Achtergrond

Gratis lunch hoogtepunt van voorlichtingsdagen

"Welke opleiding ik wil doen weet ik nu wel, welkebus we moeten nemen om naar De Uithof te gaan nog niet", zegt eenVWO-scholiere terwijl ze naarstig naar een bordje met bustijdenzoekt. Afgelopen vrijdag en zaterdag werden De Uithof en defaculteiten in de binnenstad overladen met scholieren die in hetkader van de voorlichtingsdagen een bezoekje aan Utrecht brachten.Met 70 studierichtingen en honderden afstudeermogelijkheden biedtde Universiteit Universiteit vrijwel al het mogelijke.

Om de scholieren een duidelijk beeld te geven van deverschillende studies konden ze 's ochtends en 's middags collegesvolgen. "Pfew, dat was een behoorlijk lang verhaal", verzucht 4vwo-er Kim. Zij is met haar zus meegekomen die van plan is volgendjaar psychologie in Utrecht te gaan studeren. "Ik ben er vrijwelzeker van dat ik psychologie in Utrecht wil gaan doen, omdat ik heteen hele gezellige stad vind. Het sfeertje spreekt me aan." Hetcollege in het Educatorium vond ze informatief, maar wel enigszinslangdradig. "Ik snap wel dat je het saai vond", zegt ze tegen haarzusje. "Je bent hier nog niet aan toe. Zullen we maar eenlunchpakketje gaan halen?"

Op de trap richting het restaurant is het een drukte van belang."Waar kan ik die bonnetjes halen?", klinkt het van verschillendekanten. De scholieren die in bezit van een bon zijn mogen zelf hunlunchzakje samenstellen aan het buffet. Voor veel scholieren blijktdit een hoogtepunt van de dag te zijn. Het is dringen geblazen. Eengroepje jongens vertelt al aan het derde lunchpakket bezig te zijn."We zijn net bij wiskunde geweest waar we een pakketje voedselkregen, daarna bij informatica gratis broodjes en nu hier weer eenlunchzakje. Relaxed!"

Op de voorlichtingsmarkt in het Educatorium liepen ook nogscholieren rond die voor iets anders kwamen dan het gratis eten.Bepakt en bezakt met folders lopen Rianne en Ilse uit Delft langsde tafels met informatie. "Vanmorgen zijn we naar het collegesociologie geweest en vanmiddag gaan we in de stad nog watfaculteiten bezoeken", aldus Ilse. Ze zitten allebei in 5 vwo maarvinden het handig zich nu vast te oriënteren op huntoekomstige opleiding. "Onze decaan roept ook voortdurend datnú de tijd is om je te oriënteren. Daarom zijn we hier."Rianne denkt dat het eindexamen volgend jaar te veel tijd in beslagzal nemen om ook nog een gedegen studiekeuze te kunnen maken. "Ikwil eerst nog even rustig rondkijken voor ik een overhaastebeslissing maak."

Furby

De twee meisjes lopen langs de tafel van informatica waarop zicheen grote paarse beer bevindt. Wanneer Rianne de beer aanraaktbegint hij geluiden te maken en bewegingen. "Het lijkt wel eengrote furby!" Mascha Wessels zit achter de tafel en vertelt datinformatica-studenten bezig zijn om deze computergestuurde beer tekraken. "Hoe het precies in zijn werking gaat weet ik niet, maarhet is in ieder geval een leuk speeltje." Dat heeft ze wel nodigook, want de informaticatafel wordt niet druk bezocht. "Ik denk datinformatica toch nog een opleiding is die scholieren afschrikt.Vooral meisjes voelen zich niet snel aangetrokken tot eendergelijke computergerichte studie", verklaart Mascha de lagebelangstelling. Schouderophalend: "Ach, als er geen scholierenkomen vermaak ik me wel met Barney."

De ene stampvolle bus na de andere rijdt vanaf De Uithofrichting binnenstad. "Nog maar snel een sigaretje dan, voor we onser bij moeten persen." De meeste scholieren zijn niet ergenthousiast over De Uithof. "Lelijke betonnen gebouwen", zegt Kim."Echt heel irritant", vindt Tom, "dat je hier helemaal heen moetmet de bus. Het is vervelend dat ze de voorlichting van allefaculteiten niet op één plek hebben georganiseerd." Kimknikt in de richting van de tegemoetkomende bus. "Op naar defaculteit Rechten."

De rechtenfaculteit heeft voor de ingang van het gebouw een tentopgezet om de aankomend studenten op te vangen. In de tent bevindtzich een tiental verveelde rechtenstudenten die staan te wachten opscholieren. "Het is nu nogal rustig omdat er weer eenvoorlichtingscollege bezig is. Als het goed is komen er straks weerhordes tegelijk binnen." Van oudsher is er altijd veelbelangstelling voor de studie rechten. Peter (derdejaars) denkt datdat komt omdat het zo'n brede studie is. "Met een rechtenstudie kunje een heleboel kanten op. Wij staan hier om dat duidelijk te makenaan de scholieren."

Link

Tijdens de voorlichtingsdagen was er ook veel aandacht voor denieuwe opleiding domeingerichte economie, die vanaf 1 september2000 in Utrecht van start gaat. Terwijl de bezoekers een collegevolgen legt onderwijskundig adviseur Frans Sprik uit waarom dezeeconomieopleiding uniek is in Nederland. "Hét kenmerk van deUtrechtse economie is de combinatie van het hoofdvak Economie meteen tweede vakgebied: geschiedenis, geografie, recht of socialewetenschappen. De bedrijfs- en algemene economie wordengeïntegreerd." In de collegezaal krijgen de scholieren tehoren dat deze opleiding "hen een sterke positie op de arbeidsmarktzal brengen", aldus docent Peter Westerhoff. "Als Utrechts econoomben je in staat om overde grenzen van je eigen specialisme heen tekijken. En naar dit soort mensen is een grote vraag."

Volgens Sprik willen de docenten tijdens de voorlichtingsdagenvooral benadrukken dat het om een economieopleiding gaat, en hetdus geen geschiedenis- of geografieopleiding is. "Wanneerscholieren horen dat ze in de tweede fase een tweede vakgebiedmoeten kiezen, moet wel duidelijk zijn dat de hoofdmoot economieblijft. Je studeert af als doctorandus Economie, niets anders",zegt Sprik stellig. "Het mooie van deze opleiding is dat het zeheel eigentijds is, afgestemd op de veranderende behoeften in onzesamenleving. Het bedrijfsleven en de overheid zoeken steeds meermensen die gespecialiseerd zijn in economie maar die even makkelijkop een ander vakgebied kunnen meepraten en meedenken. Daarom isdeze opleiding perfect."

De opleiding heeft veel moeite gedaan om de scholieren op dehoogte te brengen van haar bestaan in Utrecht. "We hebben een nieuwsoort wervingscampagne op poten gezet, met als basis hetscholierenblad Link", aldus Sprik. "Deze manier van werven heeftgoed gewerkt want voor de voorlichtingsdagen hebben zich zo'nachthonderd scholieren aangemeld, en dat is een behoorlijk aantal.Vooral als je bedenkt dat we voor het eerste jaar zo'n 150eerstejaars studenten hebben ingecalculeerd."

Gezellig

Meneer Stevenaar is met zijn vrouw, dochter en die haar vriendinnaar de voorlichtingsdagen gekomen. De meisjes zitten in de zesdeklas van het vwo en twijfelen nog een beetje over hun keuze. "Wezijn speciaal voor domeingerichte economie vandaag naar Utrechtgekomen, om wat meer achtergrondinformatie te krijgen. Het is nieuwen nog vrij onbekend... dan ben je toch iets voorzichtiger." Zijndochter lijkt wel tevreden over deze opleiding. "Het is hiergezellig en sfeervol. In Rotterdam was alles kil en kaal." Haarvader knikt goedkeurend. "Ik ga altijd mee naar dit soort opendagen. Je kunt nooit genoeg informatie verzamelen. In zekere zin isde keuze van een opleiding een keuze voor de rest van jeleven."

De moeder van Bram de Vries staat ietwat verloren te wachten tothaar zoon uitgepraat is met een docent. "Hij is vorig jaar meteconomie begonnen in Rotterdam, maar dat vindt hij niets. Ik benvandaag meegegaan als chauffeur, in de hoop dat deze opleidinggeschikter is." Bram vindt het vervelend dat hij een jaarstudietijd verspeeld heeft in Rotterdam, maar denkt dat hij het inUtrecht beter naar zijn zin zal hebben. "De aanpak is hier compleetverschillend met die van de Erasmusuniversiteit. Ik denk dat ikhier beter op mijn plaats ben." Hij ziet het al helemaal zitten.Het enige wat hem zorgen baart is hetkamertekort. "Heb jij nog eenpaar goede tips om aan een kamer te komen?"

Arjan Pomp uit Woerden heeft de knoop al doorgehakt. Hij wasvorig jaar al naar de open dag geweest, maar weet nu zeker dat ditis wat hij wil. "Ik ben naar meerdere open dagen geweest, maar deeconomie-opleiding in Utrecht spreekt me het meest aan. Het islekker dicht bij huis en biedt zeer diverse mogelijkheden." Dat hijnog een andere motivatie heeft om de Utrechtse opleiding te kiezenblijkt wanneer hij zijn voetbalsjaal iets rechter trekt: "Tsja, FCUtrecht is en blijft mijn club. Wat heb ik dan in Rotterdam tezoeken?"

Fleur Baxmeier

De greep van de farmaceutische industrie op het universitaire onderzoek

De greep van de farmaceutische industrie op het universitaireonderzoek

Je fiets is kapot en je hebt een steeksleutel nodig om hem terepareren. Je buurman wil je de sleutel echter alleen uitlenen alsje hem voortaan elke week helpt om zijn fiets te repareren. En jekunt de sleutel zelf niet kopen omdat je te weinig zakgeldkrijgt.

In die lastige positie bevindt zich volgens prof.dr. H.G.M.Westenberg het farmacologisch onderzoek in Nederland. Westenberg iswerkzaam op de afdeling Psychiatrie van het UMCU, waar hij ondermeer onderzoek doet naarobsessive compulsive disorder (OCD), eenangststoornis die leidt tot sterk dwangmatig gedrag bijpatiënten. OCD kan net als veel andere psychiatrische ziektensteeds beter behandeld worden met medicijnen. Maar het onderzoeknaar de werking van die medicijnen is zo duur dat universiteitendat niet meer kunnen betalen. De afdeling van Westenberg werktdaarom samen met bedrijven als Smith Kline Beecham, Numico enSolvay.

Westenberg: "Wij doen hier onderzoek naar het effect vanbepaalde stoffen op de hersenen. Die stoffen zijn dan al uitvoeriggetest in een traject dat jaren en jaren duurt. Bij proefdierenwordt gekeken of een stof werkzaam is en niet giftig. Alsvervolgens uit onderzoek met gezonde vrijwilligers blijkt dat destof bovendien geen ernstige bijwerkingen heeft, kan wordenbegonnen met het testen van het toekomstige medicijn oppatiënten. Dan komen wij om de hoek kijken, want de know-howvoor dit soort onderzoek ligt exclusief bij academischeziekenhuizen. Het probleem is echter dat dit hele traject miljardenkost. Zulke bedragen kan alleen de farmaceutische industrie optafel leggen en daarom werken wij nauw samen met bedrijven die onsbetalen om te onderzoeken of een stof inderdaad effectief is alsmedicijn."

De industrie levert dus de geneesmiddelen waarmee universitaireonderzoekers aan het werk gaan. Aan die levering verbindt zijechter strikte voorwaarden, stelt Westenberg. "Wij mogen onstijdens het onderzoek alleen richten op de door de opdrachtgevervoorgeschreven ziekte. Zelfs als er sterke aanwijzingen zijn dathet medicijn succesvol kan zijn in een andere toepassing, dan isdat onderzoek doorgaans nietmogelijk.

"Jaren geleden deden wij onderzoek naar een potentieel middeltegen depressies. Op eigen initiatief hebben we toen ook onderzochtwat het effect van dat medicijn zou zijn op angst-patiënten.Daar bleek het averechts te werken. En ja, dan heb je al snel eenprobleem met de opdrachtgever, want de publicatie van zo'nbevinding is uiteraard niet goed voor het imago van het nieuwegeneesmiddel.

"Tegenwoordig zal een bedrijf daarom als regel geen toestemminggeven voor onderzoek buiten de opdracht. Dat zijn beperkingen dieons onderzoek duidelijk belemmeren. Want als wij toch onderzoek aandat bewuste medicijn willen doen, dan moeten we wachten tot hetofficieel op de markt is. Op die manier moet je soms jaren wachtenop de juiste `tools'. Daardoor is er nauwelijks meer ruimte voorexploratief, verkennend onderzoek."

Anti-conceptiepil

Ook dr. Ron Herings van de faculteit Farmacie kan meepraten overde soms moeizame relatie met opdrachtgevers. Als epidemioloog doethij in opdracht van zowel bedrijven als overheidsinstellingenonderzoek naar de werkzaamheid en de veiligheid vangeneesmiddellen. Een aantal maanden geleden was Herings in hetnieuws omdat hij ontdekt had dat de derde generatie anti-conceptiepil van Organon bij bepaalde groepen vrouwen een verhoogd risico opvaat-vernauwingen met zich meebracht.

Organon was not amused, vertelt Herings. "Na die publicatie inthe Lancet merkte ik pas hoe universiteitsbreed sommige belangenzijn. Een Utrechtse vakgroep bleek voor een groot deel afhankelijkte zijn van financiering door Organon. Als dat bedrijf zich zouterugtrekken uit alle onderzoek zou dat dus grote problemenopleveren voor die mensen. Het is eigenlijk te gek voor woorden dateen individuele onderzoeker dingen kan opschrijven met zoveelinvloed. De universiteit zou in dit soort situaties, vind ik, meersteun moeten verlenen aan onderzoekers. We zouden eens naar deVerenigde Staten moeten kijken. Daar verloopt alle communicatietussen de industrie en een universiteit via een speciaalbureau."

Net als Westenberg heeft ook Herings meegemaakt dat er tijdenseen onderzoek een zijpad opdoemde dat heel belangrijk leek te zijn."Maar daar is dan gewoon geen financiering voor te vinden. Bij deindustrie zie je de laatste jaren overigens wel een kenteringoptreden in de zin dat ze ook de lullige dingen wil weten. Datgeldt zeker voor de grote jongens waarmee wij veel werken. Dielaten tegenwoordig ook de voor hen minder welgevallige dingen doorons uitzoeken."

Herings wijst op de macht van de onderzoeker, die kan reiken totdeaandelenkoersen van een bedrijf. "Als iets gepubliceerd wordtover een bijwerking van een bekend medicijn, kun je dat zien aan deDow Jones index op Wall Street. Negatieve publiciteit kan eenbedrijf tientallen miljoenen kosten. Als er ook maar iets valt aante merken op het onderzoek, staat de advocaat van zo'n bedrijfmeteen bij je op de stoep. Vanwege de grote invloed die je hebt alsonderzoeker, moet je dus heel erg oppassen met wat jeopschrijft."

Ook Westenberg heeft gemerkt dat het publiceren vanondezoeksresultaten op gespannen voet kan staan met de belangen vande opdrachtgever. "Laat ik vooropstellen dat wij onze resultatenaltijd publiceren. Maar wij sturen het conceptartikel wel eerst opnaar de opdrachtgever van het onderzoek, want die heeft het rechtvan inzage en commentaar. Positieve kritiek ter verbetering isaltijd welkom, maar de onderzoeker heeft altijd het laatste woord,ook als de uitkomsten ongunstig zouden zijn voor de sponsor. Somswordt dan gevraagd om de uitkomsten te nuanceren. En ach, zolang deobjectiviteit niet in het geding is, heb ik daar geen moeitemee."

Rinze Benedictus


Numico stopt niets in de doofpot

Een bedrijf dat veel contacten heeft met academisch onderzoek isNumico, een producent van voedingssupplementen. Dr. J. Bindels isals hoofd van de voedingskundige afdeling van Numico Research inWageningen nauw betrokken bij het onderzoek dat vooraf gaat aan deintroductie van nieuwe producten. Dat onderzoek wordt in alleacademsiche ziekenhuizen in ons land uitgevoerd.

Bindels: "Ons uitgangspunt is simpel. Onderzoekers mogen nietvan de door ons gestelde onderzoeksvraag afwijken omdat we daarniet voor betalen. Maar in onze contracten staan geen clausules diehet publiceren van onderzoeksresultaten verbieden. Wel kunnen wijuitstel van een publicatie bedingen als we bezig zijn met eenoctrooi-aanvraag."

Bindels roemt de `open onderzoekscultuur' in Nederland en steltdat Numico zeer tevreden is over de samenwerking met deuniversiteiten. "Van de tien onderzoeken die gedaan worden, zijn erzes niet eenduidig in hun resultaten. Dan praten wij daar eerst metde onderzoekers over voordat er een publicatie volgt. Als het gaatom onderzoek naar al bestaande produkten en onze commerciëlebelangen zouden door publicatie geschaad kunnen worden, dan zijn weinderdaad zeer terughoudend met het geven van toestemming. Maar westoppen niets in de doofpot. Uiteindelijk komt alles in deopenbaarheid. Soms alleen ietsgenuanceerder dan de onderzoekerseerst voor ogen stond."

RB

Personeelskortingen Centraal Beheer

Informatie over de actuele rentestand: http://www.centraalbeheer.nl/cb/part/hypothek/hyporent.html.Overige informatie: 055-579 8000 voor autofinanciering, 055-5798100 voor alle andere producten). Het aansluitnummer van deUniversiteit Utrecht is 65356.

Nieuwe rubriek 'Jargon': 'Mooiweervoetballers staan niet in de muur'

Nieuwe rubriek 'Jargon': 'Mooiweervoetballers staan niet in demuur'

"De regel is dat er een muur wordt neergezet als uit een vrijetrap een doelpunt kan ontstaan. Maar de keeper bepaalt hoe en waar.De bedoeling is het doel te verkleinen en de tegenstander teontmoedigen in een bepaalde hoek te schieten. De bal kan natuurlijkaltijd over de muur. Dat hangt er vanaf of de schutter hem eroverheen kan krullen. Hij kan ook denken: 'Ik zie wel wat ergebeurt' en een harde strakke bal schieten. Als je zo'n bal bij eengraadje of nul op je bovenbeen of je wang krijgt, dan voel je datbehoorlijk. Je automatische reactie is om weg te draaien. Je hebtop negen meter echt geen tijd om te koppen of zo. Maar een bal diedoor de muur heen of onder de muur doorgaat, is altijd de schuldvan de muur. Trainers hameren erop dat je moet blijven staan.Gewoon de bal op je af laten komen. Liever vijf minuten pijn daneen tegendoelpunt.

"Het zijn vaak niet de beste spelers, maar de lange mannen en dekaraktervoetballers die in de muur staan. Vaak zijn er voor dewedstrijd afspraken over gemaakt. Zeker bij PSV. Een muur is nietalleen maar vijf jongens op een rij. Aan beide kanten van de muurmoet ook nog iemand staan zodat de bal er niet om heen kan wordengespeeld. Als daar een open ruimte is, heeft de muur geen nutmeer.

"Er zijn ook twee verschillende soorten muurtjes. Bij eendirecte vrije trap blijft de hele muur staan. Bij een indirecteloopt één speler uit als de bal wordt afgelegd. Meestalis dat een hele felle speler. Type Edgar Davids of Jean-Paul deJong."

JS

Joke Linders promoveert op Annie M.G. Schmidt:

Hella S. Haasse heeft eens gezegd: "Als je je werkelijk in hetwerk van een schrijver verdiept, weet je eigenlijk al alles vanhem." Dat motto lijkt Linders zich ter harte te hebben genomen. Zeheeft geen biografie in de strikte zin van het woord geschreven,gebaseerd op dagboekaantekeningen of correspondentie. Voor zoverSchmidt die heeft nagelaten zijn ze nog niet openbaar voor dewetenschap. Linders maakte een studie van haar ontwikkelingsgang,afgeleid uit het werk dat Schmidt produceerde en de 'receptie'daarvan in met name dag- en weekbladen en vaktijdschriften.

Wat de promovenda vooral duidelijk maakt met haar dissertatie isde ambivalentie van Schmidt: een felle, rebellerende tante, maartoch ook heel braaf en 'aangepast'. Een sterke, onafhankelijkevrouw, die echter niet zonder ruggesteuntjes van publiek,levensgezel, uitgevers of collega's vooruit kon, eenveelschrijfster die zichzelf geen schrijfster wil noemen, een heelvroege bommoeder, maar wel erg van het huisje-boompje-beestjetype."Ze was altijd op zoek naar een evenwicht tussen het calvinisme vanhaar jeugd en de behoefte aan vrijheid", psychologiseert Lindersdan ook.

Annie M.G. Schmidt groeit op als dochter van een dominee inZeeland, in een groot somber huis naast de kerk, maar mét eenzolder, kelder en een tuin. In alles is 'Zus' anders dan dekinderen om haar heen: ze spreekt het dialect niet, ze draagt'stadse' kleren en is een beetje verlegen. Ze mengt nauwelijks methaar leeftijdsgenootjes maar brengt de tijd door met haar moeder,lezend, zingend of pianospelend. Tijdens haar hbs-periode steekthet recalcitrante de kop op. Tot schrik van haar ouders uit ditzich in korte rokken, gestifte lippen, danspartijtjes opjazz-muziek en vleeskleurige kousen. In die tijd ontwikkelt zichechter ook haar passie voor gedichten, geïnspireerd door hetwerk van Slauerhoff, Marsman, Paaltjens, K"stner of Tucholsky.

Ze kiest in eerste instantie voor de bibliotheekvak, maar naeenverhuizing van Zeeland naar Amsterdam komt ze terecht op dedocumentatieafdeling van Het Parool, waardoor ze in een omgevingverkeert van coryfeeën als Simon Carmiggelt, Henri Knap,Jeanne Roos, Karel en Simon (de latere Gerard) van het Reve, Hansvan Straaten en Simon Vestdijk. De gelegenheidsgedichtjes die dedocumentaliste maakt voor Paroolfeestjes bezorgen haar een plek inhet cabaretgezelschap 'De Inktvis' dat vanuit deze krant wordtopgericht. In 1947 treedt dit gezelschap voor het eerst op in eenVARA-radioprogramma van Hella Haasse. Daarna volgen succesvolleoptredens in het Concertgebouw. Wim Kan en Wim Sonneveld komen naarde Intvissen luisteren, en kopen er teksten... vooral van AnnieSchmidt. "Hier was een nieuwe toon te beluisteren, een brutaal,oneerbiedig, helder jong geluid", en daaraan had het na-oorlogseNederland nét behoefte.

Rebellie

Tegelijk begint Annie te schrijven voor de kinderpagina van HetParool, waaruit bijvoorbeeld Het Fluitketeltje, Het SchaapVeronica, en vanaf 1952, Jip en Janneke ontstaan. Ze wordengeïllustreerd 'in silhouet' door Fiep Westendorp, tot op dedag van vandaag bekend van de 'kinderlijn' in handdoeken,koekjestrommels, slabbers, slaapzakjes en bestek van de Hema. Reedsin dit begin van haar schrijverscarrière valt haar de kritiekte beurt die zich nadien nog veelvuldig zal herhalen: "Als 'echte'schrijfster wordt ze overschat, maar als 'nationale vriendin'krijgt ze de eer die haar toekomt", aldus Adriaan Morriën.

Deels is die kritiek te verklaren door de 'gewoonheid', watSchmidts handelsmerk lijkt te zijn...'Lekker stout, maar gewoon.'Haar woordgebruik is gewoon, haar onderwerpkeuze is gewoon, haarpubliek is gewoon, haar 'versjes' zijn iets anders dan poëzie.Haar eerste radioprogramma 'De familie Doorsnee' - dat ze zes jaarlang maakt op instignatie van Wim Ibo - is alleen al in naamgevinguiting van die gewoonheid. Maar aan dit programma ontleende de naamAnnie M.G. Schmidt voor een heel volk 'een gouden randje', aldusMichiel van der Plas.

Opmerkelijk aan de familie Doorsnee, maar ook aan Jip enJanneke, is dat ze zo'n goed beeld geven van de jaren vijftig. Datzou een verdienste van Schmidt blijven: dat ze in haar oeuvre eentijdsgewricht zo goed wist neer te zetten omdat ze er een meer dangemiddeld scherp gevoel voor had. Al lang voordat hippies, provo's,feministen of Maagdenhuisbezetters de trom roerden, riep Schmidteind jaren vijftig, begin jaren zestig al op tot een onschuldigsoort rebellie. Het proefschrift van Linders - dat niet voor nietsde titel draagt 'Doe nooit wat je moeder zegt' - krijgt met deregistratie van deze historischeconnotaties een extra waarde: metde chronologische beschrijving van Schmidts werk is het tegelijkeen soort 'huiskamergeschiedschrijving' van de twintigste eeuwgeworden.

Ook in haar pedagogische inzichten liep Schmidt voorop. De pasna het midden van de eeuw opkomende 'Vom Kinde Ausgedachte' - ondermeer gepropageerd door de kinderpsychiater en opvoedingsgoeroe dr.Spock - was door Schmidt al vóór de oorlog ontdekt.Volwassenen mogen kind zijn met de kinderen - de koning gaat inzijn nachthemd over straat, de burgemeester weigert zijn pillen teslikken en de directeur van het postkantoor zeurt om hagelslag -waardoor de relatie tussen volwassenen en kinderen gelijkwaardigerwordt.

Pikkie

Het eigenaardige verschijnsel deed zich voor dat, waar Schmidtin de jaren vijftig al allerlei vooruitstrevende ideeënpropageerde over man-vrouwverhoudingen, anti-burgerlijkheid,sympathie voor de outsiders of respect voor de natuur, diezelfdeideeën eind jaren zestig - begin jaren zeventig in eenmaatschappelijke stroomversnelling terecht komen... en Annie op ditpunt 'traditionalisme' verweten krijgt. Haar musicalproductieshebben erg te lijden onder de 'Aksie Tomaat'. "Ze pruimden me nietlanger", zegt ze in een interview. "Ze wilden me met alle geweld opde mesthoop. Ik voelde met oud met een d en een t. Ik wilde gaanborduren."

En vanuit feministische hoek komt er kritiek op onder meer Jipen Janneke, waarin de rolverdeling traditioneel zou zijn. Maar,aldus het verweer van Annie: "Veel feministes hebben oogkleppen,die ontkennen het grote psychologische verschil tussen mannen envrouwen. Als je gaat ontkennen dat een vrouw een vrouw is, verwringje de werkelijkheid." In Vrij Nederland opende Jetta van Leeuwenhet offensief: ze vindt in de boeken van Schmidt te weinig terugvan de problemen waarin kinderen zich zouden moeten kunnenherkennen om zich te kunnen bevrijden van de neurosen die ze doordergelijke 'echte dingen' (seks, scheidingen, homofilie,driehoeksverhoudingen) oplopen. "Flauwekul", zegt Schmidt perkerende post. Jip en Janneke stammen uit de jaren vijftig toen deseksuele revolutie nog lang niet had plaatsgehad. Maar bovendien:kinderen en ouders beleven er plezier aan "omdat ze er nog altijdherkenning in vinden, geruststelling, grapjes, avontuurtjes. En datallemaal ondanks het feit dat Jip z'n pikkie niet laat zien."

Annie overleeft die kritiek met glans. In de jaren tachtiggroeit ze uit tot een auteur met een bijna mythische reputatie: deene na de andere opdracht voor gedichtjes of feuilletons roltbinnen, de ene bloemlezing of vertaling na de andere verschijnt.Vele prijzen volgen, waaronder deConstantijn Huygensprijs en deHans Christian Andersenmedaille, een soort Nobelprijs voorkinderboekenauteurs.

Hoe visueel gehandicapt ze ook was aan het eind van haar leven,haar eigen bijdragen aan die mythologisering zijn niet gering; hetwas voor haar een manier om haar privé-leven op de achtergrondte kunnen houden Dit werd moeilijker, doordat ze meer en meer eennationale bekendheid werd. Menig pleidooi dat ze hield voor de'lichte muze' tijdens de talloze boekenbeurzen, signeersessies ofliteraire manifestaties, was tevens een 'oratio pro domo'.Salonf"hig als ze was, werd ze een graag geziene gast in tv- enradioprogramma's, altijd goed voor een pakkende one-liner. Het iszelfs zo ver met haar gekomen, dat 'het niet houden van Schmidt alshet laatste taboe van Nederland geldt, dat nog doorbroken moetworden.'

Armand Heijnen

Onvoorwaardelijke liefde voor FC Utrecht: 'Ik ben hier komen studeren vanwege de voetbalclub'


Onvoorwaardelijke liefde voor FC Utrecht: 'Ik ben hier komenstuderen vanwege de voetbalclub'

"FC Utrecht is een echte volksclub: iedere supporterwoont in een straal van dertig kilometer rond stadion Galgenwaard",zegt Wijnand Brouwers, vierdejaars student Management, Economie enRecht aan de HvU. "'Utrecht' is een traditie", vervolgt zijn broerRobert Jan Brouwer, derdejaars student Theater-, Film enTelevisiewetenschappen aan de UU. "'Utrecht' is een gevoel, dat kanje niet uitleggen", gooit Walter van den Eikhof, student AlgemeneTaalwetenschappen, daar bovenop. De drie studenten zittenuitgelaten door elkaar heen te praten.

Het ultieme Utrecht-gevoel is volgens Wijnand om opzondagochtend wakker te worden, met een kater van de avond ervoor,en om vervolgens af te zakken naar café het Ledig Erf. "Daarkomen alle die-hardsupporters. De mensen met de tatoeages diehelemaal uitgedost naar de wedstrijd gaan." De studenten drinkendaar samen wat biertjes en vertrekken dan richting stadion. "Maareerst eten we altijd een banaan, want dat brengt geluk", verteltWalter.

De reden van deze vreemde gewoonte is Michael Mols, voormaligsterspeler bij het Utrechtse elftal. Mols at ook altijd bananenvoor de wedstrijd. Wijnand: "De ultieme geluksbrenger is om jebanaan in een glas bier te dopen en dan op te eten." De jongenslachen als ze vertellen over het bijgeloof van supporters: "Het isschitterend wat mensen allemaal doen voor de wedstrijd, wrijvenover kettinkjes enzo." Robert Jan heeft nog een dwangmatige tic: "Bij het stadion heeft één of andere creatievestratenmaker een halve voetbal, van tegels, in de weg gelegd. Daarmoet ik altijd even overheen fietsen voor de wedstrijd."

De drie studenten gaan meestal in een groep van zo'n zes mannaar het stadion. De gebroeders Brouwer komen uit Oudewater, eenklein plaatsje op de grens van Gouda en Woerden. "We gingen altijdal uit in Utrecht en het was ook een logisch vervolg om hier tegaan studeren", vertelt Robert Jan. Met vrienden uit Oudewaterbezocht Wijnand ook zijn eerste FC Utrecht-wedstrijd. En Wijnandsleepte zijn broer weer mee. Robert Jan: "Dat zal ik nooitvergeten. Dat was de wedstrijd tegen Heerenveen, zo'n vier jaargeleden. Ze speelden met 2-2 gelijk. Sindsdien heb ik Utrechtalleen maar gelijk zien spelen tegen Heerenveen..."

Walter kwam in de groep terecht doordat Robert Jan en hijallebei Nederlands kwamen studeren in deze stad. Walter: "Ik benhier zelfskomen studeren v'nwege de voetbalclub. Ik kom uit eenklein plaatsje bij Helmond en daar was iedereen voor PSV. Ik benaltijd voor Utrecht geweest."

Aanvankelijk kochten de studenten steeds losse kaartjes voorwedstrijden. Maar vorig jaar hebben ze seizoenskaarten gekochtwaarmee ze tot de echte supporters van de club gerekend kunnenworden. "Dat hebben we in een stomdronken bui, op een feest,besloten. We zijn toen om half zes `s ochtends langs drieverschillende pinautomaten gelopen en om half tien hadden we dekaarten. Dat was een mooi moment", vertellen ze opgewonden.

Bunnikside

Seizoenskaarthouders zitten op de zogenoemde `Bunnikside', hetgedeelte van de tribune dat aan de kant van Bunnik ligt. "Daar zitde harde kern van de supporters", legt Robert Jan uit. Walter: "Erzit vanalles: kleine kinderen, hele families... " De jongensbeschrijven de sfeer: "Mensen eten daar de meest vreemde dingen:broodjes worst met mosterd en daar drinken ze dan een bekerchocomel bij. Schitterend."

Wijnand: "Veel Utrecht-fans gaan helemaal uitgedost naar dewedstrijden." Volgens het drietal zijn de supporters erg belangrijkbij FC Utrecht. "De supporters worden ook wel de twaalfde mangenoemd. Ze kunnen de club echt naar een overwinning zingen".Andere clubs hebben niet zo'n hondstrouwe aanhang, vinden destudenten. Ze genieten daardoor van alles wat er binnen het stadiongebeurd. "Je maakt er negentig minuten deel van uit", zegt Walter."Met 13.000 man lekker hersenloos meezingen. Even geen individumeer zijn, even geen student. Soms sta ik zo hard te schreeuwen dathet zwart voor mijn ogen wordt." Robert Jan vindt het de break vanzijn week: "Je kan er veel in kwijt."

De Bunnikside wordt ook wel geassocieerd met hooligans,vertellen de studenten. Dit komt doordat de `spreekkoren' vanuitdit vak termen als `hoerenjong', `boeren' en `joden' naar detegenstander schreeuwen. "Ja", zegt Robert Jan. "Dat is inherentaan voetbal. Je doet alles om je tegenstander de mond te snoeren.Daar komen al die grove woorden vandaan. Ze hebben verder geenhistorische waarde.

Walter: "Je pakt de tegenstander op z'n zwakke kanten, net alsmet pesten. En de termen moeten simpel zijn: duizenden mensenmoeten het gemakkelijk mee kunnen zingen." Verder dan meeschreeuwengaan ze niet. Robert Jan: "Ik sterf niet voor mijn club en ik worder ook niet voor opgepakt." Alleen Walter kan zich wel voorstellendat er gevochten wordt. "Bij verlies sta ik ook op het punt omiemand in elkaar te rammen. Gelukkig zit er plexiglas tussen ons ende tegenstander."

Studiegenoten reageren gemengd op de voetballiefhebberij vandejongens. Wijnand vertelt dat hij regelmatig schoolgenotentegenkomt in het stadion, maar op de universiteit wordt andersgereageerd. Walter: "Op de opleiding ben ik zelfs wel eensuitgelachen. De mensen voelen zich daar intellectueel."

Hij vertelt over een vriendin die op een gegeven moment zei dat`ze het van hem tegen vond vallen' en hoe afkeurend mensen reagerenals ze een foto van het elftal op zijn agenda zien. "Het wordtgeassocieerd met hersenloos gedrag", meent de letterenstudent.Robert Jan vult aan: "Of het wordt gewoon afgedaan, er wordt nieteens over gepraat."

Volgens het drietal wordt voetbal geassocieerd met een lagereklasse. "Voetballers zijn niet de meest slimme mensen", zegtWalter. "Toch is dat erg hypocriet gedrag. Tijdens een WK heeftiedereen plotseling verstand van voetbal."

Uitlaatklep

Walter vervolgt: Die liefde voor het voetbal is basaal, dieneemt een hele belevingswereld met zich mee. Het gaat om hetgroepsgevoel. Je staat daar met z'n allen iets uit te dragen. Datis de basis. Je gaat toch niet in je eentje naar het stadion."Robert Jan vindt het zelfs een verrijking van zijn leven. "Je doetveel mensenkennis op in het stadion. Ik heb nu de onderste lagenvan de samenleving leren kennen. De Bunnikside is gewoonéén sociale studie. Ik zit daar altijd met verbazing omme heen te kijken."

Het is een uitlaatklep vinden ze alledrie. "Alle frustraties,spanning en stress, schreeuw ik daar van me af", zegt Walter.Robert Jan: " Alles komt daar recht uit het hart, in tegenstellingtot de academische wereld waar alles onderbouwd moet zijn."

De jongens zeggen dat ze nog jaren naar het stadion blijvengaan. Wijnand: "Als ik later in het buitenland werk, blijf ikgewoon alles over de club volgen via internet. Maar ik zie me ookwel als krasse knar op die tribune zitten. Met een dikke sigaar inde mond." Walter zegt tenslotte: "Dit is onvoorwaardelijke liefde.Voor mij houdt dit nooit meer op."

Joke van der Glas

Utrechtse antropologe in VPRO's 'Noorderlicht'

Hoe verandert een traditionele Indianen-gemeenschap als geld ereen rol gaat spelen? Dat was de onderzoeksvraag van het Ministerievan Indiaanse Zaken in Georgetown waarmee de Utrechtse cultureelantropologe Marileen Reinders in 1995 vertrok naar het indianendorpKariako in het hart van Guyana. Reinders leefde een jaar langtussen de Carib indianen en registreerde nauwgezet hun dagelijksleven. "Kariako heeft een kleine vierhonderd inwoners en ligt ineen gebied waar al bijna een eeuw goud wordt gevonden. Tot voor eenjaar of twintig had dat nauwelijks invloed op het dagelijks leven,maar nu steeds meer dorpelingen uit pure noodzaak zelf ook naargoud zijn gaan zoeken, krijgt geld steeds meer invloed op hetdorpsleven."

Volgens Reinders heeft het goud gezorgd voor een tweedeling inhet dorp. Terwijl een deel van de bevolking vasthoudt aan delandbouw, is een ander deel overgestapt op het zoeken naar goud."De Carib indianen leven traditioneel van het verbouwen vancassave, van vissen en van de jacht. Zij zijn heel trots op delandbouw en zien de cassave als 'hun eigen' voedsel tegenover derijst van de kustbewoners. Maar tegelijkertijd zie je dat het goudlonkt en dat de landbouw wordt verwaarloosd. Want met het in demijnen verdiende geld kunnen ze vanalles kopen wat ze zelf nietproduceren. Sommige oudere mensen die ik sprak zijn verontwaardigddat je tegenwoordig niet meer zonder geld door het dorp kunt lopen.Vroeger was men gewend om te delen of met elkaar te ruilen. Hetgeld heeft daar voor een deel een einde aan gemaakt. Aan de anderekant is het wel weer zo dat de dorpsstructuur dankzij het goud instand is gebleven. Zonder de mogelijkheid om in de mijnen geld teverdienen zouden veel jonge mannen waarschijnlijk naar de stedenaan de kust zijn vertrokken."

Kortom, het goud heeft het leven in Kariako fors veranderd, nietalleen omdat daarmee rum, malaria en tyfus in het tropenbos hunintree deden, maar ook omdat de komst van mijnwerkers uit hetkustgebied bij de indianen een fors gevoel van minderwaardigheidteweeg bracht. Dat verklaart volgens Reinders waarom zij zich metzoveel enthousiasme hebben bekeerd tot de 'Assemblies of GodChurch' een religieus genootschap van Amerikaanse origine.

"Net als de school in het dorp maakt de aanwezigheid van eenkerk voorhun gevoel duidelijk dat zij deel uitmaken van debeschaafde wereld. Kijk maar, wij zijn niet primitief. Toen ik ditnajaar met de filmploeg van de VPRO in Kariako terugkwam was heteerste wat ze me vroegen of ik de kerk wilde filmen. De wereldmoest zien dat ook de indianen God dienden."

EH

Het onderzoek van Reinders is het onderwerp vande uitzending van het VPRO-programma Noorderlicht op dinsdag 23november om 20.20 uur op Nederland 3

Van basisschool-leerling tot hoogleraar in de ban van Annie M.G. Schmidt

Van basisschool-leerling tot hoogleraar in de ban van AnnieM.G. Schmidt


Joke Linders, promovenda

De regenworm en zijn moeder

die altijd naar de sterren keek,

en fluisterde: Hoe schoon, hoe schoon...

Zijn moeder zei: Doe toch gewoon,

kijk naar beneden naar de grond,

dat is normaal, dat is gezond,

kijk naar beneden, zoals ik...

En toen? Toen kwam de leeuwerik!

Het wormpje, dat naar boven staarde,

zag hem op tijd en kroop in d'aarde,

maar moe die naar beneden keek

werd opgegeten (daar in Sneek).

Dus doe nooit wat je moeder zegt,

dan komt het allemaal terecht.

"Eigenlijk is het gedicht 'De mislukte fee' mijn absolutelieveling, maar dat is nog langer dan het gedicht over het schaapVeronica, dus dat past slecht in de krant. Wat ik zo bijzonder aandat gedicht vind, is de enorme troost die ervan uitgaat vooriedereen die zich mislukt zou kunnen voelen.

"Een goede tweede vind ik 'De regenworm en zijn moeder', omdatde slotregels van dat gedicht `Doe nooit wat je moeder zegt / dankomt het allemaal terecht' Annie M.G. Schmidt zo dierbaar waren. Zevond dat die haar werk het best typeerden. Dat is best merkwaardig,want Annie M.G. Schmidt heeft juist altijd wél gedaan wat haarmoeder zei. Voor mijn proefschrift, dat niet geheel toevallig ook`Doe nooit wat je moeder zegt' heet, heb ik onderzocht of dat soortambivalenties kenmerkend zijn voor haar schrijverschap.

"Er bleken heel wat van die paradoxen te zijn. Het beeld dat wevan Annie M.G. Schmidt hebben is nogal eendimensionaal. Ze was echtniet alleen een soort lieve oma of alleen maar recalcitrant, maarook vaak ongelukkig, bang en op zoek naar bevestiging; allemaaleigenschappen die haar tot een boeiender mens en schrijvermaken.

"Ik ben erg blij dat het mogelijk is gebleken om eenproefschrift overhaar te schrijven, omdat het bewijst dat auteursvan haar kaliber nu ook in de academische wereld voor vol wordenaangezien. De kinderliteratuur en de lichte muze waren tot voorkort verwaarloosde genres in de literatuurwetenschap. De laatstejaren zie je dat ze de aandacht beginnen te krijgen die zeverdienen. Een proefschrift over Annie M.G. Schmidt is de bekroningvan die ontwikkeling."


Ruben van Gogh, dichter/bloemlezer

Dikkertje Dap

Dikkertje Dap, klom op de trap

`s Morgens vroeg om kwart over zeven

Om de giraf een klontje te geven.

Dag Giraf, zei Dikkertje Dap,

weet je wat ik heb gekregen?

Rode laarsjes voor de regen!

`t Is toch niet waar, zei de giraf,

Dikkertje, Dikkertje, ik sta paf.

O Giraf, zei Dikkertje Dap,

`k moet je nog veel meer vertellen:

Ik kan al drie letters spellen:

a,b,c, is dat niet knap?

Ik kan ook al bijna rekenen!

Ik kan mooie poppetjes tekenen!

Lieve deugd, zei de giraf,

kerel, kerel, ik sta paf.

Zeg Giraf, zei Dikkertje Dap,

mag ik niet eens even bij je

stiekem van je nek afglijden?

Zo maar eventjes, voor de grap,

denk je dat de grond van Artis

als ik neerkom, heel erg hard is?

Stap maar op, zei de giraf,

stap maar op en glij maar af.

Dikkertje Dap klom van de trap

Met een griezelig grote stap.

Op de nek van de giraf

Zette Dikkertje Dap zich af,

roetsjj, daar gleed hij met een vaart

tot aan `t kwastje van de staart.

Boem!

Au!!

Dag giraf, zei Dikkertje Dap.

Morgen kom ik weer hier met de trap.

"Dikkertje Dap is voor mij geen favoriet, maar eenanti-favoriet. Het liedje werd gebruikt als inloopmuziek bij hetJan Klaassen-buffet. Dat was een kinderactiviteit in een ketenbungalowparken van de Vechtse Slag, waar ik elk weekend werkte inmijn studententijd. Twee jaar heb ik het daar uitgehouden.

"Elk weekend opnieuw Dikkertje Dap. Na drie keer had ik het welgehoord. Niets tegen Annie M.G. Schmidt, maar op een gegeven momentdenk je onwillekeurig: laat die Dap een keer oprotten met die trapen die giraffe van `m. 'Morgen kom ik weer hier'. Nou, zeg dat wel,ik heb het geweten, godsamme."


Thomas Vaessens, universitair docent Nederlandseletterkunde

Het schaap Veronica

Hoeng, zei het schaap Veronica, hoeng ee aa weeuw aa hange.

Wat zegt u? Vroeg de dominee, geschrokken en ontdaan

Hang, zei het schaap Veronica, hang eeaa weeuw aa wange...

Meneer! Schreeuwde de dominee. Meneer! Het schaap brandtaan!

"Kijk, dat rijm, daar word je natuurlijk hardstikke gek van.Vooral dat halve Frans, de hele tijd. Dan rijmt `maquillage' op`visage', `bruyère' op `frigidaire', en `voor drie' natuurlijkop `compris'. Of als ze per se wil dat `naar Montreux om teskieën' rijmt op `op Piccadilly teaen', dat soort dingen.

"Maar je kunt er toch niet onderuit: Schmidt is gewoon een helegrote. Niet op de manier van de letterdames en de letterheren,natuurlijk. Kees Fens heeft haar ooit van de kinderliteratuurwillen emanciperen. Hij stelde dat we dit werk `als echtepoëzie' moesten beschouwen en dat we Schmidt `serieus' moestennemen. Ergerlijk, die poortwachtersmentaliteit. Alsof iemand diedingen schrijft als `Het schaap Veronica' zit te wachten op hetmoment dat iemand met een ernstig gelaat de poorten van hetPantheon op een kier zet.

"In de bovenstaande regels gaat het schaap Veronica met dedomineenaar de kapper en probeert iets tegen hem te zeggen terwijlze onder de droogkap zit. Prachtig vind ik dat. Maar met de ernstvan Fens' grotemensenliteratuur heeft het natuurlijk niets temaken. Nou, hoewel, misschien kun je wel zeggen dat Schmidt voor dekinderen heeft gedaan wat Lucebert deed voor de grote mensen: zeschopte met humor en een bijzonder taalgevoel de poten onder destoelen van de gezetenen vandaan. Daar moet de hoed voor af."


Susanne Freriks, studie-adviseur bij Algemene Letteren

Zeur niet

Als je moe bent,

als je oud bent,

als je rillerig en miezerig en koud bent

als je man weer met een juffrouw op de pier zit

als de echtelijke liefde je tot hier zit

als je schoonfamilie vraagt om ondersteuning,

als je vader zich weer vasthoudt aan de leuning,

als er sneeuw is,

als er mist is,

als het ijzelt en je minnaar een sadist is,

als dat allemaal je lot is

en je vraagt of er een god is,

sla dan woedend met de deuren

ga je cocktail-dress verscheuren,

maar niet zeuren.

Huil in je bed,

bijt in je laken,

vloek tegen iedereen,

schreeuw van de daken,

maar zeur niet.

Trap om je heen,

wees nooit een dame

en gooi het theeservies

dwars door de ramen,

maar zeur niet.

Neem een grote schaar en knip in het velours,

scheld de vrouw van de notaris uit voor hoer,

doe dat allemaal,

maak een grof schandaal,

maar zeur niet.

Als je down bent,

als je ziek bent,

als je kromgetrokken van de rimmetiek bent,

als de regen door het dak lekt op de grond

en je zeven kinders hebben rooie hond

en geen stukje eten in de frigidaire

en de muizen vallen morsdood in de serre,

als je Austin op een paal botst,

als de kat weer op de mat van het portaal kotst,

als je arm bent als een kerkmuis,

moet gaan dweilen in een werkhuis,

ja, dat alles kan gebeuren,

zelfs in technicolorkleuren,

ga niet zeuren.

Spring in de gracht

of knip je haar af,

duw oude dametjes

van het trottoir af,

maar zeur niet.

Ga judo leren,

ga striptease dansen,

schiet je revolver leeg,

peng, op Pierre Janssen,

maar zeur niet.

Ga naar `t postkantoor en spuug door het loket

krijg een hartaanval of ga desnoods naar bed

met de kardinaal,

doe dat allemaal,

maar zeur niet.

Raak aan de drank,

haat al je vrindjes,

breek in bij Luns,

pik al z'n lintjes,

maar zeur niet.

Ransel je kind,

knijp je parkietje,

zeg tot de generaal

`u bent een mietje',

maar zeur niet.

Doet dat allemaal,

wees een kannibaal,

maar zeur niet.

"Niet zeuren is al heel lang mijn lijflied, omdat ik er nogsteeds ontzettend om kan lachen. Ik zal het voor het eerst hebbengehoord op de radio toen ik een jaar of negentien was. ConnyStuart, die het lied zong in de musical `Heerlijk duurt hetlangst', was toen al een grote ster. De tekst is duidelijk jarenzestig en inmiddels enigszins gedateerd door verwijzingen naar deactualiteit, die toen vrij schokkend waren: ga naar bed met dekardinaal, breek in bij Luns en pik al zijn lintjes...

"Toch heeft het nog altijd niets aan kracht ingeboet. Als ik moeben en ik voel me een beetje zeikerig, knap ik er altijd onzettendvan op om het even te lezen of te draaien. Dat heb ik trouwens metbijna alle gedichten en liedjes van Annie M.G. Schmidt. Volgens mijzou ze veel meer moeten worden gelezen door mensen die het af entoe niet zien zitten."


Dr Hans Bleeker, universitair docent theoretischepedagogiek

Sebastiaan

Dit is de spin Sebastiaan.

Het is niet goed met hem gegaan.

LUISTER!

Hij zei tot alle and're spinnen:

Vreemd, ik weet niet wat ik heb,

maar ik krijg zo'n drang van binnen

tot het weven van een web.

Zeiden alle and're spinnen:

0, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,

kom, Sebastiaan, laat dat nou,

wou je aan een web beginnen

in die vreselijke kou?

Zei Sebastiaan tot de spinnen:

`t Web hoeft niet zo groot te zijn,

`t hoeft niet buiten, `t kan ook binnen

ergens achter een gordijn.

Zeiden alle and're spinnen:

0, Sebastiaan, nee, Sebastiaan,

toe, Sebastiaan, toom je in!

Het is zó gevaarlijk binnen,

zó gevaarlijk voor een spin.

Zei Sebastiaan eigenzinnig:

Nee, de Drang is mij te groot.

Zeiden alle and'ren innig:

Sebastiaan, dit wordt je dood...

0, o, o, Sebastiaan!

Het is niet goed met hem gegaan.

Door het raam klom hij naar binnen.

Eigenzinnig! En niet bang.

Zeiden alle and're spinnen:

Kijk, daar gaat hij met zijn Drang!

PAUZE

Na een poosje werd toen éven

dit berichtje doorgegeven:

Binnen werd een moord gepleegd.

Sebastiaan is opgeveegd.

"De spin Sebastiaan is mijn vroegste herinnering aan een versjevan Annie M.G. Schmidt. Ik weet niet meer precies hoe het komt,maar als ik het goed heb onthouden heb ik dat gedicht een keer uitmijn hoofd geleerd omdat ik het op school moest opzeggen.

"Ik was het al lang en breed weer vergeten, totdat vele jarenlater de verzamelde versjes voor kinderen uitkwamen. Daaruit las ikmijn eigen kinderen voor en zo dook ook de spin Sebastiaan weerop.

"Onlangs had mijn jongste dochter op school een project overspinnen, en het eerste wat ik daar op tafel zag liggen was eenboekje met dat gedicht. Kortom: het ziet er naar uit dat de spinSebastiaan me mijn hele leven zal blijven achtervolgen."


Wiljan van den Akker, hoogleraar moderne Nederlandseliteratuur, promotor, Wetenschappelijk directeur Onderzoekinstituutvoor Geschiedenis en Cultuur

Een dichter

Piet Pluimers wou het liefste verzen schrijven

over wat late rozen in de zon.

Hij was een dichter en hij wou het blijven.

Hij schreef sonnetten toen hij pas begon.

Het rijmde ook. Maar and're dichters zeiden:

je mag niet rijmen joh, 't is geen gezicht!

Je moet zorgvuldig alle rijm vermijden,

want een gedicht dat rijmt is geen gedicht.

En dan dat metrum! Dat is uit de mode.

't Mag niet van r'l de ral de r'l de ral.

Punten en komma's, jongen, zijn verboden.

En denk erom: geen hoofdletters vooral.

En nooit een hele zin. Alleen maar brokken.

En rozen mógen wel een keer, maar dan

slechts in verband met baarmoeders en sokken

en zó dat niemand het begrijpen kan.

't Is maar een weet, we zeggen 't je maar even.

Piet had het spoedig door en hij zei: o.

Hij heeft dezelfde dag een vers geschreven,

zijn eerste echte vers. En dat ging zo:

ik drijf spelden van wanhoop

in de huid van je

grutten wezenloos

woezie woezie 17 en

klaan uit je klukhaar versuikeren

bleke bliezen in schedels met spuigaten

vol blauw gehakt

En toen zei iedereen: dat is reusachtig!

En paul Rodenko schreef een heel lang stuk

in Maatstaf om te laten zien hoe prachtig

het was. Vooral dat 'woezie' en dat 'kluk'.

Alleen Piet Pluimers zelf was niet tevreden.

Hij wou zo graag eens rijmen, want helaas,

hij heeft nu eenmaal 't rijm onder z'n leden.

Maar nee, hij mag alleen met Sinterklaas.

En hij wou graag één keer een komma zetten.

Ach piet! Over tien jaren slaat het om!

Dan rijmt men weer. Dan maakt men weer sonnetten.

Dan gaat het weer van póm de róm de róm.

"Wie een spiegel van de samenleving wenst, kan bij depoëzie maar moeilijk terecht. Althans sinds 1880.Daarvóór hadden we de zogenaamde domineedichters, die danwel geen allerindividueelste expressie van de allerindividueelsteemotie gaven, maar wel in dichtvorm allerlei toen actuele zakenbespraken: de aanleg van de Utrechtse waterleiding, hetspoorwegennet dat zich in rap tempo uitbreidde, de evolutietheorievan Darwin... Na de explosie van de Tachtigers kreeg de poëzieeen koppeling met gevoel, het 'taalkunstwerkwerk' dat los vanmaatschappelijke reflectie kwam te staan. Althans in de'officiële' poëzie, want mijn stelling is altijd dat hetcabaret de twintigste eeuwse variant van de domineespoëzie isgeworden. Als je iets wilt weten over de jaren twintig en dertig inNederland, moet je vooral niet Roland Holst of Bloem of Nijhofflezen, maar Speenhoff en Louis Davids.

"In het Nederland van na de Tweede Wereldoorlog is Annie M.G.Schmidt hiervan het prachtigste en overtuigendste bewijs. Met eenbeheersing, waar menig dichter echt jaloers op mag zijn, heeft zijhaar teksten voor cabaret geschreven. Daarin tref je deproblematiek aan die in de jaren vijftig en zestig de mensenbezighield: de woningnood, de emancipatie, het burgermansfatsoendat op de helling gaat. Plotseling blijken de mevrouwen en menerenneuroses bij zichzelf te ontdekken en en masse gezellig naar eenpsychiater te moeten.

"Maar wie teksten schrijft voor cabaret, hoe goed ook, botst metde regels van het literaire establishment. Speenhoff ondervond het:hoezeer hij ook zijn best deed als een 'echte' dichter door hetleven te gaan, onder andere door altijd zijn initialen tegebruiken, nooit zijn voornaam (hij heette niet Koos Speenhoff,maar J.H. Speenhoff, net zoals P.C. Boutens en J.H. Leopold), hijmocht er niet bij. Ook Annie M.G. Schmidt dankt haar officiëleroem in de eerste plaats aan het werk dat ze voor kinderen maakte,niet aan haar verzen voor volwassenen (dat ze door bijvoorbeeld DeFamilie Doorsnee beroemder was dan alle Vijftigers en Zestigers bijelkaar, is weer iets heel anders). Haar literaire ambities begonnenin de geest van de Tachtigers, waarvan je dan ook regelmatig echo'sin haar werk aantreft. Zoals in het prachtige en terecht inmiddelsberoemde gedicht 'Leeszaal', dat begint met de regels:

Ik ben een god in 't diepst van mijn gedachten,

maar in de bibliotheek een volontair

die hunk'rend op een baantje zit te wachten

en boeken uitleent met een zeker air.

"Diep in haar hart, denk ik, is zij altijd een volbloedromanticus geweest. Lees de gedichten er maar op na: altijd diebeschermende houding tegenover de zwakkere, de minder begaafde, hetlelijke eendje. En tegelijk is zij de sterke, de opstandige,rebellerende, anti-regelnever. Ik lees 'Een dichter' als eenverkapt zelfportret. Piet Pluimers is de romantische dichter, diezijn gevoelens op papier wil zetten, talent heeft voor metrum enrijm (een noodzaak voor wie voor cabaret schrijft!), maar de pechheeft in een tijd te leven dat dit allemaal niet langer in de modeis. Schmidt geeft hier - al heel vroeg, want het gedicht komt uiteen bundel van 1957 - forse kritiek op de Vijftigers.Waarschijnlijk niet eens op de echte Vijftigers, maar meer op aldie epigonen die plotseling ook gingen dichten in eenonbegrijpelijk en vormloos stameltaaltje. Het eerste 'echte'gedicht dat Piet Pluimers schrijft is een hele goede parodie op deliteraire mode van de zogenaamde experimentele poëzie en zelfsPaul Rodenko, de belangrijkste woordvoerder van de hele beweging,trapt erin. Het gedicht is al geslaagd zonder de twee laatstestrofen. Maar het slot geeft er nog eens een extra sublieme draaiaan: diep in Piet Pluimers zit de romantische dichter die bij eentraditie wil horen, die wil rijmen en een komma wil zetten. Met eenzelfbewuste, bijna hooghartige houding geeft ze een superieur slotaan haar gedicht: ben je mal, het is maar een mode-gril, neem hetallemaal niet zo serieus, binnenkort rijmt men weer. Zoals in veeldingen, heeft ze ook hierin gelijk gekregen.

"Annie M.G. Schmidt heeft altijd een ambivalente houdingtegenover de poëzie gehad en logisch: ze was zelf een dichter,maar mocht niet bij de club en als ze zou zijn uitgenodigd, dan hadze de invitatie waarschijnlijk afgeslagen. Vandaar ook haar 'Raad':neem nooit een dichter, m'n dochter...'."


Hans Bouman, literair journalist

Pum en Poem

Tante Truus is op visite. En tante Truus heeft twee meisjesmeegebracht.

Twee kleine meisjes. Ze heten Poem en Pum. En ze zijn nog nietzo groot als Jip en Janneke.

Wil je mijn pop zien? vraagt Janneke. En ze komt metPoppejans

aandragen.

En wil je mijn hondje zien? vraagt Jip. En hij sleurt Takkiedoor de kamer.

Maar Pum en Poem zijn zo vreselijk verlegen.

Ze zeggen niets.

En voor Takkie zijn ze een beetje bang.

Ga je mee in de tuin spelen? vraagt Janneke.

Maar ze zeggen niets.

Zal ik eens op mijn hoofd gaan staan? vraagt Jip. En hij gaat opzijn hoofd staan, tegen de piano.

Pum en Poem vinden het wel mooi. Maar ze zwijgen nog steeds.

Kunnen ze niet praten? vraagt Jip aan tante Truus.

Natuurlijk wel, zegt tante Truus. Maar ze moeten eerst eenbeetje wennen.

Een beer! roept Pum ineens.

Ja, een beer! zegt Poem.

En nu gaan ze praten. Ze vinden de beer zo mooi.

(...)

Zie je, zegt tante Truus. Het ijs is gebroken.

Wat voor ijs? vraagt Jip. Hij kijkt rond waar er ergens ijsis.

Dat noem je zo, zegt tante. Dat betekent dat ze niet meerverlegen

zijn.

En dan gaat tante weg. En Pum en Poem moeten mee. Ze willenniet. Ze willen in het wagentje blijven. En ze zetten een keel op.En ze willen ook de beer niet loslaten.

Weet je wat, zegt Jip. De beer mag een poosje met jullie mee.Die mag bij jullie logeren. Een week!

Dat vinden Pum en Poem erg heerlijk. En nu gaan ze braaf mee,met hun moeder.

Ze zullen Beer toch niet houden, hè? vraagt Jip angstig,als ze weg zijn.

Ik weet niet, zegt Janneke.

Dan roep ik de politie, zegt Jip boos.

Jongen toch, zegt moeder. Wat onaardig, het zijn zulke kleinemeisjes. Wees maar niet bang. We zullen ze weer op visite vragen devolgende week.

Dan vragen we ze mét de beer, hè?

Ja, met de beer.

En dan is Jip gerustgesteld.

"De Jip en Janneke-verhaaltjes zijn perfect voor een paarminuten voorlezen aan kinderen die zelf nog te klein zijn om tekunnen lezen. Door de index achterin het grote Jip en Janneke-boekkun je moeiteloos een verhaaltje voor elke gelegenheid uitzoeken.Ook op cassetteband doen ze het geweldig. Ze zijn ingesproken doorMieke Verstraete, een mevrouw met een bijzonder overtuigend AnnieM.G.-Schmidt-achtigestem. Bij lange autoritten werkt dat bijzondergoed tegen de verveling. Tenminste, de verveling van mijndochtertje.

"Zelf ben ik van de generatie die Annie M.G. Schmidt leerdekennen via 'Ja zuster, nee zuster' en de musicalliedjes uit dejaren zestig. Inmiddels is wel duidelijk dat daar veel belangrijkwerk met een lange adem bij zit, want je hoort het nog steeds. Erkomen zelfs nieuwe uitvoeringen bij. Hoe dan ook: de kinderboekenheb ik pas ontdekt toen ik zelf een dochter kreeg. Zo deden ook Jipen Janneke hun intrede in mijn belevingswereld.

"Ik vind het ongelofelijk knap hoe iemand met zulke karigemiddelen en eenvoudige woordkeus zo'n enorme rijkdom aan beeldenkan oproepen. En toch is het allerminst glad geschreven. Sterkernog, soms is het zo eigenzinnig dat het bijna geen Nederlands meeris. Zo staat in dit verhaaltje de wonderlijke zin: 'Dat vinden Pumen Poem erg heerlijk.' Tsja..."


Anneke van Dijk, muziekprogrammeur bij MuziekcentrumVredenburg; organisator van de Nacht van de Poëzie

Raad

Neem nooit een dichter, m'n dochter.

Zo een met een dichterskop,

zo eentje met lange haren,

zo een op een zolderkamer,

zo een wordt er ook met de jaren

niet monogamer op...

Wat jij in hem liefhebt, dochter,

staat al in zijn bundeltje Donkere sneeuw.

Daarin staat al het verhevene.

De rest krijg je 's morgens bij zevenen

thuis. Als een meeuw.

Neem liever de kruidenier, dochter.

Want alle tederheid die bij hem

uitstijgt boven de kersenjam

en boven de kleine zakjes blauw,

dochter, is altijd voor jou.

"Eerlijk gezegd heb ik niet bepaald een Annie M.G. Schmidt-jeugdgehad, want mijn ouders hadden nauwelijks tijd om te lezen, laatstaan voor telezen. Ik heb haar werk pas ontdekt toen ik al watouder was. Mijn meest indrukwekkende herinnering aan Annie M.G.Schmidt was haar optreden tijdens de Nacht van de Poezie in 1987.Ze was inderdaad de aardige oma die ik me voorstelde, maartegelijkertijd een bijzondere, geestige en scherpzinnige vrouw. Jemoet je voorstellen dat ze toen al flink op leeftijd en bijna blindwas. Op het toneel hadden we een tafel met aan weerszijden tweeenorme halogeenbakken, zodat ze haar tekst zo goed mogelijk zoukunnen voorlezen. Ze had een bril met een soort telescoopstukwaardoor ze nog iets kon zien, maar veel was dat niet.

"Badend in die zee van licht en gesouffleerd door Ed Leeflangheeft ze die avond voorgelezen. Toen ze met 'de spin Sebastiaan'begon, werden al die volwassenen in de zaal opeens weer kleinekinderen: er ging een soort fluisterende golf door de zaal,iedereen zat het zachtjes mee op te zeggen. Alleen al om die redenis het een favoriet van me. Annie sloot af met het gedicht 'Wat isdat nu, mevrouw van Gelder' (heeft u beren in de kelder?) Toen zagje dus twee volwassen mensen samen een voordracht afsluiten met hetnadoen van grommende beren: Grr... Grr...!

"Het gedicht 'Raad' spreekt me aan; ik ken intussen nogal watdichters en ik kan je zeggen: het vers is bepaald niet uit de luchtgegrepen. Maar als het om favoriete gedichten gaat dan kun je bijAnnie M.G. Schmidt wel doorgaan. Als je begint te lezen houd jeniet meer op!"


Inge Raadschelders, derdejaarsstudent Literaire Vorming aan deHKU

Floddertje

Daar stond nu een paars meisje op straat met naast zich een rooden blauw gevlekt hondje. Moeder dacht dat Floddertje nog altijd ophaar kamer zat. Toen er werd gebeld deed ze open en zag een agentop de stoep. Is dit misschien uw kind? vroeg de agent. Helemaalniet, zei moeder. Mijn kind zit boven opgesloten. Mijn kind is nietpaars. Wat u daar hebt is een afgekloven pruimenpit.

"Het bovenstaande fragment komt uit mijn favorieteFloddertje-verhaal; ik geloof dat mijn moeder het me wel duizendkeer heeft moeten voorlezen. De kinderverhalen van Annie M.G.Schmidt zijn erg gaaf. Ze zitten goed elkaar en er spreekt liefdevoor kinderen uit. De grote mensen zijn standaardpersonages, maardat wordt dan ook weer doorbroken, zoals mama die haar kind opeenseen afgekloven pruimenpit noemt. Het wereldbeeld in de verhalen isgezellig, vrij, en bijzonder pro-kind.

"Daarom zijn ze ook goed te gebruiken bij het lesgeven aankinderen; ik loop nu stage op een school in Amsterdam en ik maakveel gebruik van Annie M.G. Schmidt. Ik lees een verhaaltje of eengedicht voor en praat met de kinderen over hun eigen ervaringen: ofze zelf wel eens zoiets hebben meegemaakt, wat ze er van vinden...Naar aanleiding daarvan gaan ze dan zelf weer verhalen of gedichtenschrijven."


Valentijn Karemaker (9 jaar) uit groep 7 van Daltonschool DeTwijn

De brievenbus wou niet meer

Er was 's een brievenbus, die op een pleintje stond,

een mooie rooie brievenbus; hij had een open mond,

daar gingen alle brieven in, de hele dag maar door

en nu en dan kwam er een man van 't grote postkantoor,

die haalde dan de brieven uit die brievenbus z'n buik,

en deed ze in een grote zak. O, jongens, 't ging zo puik.

Maar gisteren zei die brievenbus: Nou wil ik het niet meer,

ik heb er schoon genoeg van, leg de brieven daar maar neer.

Hij deed z'n mond dicht met een klap en deed 'm niet meeropen

en alle mensen kwamen daar met brieven aangelopen,

ze riepen: Kijk, de bus is dicht, hoe komt dat nou, zeg hee!

Hee, doe je mond 'ns open! Maar de brievenbus zei: nee.

Toen kwam de directeur, de directeur van 't postkantoor,

die kwam al met een hamer en een beitel en een boor,

maar wat hij ook probeerde, het hielp allemaal geen steek,

de brievenbus bleef dicht en werd alleen een beetje bleek.

Maar toen kwam kleine Petertje en zei: O, asjeblief,

doe nou je mond eens open, want ik heb zo'n mooie brief!

En als je 't niet voor mij doet, doe het dan voor deze dame!

En toen begon de brievenbus zich vreselijk te schamen.

Hij werd nog roder dan tevoor, en riep: Pardon, pardon...

hij deed zijn mond wijd open, zeg, zo wijd als hij maar kon.

De mensen dansten om hem heen, en al die mensen zeien:

Jij bent de beste brievenbus van heel de posterijen.

"Ik vind heel veel gedichtjes van Annie M.G. Schmidt leuk, maarik weetniet hoe ze allemaal heten. Ik ken er ook veel als liedjes,want ik luister veel naar V.O.F. de Kunst en die zingen ze ook. Hetgedicht over de brievenbus vind ik het leukst, omdat het eigenlijkhelemaal niet kan

dat een brievenbus geen zin meer heeft om brieven in zich telaten doen. Dat vind ik heel grappig, want het kan alleen in eenverhaal."


Laurens Beijer (10 jaar) uit groep 7 van Daltonschool DeTwijn

Ik ben lekker stout

Ik wil niet meer, ik wil niet meer!

Ik wil geen handjes geven!

Ik wil niet zeggen elke keer:

Jawel mevrouw, jawel meneer...

nee, nooit meer in m'n leven!

Ik hou m'n handjes op m'n rug

en ik zeg lekker niks terug!

Ik wil geen vieze havermout,

ik wil geen tandjes poetsen!

'k Wil lekker knoeien met het zout,

ik wil niet aardig zijn, maar stout

en van de leuning roetsen

en schipbreuk spelen in de teil

en ik wil spugen op het zeil!

En heel hard stampen in een plas

en dan m'n tong uitsteken

en morsen op m'n nieuwe jas

en ik wil overmorgen pas

weer met twee woorden spreken!

En ik wil alles wat niet mag,

de hele dag, de hele dag!

En ik wil op de kanapee

met hele vuile schoenen

en ik wil aldoor gillen: Nee!

En ik wil met de melkboer mee

en dan het paardje zoenen.

En dat is alles wat ik wil

en als ze kwaad zijn zeg ik: Bil!

"Ik heb ook een hoop gedichten van Annie M.G. Schmidt gehoord engelezen. Deze vind ik het leukst, omdat het jongetje in dit gedichtallemaal ondeugende dingen doet die je helemaal niet mag doen. Enhij wil geen dingen meer doen die hem worden opgelegd. Het isnatuurlijk maar fantasie, maar ik vind het heel herkenbaar. Ik vindook leuk dat het rijmt, maar toch grappig is."

Tekst: Ingmar Heytze

25 Jaar in dienst bij MSFU Sams: 'Wie aan boeken denkt, denkt aan Willy'

25 Jaar in dienst bij MSFU Sams: 'Wie aan boeken denkt, denktaan Willy'

"Mijn beginperiode bij Sams was precies in de linkse periode vanbezettingen en demonstraties", aldus Willy. "Studenten waren in dietijd druk bezig alle heilige huisjes omver te trappen. Wij tiktenhun vluchtschriften uit en hielpen ze met stencillen." Ze herinnertzich nog goed de keer dat het faculteitsbureau door studenten bezetwas. "Toen ik 's ochtends aankwam was het hele kantoor besmeurd metverf. Ze waren wel zo vriendelijk dat van tevoren even tegen mij tevertellen. Wat een bende was dat."

Ondanks sommige onaangename verrassingen kijkt ze met veelgenoegen terug op deze tijd. "Elke dag gebeurde er wel ietsonverwachts, je hoefde je geen moment te vervelen." Willy zat indie tijd zelf ook in allerlei besturen en liep veel vergaderingenaf. "Ik zat helemaal in het sfeertje van de studenten en kon me ooklevendig in denken waarom ze 'aksie' voerden. Wanneer ik nietachter hun zaak had gestaan, had ik ook niet zo actief mee kunnenhelpen."

Willy kan zich niet voorstellen dat studenten tegenwoordig nogzulke acties op touw zouden zetten om hun idealen te bereiken. "Inde jaren zeventig hadden studenten nog iets om voor te vechten.Tegenwoordig zijn ze voorzien van alle mogelijke faciliteiten",zegt Willy. "Je ziet af en toe nog wel studenten die een pogingdoen een reactie uit te lokken, maar dat gebeurt ook niet meergeregeld. Er is niet veel meer over om voor te vechten."

Af en toe vond ze dat de studenten iets te radicaal te werkgingen. "Concequentie van die radicale acties was ook dat desubsidiekraan op een gegeven moment werd dichtgedraaid." Dat washet moment waarop MFSU besloot een neutralere positie aan te nemen."We stencilden nog wel voor de studenten, maar wel onder hun eigenverantwoordelijkheid."

Koukleumen

Vanaf 1975 krijgt Sams er naast het secretariële werk eenextra taak bij: de vereniging gaat boeken en dictatenverkopen,omdat de studie geneeskunde zo duur is. "We kregen vanstudenten veel klachten over de dure boeken en microscopen, die zetoentertijd nog zelf aan moesten schaffen. Het idee was datstudenten bij ons hun boeken konden kopen met een korting van tienprocent. Het winkeltje is dus eigenlijk tot stand gekomen door eenidealistische inslag. Binnen de kortste keren kochten allestudenten hun boeken bij ons. Het winkeltje bevond zich toen nogaan de Catharijnesingel.

"Het was vaak een bende. Studenten zaten over de hele stadverspreid en alle vakgroepen hadden hun eigen dictaten. Ik ben blijdat tegenwoordig alle materialen binnen de faculteit Geneeskundedoor het winkeltje verkocht worden, dat scheelt een hoopuitzoekerij." Het aanbod in Willy's winkeltje is in de loop derjaren steeds meer uitgebreid en studenten kunnen er nu alles kopenwat ze voor hun studie nodig hebben.

Het is niet altijd even druk geweest in Willy's Winkeltje."Nadat de studie geneeskunde naar de Uithof verhuisde hebben wijnog een tijdje met onze winkel aan de Hamburgerstraat gezeten. Jezat dan echt de hele dag niets te doen, behalve in de pauzes van destudenten. Dan stonden er opeens rijen voor de deur die tot aan deoverkant van de straat doorgingen. In de zomer was dat nog nietzo'n probleem, in de winter werd het voor de studenten vervelender.Dan stonden ze een uur in de kou te kleumen."

Gelukkig kwam er in 1991 in het AZU een ruimte vrij die geschiktwas om te functioneren als Willy's winkeltje. Willy greep deze kansmet beiden handen aan. "Sindsdien is het drukker dan ooit", zegtze, terwijl ze knikkend gebaart naar de lege dozen en stapelsboeken die op de grond staan. "Studenten kunnen nu de hele dagbinnenlopen, en dat doen ze ook. Twee dagen per week is eigenlijkniet meer genoeg voor de stroom studenten die hier binnenkomt. Ikkan het nu ook echt niet meer in mijn eentje af."

Net op dat moment komt haar 'hulpje' Lonneke binnenstappen. Bijbinnenkomst roept ze dat 'het niet zo'n grote chaos is als hetlijkt'. "Eigenlijk is alles hier erg georganiseerd, ook al lijkthet op het eerste gezicht misschien niet zo." Elk jaar krijgt dewinkel vanuit het bestuur van de MFSU twee dagen per week eenwerknemer aangeboden.

"Sinds twee weken ben ik commissaris reductiebureau binnen hetMFSU, en bij die funcie hoort twee dagen werken in Willy'sWinkeltje", vertelt Lonneke met een tevreden gezicht. "Ik vind hetontzettend leuk om hier te werken. Ik ben zelf derdejaarsgeneeskunde, dus de hele dag lopen er bekenden binnen die even eenbabbeltje komen maken. Het is bovendien erg gezellig om met Willysamen te werken."

Praatje

Maar wat vindt Willy zelf het leuke aan haar vak?"Het contactmet de studenten. Als onzekere eerstejaars zie je ze binnenkomen,en in de tijd daarna zie je ze als het ware opbloeien. Je ziet zevaak genoeg om ze een beetje te leren kennen. Jaren later kom je zeplotseling tegen als keurige huisarts. Dat is heel apart."

Niet alle hoogleraren kunnen zich Willy even goed herinneren.Prof.dr. J.C. Clevers, klinisch immunoloog, weet wel dat er in dejaren zeventig een winkeltje was waar je boeken kon komen, maar wiedaar in stond? "Ik studeerde biologie en deed daarnaastgeneeskunde. Ik mag dit eigenlijk niet zeggen, maar ik kocht nietal te vaak boeken." Prof.dr. J.K. Buitelaar van kinder- enjeugdpsychiatrie weet nog wel dat hij zijn boeken in hetMSFU-winkeltje haalde. "Ik herinner me het als een erg rommelighokje, waar je kwam om te stencillen. Ja, eigenlijk was het meereen stencilcentrale dan een boekwinkel."

Studenten vallen tegenwoordig vaak even het winkeltje binnen omeen praatje te maken. "In principe moeten ze eens in de tweemaanden in de winkel komen om nieuwe boeken of dictaten te kopen,maar eigenlijk zie je ze allemaal veel vaker", zegt Willy. "Ik kennatuurlijk niet van iedereen de naam, maar van gezicht ken ik zebijna allemaal. Ik zeg wel eens voor de grap dat ze een naambordjeop moeten hangen om het onthouden wat makkelijker te maken."

Ze vertelt dat er af en toe ook oud-studenten langs komen om tevertellen wat ze nu doen, of om hun kinderen aan haar te latenzien. "Ik vind het erg leuk om te zien wat er van hen geworden isin al die jaren. Het is steeds gezellig weer even bijpraten."

Onder de huidige studenten is Willy een bekend fenomeen."Iedereen hier op de faculteit kent Willy. Ze is erg aardig enstraalt dat ook uit. Wanneer ik aan boeken denk, denk ik aanWilly", aldus Arjan, eerstejaars geneeskunde. Marcel is derdejaarsen kent Willy dus al iets langer. "Ze heeft echt hart voor destudenten en je kunt met alles bij haar terecht, ook als je geenboeken nodig hebt."

Dat Willy bekend is merkte ze laatst ook toen ze in dedierentuin in Antwerpen rondslenterde met man en kind. "Op eengegeven moment hoorden we een luid 'hé Willy!'. Bleek er eenhele groep geneeskundestudenten achter ons te lopen."

Fleur Baxmeier

Allochtonenproject UU van start

"De USbelangrijkste reden om meer allochtone medewerkers aan testellen, is dat het percentage aan de UU veel te laag is voor degrootste werkgever van de provincie", zegt Peter Blok. Metéén procent allochtone werknemers voldoet de universiteitbij lange na niet aan de norm die de overheid stelt. Die ligttussen de vijf en zeven procent. "We hebben wettelijk de plichthier iets aan te doen." Voor het project heeft Topselect twee tonvan het college van bestuur gekregen.

Opleidingstraject

Op de vraag of tien allochtonen niet erg weinig is, antwoordtPeter Blok, dat dit natuurlijk nog maar een begin is. "Ik benaangenomen om concreet aan de slag te gaan. Slaag ik erin om dietien te plaatsen, dan komt er natuurlijk na dit jaar een vervolg.Je moet het als een pilot zien. De eerste van de tien is inmiddelsaan de slag als medewerkster bij de afdeling Archief enRegistratuur van de Bestuursdienst."

Op dit moment is er een grote vraag naar administratiefpersoneel. Daarom wil de universiteit een specifiekallochtonen-opleidingstraject opzetten in samenwerking met deVrouwenvakschool 'Alida de Jong'. Het ligt in de bedoeling eensecretaresse-opleiding te starten van een half jaar. De cursistenkrijgen na afloop een baan bij de universiteit, met uitzicht op eenvaste aanstelling. Wanneer de faculteiten meedoen krijgen ze eengoed-opgeleide secretaresse, want de cursisten moeten wel aankwaliteitscriteria voldoen.

"Wanneer die secretaresse binnen is ben je er nog niet',vervolgt Blok. "Er kunnen allerlei interculturele problemenontstaan. De valkuil waar Nederlanders nogal eens intrappen is omheel erg aardig te zijn voor een allochtoon, en te zeggen dat hetzo knap is wat hij gedaan heeft, terwijl iemand gewoon zijn werkdoet. In de lunchpauze gaan de gesprekken in de derde versnelling.Als allochtoon val je dan snel buiten de boot. Binnenhalen is duséén, maar begeleiden is minstens zo belangrijk. Het zougoed zijn als er een mentorschap van een half jaar aan wordtverbonden. Je moet alleen oppassen dat allochtonen niet in eenuitzonderingspositie terechtkomen. Als het goed gaat, moet iemandniet doodgeknuffeld worden.

"In de secretaresse-opleiding wordt ook aandacht besteed aan deNederlandse gewoonten. De cursisten worden ervan doordrongen, datze zich moeten aanpassen aan de cultuur waarin ze terecht komen. Jekunt mensen gevoelig maken voor cultuurverschillen, zonder het teproblematiseren."

Premiejagen

"Niet alleen de wettelijke norm is de drijfveer", zegt Blok."Ook vanuit eigenbelang moet de universiteit meer allochtonen indienst nemen. Over een paar jaar bestaat veertig tot vijftigprocent van de jongeren in de grote steden uit allochtonen. Wanneerdie jongeren gaan studeren, moeten ze zich met de universiteitkunnen identificeren, zich in de cultuur thuisvoelen en zichbegrepen voelen. Daarom moet het personeel een afspiegeling zijnvan onze samenleving.

"Daarnaast voeren de universiteiten strijd, om in het algemeenmeer studenten binnen te halen. Dus ook vanuit hetconcurrentie-oogpunt moeten we de slag maken. De universiteit is nueen wit bolwerk, waar je zonder sociale netwerken of natuurlijkebanden niet snel tussenkomt. De meeste allochtonen hebben geen oomsen tantes op de universiteit. En netwerken blijken juist een groterol te spelen voor werkzoekende allochtonen. We zullen dus andersmoeten gaan werven, om als werkgever aantrekkelijk te worden. Eenadvertentie in de krant zetten werkt niet voor deze doelgroep.

"Daarom geven we vanaf nu iedere universitaire werknemer vanallochtone afkomst, een premie van duizend gulden, wanneer hij eenallochtone kandidaat voordraagt die geschikt is voor een baan bijde universiteit. Op die manier ontstaat het netwerk vanzelf. En jebent als werkgever goedkoper uit dan met een advertentie in deVolkskrant."

Of het project kans van slagen heeft hangt af van de vraag of deplannen echt worden ingebed in de organisatie. Blok wil reëelblijven en kijken aan welke banen behoefte is. "De secretaresseszijn een goed begin, omdat er een groot tekort aan is. Maar wemoeten op termijn ook de hogere functies, zoals die van docenten enhoogleraren kunnen vervullen.

"Wat ik doe als ik er geen tien kan plaatsen in een jaar? Tja,dan ben ik intens verdrietig en zal ik me afvragen waarom het ismislukt. Wanneer ik bijvoorbeeld geen respons krijg van defaculteiten, dan wil de universiteit kennelijk niet en kunnen webeter stoppen. Maar hier ga ik niet vanuit. Misschien krijgen we deschoolklas niet vol en moeten we iets aan ons imago doen. Maar alsje niet iets extra doet, dan doorbreek je het nooit. Deuniversiteit is nu een grijze pakkencultuur..........kijk maar naarmij."

Janny Ruardy


Premie

Iedere UU-medewerker van allochtone afkomst, kan aanspraak makenop een premie van duizend gulden als hij of zij een allochtonekandidaat voordraagt die een baan krijgt bij de UU.Geïnteresseerden kunnen contact opnemen met Topselect, PeterBlok, 2533033/3815. E-mail: P.Blok@topselect.uu.nl