. Combineerde ze eerst nog deIVLOS-docentenopleiding met het trainen van docenten in hetvoortgezet onderwijs, inmiddels is dat laatste deel van haar werk -via via - zodanig gegroeid dat haar hoofdtaak momenteel buiten dedeur ligt.

Een aantal specifieke kenmerken bepaalt de kracht van Teamleren:"Het grote voordeel van Teamleren is dat taal als instrumentgebruikt wordt om te leren. Het sociale aspect van deonderwijsmethode past goed bij extraverte leerlingen en leerlingenuit migrantenlanden, die gewend zijn om in een groep samen tewerken. Door leerlingen te laten praten over een bepaald vak,steken ze ontzettend veel op. Wanneer ze zelf actief iets uitleggenaan elkaar is het leerrendement heel hoog", aldus Haitink.

Een dergelijke manier van onderwijs vereist iets totaal andersvan een docent die binnen de kaders van het traditioneleindividueel leren voor de klas staat, waar iemand dus zijn verhaalhoudt, huiswerk meegeeft en de stof vervolgens met een proefwerktoetst. "Teamleren eist andere vaardigheden van een docent. Omdathet totaal nieuw is heeft niemand er vanuit zijn eigen middelbareschooltijd ervaring mee. Er is geen verleden waar je op terug kuntvallen. Docenten moeten leren hoe ze de interactie kunnenaansturen, ze moeten goed observeren en feedback geven waar datnodig is. En natuurlijk eisen stellen aan de interactie, zodat ereen bepaald niveau bereikt wordt."

Stilte!

Deze andere manier van lesgeven sluit goed aan bij de heterogenesamenstelling van de maatschappij, die immers tot gevolg heeft datklassen bijna altijd uit multiculturele groepen zijn samengesteld.Haitink: "Het is veilig om binnen een kleine groep te leren, om ineen klein verband een klasgenootje te vragen iets nog eens uit teleggen. Dat is prettiger dan als enige in de klas je vinger op temoeten steken omdat je iets niet begrijpt."

Een ander voordeel is dat kinderen de hele dag bezig zijn metcommuniceren en dat daardoor het taalgebruik intensief wordtgetraind. "En Teamleren sluit aan bij de natuurlijke neiging vanmensen om te praten. Dat kun je beter stimuleren en in goede banenproberen te leiden dan als een politieagent voor de klas te staanen 'Stilte!' te roepen."

Wilma Papen, docente Engels voor VBO- en Mavo-klassen van hetMinkema College in Woerden bevestigt dat. "Drie jaar geleden ben ikbegonnen met de cursus van Annelien en vanaf het begin was ikrazend enthousiast. Het is een fantastisch systeem en het werktgeweldig. Ik heb mezelf de taak gegeven om iedere weekéén van de drie of vier lesuren volgens het principe vanTeamleren te geven. Dat lukt redelijk in de praktijk."

Moet individueel leren dan maar afgeschaft worden? AnnelienHaitink: `Nee, dat moet zeker blijven bestaan. Individueel leren enTeamleren vormen een combinatie die iedere docent moet kunnenbeheersen zodat afgewogen kan worden wat in welke situatie hetbeste is. De leerling moet daarin centraal staan. Want het gaat ertenslotte om dat alle leerlingen mee kunnen.'

Toetsvormen

De basistraining Teamleren die door het IVLOS wordt gegevenbestaat uit vijf lessen van 2,5 uur. Hoe zorg ik ervoor dat ik decontrole niet verlies, wat is leren eigenlijk, verschillendeonderwijstechnieken, werken met ICT middelen en (niet in de laatsteplaats) het contact met collega docenten komen aan bod. "Door teoverleggen en elkaar feedback te geven kun je samen onderwijsontwikkelen. Dan is het niet meer zo dat iedere docent de deurachter zich dicht trekt en op zijn eigen eilandje lesgeeft.Docenten merken dat ze best veel aan elkaar kunnen hebben", zegtHaitink. Onontbeerlijk is de betrokkenheid van de schoolleiding inhet proces. "Docenten hebben het al zo verschrikkelijk druk, deschoolleiding moet echt achter ze staan en ze extrastimuleren."

Rob Beirkhoff geeft wiskundeles aan de bovenbouw Havo en VWO vande Esprit Scholengroep in Amsterdam. Daarnaast houdt hij zich bezigmet onderwijskundige vernieuwingen en het tweede fase onderwijs.Vorig jaar volgde hij zes middagen een cursus Teamleren, waarnatwee maal een nabeschouwing en evaluatie volgde. "Ik ben de cursusvooral uitbelangstelling voor mijn collega's op school gaan volgen.Ik vind het belangrijk om goed op de hoogte te zijn van wat zijdoen. Je moet met elkaar kunnen praten over waar je mee bezig bent.Dit jaar is er een nieuwe groep gestart waarin weer een aantaldocenten van onze school mee doen."

Leuk

En wat vond hij ervan? "De cursus is me goed bevallen, maar ikzet wel vraagtekens bij de toepasbaarheid. Volgens mij is Teamlerenvooral geschikt voor de onderbouw en voor taalonderwijs. Zelfgebruik ik het niet in mijn lessen maar ik ben wel overgegaan totmeer groepswerk in de klas."

Na de basiscursus begint het werk pas eigenlijk. AnnelienHaitink: "Bij Teamleren past een ontwikkeling van nieuwetoetsvormen. Geen proefwerken meer, maar het observeren vanleerlingen staat centraal. Wat zijn hun goede kanten, hoe kunnendie gestimuleerd worden, wat zijn de zwakke plekken, hoe daar hetbeste mee om te gaan? Dat zijn de relevante vragen. Hetvervolgtraject wordt ontwikkeld in samenwerking met de school. Dusals je vraagt hoe lang de cursus Teamleren duurt ben ik geneigd tezeggen: 'Eigenlijk je leven lang'. Je bent er nooit klaar mee.Teamleren is ontzettend hard werken. De betrokkenheid bij zowelleerlingen als docenten moet hoog zijn. Het is ingewikkeldwerk."

Wilma Papen: "Inmiddels ben ik terug geweest voor een tweedecursus om mijn ideeën te vervolmaken. Annelien inspireert meenorm en denkt fantastisch mee. Teamleren kost veel tijd enenergie. Vooral de voorbereiding is veel extra werk. Je moetbijvoorbeeld een apart taakformulier ontwikkelen waar de kinderenmee aan de slag kunnen. Maar die extra moeite loont absoluut.Daarbij: het is een investering waar je de volgende jaren meeverder kunt. Het belangrijkste vind ik dat leerlingen gemotiveerderen enthousiaster worden. Lesgeven wordt weer leuk, zo wil ik weleeuwig doorgaan. En als ik dan weer een keer het grammaticaboekerbij pak zeggen de kinderen: "Ah, waarom gaan we niet weer zoietsdoen als vorige week? Dat was hartstikke leuk".'

Lineke van den Boezem


Fact and figures

Totaal aantal afgegeven diploma's 1997-'98:..........142

Aantal studenten voor studievaardigheden...........600

Personeelsomvang voor onderzoek..........11 fte

Totaal aantal personeelsplaatsen..........76,4 fte

Waarvan man..........39,3 fte

Waarvan vrouw..........37,1 fte

Aantal wetenschappelijke publicaties..........45

Aantal publicaties vaktijdschriften..........84

Dienstverlening aan UU (Educatieve Middelen Pool)..........7,6fte

Aantal docentcursussen UU..........66

Aantal UU-cursisten..........708

Cursussen overig hoger onderwijs (incl.buitenland)..........177

aantal deelnemers cursussen overig hogeronderwijs..........1641

Dienstverlening aan Voortgezet Onderwijs: ..........10,2 fte

Ruimtegebruik IVLOS ..........1413 m2

Baten..........10.075.000,- gulden

Lasten ..........9.935.000,- gulden

Bron: Jaarverslag IVLOS 1998

IVLOS-katern: 'Kwaliteit is een sleutelwoord voor de Poolse toekomst'

IVLOS-katern: 'Kwaliteit is een sleutelwoord voor de Poolsetoekomst'

Begin oktober was een tiental medewerkers van Poolse`kolegia' (te vergelijken met de Nederlandse PABO's en tweedegraadslerarenopleidingen) en medewerkers van het Poolse ministerie vanonderwijs te gast bij het IVLOS. In die week werd er gewerkt aanhet zogenaamde SMART-programma, dat Kolegia in staat moet stellenin de toekomst zelfstandig de kwaliteit van het onderwijs teevalueren.

Albert Pilot (IVLOS), Bob Jeffery (mede cursusorganisator namensBrunel USUniversity NLuit Engeland) en twee Poolse cursisten, AnnaStrzelecka en Edward Maliszewski vertellen halverwege de weektijdens de lunch in de - op dat moment zonnige - kantine van hetBestuursgebouw over de veranderingen in Polen, het SMART-project ende rol die het IVLOS daarin heeft.

De samenwerking op het gebied van accreditering enonderwijsvisitaties loopt sinds 1992. Brunel University is met eenaantal Poolse onderzoeksinstituten begonnen met geld uit het EUPhare fonds. Iets later is samenwerking gezocht met universiteitenen andere onderwijskundige instituten in Europa, waaronder dus hetIVLOS. Bob Jeffery: "Het doel van SMART is vierledig. In de eersteplaats is er het ontwikkelen van examensystemen, ten tweede moetener onderwijskundig vernieuwde curricula worden opgesteld voor hetbasisonderwijs en voortgezet onderwijs. Het derde deel heeftbetrekking op het op poten krijgen van een accreditatiesysteem envisitaties voor de lerarenopleiding... dat is waar we ons deze weekvooral mee bezig houden. En tenslotte richten we onze aandacht ophet financiële aspect van het onderwijs."

Vanuit het IVLOS zijn er vier medewerkers betrokken bij SMART.Een van hen is Albert Pilot. "Ik werk sinds 2,5 jaar aan ditproject vanuit mijn ervaring en achtergrond op het gebied vaninterne en externe kwaliteitszorg - zelfevaluaties, visitaties - opHBO en universitair niveau, zowel in Nederland als bijvoorbeeld inAmerika. Vandaar dat het interessant was om zoiets nu ook in Polenop te bouwen en om daar ervaring in te brengen. En natuurlijk omdathet IVLOS een waardevol systeem van lerarenopleidingen heeft metgoede resultaten." Sinds 1997 heeft Pilot zo'n 15 keer een bezoekaan Polen gebracht.

Timmeren

Anna Strzelecka is directeur van een Pools kolegium in "een heelmooi stukje Polen, je zou het kunnen vergelijkenmet het LakeDistrict." De school telt ongeveer veertig docenten en driehonderdstudenten. "We leiden leraren op voor de eerste jaren van hetbasisonderwijs, voor de vakken rekenen, Engels en Duits." OokEdward Maliszewski is directeur van een zogenaamd teacher trainingcollege. "Die school staat in een prachtig historisch middeleeuwsstadje in Polen. We geven alleen les aan toekomstige leraren taal-en letterkunde: Engels, Duits en Frans. Onze studenten wordenopgeleid om aan leerlingen in het basisonderwijs en aan leerlingenin het voortgezet onderwijs les te kunnen geven." Edwards instituutis met 65 stafleden en 360 studenten iets groter dan dat vanAnna.

Edward en Anna onderschrijven het belang van kwaliteitszorg inhet onderwijs. Anna: "Er is een grote verandering gaande in hetPoolse onderwijs. Het door de centrale overheid gestuurde systeemwordt meer en meer vervangen door een systeem waarbij deverantwoordelijkheid wordt gelegd bij de scholen zelf. Kwaliteit iseen sleutelwoord voor de toekomst. Want als Polen in 2002 deel uitgaat maken van de EU moeten we een gelijkwaardig niveau hebbenbereikt."

Tijdens zijn bezoeken aan Polen is het Albert Pilot opgevallenhoe snel de nieuwe ontwikkelingen in het voormalige Oostbloklandelkaar opvolgen. "Die groei blijkt niet alleen uit kwalitatieveveranderingen maar ook in fysiek opzicht. Er wordt zoveel gebouwd.Je zou kunnen zeggen dat er zowel figuurlijk als letterlijk continuaan de weg wordt getimmerd."

Over de samenwerking met het IVLOS zijn de beide Poolsedeelnemers enthousiast. "Binnen het SMART programma kunnen we lerenvan de uitgebreide ervaring en vergevorderde kennis die zowel inEngeland als Nederland aanwezig is. Het beste daarvan proberen weuit in Polen", zegt Edward over de inhoudelijke samenwerking. OokBob Jeffery benadrukt dat de kracht van SMART vooral deinternationale samenwerking is.

Anna ziet grote voordelen voor de Poolse deelnemers in depraktijkervaring van het IVLOS. "Het IVLOS heeft een heelconsistent systeem voor onderwijsevaluatie. Daarom zijn ze eenbelangrijke discussiepartner. We leren zoveel. Hoe kunnen weexterne en interne evaluatie verbeteren? Hoe kunnen we een en anderhet beste implementeren, rekening houdend met de huidige situatie?"En, niet onbelangrijk: de mensen van het IVLOS zijn erg vriendelijken helpen waar ze kunnen. "Utrecht is een mooie stad, het weer isde hele week al magnifiek en voeg daarbij de geweldige sfeer: deweek is een succes!"

Transitie

Omdat de onderlinge contacten bijzonder goed zijn, hebben BrunelUniversity en het IVLOS besloten de samenwerking in de toekomstvoort te zetten. Er zijn op dit moment bijvoorbeeld plannen omeenproject in Litouwen op te zetten. Ook Anna blijft contact houdenmet het IVLOS. "Via het Erasmus-project worden studenten endocenten van de Universiteit Utrecht en mijn school in Polenuitgewisseld." Ondertussen moet er nog het nodige gebeuren waar hetde kwaliteitsbewaking van het onderwijs in Polen betreft. Inmiddelsnadert het SMART programma zijn laatste fase.

Edward: "Het SMART-project is bijna klaar, maar het werk dat wedan nog moeten doen is nog lang niet klaar. Maar dat kunnen we nuzelf aanpakken dankzij de handvaten die we door de samenwerking methet IVLOS en Brunel University hebben gekregen. Veel dingen moetennog gebeuren. Het is nou eenmaal zo dat de praktijk vaak snellerverandert dan de wetgeving. Ik wil wel beklemtonen dat het projectniet beter had kunnen verlopen. Ik ben tevreden over het resultaatdat we hebben bereikt. De kolegia stonden dan ook heel welwillendtegenover de vernieuwing."

Bob Jeffery vertelt dat de medewerking van de Poolse regering inhet algemeen en die van het ministerie van onderwijs in hetbijzonder ook onontbeerlijk is geweest voor het succes van hetprogramma. "We hebben goede contacten met de regering. Heelbelangrijk voor de transitie van het communisme naar de huidigesituatie en alles dat daarbij komt kijken."

Lineke van den Boezem

Een goed pensioen? Je moet er op tijd bij zijn.

Wanneer

a. Wanneer u minder gaat werken. Bij deeltijdwerken wordt nietlanger één pensioenjaar per jaar opgebouwd, maarminder.

b. Wanneer u op latere leeftijd (bijvoorbeeld vanaf 27 jaar)begint met werken. Het opbouwen van veertig volledige pensioenjarenis dan niet mogelijk.

c. Wanneer u volledig met pensioen gaat vóór deveertig pensioenjaren zijn bereikt. Medewerkers die tussen het55ste en 65ste jaar stoppen met werken, hebben vanaf het moment datze volledig ophouden geen pensioenopbouw meer.

d. Bij echtscheiding, scheiding van tafel en bed en bijbeëindiging van het geregistreerd partnerschap. Een medewerkerkan tengevolge van de Wet Verevening Pensioenrechten verplicht zijneen deel van het opgebouwde ouderdomspensioen te delen met deex-echtgenoot of de ex-partner.

e. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. In dit geval hebt ude eerste twee jaar een volledige pensioenopbouw. Daarna kunt u nogwerken voor het deel dat u arbeidsgeschikt bent. Of dan voldoendepensioen wordt opgebouwd is afhankelijk van het aantal uren dat unog werkt, hoe hoog het inkomen is en in welkearbeidsongeschiktheidsklasse u valt. Indien u niet werkt voor hetdeel dat u arbeidsgeschikt bent, blijft u in verband met deaanvullende (suppletie-) uitkering gedurende 7,5 jaar volledigpensioen opbouwen. Daarna hangt de opbouw af van de mate vanarbeidsongeschiktheid. Overigens bouwt iemand die op of na 1 april1997 gedeeltelijk arbeidsongeschikt is pensioen op tot 62 jaar.Wanneer u reeds reeds voor één april 1997 gedeeltelijkarbeidsongeschikt bent geworden, bouwt u pensioen op tot 65jaar.

f. Bij werkloosheid. U bouwt voor 50 procent pensioen op, zolangu recht heeft op een ontslaguitkering.

Wanneer a,b of d voor u van toepassing is, kan het pensioenworden verhoogd zonder dat u hier zelf voor hoeft te betalen.

Dat is mogelijk indien u:

- Doorwerkt en geen gebruik maakt van de vervroegdepensioenregeling (FPU). Wanneer u tot uw 65ste doorwerkt, wordt hetniet-gebruikte FPU-deel bij het ouderdomspensioen gevoegd enontvangt u met 65 jaar onder bepaalde voorwaarden eenéénmalige bonus van 10.360 gulden (1999).

- U later dan op de spilleeftijd (61of 62 jaar) met vervroegdpensioen gaat en dit FPU-pensioen meer dan 70 procent van hetsalaris bedraagt. In deze situatie kunt u het gedeelte van hetFPU-pensioen dat boven de 70 procent ligt doorschuiven naar hetouderdomspensioen. Indien het FPU-pensioen in deze situatie meerdan 100 procent van het salaris bedraagt wordt het gedeelte van hetFPU-pensioen dat boven de honderd procent ligt automatischovergeheveld naar het ouderdomspensioen.

- U het nabestaandenpensioen ruilt voor meer ouderdomspensioen.Dit is alleen mogelijk voor het nabestaandenpensioen dat vanaf 1juli 1999 bij het ABP wordt opgebouwd. Het uitruilmoment is op 65jaar en is alleen mogelijk met instemming van de partner.

Wanneer c, e of f voor u van toepassing is, kunt u met eigengeld tegen een goedkopere standaardpremie via het pensioenreglementbijsparen voor het pensioen. Dit is alleen mogelijk:

- Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, indien sprake is vanéén van de situaties die beschreven zijn bij e en ujonger bent dan 65 jaar. Tot het bereiken van de 62-jarige leeftijdbetaalt u dezelfde premie die werkenden betalen voor het pensioen.Daarna is een hogere (individuele) premie verschuldigd. Bijwerkloosheid kan dat wanneer u recht heeft op een ontslaguitkeringen jonger bent dan 65 jaar. Er kan 50 procent of 25 procent wordenbijgespaard. Per jaar dat wordt bijgespaard krijgt u er een half ofkwart pensioenjaar bij. Tot 62 jaar betaalt u dezelfde premie alstoen u nog werkte. Daarna is een hogere (individuele) premieverschuldigd.

Wanneer u met vervroegd pensioen gaat en op één april1997 vijftig jaar of ouder was, kunt u tijdens de FPU-periode hetpensioen maximaal vier jaar voor 50 procent voortzetten. U betaalthiervoor dezelfde premie, als toen u nog werkte.

Het pensioen kan ook aangevuld worden buiten hetpensioenreglement. Lijfrenteverzekeringen die bij alle verzekeraarskunnen worden afgesloten bieden goede mogelijkheden. Daarnaastbestaan bij de diverse verzekeraars allerlei mogelijkheden om metlijfrenteverzekeringen het inkomen na overlijden en tijdensarbeidsongeschiktheid aan te vullen.

Voor vragen en of informatie over uw pensioen kunt u deklantenservice van het ABP bellen. De klantenservice van het ABP isop werkdagen telefonisch bereikbaar van 8 tot 19 uur optelefoonnummer 045-5796171

tekst afkomstig van afdeling FinanciëleArbeidsvoorwaarden, Sociale Zekerheid en Pensioenen van het Bureauvan de Universiteit

IVLOS-katern: Leraar... Iets voor jou?

Vakdocenten: scholen voor voortgezet onderwijs staanerom te springen. Wie vandaag een opleiding volgt, heeft morgenzeker een baan. Maar hoe krijg je studenten zover dat zij voor deklas willen? Door meer verschillende opleidingen aan te bieden,hoopt het IVLOS.

Een afwisselde baan temidden van jonge mensen. Maar ook: eenhoge werkdruk en matige salariëring. Het onderwijs heeftmoeite personeel te vinden. Zeker in deze tijd van hoogconjunctuurwaarin de banen in het bedrijfsleven voor het oprapen liggen.Wervende reclamecampagnes moeten jonge mensen verleiden tot hetleraarschap. De universitaire lerarenopleidingen kregen geld vanhet ministerie om de opleiding aantrekkelijker te maken. OC&Whoopt dat de opleidingen vanaf 2003 twaalfhonderd nieuweeerstegraads docenten per jaar afleveren. Nu zijn dat erachthonderd.

Of dat gaat lukken? Ietje Veldman coördinator voortgezetonderwijs van het IVLOS, durft geen voorspelling te doen. "Er moettoch ook iets aan de arbeidsomstandigheden veranderen. En dat moethet ministerie zelf doen. Bovendien weet je niet hoe dearbeidsmarkt zich gaat ontwikkelen. Als er elders minder banenzijn, groeit de belangstelling voor het leraarschap. Dat geldt metname voor alfa- en gammastudenten."

Het IVLOS heeft een aantal nieuwe trajecten ontwikkeld in dehoop meer studenten te trekken. De meest in het oog springende isde internationale opleiding, die vorig jaar van start ging.Studenten krijgen en geven les in het Engels. Behalve delesbevoegdheid voor het Nederlandstalige onderwijs zijn zevoorbereid om na afronding van de opleiding les te geven in hetbuitenland en aan tweetalige scholen voor voortgezet onderwijs.

Deze internationale opleiding leverde afgelopen jaar negennieuwe docenten af. Twee van hen werken in het buitenland,één op een reguliere school, de rest op internationalescholen in Nederland. Dit jaar volgen achttien studenten deopleiding. Veldman: "Hoewel een aantal studenten sowieso voor hetonderwijs had gekozen, zitten nu ook studenten op de opleiding voorwie het internationale aspect de doorslag gaf." Voorwaarde omtoegelaten te worden tot deze opleiding, is een goede beheersingvan het Engels.

Pittig

De Inservice opleiding richt zich onder meer op studenten diemeteen na hun doctoraal willen werken. Zij zoeken zelfstandig eenbaan als leraar en volgen naast een gemiddeldewerkweek van twaalfuur, lessen didactiek aan het IVLOS. In één tot twee jaarhalen zij hun eerstegraads bevoegdheid.

Thom Somers, begeleider van inservice studenten: "Je moet welstevig in je schoenen staan om dit te kunnen. Bij de gewonepostdoctorale lerarenopleiding loop je het eerste half jaar samenmet twee andere studenten stage. Je helpt en corrigeert elkaar.Daarnaast zit een ervaren docent achterin de klas. Bij de inserviceopleiding sta je meteen als een volwaardige leraar voor de klas.Dat is heel pittig." Ook mensen die een baan hadden in hetbedrijfsleven en zich willen omscholen tot leraar, kiezen vaak deinservice opleiding. Dit jaar zijn dat er vijftien.

Het verlengen van de bètastudies van vier naar vijf jaar iseen inspiratiebron voor het ontwikkelen van een zogenaamdeafstudeervariant 'eerstegraads leraar'.

Somers: "Als je de doctoraal-fase met een jaar verlengt, kun jeer donder op zeggen dat er nog minder studenten zijn die na dievijf jaar studie opnieuw een heel jaar willen besteden aan eenpostdoctorale lerarenopleiding. Wij bieden daarom vanaf volgendjaar de mogelijkheid, om al in het laatste studiejaar een grootdeel van de vakken te volgen van de lerarenopleiding. Op die manieris er alleen nog een paar maanden stage te gaan na het afstuderen.Bijkomend voordeel is, dat je het laatste deel van de studie en delerarenopleiding echt met elkaar kunt integreren. Het IVLOS en defaculteiten ontwikkelen samen plannen om dat zo optimaal mogelijkte laten verlopen. Dit geldt overigens ook voor alfa- engammastudies."

Voorspelling

Of het grotere aanbod aan opleidingstrajecten vruchten afwerpt,moet nog blijken. Maar de eerste tekenen zijn hoopvol. Vorig jaarvolgden zo'n 115 studenten de lerarenopleiding. Dit jaar zijn dater twintig meer.

Doordat studenten voorafgaand aan de opleiding eenoriëntatie-cursus moeten volgen, hebben ze vooraf een idee ofhet vak hen ligt of niet. Veldman: "Het komt wel eens voor dat weiemand waarschuwen dat het vak hem zwaar zal vallen. Maar als zoiemand toch per se wil, mag hij de opleiding doen. Het is eenbeetje flauw om te zeggen, maar meestal komt onze voorspelling uiten haken deze mensen af. Dat geldt voor ongeveer vijf procent vanalle studenten. Maar gelukkig gebeurt het ook regelmatig dat iemandtijdens het jaar helemaal opbloeit en een nog betere docent blijktte zijn dan we dachten."

Karin Alberts


Job Stufkens (26, Inservice-opleidinggeschiedenis)

'Ik snap niet waarom het leraarschap zo'n negatief imagoheeft'

"In maart jongstleden ben ik begonnen aan de inserviceopleiding. Ik had ruim anderhalf jaar gewerkt als beleidsmedewerkerbij het Europees Centrum voor Confliktpreventie. Heel interessantwerk, maar na verloop van tijd begon ik mijn vak te missen... enhet werken in groepen. Tijdens mijn studie heb ik het leraarschapnooit serieus overwogen, maar toen dacht ik: 'Waarom eigenlijkniet?' En het bevalt prima. Ik geef twaalf uur per week les,variërend van de onderbouw tot 4-VWO. Naar het IVLOS kom ikanderhalve dag per week. En dan nog eens de lessen voorbereiden,proefwerken maken en nakijken. Best pittig, maar erg leuk!

"Het leraarschap is een heel mooi beroep. Ik snap er niks vandat het zo'n negatief imago heeft. Wel is het vrij zwaar. Je bentde hele dag intensief bezig. Je moet alles uit de kast trekken omde groep bij de les te houden. Wat ik best lastig vind is de vraaghoe je je vakkennis vertaalt in geschiedenislessen die goed tebehappen zijn voor tieners. Wat begrijpen ze en wat niet. Maar debegeleiding vanuit het IVLOS en vanuit de school waar ik werk isheel goed. En het leukste van alles: dat je van je hobby je beroepkunt maken. De vragen en opmerkingen uit de klas motiveren jezeer!"

KA


Erik Hegge (25, Internationale opleiding socialegeografie)

'In Nicaragua voor de klas komen, dat lijkt me wel wat'

"Tijdens mijn laatste studiejaar kwam er een mailtje voorbijwaarin de internationale lerarenopleiding werd aangeprezen. Datwekte mijn nieuwsgierigheid. Tot dan toe had ik het leraarschapnooit als een serieuze optie beschouwd. Tijdens mijn studie had ikstage gelopen in Nicaragua. In zo'n land nog eens voor de klaskomen, dat lijkt me wel wat. Tegelijkertijd besef ik, dat de kansgroot is dat je dan terecht komt op een elitaire school, waarkinderen van diplomaten en ontwikkelingswerkers naartoe gaan. Datvind ik wel een beperking.

"Momenteel loop ik stage op een tweetalige school in Arnhem. Hetlesgeven in het Engels vind ik erg leuk. Alleen als ikgeïrriteerd ben over een lastige leerling, merk ik dat ik nietaltijd uit mijn woorden kom, als ik snel een standje wil geven. Deleerlingen op zo'n tweetalige school zijn over het algemeengemotiveerder dan die op gewone scholen. Zekomen ook uit de beteremilieus. Erg braaf? Misschien wel. Maar juist omdat ik het lastigvind om orde te houden zonder meteen de boeman te spelen, vind ikdat wel prettig.

"Behalve de gewone didactische vakken, volg ik op het IVLOSvakken als: hoe ga je om met andere culturen, en: hoe los jetaalproblemen op. Over de opleiding ben ik erg tevreden. Wel ligter naar mijn smaak erg veel nadruk op het reflecteren en hetevalueren van je eigen gedrag als leraar. Heb je een les gegeven,dan ben je zo nog een uur bezig met de nabespreking. En vervolgensdoe je het op het instituut nog eens dunnetjes over. Dat constantmet jezelf bezig zijn is wel eens vermoeiend. Over jezelf kun jeook wel een uitgepraat zijn."

KA

IVLOS-katern: 'Iedere zichzelf respecterende faculteit is met onderwijsvernieuwing bezig'

IVLOS-katern: 'Iedere zichzelf respecterende faculteit is metonderwijsvernieuwing bezig'

Door de enorme overvloed aan informatie die in dezeinformatiemaatschappij dagelijks op ons afkomt wordt de vraagbelangrijker hoe met deze informatie om te gaan. Dat geldt ookbinnen de wetenschappen. De faculteit Diergeneeskunde werkte samenmet het IVLOS aan een cursus academische vaardigheden die destudenten een houvast moet bieden.

"De stroom aan wetenschappelijke resultaten neemt logaritmischtoe", zegt dr. H. Nederbragt, werkzaam bij de vakgroep pathologievan de faculteit Diergeneeskunde. "Het is onmogelijk om 'lles ineen studie aan de orde te laten komen, laat staan om alle kennisparaat te hebben. Maar op het moment dat de varkenspest uitbreekt,of een ziekte als BSE wordt geconstateerd, wordt een dierenarts welgeacht daar zinnige dingen over te zeggen. Er komt dan eenovervloed aan informatie op hem af, en de vraag is vervolgens hoehij daar mee om moet gaan. Volg je die informatie blindelings? Datlijkt me niet. Hij zal in staat moeten zijn de informatie teinterpreteren om een afgewogen beslissing te kunnen maken."

De faculteit Diergeneeskunde wilde toe naar een meerprobleemoplossend onderwijs. Studenten moeten geen oplossingen meerkrijgen voorgekauwd, maar moeten leren hoe ze zelf oplossingencreëren. Om hen daar al in een vroeg stadium mee te latenoefenen is bij de laatste curriculumherziening het eerstejaarsvak'wetenschappelijke vorming' opgezet. Het bestaat voor eenbelangrijk deel uit statistiek, maar het gaat daarbij niet zozeerom de statistische vaardigheden, als wel om de vraag wat je nueigenlijk met die cijfertjes moet. Daarnaast omvat het vak eenbibliotheekinstructie en een onderdeel 'academischevaardigheden'.

"Het hele vak is methodologisch gericht", zegt Nederbragt. "Wereiken een gestructureerde methode voor wetenschappelijk onderzoekaan. De bibliotheekinstructie eindigt met een begeleide vrijeoefening in het zoeken van literatuur over een zelfgekozenonderwerp. Daarna wordt van stap tot stap aangegeven hoe je verdermet die informatie aan de slag kunt."

Opengebroken

Voor dit laatste onderdeel heeft de faculteit de hulp ingeroepenvan het IVLOS. Daar zit immers specialistische kennis over hoe jestudenten aanleert om op een wetenschappelijke manier metliteratuurom te gaan, meent Nederbragt. Onbedoeld omschrijft hij hiermeeprecies hoe de universiteit het IVLOS graag ziet: als eenondersteunend expertisecentrum voor onderwijsvernieuwing.

Onderwijsverniewing is 'in' en dus gaat het het interfacultaireinstituut voor de wind. "Het klimaat is gunstig voorvaardighedenonderwijs", beaamt drs. Heinze Oost die namens hetIVLOS betrokken is geweest bij het project van Diergeneeskunde."Iedere zichzelf respecterende faculteit is metonderwijsvernieuwing bezig."

Het onderwijs aan universiteiten is traditioneel sterk gerichtgeweest op kennisoverdracht, vertelt Oost. Vaardighedenonderwijswas een ondergeschoven kindje. "Er waren verschillende factoren dieertoe bijdroegen dat dit is veranderd. Studenten waren ontevredenover de studeerbaarheid, docenten misten bepaalde vaardigheden bijde studenten, visitatiecommissies waren uiterst kritisch over hetonderwijs en afstudeerrendementen waren laag", zegt Oost. "Daarkwamen de ontwikkelingen op het gebied van de Informatie enCommunicatie Technologie (ICT) nog bovenop. Vroeger ging je naar debibliotheek, haalde je een aantal boeken en daar schreef je eenonderzoek over. De toegankelijkheid van kennis was minder groot,het was een kleinere wereld. Die is nu letterlijk opengebroken."

Daardoor is ook de rol van de docent veranderd. "Deze is nietlanger de sage on the stage maar een zogenaamde guide on the side",zegt Oost. "Er is geen enkele docent meer die het allemaal weet.Hij weet wel over iets heel veel, maar daar kun je niet een heelonderwijssysteem op bouwen."

Gietertje

Bovendien is het denken over kennis veranderd. "Men gaat ertegenwoordig steeds meer vanuit dat kennis niet iets is wat jeoverdraagt maar wat je opbouwt. Je kunt niet meer zeggen: 'Ik hebhier een gietertje, ik giet wat kennis in je kop en dan weet jehet'. Het idee is steeds meer dat je zelf met die kennis aan deslag moet. Daar leer je van. Dat houdt in dat je het onderwijsanders moet organiseren."

Bij diergeneeskunde is men daar dus al mee begonnen. "Daar wordtstudenten in de onderbouw van het onderwijs een stapsgewijzemethode aangeboden waarin verschillende belangrijkeonderwijskundige principes samenkomen", zegt Oost. In groepjes vandrie voeren de studenten zelfstandig, maar volgens een striktstappenplan en met veel mogelijkheden tot feedback, eendiergeneeskundig literatuuronderzoekje uit.

"In de cursus komen verschillende academische vaardigheden,zowel leesvaardigheid, spreekvaardigheid als schrijfvaardigheid,aan bod. Destudenten krijgen veel eigen verantwoordelijkheden,moeten zelf zien hoe ze het met elkaar rooien. Ze leren samenwerkenen organiseren en leren hoe een goede probleemstelling teformuleren, dat soort dingen. Daarnaast, en dat is ook belangrijk,hebben ze een reële taak. Je kunt wel allerlei vaardigheidjesaanleren in aparte cursusjes, maar dat heeft iets vervelends. Jemoet vormen zien te bedenken die effectief en efficiëntzijn."

"Deze cursus is niet het ei van Columbus", zegt Oost. "Maar ikgeloof wel in het concept, ook al zitten er nog een aantal haken enogen aan." Zo is het een erg intensieve cursus, zowel voor docentenals studenten. Daar staat voor beide groepen weinig tegenover."Voor een voortgangsgesprek staan 25 minuten ingeroosterd", zegtNederbragt, die de cursus zelf twee keer heeft gegeven. "Maar inwerkelijkheid kost het veel meer tijd, juist omdat het ompersoonlijke begeleiding gaat. Studenten blijven nog even hangen,vragen nog wat. Die extra inspanning gaat ten koste van jeonderzoekstijd."

Studenten krijgen voor al hun inspanningen slechts éénstudiepunt. "Dat is veertig uur, maar de meesten gaan daaroverheen", zegt Nederbragt. "Ik zou echter niet weten hoe je datmoet oplossen behalve door delen uit de instructie te halen, maardat zou betekenen dat je de hele procedure ondermijnt."

Koken

Nu het IVLOS het project geheel heeft overgedragen aan docentenvan de faculteit zelf, vreest Oost wel een beetje dat dat optermijn gaat gebeuren. "Je ziet dat docenten geneigd zijn om tevragen of onderdelen waar ze minder affiniteit mee hebben er nietuit kunnen. Het programma uitkleden betekent al snel dat je dingenlos laat. Alle elementen die we er in hebben gestopt zijn zakenwaarvan we uit literatuur of eigen onderzoek weten dat zeessentieel zijn. Sommigen zijn gewoon vervelend om te doen, maardaarom niet minder noodzakelijk."

Het is een totaalpakket, meent hij en hij vergelijkt het metkoken. "Veel mensen vinden het koken zelf best leuk, maar devoorbereiding, een boodschappenlijstje maken, boodschappen doen,niet. Zonder ingrediënten komt er echter niets op tafel.Hetzelfde gaat op voor wetenschappelijk onderzoek. Er zijn altijdtegenvoorbeelden te bedenken, maar de reden dat afstudeerscriptiesen promoties vaak zo enorm uitlopen, is dat de inhoudelijkeplanning niet deugt. Een goed onderzoeksplan is een belangrijkevoorwaarde, en dit is des te belangrijker nu studenten binnen vierjaar klaar moeten zijn."

Toch moet de nadruk niet eenzijdig bij vaardigheden wordengelegd, meent Oost. "Dat gebeurt nu soms wel eens een beetje",meent hij. "Watdat betreft is het een beetje de waan van de dag.Het Studiehuis in het voortgezet onderwijs is bijvoorbeeld zo'npoging om vaardigheden meer centraal te stellen. Dat lijkt me goed,maar het moet niet doorslaan. Het gaat om vaardigheden, kennis enhouding. Die drie dingen moet je samen nemen. Op het moment dat jeeenzijdig de nadruk legt bij een van die elementen bestaat hetgevaar dat je de rest vergeet, en dat is nu ook weer niet debedoeling."

Raymond van de Wiel

Idolaat: Ernest en Florian op alle 376 stations van Nederland op de foto

Idolaat: Ernest en Florian op alle 376 stations van Nederlandop de foto

Ernest Loot (vijfdejaars student Sociale Geografie)en Florian

Hupkes (heeft de lerarenopleiding aardrijkskunde aande HvU gedaan en is nu op een haar na klaar met de opleidingHotelmanagement in Haarlem) mogen midden in de nacht wakker gemaaktworden voor een vooroorlogs Nederlands spoorboekje of een NSlichtbak. "Maar buitenlandse spoorboekjes zijn ookinteressant."

Ernest en Florian kennen elkaar van het USC waar zejaarclubgenoten zijn. Ernest zijn passie voor treinen heeft eenvlucht genomen in 1989 toen de NS een grote manifestatieorganiseerde in het kader van haar 150-jarig bestaan. "Toen is hetuit de hand gelopen en ik ben er nooit meer vanaf gekomen." Florianreisde vroeger veel met de trein. `We gingen altijd veel naar omaen opa met de trein. En ik ging fanatiek op tienertoer: viaGroningen naar Maastricht om maar zoveel mogelijk te kunnenreizen." De ouders van Ernest zijn gescheiden toen hij twee was."Ik kom zelf uit Enschede maar mijn vader ging in Amsterdam wonen,en ik ging dus heen en weer met de trein. En ik had een OV van mijnouders, een tienertoer voor het hele jaar." De zwakte voor treinengaat bij Florian ver terug. "In het Spoorwegmuseum staat eenlocomotief die door de oom van mijn opa is ontworpen. Hij is ookdirecteur van de spoorwegen geweest. Het zit niet alleen in defamilie, het zit in de genen." Ernest: "De naam Hupkes komt nog welher en der in wat archieven voor."

Spoorboekje

Dat ze allebei dezelfde hobby hebben kwam bij toeval een keernaar boven. Florian: "We waren op een geven moment bezig met hetorganiseren van de Varsity-roeiwedstrijden langs de spoorlijn bijHouten. Op een gegeven moment reed er een trein langs, dus ik zeg:'Hé, dat is de trein naar Tiel' en Loot zegt: 'Nee man, dat isde stoptrein naar Eindhoven. Die vertrekt namelijk om tien over.''Hoe weet je dat dan?', vroeg ik. 'Nou' zegt Ernest, 'dat is eenkwestie van: ken je treinen.' En toen zijn we elkaar gaanoverhoren."

Begin 1996 ontstond het plan om samen alle stations in Nederlandaf te gaan en overal een foto te laten maken onder het naambordjedoor de conducteur. Tot halverwege dit jaar zijn ze daar mee beziggeweest: 376 foto's zijn het bewijs. "We zijn begonnen met de treinnaar Zwolle en het laatste station dat we hebben gedaan wasStavoren. Dat is het station dat het langst duurt om te bereiken.Je bent 2,5 à 3 uuronderweg voordat je daar bent, wist je dat?We waren er al een keer geweest, maar ja: foto mislukt We gingenniet iedere week op pad, hoor, want je wordt er redelijk gaar van,kan ik je vertellen", aldus Ernest. Florian legt uit dat hetrondreizen in Nederland ook wat te maken heeft met de gezamenlijkpassie voor topografie. "Ik vond topografie altijd het leukste water is: steden en plaatsen leren en alles. En dat komt natuurlijk nuweer terug."

Een vrij aparte passie, alle treintijden en àtrajecten uitje hoofd kennen. Hoe reageert de omgeving daarop? Ernest: "Zekunnen er wel om lachen. En het is wel handig natuurlijk. Ik wordin huis door iedereen gevraagd: 'Ik moet daar en daar naar toe, hoemoet ik dan? Waar moet ik overstappen?'. Ik ben een soort vanwandelend spoorboekje. Maar er zitten inderdaad wel redelijk rarefiguren in het treinenhobby-wereldje. Af en toe gaat het echtnergens meer over."

Stuur

Sinds een half jaar werken Ernest en Florian in hetSpoorwegmuseum aan de Maliebaan. Daar is ook de echt allerlaatstefoto genomen voor de serie stations in Nederland. Florian had eenbrief gestuurd naar dhr. Den Beste, de directeur van de NS. "Ik hebhem verteld wat we gedaan hadden en dat we als laatste stationUtrecht Maliebaan wilden doen, een station dat nu niet meer ingebruik is. Toen kreeg ik een brief terug waarin stond dat we zo enzo laat bij het Spoorwegmuseum moesten zijn. Toen we daar aankwamenmochten we een ritje maken in een trein uit 1924."

"Naar Lunetten, Bilthoven, we hebben een half uur in de treingezeten, dat was echt geweldig", vult Ernest aan. Florian: "En wehebben een heel mooi boek gekregen over stationsarchitectuur waarDen Beste ook wat in heeft gezet. Dat is wel heel leuk, dat je danwat waardering krijgt voor wat je hebt gedaan."

Eén of twee keer per week geven ze in het museumrondleidingen aan bezoekers en groepen. Ernest: "Het is heel leukom te doen, je wordt er niet rijk van maar dat geeft niet. Demeeste mensen weten er echt helemaal niks van, dat isverbazingwekkend gewoon. De helft van de bezoekers realiseert zichniet dat een trein geen stuur heeft bijvoorbeeld. Kinderen, maarvolwassenen ook."

Wat is er nou eigenlijk zo leuk aan treinen en aan deNederlandse Spoorwegen? "Dat is een hele goede vraag." Florian enErnest denken hard na. Florian: "Ik denk dat als we in Zwitserlandwaren geboren, dat we dan iets hadden gehad met de Zwitsersespoorwegen. En je moet natuurlijk niet vergeten dat we een OVjaarkaart hebben." Okay, maar die heeft iedere student, dus datzegt nog niets. Ernest gaat verder: "Je moet gewoon van treinenhouden. Van de treinhobbyisten is trouwens 99procent man. Waarom?Tja, het is iets met treintjes spelen, het zijn machines metradertjes die allemaal werken Je kunt het niet precies uitleggen.Het is gewoon, ja, ik weet niet." Florian: "Wat vinden mensen leukaan auto's of aan paarden? Het is gewoon zo. Treinen gaan hard, zezijn groot, ze rijden op rails Er zit een bepaalde kracht in"'

Vertraging

Mooiste trajecten zijn de kleine lijntjes in de bergen in hetbuitenland. Wat Nederland betreft scoren de kleine lijntjes in deAchterhoek goed. "Of in Zuid-Limbrug, daar heb je ze ook." Nieuwetreinen zijn niet per definitie beter dan oude treinen. Ernest:"Het heeft allebei wel wat. Nieuwe treinen gaan snel maar bij oudetreinen is het idee dat het nog steeds kan rijden en dat het nogsteeds bestaat fantastisch! Het is vooral de diversiteit die leukis. In Nederland is die vrij beperkt. In Griekenland bijvoorbeeldis er nog een traject waar zestig jaar oude treinen rijden, gewoonop en neer volgens de dienstregeling." Florian heeft nooit echt eenpassie gehad voor stoomtreinen, "maar oude diesels en elektrischetreinen vind ik echt geweldig." Ernest: "Treinen die je nog nietkent zijn altijd mooier."

De twee treingekken zijn in het bezit van verschillende gadgets.Florian heeft door middel vam een verloting een keer een NSlichtbak kunnen bemachtigen en Ernest is in het bezit van eenspoorboekje uit 1856. En allebei hebben ze natuurlijk diverseposters, boeken en andere trofeeën; bemachtigd op derommelmarkt, gevonden bij oma op zolder, gekregen voor eenverjaardag of meegenomen van het station. Ernest: "Maarbuitenlandse spoorboekjes zijn ook interessant." Florian lijkt hetleuk ooit een bijbaantje als stationsomroeper te hebben. Niet dathij zich zelf nooit ergert als een trein vertraging heeft. "Het isniet zo dat ik denk: `Ha! Nu kan ik vijf minuten langer op hetstation staan.' Ik bergrijp alleen iets beter wat er aan de handzou kunnen zijn. Maar het mooiste lijkt het me om ooit dood te gaanzoals mijn opa. Die kreeg een hartaanval op het station."

Lineke van den Boezem

IVLOS-katern: 'Ik zou graag een opleiding tot 'master of education' willen ontwikkelen'

IVLOS-katern: 'Ik zou graag een opleiding tot 'master ofeducation' willen ontwikkelen'

De hoogleraar-directeur van het IVLOS, dr. TheoWubbels, droomt van één gebouw, midden in De Uithof.Eén centrum met als missie: onderwijsverbetering, waarin alleswat ook maar iets met onderwijsontwikkeling, didactiek,studievaardigheden of lerarenopleiding te maken heeft, is verenigd.Maar ja, die plannen stuiten op weerstand.

"Hoe verder ze van hun ouders af komen te staan, hoe banger dieouders zijn voor vervreemding", geeft Wubbels als verklaring voordie weerstand. Het Centrum voor bèta-didaktiek (CD-bèta),nu gehuisvest in de noordwesthoek van De Uithof, inclusief hetFreudenthal-instituut voor reken- en wiskunde-onderwijs, nu nog inOvervecht, zou Wubbels graag - in geografisch opzicht - watméér naar het IVLOS toe trekken. Maar de faculteitenNatuur- & Sterrenkunde, Scheikunde of Wiskunde &Informatica laten hun telgen niet graag vertrekken.

Wubbels heeft er ook wel begrip voor. "Hier in hetBestuursgebouw verzet het IVLOS gigantisch veel werk voorbijvoorbeeld de faculteit Letteren. Alleen al voor die faculteithebben we meer dan 5 fulltime personeelplaatsen ter beschikking.Maar daar in de binnenstad hebben ze er maar weinig zicht op hoewij hier in De Uithof hun studenten opleiden tot leraar."

Het IVLOS bestaat dan weliswaar 10 jaar, maar de driesamenstellende delen zijn al veel ouder. Bureau Studievaardigheden,wat in de volksmond O3 is gaan heten - ontwikkeling van onderwijsen onderzoek - én het PDI (het pedagogisch-didactischinstituut voor de leraarsopleiding) hebben een geschiedenis dieteruggaat op de jaren vijftig of zestig. "In de jaren tachtig riephet toenmalige lid van het college van bestuur Hans Rosenbergechter dat dergelijke zwerfkeien maar eens opgeruimd moestenworden", vertelt Wubbels. "De samenvoeging van die drie stuitte opflink wat weerstand, er waren forse cultuurverschillen. Maar nu natien jaar kunnen we toch zeggen: het geheel is veel meer dan de somder delen."

Want ondanks het aanvankelijke geharrewar over bijvoorbeeld devraag of het IVLOS nou iets faculteitachtigs of iets'dienst-achtigs' zou moeten zijn - en het personeel dus eenwetenschappelijke of een administratieve rang zou moeten krijgen -waren er belangrijk inhoudelijke argumenten om de fusie door tezetten. "De aansluitingsproblematiek voortgezet - hoger onderwijsbijvoorbeeld", licht Wubbels toe. "Over zo'n onderwerp kun je jebuigen zowel vanuit de kant van de lerarenopleiding als vanuit dievan de onderwijsontwikkeling én vanuit hetstudievaardigheden-perspectief."

Waar het uiteindelijk om draait op het IVLOS, is het 'lerenleren'. Niet alleen van de middelbare scholier of van deleraar-in-opleiding, maar ook van overige universitaire enHBO-studenten, van universitaire docenten, tot en met hooglerarentoe. Weten hóe er geleerd wordt, adviseren hoe je kunt lerenen doceren, na- en bijscholing, een studie goed inrichten, aldus dethema's waarmee de drie samenstellende delen waaruit het IVLOS isontstaan zich bezighielden, maar die nu in een geïntegreerdeaanpak worden behandeld.

Misschien dat mede daarom Wubbels voor zijn 'interfacultairinstituut' - rechtstreeks onder verantwoordelijkheid van hetcollege van bestuur, wat het uiteindelijk geworden is - nog op zoekis naar overige 'zwerfkeien': "Wij laten niet na te bepleiten datwe CD-bèta er graag bij willen betrekken. Bijvoorbeeld in hetkader van de bachelor-master discussie die momenteel plaatsvindt.Ik zou graag, samen met de vakgroep Onderwijskunde van de socialefaculteit, zoiets als een opleiding tot 'master of education'willen ontwikkelen. Dat is pas interessant: een tweejarig trajectontwikkelen dat voorbereidt op educatieve beroepen, in hetonderwijs, maar ook bij bedrijfsopleidingen, in musea, bijuitgeverijen of in communicatie en journalistiek."

Ordeprobleem

Wubbels zelf heeft natuurkunde gestudeerd in Utrecht en isdaarna natuurkundeleraar geworden. Vervolgens werd hij conrector inhet Montessori-onderwijs. In die laatste hoedanigheid ging hij zichal heel snel toeleggen op het begeleiden van leraren, watuiteindelijk ook zijn promotie-onderwerp is geworden: de fysicuspromoveerde in de sociale wetenschappen.

"Aan het eind van mijn studie wist ik al dat ik eigenlijk ietsmet mensen wilde gaan doen, niet alleen met apparaten", verteltWubbels. "Toen ik koos voor het leraarsvak was dat het definitieveomslagpunt. Het alternatief, een onderzoeksbaan, liet ik schieten.Ik was zeker niet de geboren leraar. Mijn eerste jaar heb ik veelordeproblemen gehad - maar tachtig procent van de docenten had enheeft dat met mij, dus daarin stond ik niet alleen."

"Ik zou nu, nu ik hoogleraar ben, geen beroepsdecaan willen zijndie voor honderd procent bezig is met management", vervolgt Wubbelszijn verhaal op zijn ordentelijke kamer op de derde verdieping vanhet Bestuursgebouw. "De leiding van het IVLOS behoort bij eenwetenschapper te liggen, met affiniteit voor ook onderwijs enonderzoek."

Op die terreinen is Wubbels dan ook actief: hij isverantwoordelijk voor wat op het University College de stroming'Academic Core' heet - Academische Vaardigheden -, hij adviseertscholen en werkt momenteel aan een opdracht om de kwaliteit van deopleiding van leerkrachten voorhet Montessori-onderwijs door telichten, hij geeft les aan aanstaande docenten, zit intoetsingscommissies voor de 'basis- en seniorkwalificatieonderwijs' die universitaire docenten moeten halen willen zecarrière maken in Utrecht. En hij zorgt dat hij promovendiheeft. "Hier directeur zijn kun je alleen maar als je voeling hebtmet de primaire processen onderwijs en onderzoek", is zijn vasteovertuiging.

Imago

Het IVLOS verkeert nog steeds in een consoliderende fase. Er isal veel bereikt, maar er valt nog méér te doen, meentWubbels. "Zonder arrogant te willen zijn, maar we hebben de besteeerstegraads lerarenopleiding van Nederland. Dat moeten we zienvast te houden. En dat valt niet mee, nu de belangstelling voor hetleraarsberoep tanende is. In 1998 hebben we een convenant met deminister gesloten om het imago van het beroep te verbeteren: leraarzijn betekent voor een karig salaris een saai leven leiden en snelafgebrand raken, was toen het beeld. De minister zou leraren betergaan belonen, en wij zouden proberen de opleiding te verbeteren.Toen al zijn we de weg ingeslagen van wat inmiddels die'master-variant' is gaan heten. Spannend of we daarmee de toestroomweer kunnen opkrikken. In ieder geval heeft iedere student die bijons binnenwandelt een baangarantie."

Ook aan ICT (informatie en communicatie technologie) in hethoger onderwijs - waarvoor het IVLOS binnenkort een hoogleraarhoopt te kunnen aanstellen -, aan het leveren van bijdragen aanfaculteiten die bezig zijn met een curriculumherziening, of aantrainingen voor universitaire docenten hoopt het IVLOS in de nabijetoekomst méér aandacht te kunnen besteden. "Wij moeteneen centre of excellence for university teaching worden. Dat moetoveral gaan rondgonzen: Als het gaat om scholing van universitairedocenten, dan moet je in Utrecht zijn!", aldus Wubbels, wiens ogensteeds meer beginnen te glimmen. "Maar dat moet ons ook financieelmogelijk gemaakt worden. Het meeste fundamentele onderzoek dat hiergedaan wordt, heeft betrekking op de lerarenopleiding. Maar als jegoede adviezen wilt geven aan het hoger onderwijs, dan moet je ookop dat gebied fundamenteel onderzoek kunnen verrichten. Deverhouding advies : onderzoek is nu, voor wat het hoger onderwijsbetreft 90 : 10. Het zou al heel prachtig zijn als dat 80 : 20 konworden. In de sociale faculteit is de verhouding onderwijs :onderzoek 65 : 35. Terecht; alleen via een integratie van theorieen praktijk kun je kwaliteit waarborgen."

Armand Heijnen