Achtergrond

Rechtendecaan en drievoudig hoogleraar Albert Koers: 'Als iets op de rails staat, ben ik weg'

Rechtendecaan en drievoudig hoogleraar Albert Koers: 'Als ietsop de rails staat, ben ik weg'

Het gesprek vindt plaats in het statige Rechtenpand aan hetJanskerkhof. Terwijl beneden aan `t Hoogt de felverlichtecollegezaal vol studenten een rommelige aanblik biedt, is de kamervan de decaan op de eerste verdieping opmerkelijk leeg, sterielbijkans. Geen vuistdikke dossiers op tafel, geen uitpuilendeboekenkasten. Op het bureau alleen een mobiele telefoon. Prof.dr.Albert Koers (57) is als interim-decaan deze keer overduidelijk eenvoorbijganger op de plek waar hij in de jaren tachtig twee keereerder resideerde. Na jarenlang als organisatie-adviseur op pad tezijn geweest heeft hij bovendien weinig boodschap aan de luxe vaneen vaste werkplek. "Voor mij is het behoorlijk wennen om weer tweedagen in de week op een vaste stek te zitten en daar mensen teontvangen. Ik had al mijn kantoren bewust afgeschaft. Advieswerk isdienstverlenend. Je gaat dus altijd naar mensen toe. Ik werkte metmijn auto, mijn elektronische agenda en mijn koffertje. Thuis hadik een archiefbak waar alles in zat. De rest flikkerde ik weg."

Directe aanleiding voor een bezoek aan de decaanskamer is hetfeit dat Koers afgelopen woensdag voor de derde keer oreerde inUtrecht. Na de leeropdrachten `volkenrecht' (van 1979 tot 1985) en`juridische informatica' (1985 tot 1998) volgde nu `beleid enmanagement van de rechtspleging'. Een opmerkelijke gegeven datvragen oproept. Waarom wil iemand in een tijdspanne van twintigjaar op drie geheel verschillende onderzoeksterreinen hoogleraarzijn? "Het is misschien ook een beetje dwaas om opnieuw te oreren",erkent de `nieuwe' hoogleraar, "maar niemand heeft me willentegenhouden. De pedel, het college, iedereen vond het eigenlijk welgrappig."

Koers denkt zelf dat de wens om voor een derde keer te orerenveel zegt over zijn persoonlijkheid. Afgelopen woensdag omschreefKoers zichzelf als nomade. Daarmee verwees hij niet alleen naarzijn advieswerk of naar het heen en weer reizen tussen Utrecht,zijn geboortegrond Friesland en zijn woonplaats Amsterdam en zijnverblijf op de Nederlandse Antillen. De hoogleraar ziet zichzelfvooral graag als een intellectuele trekker, keer op keer op zoeknaar nieuwe uitdagingen. "Ikvind het ontzettend leuk om dingen opte starten, de akker te ontsluiten en de eerste oogst binnen tehalen. Bij de tweede oogst ben ik dan alweer vertrokken, op zoeknaar een nieuwe akker. Ik heb alle respect voor wetenschappers dieiets ontdekt hebben en daarmee de diepte ingaan. Vaak vinden ze hunbevindingen dan zo fantastisch dat ze er hun levenswerk van maken.Zo zit ik kennelijk niet in elkaar. Ik vind het spannend om aan hetbegin van dingen te zitten. Als iets dan op de rails staat ben ikweg."

De geschiedenis staaft de uitspraken van Koers. Narechtenstudies aan de Universiteit Utrecht en de Harvard Law Schoolstond het begin van zijn wetenschappelijke loopbaan in het tekenvan het internationaal recht. De beginnend jurist was éénvan de eersten die zich bezighield met het recht van de zee."Midden jaren zestig was dat een obscuur wetenschappelijk gebiedje,maar ik had het idee dat er wat stond te gebeuren." Hij kreeggelijk. In de jaren zeventig werd de problematiek zeer actueel toende Verenigde Naties een jarenlang durende conferentie over hetrecht van de zee belegden. Nuchter, zonder eigenwaan, verhaaltKoers over het volgende project waarbij hij als nog jongewetenschapper was betrokken. Hij werd parttime uitgeleend aan deEuropese Commissie om het visserijbeleid vorm te geven. "Nu denktiedereen: visserijbeleid, dat is de Europese Gemeenschap, maar indie jaren zaten er in Brussel een jurist en een bioloog twee dagenin de week het intellectuele begin van dat beleid vorm tegeven."

De meer psychologische vraag rijst in hoeverre Koers bewustzoekt naar een wetenschappelijke tabula rasa, een onbeschrevendiscipline, om uit te bouwen tot een spraakmakend vakgebied. Dehoogleraar grijpt om die vraag te beantwoorden opnieuw terug naareen beeldspraak. "Golven beginnen vaak als een soort verstoringonder het wateroppervlak. Soms kun je voelen op welke plekken eriets gaat gebeuren. Ik vind het ontzettend leuk om op mijnsurfplankje te springen en vervolgens op zoek te gaan naaropwellende golven. Als ik dan zo een tijdje ben meegenomen en degolf rolt uit, ga ik op zoek naar een volgende golf."

"Halverwege de jaren tachtig zette ik een streep onder twintigjaar volkenrecht", vervolgt hij. "Binnen de alfa- engammawetenschappen werd een stimuleringsfonds opgezet vooronderzoek naar de betekenis van informatietechnologie voor diedisciplines en ik besloot mijn vinger maar eens op te steken. Ikwas tien jaar eerder al in aanraking gekomen met deinformatietechnologie en enorm gefascineerd geraakt door hetfenomeen." Met gevoel voor nostalgie: "Ik heb toen nog mijn eigenpc in elkaar gezet door losse onderdelen aan elkaar te solderen,dat deed je in die tijd nog."

In 1985 werd Koers hoogleraar juridische informatica. Achterafgezien heeft dat onderzoeksgebied hem misschien niet helemaalgebracht wathij zich ervan voorstelde. "Eigenlijk verwachtten wevijftien jaar geleden allemaal dat kennissystemen vrij snel zoudenworden toegepast in de rechtspraktijk. Juridische kennis zou wordenopgenomen in die systemen. Deze moesten dan worden ontsloten voorde burgers. Advocaten zouden veel meer bezig zijn met de kwaliteitvan die systemen dan met de directe advisering van klanten.Natuurlijk is er in de tussentijd zeer veel geautomatiseerd, maarhet dagelijkse werk van juristen is niet werkelijk veranderd. Detoepassing van kennistechnologie in de juridische praktijk isvrijwel non-existent. En als hoogleraar wilde ik het juist hebbenover het recht en informatiseren, niet over tekstverwerking of ietsdergelijks. Je ziet, soms zit ik ook op een golf die anders looptdan ik denk. Maar dat hoort bij het avontuurlijk experiment."

De afgelopen jaren diende zich voor Koers een nieuweintellectuele uitdaging aan. Als adviseur was hij nauw betrokkenbij projecten die versterking van de rechterlijke organisatie totdoel hadden. "Ik hield mij intensief bezig met de intellectuelevraag hoe in een veranderende wereld de kwaliteit van derechtspraak kan worden gehandhaafd of zelfs verbeterd. Na verloopvan tijd besloot ik te vragen of mijn leeropdracht niet in dierichting kon worden aangepast. Ik wilde graag onderzoeken enopschrijven wat ik de afgelopen vier, vijf, jaar in de praktijkgezien en gehoord heb. Wat betekent dat nu allemaal? Datreflecteren heeft altijd al in me gezeten. Door het aankondigen vaneen oratie stelde ik mezelf een deadline. Een artikel kun je altijdnog uitstellen, nu zitten er mensen op me te wachten."

Maar Koers had nog meer beweegredenen voor het houden van eenoratie. In zijn relaas meldde hij woensdag dat de rechtspraakmaatschappelijk gezien altijd een ondergeschoven kindje is geweest.Door beleidstendensen in de jaren negentig als `de terugtredendeoverheid', maar ook door maatschappelijke veranderingen als`internationalisering' meent Koers dat de wetgevende en bestuurlijkpoten van de Trias Politica blijvend verzwakt zijn. Derechtspleging zal dit probleem volgens Koers moeten ondervangen."Ik ben ook een activist. Als samenleving zullen we moeteninvesteren in de rechtspleging. Zo'n leeropdracht stelt mij instaat een boodschap over te brengen. Die mogelijkheid exploiteer ikdan maar op een pragmatische manier. Ik hoop ook dat de faculteitde aandacht voor de veranderingen in de rechtspraak zal handhavenwanneer ik ooit van het toneel ben verdwenen."

Koers benadrukt dat hij veel van zijn inspiratie heeft gehaalduit het advieswerk dat hij de afgelopen tien jaar heeft verricht inde wereld van het openbaar bestuur. "In vrijwel alle departementenheb ik voor korte of lange tijd rondgelopen. Ik heb op die manierheel diep in hetfunctioneren van de overheid mogen kijken. Dat iseen goed leerproces voor me geweest." De vraag dient zich aan ofKoers de wetenschap misschien ietwat te saai vindt. "De klassiekekantoorwetenschap is niets voor mij. Ik heb de voeding uit depraktijk nodig. Ik denk dat de echt nieuwe dingen in de samenlevinggebeuren. En soms denk ik ook dat de echt nieuwe kennis in een boelvelden bij de grote organisatie- en adviesbureau's zoals KPMG zit.De pretentie van universiteiten die menen alles als eerste teweten, moet misschien maar eens worden doorgeprikt. Universiteitengaan ook veel te slordig om met kennismanagement. Kennis loopt hiermet de mensen de deur uit. Of ik zelf daar niet het ultiemevoorbeeld van? Dat klopt, maar ik neem ook weer kennis mee naarbinnen."

Om nieuw onderwijs te ontwikkelen, onderzoek te doen in hetbuitenland en een boek te schrijven ("alles wat je moet doen alshoogleraar") had Koers de advieswereld vaarwel gezegd. Hetontwikkelen van het nieuwe vakgebied zou samen met het opstartenvan de nieuwe opleiding Bestuur- en Organisatiewetenschap (B&O)zijn agenda voor de komende jaren gaan bepalen. "Ik had alleen hetdecanaatschap van de opleiding voor hoge politiefunctionarissen vanDe Utrechtse School aangehouden. Dat zijn allemaal mannen van eenjaar of veertig waar ik een intensieve persoonlijk relatie mee hebopgebouwd. Daar kon ik niet zomaar mee stoppen." Het liep allemaaleven anders.

"Ik werd gevraagd samen met de andere oud-decanen het decanaattijdelijk over te nemen toen Gio ten Berge ziek werd. Na mijntweede decanaatsperiode eind jaren tachtig had ik bewust afstandgenomen van de faculteit. Dat was een periode van reorganisaties.Er moesten onaangename beslissingen genomen worden. Bij veel mensenzat een stuk pijn dat ze associeerden met Albert Koers. Ik zat tedicht op de faculteit en andersom. Heel bewust heb ik er toen voorgekozen om afscheid te nemen als decaan en parttime te gaanwerken." Dat hij er nu om pragmatische redenen weer zit is niet mettegenzin, benadrukt Koers. "Het decanaat is leuk om te doen. Jekunt als decaan best veel tot stand brengen. Mijn eerste opdrachtis natuurlijk om een jaartje op de tent te passen, maar het ligt inmijn aard om iets meer te willen doen. Ik vind bijvoorbeeld dat erfundamenteel nagedacht moet worden over onderwijsvernieuwing. Daaris ook een programma voor opgestart. Niet zomaar even een nieuwcurriculumpje bedenken, maar wezenlijke vragen stellen. Nederlandsrecht in een tijd dat Europa overal in opkomst is? Voor mij is datniet helemaal vanzelfsprekend meer. Dat is weer zo'n ontwikkelingdie ik fascinerend vind."

Het decanaatschap heeft inmiddels al aardig gebotst met deoorspronkelijke agenda van Koers. Het projectleiderschap van denieuwe interfacultaire opleiding Bestuur- en Organisatiewetenschapmoest hijbijvoorbeeld opgeven. In de discussie met de studentenrecht, bestuur en management (RBM), de opleiding die volgens Koersmoet verdwijnen ten faveure van B&O, speelt de dubbeleloyaliteit van de decaan echter nog steeds een rol. "Natuurlijk benik loyaal aan B&O, maar om nu te zeggen dat ik het gedachtegoedvan RBM heb verraden, dat gaat me toch te ver. In mijn vorigedecanaatsperiode heb ik me juist hard gemaakt voor een opleidingwaarin interactie tussen de verschillende disciplines centraalstaat. Echter, omdat RBM in het CROHO nu Bestuurskunde is gewordenkunnen we de opleiding niet handhaven zonder haar drastisch tewijzigen. Dat is een realiteit die ik niet heb gecreëerd endie ik ook niet kan wegpoetsen."

De RBM-perikelen laten aardig zien waarom Koers' bestuurstijl inde faculteit Rechten nogal eens op verzet stuit. In een vakgebiedwaarin veel nadruk wordt gelegd op procedures en contracten heeftde decaan een andere insteek. "Ik word narrig als mensen mij heelformeel, rechtspositioneel, benaderen. Ik ben veel meer gefocust opde waarom-vraag, op `management of meaning'. Als mensen in zo'nRBM-discussie aan komen zetten met allerlei ingewikkelderedeneringen over de wet dit en de wet zo, dan word ik een beetjebozig. Zeg dan gewoon dat het een rotbeslissing is en dat je mijeen klootzak vindt. Recht voor zijn raap."

In een oud U-blad werd zijn optreden tijdens zijn vorigedecanaat eind jaren tachtig door sommige vooruitziende geesten alomschreven als dat van `de decaan van het jaar 2000'. Dezeconstatering doet Koers glimlachen. "Stond dat er echt? Ik zouliegen als ik zou zeggen dat ik het omgaan met macht niet leukvind, maar ik ben geen machtswellusteling, als je dat soms bedoelt.Als decaan word ik nu eenmaal verondersteld zo af en toe eenmachtswoord te spreken. Die verantwoordelijkheid wil ik nietontlopen. Dat zou hypocriet zijn. Er is nu een MUB en er moetiemand zijn met het vermogen te beslissen. Met zo'n RBM-besluit hebik dan ook niet veel moeite. Ik begrijp de emoties heel goed, maarik ga daar niet tegenin. Ik heb inmiddels geleerd dat dat geen zinheeft."

Drie maal is scheepsrecht was de titel van de oratie van Koersafgelopen woensdag. De hoogleraar beloofde plechtig dat er geenvierde leeropdracht zal komen. Een vierde periode als decaan zit erook niet in. "Per 1 september 2000 zal mijn bestuurlijkecarrière achter de rug zijn. Dat is de harde voorwaarde die ikbij mijn aantreden als interim-decaan heb gesteld. Als er nu eenengeltje langs vliegt dat hier een hele goede nieuwe decaanneerzet, dan zal ik als eerste hallelujah roepen. Ook anderebestuurlijke functies ambieer ik niet meer. Dat is een eigen keuze,waarbij vooral mijn leeftijd een belangrijke rol speelt. Volgendjaar zal ik me dan eindelijk kunnen richten op het uitbouwen vanhetvakgebied beleid en management van de rechtspraak.

"Een nomade zal ik waarschijnlijk wel blijven. Het lijkt meprachtig weer eens onderzoek te doen in het buitenland; in Bologna,Madrid of Parijs, bijvoorbeeld. Ook wil ik meer tijd gaandoorbrengen op Cura ao, waar ik een huis heb. Het leven in detropen vind ik fantastisch. Dat binnen zitten hier in Nederland isniks voor mij. Of ik nog verdere toekomstplannen heb? Ja, ik wilnog een keer leren glasblazen." Hij lijkt het te menen. "Ik ben eenknutselaar. En glas vind ik echt prachtig materiaal. Als ik even detijd heb ga ik zeker een cursus volgen."

Doet-ie het erom of niet? Koers de glasblazer. Het is misschiennog de beste beschrijving van de wetenschapper die vorm gaf aanbeleidsterreinen in het internationaal recht, van deorganisatie-adviseur en bestuurder die tal van nieuw initiatievenleven inblies en van de decaan die in de allereerste plaatsbestuurlijke helderheid zegt voor te staan.

Xander Bronkhorst


Drie keer is scheepsrecht

Leeropdrachten:

Volkenrecht (1979-1985)

Juridische Informatica (1985-1998)

Beleid en management van de rechtspleging (1999-

Decanaten:

198O-1983

1986-1989

1999-2000

Onderzoek naar behandeling van verkrachting in strafrecht: "Er zijn situaties waarin vrouwen zich niet kúnnen verzetten"

Onderzoek naar behandeling van verkrachting in strafrecht: "Erzijn situaties waarin vrouwen zich niet kúnnen verzetten"

Een vrouw hoeft in haar persoonlijk leven niet te doen wat zijniet wil. Van deze stelling zullen in Nederland weinig mensen meervreemd opkijken. Maar wie naar de Nederlandse wetgeving kijkt,ontkomt niet aan de indruk dat de vrouwelijke wil als het gaat omseksualiteit nog niet altijd serieus wordt genomen. De criteria diehet strafrecht hanteert om te beoordelen of er sprake was vangedwongen seks of vrijwillige seks, staan soms ver af van debelevingswereld van met name vrouwelijke slachtoffers. Nog steedsverleent de rechter vrijspraak in zaken waarin volgens de belevingvan het slachtoffer wel degelijk sprake was van gedwongen seks.

Tot die conclusie komt althans politicologe Nicolle Zeegers.Vrijdag promoveert Zeegers aan de Faculteit Sociale Wetenschappenop een onderzoek naar de politieke strijd die zich afspeelde rondeen wijziging in het strafrecht met betrekking tot seksueel geweld,die zijn beslag kreeg in 1991.

Huwelijk

Eind jaren zestig wezen feministen er al op dat seksueel geweld,ook binnen het huwelijk, een omvangrijk probleem was. Zeegers: "Omdit probleem aan te pakken, moest onderkend worden dat de ongelijkemachtsverhouding tussen mannen en vrouwen juist ook binnen seksuelerelaties een rol speelde. Nederlandse feministen pleitten ervoor omin de wetgeving rond verkrachting rekening te houden met ditgegeven. Dat vrouwen vrij over hun lichaam moeten kunnenbeschikken, zélf moeten kunnen uitmaken met wie ze seks hebbenen wanneer, moest als maatschappelijke norm worden vastgelegd inhet strafrecht."

Met de seksuele zelfbeschikking van vrouwen als wettelijke normwas het vóór de wetswijziging in 1991 droevig gesteld. Inde eerste plaats kon gedwongen seks binnen het huwelijk niet wordenaangemerkt als verkrachting. Dit kwam voort uit de traditioneleopvatting dat huwelijkspartners bepaalde verplichtingen hadden tenopzichte vanelkaar. Bovendien hanteerde de wetgever een wel zeerstrikte definitie van `dwang': alleen als er aantoonbaar sprake wasgeweest van geweld als dwangmiddel, of als het slachtoffer daarmeewas bedreigd, kon volgens de wet gesproken worden vanverkrachting.

De wetswijziging van 1991 moest aan de feministische kritiek,die maatschappelijk inmiddels ook voet aan de grond begon tekrijgen, tegemoet komen. De uitzonderingsclausule `buiten echt'werd geschrapt. En de definitie van dwang werd zodanig uitgebreiddat naast geweld ook `een andere feitelijkheid of bedreiging meteen andere feitelijkheid' als dwangmiddel kunnen gelden.

Is seksuele zelfbeschikking voor vrouwen als norm met dezewijzigingen in het strafrecht dichterbij gekomen? Om een antwoordte geven op deze vraag analyseerde Zeegers teksten over debegrippen gedwongen seks en vrijwillige seks in het maatschappelijkdebat, de juridische vakpers, de parlementaire politiek en derechtspraak in de periode 1975 tot 1995.

Zeegers' conclusie over het resultaat van de wetswijziging isniet onverdeeld optimistisch. "De wetswijziging heeft zekerpositieve effecten gehad. Het is zeer belangrijk dat het bestaanvan seksueel geweld binnen relaties nu erkend wordt. En deerkenning dat er meer dwangmiddelen bestaan dan alleen lichamelijkgeweld is grote winst. Maar in de toepassing van de wet komt dezevisie niet altijd even goed tot uitdrukking."

Deze conclusie baseert Zeegers op een analyse van achtverkrachtingszaken die in de jaren 1994 en 1995 werden behandeld."De rechter blijkt pas van verkrachting te spreken als bewezen isdat de vrouw zich verbaal of fysiek verzet heeft tegen degeslachtsgemeenschap. Als ze zich niet verzette, of zichonvoldoende verzette, dan vindt de rechter dat voldoende grond omte oordelen dat er geen sprake was van dwang."

En op dit punt heeft de wetswijziging zijn oorspronkelijke doelgemist. "Deze praktijk houdt er geen rekening mee dat er situatieszijn waarin vrouwen zich niet hebben kúnnen verzetten",oordeelt Zeegers, "bijvoorbeeld doordat ze sliepen, of doordat hunpartner hen murw heeft gemaakt door hen jarenlang te mishandelen."Het resultaat is een wetgeving die dwangmiddelen als manipulatie,misleiding en machtsmisbruik uitsluit van wat geldt alsverkrachting.

Die tekortkoming heeft volgens Zeegers zijn oorsprong in een teliberale definitie van het begrip wilsvrijheid. "De huidigestrafrechtpraktijk rond verkrachting gaat uit van autonomeindividuen die op rationele gronden keuzes kunnen maken. Dat iseenliberaal ideaal waar niet alle leden van de maatschappij teallen tijde aan kunnen voldoen. Een wetgeving die op dit idee isgebaseerd, biedt onvoldoende bescherming aan individuen die in eensociaal kwetsbare positie zijn komen te verkeren."

Zeegers: "De in Nederland snel groeiende groep hoogopgeleide,zelfbewuste vrouwen is misschien wel goed in staat om te handelenvolgens het liberale begrip van wilsvrijheid. Gelukkig maar. Maarer zijn ook nog steeds vrouwen voor wie dat veel moeilijker is.Vrouwen die in sociaal-economisch opzicht afhankelijk zijn van hunmannelijke levenspartner bijvoorbeeld, en voor groepen allochtonevrouwen kan dat ook heel sterk gelden."

Maar het geldt niet alleen voor vrouwen. "Ook homoseksuelemannen in bepaalde kringen kunnen met psychologische chantage temaken hebben, en zich daardoor niet durven verzetten tegen seksueelgeweld."

Wat moet er gebeuren om de situatie te verbeteren? Zeegers isdaar stellig in: "De wetgever moet zich opnieuw uitspreken over deinterpretatie van dwang als `een andere feitelijkheid of bedreigingmet een andere feitelijkheid'. En daarbij moet ze aansluitingzoeken bij het standpunt dat bepaalde feministische denkers aldecennia lang uitdragen: om in verkrachtingszaken vast te stellenof er sprake was van dwang, moet het voldoende zijn om aan te tonendat de dader het slachtoffer de mogelijkheid heeft ontnomen invrijheid te beslissen of ze seks met hem wilde. Niet het handelenvan het slachtoffer moet centraal staan in het rechterlijk oordeel- zoals nu het geval is - maar het handelen van de dader."

"Dit idee is niet nieuw. Het werd ten tijde van het debat rondde wetswijziging al verdedigd door feministische juristen. En beginjaren tachtig werd het zelfs geopperd door een adviescommissie vande overheid, die een bepalende rol heeft gespeeld in de discussierond de behandeling van verkrachting in het strafrecht die toen opgang kwam."

Waarom heeft dit idee het dan in 1991 niet gehaald? Zeegers:"Het is uiteindelijk gesneuveld toen het wetsvoorstel werdbehandeld in het parlement. En dat had vooral te maken metprincipiële opvattingen over hoe wilsvrijheid gedefinieerdmoet worden. Het beschermingsbeginsel, dat in de feministischevisie centraal staat, het idee dat je voorwaarden moet scheppenwaarbinnen individuen in vrijheid tot keuzes kunnen komen, was tezeer in tegenspraak met de opvatting over wilsvrijheid die op datmoment in het parlement dominant was: het liberale wilsbegrip vanhet autonome individu."

Toch sluit Zeegers herziening van het verkrachtingsartikel in detoekomst niet uit. "Recent zijn er kamervragen gesteld naaraanleiding van de gerechtelijke behandeling van een zaak waarin eenvrouw in haar slaap werd verkracht. Kennelijk begint er erkenningte komen voor hetgegeven dat zaken als misleiding en manipulatiebuiten de verkrachtingswetgeving vallen, en dat dat een probleemis."

Ninke Stukker

Nicolle Zeegers, `Dwang en vrijwilligheid inheteroseksuele relaties. De politieke strijd over verkrachting inhet strafrecht 1975 -1995'; 1999, Thela Thesis, Amsterdam, ISBN 905170 500 X

Dubbel milieuvoordeel bij verwerking vliegas

Het dubbele milieuvoordeel dat kan worden behaald door vliegasom te zetten in zeoliet staat beschreven in twee proefschriftenwaarop Guido Hollman en Arian Steenbruggen deze week promoveerden.De twee geochemici, die inmiddels ook buiten het onderzoek partnerszijn geworden, startten hun onderzoek in 1994 naar aanleiding vanhet regeringsvoornemen om strengere milieu-eisen te stellen aan opsteenkool gestookte elektriciteitscentrales. De vraag was toen watte doen met de ongeveer negenhonderdduizend ton vliegas diejaarlijks vrijkomt bij de verbranding van steenkool en diehoofdzakelijk werd verwerkt tot kunstgrind en tot vulmiddel voorbeton.

De onderzoekers richtten zich op een al bestaande techniekwaarmee zeoliet uit vliegas kan worden gewonnen, maar ontwikkeldeneen nieuw procédé dat in twee stappen zorgt voor eenopbrengst van zeventig gram zuivere zeoliet uit een kilo vliegas.Hoewel die opbrengst betrekkelijk laag is, is het voordeel van denieuwe techniek dat er voor het eerst volstrekt zuivere zeolietwordt gewonnen door middel van een procédé dat bovendienaan alle geldende milieuregels voldoet. Dit zeoliet kan vervolgensworden gebruikt om vervuild afvalwater te zuiveren.

Met gebruikmaking van zeoliet dat was gewonnen uit vliegas vande Amercentrale in Geertruidenberg, voerden de onderzoekersexperimenten uit met opgelost verfafval en rioolwater. Zij zagenhun vermoeden bevestigd dat het zeoliet op metaal gebaseerdepigmenten zoals cadmium en magnesium effectief bindt als diemetalen vrij in de oplossing aanwezig zijn. Rioolwater was naéén behandeling tachtig procent van het vervuilendeammoniak kwijt, terwijl na vier behandelingen zelfs alle ammoniakwas verdwenen.

Hoewel de nieuwe synthese-methode van zeoliet met zeventig gramopbrengst nog een betrekkelijk laag rendement heeft, heeftenergie-organisatie KEMA, die het onderzoek mede mogelijk heeftgemaakt, al grote belangstelling getoond voor de resultaten enzelfs even geprobeerd om de publicatie ervan tegen te houden.Hollman en Steenbruggen verwachten dan ook zeker dat de door henontwikkelde methode commerciëletoekomstmogelijkhedenheeft.

Erik Hardeman

'Roeizigeuner' Duncan Holland, voor het eerst in dertig jaar zonder auto

'Roeizigeuner' Duncan Holland, voor het eerst in dertig jaarzonder auto

"Ik hecht aan mijn vrijheid", vertelt de nieuwe Orca-coach. "Demeeste mannen van 45 kunnen niet van de ene dag op de andere vanbaan veranderen. Laat staan naar het andere eind van de wereldafreizen. Als ik hier om half acht 's ochtends langs het kanaalfiets om één van onze jonge roeiers te trainen, zie ik defile op de snelweg staan. Allemaal mensen op weg naar hun werk. Danben ik gelukkig met mijn bestaan. Natuurlijk moet ik ookverantwoording afleggen. De club vertelt me wat ik moet doen. Maarhoe ik het doe, is mijn eigen verantwoordelijkheid."

Holland moet ervoor zorgen dat Orca de komende jaren eenkweekvijver van nationaal roeitalent wordt en blijft. "Ik las deadvertentie op Internet. Ik had net drie jaar voor de nationalebond van Nieuw Zeeland gewerkt. Mijn werk was bijna klaar en ik konhet niet goed met mijn baas vinden. Dus zocht ik iets nieuws. Orcableek een ambitieuze club te zijn. Ze zijn natuurlijk al succesvol,maar er moet nog meer mogelijk zijn. Er is veel enthousiasme binnende vereniging. Ik introduceer een aantal nieuwe dingen en ik merkdat de club openstaat voor verandering. Dat is heel prettigwerken.

"De praktische zaken zijn goed voor elkaar. Goede atleten,voldoende water, voldoende boten. Als er goede roeiers zijn en jetraint ze goed, dan krijg je snelle boten. Zo simpel is het. Er isniets magisch aan het creëren van een goede sportploeg. Het isniet gemakkelijk, alles met mensen is moeilijk. Maar het proces isduidelijk."

Schoolsport

"Roeien is ook een eenvoudige sport. We maken steeds dezelfdebeweging. Heel vaak. Als we de juiste mensen weten te vinden, zieik geen reden waarom we niet succesvol kunnen zijn. Maar dat zalwel de arrogantie van de sportman zijn. Die denkt altijd dat-ie kanwinnen. De tegenstander heeft tenslotte ook maar twee armen en tweebenen."

Holland begon zelf als roeier op school in Nieuw Zeeland. "Zoalsin alle landen met een Angelsaksische cultuur is schoolsportbelangrijk in Nieuw Zeeland. Junioren-competities gaan tussenscholen, niet tussenclubs. Een studentenroeicultuur zoals inNederland heb ik nergens anders meegemaakt. Corporaal heet dat,geloof ik."

Hij groeide uit tot een nationale topper, maar miste deOlympische Spelen in Moskou vanwege een boycot. Om zijn sport tefinancieren, moest hij werken. "Ik heb heel veel banen gehad. Zoalselke Nieuw-Zeelandse jongen heb ik schapen geschoren. Ik heb in eenfabriek gewerkt waar schapen werden geslacht voor de export. Toenik 34 was ben ik naar de universiteit gegaan. Dat was leuk. Deuniversiteit is leuk als je oud bent. Als je 19 bent, denk je datje hard moet werken. Maar als je al vijftien jaar hard hebtgewerkt, valt het allemaal erg mee."

Na zijn studie economie werd Holland marktonderzoeker. Maar hijbleef part-time roeicoach. "Het kostte alleen maar geld, want ikspendeerde meer tijd aan het roeien dan aan mijn werk. In 1992 wasik de coach van het Olympisch Team naar Barcelona. Daarna beslootik in Europa te blijven en profcoach te worden."

Een club in Zurich was zijn eerste roeibaas. "Een roeicoachheeft een goed leven. Zeker als je met geselecteerde teams werkt.Niet iedereen die roeier wil worden, lukt dat ook. Ik werk alleenmaar met mensen die hier graag willen zijn. In iedere andere baanheb je altijd te maken met mensen die werken omdat ze moeten."

Nu is Holland weer terug in Europa. "Nieuw Zeelanders zijn eenmobiel volk. Ik heb er geen moeite mee om me aan een andere cultuuraan te passen. West Europa is een prettige plek om te wonen.Nederland is een heel beschaafd land. Bovendien zijn debelangrijkste roeiwedstrijden allemaal in Europa. Ik vind dearchitectuur ook fascinerend. Het huis waarin ik woon is twee keerzo oud als welk gebouw dan ook in Nieuw Zeeland. Ik houd ook vanlekker eten en drinken. Dus is het ook prettig om naar Frankrijk ofItalië voor een vakantie af te reizen. Er zijn ook roeicoachesdie in Guatemala of Indonesië terechtkomen.

"Mijn kennismaking met de Nederlandse cultuur is tot nu toenogal clichématig. Ik woon aan een gracht en ik rijd op mijnfiets. Voor het eerst in dertig jaar heb ik geen auto. Het is heelinteressant om zonder auto te moeten leven. Ik zit trouwens heelveel op de fiets, want ik gebruik hem ook bij het coachen. Iedereochtend zit ik midden in het fietsen-spitsuur langs het kanaal. Datis voor mij iets heel aparts."

Toch mist hij zijn geboorteland wel. "Als ik in Nieuw Zeelandeen dag vrij was, sprong ik in mijn jeep en binnen twee uur zat ikin de wildernis op forel te vissen. Dan zag je de hele dag geenmens. Dat is hier onmogelijk. Eigenlijk heb ik een voet in beidekampen. Ik woon hier graag, maar ik ben ook graag bij mijn familieen vrienden in Nieuw Zeeland.

"Ik wil graag een keer teruggaan. Dat hoeft niet per sé alsroeicoach te zijn. Ik werk al 25 jaar en pas acht jaar als coach.Ik kan best weer ietsheel anders gaan doen. Ik heb een relaxe kijkop de toekomst. Het is belangrijk om het leven per dag te leven.Niet werken zodat je later kunt genieten, maar nu genieten.Natuurlijk moet je investeren. Als je met mensen traint voor deSpelen moet je daar heel veel tijd in stoppen. Maar 'it must be fungetting there'."

Jurgen Swart

De pers en wetenschappers: weleens eenzijdig maar het kan erger

De pers en wetenschappers: weleens eenzijdig maar het kanerger

Een week voor haar promotie krijgt pedagoge HélèneLeenders een telefoontje van een journalist van de Volkskrant. Hijheeft haar dissertatie over Maria Montessori al gelezen en vraagtom een interview. De promovenda wil echter voor 9 september, depromotiedatum, niets kwijt. Ze spreken af dat de verslaggever haardaarna zal interviewen.

Het loopt anders. De Volkskrant-journalist wacht niet tot depromotie. Twee dagen van tevoren kopt de krant op de voorpagina datMaria Montessori haar leer verkwanselde aan het fascisme. Hetnieuws slaat in als een bom. Alle media willen plotseling eeninterview met Leenders. De telefoon bij haar thuis gaat om dehaverklap, maar de promovenda houdt haar poot stijf: ze wil pas na9 september commentaar geven. "Het is een ongeschreven regel dat jevoor je promotie niet naar de pers stapt. De commissie stelt hetook helemaal niet op prijs als je onderzoek al breed is uitgemetenin de kranten", legt Leenders uit.

Er gaat wel een persbericht uit in overleg met de afdelingvoorlichting van de universiteit, maar daar laat de wetenschapsterhet even bij: "Ik wilde me in alle rust kunnen voorbereiden, dus ikben toen ondergedoken. Ik heb het antwoordapparaat aangezet en benbij de buurvrouw gaan zitten."

De landelijke kranten nemen het persbericht over en de discussieover het Montessori-onderwijs laait op. Maar de aandacht duurt nietlang. Leenders: "Toen ik vrijdag na mijn promotie netjes hetlijstje af ging bellen van journalisten die me hadden benaderd,wilde niemand me meer spreken, heel wonderlijk. Een verslaggeverwas er maar eerlijk over, en zei dat het nieuws eraf was. De restnam niet eens de moeite terug te bellen."

Volgens haar is het accent in de berichtgeving teveel komen teliggen op de dubieuze fascistische contacten van de grondlegstervan de leer, en te weinig op het feit dat de Montessori-pedagogiekzonder meer bruikbaar was voor de 'fascistisering' van hetItaliaanse onderwijs: "Terwijl dat laatste, de pedagogische kantvan de zaak, voor mij veel belangrijker was. Wat in de krantenstond klopte allemaal wel, maar het was erg eenzijdig enongenuanceerd. Dat heb ik niet recht kunnenzetten."

Geruststellen

Leenders was wel voorbereid op media-aandacht, maar had nietverwacht dat de commotie zou losbarsten voor de promotiedatum.Volgens voorlichtster Laurien Timmermans van het CommunicatieService Centrum van de universiteit is het ongebruikelijk datonderzoeksresultaten vroegtijdig in de pers komen: "Journalistenkunnen een proefschrift wel van tevoren krijgen, maar het is eenongeschreven regel dat zij niet voor de promotie publiceren. Zo'nonderzoek moet formeel nog worden goedgekeurd door de commissie,die zegt `onderbouw die stelling maar eens'."

De voorlichtster is over het algemeen niet negatief over demanier waarop de pers met wetenschappelijk onderzoek omgaat. "Ikkrijg niet vaak klachten van wetenschappers. Je leest weleensverhalen die een beetje kort door de bocht zijn en mensen zullenbest weleens boos worden over een ungenuanceerde kop. Toch vind ikdat vooral de wetenschapskaternen moeite doen een onderwerpbegrijpelijk en correct te brengen."

Wetenschappers die persaandacht verwachten, kunnen naarTimmermans stappen voor advies en een boekje met mediatips. Vaakmoet ze wetenschappers geruststellen dat niet iedere journalisteropuit is ze in de krant te kijk te zetten. Belangrijkste adviesvan de voorlichtster: wees rustig, weet van tevoren wat je wiltzeggen en laat je niet verleiden tot antwoorden die je niet gevenwil.

Hijgverhaal

Kinderarts Roderick Houwen had daar van tevoren goed overnagedacht. Een jaar geleden vond de wetenschapper na acht jaaronderzoek het gen dat de drager is van een zeldzame leverziekte.Deze ziekte komt vooral veel voor bij kinderen uit Spakenburg, watte herleiden is tot een gemeenschappelijke voorouder. Houwenbesefte terdege dat de journalistiek met zijn onderzoek aan de haalzou kunnen gaan: "Ik wilde voorkomen dat er smeuïgehijgverhalen in de pers komen over de Spakenburgsegemeenschap."

De onderzoeker is niet klakkeloos op alle journalistiekeverzoeken ingegaan: "Als ik het gevoel had dat het eenongenuanceerd verhaal zou worden, heb ik er een stokje voorgestoken." Hij had er geen probleem mee als de menselijke kant vande zaak aan bod kwam, voegt hij hieraan toe: "De human interest isook een invalshoek, het gaat tenslotte over patiënten. Maardie moet je wel in hun waarde laten."

De kinderarts was blij met de steun vanuit devoorlichtingsafdeling van het AZU: "Alle contacten zijn via eenvoorlichter gegaan. Dat is ook mijnadvies aan anderewetenschappers: laat de contacten lopen via iemand die gepokt engemazeld is in de omgang met de pers."

Zo voorbereid als Houwen was op de journalistieke aandacht, zoonverwacht kwam het voor Bart Oremus. In 1996, hij was toen 25,deed hij voor de postdoctorale lerarenopleiding IVLOS samen metmedestudent Gerben Colmjon een onderzoek naar het beeld dat Duitsescholieren hebben van Nederland. Oremus: "Gewoon een verplichtonderdeel, helemaal niet bedoeld om mee naar buiten te treden." Deconclusie was dat Duitse jongeren bijzonder weinig afweten vanNederland, maar er toch een positief beeld van hebben. Toen eendocent de resultaten onder ogen kreeg, adviseerde hij de tweestudenten om er een persberichtje over te schrijven.

"Wat er daarna gebeurde was buiten proportie", herinnert Oremuszich en hij klinkt nog beduusd. Op de dag dat het persberichtuitging gaven de twee een interview aan de Wereldomroep, devolgende dag zaten ze in het tv-programma MiddagEditie. Oremus: "Opweg naar de studio zei Gerben tegen mij `we staan in de krant'. Ikdacht dat hij een geintje maakte, maar alle ochtend- en avondbladenhadden het persbericht overgenomen."

Terugkijkend op alle aandacht is hij overwegend positief: "Deresultaten zijn niet verdraaid, maar heel netjes opgeschreven." Datbepaalde details steeds terugkwamen vindt hij logisch: "Dat descholieren het inwoneraantal van ons land schatten tussen de vijfen honderd miljoen en dat slechts één de naam van depremier wist ànog verkeerd geschreven ook-, is natuurlijkfrappant."

Volgens voorlichtster Timmermans is er geen peil op te trekkenwelk onderzoek de aandacht zal trekken: "Soms komt er geen hond afop iets leuks, en dan weer loopt het storm bij een promotie waarvanje het nooit verwacht had. Het is afhankelijk van het moment. Alshet komkommertijd is kan een promotie ineens veel belangstellingkrijgen, en ook wanneer een bepaald onderwerp net in the pictureis."

Een wetenschapper die honderd procent zeker kon zijn dat dejournalistiek bij hem de deur zou platlopen, is NobelprijswinnaarGerard 't Hooft. Sinds 12 oktober heeft hij dagelijks met de perste maken. Voor de natuurkundige is het niet de eerste keer dat hijin de journalistieke aandacht staat. Hij kent het klappen van dezweep: "In het begin realiseer je je niet hoe iets uiteindelijk oppapier komt. Voordat je het weet zeg je iets onvoorzichtigs watdoor de journalist wordt aangedikt en waarmee je ongewild mensenkwetst. Daarom moet je erg op je woorden passen."

Dat sommige media meer aandacht hadden voor de animositeittussen de twee Nobelprijswinnaars dan voor de wetenschappelijkekant van de zaak vindt hij jammer, maar begrijpelijk: "Eenminderheid is eropuitduidelijk te maken waar het echt over gaat.Voor de andere journalisten zijn persoonlijke omstandighedenspannender, dat kan het publiek ook makkelijker begrijpen." Tochkan het allemaal veel erger, weet 't Hooft: "De meest absurde enonzuivere mediaverhalen kwamen uit het buitenland. Dat wij haddengewerkt aan een kwantumcomputer waar defensie in Amerikazenuwachtig van werd en andere uit de lucht gegrepen dingen. Danvalt het in Nederland nog best mee."

Femke van Zeijl

Chrisje Brants brengt Eerste Wereldoorlog in een multimediale voorstelling

Chrisje Brants brengt Eerste Wereldoorlog in een multimedialevoorstelling

"Ik denk dat het heel heavy is", zegt Chrisje Brants over haareigen voorstelling. "Misschien niet echt een plezierig avondje uit.Veel mensen zijn na afloop verbijsterd: waarom wist ik hier nietsvan? Maar", voegt ze er geruststellend aan toe, "de meesten vindenhet ook erg mooi."

De Eerste Wereldoorlog is voor veel Nederlanders een vergetenoorlog. Nederland was neutraal en dacht zich op die manier aan degevolgen van de oorlog te kunnen onttrekken. Maar hoewel Nederlandinderdaad veel ellende bespaard is gebleven, heeft de oorloguiteindelijk ook in ons land het leven onomkeerbaar veranderd. Ommaar te zwijgen van de impact die de oorlog in Duitsland en de restvan Europa heeft gehad. Veel Nederlanders realiseren zich datniet.

"Het was een oorlog op de grens van twee tijdperken", verteltBrants. "Het begon in 1914 met generaals die de veldslagen vanNapoleon naspeelden, en het eindigde met tanks en bombardementen."Ook op andere gebieden - zoals sociale verhoudingen, kunsten en demedische wetenschap - vormde de Eerste Wereldoorlog een breuklijntussen twee tijdperken. Verschillende vorstenhuizen kwamen ten valen in Rusland vond de communistische revolutie plaats.

"Men begon aan de oorlog met veel illusies. De intellectueleelite had het gevoel dat de beschaving ingedut was. Oude mannenmaakten de dienst uit, en de oorlog zou daar verandering inbrengen. Iedereen was er klaar voor, niemand zag ertegenop. Het zoueen snelle oorlog worden, vol glorie en moed, om de boel eenpositieve injectie te geven. Maar dat pakte heel anders uit. Deomslag vond plaats in 1916, door de slagen bij Verdun en de Somme.Dat waren veldslagen die honderdduizenden het leven kostten. Heelgruwelijk, en er kwam niets uit. Toen begon men zich af te vragen:waar doen we dit in godsnaam voor? Die omslag zie je ook in deliteratuur. Alsje de werken van de grote Engelse dichters uit 1914leest, en je zet die af tegen de oorlogsdichters uit 1917, dan voelje de teleurstelling en de desillusie."

Reizen

De overgang van illusie naar desillusie is de rode draad in hetboek Velden van Weleer, dat Chrisje Brants samen met haar man Keesschreef, en ook van de gelijknamige theatervoorstelling. Aan dehand van gedichten, dagboekfragmenten en andere artistieke uitingenuit het begin van deze eeuw maken Chrisje en Kees Brants dezeovergang zichtbaar.

De oorsprong van hun belangstelling voor de Eerste Wereldoorlogligt bij de Engelse schrijver Robert Graves, bekend van de serie I,Claudius, die in de jaren zeventig op tv was. "Graves heeft zelfgevochten in de Eerste Wereldoorlog", vertelt Brants. "Datbeschrijft hij in zijn autobiografie. Fant'stisch vond ik dat;allemaal dingen die ik nog niet wist. We waren die zomer opvakantie in Frankrijk - zo'n mislukte vakantie met veel regen, eentent en een klein kind. Op weg naar huis kwamen we toevallig langseen fort uit de Eerste Wereldoorlog. Met Graves' autobiografie inons achterhoofd hebben we dat bekeken. En het liet ons niet meerlos. We hebben ons kind ondergebracht bij mijn schoonouders en zijnteruggegaan. We bezochten de plaatsen aan het front die Gravesbeschrijft, en alles was er nog! Het werd verslavend. Jaren achterelkaar hebben we delen van het front bezocht."

Gaandeweg ontstond het idee om er zelf een boek over teschrijven. Alleen: hoe slijt je dat in een land waar de EersteWereldoorlog niet leeft omdat hij er niet gewoed heeft? Deoplossing bleek een reisgids te zijn, want, aldus Brants,"Nederlanders reizen graag." Elk hoofdstuk van het boek beschrijfteen deel van het front zoals dat er tegenwoordig bij ligt, compleetmet interessante routes en wetenswaardigheden. Aan de hand van dietoeristische informatie vertellen de auteurs het verhaal van deEerste Wereldoorlog. De achterliggende gedachte van het boek is datde restanten van het toenmalige front alleen betekenis krijgen inhet licht van de gebeurtenissen van toen. Dagboekfragmenten vansoldaten, flarden van romans en gedichten van oorlogsdichtersbrengen deze geschiedenis tot leven. Het boek begint in Belgiëen volgt het voormalige westelijke front tot in de Vogezen. Elkeplek die zij beschrijft, heeft Brants zelf bezocht.

Oorlogsmuseum

"Eigenlijk was de keuze voor een reisgids eencommerciëletruc om het boek te verkopen", erkent Brants. "Maar die vorm bleekin zichzelf zeer interessant te zijn." Geslaagd was decommerciële zet zeker, want van het boek is inmiddels devijfde druk verschenen. Vooraf had Brants gedacht dat er hooguiteen tweede druk zou komen, en de uitgever vond zelfs d't rijkelijkoptimistisch. "Maar als we nu in het gebied komen, zien we veelNederlanders met ons boek in hun hand", vertelt Brants. Ze geefttoe dat ze het tij mee heeft, want ook in andere landen is sprakevan een herleefde belangstelling voor de oorlogsvelden vanweleer.

Vooral de Franse overheid steekt veel geld in de monumenten uitde Eerste Wereldoorlog, met als resultaat onder meer hetoorlogsmuseum in Péronne. Dit 'postmoderne Mitterand-project'is volgens Brants verreweg het mooiste museum over de EersteWereldoorlog. Ze zegt: "Hartstikke mooi dat het er is, maar door decommercie raakt het onderwerp wel zijn eenvoud kwijt. Alles wordtgeprofessionaliseerd. Verdun was altijd al wel een beetje kermis,maar verder was het front een pelgrimsoord met alleen watprivé-museumpjes. Nu is alles commercieel en verliest het zijncharme en authenticiteit. Daar heb ik met mijn boek natuurlijk aanmeegewerkt, al heb ik het niet zo bedoeld. Alleen op afgelegenplekken, met name in Lotharingen en op de bergen van de Vogezen,vind je nog restanten in de originele staat."

Naar aanleiding van het boek werden Brants en haar man gebelddoor een kunstenaar, die net als zij geïnspireerd werd door deEerste Wereldoorlog. Hij bereidde een expositie vanoorlogstekeningen voor en vroeg of Brants die wilde openen met eenlezing. "Dat vonden we een beetje saai", vertelt Brants. "Wedachten: 'We maken er een soort multimediavoorstelling van'." Aldusgeschiedde. De afgelopen jaren was deze voorstelling steeds rond 11november - de dag van de wapenstilstand - te zien in Amsterdam.Volgende week gebeurt dit voor het eerst in Utrecht.

In de voorstelling is Chrisje Brants de centrale verteller. Haarverhaal wordt van tijd tot tijd onderbroken door een achtkoppigmannenkoor dat liederen uit de oorlog zingt. Leden van het koorlezen ook stukken proza voor in het Nederlands, of flarden vangedichten in de oorspronkelijke taal. Het geheel wordtgeïllustreerd door 140 dia's, die worden geprojecteerd op eenscherm van vier bij vier meter. "De grootte van het beeld is heeloverweldigend. Als verteller kan ik er zelf niets van zien, maarhet moet heel mooi zijn", lacht Brants. "We laten trouwens nietalleen narigheid zien. Er zitten ook geestige foto's tussen."

Chrisje Brants wil graag verder gaan met de Eerste Wereldoorlog."Ik zou wel Engelse oorlogsdichters willen vertalen", zegt ze,"maar daarvoor hebik te weinig tijd. Ik heb wel ooit eenbloemlezing uitgebracht van oorlogsliteratuur.' Ook met Velden vanWeleer is Brants voorlopig nog niet klaar, want er verandert elkjaar veel aan het voormalige front. "Ik hoop dat er een zesde drukzal verschijnen", lacht zij. "Dat is dan een goed excuus om weerhet hele front langs te reizen."

Christiaan Bonebakker


Anthem for Doomed Youth

What passing-bells for these who die as cattle?

Only the monstrous anger of the guns.

Only the stuttering rifles' rapid rattle

Can patter out their hasty orisons.

No mockeries now for them; no prayers nor bells;

Nor any voice of mourning save the choirs, -

The shrill, demented choirs of wailing shells;

And bugles calling for them from sad shires.

What candles may be held to speed them all?

Not in the hand of boys, but in their eyes

Shall shine the holy glimmers of goodbyes.

The pallor of girls' brows shall be their pall;

Their flowers the tenderness of patient minds,

And each slow dusk a drawing-down of blinds.

Wilfred Owen


Theatervoorstelling

De theatervoorstelling Velden van Weleer is in Utrecht te zienop donderdag 11 november om 20.30 uur in filmtheater 't Hoogt.Kaarten zijn verkrijgbaar bij het W. Pompe Instituut, Janskerkhof16, tel. 030-2537125, en bij Achter Sint Pieter 200, tel.030-2537038. Let op: bij 't Hoogt zelf zijn géén kaartenverkrijgbaar! Drie dagen eerder, op maandag 8 november, vindt erook een voorstelling plaats in Leiden, theater De Ware Liefde,Kagerstraat 1, tel. 071-5273936.

'Lifestyle magazines' bieden Utrechtse studenten radio op maat

'Lifestyle magazines' bieden Utrechtse studenten radio opmaat

Geen groot omroepgebouw, geen luxe opnamestudio, maar een gewoonrijtjeshuis in Hilversum. "De mooiste radio wordt nog steedsgemaakt in kleine achterafkamers", stelt Peter Kroon vanuit zijnbovenkamertje annex studiootje. Kroon stelt daar Mensa Radio samen,het wekelijkse uurtje studentenradio van Radio M. Elke zondagavondtussen zes en zeven kunnen Utrechtse studenten luisteren naar zijnmix van nieuws, reportages, hits, informatie over baantjes enstages, eettips en nog veel meer wat te maken heeft met hetstudentenleven. Op maandagavond tussen negen en tien wordt hetprogramma herhaald.

"Een leuk en beluisterbaar studentenprogramma maken in eenmagazineachtige stijl", zo vat programmamaker en presentator Kroonzijn doel samen. Hoewel Mensa Radio gesponsord wordt door deUniversiteit Utrecht, richt het programma zich ook ophbo-studenten. "Ik mik op alle studenten die rond etenstijdthuiskomen van het weekend, hun tas in een hoek knallen en eenstukje Mensa meepikken vóór Beverly Hills 90210begint."

Om die studenten te bereiken, moet het geheel een beetje luchtigblijven, meent Kroon. "Wij zitten bij Radio M vast aan eenverhouding van 50 procent gesproken woord en 50 procent muziek; eengegeven vanuit het Commissariaat van de Media. Wil je voorkomen datmensen afhaken, dan moet je zorgen dat in vier minuten teksttijdeen heleboel gebeurt."

En dus worden serieuze reportages over bijvoorbeeld stage lopenin het buitenland afgewisseld met smeuïger onderwerpen alsbungyjumpen met een zendertje om je nek. "Dat is tot nu toe wel hetspectaculairste wat ik voor dit programma heb gedaan", aldus Kroon."Ik sprong van tachtig meter naar beneden, terwijl ik intussen ineen microfoontje insprak wat er allemaal met me gebeurde. Het vielme mee hoeveel ik nog kon vertellen, nadat ik eerst in doodsangstom mijn moeder had geschreeuwd!"

Kroon (31) denkt dat hij zich aardig kan inleven in degemiddelde student. "Zelf heb ik ooit politicologie gestudeerd inAmsterdam, dus ik weet wel wat er onder studenten leeft." Hijmaakte zijn studie niet af,maar ging zich fulltime bezighouden metradiomaken. "Een jongerenprogramma als dit biedt me veel vrijheiden ruimte voor creativiteit. Snelle, compacte radio maken, dat iswat ik wil. Tegelijkertijd mag studentenradio net wat meer diepgangbevatten. Diepgang zonder wijzend vingertje, want ik ben geenpresentator die de wijsheid in pacht heeft."

Kroon krijgt voor Mensa Radio hulp van stagiaire Eefje Aerts(21), vierdejaars studente aan de School voor Journalistiek. Zijschrijft het nieuwsoverzicht en maakt wekelijks éénreportage. Eefje dacht eerst dat ze het tv-vak wilde leren, maarvindt nu dat ze met radio meer uit de voeten kan. "Het is prettigdat ik alleen op stap kan en niet vastzit aan een crew. Dat maakthet medium makkelijker en sneller dan televisie. Mensa Radio kendeik zelf trouwens niet; ik werd erop gewezen door mijnstagebegeleider. Het leuke is natuurlijk dat ik zelf student ben enme hier echt op kan uitleven. Ik overleg veel met Peter, maarbedenk zelf ook onderwerpen. Er moet een bepaalde affiniteit zijnom ermee aan de slag te kunnen."

Eefje deed in het verleden al ervaring op bij Studentenradio vande Stadsomroep, een programma dat verzorgd wordt door studenten vande School voor Journalistiek. "Er zit veel verschil tussen deprogramma's", vindt ze. "Bij de Stadsomroep gaat alles live, daargaat gemakkelijk iets mis. Het is hectischer, ook doordat er meermensen bij betrokken zijn."

"Leuk voor de presentator, dat live bezig zijn", merkt Kroon op,"maar ik heb toch meer de luisteraars als doel. Wij willen eenprofessioneel, 'gelikt' programma maken. In al onze programma'sproberen we ook dat typische Radio M-geluid te creëren, datnet iets anders, iets warmer klinkt dan het geluid bij anderestations."

Op pad

Is Mensa Radio het volwassen eindproduct van een ervarenradiomaker, het programma Studentenradio op Stadsomroep Utrechtwordt gemaakt door studenten zelf. Zij zijn nog volop bezig depraktijk van het radiovak te leren op de faculteit Communicatie enJournalistiek. Daarbij worden ze begeleid door Bianca Henkes, sindsdit jaar coördinator Studentenradio.

Elke werkdag tussen vijf en zes wordt Studentenradiorechtstreeks uitgezonden en dat betekent topdrukte voor hetbetreffende redactieteam. Om tien uur 's ochtends wordt begonnenmet een redactievergadering. Dan worden de onderwerpen van de dagbepaald en verdeeld en vervolgens gaat iedereen aan de slag. Hetredactieteam van Studentenradio wisselt dagelijks en bestaat uitzeven à acht studenten. Zij hebben ieder een vaste taak,variërend van techniek en muziek toteindredactie ofpresentatie. Wekelijks zijn er ongeveer dertig studenten uit alleleerjaren betrokken bij het maken van het programma. Afhankelijkvan hun aanwezigheid, inzet en kwaliteit krijgen zij een bepaaldaantal studiepunten.

"Studentenradio bevat het harde nieuws, bepaalde vaste rubriekenen daarnaast leuke dingetjes, die afwijken van het geijkte. Zohebben we elke dag een grappig item, dat luisteraars even op hetverkeerde been zet", vertelt Henkes. "En doordat alles live is,kunnen we inspelen op actuele zaken."

Het programma wordt gefinancierd door de faculteit Communicatieen Journalistiek. Voor Henkes betekent dat zeker niet dat zijalleen studenten van die faculteit wil bereiken. "Mijn ideaal is omook bij het maken van het programma alle mogelijke opleidingen tebetrekken. Het is namelijk voor iedereen leuk om praktisch bezig tezijn. Een universitaire student wis- of natuurkunde kan het achterde boeken zitten prima afwisselen met de verzorging van de techniekbij Studentenradio."

Henkes (31), zelf oud-studente Journalistiek in Utrecht, is doorhaar werkgever (KRO) voor 2,5 dag in de week gedetacheerd naarUtrecht. "Het is erg leuk om studenten de liefde voor het radiovakbij te brengen. Hun eigen inbreng is daarbij belangrijk, ze komenvaak zelf met de meest creatieve ideeën. Ze leren ook veel vanelkaar, want vooral de eerste- en tweedejaars worden echt in hetdiepe gegooid. Op school volgen zij veel theorievakken, terwijl zenu meteen praktisch aan de slag moeten: mensen bellen en op padgaan."

Robert Boekel (19) is zo'n eerstejaars student. Hij deedervaring op bij Noordwijk Radio voordat hij zich aanmeldde bijStudentenradio. "Het leuke is dat je hier met een groot team werkt.Daarbinnen heb je één afgebakende taak, waardoor er meertijd is voor een item. Daardoor komen de items hier meer tot hunrecht." En weg is hij, om met de 'wandelende zender' ergens op hetUithofcomplex studenten te interviewen over het al dan niet gedogenvan wietteelt.

Patricia Cronie (20) is vierdejaars en zij doet afwisselend depresentatie, verslaggeving en eindredactie van het programma.Eerder liep zij stage bij Radio Rijnmond en daar ontdekte ze hoeleuk en snel radio als medium is. Ze vindt van zichzelf dat ze nusoms te 'bitchy' is jegens de in haar ogen onervaren eerstejaars."Ik moet leren anderen te mobiliseren en meer dingen uit handen tegeven", merkt ze vol zelfkritiek op.

Toekomst

Een helder beeld van de luisterdichtheid van hun programma'shebben Kroon en Henkes niet. Wel geloven ze allebei in detoekomstvan radio in het algemeen en studentenradio in het bijzonder. "Alsje als radiomaker maar meegaat in de tijd en erkent dat allessneller wordt. Ook studenten zappen er op los, dus je moetflitsende radio maken. Ik verwacht dat de belangstelling voormagazineachtige programma's blijft bestaan", aldus Kroon.

Annemarie Heuts

Uitzendingen

Mensa Radio, zondag 18.00-1900 uur (herhaling maandag21.00-22.00 uur) op Radio M, 100.1 FM.

030-6935566 / Mensa@RadioM.nl./ Postbus 666, 3700 ARZeist.

Studentenradio, elke werkdag 17.00-18.00 op Stadsomroep, ether107.7 FM, kabel 91.1 FM

030-2193105 / studentenradio@hotmail.com(ookvoor opgave als student-medewerker)

Serie Onderwijs Anders: Preken voor andermans parochie

Otto staat al achter de lessenaar als zijn medestudenten endocent nog moeten arriveren. Het ongeduld van dezetheologiestudent, die zo dadelijk zijn allereerste preek houdt,hangt voelbaar in de lucht. Zijn geduld wordt extra op de proefgesteld door een laatkomer, die vijf over negen met een verhithoofd lokaal 2.20 in het Willem C. van Unnikgebouw binnenstapt. "Jehebt zeker als een soort Leontien van Moorsel gefietst," graptdocent H. van der Meulen die doelt op de wereldtitel die deBrabantse de dag daarvoor binnenhaalde.

Vandaag is het uur U aangebroken voor onder anderentheologiestudent Otto van de cursus preekoefening. Hij moet vooreen kritisch gehoor van medestudenten een preek houden. Het is delaatste stap die leidt naar de katheder in de kerk. De lessen horenbij de zeer kleine 'kerkelijke opleiding vanwege de NederlandsHervormde Kerk' en bereidt de vijfdejaars voor op onder meer hetvak van dominee.

In de voorgaande colleges van de cursus preekoefening heeftOtto, begin twintig, een toehoorder bedacht. Een persoon tot wiehij zich op deze denkbeeldige Israëlzondag richt. Bovendienmoest hij zich verdiepen in de tekst Jesaja, onder meer om eenparallel met het heden te kunnen trekken. Gebeurtenissen uit heteigen leven of de actualiteit kunnen hiervoor een handvat bieden,staat in het cursusboek.

"Gemeente van onze Heer Jezus Christus, beste dames en heren,jongens en meisjes." Vol zelfvertrouwen en met gevoel voor dramagooit Otto zijn preek eruit. Hij begint met de overvloedige oogstaan appels, gaat verder over een mislukte druivenoogst. Ondertussensnijdt hij de problemen van de wereld aan. De Dwaze Moeders vanZuid-Amerika, die van Kosovo, Bosnië en Timor. Hoe, vraagt hijzich af, kun je als één van de zes miljard mensen helpende wereld te verbeteren? Hij geeft ook het antwoord. Koop MaxHavelaar-koffie in de Wereldwinkel en schrijf kaartjes voor AmnestyInternational. De intonatie van zijn preek is levendig en zijnverhaal is doorspekt met kleine en grote gebaren, lachjes enveelbetekenende blikken. De zeven toehoorders in het kleineleslokaal krijgen niet de kans met hun gedachten af te dwalen.

Cadeau

"Otto, hoe was het om daar te staan?" vraagt Vander Meulen."Heerlijk, ik heb hier lang naar uitgekeken." Hij gloeit nog na vande inspanning. Dan is het tijd voor de kritische ronde. Van derMeulen waarschuwt met zachte woorden vooral onderbouwende kritiekte geven door zich tot Otto te richten: "Bedenk dat kritiek eencadeau is dat jij mag uitpakken."

Als eerste wordt gevraagd wat de boodschap is van Otto's preek."Een druppel op een gloeiende plaat helpt", zegt er één.Een ander: "Zet kleine stapjes op weg naar een betere samenleving."Otto zit ondertussen druk te pennen en knikt. Zijn boodschap overde keuze die mensen hebben tussen recht en onrecht is overgekomen.Hij is tevreden. Dat zijn gehoor de indruk heeft echt een keuze tehebben, stemt hem zelfs zeer verheugd. "Mijn vriendin", onthulthij, "zegt dat ik te stellig praat. Dat ik te overdonderend kanzijn. Ik heb er echt op gelet dat nu niet te zijn."

Hier en daar moet er volgens zijn medestudenten nog wat wordengeschaafd aan de blikken en gebaren. Zo lachte Otto net even tenadrukkelijk na één van zijn eigen grapjes. En dat hij opeen gegeven moment bijna over de katheder heen vloog, werd ook nietdoor iedereen gewaardeerd.

Inhoudelijk krijgt de preek niet veel kritiek. Te veel reclamewellicht voor de Wereldwinkel en Amnesty, is een opmerking. "Erkunnen ook mensen in de kerk zitten die geen Max Havelaar-koffiekunnen betalen. Dan zadel je ze daar weer mee op", is hetargument.

Otto schrijft alle kritiek op. Hij lijkt niet te lijden onderhet cadeau. "Ik heb er geen naar gevoel over. Ik denk dat ikgeslaagd ben in het overbrengen van mijn boodschap. Ik zal nog eensnaar anderen kijken om te zien hoe zij omgaan met hun eigen humor."Docent Van der Meulen sluit het rondje af: "Je hebt geweldig veeltalent, maar je moet inderdaad opletten de mensen de ruimte tegeven zelf te denken. Denk eraan dat niet iedereen in jouw spoorzit. Je preek moet zo in elkaar zitten dat anderen aan de hand vanjouw verhaal hun eigen spoor kunnen maken."

Proefconsent

Tussen college en kerkdienst zit een hemelsbreed verschil. Depreek in de les heeft een tamelijk ontspannen karakter. In deUtrechtse Bethelkerk is de preek ingeklemd tussen het ontsteken vankaarsen, het zingen van psalmen en gezangen, een lezing, hetwegzenden van de kinderen voor de kinderdienst en het herdenken vandoden. "Als gastpredikant moet je daar allemaal rekening meehouden. Je kiest ook de psalmen en de lezing uit", zegt Ruth (46)die in deze kerk één van haar drie preken voor hetproefconsent houdt.

Onder begeleiding van uitnodigend klokgelui komen gereformeerdenenhervormden de Samen op Weg-kerk aan de Burgemeester Norbruislaanin Zuilen binnen. Als iedereen een zitplaats heeft gevonden, treedthet kerkbestuur binnen met onder hen Ruth, deeltijd-studentegodgeleerdheid, die voor de tweede maal een preek in een kerkverzorgt. De kerkgangers zijn onwetend dat Ruth, voorgesteld alsgastspreker, nog niet volleerd is.

+[?mP#a4!#$&De keuze tussen wijsheid en dwaasheid staatcentraal in de lezing van Ruth die verwijst naar Matthëus.'Laten wij ons leiden door uiterlijkheden of door inhoud?Geleidelijk wordt duidelijk waar Ruth, rustig sprekend en sober ingebaren, naar toe wil met haar preek. Het is vandaagHervormingsdag. Er wordt stilgestaan bij de leer van Luther diealle versierselen uit de kerk bande om alleen de bijbel over tehouden. "Daarom staan wij vandaag in een kale ruimte."

"Het is zo gemakkelijk om de weg kwijt te raken en je bezig tehouden met bijzaken. Vaak kom je er te laat achter hoe weinigbetekenis 'leuk' heeft." De kerkgangers worden de middag ingestuurdmet de vraag of zij de 'weg van het hart willen inslaan' of 'datzij zich weer in de ban van de waan-van-de-dag zorgen gaan makenover de juiste auto- en kledingmerken'.

"Eigenlijk heb ik het niet zo op preken", zegt Ruth achteraf."Voor het proefconsent moet je drie tot zes preken houden, ik heber drie geregeld. Dat vind ik genoeg." Ruth heeft de cursuspreekoefening al enige tijd achter de rug. Zondag stond ze voor detweede maal achter de katheder. "Ik heb mijn eigen kritischepubliek meegenomen. Dat zijn mijn kinderen. Die durven alles tezeggen. Mijn dochter vond mij wat aarzelend, maar ik vind juist datik aarzelend moet zijn omdat ik de mensen niet op de huid wilzitten."

"Ik mis het weerwoord in de kerk, vandaar." Zij heeft moeite methet eenrichtingsverkeer. "Zelf heb ik tijdens een dienst weleens debehoefte om op te staan en commentaar te leveren. Als predikant staje voor een gemeenschap en je stort jouw verhaal over ze uit, maarje weet niet hoe dat verhaal overkomt. Zeker als je in een gemeentestaat waar je verder niemand kent."

Haar preek van vandaag was duidelijk en eenvoudig. "Ik vind datje alle mensen moet kunnen bereiken. Veel jongeren snappen niks vanbepaalde preken omdat er in codes wordt gepraat. Je moet dan tochwat bijbelkennis hebben om die te begrijpen. In deze tijd kan eenkerk zich dat eigenlijk niet veroorloven. Bovendien is dezondagochtenddienst een publiek gebeuren."

Haar begeleider krijgt haar derde preek ter beoordeling tehoren. Slaagt ze voor de test dan krijgt ze een consent om te mogenpreken. Daarna begint ze met haar stage als assistent-predikant inde Zuilense kerk, een verplicht onderdeel van de opleiding. "Maarzelf wil ik geenpredikant worden. Ik ken er teveel die zijnafgebrand."

Gwenda Knobel

Verzekeringen en universitaire voorzieningen bij overgang naar UMC Utrecht

Verzekeringen en universitaire voorzieningen bij overgang naarUMC Utrecht

Voor toegang tot universitaire voorzieningen zoals Olympos,Parnassos en de Uitwijk is na 1 januari een nulaanstelling bij deUU vereist. Alle medewerkers krijgen in de brief de vraagvoorgelegd of zij met het oog op de toegang tot universitairevoorzieningen na deze datum een nulaanstelling wensen. Denulaanstelling geldt voor de duur van het dienstverband bij het UMCmet een maximum van 5 jaar, tot uiterlijk 2005.

Faculteit Biologie als blindedarm

Neem het ABC, het onderzoekscluster van de vijf Utrechtsefaculteiten in de levenswetenschappen. Onlangs is een nieuw plangepubliceerd voor het geesteskind van oud-Geneeskundedecaan Gispenen hoewel de biologen daarin niet slecht worden bedeeld, klonk inde Biologieraad de nodige angst door voor het wel erg sterkegezondheidsaccent in dat plan.

"Als ik dit lees", klaagde ontwikkelingsbioloog RenéDohmen, "dan lijkt het of de vier andere faculteiten een soortappendix zijn voor de medici. We weten allemaal hoe artsen over eenblindedarm denken. Als ze hem niet meer nodig vinden, snijden zehem weg. Straks zit driekwart van onze faculteit in een medischonderzoekscluster en houden we hier alleen de plantkunde over."

Vice-decaan prof.dr. Goos probeerde de onrust weg te nemen, maarmoest erkennen dat faculteiten als Biologie en Scheikundegemakkelijk in een identiteitscrisis zouden kunnen raken. "Datkunnen we alleen voorkomen door niet bang te worden en vast tehouden aan onze eigen identiteit. Vandaar dat we erg hechten aan debestaande onderzoekscholen. Het is zeker niet de bedoeling dat methet ABC iets heel nieuws op de rails wordt gezet."

Eerder hadden de biologen het in dezelfde vergadering al tekwaad gehad met de nieuwe opleiding biomedische wetenschappen.Vorig jaar besloten Geneeskunde en Biologie om hun twee biomedischeopleidingen samen te voegen om zo de zichtbaarheid van de Utrechtsemedische biologie te vergroten. Inhoudelijk was de eensgezindheidgroot, maar over de vraag waar de nieuwe opleiding moest wordenondergebracht, werden de faculteiten het minder snel eens. WatGeneeskunde betreft kon de opleiding het best binnen het eigenonderwijsinstituut komen en de biologen moesten het college vanbestuur er zelfs bij halen om hun medische 'vrienden' over te haleneen interfacultair instituut te accepteren.

Maar nog was de ellende voor de arme biologen niet voorbij. Zijwillen namelijk dat de toelating tot biomedische wetenschappenvoorlopig wordt beperkt tot 120 eerstejaars. Maar wat blijkt?Geneeskunde en het college denken groot en willen jaarlijks zeker200 nieuwe studenten toelaten tot de opleiding die naar verluidtzal worden ondergebracht in het hoofdgebouw van Diergeneeskunde.Nog los van de vraag van wie al die extra studenten les moetenkrijgen, moeten de biologen nu ook nog vrezen voor hun eigen eerstejaar. Dat wordt mede gevuld door uitgelotegeneeskundestudenten dieop dit moment vanwege een duistere ambtelijke regeling niet voormedische biologie als tweede keus mogen kiezen. Als de bestaandenumerus fixus voor dat vak echter verdwijnt, verdwijnt ook hetinschrijfverbod, en dan zien de biologen de leegloop in hun eerstejaar al voor zich. Eensgezind eiste de raad dat de numerus fixusvoorlopig wordt gehandhaafd. Uit het antwoord van het college vanbestuur zal moeten blijken hoezeer men in het Bestuursgebouw hechtaan de blindedarm.

EH