Achtergrond

Van der Ploeg wil het volk via Internet het museum inlokken

Van der Ploeg wil het volk via Internet het museuminlokken

Van 21 tot en met 23 oktober wordt in Utrecht een congresgehouden over het digitaliseren van het Europees Cultureel Erfgoed.Het congres is georganiseerd door het Instituut voorInformatiewetenschappen van de Universiteit Utrecht samen met deUniversiteitsbibliotheek. Verantwoordelijk bewindsman voor dedigitalisering van het cultureel erfgoed is staatssecretaris Rickvan der Ploeg. Hij is een groot voorstander van cultuurverbreidingonder het volk. Zo suggereerde hij onlangs nog om meesterwerken dietoch maar in museumdepots lagen op Schiphol, stations of op anderedrukke plaatsen te hangen, zodat een groot publiek ervan kangenieten. Naar aanleiding van het congres sprak het U-blad met destaatssecretaris.

"Ik ben een groot voorstander van digitaliseringsprojecten. Ikkijk dan naar de projecten die al lopen: zo zijn we bezig met hetdigitaliseren van ons omvangrijke audio-visuele archief, wat hardnodig is, omdat films en foto's onherroepelijk verloren zoudengaan. We hebben een programma om museumstukken te digitaliseren,bedoeld voor het onderwijs, maar ook om een nieuw publiek tetrekken, jongeren vooral. De bedoeling is dat ze via Internetkennis kunnen maken met de collecties, en dat ze daardoor zogeprikkeld worden dat ze uiteindelijk naar het museum zelf gaan. Dekomende jaren willen we ook een grote inspanning leveren in hetdigitaliseren van archieven. Archieven worden nog steeds gezien alseen beetje duffe instellingen, maar ontsluiting in gedigitaliseerdevorm zal daar verandering in brengen, zoals proefprojecten alhebben laten zien.

"Veel van onze museumschatten blijven verborgen. Dat wil ikveranderen. Onder andere door het bevorderen van uitwisselingtussen musea en door het tonen van kunst op publieke plekken; denkaan vliegvelden, ziekenhuizen of scholen. Daarnaast denk ik dat wemoeten proberen om de verborgen schatten beschikbaar te stellen viaInternet. Niet alleen om die vast te leggen voor toekomstigegeneraties, maar ook om er achtergrondinformatie over te geven,voor onderwijsdoeleinden bijvoorbeeld.

"Gedigitaliseerde informatie is natuurlijk niet the real thing .Je moet digitale informatie dan ook benutten voor doeleinden die jein het museum zelf niet hebt. Dus voor schoolprojecten of vooronderzoek. Of waarom niet voor kunstenaars die metpaintbox-programma's collages maken van de zonnebloemen van VanGogh, gecombineerd met wat meer prikkelende fragmenten van JeffKoons. Daar kun je om lachen, maar ik kan me voorstellen dat debits and bytes zelfs nieuwe kunstvormen voortbrengen, die een nieuwjong publiek trekken, dat daardoor zo enthousiast wordt dat ze naarhet museum gaan om het werk in het echt te zien.

"Universiteiten en wetenschappelijke bibliotheken zijn verdermet digitalisering dan musea en archieven. Dat heeft denk ik temaken met cultuur. Voordat ik in de politiek ging ben ik vijftienjaar hoogleraar economie geweest. Dankzij Internet werkte ik metsommige collega's in Amerika en Engeland meer samen dan met sommigecollega's in Nederland. Dat global-village-gevoel is in de museum-en archiefwereld minder doorgedrongen. Digitaliseringsprogramma'szijn ook vrij duur voor musea en archieven. Een groot probleem isook de standaardisering, verschillende instituten gebruiken even zoveel verschillende systemen. In het buitenland zie je hetzelfde.Dat is in mijn ogen dan ook een van de belangrijkstediscussiepunten van dit moment: hebben we een common standard nodigen hoe kunnen we verschillende standards met elkaar latencommuniceren?

"Binnen de culturele wereld zelf is het onderwerp ook nogcontroversieel. Uit die pot voor culturele voorzieningen wil dezakelijk manager misschien een bedrag claimen voor onderzoek eneducatie, terwijl de conservator geld wil hebben voor restauratieof aankoop. Nu komt er een extra claim bij voordigitaliseringsprogramma's. Ik denk dat alles tegelijk nodig is.Hoewel anderzijds: we moeten niet 'lles willen digitaliseren, datzou een grote vergissing zijn. We moeten selecteren en rekeninghouden met de doelen die we voor ogen hebben. We moeten allereerstfocussen op de belangrijkste onderdelen die een instelling bezit,en op vriendelijke, laagdrempelige interfaces, zodat het goedwerkt. Dan houden we ook nog geld over voor andere claims op defondsen.

Authenticiteit

"Vergeleken met andere landen loopt Nederland achter met detoepassing van informatietechnologie in de culturele sector. In hetrapport `Alles uit de kast' is berekend dat er 150 miljoen guldennodig zou zijn om dat in te halen. Dat te financieren is natuurlijkeen groot probleem. Daarnaast zijn er nog de financiëleconsequenties van copyright en dergelijke. Als staatssecretaris zouik graag geldbeschikbaar willen stellen om die achterstand in tehalen. Maar ik denk dat de instellingen zelf ook prioriteiten indie richting moeten stellen en er geld voor opzij moeten leggen,sponsoren zoeken en wellicht een vergoeding voor het digitaliserenmoeten inbouwen in de tarieven.

"Veel van ons cultureel erfgoed overstijgt het nationalebelang. Internationale samenwerking acht ik daarom van vitaalbelang. We zien dat overigens al, dat onze belangrijke museasamenwerken met hun collega's in Parijs of New York. Dat zounatuurlijk ook op digitaliseringsgebied kunnen. Dat is juist hetmooie van de digitale wereld: die kent geen grenzen, het is echteen global activity. Cultuurschatten kunnen voor iedereen in dewereld toegankelijk worden. Het is echt te gek voor woorden alsiedere instelling zijn eigen weg gaat zoeken in deze wereld. Daarligt een rol voor de Europese Commissie; die heeft trouwens al eenaantal van dit soort projecten gefinancierd.

"We willen die digitalisering allemaal heel graag. Maar hetgenereert ook een aantal problemen, waarvoor we nog nieteen-twee-drie een oplossing hebben. Zoals het probleem van deprivacy-gevoeligheid van gegevens, of het probleem van decopyrights: wie is eigenaar van de cultuur en wie ontvangt devergoedingen daarvoor? Zelf zou ik het graag zo vrij en gratismogelijk willen maken op Internet. Dan heb je de meeste kans ommensen te bereiken en uiteindelijk tot the real thing te verleiden.Nog ernstiger is denk ik het probleem van misbruik. Eenmaalgedigitaliseerd is het vrij makkelijk om bijvoorbeeld een originelefoto te manipuleren en er iets anders van te maken. Het wordt danheel moeilijk om uit te maken wat het origineel is. Overauthenticiteit en autorisatie van het origineel moet nog heel goednagedacht worden."

Kees Volkers


Alles uit de kast

Digitalisering is van groot belang voor de hele culturelesector, alsmede voor onderzoek en onderwijs in Nederland, vindt ookprof.dr. Jurgen van den Berg van het Instituut voorInformatiewetenschappen van de Universiteit Utrecht. Van den Bergis mede-auteur van het rapport `Alles uit de kast' dat vorig jaaroktober aan de minister is aangeboden. Het rapport maakte gewag vaneen grote achterstand in het digitaliseren van het Nederlandsecultureel erfgoed. Minimaal 100 miljoen gulden is nodig om deachterstand niet verder op te laten lopen, 150 miljoen als we deachterstand in willen halen, aldus het rapport.

Volgens Van den Berg is er na het verschijnen van het rapportvoorlopigvier miljoen gulden door de overheid beschikbaar gesteld.Dat is bestemd voor een bureau Digitaal Erfgoed Nederland (DEN) dathet digitaliseringsprogramma moet gaan leiden. "Een beginnetje",reageert Van den Berg desgevraagd. Maar hij heeft goede hoop opmeer. "Ik ben er van overtuigd dat Van der Ploeg het geld graag zouwillen geven. En het `klimaat' is nu ook gunstig. In dewandelgangen wordt gefluisterd dat die 150 miljoen erwaarschijnlijk komt. Het zijn nog geruchten, maar wel hele sterkegeruchten."

Serie Onderwijs Anders: Software maken doe je niet alleen

Het Software Project lijkt op een stage, maar is het niet. Ineen periode van vier maanden werken studenten, gewoon op defaculteit, met medestudenten, aan software voor bedrijven. Eens inde week wordt er vergaderd in het bijzijn van de begeleidendedocent, maar nagenoeg alles wordt aan de studenten zelfovergelaten. Volgens Lex Bijlsma, coördinator van het project,maakt het veel uit dat de opdracht voor een echt bedrijf wordtgemaakt. "Het motiveert de studenten als ze iets maken dat echtgebruikt kan gaan worden. Het is natuurlijk veel interessanter daneen simulatiespel waarin de docent een valse snor opplakt, zegt dathij de opdrachtgever is en na afloop enkel een cijfer geeft. Hetwerk dat ze doen voor het Software Project is echt nuttig."

De bedrijven die meedoen aan het Software Project zijn onderandere de Technische Universiteit Delft, het NIBUD, het KNMI, hetAZU en ORTEC Consultancies. Deze zijn benaderd door Bijlsma. Hijkijkt of de bedrijven in de buurt van Utrecht liggen en of deopdrachten die zij bieden wel haalbaar zijn. "Die opdrachten zijnvaak pilot-projecten of plannen waar ze zelf geen tijd voor hebben.Dus als ze iets willen uittesten, is het Software Project eenuitstekende optie. Het is namelijk gratis. Bedrijven hoeven nietsmeer te betalen dan de tijd die ze in de begeleiding van destudenten steken. En daar krijgen ze, als het goed is, softwarevoor terug."

'Headinjury'-protocol

Het Software Project loopt al een aantal jaren en krijgt zeerpositieve reacties, zowel van studenten als van de deelnemendebedrijven. Vorig jaar heeft een groepje bijvoorbeeld een succesvolprogramma geschreven voor het AZU. Het ging om eenheadinjury-protocol. Dat is een checklist aan de hand waarvanhersenletsel in de gaten wordt gehouden. Een patiënt methersenletsel wordt op bepaalde momenten door zijn artsgecontroleerd. Daarbij moet op verschillende dingen gelet worden.Die dingen zaten tot voor kort allemaal in het hoofd van de arts.Studenten Informatica ontwierpen eenprogramma waarbij die checklistin de computer zit en puntje voor puntje kan worden afgewerkt. Ditprogramma wordt nu in het AZU gebruikt.

Lennart Swart, derdejaars Informatica, heeft vorig jaar metnegen anderen software gemaakt voor het KNMI. Daar hadden ze eenprogramma nodig dat een overzicht kon geven van alle gebruiktecomputerruimte. Dagelijks komen er bij het KNMI nieuwe gegevensbinnen over hoe lang de medewerkers hun computer en het netwerkgebruiken. Maar die gegevens werden weergegeven in onleesbaretabellen. De opdracht was een systeem te ontwerpen waarmee die ruwegegevens overzichtelijk in tabellen en grafieken konden wordenomgezet. Dat is gelukt. "Nou ja... het ging wel aardig", verbetertLennart Swart. "Sommige taken bleken onderschat, die zijn dan ookminder mooi geworden dan we dachten."

De KNMI-projectgroep werd bij de start van het Software Projectin vier groepen verdeeld. Een groep zorgde ervoor dat de gegevensgoed binnenkwamen, een andere was verantwoordelijk voor de mooiegrafieken, de derde voor de database en de laatste voor hetoverzicht. Vooral het samenwerken vonden de meesten lastig. "Metz'n tweeën werken we aan een onderdeel, waar je ook dingenvoor in je eentje thuis kon doen", zegt Lennart. "Het probleem wasdat mensen van andere groepjes hun werk niet afhadden. Of het bijnaafhadden, en dat vier maanden lang. Dan kan een ander groepje dusniet verder. Ik denk dat tien man voor één project ookgewoon teveel is. Als iemand iets niet af heeft, zitten er gelijknegen te wachten en die kunnen dan weer niet verder met hun eigenwerk. Ook ben je met tien man de helft van de tijd bezig metoverleggen. Zo hebben we heftige discussies gevoerd over de vraagwat mooie, overzichtelijke grafieken zijn. Iedereen heeft daarnamelijk een eigen idee over. Als mensen binnen een bedrijf samensoftware maken, doen ze dat meestal maar met z'n vieren. Dat lijktme veel handiger."

Enquête

Het KNMI begeleidde de groep nauwelijks, dat was ook debedoeling van het project. De studenten moesten leren door vallenen opstaan. "Ze hebben ons wel goed gesteund", vertelt Lennart."Het helpt als je af en toe van je opdrachtgever hoort dat je hetgoed doet." Het KNMI was heel tevreden met de software die detweedejaars Informatica hebben gemaakt. Zo tevreden zelfs, dat zezich dit jaar graag aanbevolen hielden voor nog een project. "Voorhetzelfde geld zijn bedrijven niet tevreden", zegt Bijlsma. "Erzijn ook projecten die mislukken in die zin dat een bedrijf er tochniet veel aan heeft. Dat betekent nog niet dat een groep studentenin onze ogen gefaald heeft. Het gaat er tenslotte om dat ze er ietsvan leren. Er zitten nou eenmaalprojecten bij die standaard zijn enprojecten die een iets experimentelere aanpak eisen."

Na afloop van het Software Project vorig jaar werd eenenquête gehouden onder studenten. Ze konden het projectwaarderen op een schaal van één tot vijf. Alle studentendie de enquête invulden gaven het project een vijf. Bij geenander vak oordeelde men zo positief. "Dat is voor ons een teken dathet de goede vorm is", zegt Bijlsma. "Althans voor dit doel. Ookdocenten vinden om de groepen van het Software Project tebegeleiden, is nooit moeilijk."

Studenten vinden vooral dat ze veel leren. Lennart: "Wat ikgeleerd heb is dat je altijd eerst goed moet bedenken wat je gaatdoen, voordat je iets gaat doen. In het begin van het projecthadden we daar twee workshops over gehad. En daar zeiden ze welallemaal verstandige dingen over plannen en samenwerken, maar inons groepje hadden we het na vijf weken wel gehad met dat plannen.Uiteindelijk kom je er dan toch achter dat het beter is om eerst tedenken en dan te doen."

Dit schooljaar zal het project de laatste twee blokken wordengegeven. Dan wagen zo'n honderd tweedejaars zich weer aan dezepraktijkgerichte vorm van onderwijs. Onder de bedrijven heeft zichnet ook Gategame.com aangemeld, een bedrijf dat spelletjes opInternet verzorgt. "De bedrijven komen zo in aanraking met destudenten en een voordeel is dat daar soms ook goede stageplaatsenuitrollen", zegt Bijlsma. "Als het project de student aanspreekt,zijn er bedrijven die ook wel iets vergelijkbaars, maar moeilijkerte doen hebben. Dan is al snel een externe afstudeeropdrachtbinnen."

Joyce Vanhommerig

Waarom slangen een gespleten tong hebben

Vijf jaar geleden gaf bioloog Kurt Schwenk in het blad Scienceantwoord op de tot dan toe onbeantwoorde vraag hoe het komt datslangen een gespleten tong hebben. Bekend was dat slangen met huntong geursignalen van een potentiële prooi van de grondoppikken en die naar een reukorgaan in het verhemeltetransporteren. Schwenk toonde nu aan dat dat mechanisme alleenwerkt als de geur op twee plaatsen tegelijk wordt verzameld.Slangen ruiken als het ware in stereo en kunnen daarom nietoverleven zonder gespleten tong, aldus de uitleg van Schwenk.

Met zijn verklaring voor de gevorkte slangentong zadelde deonderzoeker de filosofie op met een levensgroot probleem. Inmeerderheid vinden filosofen namelijk dat een verklaring causaalmoet zijn en dus moet uitleggen hoe een verschijnsel is ontstaan,en dat deed Schwenk niet. Sommigen filosofen wezen zijn functioneleverklaring (als een slang geen gespleten tong had, zouden slangenhun prooi niet vinden) dan ook van de hand omdat die volgens henniets toevoegt aan de constatering dat slangen hun tong gebruikenom prooien te volgen. Anderen stelden dat de Duitse bioloogeigenlijk in het kort uitlegde hoe de gespleten tong in de loop vande evolutie was ontstaan en dat hij dus wel degelijk een causaleverklaring gaf.

In zijn proefschrift Explanation without a cause noemt Woutersbeide standpunten onjuist. Schwenk gaat niet in op deevolutiegeschiedenis, maar toch snijdt zijn verklaring hout. Defilosofen in kwestie zien namelijk over het hoofd dat de redeneringdat slangen zonder gespleten tong een veel minder groteoverlevingskans hebben, iets zegt over het verband tussen de manierwaarop de tong gebouwd is en de manier waarop de tong gebruiktwordt: de tong kan alleen gebruikt worden om prooien te volgen alsdeze gevorkt is.

Een dergelijke functionele verklaring laat weliswaar niet zienhoe een verschijnsel is ontstaan, maar geeft wel inzicht in demanier waarop de verschillende onderdelen en gedragingen van eenorganisme van elkaar afhankelijk zijn. Volgens Wouters, die op 3november op zijn onderzoek promoveert, is het onzin om te bewerendat dit soort verklaringen, die inbiologische kringen zeer gangbaarzijn, minder kracht zouden hebben dan de causale verklaringenwaarop veel filosofen zo dol zijn.

Erik Hardeman

Openbaar vervoer in Dakar onvoldoende

Dat concludeert promovendus Cissé Kane uit een onderzoekonder 470 jongeren in Dakar. Volgens Kane, die op 29 oktober inUtrecht promoveert, wordt bij de inrichting van het openbaarvervoer in Dakar vooral rekening gehouden met de behoefte van deinwoners om van en naar het werk of naar school te reizen. Ook demoderne uitgaanscentra zijn goed bereikbaar, maar dat geldt, zobleek uit de gesprekken, in veel mindere mate voor de sport- enreligieuze verenigingen waarvan veel jongeren lid zijn.

Kane pleit in zijn proefschrift voor een grondige analyse van demobiliteitsbehoefte in zijn woonplaats. Die analyse moet leiden totingrepen om de witte plekken in het transportsysteem op te vullen.Als dat niet gebeurt dreigen verenigings- en andere activiteitendie op dit moment voor sociale cohesie onder de bevolking zorgen,nog meer onder druk komen te staan dan door de groeiende welvaarttoch al gebeurt. Een onvoldoende doordacht vervoersbeleid draagtvolgens Kane in niet geringe mate bij aan de ontwikkeling vananonieme grote steden waar gevoelens van onveiligheid eneenzaamheid de overhand krijgen en waar het geweld steeds vaker devoorpagina's van de kranten haalt.

EH

Uitzendkrachten aan de UU: 'Prima ervaring voor verdere ontwikkeling'

Uitzendkrachten aan de UU: 'Prima ervaring voor verdereontwikkeling'


Marijn Oudheusden (26) en Frauke van Iperen (26),uitzenddocenten bij Sociale Wetenschappen.

Ruim een jaar geleden afgestudeerd aan de faculteit SocialeWetenschappen, een werkervaring rijker en op zoek naar een echtleuke baan. Ter overbrugging geven beiden nu een trimester les aaneerstejaars studenten. Zij verzorgen tot 1 januari 'Inleidingsociale wetenschappen' voor de verschillende werkgroepen. MarijnOudheusden zat bij een instelling voor verstandelijk gehandicaptekinderen niet op zijn plek. Datzelfde gold voor Frauke van Iperen.Zij vond het niet boeiend genoeg als beleidsmedewerker bij eeninstelling voor sociale verzekeringen. Via een paar oude contactenbij de universiteit kwam de tijdelijke docentenbaan als geroepen.Ze hadden een week om de lessen voor te bereiden. Van Iperen: "Heelleuk om weer eens met de stof bezig te zijn. Bovendien ontdek ik zoof het me lukt om informatie goed over te brengen. Uiteindelijk wilik immers bij een adviesbureau terechtkomen." Ook voor Oudheusdenis het lesgeven een tussenstap. "Ik wil me ontwikkelen als trainer.Nou, dan kan ik hier prima ervaring opdoen."

De twee docenten werken via Randstad. Maar dat vinden ze geenprobleem. Oudheusden houdt niet van werkbriefjes invullen, maar iswel blij met de flexibele betaling. "In het contract staat 360 uur.Hoewel ik gemiddeld geen hele week bezig ben kan ik wel 40 uur perweek declareren. Dan heb je een andere week wat minder maar het iswel handig om af en toe een dip op te kunnen vangen. Frauke vanIperen is heel tevreden over haar uurloon. "Maar voorbereiding ennakijken kost gemiddeld tien uur extra in de week. Dat heb ik ergraag voor over."

De jonge docenten kunnen hun uitzendbaan niet vergelijken meteen vaste baan. Het was opvallend dat ze hun eigen werkplek moestenregelen: een bureau, een pc en emailadres. Ook is de begeleidingvoor tijdelijke docenten niet formeel geregeld. Daarvoor stappen zezelf op docenten af. Ze denken dat nieuwe vaste medewerkers hetniet zelfhoeven uit te zoeken.


Wally Regouin (28), medewerker Universitair StrategischProgramma (USP)

"Dankzij mijn uitzendwerk heb ik nu een wereldbaan. Hoe dat zokwam? Na mijn biologiestudie immuno-toxicologie hier in Utrechtging ik eind 1998 op reis: Thailand, Laos, Cambodja, Taiwan enJapan. Toen ik terugkwam ben ik meteen driftig gaan solliciteren.Maar met solliciteren krijg je een week niet gevuld. Dus na eenpaar dagen stierlijk vervelen gauw naar Randstad gerend. Daar zagik een administratieve baan bij het college van bestuur. Vraag maarof ze me willen hebben, morgen kan ik beginnen, heb ik geroepen.Beleid trok me altijd al aan. Zo liep ik stage bij het ministerievan VROM waar ik biologie en beleid goed kon combineren. En ik hadook al in het dagelijks bestuur van de faculteit gezeten. Aldusmocht ik opdraven als directiesecretaresse van Lieteke van VuchtThijssen. Na een week wilde een vaste secretaresse bij het USP wegen hebben we van baan geruild. Ik heb bij Communicatie enJuridische Zaken van USP drie weken de boel ondersteund en toenvroegen ze me voor de functie adviseur Onderwijs. Daar moest ikover nadenken omdat ik als denktankmedewerker ook terecht kon bijde Dierenbescherming. Maar de sfeer en de collega's gavenuiteindelijk de doorslag. Nu houd ik mij bezig met kwaliteitszorg,visitaties, inspecties, de docentenprijs en moet ik conferentiesorganiseren. In één woord: een wereldbaan."


Floortje Jansen (27), secretaresse sectie Biochemie van delipiden van de faculteit Scheikunde.

"Al tijdens mijn studie Keltische taal- en letterkunde heb ikvia verschillende uitbureaus gewerkt. In de horeca en alsstudentassistent. Bij veel bureaus zie je dat ze je met zo'n studieal snel in de bak onbemiddelbaar stoppen. Maar bij Randstad niet.Ze doen daar echt hun best. Als aio doorgaan was niet echt eenoptie. Er is er namelijk maar één in de opleiding en dieis al drie jaar bezig. En voor het buitenland krijg je voor slechtséén jaar een beurs. Dan ben je na vier jaar doctor en watdan? Omdat Randstad veel mensen aan de universiteit levert, heb ikme daar aangemeld. In het bedrijfsleven wil ik nooit meerterechtkomen: eenmaal bij een bank gewerkt en toen wasik definitiefgenezen. Bij de sectie heb ik een afwisselde baan: notuleren,archief bijhouden, brieven schrijven en lekker veel regelen. Ookinternationaal. Laatst mocht ik ook eens Engelse collegedictatenredigeren. Toch aardig voor een secretaresse, nietwaar? Na driemaanden uitzendwerk besloot ik te informeren naar mogelijkhedenvoor een vaste baan. Op de dag dat ik het wilde vragen vroeg mijnbaas het aan mij."

René de Bie

Special: Strafrecht & media


De gewelddadige wereld van alumnus mr. A. van derBiezen:

'Ik vraag nooit naar de waarheid'

De 'man met de hamer', een van de discoschutters inGorinchem, mensensmokkelaars. Strafrechtadvocaat Arthur van derBiezen ziet er geen been in om ze te verdedigen. Het grote publiekheeft daar niet altijd begrip voor. Wat beweegt iemand om advocaatvan de duivel te worden?

Arthur van der Biezen (37) is een van die strafrechtadvocatendie al verschillende spraakmakende zaken op zijn naam heeft staan.Bijna dagelijks houdt de alumnus van de Utrechtse universiteit zichberoepshalve bezig met moord, doodslag, openlijke geweldpleging,mensensmokkel en handel in verdovende middelen. De juridischeuitdaging is wat hem drijft. "Ik verdedig in eerste instantie ookniet een moordenaar of mensensmokkelaar. Ik verdedig een verdachte.Dat vind ik een niet-onbelangrijke nuancering."

Dat het publiek hem onsymphatiek vindt, omdat hij éénvan de drie mannen van de Bacchus-schietpartij in Gorinchemverdedigt, interesseert hem niet. Maar dat de publieke opiniemogelijk invloed heeft gehad op de hoge straf die zijn cliëntin deze zaak heeft gekregen, ergert hem wel. "Het kan haast nietanders of de rechter heeft zich laten beïnvloeden," zegt Vander Biezen.

Drie mannen (twee broers en hun neef) worden op 10 januari 1999na een vechtpartij uit discotheek Bacchus in Gorinchem gezet. Evenlater komen ze gewapend terug. Er worden schoten gelost op degesloten deur van het muziekcafé. Hierbij komen twee meisjesom het leven, een derde raakt gewond. Fuat , één van detwee broers, zegt de schutter te zijn. Hij schoot met het pistoolvan zijn broer Zaim. Fuat trekt zijn bekentenis later in. De anderetwee verdachten maken gebruik van het zwijgrecht. De rechterveroordeelt de twee broers tot zestien jaar onvoorwaardelijkegevangenisstraf voor doodslag in vereniging. De neef krijgtnegenmaanden voor openlijke geweldpleging.

Van der Biezen verdedigt Zaim. Hij gaat in hoger beroep omdathij doodslag in vereniging afwijst. "Mijn cliënt heeft nietgeschoten en zestien jaar voor het leveren van een pistool isbuiten proporties. De schietpartij bij Bacchus is slechtséén van de vele geweldsdelicten, maar deze zaak schiet erqua strafmaat huizenhoog bovenuit. Ik denk dat de hype rond de zaakhiertoe heeft bijgedragen."

Wat is de waarheid in de Bacchus-zaak? Van der Biezen: "Derechtbank zegt dat de broer van mijn cliënt geschoten heeft.Dat wordt gebaseerd op getuigenverklaringen die de schutterbeschrijven als een dikke man met bril." Of dat DE waarheid is,weet Van der Biezen echter niet. "Ik vraag nooit naar de waarheid.Het gaat mij om de geloofwaardigheid. Ik heb al zo veel verhalengehoord, dat ik op m'n hoede ben. Als een cliënt mij kanovertuigen van zijn verhaal, kan ik er verder mee."

Ajax-Feyenoord. Driehonderd supporters van de twee voetbalclubstreffen elkaar op 23 maart1997 voor een vechtpartij op een veld bijBeverwijk, vlak buiten de Wijkertunnel. Ajax-fan Picornie wordthierbij gedood. Een deel van de vechtpartij wordt opgenomen dooreen verkeerscamera van de tunnel. Een van de opgepakteFeyenoordsupporters, Franky L., wordt ervan beschuldigd Picorniemet een hamer te hebben geslagen. Tegen hem wordt vijf jaar geeist,de rechter veroordeelt hem tot vier.

Van der Biezen verdedigde Franky L. 'de man met de hamer'. "Mijncliënt had een onlogisch verhaal, één dat niemandgeloofde. Hij vertelde dat hij een hamer had maar dat hij die waskwijtgeraakt, voordat hij het veld opliep. Na de vechtpartij kreeghij, vlak voor hij weer in zijn auto wilde stappen, de hamer terug.De politie vond de met bloed besmeurde hamer in de auto van mijncliënt."

"Niemand geloofde hem en het was heel moeilijk bewijzen tevinden, want iedereen had er belang bij zichzelf en zijn vriendente ontlasten." Het keerpunt kwam, zegt Van der Biezen, toen hettelevisieprogramma Nova beelden uitzond die door de verkeerscamerawaren opgenomen. "Mijn cliënt zag iemand anders met zijn hamerlopen. Die persoon heeft vervolgens een getuigenis afgelegd."

De waarheid in strafzaken is bijzonder moeilijk te achterhalen,zegt Van der Biezen. "Recht is mensenwerk. Gebaseerd opgetuigenverklaringen. Als iemand op straat wordt neergeschoten entwintig mensen hebben dat gezien, is het verbazingwekkend hoeveelverschillende dingen mensen gezien hebben. Ook als iemand eenbekentenis aflegt, is het nog maar de vraag of dat verhaal klopt.In het recht gaat het erom de rechter te overtuigen. Welk verhaalis het meestovertuigend? Uit verschillende versies, kiest derechtbank er één. In die zin heeft de rechter ook eenmoeilijke taak."

Vormfouten

Van der Biezen heeft zich pas na zijn afstuderen in 1986geschoold in het strafrecht. Aanvankelijk was hij bedrijfsjurist.Hij veranderde van baan toen hij bij een advocatenkantoor inRotterdam als stagiair strafrecht kon werken. Na drie jaar kwam hijin dienst bij topadvocaat Doedens. Nu heeft hij zijn eigen kantoorin Utrecht.

"De aantrekkingskracht van het strafrecht is de juridischeuitdaging. Uit elke zaak probeer ik het beste te halen.Strafvermindering is winnen. Als ik een cliënt vrij kankrijgen op een vormfout, dan doe ik dat. Ook als hij een moordheeft gepleegd. Vormfouten zijn niet voor niets opgenomen in dewet. Het zijn waarborgen voor een goede loop van het recht. Desamenleving kent wetten en normen en ookzorgvuldigheidsnormen."

"Onverteerbaar? Er zijn meer onverteerbare dingen in het recht.Een van mijn oude civiele zaken was een letselzaak. Een jongelasser van 23 was op tijdelijke basis ingehuurd. De stellagewaaraan hij werkte viel om. Hij raakte gehandicapt. Het bedrijfbleek te weten dat de stellage niet helemaal deugde. Die jongenkreeg een schadevergoeding van een of twee ton. Van mij had hijmiljoenen mogen krijgen omdat zijn leven voor altijd isverpest.

"Mijn eerste strafrecht-cliënten waren junkies uitRotterdam. Daar ben ik begonnen met het opbouwen van een vasteklantenkring. Je naam wordt bekend door mond-tot-mondreclame. Jenaam wordt genoemd in de gevangenis. Ook gaf ik mijn cliëntenweleens kaartjes mee die zij dan weer in de gevangenisuitdeelden."

In principe neemt Van der Biezen alle strafzaken aan tenzij hijer emotioneel te zeer bij betrokken is. Een racist wil hij nietverdedigen. Voor Bouterse zou hij zich inzetten, in tegenstellingtot mr. G. Spong die de voormalige Surinaamse president niet wilverdedigen in verband met de decembermoorden. "Bouterse zie ik alseen gewone drugszaak. Ik heb al zo veel dealers en transporteursverdedigd."

Het verdedigen van daders hoort bij het Nederlands recht."Anders zou je helemaal zijn overgeleverd aan de vervolgendeinstantie." De consequenties daarvan kunnen verschrikkelijk zijn,zegt Van der Biezen. "Ongeveer vijf jaar geleden kreeg ik eencliënt die ervan werd beschuldigd jongetjes uit India naarAmerika te smokkelen. Deze jongetjes zouden, zei justitie, totprostitutie worden gedwongen of gebruikt worden voororgaandonaties. Er werd acht jaar tegen hem geëist. Van mijncliënt kreeg ik de namen en adressen van de kinderen.Ik heb zein New York opgezocht. Ze bleken allemaal bij familie te zitten,gingen naar school of hadden een baantje bij McDonalds of alstaxichauffeur. Voor de smokkel heeft hij uiteindelijk 2,5 jaargekregen."

Op een zondagavond in augustus 1996 is Arlette thuis. Ze is bangdat haar voormalige minnaar, die haar heeft mishandeld enverkracht, weer langskomt nadat ze de relatie heeft verbroken. Zeheeft om die reden een wapen in huis. Ter bescherming is haarachterneef op bezoek. De hond van de buren slaat aan. De neef gaatpoolshoogte nemen en verlaat het huis door de voordeur. Op datmoment dringt de oud-minnaar het huis via de achterdeur binnen. Hijgrijpt Arlette bij de keel. Ze belanden op de bank. Zij grijpt hetwapen en schiet hem in de rug. De neef belt aan. Zij opent devoordeur voor hem. Als ze terugkomt in de woonkamer, roept degewonde oud-minnaar 'ik hou toch van jou'. Arlette schiet nogmaals.Ditmaal in het hoofd van de man waarna hij overlijdt. Tegen devrouw wordt negen jaar geeist voor doodslag. In hoger beroep wordtze vrijgesproken omdat haar advocaat Van der Biezen de rechter weette overtuigen dat Arlette zichzelf niet in de hand had doordat zeal maanden in doodsangst verkeerde en haar geval geschaard kanworden onder het Battered Women Syndrome.

Van der Biezen ziet deze zaak als een van zijn gedenkwaardigste.Juridisch wordt het eerste schot als noodweer en het tweede alsdoodslag gezien. De advocaat gebruikt ter verdediging het reeds inAmerika ingeburgerde Battered Women Syndrome. Het is een syndroomwaar vrouwen die regelmatig worden mishandeld aan lijden. Ook alzit er enige tijd tussen het eerste en tweede schot, het tweedeschot is een uitvloeisel van de emotionele toestand waarin de vrouwverkeert. In deze zaak, zegt Van der Biezen, word ik weer gezienals de sympathieke advocaat.

Dat hij met dit verhaal paginagroot in de Telegraaf staatvoordat de zaak opnieuw voorkomt, is tactiek. "Ik ontloop de persniet. Publiciteit kan soms heel nuttig zijn. In de Picornie-zaakheb ik bewust contact gelegd met de pers om de videoband van detunnelcamera te laten analyseren. Dat wilde justitie niet omdat datte veel geld zou kosten. Via de media kan ik mijn standpunt nogeens duidelijk maken, want ik weet dat het verhaal ook bij derechter van de zaak terecht komt. Ik denk dat door een zaak in demedia te bespreken alle betrokken partijen zorgvuldiger gaanwerken."


Prof.dr. C. Brants:

Terughoudendheid geboden in media

Of media-aandacht voor een zaak een rechter doet besluiten eenverdachte een zwaardere straf op te leggen zoals advocaten weleensplegen te zeggen? "Daar is nooit onderzoek naar gedaan", zegtprof.dr. Chrisje Brants van het Willem Pompe Instituut. Brants isgespecialiseerd in strafrecht en media. "Je moet heel voorzichtigzijn met het leggen van dit soort directe verbanden. Het is eenbewering die niet is te staven."

Het verband dat er zou bestaan tussen media-aandacht en detoename van een bepaald delict, is ook nooit onderzocht, zegt zij."Omdat de media meer aandacht schenken aan zinloos geweld, lijkthet of er meer zinloos geweld is. Maar dat weet je niet."

Volgens Brants blijkt uit onderzoek dat het Openbaar Ministerieen niet de advocaten als eerste de media hebben opgezocht. "Daarmeewilde het Openbaar Ministerie (OM) het eigen beleid uit de doekendoen om de publieke opinie te beïnvloeden en zelfs een enkelekeer om verdachten aan de schandpaal te nagelen, buiten derechtszaal om. Ook advocaten hebben in het kielzog hiervan de mediaontdekt."

Het is niet wenselijk, stelt Brants, dat advocaten en hetOpenbaar Ministerie uitgebreid over een zaak in de media praten."Een verdachte staat terecht voor de rechter, niet voor de media."Een zaak die bijna uit de hand is gelopen door de media-aandacht ende rol van het OM daarin is de moord op Marianne Vaatstra uitKollum.

Toen de verdachte in Turkije was aangehouden hield Justitiemeteen een persconferentie, alsof de dader gepakt was, terwijl deuitslag van het DNA-onderzoek toen nog niet bekend was. "Justitiehad moeten zeggen dat ze een verdachte had en dat het onderzoekloopt. Meer niet. De verdachte bleek onschuldig maar stel dat deDNA-test anders was uitgevallen. Een positieve DNA-test is paswettig bewijs als de rechter die als zodanig heeft geaccepteerd.Het OM moet zeer zuinig omgaan met informatie, zodra anderebelangen in het geding komen zoals in Kollum. Er mag nietvooruitgelopen worden op de schuldvraag."


Jordy Lahr (24) voorzitter STILOS:

'Kan een tongzoen verkrachting zijn?'

"De aantrekkingskracht van het strafrecht is dat er in hetstrafrecht grote maatschappelijke vraagstukken worden behandeld.Wat doe je tegen het geweld op straat, tegen voetbalgeweld,jeugdcriminaliteit, verkrachting, moord en doodslag? In hetstrafrecht worden interessante vragen gesteld. Kan een tongzongverkrachting zijn,bijvoorbeeld?"

Jordy Lahr (24) is nèt afgestudeerd aan de UniversiteitUtrecht in de richting straf- en privaatrecht. Hij is de voorzittervan de Stichting Landelijk Overleg Strafrechtverenigingen (deSTILOS) die vorige week donderdag op initiatief van de Utrechtsestrafrechtvereniging Ad Informandum, haar eerste congres heeftgehouden in de Janskerk in Utrecht. Het thema: 'Strafrecht enMedia'.

"Strafrechtadvocaten willen graag met hun kop op de televisie.Ze gebruiken de media als een pion in hun zaak", zegt Lahr. "Zolangeen advocaat met medeweten van zijn cliënt en in het belangvan de zaak, de publiciteit zoekt, is het goed. Zodra ze bij WakuWaku in het panel gaan zitten, vraag ik me af waar ze mee bezigzijn."

Zelf denkt Jordy werk te zoeken aan de kant van de officier vanjustitie. "Omdat ik geloof in maatschappelijke normen en waarden endaar dus iets aan wil doen. Laatst werd er naast mij een fietsgestolen, maar ik durfde er niets van te zeggen, omdat ik bang wasdat die man mij iets zou aandoen. Dat is eigenlijk van degekke."


Procureur-generaal J. de Wijkerslooth:

'De media zijn van belang als verbinding met de burgers'

"De media zijn voor het Openbaar Ministerie van belang zijn alsverbinding met de burgers. Het OM is gebaat bij openbaarheid omdatwij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde effectieververvullen als de samenleving kan zien wat wij doen. De belangen vanmedia en OM lopen echter niet altijd synchroon. Het OM is alsoverheidsorgaan weliswaar gehouden zoveel mogelijk openbaarheid aande dag te leggen, maar moet daarbij rekening houden met de belangenvan de opsporing en vervolging en met de belangen van bij hetstrafproces betrokken individuen. Ik sluit mij aan bij de woordendie procureur-generaal Langemeijer van de Hoge Raad in 1969 tergelegenheid van het symposium over politie en pers naar vorenbracht: 'neem in het schenken van vertrouwen aan de pers hetuiterste risico dat te verantwoorden is'.

"In het algemeen vind ik dat het OM aardig voldoet aan de normvan Langemeijer. De genomen risico's zijn te verantwoorden. Opéén punt kan wat mij betreft zelfs meer risico wordengenomen. In geruchtmakende zaken kan meer openheid worden gegevenover de stand van zaken in het opsporingsonderzoek. In een aantalgevallen had commotie rond een zaak in een vroegtijdig stadiumvoorkomen kunnen worden door bijvoorbeeldduidelijk te maken datbepaalde aanwijzingen wel degelijk waren nagetrokken. We hebben bijde zaak Vaatstra meer openheid van zaken gegeven over de verrichteopsporingshandelingen. Mijn eerste indruk is dat het parketLeeuwarden daar goed aan heeft gedaan."

"Het is wel van belang om een verdachte in de media niet alsdader te presenteren. Want het is heel wel mogelijk dat dezepersoon uiteindelijk wordt vrijgesproken of dat naarmate hetonderzoek vordert een groot aantal van de verdenkingen is komen tevervallen."

Dit is een samenvatting van de lezing die DeWijkerslooth heeft gegeven op het congres Strafrecht enMedia.


Meer strafrechtstudenten

Een groeiend aantal studenten aan de rechtenfaculteit in Utrechtstudeert af in het strafrecht. De media-aandacht speelt hierinzeker een rol, zegt professor Brants, gespecialiseerd in strafrechten media. Een andere reden is dat er tien tot vijftien jaar geledengeen droog brood in het strafrecht te verdienen viel en nu wel."Vroeger waren de meeste zaken pro deo. Nu hebben vele verdachtengeld en kunnen zelf een advocaat kiezen. Ook de status van destrafadvocaat is binnen het vakgebied toegenomen."

jaartal................aantal afgestudeerden in hetstrafrecht

1998....................77

1997....................66

1996....................69

1995....................62

1994....................26

Van de vierduizend studenten die op dit moment rechten studerenheeft 154 het strafrecht als examendoel opgegeven. Hoeveel daarvanuiteindelijk in deze richting afstuderen valt niet tevoorspellen.

Utrechtse massaspectrometrie verfijnt 'weegschaal' voor eiwitmoleculen

Utrechtse massaspectrometrie verfijnt 'weegschaal' vooreiwitmoleculen

Per jaar worden in Nederland ongeveer tien kinderen geboren metsikkelcelziekte. Bij die kinderen zorgt een afwijking in het DNAvoor een verandering in het hemoglobine, het eiwit datverantwoordelijk is voor het transport van zuurstof door het bloed.Hemoglobine is een langgerekt eiwit dat bestaat uit zeshonderdaminozuren, zeg maar zeshonderd legoblokjes, achter elkaar. Ingezond hemoglobine zit ergens halverwege een blokje valine datervoor zorgt dat de zuurstof vervoerd wordt. Bij mensen metsikkelcelziekte zit op de plaats van het valine echter een blokjeglutomaat, dat het zuurstoftransport belemmert met als gevolg eenziektebeeld dat kan variëren van chronische bloedarmoede toternstige invaliditeit.

Heck, hoogleraar in de biomoleculaire massaspectrometrie en met34 jaar één van Utrechts jongste hoogleraren: "Wie wilweten of mensen met bloedarmoede lijden aan de sikkelcelziekte moetdus vaststellen of er glutomaat of valine in het hemoglobine zit.Tot voor kort was de analyse van zo'n groot molecuul onmogelijk,maar sinds een paar jaar kunnen we in de spectrometer het verschilin massa tussen gezond en ziek hemoglobine meten. Dat verschilbedraagt 38 dalton, ofwel 38 maal het gewicht van éénwaterstofmolecuul. Als u bedenkt dat een miljoen waterstofmoleculen3 x 10-15 gram wegen, dan begrijpt u met wat voor onvoorstelbareprecisie wij hier massa's kunnen bepalen."

De massaspectrometrie ontstond bijna honderd jaar geleden alstechniek om de samenstelling van stoffen in gasvorm te bepalen.

Moleculen worden daarbij in de massaspectrometer door eenmagnetisch en/of een elektrisch veld geleid. Als gevolg van dekracht die daardoor op ze wordt uitgeoefend, gaan ze gedragvertonen dat naar aard en richting sterk samenhangt met hun massa.Door dat gedrag te meten, kan de massa van het molecuul tot opduizendsten van daltons worden vastgesteld. Een massaspectrometeris dus te beschouwen als het moleculaire equivalent van eenweegschaal en meting van de massa is dan ook een perfecteidentificatiemethode.

Haarföhn

Tot in de jaren tachtig bleef de massaspectrometrie het terreinvan fysici en scheikundigen, maar toen het mogelijk werd om steedsgrotere moleculen te onderzoeken, raakten ook biologengeïnteresseerd, vertelt Heck. "Tot voor een jaar of tien washet onmogelijk om grote moleculen zoals eiwitten heelhuids in degasfase te krijgen. Je kunt ze namelijk niet verwarmen zonder datze kapot gaan. Tien jaar geleden is een methode ontwikkeld waarbijde eiwitten worden opgelost in water. Door van die vloeistof eenfijne spray te maken en de druppeltjes vervolgens met een soorthaarföhn te laten verdampen, houden we de eiwitten over. Diezitten dan dus opeens wel in de gasfase. Die techniek hebben wehier in Utrecht zo verfijnd dat wij nu complexen van eiwitmoleculenkunnen analyseren met een massa van meer dan een miljoen dalton. Ikdenk dat wij op dit moment één van de weinigen ter wereldzijn die zulke grote combinaties aankunnen."

Voor het Utrechtse onderzoek worden de eiwitmoleculen veelaleerst in kleinere delen gebroken. Nadat ze een lading hebbenmeegekregen, wordt van elk brokstuk de massa bepaald.

Massaspectrometrische analyse van een onbekend eiwit levert zoals het ware een vingerafdruk van elk brokstuk maar daarmee ook vanhet hele eiwit. Maar net als de politie zouden onderzoekers weinigaan zo'n vingerafdruk hebben zonder databank met de vingerafdrukkenvan wél bekende eiwitten. Daarom wordt nu koortsachtig gewerktaan zo'n databank, waarin alle ruim honderdduizend eiwitten die ineen menselijke cel kunnen voorkomen (het humane proteoom) moetenworden opgenomen (zie kader).

Met behulp van die database kunnen straks dus alle eiwitten ineen cel worden geïdentificeerd. Maar nog interessanter isvolgens Heck de mogelijkheid om te bepalen welke eiwittenverantwoordelijk zijn voor het feit dat een cel ziek wordt. "Alseen cel wordt belaagd door een ziektekiem gaat hij vaak nieuweeiwitten aanmaken en geeft hij bestaande eiwitten een nieuwe vorm.Om goede geneesmiddelen te ontwerpen is het dus van groot belang omte weten hoe eiwitten zich in een zieke cel precies gedragen.Vandaar dat een van de holy grails in het bio-medisch onderzoek opdit moment de vergelijking van de eiwitten in zieke en gezondecellen is."

Superanalisten

Net als de elektronenmicroscopie, de kristalografie en demagnetische resonantie (NMR) is de massaspectrometrie dus eenonmisbaar hulpmiddel om eiwitstructurenop te helderen. Niet voorniets heeft Heck onlangs ruim een miljoen gulden ontvangen van detoponderzoekschool Centre of Biomedical Genetics (CBG) voor deverdere uitbouw van zijn groep. Maar de vorig jaar benoemdehoogleraar die een aanstelling heeft in zowel de faculteitScheikunde als de faculteit Farmacie, waarschuwt ervoor om hem enzijn medewerkers te beschouwen als een soort superanalisten.

,"Wij doen veel onderzoek naar mogelijkheden om onze bepalingenverder te verfijnen. Een van onze belangrijkste pluspunten is datwe nog maar minieme hoeveelheden van een stof nodig hebben. Wijzijn nu bijna zover dat we ons materiaal direct uit ééncel kunnen nemen. Natuurlijk is het zo dat kristalografie enNMR-spectroscopie informatie geven op een veel gedetailleerderniveau dan wij ooit kunnen. Wij meten alleen maar massa's, terwijleen kristalstructuur en een NMR-opname precies laat zien hoe eenmolecuul in elkaar zit. Maar een groot nadeel van die technieken isdat je relatief grote hoeveelheden eiwit nodig hebt. Je moet datdus in het laboratorium maken en daardoor mis je de informatie dieje krijgt als je het eiwit direct uit de cel haalt, zoals wij doen.Wij hebben met onze aanpak een veel betere biologische link met water in de cel gebeurt. Vandaar dat deze methode zo in opkomst is,zeker nu we sneller kunnen werken en steeds grotere moleculenaankunnen."

Een nieuw onderzoeksterrein in de massaspectrometrie is hetterrein van de moleculaire herkenning. "Veel geneesmiddelen werkendoordat zij een bepaald deel van een eiwit 'herkennen' en zichdaaraan hechten. Zo verhinderen zij de schadelijke werking van dateiwit, waarbij geldt: hoe sterker de binding, des te beter dewerking. In ons onderzoek proberen we methoden te ontwikkelen om demate van binding zichtbaar te maken, zodat duidelijk wordt inhoeverre een bepaalde stof als geneesmiddel zou kunnen fungeren.Onder meer voor de ontwikkeling van antibiotica die bacteriënselectief kunnen herkennen is dit een zeer belangrijkonderzoeksterrein, waarvan we hopen dat het ons kan voorzien van dehoogst noodzakelijke nieuwe wapens in de strijd tegen hettoenemende aantal resistente bacteriën in de wereld."

Voorlopig is er dus genoeg toekomst voor het vak van Heck, datblijkens zijn woensdag uitgesproken oratie zelfs voor historischonderzoek kan worden gebruikt. "De Nederlandse NobelprijswinnaarPieter Zeeman had een keer een fles met lucht uit een Egyptischegrafkelder gekregen die volgens de eigenaars geneeskrachtigeeigenschappen bezat. Zij vroegen hem om de lucht te analyseren.Zeeman vergeleek daartoe de samenstelling van lucht uit de omgevingvan zijn Amsterdamse laboratorium met die van de Egyptische lucht,maar helaas voor de Engelsen ontdekte hij geen verschil. Als deEgyptische lucht dus geneeskrachtig was, moest dat net zo goed voorAmsterdamse luchtgelden. Jammer dat Zeeman geen gehaaide ondernemerwas. Anders had hij met een handeltje in geneeskrachtigeAmsterdamse lucht nog aardig kunnen verdienen."

Erik Hardeman


Proteomics

Het menselijk DNA bevat de codes waarmee alle in de mensvoorkomende eiwitten kunnen worden gemaakt. Omdat het DNA van demens naar verwachting eind 2001 volledig in kaart zal zijngebracht, beschikken we dan dus als het ware over de catalogus vanalle ruim honderdduizend eiwitten die in een menselijke cel kunnenvoorkomen. "Maar", zegt Heck, "wij willen niet zozeer weten wat erin de catalogus staat. Wij zijn meer geïnteresseerd in devraag welke exemplaren uit die catalogus veel worden verkocht. Inelke cel komen een paar duizend eiwitten voor waarvan we nog maarweinig weten. Bovendien gaan eiwitten in cellen soms chemischeprocessen met elkaar aan die niet door het DNA worden gereguleerd.Ook al ken je dus het volledige DNA, dan weet je nog niet welkeeiwitten precies in een cel voorkomen."

Na de inventarisatie van het menselijk genoom (het DNA) hebbenonderzoekers zich daarom nu in groten getale gestort op deinventarisatie van het zogeheten proteoom (de proteïnen ofeiwitten in onze cellen). In Utrecht is dit vakgebied inmiddels eenspeerpunt van onderzoek geworden en parallel met de aanstelling vanHeck werd daarom deze zomer de Australische specialist IanHumphery-Smith in Utrecht benoemd tot hoogleraar 'pharmaceuticalproteomics'.

Utrechtse bieren in commerciële productie

Jonge Daen witbier gefilterd 5%

Ouwe Daen witbier ongefilterd 5%

Linteloo Gold urtyp pilsener 5.2%

Driegranenbock lentebok (seizoenbier) 7%

Viergranenbock herfstbok (seizoenbier) 8.1%

IJsbreker winterbier (seizoenbier) 10%

Brouwerij De Leckere:

Wit witbier 5%

Speciale amberbier 5%

Dubbel dubbel 6.5%

Tripel tripel 8%

Lentebok lentebok (seizoenbier) 6.5%

Herfstbok herfstbok (seizoenbier) 6.5%

Winterbier winterbier (seizoenbier) 10%

Friesche Brouwerij, Bolsward:

Dom Blondje dubbel wit 6%

Dubbeldom honingbier 7.5%

Utrechts Bok herfstbok (seizoenbier) 6.5%

Brouwerij `Proef', Lochristi (Vlaanderen):

Stichtse Heeren herfstbok (seizoenbier) 6,5%

De Leckere: brouwers van biologisch speciaalbier

Ver weg van het binnenstadsgedruis op een afgelegenindustrieterrein in het noorden van Utrecht, is bierbrouwerij DeLeckere gevestigd. Het bedrijfje is opgezet door vier voormaligethuisbrouwers, de studenten Erik Bok, Pim Bosch, Edo Gommers enNico Verhoog. Het ziet er aan de buitenkant niet uit als eenbrouwerij, maar de geur is onmiskenbaar en de opgestapelde kratjeslaten geen twijfel: hier wordt bier gemaakt. Bij De Leckere echtergeen koperen brouwketels en geen computer om het brouwproces in degaten te houden. Wel een zelfgetimmerde moutzolder en eenbrouwzaaltje met drie roestvrijstalen ketels van 200 liter elk,afkomstig uit de inboedel van een melkfabriek. Het vergisten en hetlageren van het bier gebeurt in kunststof tanks, in feitereusachtige jerrycans, van 1000 liter elk. De brouwers trokken innovember 1996 in het pand en hebben er een jaar over gedaan om dekale ruimte in te richten als brouwerij: alles zelfbouw, al hetmateriaal tweedehands op de kop getikt, tot en met de ingenieuzebottelinstallatie toe, waarin ventielen zijn verwerkt die ook inwasautomaten worden gebruikt.

"We hadden helemaal niks", vertelt Nico Verhoog onder hetinschenken van een zelfgebrouwen witbier. "We hebben alles metleningen van vrienden en familie opgezet; pas toen het eenmaal liepzijn we naar de bank gegaan. In feite zijn we nog steeds een uit dekrachten gegroeide thuisbrouwerij. Alles is handwerk, er gaat hierniets machinaal, we bottelen met de hand, plakken zelf de etikettenen roeren nog eigenhandig met de roerstok in de maiskuipen. Enverder zijn we de hele dag aan het schrobben en poetsen. Wist jedat tachtig procent van het brouwen bestaat uit schoonmaken? Datmoet wel, bier is enorm gevoelig voor infecties. Voor je het weetkan je alles weggooien."

Biologisch

Na wat proefbrouwsels is De Leckere in januari 1998 de marktopgegaan. Inmiddels brouwen ze zo'n 1000 liter per week, zo'n vijf-tot zeshonderd hectoliter op jaarbasis. Met zo'n productie behoortDe Leckere meteen tot de serieuze kleine brouwers in Nederland. Dathebben ze te danken aan het speciale marktsegment waar ze voorproduceren. "Wij leggen ons helemaal toe opbiologischspeciaalbier", legt Verhoog uit. "Dat betekent dus dat weuitsluitend werken met biologisch geteelde grondstoffen. Zulk bierwas er nog niet. Alleen Kikbier, maar dat is een pils. Ons bierwordt afgenomen door een distributeur van biologische producten endie levert het aan zo'n 180 biologische winkels enhorecagelegenheden in heel Nederland."

De grootste overgang voor de thuisbrouwers was het werken metbiologische grondstoffen. "Dat was wel wennen", bekent Verhoog."Elke mout is weer anders en het was lang zoeken om de goedegecertificeerde hop te vinden. Die vonden we uiteindelijk in ZuidDuitsland. Alle grondstoffen moeten namelijk gecertificeerdbiologisch geteeld zijn, anders krijg je het keurmerk niet. Datwordt streng gecontroleerd door de SKAL, de Stichting KontroleAlternatieve Landbouw. Voor zo'n productaansluiting moet jebetalen. We hadden dus ook een veel goedkoper bier kunnen maken.Maar er zijn al zo veel verschillende bieren. En vanuit onsidealisme is het belangrijk dat we biologisch brouwen."

Dat idealisme reikt tot en met de lijm van de etiketten en desamenstelling van de bierdoppen. Dat heeft er toe geleid dat DeLeckere het officiële eko-keurmerk mag dragen en bovendien isgenomineerd voor de Utrechtse Milieuprijs, die jaarlijks uitgereiktwordt aan een bedrijf dat milieuvriendelijk produceert. Dat gaat omeen bedrag van 15.000 gulden, een bedrag dat een bedrijf als DeLeckere goed kan gebruiken.

Het is denkbaar dat iemand die de term 'eco-bier' hoort, nouniet gelijk denkt van: 'Goh, dat zal wel een lekker biertje zijn,laat ik daar nou eens zes gulden voor neertellen'. Verhoog kniktbeamend: "Tegen dat imago vechten we natuurlijk een beetje. Dat hetbier biologisch is gemaakt vinden wij belangrijk, maar het moet inde eerste plaats gewoon lekker zijn. Voor het brouwproces maakt hetnamelijk niet uit. Het is alleen wat lastiger om aan jegrondstoffen te komen. Wij vinden dat we lekker bier maken, maar wemoeten toch een beetje tegen het geitenwollen-sokkenimago van denatuurvoedingszaken opboksen.'

Het gaat momenteel zo goed met De Leckere dat de maximumproductiecapaciteit al in zicht komt. "We beginnen al een beetje tedenken aan verhuizen", aldus Verhoog. "En dan liever niet meer opeen industrieterrein maar wat dichter bij de stad, met een eigenproeflokaal erbij; zoiets als de Amsterdamse brouwerij 't IJ: datwas eigenlijk onze droom toen we hieraan begonnen."

Kees Volkers

Intellectuelen bestaan

René Gabriëls is de laatste dagen niet eenvoudig tebereiken, aangezien de media zich gretig op de man en zijn werkstorten. In het boek 'Intellectuelen' waarop hij donderdag 21oktober promoveert, behandelt Gabiëls de rol die Nederlandseintellectuelen speelden in de debatten over respectievelijkkernenergie, armoede en de Rushdie-affaire.

De term 'intellectueel' dook aan het eind van negentiende eeuwop als scheldwoord tijdens de Dreyfus-affaire. Maar allengs werdhet een geuzennaam voor iedereen die sympathiseerde met de joodselegerkapitein Alfred Dreyfus, die in 1894 door de Franse regeringten onrechte werd verbannen. Een intellectueel zou democratisch,gewetensvol, gepolitiseerd, wetenschappelijk en jeugdig zijn.

De intellectueel van nu is misschien niet identiek met die uitde vorige eeuw. Maar nog steeds zijn er mensen die zich mengen inhet publieke debat. "Wat de intellectueel van nu daarbij doet oflaat, welk gedachtegoed hij aanhangt of verwerpt, maakt niet zoveeluit voor die maatschappelijke functie. De crux van mijn hele boekis, dat ik probeer om klassieke tegenstellingen te doorbreken.Politieke coördinaten als links en rechts vind ik oubollig, ende tegenstelling tussen modernistisch versus postmodern denkenmoeten we ook achter ons laten. Iedereen met een beetje hersensmoet kunnen inzien dat zulke verjaarde tegenstellingen geen soelaasmeer bieden om de problemen van deze tijd te beschrijven en teanalyseren. Een hedendaagse intellectueel gaat op zoek naar nieuwecoördinaten en een nieuwe taal; hij is een kosmopoliet, diezowel oog heeft voor wat is als voor wat kan. Hij is simpelwegiemand die in staat is zich voor te stellen dat het ook anderskan."

Intellectuelen zijn dan wel niet dood, maar hebben we ze ooknodig? Gabriëls, fel: "Wat een oerhollandse vraag is dat.Natuurlijk hebben we ze nodig! Een democratie functioneert nietalleen door iedere vier jaar een stem uit te brengen, maar ook dooreen goede openbaarheid, dat wil zeggen; maatschappelijk debat overzaken die iedereen aangaan. Voor het kritisch aan de kaak stellenvan grote problemen kun je niet zonder intellectuelen. Op Internetvind je sites tegen maatschappelijk onrecht, via e-maillopenallerlei petities tegen onderdrukking in de wereld enprogramma's als 'Het blauwe licht' zorgen voor een kritischereflectie op een massamedium als televisie. Intellectuelengebruiken nu deels andere media dan honderd jaar geleden, maar hunbetekenis voor de democratie is niet radicaal veranderd."

Ingmar Heytze