Achtergrond

Van basisschool-leerling tot hoogleraar in de ban van Annie M.G. Schmidt

Van basisschool-leerling tot hoogleraar in de ban van AnnieM.G. Schmidt


Joke Linders, promovenda

De regenworm en zijn moeder

die altijd naar de sterren keek,

en fluisterde: Hoe schoon, hoe schoon...

Zijn moeder zei: Doe toch gewoon,

kijk naar beneden naar de grond,

dat is normaal, dat is gezond,

kijk naar beneden, zoals ik...

En toen? Toen kwam de leeuwerik!

Het wormpje, dat naar boven staarde,

zag hem op tijd en kroop in d'aarde,

maar moe die naar beneden keek

werd opgegeten (daar in Sneek).

Dus doe nooit wat je moeder zegt,

dan komt het allemaal terecht.

"Eigenlijk is het gedicht 'De mislukte fee' mijn absolutelieveling, maar dat is nog langer dan het gedicht over het schaapVeronica, dus dat past slecht in de krant. Wat ik zo bijzonder aandat gedicht vind, is de enorme troost die ervan uitgaat vooriedereen die zich mislukt zou kunnen voelen.

"Een goede tweede vind ik 'De regenworm en zijn moeder', omdatde slotregels van dat gedicht `Doe nooit wat je moeder zegt / dankomt het allemaal terecht' Annie M.G. Schmidt zo dierbaar waren. Zevond dat die haar werk het best typeerden. Dat is best merkwaardig,want Annie M.G. Schmidt heeft juist altijd wél gedaan wat haarmoeder zei. Voor mijn proefschrift, dat niet geheel toevallig ook`Doe nooit wat je moeder zegt' heet, heb ik onderzocht of dat soortambivalenties kenmerkend zijn voor haar schrijverschap.

"Er bleken heel wat van die paradoxen te zijn. Het beeld dat wevan Annie M.G. Schmidt hebben is nogal eendimensionaal. Ze was echtniet alleen een soort lieve oma of alleen maar recalcitrant, maarook vaak ongelukkig, bang en op zoek naar bevestiging; allemaaleigenschappen die haar tot een boeiender mens en schrijvermaken.

"Ik ben erg blij dat het mogelijk is gebleken om eenproefschrift overhaar te schrijven, omdat het bewijst dat auteursvan haar kaliber nu ook in de academische wereld voor vol wordenaangezien. De kinderliteratuur en de lichte muze waren tot voorkort verwaarloosde genres in de literatuurwetenschap. De laatstejaren zie je dat ze de aandacht beginnen te krijgen die zeverdienen. Een proefschrift over Annie M.G. Schmidt is de bekroningvan die ontwikkeling."


Ruben van Gogh, dichter/bloemlezer

Dikkertje Dap

Dikkertje Dap, klom op de trap

`s Morgens vroeg om kwart over zeven

Om de giraf een klontje te geven.

Dag Giraf, zei Dikkertje Dap,

weet je wat ik heb gekregen?

Rode laarsjes voor de regen!

`t Is toch niet waar, zei de giraf,

Dikkertje, Dikkertje, ik sta paf.

O Giraf, zei Dikkertje Dap,

`k moet je nog veel meer vertellen:

Ik kan al drie letters spellen:

a,b,c, is dat niet knap?

Ik kan ook al bijna rekenen!

Ik kan mooie poppetjes tekenen!

Lieve deugd, zei de giraf,

kerel, kerel, ik sta paf.

Zeg Giraf, zei Dikkertje Dap,

mag ik niet eens even bij je

stiekem van je nek afglijden?

Zo maar eventjes, voor de grap,

denk je dat de grond van Artis

als ik neerkom, heel erg hard is?

Stap maar op, zei de giraf,

stap maar op en glij maar af.

Dikkertje Dap klom van de trap

Met een griezelig grote stap.

Op de nek van de giraf

Zette Dikkertje Dap zich af,

roetsjj, daar gleed hij met een vaart

tot aan `t kwastje van de staart.

Boem!

Au!!

Dag giraf, zei Dikkertje Dap.

Morgen kom ik weer hier met de trap.

"Dikkertje Dap is voor mij geen favoriet, maar eenanti-favoriet. Het liedje werd gebruikt als inloopmuziek bij hetJan Klaassen-buffet. Dat was een kinderactiviteit in een ketenbungalowparken van de Vechtse Slag, waar ik elk weekend werkte inmijn studententijd. Twee jaar heb ik het daar uitgehouden.

"Elk weekend opnieuw Dikkertje Dap. Na drie keer had ik het welgehoord. Niets tegen Annie M.G. Schmidt, maar op een gegeven momentdenk je onwillekeurig: laat die Dap een keer oprotten met die trapen die giraffe van `m. 'Morgen kom ik weer hier'. Nou, zeg dat wel,ik heb het geweten, godsamme."


Thomas Vaessens, universitair docent Nederlandseletterkunde

Het schaap Veronica

Hoeng, zei het schaap Veronica, hoeng ee aa weeuw aa hange.

Wat zegt u? Vroeg de dominee, geschrokken en ontdaan

Hang, zei het schaap Veronica, hang eeaa weeuw aa wange...

Meneer! Schreeuwde de dominee. Meneer! Het schaap brandtaan!

"Kijk, dat rijm, daar word je natuurlijk hardstikke gek van.Vooral dat halve Frans, de hele tijd. Dan rijmt `maquillage' op`visage', `bruyère' op `frigidaire', en `voor drie' natuurlijkop `compris'. Of als ze per se wil dat `naar Montreux om teskieën' rijmt op `op Piccadilly teaen', dat soort dingen.

"Maar je kunt er toch niet onderuit: Schmidt is gewoon een helegrote. Niet op de manier van de letterdames en de letterheren,natuurlijk. Kees Fens heeft haar ooit van de kinderliteratuurwillen emanciperen. Hij stelde dat we dit werk `als echtepoëzie' moesten beschouwen en dat we Schmidt `serieus' moestennemen. Ergerlijk, die poortwachtersmentaliteit. Alsof iemand diedingen schrijft als `Het schaap Veronica' zit te wachten op hetmoment dat iemand met een ernstig gelaat de poorten van hetPantheon op een kier zet.

"In de bovenstaande regels gaat het schaap Veronica met dedomineenaar de kapper en probeert iets tegen hem te zeggen terwijlze onder de droogkap zit. Prachtig vind ik dat. Maar met de ernstvan Fens' grotemensenliteratuur heeft het natuurlijk niets temaken. Nou, hoewel, misschien kun je wel zeggen dat Schmidt voor dekinderen heeft gedaan wat Lucebert deed voor de grote mensen: zeschopte met humor en een bijzonder taalgevoel de poten onder destoelen van de gezetenen vandaan. Daar moet de hoed voor af."


Susanne Freriks, studie-adviseur bij Algemene Letteren

Zeur niet

Als je moe bent,

als je oud bent,

als je rillerig en miezerig en koud bent

als je man weer met een juffrouw op de pier zit

als de echtelijke liefde je tot hier zit

als je schoonfamilie vraagt om ondersteuning,

als je vader zich weer vasthoudt aan de leuning,

als er sneeuw is,

als er mist is,

als het ijzelt en je minnaar een sadist is,

als dat allemaal je lot is

en je vraagt of er een god is,

sla dan woedend met de deuren

ga je cocktail-dress verscheuren,

maar niet zeuren.

Huil in je bed,

bijt in je laken,

vloek tegen iedereen,

schreeuw van de daken,

maar zeur niet.

Trap om je heen,

wees nooit een dame

en gooi het theeservies

dwars door de ramen,

maar zeur niet.

Neem een grote schaar en knip in het velours,

scheld de vrouw van de notaris uit voor hoer,

doe dat allemaal,

maak een grof schandaal,

maar zeur niet.

Als je down bent,

als je ziek bent,

als je kromgetrokken van de rimmetiek bent,

als de regen door het dak lekt op de grond

en je zeven kinders hebben rooie hond

en geen stukje eten in de frigidaire

en de muizen vallen morsdood in de serre,

als je Austin op een paal botst,

als de kat weer op de mat van het portaal kotst,

als je arm bent als een kerkmuis,

moet gaan dweilen in een werkhuis,

ja, dat alles kan gebeuren,

zelfs in technicolorkleuren,

ga niet zeuren.

Spring in de gracht

of knip je haar af,

duw oude dametjes

van het trottoir af,

maar zeur niet.

Ga judo leren,

ga striptease dansen,

schiet je revolver leeg,

peng, op Pierre Janssen,

maar zeur niet.

Ga naar `t postkantoor en spuug door het loket

krijg een hartaanval of ga desnoods naar bed

met de kardinaal,

doe dat allemaal,

maar zeur niet.

Raak aan de drank,

haat al je vrindjes,

breek in bij Luns,

pik al z'n lintjes,

maar zeur niet.

Ransel je kind,

knijp je parkietje,

zeg tot de generaal

`u bent een mietje',

maar zeur niet.

Doet dat allemaal,

wees een kannibaal,

maar zeur niet.

"Niet zeuren is al heel lang mijn lijflied, omdat ik er nogsteeds ontzettend om kan lachen. Ik zal het voor het eerst hebbengehoord op de radio toen ik een jaar of negentien was. ConnyStuart, die het lied zong in de musical `Heerlijk duurt hetlangst', was toen al een grote ster. De tekst is duidelijk jarenzestig en inmiddels enigszins gedateerd door verwijzingen naar deactualiteit, die toen vrij schokkend waren: ga naar bed met dekardinaal, breek in bij Luns en pik al zijn lintjes...

"Toch heeft het nog altijd niets aan kracht ingeboet. Als ik moeben en ik voel me een beetje zeikerig, knap ik er altijd onzettendvan op om het even te lezen of te draaien. Dat heb ik trouwens metbijna alle gedichten en liedjes van Annie M.G. Schmidt. Volgens mijzou ze veel meer moeten worden gelezen door mensen die het af entoe niet zien zitten."


Dr Hans Bleeker, universitair docent theoretischepedagogiek

Sebastiaan

Dit is de spin Sebastiaan.

Het is niet goed met hem gegaan.

LUISTER!

Hij zei tot alle and're spinnen:

Vreemd, ik weet niet wat ik heb,

maar ik krijg zo'n drang van binnen

tot het weven van een web.

Zeiden alle and're spinnen:

0, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,

kom, Sebastiaan, laat dat nou,

wou je aan een web beginnen

in die vreselijke kou?

Zei Sebastiaan tot de spinnen:

`t Web hoeft niet zo groot te zijn,

`t hoeft niet buiten, `t kan ook binnen

ergens achter een gordijn.

Zeiden alle and're spinnen:

0, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,

toe, Sebastiaan, toom je in!

Het is zó gevaarlijk binnen,

zó gevaarlijk voor een spin.

Zei Sebastiaan eigenzinnig:

Nee, de Drang is mij te groot.

Zeiden alle and'ren innig:

Sebastiaan, dit wordt je dood...

0, o, o, Sebastiaan!

Het is niet goed met hem gegaan.

Door het raam klom hij naar binnen.

Eigenzinnig! En niet bang.

Zeiden alle and're spinnen:

Kijk, daar gaat hij met zijn Drang!

PAUZE

Na een poosje werd toen éven

dit berichtje doorgegeven:

Binnen werd een moord gepleegd.

Sebastiaan is opgeveegd.

"De spin Sebastiaan is mijn vroegste herinnering aan een versjevan Annie M.G. Schmidt. Ik weet niet meer precies hoe het komt,maar als ik het goed heb onthouden heb ik dat gedicht een keer uitmijn hoofd geleerd omdat ik het op school moest opzeggen.

"Ik was het al lang en breed weer vergeten, totdat vele jarenlater de verzamelde versjes voor kinderen uitkwamen. Daaruit las ikmijn eigen kinderen voor en zo dook ook de spin Sebastiaan weerop.

"Onlangs had mijn jongste dochter op school een project overspinnen, en het eerste wat ik daar op tafel zag liggen was eenboekje met dat gedicht. Kortom: het ziet er naar uit dat de spinSebastiaan me mijn hele leven zal blijven achtervolgen."


Wiljan van den Akker, hoogleraar moderne Nederlandseliteratuur, promotor, Wetenschappelijk directeur Onderzoekinstituutvoor Geschiedenis en Cultuur

Een dichter

Piet Pluimers wou het liefste verzen schrijven

over wat late rozen in de zon.

Hij was een dichter en hij wou het blijven.

Hij schreef sonnetten toen hij pas begon.

Het rijmde ook. Maar and're dichters zeiden:

je mag niet rijmen joh, 't is geen gezicht!

Je moet zorgvuldig alle rijm vermijden,

want een gedicht dat rijmt is geen gedicht.

En dan dat metrum! Dat is uit de mode.

't Mag niet van r'l de ral de r'l de ral.

Punten en komma's, jongen, zijn verboden.

En denk erom: geen hoofdletters vooral.

En nooit een hele zin. Alleen maar brokken.

En rozen mógen wel een keer, maar dan

slechts in verband met baarmoeders en sokken

en zó dat niemand het begrijpen kan.

't Is maar een weet, we zeggen 't je maar even.

Piet had het spoedig door en hij zei: o.

Hij heeft dezelfde dag een vers geschreven,

zijn eerste echte vers. En dat ging zo:

ik drijf spelden van wanhoop

in de huid van je

grutten wezenloos

woezie woezie 17 en

klaan uit je klukhaar versuikeren

bleke bliezen in schedels met spuigaten

vol blauw gehakt

En toen zei iedereen: dat is reusachtig!

En paul Rodenko schreef een heel lang stuk

in Maatstaf om te laten zien hoe prachtig

het was. Vooral dat 'woezie' en dat 'kluk'.

Alleen Piet Pluimers zelf was niet tevreden.

Hij wou zo graag eens rijmen, want helaas,

hij heeft nu eenmaal 't rijm onder z'n leden.

Maar nee, hij mag alleen met Sinterklaas.

En hij wou graag één keer een komma zetten.

Ach piet! Over tien jaren slaat het om!

Dan rijmt men weer. Dan maakt men weer sonnetten.

Dan gaat het weer van póm de róm de róm.

"Wie een spiegel van de samenleving wenst, kan bij depoëzie maar moeilijk terecht. Althans sinds 1880.Daarvóór hadden we de zogenaamde domineedichters, die danwel geen allerindividueelste expressie van de allerindividueelsteemotie gaven, maar wel in dichtvorm allerlei toen actuele zakenbespraken: de aanleg van de Utrechtse waterleiding, hetspoorwegennet dat zich in rap tempo uitbreidde, de evolutietheorievan Darwin... Na de explosie van de Tachtigers kreeg de poëzieeen koppeling met gevoel, het 'taalkunstwerkwerk' dat los vanmaatschappelijke reflectie kwam te staan. Althans in de'officiële' poëzie, want mijn stelling is altijd dat hetcabaret de twintigste eeuwse variant van de domineespoëzie isgeworden. Als je iets wilt weten over de jaren twintig en dertig inNederland, moet je vooral niet Roland Holst of Bloem of Nijhofflezen, maar Speenhoff en Louis Davids.

"In het Nederland van na de Tweede Wereldoorlog is Annie M.G.Schmidt hiervan het prachtigste en overtuigendste bewijs. Met eenbeheersing, waar menig dichter echt jaloers op mag zijn, heeft zijhaar teksten voor cabaret geschreven. Daarin tref je deproblematiek aan die in de jaren vijftig en zestig de mensenbezighield: de woningnood, de emancipatie, het burgermansfatsoendat op de helling gaat. Plotseling blijken de mevrouwen en menerenneuroses bij zichzelf te ontdekken en en masse gezellig naar eenpsychiater te moeten.

"Maar wie teksten schrijft voor cabaret, hoe goed ook, botst metde regels van het literaire establishment. Speenhoff ondervond het:hoezeer hij ook zijn best deed als een 'echte' dichter door hetleven te gaan, onder andere door altijd zijn initialen tegebruiken, nooit zijn voornaam (hij heette niet Koos Speenhoff,maar J.H. Speenhoff, net zoals P.C. Boutens en J.H. Leopold), hijmocht er niet bij. Ook Annie M.G. Schmidt dankt haar officiëleroem in de eerste plaats aan het werk dat ze voor kinderen maakte,niet aan haar verzen voor volwassenen (dat ze door bijvoorbeeld DeFamilie Doorsnee beroemder was dan alle Vijftigers en Zestigers bijelkaar, is weer iets heel anders). Haar literaire ambities begonnenin de geest van de Tachtigers, waarvan je dan ook regelmatig echo'sin haar werk aantreft. Zoals in het prachtige en terecht inmiddelsberoemde gedicht 'Leeszaal', dat begint met de regels:

Ik ben een god in 't diepst van mijn gedachten,

maar in de bibliotheek een volontair

die hunk'rend op een baantje zit te wachten

en boeken uitleent met een zeker air.

"Diep in haar hart, denk ik, is zij altijd een volbloedromanticus geweest. Lees de gedichten er maar op na: altijd diebeschermende houding tegenover de zwakkere, de minder begaafde, hetlelijke eendje. En tegelijk is zij de sterke, de opstandige,rebellerende, anti-regelnever. Ik lees 'Een dichter' als eenverkapt zelfportret. Piet Pluimers is de romantische dichter, diezijn gevoelens op papier wil zetten, talent heeft voor metrum enrijm (een noodzaak voor wie voor cabaret schrijft!), maar de pechheeft in een tijd te leven dat dit allemaal niet langer in de modeis. Schmidt geeft hier - al heel vroeg, want het gedicht komt uiteen bundel van 1957 - forse kritiek op de Vijftigers.Waarschijnlijk niet eens op de echte Vijftigers, maar meer op aldie epigonen die plotseling ook gingen dichten in eenonbegrijpelijk en vormloos stameltaaltje. Het eerste 'echte'gedicht dat Piet Pluimers schrijft is een hele goede parodie op deliteraire mode van de zogenaamde experimentele poëzie en zelfsPaul Rodenko, de belangrijkste woordvoerder van de hele beweging,trapt erin. Het gedicht is al geslaagd zonder de twee laatstestrofen. Maar het slot geeft er nog eens een extra sublieme draaiaan: diep in Piet Pluimers zit de romantische dichter die bij eentraditie wil horen, die wil rijmen en een komma wil zetten. Met eenzelfbewuste, bijna hooghartige houding geeft ze een superieur slotaan haar gedicht: ben je mal, het is maar een mode-gril, neem hetallemaal niet zo serieus, binnenkort rijmt men weer. Zoals in veeldingen, heeft ze ook hierin gelijk gekregen.

"Annie M.G. Schmidt heeft altijd een ambivalente houdingtegenover de poëzie gehad en logisch: ze was zelf een dichter,maar mocht niet bij de club en als ze zou zijn uitgenodigd, dan hadze de invitatie waarschijnlijk afgeslagen. Vandaar ook haar 'Raad':neem nooit een dichter, m'n dochter...'."


Hans Bouman, literair journalist

Pum en Poem

Tante Truus is op visite. En tante Truus heeft twee meisjesmeegebracht.

Twee kleine meisjes. Ze heten Poem en Pum. En ze zijn nog nietzo groot als Jip en Janneke.

Wil je mijn pop zien? vraagt Janneke. En ze komt metPoppejans

aandragen.

En wil je mijn hondje zien? vraagt Jip. En hij sleurt Takkiedoor de kamer.

Maar Pum en Poem zijn zo vreselijk verlegen.

Ze zeggen niets.

En voor Takkie zijn ze een beetje bang.

Ga je mee in de tuin spelen? vraagt Janneke.

Maar ze zeggen niets.

Zal ik eens op mijn hoofd gaan staan? vraagt Jip. En hij gaat opzijn hoofd staan, tegen de piano.

Pum en Poem vinden het wel mooi. Maar ze zwijgen nog steeds.

Kunnen ze niet praten? vraagt Jip aan tante Truus.

Natuurlijk wel, zegt tante Truus. Maar ze moeten eerst eenbeetje wennen.

Een beer! roept Pum ineens.

Ja, een beer! zegt Poem.

En nu gaan ze praten. Ze vinden de beer zo mooi.

(...)

Zie je, zegt tante Truus. Het ijs is gebroken.

Wat voor ijs? vraagt Jip. Hij kijkt rond waar er ergens ijsis.

Dat noem je zo, zegt tante. Dat betekent dat ze niet meerverlegen

zijn.

En dan gaat tante weg. En Pum en Poem moeten mee. Ze willenniet. Ze willen in het wagentje blijven. En ze zetten een keel op.En ze willen ook de beer niet loslaten.

Weet je wat, zegt Jip. De beer mag een poosje met jullie mee.Die mag bij jullie logeren. Een week!

Dat vinden Pum en Poem erg heerlijk. En nu gaan ze braaf mee,met hun moeder.

Ze zullen Beer toch niet houden, hè? vraagt Jip angstig,als ze weg zijn.

Ik weet niet, zegt Janneke.

Dan roep ik de politie, zegt Jip boos.

Jongen toch, zegt moeder. Wat onaardig, het zijn zulke kleinemeisjes. Wees maar niet bang. We zullen ze weer op visite vragen devolgende week.

Dan vragen we ze mét de beer, hè?

Ja, met de beer.

En dan is Jip gerustgesteld.

"De Jip en Janneke-verhaaltjes zijn perfect voor een paarminuten voorlezen aan kinderen die zelf nog te klein zijn om tekunnen lezen. Door de index achterin het grote Jip en Janneke-boekkun je moeiteloos een verhaaltje voor elke gelegenheid uitzoeken.Ook op cassetteband doen ze het geweldig. Ze zijn ingesproken doorMieke Verstraete, een mevrouw met een bijzonder overtuigend AnnieM.G.-Schmidt-achtigestem. Bij lange autoritten werkt dat bijzondergoed tegen de verveling. Tenminste, de verveling van mijndochtertje.

"Zelf ben ik van de generatie die Annie M.G. Schmidt leerdekennen via 'Ja zuster, nee zuster' en de musicalliedjes uit dejaren zestig. Inmiddels is wel duidelijk dat daar veel belangrijkwerk met een lange adem bij zit, want je hoort het nog steeds. Erkomen zelfs nieuwe uitvoeringen bij. Hoe dan ook: de kinderboekenheb ik pas ontdekt toen ik zelf een dochter kreeg. Zo deden ook Jipen Janneke hun intrede in mijn belevingswereld.

"Ik vind het ongelofelijk knap hoe iemand met zulke karigemiddelen en eenvoudige woordkeus zo'n enorme rijkdom aan beeldenkan oproepen. En toch is het allerminst glad geschreven. Sterkernog, soms is het zo eigenzinnig dat het bijna geen Nederlands meeris. Zo staat in dit verhaaltje de wonderlijke zin: 'Dat vinden Pumen Poem erg heerlijk.' Tsja..."


Anneke van Dijk, muziekprogrammeur bij MuziekcentrumVredenburg; organisator van de Nacht van de Poëzie

Raad

Neem nooit een dichter, m'n dochter.

Zo een met een dichterskop,

zo eentje met lange haren,

zo een op een zolderkamer,

zo een wordt er ook met de jaren

niet monogamer op...

Wat jij in hem liefhebt, dochter,

staat al in zijn bundeltje Donkere sneeuw.

Daarin staat al het verhevene.

De rest krijg je 's morgens bij zevenen

thuis. Als een meeuw.

Neem liever de kruidenier, dochter.

Want alle tederheid die bij hem

uitstijgt boven de kersenjam

en boven de kleine zakjes blauw,

dochter, is altijd voor jou.

"Eerlijk gezegd heb ik niet bepaald een Annie M.G. Schmidt-jeugdgehad, want mijn ouders hadden nauwelijks tijd om te lezen, laatstaan voor telezen. Ik heb haar werk pas ontdekt toen ik al watouder was. Mijn meest indrukwekkende herinnering aan Annie M.G.Schmidt was haar optreden tijdens de Nacht van de Poezie in 1987.Ze was inderdaad de aardige oma die ik me voorstelde, maartegelijkertijd een bijzondere, geestige en scherpzinnige vrouw. Jemoet je voorstellen dat ze toen al flink op leeftijd en bijna blindwas. Op het toneel hadden we een tafel met aan weerszijden tweeenorme halogeenbakken, zodat ze haar tekst zo goed mogelijk zoukunnen voorlezen. Ze had een bril met een soort telescoopstukwaardoor ze nog iets kon zien, maar veel was dat niet.

"Badend in die zee van licht en gesouffleerd door Ed Leeflangheeft ze die avond voorgelezen. Toen ze met 'de spin Sebastiaan'begon, werden al die volwassenen in de zaal opeens weer kleinekinderen: er ging een soort fluisterende golf door de zaal,iedereen zat het zachtjes mee op te zeggen. Alleen al om die redenis het een favoriet van me. Annie sloot af met het gedicht 'Wat isdat nu, mevrouw van Gelder' (heeft u beren in de kelder?) Toen zagje dus twee volwassen mensen samen een voordracht afsluiten met hetnadoen van grommende beren: Grr... Grr...!

"Het gedicht 'Raad' spreekt me aan; ik ken intussen nogal watdichters en ik kan je zeggen: het vers is bepaald niet uit de luchtgegrepen. Maar als het om favoriete gedichten gaat dan kun je bijAnnie M.G. Schmidt wel doorgaan. Als je begint te lezen houd jeniet meer op!"


Inge Raadschelders, derdejaarsstudent Literaire Vorming aan deHKU

Floddertje

Daar stond nu een paars meisje op straat met naast zich een rooden blauw gevlekt hondje. Moeder dacht dat Floddertje nog altijd ophaar kamer zat. Toen er werd gebeld deed ze open en zag een agentop de stoep. Is dit misschien uw kind? vroeg de agent. Helemaalniet, zei moeder. Mijn kind zit boven opgesloten. Mijn kind is nietpaars. Wat u daar hebt is een afgekloven pruimenpit.

"Het bovenstaande fragment komt uit mijn favorieteFloddertje-verhaal; ik geloof dat mijn moeder het me wel duizendkeer heeft moeten voorlezen. De kinderverhalen van Annie M.G.Schmidt zijn erg gaaf. Ze zitten goed elkaar en er spreekt liefdevoor kinderen uit. De grote mensen zijn standaardpersonages, maardat wordt dan ook weer doorbroken, zoals mama die haar kind opeenseen afgekloven pruimenpit noemt. Het wereldbeeld in de verhalen isgezellig, vrij, en bijzonder pro-kind.

"Daarom zijn ze ook goed te gebruiken bij het lesgeven aankinderen; ik loop nu stage op een school in Amsterdam en ik maakveel gebruik van Annie M.G. Schmidt. Ik lees een verhaaltje of eengedicht voor en praat met de kinderen over hun eigen ervaringen: ofze zelf wel eens zoiets hebben meegemaakt, wat ze er van vinden...Naar aanleiding daarvan gaan ze dan zelf weer verhalen of gedichtenschrijven."


Valentijn Karemaker (9 jaar) uit groep 7 van Daltonschool DeTwijn

De brievenbus wou niet meer

Er was 's een brievenbus, die op een pleintje stond,

een mooie rooie brievenbus; hij had een open mond,

daar gingen alle brieven in, de hele dag maar door

en nu en dan kwam er een man van 't grote postkantoor,

die haalde dan de brieven uit die brievenbus z'n buik,

en deed ze in een grote zak. O, jongens, 't ging zo puik.

Maar gisteren zei die brievenbus: Nou wil ik het niet meer,

ik heb er schoon genoeg van, leg de brieven daar maar neer.

Hij deed z'n mond dicht met een klap en deed 'm niet meeropen

en alle mensen kwamen daar met brieven aangelopen,

ze riepen: Kijk, de bus is dicht, hoe komt dat nou, zeg hee!

Hee, doe je mond 'ns open! Maar de brievenbus zei: nee.

Toen kwam de directeur, de directeur van 't postkantoor,

die kwam al met een hamer en een beitel en een boor,

maar wat hij ook probeerde, het hielp allemaal geen steek,

de brievenbus bleef dicht en werd alleen een beetje bleek.

Maar toen kwam kleine Petertje en zei: O, asjeblief,

doe nou je mond eens open, want ik heb zo'n mooie brief!

En als je 't niet voor mij doet, doe het dan voor deze dame!

En toen begon de brievenbus zich vreselijk te schamen.

Hij werd nog roder dan tevoor, en riep: Pardon, pardon...

hij deed zijn mond wijd open, zeg, zo wijd als hij maar kon.

De mensen dansten om hem heen, en al die mensen zeien:

Jij bent de beste brievenbus van heel de posterijen.

"Ik vind heel veel gedichtjes van Annie M.G. Schmidt leuk, maarik weetniet hoe ze allemaal heten. Ik ken er ook veel als liedjes,want ik luister veel naar V.O.F. de Kunst en die zingen ze ook. Hetgedicht over de brievenbus vind ik het leukst, omdat het eigenlijkhelemaal niet kan

dat een brievenbus geen zin meer heeft om brieven in zich telaten doen. Dat vind ik heel grappig, want het kan alleen in eenverhaal."


Laurens Beijer (10 jaar) uit groep 7 van Daltonschool DeTwijn

Ik ben lekker stout

Ik wil niet meer, ik wil niet meer!

Ik wil geen handjes geven!

Ik wil niet zeggen elke keer:

Jawel mevrouw, jawel meneer...

nee, nooit meer in m'n leven!

Ik hou m'n handjes op m'n rug

en ik zeg lekker niks terug!

Ik wil geen vieze havermout,

ik wil geen tandjes poetsen!

'k Wil lekker knoeien met het zout,

ik wil niet aardig zijn, maar stout

en van de leuning roetsen

en schipbreuk spelen in de teil

en ik wil spugen op het zeil!

En heel hard stampen in een plas

en dan m'n tong uitsteken

en morsen op m'n nieuwe jas

en ik wil overmorgen pas

weer met twee woorden spreken!

En ik wil alles wat niet mag,

de hele dag, de hele dag!

En ik wil op de kanapee

met hele vuile schoenen

en ik wil aldoor gillen: Nee!

En ik wil met de melkboer mee

en dan het paardje zoenen.

En dat is alles wat ik wil

en als ze kwaad zijn zeg ik: Bil!

"Ik heb ook een hoop gedichten van Annie M.G. Schmidt gehoord engelezen. Deze vind ik het leukst, omdat het jongetje in dit gedichtallemaal ondeugende dingen doet die je helemaal niet mag doen. Enhij wil geen dingen meer doen die hem worden opgelegd. Het isnatuurlijk maar fantasie, maar ik vind het heel herkenbaar. Ik vindook leuk dat het rijmt, maar toch grappig is."

Tekst: Ingmar Heytze

25 Jaar in dienst bij MSFU Sams: 'Wie aan boeken denkt, denkt aan Willy'

25 Jaar in dienst bij MSFU Sams: 'Wie aan boeken denkt, denktaan Willy'

"Mijn beginperiode bij Sams was precies in de linkse periode vanbezettingen en demonstraties", aldus Willy. "Studenten waren in dietijd druk bezig alle heilige huisjes omver te trappen. Wij tiktenhun vluchtschriften uit en hielpen ze met stencillen." Ze herinnertzich nog goed de keer dat het faculteitsbureau door studenten bezetwas. "Toen ik 's ochtends aankwam was het hele kantoor besmeurd metverf. Ze waren wel zo vriendelijk dat van tevoren even tegen mij tevertellen. Wat een bende was dat."

Ondanks sommige onaangename verrassingen kijkt ze met veelgenoegen terug op deze tijd. "Elke dag gebeurde er wel ietsonverwachts, je hoefde je geen moment te vervelen." Willy zat indie tijd zelf ook in allerlei besturen en liep veel vergaderingenaf. "Ik zat helemaal in het sfeertje van de studenten en kon me ooklevendig in denken waarom ze 'aksie' voerden. Wanneer ik nietachter hun zaak had gestaan, had ik ook niet zo actief mee kunnenhelpen."

Willy kan zich niet voorstellen dat studenten tegenwoordig nogzulke acties op touw zouden zetten om hun idealen te bereiken. "Inde jaren zeventig hadden studenten nog iets om voor te vechten.Tegenwoordig zijn ze voorzien van alle mogelijke faciliteiten",zegt Willy. "Je ziet af en toe nog wel studenten die een pogingdoen een reactie uit te lokken, maar dat gebeurt ook niet meergeregeld. Er is niet veel meer over om voor te vechten."

Af en toe vond ze dat de studenten iets te radicaal te werkgingen. "Concequentie van die radicale acties was ook dat desubsidiekraan op een gegeven moment werd dichtgedraaid." Dat washet moment waarop MFSU besloot een neutralere positie aan te nemen."We stencilden nog wel voor de studenten, maar wel onder hun eigenverantwoordelijkheid."

Koukleumen

Vanaf 1975 krijgt Sams er naast het secretariële werk eenextra taak bij: de vereniging gaat boeken en dictatenverkopen,omdat de studie geneeskunde zo duur is. "We kregen vanstudenten veel klachten over de dure boeken en microscopen, die zetoentertijd nog zelf aan moesten schaffen. Het idee was datstudenten bij ons hun boeken konden kopen met een korting van tienprocent. Het winkeltje is dus eigenlijk tot stand gekomen door eenidealistische inslag. Binnen de kortste keren kochten allestudenten hun boeken bij ons. Het winkeltje bevond zich toen nogaan de Catharijnesingel.

"Het was vaak een bende. Studenten zaten over de hele stadverspreid en alle vakgroepen hadden hun eigen dictaten. Ik ben blijdat tegenwoordig alle materialen binnen de faculteit Geneeskundedoor het winkeltje verkocht worden, dat scheelt een hoopuitzoekerij." Het aanbod in Willy's winkeltje is in de loop derjaren steeds meer uitgebreid en studenten kunnen er nu alles kopenwat ze voor hun studie nodig hebben.

Het is niet altijd even druk geweest in Willy's Winkeltje."Nadat de studie geneeskunde naar de Uithof verhuisde hebben wijnog een tijdje met onze winkel aan de Hamburgerstraat gezeten. Jezat dan echt de hele dag niets te doen, behalve in de pauzes van destudenten. Dan stonden er opeens rijen voor de deur die tot aan deoverkant van de straat doorgingen. In de zomer was dat nog nietzo'n probleem, in de winter werd het voor de studenten vervelender.Dan stonden ze een uur in de kou te kleumen."

Gelukkig kwam er in 1991 in het AZU een ruimte vrij die geschiktwas om te functioneren als Willy's winkeltje. Willy greep deze kansmet beiden handen aan. "Sindsdien is het drukker dan ooit", zegtze, terwijl ze knikkend gebaart naar de lege dozen en stapelsboeken die op de grond staan. "Studenten kunnen nu de hele dagbinnenlopen, en dat doen ze ook. Twee dagen per week is eigenlijkniet meer genoeg voor de stroom studenten die hier binnenkomt. Ikkan het nu ook echt niet meer in mijn eentje af."

Net op dat moment komt haar 'hulpje' Lonneke binnenstappen. Bijbinnenkomst roept ze dat 'het niet zo'n grote chaos is als hetlijkt'. "Eigenlijk is alles hier erg georganiseerd, ook al lijkthet op het eerste gezicht misschien niet zo." Elk jaar krijgt dewinkel vanuit het bestuur van de MFSU twee dagen per week eenwerknemer aangeboden.

"Sinds twee weken ben ik commissaris reductiebureau binnen hetMFSU, en bij die funcie hoort twee dagen werken in Willy'sWinkeltje", vertelt Lonneke met een tevreden gezicht. "Ik vind hetontzettend leuk om hier te werken. Ik ben zelf derdejaarsgeneeskunde, dus de hele dag lopen er bekenden binnen die even eenbabbeltje komen maken. Het is bovendien erg gezellig om met Willysamen te werken."

Praatje

Maar wat vindt Willy zelf het leuke aan haar vak?"Het contactmet de studenten. Als onzekere eerstejaars zie je ze binnenkomen,en in de tijd daarna zie je ze als het ware opbloeien. Je ziet zevaak genoeg om ze een beetje te leren kennen. Jaren later kom je zeplotseling tegen als keurige huisarts. Dat is heel apart."

Niet alle hoogleraren kunnen zich Willy even goed herinneren.Prof.dr. J.C. Clevers, klinisch immunoloog, weet wel dat er in dejaren zeventig een winkeltje was waar je boeken kon komen, maar wiedaar in stond? "Ik studeerde biologie en deed daarnaastgeneeskunde. Ik mag dit eigenlijk niet zeggen, maar ik kocht nietal te vaak boeken." Prof.dr. J.K. Buitelaar van kinder- enjeugdpsychiatrie weet nog wel dat hij zijn boeken in hetMSFU-winkeltje haalde. "Ik herinner me het als een erg rommelighokje, waar je kwam om te stencillen. Ja, eigenlijk was het meereen stencilcentrale dan een boekwinkel."

Studenten vallen tegenwoordig vaak even het winkeltje binnen omeen praatje te maken. "In principe moeten ze eens in de tweemaanden in de winkel komen om nieuwe boeken of dictaten te kopen,maar eigenlijk zie je ze allemaal veel vaker", zegt Willy. "Ik kennatuurlijk niet van iedereen de naam, maar van gezicht ken ik zebijna allemaal. Ik zeg wel eens voor de grap dat ze een naambordjeop moeten hangen om het onthouden wat makkelijker te maken."

Ze vertelt dat er af en toe ook oud-studenten langs komen om tevertellen wat ze nu doen, of om hun kinderen aan haar te latenzien. "Ik vind het erg leuk om te zien wat er van hen geworden isin al die jaren. Het is steeds gezellig weer even bijpraten."

Onder de huidige studenten is Willy een bekend fenomeen."Iedereen hier op de faculteit kent Willy. Ze is erg aardig enstraalt dat ook uit. Wanneer ik aan boeken denk, denk ik aanWilly", aldus Arjan, eerstejaars geneeskunde. Marcel is derdejaarsen kent Willy dus al iets langer. "Ze heeft echt hart voor destudenten en je kunt met alles bij haar terecht, ook als je geenboeken nodig hebt."

Dat Willy bekend is merkte ze laatst ook toen ze in dedierentuin in Antwerpen rondslenterde met man en kind. "Op eengegeven moment hoorden we een luid 'hé Willy!'. Bleek er eenhele groep geneeskundestudenten achter ons te lopen."

Fleur Baxmeier

Allochtonenproject UU van start

"De USbelangrijkste reden om meer allochtone medewerkers aan testellen, is dat het percentage aan de UU veel te laag is voor degrootste werkgever van de provincie", zegt Peter Blok. Metéén procent allochtone werknemers voldoet de universiteitbij lange na niet aan de norm die de overheid stelt. Die ligttussen de vijf en zeven procent. "We hebben wettelijk de plichthier iets aan te doen." Voor het project heeft Topselect twee tonvan het college van bestuur gekregen.

Opleidingstraject

Op de vraag of tien allochtonen niet erg weinig is, antwoordtPeter Blok, dat dit natuurlijk nog maar een begin is. "Ik benaangenomen om concreet aan de slag te gaan. Slaag ik erin om dietien te plaatsen, dan komt er natuurlijk na dit jaar een vervolg.Je moet het als een pilot zien. De eerste van de tien is inmiddelsaan de slag als medewerkster bij de afdeling Archief enRegistratuur van de Bestuursdienst."

Op dit moment is er een grote vraag naar administratiefpersoneel. Daarom wil de universiteit een specifiekallochtonen-opleidingstraject opzetten in samenwerking met deVrouwenvakschool 'Alida de Jong'. Het ligt in de bedoeling eensecretaresse-opleiding te starten van een half jaar. De cursistenkrijgen na afloop een baan bij de universiteit, met uitzicht op eenvaste aanstelling. Wanneer de faculteiten meedoen krijgen ze eengoed-opgeleide secretaresse, want de cursisten moeten wel aankwaliteitscriteria voldoen.

"Wanneer die secretaresse binnen is ben je er nog niet',vervolgt Blok. "Er kunnen allerlei interculturele problemenontstaan. De valkuil waar Nederlanders nogal eens intrappen is omheel erg aardig te zijn voor een allochtoon, en te zeggen dat hetzo knap is wat hij gedaan heeft, terwijl iemand gewoon zijn werkdoet. In de lunchpauze gaan de gesprekken in de derde versnelling.Als allochtoon val je dan snel buiten de boot. Binnenhalen is duséén, maar begeleiden is minstens zo belangrijk. Het zougoed zijn als er een mentorschap van een half jaar aan wordtverbonden. Je moet alleen oppassen dat allochtonen niet in eenuitzonderingspositie terechtkomen. Als het goed gaat, moet iemandniet doodgeknuffeld worden.

"In de secretaresse-opleiding wordt ook aandacht besteed aan deNederlandse gewoonten. De cursisten worden ervan doordrongen, datze zich moeten aanpassen aan de cultuur waarin ze terecht komen. Jekunt mensen gevoelig maken voor cultuurverschillen, zonder het teproblematiseren."

Premiejagen

"Niet alleen de wettelijke norm is de drijfveer", zegt Blok."Ook vanuit eigenbelang moet de universiteit meer allochtonen indienst nemen. Over een paar jaar bestaat veertig tot vijftigprocent van de jongeren in de grote steden uit allochtonen. Wanneerdie jongeren gaan studeren, moeten ze zich met de universiteitkunnen identificeren, zich in de cultuur thuisvoelen en zichbegrepen voelen. Daarom moet het personeel een afspiegeling zijnvan onze samenleving.

"Daarnaast voeren de universiteiten strijd, om in het algemeenmeer studenten binnen te halen. Dus ook vanuit hetconcurrentie-oogpunt moeten we de slag maken. De universiteit is nueen wit bolwerk, waar je zonder sociale netwerken of natuurlijkebanden niet snel tussenkomt. De meeste allochtonen hebben geen oomsen tantes op de universiteit. En netwerken blijken juist een groterol te spelen voor werkzoekende allochtonen. We zullen dus andersmoeten gaan werven, om als werkgever aantrekkelijk te worden. Eenadvertentie in de krant zetten werkt niet voor deze doelgroep.

"Daarom geven we vanaf nu iedere universitaire werknemer vanallochtone afkomst, een premie van duizend gulden, wanneer hij eenallochtone kandidaat voordraagt die geschikt is voor een baan bijde universiteit. Op die manier ontstaat het netwerk vanzelf. En jebent als werkgever goedkoper uit dan met een advertentie in deVolkskrant."

Of het project kans van slagen heeft hangt af van de vraag of deplannen echt worden ingebed in de organisatie. Blok wil reëelblijven en kijken aan welke banen behoefte is. "De secretaresseszijn een goed begin, omdat er een groot tekort aan is. Maar wemoeten op termijn ook de hogere functies, zoals die van docenten enhoogleraren kunnen vervullen.

"Wat ik doe als ik er geen tien kan plaatsen in een jaar? Tja,dan ben ik intens verdrietig en zal ik me afvragen waarom het ismislukt. Wanneer ik bijvoorbeeld geen respons krijg van defaculteiten, dan wil de universiteit kennelijk niet en kunnen webeter stoppen. Maar hier ga ik niet vanuit. Misschien krijgen we deschoolklas niet vol en moeten we iets aan ons imago doen. Maar alsje niet iets extra doet, dan doorbreek je het nooit. Deuniversiteit is nu een grijze pakkencultuur..........kijk maar naarmij."

Janny Ruardy


Premie

Iedere UU-medewerker van allochtone afkomst, kan aanspraak makenop een premie van duizend gulden als hij of zij een allochtonekandidaat voordraagt die een baan krijgt bij de UU.Geïnteresseerden kunnen contact opnemen met Topselect, PeterBlok, 2533033/3815. E-mail: P.Blok@topselect.uu.nl

Rechtendecaan en drievoudig hoogleraar Albert Koers: 'Als iets op de rails staat, ben ik weg'

Rechtendecaan en drievoudig hoogleraar Albert Koers: 'Als ietsop de rails staat, ben ik weg'

Het gesprek vindt plaats in het statige Rechtenpand aan hetJanskerkhof. Terwijl beneden aan `t Hoogt de felverlichtecollegezaal vol studenten een rommelige aanblik biedt, is de kamervan de decaan op de eerste verdieping opmerkelijk leeg, sterielbijkans. Geen vuistdikke dossiers op tafel, geen uitpuilendeboekenkasten. Op het bureau alleen een mobiele telefoon. Prof.dr.Albert Koers (57) is als interim-decaan deze keer overduidelijk eenvoorbijganger op de plek waar hij in de jaren tachtig twee keereerder resideerde. Na jarenlang als organisatie-adviseur op pad tezijn geweest heeft hij bovendien weinig boodschap aan de luxe vaneen vaste werkplek. "Voor mij is het behoorlijk wennen om weer tweedagen in de week op een vaste stek te zitten en daar mensen teontvangen. Ik had al mijn kantoren bewust afgeschaft. Advieswerk isdienstverlenend. Je gaat dus altijd naar mensen toe. Ik werkte metmijn auto, mijn elektronische agenda en mijn koffertje. Thuis hadik een archiefbak waar alles in zat. De rest flikkerde ik weg."

Directe aanleiding voor een bezoek aan de decaanskamer is hetfeit dat Koers afgelopen woensdag voor de derde keer oreerde inUtrecht. Na de leeropdrachten `volkenrecht' (van 1979 tot 1985) en`juridische informatica' (1985 tot 1998) volgde nu `beleid enmanagement van de rechtspleging'. Een opmerkelijke gegeven datvragen oproept. Waarom wil iemand in een tijdspanne van twintigjaar op drie geheel verschillende onderzoeksterreinen hoogleraarzijn? "Het is misschien ook een beetje dwaas om opnieuw te oreren",erkent de `nieuwe' hoogleraar, "maar niemand heeft me willentegenhouden. De pedel, het college, iedereen vond het eigenlijk welgrappig."

Koers denkt zelf dat de wens om voor een derde keer te orerenveel zegt over zijn persoonlijkheid. Afgelopen woensdag omschreefKoers zichzelf als nomade. Daarmee verwees hij niet alleen naarzijn advieswerk of naar het heen en weer reizen tussen Utrecht,zijn geboortegrond Friesland en zijn woonplaats Amsterdam en zijnverblijf op de Nederlandse Antillen. De hoogleraar ziet zichzelfvooral graag als een intellectuele trekker, keer op keer op zoeknaar nieuwe uitdagingen. "Ikvind het ontzettend leuk om dingen opte starten, de akker te ontsluiten en de eerste oogst binnen tehalen. Bij de tweede oogst ben ik dan alweer vertrokken, op zoeknaar een nieuwe akker. Ik heb alle respect voor wetenschappers dieiets ontdekt hebben en daarmee de diepte ingaan. Vaak vinden ze hunbevindingen dan zo fantastisch dat ze er hun levenswerk van maken.Zo zit ik kennelijk niet in elkaar. Ik vind het spannend om aan hetbegin van dingen te zitten. Als iets dan op de rails staat ben ikweg."

De geschiedenis staaft de uitspraken van Koers. Narechtenstudies aan de Universiteit Utrecht en de Harvard Law Schoolstond het begin van zijn wetenschappelijke loopbaan in het tekenvan het internationaal recht. De beginnend jurist was éénvan de eersten die zich bezighield met het recht van de zee."Midden jaren zestig was dat een obscuur wetenschappelijk gebiedje,maar ik had het idee dat er wat stond te gebeuren." Hij kreeggelijk. In de jaren zeventig werd de problematiek zeer actueel toende Verenigde Naties een jarenlang durende conferentie over hetrecht van de zee belegden. Nuchter, zonder eigenwaan, verhaaltKoers over het volgende project waarbij hij als nog jongewetenschapper was betrokken. Hij werd parttime uitgeleend aan deEuropese Commissie om het visserijbeleid vorm te geven. "Nu denktiedereen: visserijbeleid, dat is de Europese Gemeenschap, maar indie jaren zaten er in Brussel een jurist en een bioloog twee dagenin de week het intellectuele begin van dat beleid vorm tegeven."

De meer psychologische vraag rijst in hoeverre Koers bewustzoekt naar een wetenschappelijke tabula rasa, een onbeschrevendiscipline, om uit te bouwen tot een spraakmakend vakgebied. Dehoogleraar grijpt om die vraag te beantwoorden opnieuw terug naareen beeldspraak. "Golven beginnen vaak als een soort verstoringonder het wateroppervlak. Soms kun je voelen op welke plekken eriets gaat gebeuren. Ik vind het ontzettend leuk om op mijnsurfplankje te springen en vervolgens op zoek te gaan naaropwellende golven. Als ik dan zo een tijdje ben meegenomen en degolf rolt uit, ga ik op zoek naar een volgende golf."

"Halverwege de jaren tachtig zette ik een streep onder twintigjaar volkenrecht", vervolgt hij. "Binnen de alfa- engammawetenschappen werd een stimuleringsfonds opgezet vooronderzoek naar de betekenis van informatietechnologie voor diedisciplines en ik besloot mijn vinger maar eens op te steken. Ikwas tien jaar eerder al in aanraking gekomen met deinformatietechnologie en enorm gefascineerd geraakt door hetfenomeen." Met gevoel voor nostalgie: "Ik heb toen nog mijn eigenpc in elkaar gezet door losse onderdelen aan elkaar te solderen,dat deed je in die tijd nog."

In 1985 werd Koers hoogleraar juridische informatica. Achterafgezien heeft dat onderzoeksgebied hem misschien niet helemaalgebracht wathij zich ervan voorstelde. "Eigenlijk verwachtten wevijftien jaar geleden allemaal dat kennissystemen vrij snel zoudenworden toegepast in de rechtspraktijk. Juridische kennis zou wordenopgenomen in die systemen. Deze moesten dan worden ontsloten voorde burgers. Advocaten zouden veel meer bezig zijn met de kwaliteitvan die systemen dan met de directe advisering van klanten.Natuurlijk is er in de tussentijd zeer veel geautomatiseerd, maarhet dagelijkse werk van juristen is niet werkelijk veranderd. Detoepassing van kennistechnologie in de juridische praktijk isvrijwel non-existent. En als hoogleraar wilde ik het juist hebbenover het recht en informatiseren, niet over tekstverwerking of ietsdergelijks. Je ziet, soms zit ik ook op een golf die anders looptdan ik denk. Maar dat hoort bij het avontuurlijk experiment."

De afgelopen jaren diende zich voor Koers een nieuweintellectuele uitdaging aan. Als adviseur was hij nauw betrokkenbij projecten die versterking van de rechterlijke organisatie totdoel hadden. "Ik hield mij intensief bezig met de intellectuelevraag hoe in een veranderende wereld de kwaliteit van derechtspraak kan worden gehandhaafd of zelfs verbeterd. Na verloopvan tijd besloot ik te vragen of mijn leeropdracht niet in dierichting kon worden aangepast. Ik wilde graag onderzoeken enopschrijven wat ik de afgelopen vier, vijf, jaar in de praktijkgezien en gehoord heb. Wat betekent dat nu allemaal? Datreflecteren heeft altijd al in me gezeten. Door het aankondigen vaneen oratie stelde ik mezelf een deadline. Een artikel kun je altijdnog uitstellen, nu zitten er mensen op me te wachten."

Maar Koers had nog meer beweegredenen voor het houden van eenoratie. In zijn relaas meldde hij woensdag dat de rechtspraakmaatschappelijk gezien altijd een ondergeschoven kindje is geweest.Door beleidstendensen in de jaren negentig als `de terugtredendeoverheid', maar ook door maatschappelijke veranderingen als`internationalisering' meent Koers dat de wetgevende en bestuurlijkpoten van de Trias Politica blijvend verzwakt zijn. Derechtspleging zal dit probleem volgens Koers moeten ondervangen."Ik ben ook een activist. Als samenleving zullen we moeteninvesteren in de rechtspleging. Zo'n leeropdracht stelt mij instaat een boodschap over te brengen. Die mogelijkheid exploiteer ikdan maar op een pragmatische manier. Ik hoop ook dat de faculteitde aandacht voor de veranderingen in de rechtspraak zal handhavenwanneer ik ooit van het toneel ben verdwenen."

Koers benadrukt dat hij veel van zijn inspiratie heeft gehaalduit het advieswerk dat hij de afgelopen tien jaar heeft verricht inde wereld van het openbaar bestuur. "In vrijwel alle departementenheb ik voor korte of lange tijd rondgelopen. Ik heb op die manierheel diep in hetfunctioneren van de overheid mogen kijken. Dat iseen goed leerproces voor me geweest." De vraag dient zich aan ofKoers de wetenschap misschien ietwat te saai vindt. "De klassiekekantoorwetenschap is niets voor mij. Ik heb de voeding uit depraktijk nodig. Ik denk dat de echt nieuwe dingen in de samenlevinggebeuren. En soms denk ik ook dat de echt nieuwe kennis in een boelvelden bij de grote organisatie- en adviesbureau's zoals KPMG zit.De pretentie van universiteiten die menen alles als eerste teweten, moet misschien maar eens worden doorgeprikt. Universiteitengaan ook veel te slordig om met kennismanagement. Kennis loopt hiermet de mensen de deur uit. Of ik zelf daar niet het ultiemevoorbeeld van? Dat klopt, maar ik neem ook weer kennis mee naarbinnen."

Om nieuw onderwijs te ontwikkelen, onderzoek te doen in hetbuitenland en een boek te schrijven ("alles wat je moet doen alshoogleraar") had Koers de advieswereld vaarwel gezegd. Hetontwikkelen van het nieuwe vakgebied zou samen met het opstartenvan de nieuwe opleiding Bestuur- en Organisatiewetenschap (B&O)zijn agenda voor de komende jaren gaan bepalen. "Ik had alleen hetdecanaatschap van de opleiding voor hoge politiefunctionarissen vanDe Utrechtse School aangehouden. Dat zijn allemaal mannen van eenjaar of veertig waar ik een intensieve persoonlijk relatie mee hebopgebouwd. Daar kon ik niet zomaar mee stoppen." Het liep allemaaleven anders.

"Ik werd gevraagd samen met de andere oud-decanen het decanaattijdelijk over te nemen toen Gio ten Berge ziek werd. Na mijntweede decanaatsperiode eind jaren tachtig had ik bewust afstandgenomen van de faculteit. Dat was een periode van reorganisaties.Er moesten onaangename beslissingen genomen worden. Bij veel mensenzat een stuk pijn dat ze associeerden met Albert Koers. Ik zat tedicht op de faculteit en andersom. Heel bewust heb ik er toen voorgekozen om afscheid te nemen als decaan en parttime te gaanwerken." Dat hij er nu om pragmatische redenen weer zit is niet mettegenzin, benadrukt Koers. "Het decanaat is leuk om te doen. Jekunt als decaan best veel tot stand brengen. Mijn eerste opdrachtis natuurlijk om een jaartje op de tent te passen, maar het ligt inmijn aard om iets meer te willen doen. Ik vind bijvoorbeeld dat erfundamenteel nagedacht moet worden over onderwijsvernieuwing. Daaris ook een programma voor opgestart. Niet zomaar even een nieuwcurriculumpje bedenken, maar wezenlijke vragen stellen. Nederlandsrecht in een tijd dat Europa overal in opkomst is? Voor mij is datniet helemaal vanzelfsprekend meer. Dat is weer zo'n ontwikkelingdie ik fascinerend vind."

Het decanaatschap heeft inmiddels al aardig gebotst met deoorspronkelijke agenda van Koers. Het projectleiderschap van denieuwe interfacultaire opleiding Bestuur- en Organisatiewetenschapmoest hijbijvoorbeeld opgeven. In de discussie met de studentenrecht, bestuur en management (RBM), de opleiding die volgens Koersmoet verdwijnen ten faveure van B&O, speelt de dubbeleloyaliteit van de decaan echter nog steeds een rol. "Natuurlijk benik loyaal aan B&O, maar om nu te zeggen dat ik het gedachtegoedvan RBM heb verraden, dat gaat me toch te ver. In mijn vorigedecanaatsperiode heb ik me juist hard gemaakt voor een opleidingwaarin interactie tussen de verschillende disciplines centraalstaat. Echter, omdat RBM in het CROHO nu Bestuurskunde is gewordenkunnen we de opleiding niet handhaven zonder haar drastisch tewijzigen. Dat is een realiteit die ik niet heb gecreëerd endie ik ook niet kan wegpoetsen."

De RBM-perikelen laten aardig zien waarom Koers' bestuurstijl inde faculteit Rechten nogal eens op verzet stuit. In een vakgebiedwaarin veel nadruk wordt gelegd op procedures en contracten heeftde decaan een andere insteek. "Ik word narrig als mensen mij heelformeel, rechtspositioneel, benaderen. Ik ben veel meer gefocust opde waarom-vraag, op `management of meaning'. Als mensen in zo'nRBM-discussie aan komen zetten met allerlei ingewikkelderedeneringen over de wet dit en de wet zo, dan word ik een beetjebozig. Zeg dan gewoon dat het een rotbeslissing is en dat je mijeen klootzak vindt. Recht voor zijn raap."

In een oud U-blad werd zijn optreden tijdens zijn vorigedecanaat eind jaren tachtig door sommige vooruitziende geesten alomschreven als dat van `de decaan van het jaar 2000'. Dezeconstatering doet Koers glimlachen. "Stond dat er echt? Ik zouliegen als ik zou zeggen dat ik het omgaan met macht niet leukvind, maar ik ben geen machtswellusteling, als je dat soms bedoelt.Als decaan word ik nu eenmaal verondersteld zo af en toe eenmachtswoord te spreken. Die verantwoordelijkheid wil ik nietontlopen. Dat zou hypocriet zijn. Er is nu een MUB en er moetiemand zijn met het vermogen te beslissen. Met zo'n RBM-besluit hebik dan ook niet veel moeite. Ik begrijp de emoties heel goed, maarik ga daar niet tegenin. Ik heb inmiddels geleerd dat dat geen zinheeft."

Drie maal is scheepsrecht was de titel van de oratie van Koersafgelopen woensdag. De hoogleraar beloofde plechtig dat er geenvierde leeropdracht zal komen. Een vierde periode als decaan zit erook niet in. "Per 1 september 2000 zal mijn bestuurlijkecarrière achter de rug zijn. Dat is de harde voorwaarde die ikbij mijn aantreden als interim-decaan heb gesteld. Als er nu eenengeltje langs vliegt dat hier een hele goede nieuwe decaanneerzet, dan zal ik als eerste hallelujah roepen. Ook anderebestuurlijke functies ambieer ik niet meer. Dat is een eigen keuze,waarbij vooral mijn leeftijd een belangrijke rol speelt. Volgendjaar zal ik me dan eindelijk kunnen richten op het uitbouwen vanhetvakgebied beleid en management van de rechtspraak.

"Een nomade zal ik waarschijnlijk wel blijven. Het lijkt meprachtig weer eens onderzoek te doen in het buitenland; in Bologna,Madrid of Parijs, bijvoorbeeld. Ook wil ik meer tijd gaandoorbrengen op Cura ao, waar ik een huis heb. Het leven in detropen vind ik fantastisch. Dat binnen zitten hier in Nederland isniks voor mij. Of ik nog verdere toekomstplannen heb? Ja, ik wilnog een keer leren glasblazen." Hij lijkt het te menen. "Ik ben eenknutselaar. En glas vind ik echt prachtig materiaal. Als ik even detijd heb ga ik zeker een cursus volgen."

Doet-ie het erom of niet? Koers de glasblazer. Het is misschiennog de beste beschrijving van de wetenschapper die vorm gaf aanbeleidsterreinen in het internationaal recht, van deorganisatie-adviseur en bestuurder die tal van nieuw initiatievenleven inblies en van de decaan die in de allereerste plaatsbestuurlijke helderheid zegt voor te staan.

Xander Bronkhorst


Drie keer is scheepsrecht

Leeropdrachten:

Volkenrecht (1979-1985)

Juridische Informatica (1985-1998)

Beleid en management van de rechtspleging (1999-

Decanaten:

198O-1983

1986-1989

1999-2000

Onderzoek naar behandeling van verkrachting in strafrecht: "Er zijn situaties waarin vrouwen zich niet kúnnen verzetten"

Onderzoek naar behandeling van verkrachting in strafrecht: "Erzijn situaties waarin vrouwen zich niet kúnnen verzetten"

Een vrouw hoeft in haar persoonlijk leven niet te doen wat zijniet wil. Van deze stelling zullen in Nederland weinig mensen meervreemd opkijken. Maar wie naar de Nederlandse wetgeving kijkt,ontkomt niet aan de indruk dat de vrouwelijke wil als het gaat omseksualiteit nog niet altijd serieus wordt genomen. De criteria diehet strafrecht hanteert om te beoordelen of er sprake was vangedwongen seks of vrijwillige seks, staan soms ver af van debelevingswereld van met name vrouwelijke slachtoffers. Nog steedsverleent de rechter vrijspraak in zaken waarin volgens de belevingvan het slachtoffer wel degelijk sprake was van gedwongen seks.

Tot die conclusie komt althans politicologe Nicolle Zeegers.Vrijdag promoveert Zeegers aan de Faculteit Sociale Wetenschappenop een onderzoek naar de politieke strijd die zich afspeelde rondeen wijziging in het strafrecht met betrekking tot seksueel geweld,die zijn beslag kreeg in 1991.

Huwelijk

Eind jaren zestig wezen feministen er al op dat seksueel geweld,ook binnen het huwelijk, een omvangrijk probleem was. Zeegers: "Omdit probleem aan te pakken, moest onderkend worden dat de ongelijkemachtsverhouding tussen mannen en vrouwen juist ook binnen seksuelerelaties een rol speelde. Nederlandse feministen pleitten ervoor omin de wetgeving rond verkrachting rekening te houden met ditgegeven. Dat vrouwen vrij over hun lichaam moeten kunnenbeschikken, zélf moeten kunnen uitmaken met wie ze seks hebbenen wanneer, moest als maatschappelijke norm worden vastgelegd inhet strafrecht."

Met de seksuele zelfbeschikking van vrouwen als wettelijke normwas het vóór de wetswijziging in 1991 droevig gesteld. Inde eerste plaats kon gedwongen seks binnen het huwelijk niet wordenaangemerkt als verkrachting. Dit kwam voort uit de traditioneleopvatting dat huwelijkspartners bepaalde verplichtingen hadden tenopzichte vanelkaar. Bovendien hanteerde de wetgever een wel zeerstrikte definitie van `dwang': alleen als er aantoonbaar sprake wasgeweest van geweld als dwangmiddel, of als het slachtoffer daarmeewas bedreigd, kon volgens de wet gesproken worden vanverkrachting.

De wetswijziging van 1991 moest aan de feministische kritiek,die maatschappelijk inmiddels ook voet aan de grond begon tekrijgen, tegemoet komen. De uitzonderingsclausule `buiten echt'werd geschrapt. En de definitie van dwang werd zodanig uitgebreiddat naast geweld ook `een andere feitelijkheid of bedreiging meteen andere feitelijkheid' als dwangmiddel kunnen gelden.

Is seksuele zelfbeschikking voor vrouwen als norm met dezewijzigingen in het strafrecht dichterbij gekomen? Om een antwoordte geven op deze vraag analyseerde Zeegers teksten over debegrippen gedwongen seks en vrijwillige seks in het maatschappelijkdebat, de juridische vakpers, de parlementaire politiek en derechtspraak in de periode 1975 tot 1995.

Zeegers' conclusie over het resultaat van de wetswijziging isniet onverdeeld optimistisch. "De wetswijziging heeft zekerpositieve effecten gehad. Het is zeer belangrijk dat het bestaanvan seksueel geweld binnen relaties nu erkend wordt. En deerkenning dat er meer dwangmiddelen bestaan dan alleen lichamelijkgeweld is grote winst. Maar in de toepassing van de wet komt dezevisie niet altijd even goed tot uitdrukking."

Deze conclusie baseert Zeegers op een analyse van achtverkrachtingszaken die in de jaren 1994 en 1995 werden behandeld."De rechter blijkt pas van verkrachting te spreken als bewezen isdat de vrouw zich verbaal of fysiek verzet heeft tegen degeslachtsgemeenschap. Als ze zich niet verzette, of zichonvoldoende verzette, dan vindt de rechter dat voldoende grond omte oordelen dat er geen sprake was van dwang."

En op dit punt heeft de wetswijziging zijn oorspronkelijke doelgemist. "Deze praktijk houdt er geen rekening mee dat er situatieszijn waarin vrouwen zich niet hebben kúnnen verzetten",oordeelt Zeegers, "bijvoorbeeld doordat ze sliepen, of doordat hunpartner hen murw heeft gemaakt door hen jarenlang te mishandelen."Het resultaat is een wetgeving die dwangmiddelen als manipulatie,misleiding en machtsmisbruik uitsluit van wat geldt alsverkrachting.

Die tekortkoming heeft volgens Zeegers zijn oorsprong in een teliberale definitie van het begrip wilsvrijheid. "De huidigestrafrechtpraktijk rond verkrachting gaat uit van autonomeindividuen die op rationele gronden keuzes kunnen maken. Dat iseenliberaal ideaal waar niet alle leden van de maatschappij teallen tijde aan kunnen voldoen. Een wetgeving die op dit idee isgebaseerd, biedt onvoldoende bescherming aan individuen die in eensociaal kwetsbare positie zijn komen te verkeren."

Zeegers: "De in Nederland snel groeiende groep hoogopgeleide,zelfbewuste vrouwen is misschien wel goed in staat om te handelenvolgens het liberale begrip van wilsvrijheid. Gelukkig maar. Maarer zijn ook nog steeds vrouwen voor wie dat veel moeilijker is.Vrouwen die in sociaal-economisch opzicht afhankelijk zijn van hunmannelijke levenspartner bijvoorbeeld, en voor groepen allochtonevrouwen kan dat ook heel sterk gelden."

Maar het geldt niet alleen voor vrouwen. "Ook homoseksuelemannen in bepaalde kringen kunnen met psychologische chantage temaken hebben, en zich daardoor niet durven verzetten tegen seksueelgeweld."

Wat moet er gebeuren om de situatie te verbeteren? Zeegers isdaar stellig in: "De wetgever moet zich opnieuw uitspreken over deinterpretatie van dwang als `een andere feitelijkheid of bedreigingmet een andere feitelijkheid'. En daarbij moet ze aansluitingzoeken bij het standpunt dat bepaalde feministische denkers aldecennia lang uitdragen: om in verkrachtingszaken vast te stellenof er sprake was van dwang, moet het voldoende zijn om aan te tonendat de dader het slachtoffer de mogelijkheid heeft ontnomen invrijheid te beslissen of ze seks met hem wilde. Niet het handelenvan het slachtoffer moet centraal staan in het rechterlijk oordeel- zoals nu het geval is - maar het handelen van de dader."

"Dit idee is niet nieuw. Het werd ten tijde van het debat rondde wetswijziging al verdedigd door feministische juristen. En beginjaren tachtig werd het zelfs geopperd door een adviescommissie vande overheid, die een bepalende rol heeft gespeeld in de discussierond de behandeling van verkrachting in het strafrecht die toen opgang kwam."

Waarom heeft dit idee het dan in 1991 niet gehaald? Zeegers:"Het is uiteindelijk gesneuveld toen het wetsvoorstel werdbehandeld in het parlement. En dat had vooral te maken metprincipiële opvattingen over hoe wilsvrijheid gedefinieerdmoet worden. Het beschermingsbeginsel, dat in de feministischevisie centraal staat, het idee dat je voorwaarden moet scheppenwaarbinnen individuen in vrijheid tot keuzes kunnen komen, was tezeer in tegenspraak met de opvatting over wilsvrijheid die op datmoment in het parlement dominant was: het liberale wilsbegrip vanhet autonome individu."

Toch sluit Zeegers herziening van het verkrachtingsartikel in detoekomst niet uit. "Recent zijn er kamervragen gesteld naaraanleiding van de gerechtelijke behandeling van een zaak waarin eenvrouw in haar slaap werd verkracht. Kennelijk begint er erkenningte komen voor hetgegeven dat zaken als misleiding en manipulatiebuiten de verkrachtingswetgeving vallen, en dat dat een probleemis."

Ninke Stukker

Nicolle Zeegers, `Dwang en vrijwilligheid inheteroseksuele relaties. De politieke strijd over verkrachting inhet strafrecht 1975 -1995'; 1999, Thela Thesis, Amsterdam, ISBN 905170 500 X

Dubbel milieuvoordeel bij verwerking vliegas

Het dubbele milieuvoordeel dat kan worden behaald door vliegasom te zetten in zeoliet staat beschreven in twee proefschriftenwaarop Guido Hollman en Arian Steenbruggen deze week promoveerden.De twee geochemici, die inmiddels ook buiten het onderzoek partnerszijn geworden, startten hun onderzoek in 1994 naar aanleiding vanhet regeringsvoornemen om strengere milieu-eisen te stellen aan opsteenkool gestookte elektriciteitscentrales. De vraag was toen watte doen met de ongeveer negenhonderdduizend ton vliegas diejaarlijks vrijkomt bij de verbranding van steenkool en diehoofdzakelijk werd verwerkt tot kunstgrind en tot vulmiddel voorbeton.

De onderzoekers richtten zich op een al bestaande techniekwaarmee zeoliet uit vliegas kan worden gewonnen, maar ontwikkeldeneen nieuw procédé dat in twee stappen zorgt voor eenopbrengst van zeventig gram zuivere zeoliet uit een kilo vliegas.Hoewel die opbrengst betrekkelijk laag is, is het voordeel van denieuwe techniek dat er voor het eerst volstrekt zuivere zeolietwordt gewonnen door middel van een procédé dat bovendienaan alle geldende milieuregels voldoet. Dit zeoliet kan vervolgensworden gebruikt om vervuild afvalwater te zuiveren.

Met gebruikmaking van zeoliet dat was gewonnen uit vliegas vande Amercentrale in Geertruidenberg, voerden de onderzoekersexperimenten uit met opgelost verfafval en rioolwater. Zij zagenhun vermoeden bevestigd dat het zeoliet op metaal gebaseerdepigmenten zoals cadmium en magnesium effectief bindt als diemetalen vrij in de oplossing aanwezig zijn. Rioolwater was naéén behandeling tachtig procent van het vervuilendeammoniak kwijt, terwijl na vier behandelingen zelfs alle ammoniakwas verdwenen.

Hoewel de nieuwe synthese-methode van zeoliet met zeventig gramopbrengst nog een betrekkelijk laag rendement heeft, heeftenergie-organisatie KEMA, die het onderzoek mede mogelijk heeftgemaakt, al grote belangstelling getoond voor de resultaten enzelfs even geprobeerd om de publicatie ervan tegen te houden.Hollman en Steenbruggen verwachten dan ook zeker dat de door henontwikkelde methode commerciëletoekomstmogelijkhedenheeft.

Erik Hardeman

'Roeizigeuner' Duncan Holland, voor het eerst in dertig jaar zonder auto

'Roeizigeuner' Duncan Holland, voor het eerst in dertig jaarzonder auto

"Ik hecht aan mijn vrijheid", vertelt de nieuwe Orca-coach. "Demeeste mannen van 45 kunnen niet van de ene dag op de andere vanbaan veranderen. Laat staan naar het andere eind van de wereldafreizen. Als ik hier om half acht 's ochtends langs het kanaalfiets om één van onze jonge roeiers te trainen, zie ik defile op de snelweg staan. Allemaal mensen op weg naar hun werk. Danben ik gelukkig met mijn bestaan. Natuurlijk moet ik ookverantwoording afleggen. De club vertelt me wat ik moet doen. Maarhoe ik het doe, is mijn eigen verantwoordelijkheid."

Holland moet ervoor zorgen dat Orca de komende jaren eenkweekvijver van nationaal roeitalent wordt en blijft. "Ik las deadvertentie op Internet. Ik had net drie jaar voor de nationalebond van Nieuw Zeeland gewerkt. Mijn werk was bijna klaar en ik konhet niet goed met mijn baas vinden. Dus zocht ik iets nieuws. Orcableek een ambitieuze club te zijn. Ze zijn natuurlijk al succesvol,maar er moet nog meer mogelijk zijn. Er is veel enthousiasme binnende vereniging. Ik introduceer een aantal nieuwe dingen en ik merkdat de club openstaat voor verandering. Dat is heel prettigwerken.

"De praktische zaken zijn goed voor elkaar. Goede atleten,voldoende water, voldoende boten. Als er goede roeiers zijn en jetraint ze goed, dan krijg je snelle boten. Zo simpel is het. Er isniets magisch aan het creëren van een goede sportploeg. Het isniet gemakkelijk, alles met mensen is moeilijk. Maar het proces isduidelijk."

Schoolsport

"Roeien is ook een eenvoudige sport. We maken steeds dezelfdebeweging. Heel vaak. Als we de juiste mensen weten te vinden, zieik geen reden waarom we niet succesvol kunnen zijn. Maar dat zalwel de arrogantie van de sportman zijn. Die denkt altijd dat-ie kanwinnen. De tegenstander heeft tenslotte ook maar twee armen en tweebenen."

Holland begon zelf als roeier op school in Nieuw Zeeland. "Zoalsin alle landen met een Angelsaksische cultuur is schoolsportbelangrijk in Nieuw Zeeland. Junioren-competities gaan tussenscholen, niet tussenclubs. Een studentenroeicultuur zoals inNederland heb ik nergens anders meegemaakt. Corporaal heet dat,geloof ik."

Hij groeide uit tot een nationale topper, maar miste deOlympische Spelen in Moskou vanwege een boycot. Om zijn sport tefinancieren, moest hij werken. "Ik heb heel veel banen gehad. Zoalselke Nieuw-Zeelandse jongen heb ik schapen geschoren. Ik heb in eenfabriek gewerkt waar schapen werden geslacht voor de export. Toenik 34 was ben ik naar de universiteit gegaan. Dat was leuk. Deuniversiteit is leuk als je oud bent. Als je 19 bent, denk je datje hard moet werken. Maar als je al vijftien jaar hard hebtgewerkt, valt het allemaal erg mee."

Na zijn studie economie werd Holland marktonderzoeker. Maar hijbleef part-time roeicoach. "Het kostte alleen maar geld, want ikspendeerde meer tijd aan het roeien dan aan mijn werk. In 1992 wasik de coach van het Olympisch Team naar Barcelona. Daarna beslootik in Europa te blijven en profcoach te worden."

Een club in Zurich was zijn eerste roeibaas. "Een roeicoachheeft een goed leven. Zeker als je met geselecteerde teams werkt.Niet iedereen die roeier wil worden, lukt dat ook. Ik werk alleenmaar met mensen die hier graag willen zijn. In iedere andere baanheb je altijd te maken met mensen die werken omdat ze moeten."

Nu is Holland weer terug in Europa. "Nieuw Zeelanders zijn eenmobiel volk. Ik heb er geen moeite mee om me aan een andere cultuuraan te passen. West Europa is een prettige plek om te wonen.Nederland is een heel beschaafd land. Bovendien zijn debelangrijkste roeiwedstrijden allemaal in Europa. Ik vind dearchitectuur ook fascinerend. Het huis waarin ik woon is twee keerzo oud als welk gebouw dan ook in Nieuw Zeeland. Ik houd ook vanlekker eten en drinken. Dus is het ook prettig om naar Frankrijk ofItalië voor een vakantie af te reizen. Er zijn ook roeicoachesdie in Guatemala of Indonesië terechtkomen.

"Mijn kennismaking met de Nederlandse cultuur is tot nu toenogal clichématig. Ik woon aan een gracht en ik rijd op mijnfiets. Voor het eerst in dertig jaar heb ik geen auto. Het is heelinteressant om zonder auto te moeten leven. Ik zit trouwens heelveel op de fiets, want ik gebruik hem ook bij het coachen. Iedereochtend zit ik midden in het fietsen-spitsuur langs het kanaal. Datis voor mij iets heel aparts."

Toch mist hij zijn geboorteland wel. "Als ik in Nieuw Zeelandeen dag vrij was, sprong ik in mijn jeep en binnen twee uur zat ikin de wildernis op forel te vissen. Dan zag je de hele dag geenmens. Dat is hier onmogelijk. Eigenlijk heb ik een voet in beidekampen. Ik woon hier graag, maar ik ben ook graag bij mijn familieen vrienden in Nieuw Zeeland.

"Ik wil graag een keer teruggaan. Dat hoeft niet per sé alsroeicoach te zijn. Ik werk al 25 jaar en pas acht jaar als coach.Ik kan best weer ietsheel anders gaan doen. Ik heb een relaxe kijkop de toekomst. Het is belangrijk om het leven per dag te leven.Niet werken zodat je later kunt genieten, maar nu genieten.Natuurlijk moet je investeren. Als je met mensen traint voor deSpelen moet je daar heel veel tijd in stoppen. Maar 'it must be fungetting there'."

Jurgen Swart

De pers en wetenschappers: weleens eenzijdig maar het kan erger

De pers en wetenschappers: weleens eenzijdig maar het kanerger

Een week voor haar promotie krijgt pedagoge HélèneLeenders een telefoontje van een journalist van de Volkskrant. Hijheeft haar dissertatie over Maria Montessori al gelezen en vraagtom een interview. De promovenda wil echter voor 9 september, depromotiedatum, niets kwijt. Ze spreken af dat de verslaggever haardaarna zal interviewen.

Het loopt anders. De Volkskrant-journalist wacht niet tot depromotie. Twee dagen van tevoren kopt de krant op de voorpagina datMaria Montessori haar leer verkwanselde aan het fascisme. Hetnieuws slaat in als een bom. Alle media willen plotseling eeninterview met Leenders. De telefoon bij haar thuis gaat om dehaverklap, maar de promovenda houdt haar poot stijf: ze wil pas na9 september commentaar geven. "Het is een ongeschreven regel dat jevoor je promotie niet naar de pers stapt. De commissie stelt hetook helemaal niet op prijs als je onderzoek al breed is uitgemetenin de kranten", legt Leenders uit.

Er gaat wel een persbericht uit in overleg met de afdelingvoorlichting van de universiteit, maar daar laat de wetenschapsterhet even bij: "Ik wilde me in alle rust kunnen voorbereiden, dus ikben toen ondergedoken. Ik heb het antwoordapparaat aangezet en benbij de buurvrouw gaan zitten."

De landelijke kranten nemen het persbericht over en de discussieover het Montessori-onderwijs laait op. Maar de aandacht duurt nietlang. Leenders: "Toen ik vrijdag na mijn promotie netjes hetlijstje af ging bellen van journalisten die me hadden benaderd,wilde niemand me meer spreken, heel wonderlijk. Een verslaggeverwas er maar eerlijk over, en zei dat het nieuws eraf was. De restnam niet eens de moeite terug te bellen."

Volgens haar is het accent in de berichtgeving teveel komen teliggen op de dubieuze fascistische contacten van de grondlegstervan de leer, en te weinig op het feit dat de Montessori-pedagogiekzonder meer bruikbaar was voor de 'fascistisering' van hetItaliaanse onderwijs: "Terwijl dat laatste, de pedagogische kantvan de zaak, voor mij veel belangrijker was. Wat in de krantenstond klopte allemaal wel, maar het was erg eenzijdig enongenuanceerd. Dat heb ik niet recht kunnenzetten."

Geruststellen

Leenders was wel voorbereid op media-aandacht, maar had nietverwacht dat de commotie zou losbarsten voor de promotiedatum.Volgens voorlichtster Laurien Timmermans van het CommunicatieService Centrum van de universiteit is het ongebruikelijk datonderzoeksresultaten vroegtijdig in de pers komen: "Journalistenkunnen een proefschrift wel van tevoren krijgen, maar het is eenongeschreven regel dat zij niet voor de promotie publiceren. Zo'nonderzoek moet formeel nog worden goedgekeurd door de commissie,die zegt `onderbouw die stelling maar eens'."

De voorlichtster is over het algemeen niet negatief over demanier waarop de pers met wetenschappelijk onderzoek omgaat. "Ikkrijg niet vaak klachten van wetenschappers. Je leest weleensverhalen die een beetje kort door de bocht zijn en mensen zullenbest weleens boos worden over een ungenuanceerde kop. Toch vind ikdat vooral de wetenschapskaternen moeite doen een onderwerpbegrijpelijk en correct te brengen."

Wetenschappers die persaandacht verwachten, kunnen naarTimmermans stappen voor advies en een boekje met mediatips. Vaakmoet ze wetenschappers geruststellen dat niet iedere journalisteropuit is ze in de krant te kijk te zetten. Belangrijkste adviesvan de voorlichtster: wees rustig, weet van tevoren wat je wiltzeggen en laat je niet verleiden tot antwoorden die je niet gevenwil.

Hijgverhaal

Kinderarts Roderick Houwen had daar van tevoren goed overnagedacht. Een jaar geleden vond de wetenschapper na acht jaaronderzoek het gen dat de drager is van een zeldzame leverziekte.Deze ziekte komt vooral veel voor bij kinderen uit Spakenburg, watte herleiden is tot een gemeenschappelijke voorouder. Houwenbesefte terdege dat de journalistiek met zijn onderzoek aan de haalzou kunnen gaan: "Ik wilde voorkomen dat er smeuïgehijgverhalen in de pers komen over de Spakenburgsegemeenschap."

De onderzoeker is niet klakkeloos op alle journalistiekeverzoeken ingegaan: "Als ik het gevoel had dat het eenongenuanceerd verhaal zou worden, heb ik er een stokje voorgestoken." Hij had er geen probleem mee als de menselijke kant vande zaak aan bod kwam, voegt hij hieraan toe: "De human interest isook een invalshoek, het gaat tenslotte over patiënten. Maardie moet je wel in hun waarde laten."

De kinderarts was blij met de steun vanuit devoorlichtingsafdeling van het AZU: "Alle contacten zijn via eenvoorlichter gegaan. Dat is ook mijnadvies aan anderewetenschappers: laat de contacten lopen via iemand die gepokt engemazeld is in de omgang met de pers."

Zo voorbereid als Houwen was op de journalistieke aandacht, zoonverwacht kwam het voor Bart Oremus. In 1996, hij was toen 25,deed hij voor de postdoctorale lerarenopleiding IVLOS samen metmedestudent Gerben Colmjon een onderzoek naar het beeld dat Duitsescholieren hebben van Nederland. Oremus: "Gewoon een verplichtonderdeel, helemaal niet bedoeld om mee naar buiten te treden." Deconclusie was dat Duitse jongeren bijzonder weinig afweten vanNederland, maar er toch een positief beeld van hebben. Toen eendocent de resultaten onder ogen kreeg, adviseerde hij de tweestudenten om er een persberichtje over te schrijven.

"Wat er daarna gebeurde was buiten proportie", herinnert Oremuszich en hij klinkt nog beduusd. Op de dag dat het persberichtuitging gaven de twee een interview aan de Wereldomroep, devolgende dag zaten ze in het tv-programma MiddagEditie. Oremus: "Opweg naar de studio zei Gerben tegen mij `we staan in de krant'. Ikdacht dat hij een geintje maakte, maar alle ochtend- en avondbladenhadden het persbericht overgenomen."

Terugkijkend op alle aandacht is hij overwegend positief: "Deresultaten zijn niet verdraaid, maar heel netjes opgeschreven." Datbepaalde details steeds terugkwamen vindt hij logisch: "Dat descholieren het inwoneraantal van ons land schatten tussen de vijfen honderd miljoen en dat slechts één de naam van depremier wist ànog verkeerd geschreven ook-, is natuurlijkfrappant."

Volgens voorlichtster Timmermans is er geen peil op te trekkenwelk onderzoek de aandacht zal trekken: "Soms komt er geen hond afop iets leuks, en dan weer loopt het storm bij een promotie waarvanje het nooit verwacht had. Het is afhankelijk van het moment. Alshet komkommertijd is kan een promotie ineens veel belangstellingkrijgen, en ook wanneer een bepaald onderwerp net in the pictureis."

Een wetenschapper die honderd procent zeker kon zijn dat dejournalistiek bij hem de deur zou platlopen, is NobelprijswinnaarGerard 't Hooft. Sinds 12 oktober heeft hij dagelijks met de perste maken. Voor de natuurkundige is het niet de eerste keer dat hijin de journalistieke aandacht staat. Hij kent het klappen van dezweep: "In het begin realiseer je je niet hoe iets uiteindelijk oppapier komt. Voordat je het weet zeg je iets onvoorzichtigs watdoor de journalist wordt aangedikt en waarmee je ongewild mensenkwetst. Daarom moet je erg op je woorden passen."

Dat sommige media meer aandacht hadden voor de animositeittussen de twee Nobelprijswinnaars dan voor de wetenschappelijkekant van de zaak vindt hij jammer, maar begrijpelijk: "Eenminderheid is eropuitduidelijk te maken waar het echt over gaat.Voor de andere journalisten zijn persoonlijke omstandighedenspannender, dat kan het publiek ook makkelijker begrijpen." Tochkan het allemaal veel erger, weet 't Hooft: "De meest absurde enonzuivere mediaverhalen kwamen uit het buitenland. Dat wij haddengewerkt aan een kwantumcomputer waar defensie in Amerikazenuwachtig van werd en andere uit de lucht gegrepen dingen. Danvalt het in Nederland nog best mee."

Femke van Zeijl

Chrisje Brants brengt Eerste Wereldoorlog in een multimediale voorstelling

Chrisje Brants brengt Eerste Wereldoorlog in een multimedialevoorstelling

"Ik denk dat het heel heavy is", zegt Chrisje Brants over haareigen voorstelling. "Misschien niet echt een plezierig avondje uit.Veel mensen zijn na afloop verbijsterd: waarom wist ik hier nietsvan? Maar", voegt ze er geruststellend aan toe, "de meesten vindenhet ook erg mooi."

De Eerste Wereldoorlog is voor veel Nederlanders een vergetenoorlog. Nederland was neutraal en dacht zich op die manier aan degevolgen van de oorlog te kunnen onttrekken. Maar hoewel Nederlandinderdaad veel ellende bespaard is gebleven, heeft de oorloguiteindelijk ook in ons land het leven onomkeerbaar veranderd. Ommaar te zwijgen van de impact die de oorlog in Duitsland en de restvan Europa heeft gehad. Veel Nederlanders realiseren zich datniet.

"Het was een oorlog op de grens van twee tijdperken", verteltBrants. "Het begon in 1914 met generaals die de veldslagen vanNapoleon naspeelden, en het eindigde met tanks en bombardementen."Ook op andere gebieden - zoals sociale verhoudingen, kunsten en demedische wetenschap - vormde de Eerste Wereldoorlog een breuklijntussen twee tijdperken. Verschillende vorstenhuizen kwamen ten valen in Rusland vond de communistische revolutie plaats.

"Men begon aan de oorlog met veel illusies. De intellectueleelite had het gevoel dat de beschaving ingedut was. Oude mannenmaakten de dienst uit, en de oorlog zou daar verandering inbrengen. Iedereen was er klaar voor, niemand zag ertegenop. Het zoueen snelle oorlog worden, vol glorie en moed, om de boel eenpositieve injectie te geven. Maar dat pakte heel anders uit. Deomslag vond plaats in 1916, door de slagen bij Verdun en de Somme.Dat waren veldslagen die honderdduizenden het leven kostten. Heelgruwelijk, en er kwam niets uit. Toen begon men zich af te vragen:waar doen we dit in godsnaam voor? Die omslag zie je ook in deliteratuur. Alsje de werken van de grote Engelse dichters uit 1914leest, en je zet die af tegen de oorlogsdichters uit 1917, dan voelje de teleurstelling en de desillusie."

Reizen

De overgang van illusie naar desillusie is de rode draad in hetboek Velden van Weleer, dat Chrisje Brants samen met haar man Keesschreef, en ook van de gelijknamige theatervoorstelling. Aan dehand van gedichten, dagboekfragmenten en andere artistieke uitingenuit het begin van deze eeuw maken Chrisje en Kees Brants dezeovergang zichtbaar.

De oorsprong van hun belangstelling voor de Eerste Wereldoorlogligt bij de Engelse schrijver Robert Graves, bekend van de serie I,Claudius, die in de jaren zeventig op tv was. "Graves heeft zelfgevochten in de Eerste Wereldoorlog", vertelt Brants. "Datbeschrijft hij in zijn autobiografie. Fant'stisch vond ik dat;allemaal dingen die ik nog niet wist. We waren die zomer opvakantie in Frankrijk - zo'n mislukte vakantie met veel regen, eentent en een klein kind. Op weg naar huis kwamen we toevallig langseen fort uit de Eerste Wereldoorlog. Met Graves' autobiografie inons achterhoofd hebben we dat bekeken. En het liet ons niet meerlos. We hebben ons kind ondergebracht bij mijn schoonouders en zijnteruggegaan. We bezochten de plaatsen aan het front die Gravesbeschrijft, en alles was er nog! Het werd verslavend. Jaren achterelkaar hebben we delen van het front bezocht."

Gaandeweg ontstond het idee om er zelf een boek over teschrijven. Alleen: hoe slijt je dat in een land waar de EersteWereldoorlog niet leeft omdat hij er niet gewoed heeft? Deoplossing bleek een reisgids te zijn, want, aldus Brants,"Nederlanders reizen graag." Elk hoofdstuk van het boek beschrijfteen deel van het front zoals dat er tegenwoordig bij ligt, compleetmet interessante routes en wetenswaardigheden. Aan de hand van dietoeristische informatie vertellen de auteurs het verhaal van deEerste Wereldoorlog. De achterliggende gedachte van het boek is datde restanten van het toenmalige front alleen betekenis krijgen inhet licht van de gebeurtenissen van toen. Dagboekfragmenten vansoldaten, flarden van romans en gedichten van oorlogsdichtersbrengen deze geschiedenis tot leven. Het boek begint in Belgiëen volgt het voormalige westelijke front tot in de Vogezen. Elkeplek die zij beschrijft, heeft Brants zelf bezocht.

Oorlogsmuseum

"Eigenlijk was de keuze voor een reisgids eencommerciëletruc om het boek te verkopen", erkent Brants. "Maar die vorm bleekin zichzelf zeer interessant te zijn." Geslaagd was decommerciële zet zeker, want van het boek is inmiddels devijfde druk verschenen. Vooraf had Brants gedacht dat er hooguiteen tweede druk zou komen, en de uitgever vond zelfs d't rijkelijkoptimistisch. "Maar als we nu in het gebied komen, zien we veelNederlanders met ons boek in hun hand", vertelt Brants. Ze geefttoe dat ze het tij mee heeft, want ook in andere landen is sprakevan een herleefde belangstelling voor de oorlogsvelden vanweleer.

Vooral de Franse overheid steekt veel geld in de monumenten uitde Eerste Wereldoorlog, met als resultaat onder meer hetoorlogsmuseum in Péronne. Dit 'postmoderne Mitterand-project'is volgens Brants verreweg het mooiste museum over de EersteWereldoorlog. Ze zegt: "Hartstikke mooi dat het er is, maar door decommercie raakt het onderwerp wel zijn eenvoud kwijt. Alles wordtgeprofessionaliseerd. Verdun was altijd al wel een beetje kermis,maar verder was het front een pelgrimsoord met alleen watprivé-museumpjes. Nu is alles commercieel en verliest het zijncharme en authenticiteit. Daar heb ik met mijn boek natuurlijk aanmeegewerkt, al heb ik het niet zo bedoeld. Alleen op afgelegenplekken, met name in Lotharingen en op de bergen van de Vogezen,vind je nog restanten in de originele staat."

Naar aanleiding van het boek werden Brants en haar man gebelddoor een kunstenaar, die net als zij geïnspireerd werd door deEerste Wereldoorlog. Hij bereidde een expositie vanoorlogstekeningen voor en vroeg of Brants die wilde openen met eenlezing. "Dat vonden we een beetje saai", vertelt Brants. "Wedachten: 'We maken er een soort multimediavoorstelling van'." Aldusgeschiedde. De afgelopen jaren was deze voorstelling steeds rond 11november - de dag van de wapenstilstand - te zien in Amsterdam.Volgende week gebeurt dit voor het eerst in Utrecht.

In de voorstelling is Chrisje Brants de centrale verteller. Haarverhaal wordt van tijd tot tijd onderbroken door een achtkoppigmannenkoor dat liederen uit de oorlog zingt. Leden van het koorlezen ook stukken proza voor in het Nederlands, of flarden vangedichten in de oorspronkelijke taal. Het geheel wordtgeïllustreerd door 140 dia's, die worden geprojecteerd op eenscherm van vier bij vier meter. "De grootte van het beeld is heeloverweldigend. Als verteller kan ik er zelf niets van zien, maarhet moet heel mooi zijn", lacht Brants. "We laten trouwens nietalleen narigheid zien. Er zitten ook geestige foto's tussen."

Chrisje Brants wil graag verder gaan met de Eerste Wereldoorlog."Ik zou wel Engelse oorlogsdichters willen vertalen", zegt ze,"maar daarvoor hebik te weinig tijd. Ik heb wel ooit eenbloemlezing uitgebracht van oorlogsliteratuur.' Ook met Velden vanWeleer is Brants voorlopig nog niet klaar, want er verandert elkjaar veel aan het voormalige front. "Ik hoop dat er een zesde drukzal verschijnen", lacht zij. "Dat is dan een goed excuus om weerhet hele front langs te reizen."

Christiaan Bonebakker


Anthem for Doomed Youth

What passing-bells for these who die as cattle?

Only the monstrous anger of the guns.

Only the stuttering rifles' rapid rattle

Can patter out their hasty orisons.

No mockeries now for them; no prayers nor bells;

Nor any voice of mourning save the choirs, -

The shrill, demented choirs of wailing shells;

And bugles calling for them from sad shires.

What candles may be held to speed them all?

Not in the hand of boys, but in their eyes

Shall shine the holy glimmers of goodbyes.

The pallor of girls' brows shall be their pall;

Their flowers the tenderness of patient minds,

And each slow dusk a drawing-down of blinds.

Wilfred Owen


Theatervoorstelling

De theatervoorstelling Velden van Weleer is in Utrecht te zienop donderdag 11 november om 20.30 uur in filmtheater 't Hoogt.Kaarten zijn verkrijgbaar bij het W. Pompe Instituut, Janskerkhof16, tel. 030-2537125, en bij Achter Sint Pieter 200, tel.030-2537038. Let op: bij 't Hoogt zelf zijn géén kaartenverkrijgbaar! Drie dagen eerder, op maandag 8 november, vindt erook een voorstelling plaats in Leiden, theater De Ware Liefde,Kagerstraat 1, tel. 071-5273936.

'Lifestyle magazines' bieden Utrechtse studenten radio op maat

'Lifestyle magazines' bieden Utrechtse studenten radio opmaat

Geen groot omroepgebouw, geen luxe opnamestudio, maar een gewoonrijtjeshuis in Hilversum. "De mooiste radio wordt nog steedsgemaakt in kleine achterafkamers", stelt Peter Kroon vanuit zijnbovenkamertje annex studiootje. Kroon stelt daar Mensa Radio samen,het wekelijkse uurtje studentenradio van Radio M. Elke zondagavondtussen zes en zeven kunnen Utrechtse studenten luisteren naar zijnmix van nieuws, reportages, hits, informatie over baantjes enstages, eettips en nog veel meer wat te maken heeft met hetstudentenleven. Op maandagavond tussen negen en tien wordt hetprogramma herhaald.

"Een leuk en beluisterbaar studentenprogramma maken in eenmagazineachtige stijl", zo vat programmamaker en presentator Kroonzijn doel samen. Hoewel Mensa Radio gesponsord wordt door deUniversiteit Utrecht, richt het programma zich ook ophbo-studenten. "Ik mik op alle studenten die rond etenstijdthuiskomen van het weekend, hun tas in een hoek knallen en eenstukje Mensa meepikken vóór Beverly Hills 90210begint."

Om die studenten te bereiken, moet het geheel een beetje luchtigblijven, meent Kroon. "Wij zitten bij Radio M vast aan eenverhouding van 50 procent gesproken woord en 50 procent muziek; eengegeven vanuit het Commissariaat van de Media. Wil je voorkomen datmensen afhaken, dan moet je zorgen dat in vier minuten teksttijdeen heleboel gebeurt."

En dus worden serieuze reportages over bijvoorbeeld stage lopenin het buitenland afgewisseld met smeuïger onderwerpen alsbungyjumpen met een zendertje om je nek. "Dat is tot nu toe wel hetspectaculairste wat ik voor dit programma heb gedaan", aldus Kroon."Ik sprong van tachtig meter naar beneden, terwijl ik intussen ineen microfoontje insprak wat er allemaal met me gebeurde. Het vielme mee hoeveel ik nog kon vertellen, nadat ik eerst in doodsangstom mijn moeder had geschreeuwd!"

Kroon (31) denkt dat hij zich aardig kan inleven in degemiddelde student. "Zelf heb ik ooit politicologie gestudeerd inAmsterdam, dus ik weet wel wat er onder studenten leeft." Hijmaakte zijn studie niet af,maar ging zich fulltime bezighouden metradiomaken. "Een jongerenprogramma als dit biedt me veel vrijheiden ruimte voor creativiteit. Snelle, compacte radio maken, dat iswat ik wil. Tegelijkertijd mag studentenradio net wat meer diepgangbevatten. Diepgang zonder wijzend vingertje, want ik ben geenpresentator die de wijsheid in pacht heeft."

Kroon krijgt voor Mensa Radio hulp van stagiaire Eefje Aerts(21), vierdejaars studente aan de School voor Journalistiek. Zijschrijft het nieuwsoverzicht en maakt wekelijks éénreportage. Eefje dacht eerst dat ze het tv-vak wilde leren, maarvindt nu dat ze met radio meer uit de voeten kan. "Het is prettigdat ik alleen op stap kan en niet vastzit aan een crew. Dat maakthet medium makkelijker en sneller dan televisie. Mensa Radio kendeik zelf trouwens niet; ik werd erop gewezen door mijnstagebegeleider. Het leuke is natuurlijk dat ik zelf student ben enme hier echt op kan uitleven. Ik overleg veel met Peter, maarbedenk zelf ook onderwerpen. Er moet een bepaalde affiniteit zijnom ermee aan de slag te kunnen."

Eefje deed in het verleden al ervaring op bij Studentenradio vande Stadsomroep, een programma dat verzorgd wordt door studenten vande School voor Journalistiek. "Er zit veel verschil tussen deprogramma's", vindt ze. "Bij de Stadsomroep gaat alles live, daargaat gemakkelijk iets mis. Het is hectischer, ook doordat er meermensen bij betrokken zijn."

"Leuk voor de presentator, dat live bezig zijn", merkt Kroon op,"maar ik heb toch meer de luisteraars als doel. Wij willen eenprofessioneel, 'gelikt' programma maken. In al onze programma'sproberen we ook dat typische Radio M-geluid te creëren, datnet iets anders, iets warmer klinkt dan het geluid bij anderestations."

Op pad

Is Mensa Radio het volwassen eindproduct van een ervarenradiomaker, het programma Studentenradio op Stadsomroep Utrechtwordt gemaakt door studenten zelf. Zij zijn nog volop bezig depraktijk van het radiovak te leren op de faculteit Communicatie enJournalistiek. Daarbij worden ze begeleid door Bianca Henkes, sindsdit jaar coördinator Studentenradio.

Elke werkdag tussen vijf en zes wordt Studentenradiorechtstreeks uitgezonden en dat betekent topdrukte voor hetbetreffende redactieteam. Om tien uur 's ochtends wordt begonnenmet een redactievergadering. Dan worden de onderwerpen van de dagbepaald en verdeeld en vervolgens gaat iedereen aan de slag. Hetredactieteam van Studentenradio wisselt dagelijks en bestaat uitzeven à acht studenten. Zij hebben ieder een vaste taak,variërend van techniek en muziek toteindredactie ofpresentatie. Wekelijks zijn er ongeveer dertig studenten uit alleleerjaren betrokken bij het maken van het programma. Afhankelijkvan hun aanwezigheid, inzet en kwaliteit krijgen zij een bepaaldaantal studiepunten.

"Studentenradio bevat het harde nieuws, bepaalde vaste rubriekenen daarnaast leuke dingetjes, die afwijken van het geijkte. Zohebben we elke dag een grappig item, dat luisteraars even op hetverkeerde been zet", vertelt Henkes. "En doordat alles live is,kunnen we inspelen op actuele zaken."

Het programma wordt gefinancierd door de faculteit Communicatieen Journalistiek. Voor Henkes betekent dat zeker niet dat zijalleen studenten van die faculteit wil bereiken. "Mijn ideaal is omook bij het maken van het programma alle mogelijke opleidingen tebetrekken. Het is namelijk voor iedereen leuk om praktisch bezig tezijn. Een universitaire student wis- of natuurkunde kan het achterde boeken zitten prima afwisselen met de verzorging van de techniekbij Studentenradio."

Henkes (31), zelf oud-studente Journalistiek in Utrecht, is doorhaar werkgever (KRO) voor 2,5 dag in de week gedetacheerd naarUtrecht. "Het is erg leuk om studenten de liefde voor het radiovakbij te brengen. Hun eigen inbreng is daarbij belangrijk, ze komenvaak zelf met de meest creatieve ideeën. Ze leren ook veel vanelkaar, want vooral de eerste- en tweedejaars worden echt in hetdiepe gegooid. Op school volgen zij veel theorievakken, terwijl zenu meteen praktisch aan de slag moeten: mensen bellen en op padgaan."

Robert Boekel (19) is zo'n eerstejaars student. Hij deedervaring op bij Noordwijk Radio voordat hij zich aanmeldde bijStudentenradio. "Het leuke is dat je hier met een groot team werkt.Daarbinnen heb je één afgebakende taak, waardoor er meertijd is voor een item. Daardoor komen de items hier meer tot hunrecht." En weg is hij, om met de 'wandelende zender' ergens op hetUithofcomplex studenten te interviewen over het al dan niet gedogenvan wietteelt.

Patricia Cronie (20) is vierdejaars en zij doet afwisselend depresentatie, verslaggeving en eindredactie van het programma.Eerder liep zij stage bij Radio Rijnmond en daar ontdekte ze hoeleuk en snel radio als medium is. Ze vindt van zichzelf dat ze nusoms te 'bitchy' is jegens de in haar ogen onervaren eerstejaars."Ik moet leren anderen te mobiliseren en meer dingen uit handen tegeven", merkt ze vol zelfkritiek op.

Toekomst

Een helder beeld van de luisterdichtheid van hun programma'shebben Kroon en Henkes niet. Wel geloven ze allebei in detoekomstvan radio in het algemeen en studentenradio in het bijzonder. "Alsje als radiomaker maar meegaat in de tijd en erkent dat allessneller wordt. Ook studenten zappen er op los, dus je moetflitsende radio maken. Ik verwacht dat de belangstelling voormagazineachtige programma's blijft bestaan", aldus Kroon.

Annemarie Heuts

Uitzendingen

Mensa Radio, zondag 18.00-1900 uur (herhaling maandag21.00-22.00 uur) op Radio M, 100.1 FM.

030-6935566 / Mensa@RadioM.nl./ Postbus 666, 3700 ARZeist.

Studentenradio, elke werkdag 17.00-18.00 op Stadsomroep, ether107.7 FM, kabel 91.1 FM

030-2193105 / studentenradio@hotmail.com(ookvoor opgave als student-medewerker)