Achtergrond

IVLOS-katern: 'Don't rush the brush'

De wereld globaliseert. Internationale contacten enuitwisselingen zijn tegenwoordig vanzelfsprekend en de samenlevingwordt steeds multicultureler. Dat heeft gevolgen voor hetonderwijs. Het aantal internationale middelbare scholen voorkinderen van buitenlandse ouders, die (tijdelijk) in Nederlandwonen en werken, neemt toe. Evenals tweetalige scholen, waar dehelft van de lessen in het Engels wordt gegeven. Op 'reguliere'scholen groeit de verscheidenheid aan linguïstische enculturele achtergronden van de leerlingen.

Het IVLOS van de Universiteit Utrecht speelt in op dezeontwikkelingen met een opleiding voor academici tot 'tweetalig eninternationaal leraar'. Een opleiding in het Engels voor deacademicus met belangstelling voor het leraarschap in eeninternationale omgeving. En dat betekent veel stage lopen.

"Eigenlijk is de opleiding één grote stage met enkelegeconcentreerde momenten van reflectie erin gebouwd", vindtoud-IVLOSstudent René van Dongen. "Je gaat meteen het diepein, en dat is goed want je leert door te doen." De studenten lopenstage op een internationale of tweetalige school in Nederland, ofin een ander Europees land. Of nog veel verder weg, zoals VanDongen die stage heeft gelopen aan de Bishop Anstey High School inPort of Spain, de hoofdstad van het Caribische land Trinidad(Voluit: Trinidad and Tobago), vlak uit de kust van Venezuela.

Sinds september geeft Van Dongen les in aardrijkskunde en'Caribische studies' aan de School of the Nations in Georgetown, dehoofdstad van Guyana, een buurland van Suriname. Daarnaast is hijadjunctdirecteur van de school, en 'regelt' hij voorIVLOS-studenten vanaf dit lopende cursusjaar twee of driestageplaatsen in Guyana. Een opmerkelijk snelle loopbaan mag datwel heten. Van Dongen, die in 1990 in Utrecht afstudeerde alsfysisch geograaf, is 33 jaar en pas deze zomer haalde hij zelf zijnbevoegdheid aan de internationale IVLOS-opleiding. Maar nieuw ishet onderwijs niet voor hem.

"Tussen 1991 en 1997 heb ik in Guyana gewerkt als VSO (VoluntaryServices Overseas), als vrijwilliger voor het Koninklijk Instituutvoor de Tropen. Daar heb ik als onbevoegd en onervaren docentlesgegeven in een Indianendorp in het Noordwesten van het land, van1992 tot en met 1993. Dat was een belangrijke ervaring die mij deedinzien dat ik lesgeven - en het onderwijs in het algemeen - ergleuk vind. Later heb ik van 1995 tot en met 1997 ook lesgegeven opde Universiteit van Guyana."

Behelpen

Dat lesgeven geschiedt net als in Trinidad in het Engels. Guyanawas tot 1966 een Britse kolonie, en het Engels is er deofficiële taal. Net als Trinidad en Suriname is Guyana eenuitgesproken multiraciale en -culturele samenleving. Van Dongen:"De belangrijkste groepen zijn afro-Guyanezen met Afrikaansewortels, en de hindoestanen van wie de voorouders uit India komen.Er is in Guyana wel minder sprake van raciale menging dan inTrinidad - waar Eric Williams (voormalige president van Trinidad)het tot één van zijn beleidspunten maakte om de bevolkingactief te laten mengen. Ik denk dat iets van 20 of 30 procent inTrinidad nu aangemerkt kan worden als raciaal gemengd."

De onderwijssituatie in beide landen is niet zonder meer tevergelijken, vindt Van Dongen. "Onderwijs in Guyana zit toch in eenveel diepere crisis dan in Trinidad. De salarissen van leraren zijnin beide landen laag, maar in Guyana relatief, vergeleken met demarktsector, toch wel héél erg laag. Veel lerarenvertrekken dan ook uit Guyana om te gaan werken in het Caribischgebied, in landen als de Bahama's, St. Lucia en St. Vincent. Sindskort vertrekken er ook heel veel leraren naar Botswana (Afrika).Echt honderden mensen. Een enorme aderlating voor Guyana. Guyana iswaarschijnlijk één van de weinige ontwikkelingslandenwaarvan de bevolking afneemt door migratie. Het belangrijksteexportproduct van Guyana zijn de goedopgeleide mensen, wordt weleens grappend gezegd, maar het is wel waar."

Maar ook in Trinidad heeft het onderwijs te kampen met eengebrek aan middelen. "Hoewel de school waar ik stage liep niet echteen arme school genoemd kon worden, was het toch vaak behelpen:lawaaiige klaslokalen, weinig ruimte, te weinig computers, gebrekaan creatieve, stimulerende boeken. In Nederland heb je de meestprachtige boeken met kleurige oefeningen voor de leerlingen. Datsoort materiaal was er vaak gewoon niet. Dus moest je zelf aan deslag."

Daartegenover staat dat de positie van de leraar inontwikkelingslanden als Trinidad en Guyana gunstig afsteekttegenover Nederland, meent Van Dongen. "Hoewel leraren slechtbetaald worden, genieten ze toch een vrij groot gezag, vanwege hunpositie. Ook in de klas. Het is denk ik toch een cultuur waarinrespect en discipline nog steeds hoog in het vaandel staan. Enouders verlangen dat ook van een school. Leerlingen dragenschooluniformen, er zijn aardig strikte schoolregels en die wordenook nageleefd. Als leraar betekent dat dat je automatisch, denk ik,iets meer respect hebt dan in Nederland. Bij ons moet je voorrespect meer vechten, en daar zitten ook hele goede kanten aan.Maar het is natuurlijk wel makkelijk als het respect je, zoals inGuyana en Trinidad, bijna automatisch in de schoot wordtgeworpen."

Relativeren

Behalve verschillen zijn er ook overeenkomsten met het onderwijsin Nederland, dat ook steeds multicultureler wordt. Op dierealiteit bereidt een stage in een samenleving als die van Trinidadof Guyana uitstekend voor, vindt Van Dongen. "In het curriculum vande school moet je absoluut rekening houden met alle groepen in desamenleving. Je kan niet de hele tijd over de hindoes praten, alsje niet ook de moslims en de christenen noemt. Anders raken ermensen gegarandeerd geïrriteerd en heb je boze ouders op destoep. Ik ben me altijd heel bewust van minderheden ten opzichtevan de meerderheid. Op de Bishop Anstey High School, in een klasmet voornamelijk zwarte Trinidaanse meisjes, hield ik toch sterk inde gaten dat de hindoestaanse meisjes die in de klas zaten niet alte veel kliekten, goed integreerden, en ook aan het woordkwamen."

Die multiculturele ervaring kan een IVLOS-stagiair in deze tijdook opdoen op een school in het Westen, beseft Van Dongen. Maar eenstage in een ontwikkelingsland als Guyana biedt volgens hem eenmeerwaarde: "Je moet een beetje een manusje-van-alles zijn. Soms iser geen goed tekstboek, dus je moet zelf veel verzinnen. Het leertde studenten om te improviseren en te relativeren. In Guyana zeggenze take it light, man en don't rush the brush. Wat kan ik daar nogaan toevoegen? En je wordt gedwongen om je écht te verdiepenin de andere cultuur. Het zet je eigen wereld op z'n kop omdat jede wereld door de ogen van deze jonge bewoners van het Zuidelijkhalfrond moet zien om iets over te kunnen brengen. Allevooroordelen die je toch nog hebt moeten echt opzij. Je wordt sterkgeconfronteerd met je eigen Westers-zijn en hoe de mensen daartegenaan kijken. Niet dat dat niet zou kunnen gebeuren als je stageloopt in Noorwegen of Zweden, maar de intensiteit waarmee het kangebeuren in het Zuiden is toch soms wel heel onthullend enschokkend."

Henk Boon

IVLOS-katern: 'Zonder techniek kun je geen muziek maken'

"Als je niet meer kunt veranderen, dan ga je dood".Hockeycoach Tom van 't Hek bracht vrijdag 12 november 1999 preciesonder woorden waarop de organisatoren van het jubileumcongres vanhet IVLOS hadden gehoopt. Stevige 'oneliners' en een grap op hetjuiste moment. Het IVLOS vierde toen zijn tienjarig bestaan met eencongres over 'professionalisering'.

Van't Hek haalde een voorbeeld aan uit zijn 'kortstondige'huisartsenbestaan toen hem werd gevraagd naar het belangrijksteleermoment uit zijn carrière. Dat 'doodgaan als je niet meerkunt veranderen' was het antwoord van een 89-jarige patiënteop de vraag van huisarts Van 't Hek waarom zij op die hoge leeftijdnog een andere cardioloog wilde.

Van 't Hek was één van de deelnemers aan eenforumdiscussie onder leiding van scheidend lid van het college vanbestuur, mevrouw B. van Vucht Tijssen. De andere forumleden warenJacques van Dijk, voormalig vice-president van Sarah Lee envoorzitter van de Raad van Toezicht van de universiteit, violisteEmmy Verhey en de directeur van het jubilerende IVLOS, professorTheo Wubbels. Met die forumdiscussie werd het congresafgesloten.

De bedoeling van het congres - onder de naam 'Van leerling totprofessional' - was om te zien of docenten iets kunnen leren vancoaches in andere gebieden in de maatschappij, in het bijzonder desport, de kunst en het bedrijfsleven. Op het congres werd tevenseen jubileumboek gepresenteerd over dezelfde thematiek, met twaalfinterviews met aanstaande professionals, actieve professionals enopleiders van professionals in die drie gebieden.

De drie hot shots uit het boek, Van 't Hek, Verhey en Van Dijkwerden voor een zaal van 170 congresgangers geïnterviewd. Zemochten aan de docenten iets vertellen over hun ervaringen alsleerling en hun werkwijze als coach.

Van 't Hek verklaarde dat de essentie van coaching is "om mensenop het juiste moment de ruimte te geven." Hij citeerdevoetbaltrainer Willem van Hanegem die het als zijn taak zag omzichzelf overbodig te maken. Tot hilariteit van de zaal wees hijerop dat Van Hanegem daar al twee keer in is geslaagd. Van 't Hekziet het als zijn eigen taak om zijn speelsters te leren de juistebesluiten te nemen.

Lol

Van Dijk was het met hem eens. Er is volgens dezevoormalige SaraLee-topman in het coachen altijd de spanning tussen mensen ruimtegeven en ze bijsturen. Af en toe moet je ook in het bedrijfslevende boel laten gaan, stelde hij. Een leider moet volgens Van Dijkprecies weten wanneer hij zich moet laten zien. Verder was hij vanmening dat leiderschap te leren valt.

De zaal kwam daar niet echt verder mee. Waar Van 't Hek enVerhey toppers opleiden, komen zij in hun dagelijkse praktijk vakerniet-willende en ongetalenteerde leerlingen tegen. Volgens Wubbelsis echter het einde zoek als je de eisen aanpast aan het niveau vande zwaksten.

De top is ook in de sport echter maar heel klein en de meestecoaches hebben te maken met gemiddelde leerlingen. Het is daaromvolgens Van 't Hek belangrijk om je leerlingen te prikkelen doorals coach lol en beleving over te brengen. Van 't Hek gaf ook aandat hij af en toe heel gelukkig kan zijn als hij een van zijninternationals nog wat hockeytechniek kan bijbrengen.

Violiste Verhey vertelde daarover dat zij het fantastisch vindtals haar minder getalenteerde leerlingen door hard werken toch instaat zijn om een examen te halen. Verhey voegde er aan toe dat inhaar studententijd toonladders niet erg populair waren. Hetstuderen moest vooral leuk zijn. "Ik hield me daar niet aan. Wantzonder techniek kun je geen muziek maken."

Daaruit leidde Theo Wubbels de conclusies van de middag af:"Stel als coach stevige eisen, maar eisen die passen bij depersoon. En, een uitstekende basiskennis is een voorwaarde voor hetgoed functioneren van een professional." En dat de coach (de"langer-lerende") dan zélf weer leert van degene die hij ofzij onderwijst (de "korter-lerenden"), is niet alleen mooimeegenomen, maar noodzaak.

Jurgen Swart


Professional

Ter gelegenheid van zijn tienjarig bestaan heeft het IVLOS eenbundel interviews uitgegeven: 'Van leerling tot professional'. Aande hand van vier werkterreinen wordt in dit boek, in twaalfportretten geschetst hoe professionals zich ontwikkelen: in desectoren sport, bedrijfsleven, onderwijs en kunst. Zowel de'leerling', de 'leraar' als de 'beroepsmatig actieve professional'komen aan het woord.

Interviews met onder meer: Tom van 't Hek (voormalighockey-international), Jacques van Dijk (voormalig vice-presidentSara Lee Corporations) en Emmy Verhey (violiste).

De bundel is te bestellen door 25,- gulden over te maken op giro130603, ten name van Universiteit Utrecht/IVLOS te Utrecht, o.v.v.'Jubileumbundel'.

Vacatures UU op Internet

Utrecht is hiermee een van de eerste Nederlandse universiteitendie al haar vacatures op Academic Transfer zet. Het voordeelhiervan is, dat medewerkers direct en ongeveer vier dagen voordatde advertentie in de krant verschijnt, toegang hebben tot denieuwste vacatures. De UU sluit met dit project aan bij deinitiatieven van de Vereniging van Universiteiten (VSNU).

In 1997 startte de VSNU het project met de opzet van eenlandelijke databank, waarin alle vacatures van universiteiten,academische ziekenhuizen en verwante organisaties als NWO binnenhet academisch onderwijs konden worden opgenomen. In de twee jaardat het project loopt hebben de meeste universiteiten zichinmiddels aangesloten bij het Academic Transfer.

Niet alleen de banenzoeker heeft voordeel bij Academic Transfer.Het levert de werkgevers een behoorlijke kostenbesparing op.Adverteren is namelijk duur. De instellingen geven jaarlijks zo'nveertien miljoen gulden uit aan het plaatsen personeelsadvertentiesin de landelijke dag- en vakbladen. Het totaal aantal vacatures inuniversiteiten en onderzoeksinstellingen, waarvoor extern wordtgeworven, bedraagt tussen de vijf- en zesduizend gulden. Dat zijnalthans de voorzichtige schattingen van de VSNU. Het gebruik vanAcademic Transfer kan kostenbesparend werken door de vacaturealleen via Internet aan te bieden of te zorgen voor een combinatievan middelen: een korte advertentietekst in de krant en eenuitgebreid profiel en functiebeschrijving op het net. Andervoordeel is dat het Internet letterlijk een medium zonder grenzenis. Ook kandidaten in het buitenland hebben toegang tot de websiteen kunnen reageren. Bovendien is electronisch solliciterenmogelijk.

De UU blijft zelf verantwoordelijk voor de informatie opAcademic Transfer. Nu komen alle vacatures nog terecht bij hetCommunicatie Service Centrum. De medewerkers zorgen ervoor, dat deadvertenties wekelijks in de kranten en vakbladen worden opgenomenen op de website van Academic Transfer worden geplaatst. Het komtook voor dat vacatureseerst op Academic Transfer worden aangeboden.Afhankelijk van de reacties op de webvacature kan er na twee wekenalsnog een personeelsadvertentie in de krant verschijnen.

Vacatures voor Academic Transfer kunnen op twee plaatsenterechtkomen: op een besloten gedeelte of op het open, externedeel. Het besloten deel is alleen toegankelijk voor medewerkers vande UU die bij TopSelect aangegeven hebben op zoek te zijn naar eennieuwe baan. Deze 'bemiddelbare' medewerkers krijgen een passworden een login-naam waarmee ze op het afgeschermde deel kunnen kijkennaar vacatures die nog niet zijn vrijgegeven. Het open of externedeel van Academic Transfer is toegankelijk voor iedereen. Hierstaan de vacatures van alle aangesloten instellingen.

De academische vacaturebank heeft meer te bieden dan alleenvacatures. Medewerkers kunnen er ook terecht met huncarrièrevragen. Wie wil weten of die bij hem of haar past kaneen persoonlijke test doen. Het onderdeel `tips en tools' geeftactuele informatie over de arbeidsmarkt en tips voor solliciteren.Verder is er een overzicht van alle Nederlandse vacatures, Datavac,goed voor zo'n 3500 nieuwe banen per week. Slechts twee maaldoorklikken.

Laurien Timmermans

Gratis lunch hoogtepunt van voorlichtingsdagen

"Welke opleiding ik wil doen weet ik nu wel, welkebus we moeten nemen om naar De Uithof te gaan nog niet", zegt eenVWO-scholiere terwijl ze naarstig naar een bordje met bustijdenzoekt. Afgelopen vrijdag en zaterdag werden De Uithof en defaculteiten in de binnenstad overladen met scholieren die in hetkader van de voorlichtingsdagen een bezoekje aan Utrecht brachten.Met 70 studierichtingen en honderden afstudeermogelijkheden biedtde Universiteit Universiteit vrijwel al het mogelijke.

Om de scholieren een duidelijk beeld te geven van deverschillende studies konden ze 's ochtends en 's middags collegesvolgen. "Pfew, dat was een behoorlijk lang verhaal", verzucht 4vwo-er Kim. Zij is met haar zus meegekomen die van plan is volgendjaar psychologie in Utrecht te gaan studeren. "Ik ben er vrijwelzeker van dat ik psychologie in Utrecht wil gaan doen, omdat ik heteen hele gezellige stad vind. Het sfeertje spreekt me aan." Hetcollege in het Educatorium vond ze informatief, maar wel enigszinslangdradig. "Ik snap wel dat je het saai vond", zegt ze tegen haarzusje. "Je bent hier nog niet aan toe. Zullen we maar eenlunchpakketje gaan halen?"

Op de trap richting het restaurant is het een drukte van belang."Waar kan ik die bonnetjes halen?", klinkt het van verschillendekanten. De scholieren die in bezit van een bon zijn mogen zelf hunlunchzakje samenstellen aan het buffet. Voor veel scholieren blijktdit een hoogtepunt van de dag te zijn. Het is dringen geblazen. Eengroepje jongens vertelt al aan het derde lunchpakket bezig te zijn."We zijn net bij wiskunde geweest waar we een pakketje voedselkregen, daarna bij informatica gratis broodjes en nu hier weer eenlunchzakje. Relaxed!"

Op de voorlichtingsmarkt in het Educatorium liepen ook nogscholieren rond die voor iets anders kwamen dan het gratis eten.Bepakt en bezakt met folders lopen Rianne en Ilse uit Delft langsde tafels met informatie. "Vanmorgen zijn we naar het collegesociologie geweest en vanmiddag gaan we in de stad nog watfaculteiten bezoeken", aldus Ilse. Ze zitten allebei in 5 vwo maarvinden het handig zich nu vast te oriënteren op huntoekomstige opleiding. "Onze decaan roept ook voortdurend datnú de tijd is om je te oriënteren. Daarom zijn we hier."Rianne denkt dat het eindexamen volgend jaar te veel tijd in beslagzal nemen om ook nog een gedegen studiekeuze te kunnen maken. "Ikwil eerst nog even rustig rondkijken voor ik een overhaastebeslissing maak."

Furby

De twee meisjes lopen langs de tafel van informatica waarop zicheen grote paarse beer bevindt. Wanneer Rianne de beer aanraaktbegint hij geluiden te maken en bewegingen. "Het lijkt wel eengrote furby!" Mascha Wessels zit achter de tafel en vertelt datinformatica-studenten bezig zijn om deze computergestuurde beer tekraken. "Hoe het precies in zijn werking gaat weet ik niet, maarhet is in ieder geval een leuk speeltje." Dat heeft ze wel nodigook, want de informaticatafel wordt niet druk bezocht. "Ik denk datinformatica toch nog een opleiding is die scholieren afschrikt.Vooral meisjes voelen zich niet snel aangetrokken tot eendergelijke computergerichte studie", verklaart Mascha de lagebelangstelling. Schouderophalend: "Ach, als er geen scholierenkomen vermaak ik me wel met Barney."

De ene stampvolle bus na de andere rijdt vanaf De Uithofrichting binnenstad. "Nog maar snel een sigaretje dan, voor we onser bij moeten persen." De meeste scholieren zijn niet ergenthousiast over De Uithof. "Lelijke betonnen gebouwen", zegt Kim."Echt heel irritant", vindt Tom, "dat je hier helemaal heen moetmet de bus. Het is vervelend dat ze de voorlichting van allefaculteiten niet op één plek hebben georganiseerd." Kimknikt in de richting van de tegemoetkomende bus. "Op naar defaculteit Rechten."

De rechtenfaculteit heeft voor de ingang van het gebouw een tentopgezet om de aankomend studenten op te vangen. In de tent bevindtzich een tiental verveelde rechtenstudenten die staan te wachten opscholieren. "Het is nu nogal rustig omdat er weer eenvoorlichtingscollege bezig is. Als het goed is komen er straks weerhordes tegelijk binnen." Van oudsher is er altijd veelbelangstelling voor de studie rechten. Peter (derdejaars) denkt datdat komt omdat het zo'n brede studie is. "Met een rechtenstudie kunje een heleboel kanten op. Wij staan hier om dat duidelijk te makenaan de scholieren."

Link

Tijdens de voorlichtingsdagen was er ook veel aandacht voor denieuwe opleiding domeingerichte economie, die vanaf 1 september2000 in Utrecht van start gaat. Terwijl de bezoekers een collegevolgen legt onderwijskundig adviseur Frans Sprik uit waarom dezeeconomieopleiding uniek is in Nederland. "Hét kenmerk van deUtrechtse economie is de combinatie van het hoofdvak Economie meteen tweede vakgebied: geschiedenis, geografie, recht of socialewetenschappen. De bedrijfs- en algemene economie wordengeïntegreerd." In de collegezaal krijgen de scholieren tehoren dat deze opleiding "hen een sterke positie op de arbeidsmarktzal brengen", aldus docent Peter Westerhoff. "Als Utrechts econoomben je in staat om overde grenzen van je eigen specialisme heen tekijken. En naar dit soort mensen is een grote vraag."

Volgens Sprik willen de docenten tijdens de voorlichtingsdagenvooral benadrukken dat het om een economieopleiding gaat, en hetdus geen geschiedenis- of geografieopleiding is. "Wanneerscholieren horen dat ze in de tweede fase een tweede vakgebiedmoeten kiezen, moet wel duidelijk zijn dat de hoofdmoot economieblijft. Je studeert af als doctorandus Economie, niets anders",zegt Sprik stellig. "Het mooie van deze opleiding is dat het zeheel eigentijds is, afgestemd op de veranderende behoeften in onzesamenleving. Het bedrijfsleven en de overheid zoeken steeds meermensen die gespecialiseerd zijn in economie maar die even makkelijkop een ander vakgebied kunnen meepraten en meedenken. Daarom isdeze opleiding perfect."

De opleiding heeft veel moeite gedaan om de scholieren op dehoogte te brengen van haar bestaan in Utrecht. "We hebben een nieuwsoort wervingscampagne op poten gezet, met als basis hetscholierenblad Link", aldus Sprik. "Deze manier van werven heeftgoed gewerkt want voor de voorlichtingsdagen hebben zich zo'nachthonderd scholieren aangemeld, en dat is een behoorlijk aantal.Vooral als je bedenkt dat we voor het eerste jaar zo'n 150eerstejaars studenten hebben ingecalculeerd."

Gezellig

Meneer Stevenaar is met zijn vrouw, dochter en die haar vriendinnaar de voorlichtingsdagen gekomen. De meisjes zitten in de zesdeklas van het vwo en twijfelen nog een beetje over hun keuze. "Wezijn speciaal voor domeingerichte economie vandaag naar Utrechtgekomen, om wat meer achtergrondinformatie te krijgen. Het is nieuwen nog vrij onbekend... dan ben je toch iets voorzichtiger." Zijndochter lijkt wel tevreden over deze opleiding. "Het is hiergezellig en sfeervol. In Rotterdam was alles kil en kaal." Haarvader knikt goedkeurend. "Ik ga altijd mee naar dit soort opendagen. Je kunt nooit genoeg informatie verzamelen. In zekere zin isde keuze van een opleiding een keuze voor de rest van jeleven."

De moeder van Bram de Vries staat ietwat verloren te wachten tothaar zoon uitgepraat is met een docent. "Hij is vorig jaar meteconomie begonnen in Rotterdam, maar dat vindt hij niets. Ik benvandaag meegegaan als chauffeur, in de hoop dat deze opleidinggeschikter is." Bram vindt het vervelend dat hij een jaarstudietijd verspeeld heeft in Rotterdam, maar denkt dat hij het inUtrecht beter naar zijn zin zal hebben. "De aanpak is hier compleetverschillend met die van de Erasmusuniversiteit. Ik denk dat ikhier beter op mijn plaats ben." Hij ziet het al helemaal zitten.Het enige wat hem zorgen baart is hetkamertekort. "Heb jij nog eenpaar goede tips om aan een kamer te komen?"

Arjan Pomp uit Woerden heeft de knoop al doorgehakt. Hij wasvorig jaar al naar de open dag geweest, maar weet nu zeker dat ditis wat hij wil. "Ik ben naar meerdere open dagen geweest, maar deeconomie-opleiding in Utrecht spreekt me het meest aan. Het islekker dicht bij huis en biedt zeer diverse mogelijkheden." Dat hijnog een andere motivatie heeft om de Utrechtse opleiding te kiezenblijkt wanneer hij zijn voetbalsjaal iets rechter trekt: "Tsja, FCUtrecht is en blijft mijn club. Wat heb ik dan in Rotterdam tezoeken?"

Fleur Baxmeier

De greep van de farmaceutische industrie op het universitaire onderzoek

De greep van de farmaceutische industrie op het universitaireonderzoek

Je fiets is kapot en je hebt een steeksleutel nodig om hem terepareren. Je buurman wil je de sleutel echter alleen uitlenen alsje hem voortaan elke week helpt om zijn fiets te repareren. En jekunt de sleutel zelf niet kopen omdat je te weinig zakgeldkrijgt.

In die lastige positie bevindt zich volgens prof.dr. H.G.M.Westenberg het farmacologisch onderzoek in Nederland. Westenberg iswerkzaam op de afdeling Psychiatrie van het UMCU, waar hij ondermeer onderzoek doet naarobsessive compulsive disorder (OCD), eenangststoornis die leidt tot sterk dwangmatig gedrag bijpatiënten. OCD kan net als veel andere psychiatrische ziektensteeds beter behandeld worden met medicijnen. Maar het onderzoeknaar de werking van die medicijnen is zo duur dat universiteitendat niet meer kunnen betalen. De afdeling van Westenberg werktdaarom samen met bedrijven als Smith Kline Beecham, Numico enSolvay.

Westenberg: "Wij doen hier onderzoek naar het effect vanbepaalde stoffen op de hersenen. Die stoffen zijn dan al uitvoeriggetest in een traject dat jaren en jaren duurt. Bij proefdierenwordt gekeken of een stof werkzaam is en niet giftig. Alsvervolgens uit onderzoek met gezonde vrijwilligers blijkt dat destof bovendien geen ernstige bijwerkingen heeft, kan wordenbegonnen met het testen van het toekomstige medicijn oppatiënten. Dan komen wij om de hoek kijken, want de know-howvoor dit soort onderzoek ligt exclusief bij academischeziekenhuizen. Het probleem is echter dat dit hele traject miljardenkost. Zulke bedragen kan alleen de farmaceutische industrie optafel leggen en daarom werken wij nauw samen met bedrijven die onsbetalen om te onderzoeken of een stof inderdaad effectief is alsmedicijn."

De industrie levert dus de geneesmiddelen waarmee universitaireonderzoekers aan het werk gaan. Aan die levering verbindt zijechter strikte voorwaarden, stelt Westenberg. "Wij mogen onstijdens het onderzoek alleen richten op de door de opdrachtgevervoorgeschreven ziekte. Zelfs als er sterke aanwijzingen zijn dathet medicijn succesvol kan zijn in een andere toepassing, dan isdat onderzoek doorgaans nietmogelijk.

"Jaren geleden deden wij onderzoek naar een potentieel middeltegen depressies. Op eigen initiatief hebben we toen ook onderzochtwat het effect van dat medicijn zou zijn op angst-patiënten.Daar bleek het averechts te werken. En ja, dan heb je al snel eenprobleem met de opdrachtgever, want de publicatie van zo'nbevinding is uiteraard niet goed voor het imago van het nieuwegeneesmiddel.

"Tegenwoordig zal een bedrijf daarom als regel geen toestemminggeven voor onderzoek buiten de opdracht. Dat zijn beperkingen dieons onderzoek duidelijk belemmeren. Want als wij toch onderzoek aandat bewuste medicijn willen doen, dan moeten we wachten tot hetofficieel op de markt is. Op die manier moet je soms jaren wachtenop de juiste `tools'. Daardoor is er nauwelijks meer ruimte voorexploratief, verkennend onderzoek."

Anti-conceptiepil

Ook dr. Ron Herings van de faculteit Farmacie kan meepraten overde soms moeizame relatie met opdrachtgevers. Als epidemioloog doethij in opdracht van zowel bedrijven als overheidsinstellingenonderzoek naar de werkzaamheid en de veiligheid vangeneesmiddellen. Een aantal maanden geleden was Herings in hetnieuws omdat hij ontdekt had dat de derde generatie anti-conceptiepil van Organon bij bepaalde groepen vrouwen een verhoogd risico opvaat-vernauwingen met zich meebracht.

Organon was not amused, vertelt Herings. "Na die publicatie inthe Lancet merkte ik pas hoe universiteitsbreed sommige belangenzijn. Een Utrechtse vakgroep bleek voor een groot deel afhankelijkte zijn van financiering door Organon. Als dat bedrijf zich zouterugtrekken uit alle onderzoek zou dat dus grote problemenopleveren voor die mensen. Het is eigenlijk te gek voor woorden dateen individuele onderzoeker dingen kan opschrijven met zoveelinvloed. De universiteit zou in dit soort situaties, vind ik, meersteun moeten verlenen aan onderzoekers. We zouden eens naar deVerenigde Staten moeten kijken. Daar verloopt alle communicatietussen de industrie en een universiteit via een speciaalbureau."

Net als Westenberg heeft ook Herings meegemaakt dat er tijdenseen onderzoek een zijpad opdoemde dat heel belangrijk leek te zijn."Maar daar is dan gewoon geen financiering voor te vinden. Bij deindustrie zie je de laatste jaren overigens wel een kenteringoptreden in de zin dat ze ook de lullige dingen wil weten. Datgeldt zeker voor de grote jongens waarmee wij veel werken. Dielaten tegenwoordig ook de voor hen minder welgevallige dingen doorons uitzoeken."

Herings wijst op de macht van de onderzoeker, die kan reiken totdeaandelenkoersen van een bedrijf. "Als iets gepubliceerd wordtover een bijwerking van een bekend medicijn, kun je dat zien aan deDow Jones index op Wall Street. Negatieve publiciteit kan eenbedrijf tientallen miljoenen kosten. Als er ook maar iets valt aante merken op het onderzoek, staat de advocaat van zo'n bedrijfmeteen bij je op de stoep. Vanwege de grote invloed die je hebt alsonderzoeker, moet je dus heel erg oppassen met wat jeopschrijft."

Ook Westenberg heeft gemerkt dat het publiceren vanondezoeksresultaten op gespannen voet kan staan met de belangen vande opdrachtgever. "Laat ik vooropstellen dat wij onze resultatenaltijd publiceren. Maar wij sturen het conceptartikel wel eerst opnaar de opdrachtgever van het onderzoek, want die heeft het rechtvan inzage en commentaar. Positieve kritiek ter verbetering isaltijd welkom, maar de onderzoeker heeft altijd het laatste woord,ook als de uitkomsten ongunstig zouden zijn voor de sponsor. Somswordt dan gevraagd om de uitkomsten te nuanceren. En ach, zolang deobjectiviteit niet in het geding is, heb ik daar geen moeitemee."

Rinze Benedictus


Numico stopt niets in de doofpot

Een bedrijf dat veel contacten heeft met academisch onderzoek isNumico, een producent van voedingssupplementen. Dr. J. Bindels isals hoofd van de voedingskundige afdeling van Numico Research inWageningen nauw betrokken bij het onderzoek dat vooraf gaat aan deintroductie van nieuwe producten. Dat onderzoek wordt in alleacademsiche ziekenhuizen in ons land uitgevoerd.

Bindels: "Ons uitgangspunt is simpel. Onderzoekers mogen nietvan de door ons gestelde onderzoeksvraag afwijken omdat we daarniet voor betalen. Maar in onze contracten staan geen clausules diehet publiceren van onderzoeksresultaten verbieden. Wel kunnen wijuitstel van een publicatie bedingen als we bezig zijn met eenoctrooi-aanvraag."

Bindels roemt de `open onderzoekscultuur' in Nederland en steltdat Numico zeer tevreden is over de samenwerking met deuniversiteiten. "Van de tien onderzoeken die gedaan worden, zijn erzes niet eenduidig in hun resultaten. Dan praten wij daar eerst metde onderzoekers over voordat er een publicatie volgt. Als het gaatom onderzoek naar al bestaande produkten en onze commerciëlebelangen zouden door publicatie geschaad kunnen worden, dan zijn weinderdaad zeer terughoudend met het geven van toestemming. Maar westoppen niets in de doofpot. Uiteindelijk komt alles in deopenbaarheid. Soms alleen ietsgenuanceerder dan de onderzoekerseerst voor ogen stond."

RB

Personeelskortingen Centraal Beheer

Informatie over de actuele rentestand: http://www.centraalbeheer.nl/cb/part/hypothek/hyporent.html.Overige informatie: 055-579 8000 voor autofinanciering, 055-5798100 voor alle andere producten). Het aansluitnummer van deUniversiteit Utrecht is 65356.

Nieuwe rubriek 'Jargon': 'Mooiweervoetballers staan niet in de muur'

Nieuwe rubriek 'Jargon': 'Mooiweervoetballers staan niet in demuur'

"De regel is dat er een muur wordt neergezet als uit een vrijetrap een doelpunt kan ontstaan. Maar de keeper bepaalt hoe en waar.De bedoeling is het doel te verkleinen en de tegenstander teontmoedigen in een bepaalde hoek te schieten. De bal kan natuurlijkaltijd over de muur. Dat hangt er vanaf of de schutter hem eroverheen kan krullen. Hij kan ook denken: 'Ik zie wel wat ergebeurt' en een harde strakke bal schieten. Als je zo'n bal bij eengraadje of nul op je bovenbeen of je wang krijgt, dan voel je datbehoorlijk. Je automatische reactie is om weg te draaien. Je hebtop negen meter echt geen tijd om te koppen of zo. Maar een bal diedoor de muur heen of onder de muur doorgaat, is altijd de schuldvan de muur. Trainers hameren erop dat je moet blijven staan.Gewoon de bal op je af laten komen. Liever vijf minuten pijn daneen tegendoelpunt.

"Het zijn vaak niet de beste spelers, maar de lange mannen en dekaraktervoetballers die in de muur staan. Vaak zijn er voor dewedstrijd afspraken over gemaakt. Zeker bij PSV. Een muur is nietalleen maar vijf jongens op een rij. Aan beide kanten van de muurmoet ook nog iemand staan zodat de bal er niet om heen kan wordengespeeld. Als daar een open ruimte is, heeft de muur geen nutmeer.

"Er zijn ook twee verschillende soorten muurtjes. Bij eendirecte vrije trap blijft de hele muur staan. Bij een indirecteloopt één speler uit als de bal wordt afgelegd. Meestalis dat een hele felle speler. Type Edgar Davids of Jean-Paul deJong."

JS

Joke Linders promoveert op Annie M.G. Schmidt:

Hella S. Haasse heeft eens gezegd: "Als je je werkelijk in hetwerk van een schrijver verdiept, weet je eigenlijk al alles vanhem." Dat motto lijkt Linders zich ter harte te hebben genomen. Zeheeft geen biografie in de strikte zin van het woord geschreven,gebaseerd op dagboekaantekeningen of correspondentie. Voor zoverSchmidt die heeft nagelaten zijn ze nog niet openbaar voor dewetenschap. Linders maakte een studie van haar ontwikkelingsgang,afgeleid uit het werk dat Schmidt produceerde en de 'receptie'daarvan in met name dag- en weekbladen en vaktijdschriften.

Wat de promovenda vooral duidelijk maakt met haar dissertatie isde ambivalentie van Schmidt: een felle, rebellerende tante, maartoch ook heel braaf en 'aangepast'. Een sterke, onafhankelijkevrouw, die echter niet zonder ruggesteuntjes van publiek,levensgezel, uitgevers of collega's vooruit kon, eenveelschrijfster die zichzelf geen schrijfster wil noemen, een heelvroege bommoeder, maar wel erg van het huisje-boompje-beestjetype."Ze was altijd op zoek naar een evenwicht tussen het calvinisme vanhaar jeugd en de behoefte aan vrijheid", psychologiseert Lindersdan ook.

Annie M.G. Schmidt groeit op als dochter van een dominee inZeeland, in een groot somber huis naast de kerk, maar mét eenzolder, kelder en een tuin. In alles is 'Zus' anders dan dekinderen om haar heen: ze spreekt het dialect niet, ze draagt'stadse' kleren en is een beetje verlegen. Ze mengt nauwelijks methaar leeftijdsgenootjes maar brengt de tijd door met haar moeder,lezend, zingend of pianospelend. Tijdens haar hbs-periode steekthet recalcitrante de kop op. Tot schrik van haar ouders uit ditzich in korte rokken, gestifte lippen, danspartijtjes opjazz-muziek en vleeskleurige kousen. In die tijd ontwikkelt zichechter ook haar passie voor gedichten, geïnspireerd door hetwerk van Slauerhoff, Marsman, Paaltjens, K"stner of Tucholsky.

Ze kiest in eerste instantie voor de bibliotheekvak, maar naeenverhuizing van Zeeland naar Amsterdam komt ze terecht op dedocumentatieafdeling van Het Parool, waardoor ze in een omgevingverkeert van coryfeeën als Simon Carmiggelt, Henri Knap,Jeanne Roos, Karel en Simon (de latere Gerard) van het Reve, Hansvan Straaten en Simon Vestdijk. De gelegenheidsgedichtjes die dedocumentaliste maakt voor Paroolfeestjes bezorgen haar een plek inhet cabaretgezelschap 'De Inktvis' dat vanuit deze krant wordtopgericht. In 1947 treedt dit gezelschap voor het eerst op in eenVARA-radioprogramma van Hella Haasse. Daarna volgen succesvolleoptredens in het Concertgebouw. Wim Kan en Wim Sonneveld komen naarde Intvissen luisteren, en kopen er teksten... vooral van AnnieSchmidt. "Hier was een nieuwe toon te beluisteren, een brutaal,oneerbiedig, helder jong geluid", en daaraan had het na-oorlogseNederland nét behoefte.

Rebellie

Tegelijk begint Annie te schrijven voor de kinderpagina van HetParool, waaruit bijvoorbeeld Het Fluitketeltje, Het SchaapVeronica, en vanaf 1952, Jip en Janneke ontstaan. Ze wordengeïllustreerd 'in silhouet' door Fiep Westendorp, tot op dedag van vandaag bekend van de 'kinderlijn' in handdoeken,koekjestrommels, slabbers, slaapzakjes en bestek van de Hema. Reedsin dit begin van haar schrijverscarrière valt haar de kritiekte beurt die zich nadien nog veelvuldig zal herhalen: "Als 'echte'schrijfster wordt ze overschat, maar als 'nationale vriendin'krijgt ze de eer die haar toekomt", aldus Adriaan Morriën.

Deels is die kritiek te verklaren door de 'gewoonheid', watSchmidts handelsmerk lijkt te zijn...'Lekker stout, maar gewoon.'Haar woordgebruik is gewoon, haar onderwerpkeuze is gewoon, haarpubliek is gewoon, haar 'versjes' zijn iets anders dan poëzie.Haar eerste radioprogramma 'De familie Doorsnee' - dat ze zes jaarlang maakt op instignatie van Wim Ibo - is alleen al in naamgevinguiting van die gewoonheid. Maar aan dit programma ontleende de naamAnnie M.G. Schmidt voor een heel volk 'een gouden randje', aldusMichiel van der Plas.

Opmerkelijk aan de familie Doorsnee, maar ook aan Jip enJanneke, is dat ze zo'n goed beeld geven van de jaren vijftig. Datzou een verdienste van Schmidt blijven: dat ze in haar oeuvre eentijdsgewricht zo goed wist neer te zetten omdat ze er een meer dangemiddeld scherp gevoel voor had. Al lang voordat hippies, provo's,feministen of Maagdenhuisbezetters de trom roerden, riep Schmidteind jaren vijftig, begin jaren zestig al op tot een onschuldigsoort rebellie. Het proefschrift van Linders - dat niet voor nietsde titel draagt 'Doe nooit wat je moeder zegt' - krijgt met deregistratie van deze historischeconnotaties een extra waarde: metde chronologische beschrijving van Schmidts werk is het tegelijkeen soort 'huiskamergeschiedschrijving' van de twintigste eeuwgeworden.

Ook in haar pedagogische inzichten liep Schmidt voorop. De pasna het midden van de eeuw opkomende 'Vom Kinde Ausgedachte' - ondermeer gepropageerd door de kinderpsychiater en opvoedingsgoeroe dr.Spock - was door Schmidt al vóór de oorlog ontdekt.Volwassenen mogen kind zijn met de kinderen - de koning gaat inzijn nachthemd over straat, de burgemeester weigert zijn pillen teslikken en de directeur van het postkantoor zeurt om hagelslag -waardoor de relatie tussen volwassenen en kinderen gelijkwaardigerwordt.

Pikkie

Het eigenaardige verschijnsel deed zich voor dat, waar Schmidtin de jaren vijftig al allerlei vooruitstrevende ideeënpropageerde over man-vrouwverhoudingen, anti-burgerlijkheid,sympathie voor de outsiders of respect voor de natuur, diezelfdeideeën eind jaren zestig - begin jaren zeventig in eenmaatschappelijke stroomversnelling terecht komen... en Annie op ditpunt 'traditionalisme' verweten krijgt. Haar musicalproductieshebben erg te lijden onder de 'Aksie Tomaat'. "Ze pruimden me nietlanger", zegt ze in een interview. "Ze wilden me met alle geweld opde mesthoop. Ik voelde met oud met een d en een t. Ik wilde gaanborduren."

En vanuit feministische hoek komt er kritiek op onder meer Jipen Janneke, waarin de rolverdeling traditioneel zou zijn. Maar,aldus het verweer van Annie: "Veel feministes hebben oogkleppen,die ontkennen het grote psychologische verschil tussen mannen envrouwen. Als je gaat ontkennen dat een vrouw een vrouw is, verwringje de werkelijkheid." In Vrij Nederland opende Jetta van Leeuwenhet offensief: ze vindt in de boeken van Schmidt te weinig terugvan de problemen waarin kinderen zich zouden moeten kunnenherkennen om zich te kunnen bevrijden van de neurosen die ze doordergelijke 'echte dingen' (seks, scheidingen, homofilie,driehoeksverhoudingen) oplopen. "Flauwekul", zegt Schmidt perkerende post. Jip en Janneke stammen uit de jaren vijftig toen deseksuele revolutie nog lang niet had plaatsgehad. Maar bovendien:kinderen en ouders beleven er plezier aan "omdat ze er nog altijdherkenning in vinden, geruststelling, grapjes, avontuurtjes. En datallemaal ondanks het feit dat Jip z'n pikkie niet laat zien."

Annie overleeft die kritiek met glans. In de jaren tachtiggroeit ze uit tot een auteur met een bijna mythische reputatie: deene na de andere opdracht voor gedichtjes of feuilletons roltbinnen, de ene bloemlezing of vertaling na de andere verschijnt.Vele prijzen volgen, waaronder deConstantijn Huygensprijs en deHans Christian Andersenmedaille, een soort Nobelprijs voorkinderboekenauteurs.

Hoe visueel gehandicapt ze ook was aan het eind van haar leven,haar eigen bijdragen aan die mythologisering zijn niet gering; hetwas voor haar een manier om haar privé-leven op de achtergrondte kunnen houden Dit werd moeilijker, doordat ze meer en meer eennationale bekendheid werd. Menig pleidooi dat ze hield voor de'lichte muze' tijdens de talloze boekenbeurzen, signeersessies ofliteraire manifestaties, was tevens een 'oratio pro domo'.Salonf"hig als ze was, werd ze een graag geziene gast in tv- enradioprogramma's, altijd goed voor een pakkende one-liner. Het iszelfs zo ver met haar gekomen, dat 'het niet houden van Schmidt alshet laatste taboe van Nederland geldt, dat nog doorbroken moetworden.'

Armand Heijnen

Onvoorwaardelijke liefde voor FC Utrecht: 'Ik ben hier komen studeren vanwege de voetbalclub'


Onvoorwaardelijke liefde voor FC Utrecht: 'Ik ben hier komenstuderen vanwege de voetbalclub'

"FC Utrecht is een echte volksclub: iedere supporterwoont in een straal van dertig kilometer rond stadion Galgenwaard",zegt Wijnand Brouwers, vierdejaars student Management, Economie enRecht aan de HvU. "'Utrecht' is een traditie", vervolgt zijn broerRobert Jan Brouwer, derdejaars student Theater-, Film enTelevisiewetenschappen aan de UU. "'Utrecht' is een gevoel, dat kanje niet uitleggen", gooit Walter van den Eikhof, student AlgemeneTaalwetenschappen, daar bovenop. De drie studenten zittenuitgelaten door elkaar heen te praten.

Het ultieme Utrecht-gevoel is volgens Wijnand om opzondagochtend wakker te worden, met een kater van de avond ervoor,en om vervolgens af te zakken naar café het Ledig Erf. "Daarkomen alle die-hardsupporters. De mensen met de tatoeages diehelemaal uitgedost naar de wedstrijd gaan." De studenten drinkendaar samen wat biertjes en vertrekken dan richting stadion. "Maareerst eten we altijd een banaan, want dat brengt geluk", verteltWalter.

De reden van deze vreemde gewoonte is Michael Mols, voormaligsterspeler bij het Utrechtse elftal. Mols at ook altijd bananenvoor de wedstrijd. Wijnand: "De ultieme geluksbrenger is om jebanaan in een glas bier te dopen en dan op te eten." De jongenslachen als ze vertellen over het bijgeloof van supporters: "Het isschitterend wat mensen allemaal doen voor de wedstrijd, wrijvenover kettinkjes enzo." Robert Jan heeft nog een dwangmatige tic: "Bij het stadion heeft één of andere creatievestratenmaker een halve voetbal, van tegels, in de weg gelegd. Daarmoet ik altijd even overheen fietsen voor de wedstrijd."

De drie studenten gaan meestal in een groep van zo'n zes mannaar het stadion. De gebroeders Brouwer komen uit Oudewater, eenklein plaatsje op de grens van Gouda en Woerden. "We gingen altijdal uit in Utrecht en het was ook een logisch vervolg om hier tegaan studeren", vertelt Robert Jan. Met vrienden uit Oudewaterbezocht Wijnand ook zijn eerste FC Utrecht-wedstrijd. En Wijnandsleepte zijn broer weer mee. Robert Jan: "Dat zal ik nooitvergeten. Dat was de wedstrijd tegen Heerenveen, zo'n vier jaargeleden. Ze speelden met 2-2 gelijk. Sindsdien heb ik Utrechtalleen maar gelijk zien spelen tegen Heerenveen..."

Walter kwam in de groep terecht doordat Robert Jan en hijallebei Nederlands kwamen studeren in deze stad. Walter: "Ik benhier zelfskomen studeren v'nwege de voetbalclub. Ik kom uit eenklein plaatsje bij Helmond en daar was iedereen voor PSV. Ik benaltijd voor Utrecht geweest."

Aanvankelijk kochten de studenten steeds losse kaartjes voorwedstrijden. Maar vorig jaar hebben ze seizoenskaarten gekochtwaarmee ze tot de echte supporters van de club gerekend kunnenworden. "Dat hebben we in een stomdronken bui, op een feest,besloten. We zijn toen om half zes `s ochtends langs drieverschillende pinautomaten gelopen en om half tien hadden we dekaarten. Dat was een mooi moment", vertellen ze opgewonden.

Bunnikside

Seizoenskaarthouders zitten op de zogenoemde `Bunnikside', hetgedeelte van de tribune dat aan de kant van Bunnik ligt. "Daar zitde harde kern van de supporters", legt Robert Jan uit. Walter: "Erzit vanalles: kleine kinderen, hele families... " De jongensbeschrijven de sfeer: "Mensen eten daar de meest vreemde dingen:broodjes worst met mosterd en daar drinken ze dan een bekerchocomel bij. Schitterend."

Wijnand: "Veel Utrecht-fans gaan helemaal uitgedost naar dewedstrijden." Volgens het drietal zijn de supporters erg belangrijkbij FC Utrecht. "De supporters worden ook wel de twaalfde mangenoemd. Ze kunnen de club echt naar een overwinning zingen".Andere clubs hebben niet zo'n hondstrouwe aanhang, vinden destudenten. Ze genieten daardoor van alles wat er binnen het stadiongebeurd. "Je maakt er negentig minuten deel van uit", zegt Walter."Met 13.000 man lekker hersenloos meezingen. Even geen individumeer zijn, even geen student. Soms sta ik zo hard te schreeuwen dathet zwart voor mijn ogen wordt." Robert Jan vindt het de break vanzijn week: "Je kan er veel in kwijt."

De Bunnikside wordt ook wel geassocieerd met hooligans,vertellen de studenten. Dit komt doordat de `spreekkoren' vanuitdit vak termen als `hoerenjong', `boeren' en `joden' naar detegenstander schreeuwen. "Ja", zegt Robert Jan. "Dat is inherentaan voetbal. Je doet alles om je tegenstander de mond te snoeren.Daar komen al die grove woorden vandaan. Ze hebben verder geenhistorische waarde.

Walter: "Je pakt de tegenstander op z'n zwakke kanten, net alsmet pesten. En de termen moeten simpel zijn: duizenden mensenmoeten het gemakkelijk mee kunnen zingen." Verder dan meeschreeuwengaan ze niet. Robert Jan: "Ik sterf niet voor mijn club en ik worder ook niet voor opgepakt." Alleen Walter kan zich wel voorstellendat er gevochten wordt. "Bij verlies sta ik ook op het punt omiemand in elkaar te rammen. Gelukkig zit er plexiglas tussen ons ende tegenstander."

Studiegenoten reageren gemengd op de voetballiefhebberij vandejongens. Wijnand vertelt dat hij regelmatig schoolgenotentegenkomt in het stadion, maar op de universiteit wordt andersgereageerd. Walter: "Op de opleiding ben ik zelfs wel eensuitgelachen. De mensen voelen zich daar intellectueel."

Hij vertelt over een vriendin die op een gegeven moment zei dat`ze het van hem tegen vond vallen' en hoe afkeurend mensen reagerenals ze een foto van het elftal op zijn agenda zien. "Het wordtgeassocieerd met hersenloos gedrag", meent de letterenstudent.Robert Jan vult aan: "Of het wordt gewoon afgedaan, er wordt nieteens over gepraat."

Volgens het drietal wordt voetbal geassocieerd met een lagereklasse. "Voetballers zijn niet de meest slimme mensen", zegtWalter. "Toch is dat erg hypocriet gedrag. Tijdens een WK heeftiedereen plotseling verstand van voetbal."

Uitlaatklep

Walter vervolgt: Die liefde voor het voetbal is basaal, dieneemt een hele belevingswereld met zich mee. Het gaat om hetgroepsgevoel. Je staat daar met z'n allen iets uit te dragen. Datis de basis. Je gaat toch niet in je eentje naar het stadion."Robert Jan vindt het zelfs een verrijking van zijn leven. "Je doetveel mensenkennis op in het stadion. Ik heb nu de onderste lagenvan de samenleving leren kennen. De Bunnikside is gewoonéén sociale studie. Ik zit daar altijd met verbazing omme heen te kijken."

Het is een uitlaatklep vinden ze alledrie. "Alle frustraties,spanning en stress, schreeuw ik daar van me af", zegt Walter.Robert Jan: " Alles komt daar recht uit het hart, in tegenstellingtot de academische wereld waar alles onderbouwd moet zijn."

De jongens zeggen dat ze nog jaren naar het stadion blijvengaan. Wijnand: "Als ik later in het buitenland werk, blijf ikgewoon alles over de club volgen via internet. Maar ik zie me ookwel als krasse knar op die tribune zitten. Met een dikke sigaar inde mond." Walter zegt tenslotte: "Dit is onvoorwaardelijke liefde.Voor mij houdt dit nooit meer op."

Joke van der Glas

Utrechtse antropologe in VPRO's 'Noorderlicht'

Hoe verandert een traditionele Indianen-gemeenschap als geld ereen rol gaat spelen? Dat was de onderzoeksvraag van het Ministerievan Indiaanse Zaken in Georgetown waarmee de Utrechtse cultureelantropologe Marileen Reinders in 1995 vertrok naar het indianendorpKariako in het hart van Guyana. Reinders leefde een jaar langtussen de Carib indianen en registreerde nauwgezet hun dagelijksleven. "Kariako heeft een kleine vierhonderd inwoners en ligt ineen gebied waar al bijna een eeuw goud wordt gevonden. Tot voor eenjaar of twintig had dat nauwelijks invloed op het dagelijks leven,maar nu steeds meer dorpelingen uit pure noodzaak zelf ook naargoud zijn gaan zoeken, krijgt geld steeds meer invloed op hetdorpsleven."

Volgens Reinders heeft het goud gezorgd voor een tweedeling inhet dorp. Terwijl een deel van de bevolking vasthoudt aan delandbouw, is een ander deel overgestapt op het zoeken naar goud."De Carib indianen leven traditioneel van het verbouwen vancassave, van vissen en van de jacht. Zij zijn heel trots op delandbouw en zien de cassave als 'hun eigen' voedsel tegenover derijst van de kustbewoners. Maar tegelijkertijd zie je dat het goudlonkt en dat de landbouw wordt verwaarloosd. Want met het in demijnen verdiende geld kunnen ze vanalles kopen wat ze zelf nietproduceren. Sommige oudere mensen die ik sprak zijn verontwaardigddat je tegenwoordig niet meer zonder geld door het dorp kunt lopen.Vroeger was men gewend om te delen of met elkaar te ruilen. Hetgeld heeft daar voor een deel een einde aan gemaakt. Aan de anderekant is het wel weer zo dat de dorpsstructuur dankzij het goud instand is gebleven. Zonder de mogelijkheid om in de mijnen geld teverdienen zouden veel jonge mannen waarschijnlijk naar de stedenaan de kust zijn vertrokken."

Kortom, het goud heeft het leven in Kariako fors veranderd, nietalleen omdat daarmee rum, malaria en tyfus in het tropenbos hunintree deden, maar ook omdat de komst van mijnwerkers uit hetkustgebied bij de indianen een fors gevoel van minderwaardigheidteweeg bracht. Dat verklaart volgens Reinders waarom zij zich metzoveel enthousiasme hebben bekeerd tot de 'Assemblies of GodChurch' een religieus genootschap van Amerikaanse origine.

"Net als de school in het dorp maakt de aanwezigheid van eenkerk voorhun gevoel duidelijk dat zij deel uitmaken van debeschaafde wereld. Kijk maar, wij zijn niet primitief. Toen ik ditnajaar met de filmploeg van de VPRO in Kariako terugkwam was heteerste wat ze me vroegen of ik de kerk wilde filmen. De wereldmoest zien dat ook de indianen God dienden."

EH

Het onderzoek van Reinders is het onderwerp vande uitzending van het VPRO-programma Noorderlicht op dinsdag 23november om 20.20 uur op Nederland 3