Achtergrond

Studentenbridgeclub Dombo: "Bridge is niet saai"

Het is even wennen, als leek een avondje langsgaan bijstudentenbridgeclub Dombo. De sfeer is goed, er wordt steviggedronken en veel gelachen, maar de conversatie dreigt al snellangs je heen te gaan. Ook de actie op tafel, waar het tochallemaal om draait, is voor een niet-ingewijde tamelijkraadselachtig.

Daar komt nog bij dat er ondertussen driftig gezwaaid wordt metkaartjes van allerlei soort en kleur, uit de 'bidding-boxes' dieiedereen voor zich heeft staan. Naast de herkenbare kaarttekens,komen ook intrigerender exemplaren langs: 'Stop', 'Alert'.

"Kijk eens, ze vallen als vliegen."

"Wat voor klavers had jij?"

"Je doet een klaver bij die schoppen en je hebt eensansverdeling."

Wat brengt studenten er überhaupt toe om te gaan bridgen,een bezigheid die normaal gesproken wordt geassocieerd metparelkettingen, sherry en ouderen? "Je moet een beetje van rekenenhouden, maar creativiteit is ook belangrijk", zegt MartinBootsma.

De 21-jarige student natuurkunde is al drie jaar lid van devereniging. Naast zijn bezoeken aan de vaste clubavond opdonderdag, speelt hij ook competitie in Dombo 3. "Ja, en je moetspelletjes natuurlijk leuk vinden". Hij zelf raakte gegrepen omdatzijn moeder speelde, "maar niet zo fanatiek, hoor."

Voor Romy Steenbeek, bestuurslid van Dombo, is de psychologischekant van het spel aantrekkelijk. "Het gaat niet puur om geluk,zoals bij andere kaartspellen, maar ook om bluf, het inschatten vanje tegenstanders en om wat je zelf uit je kaarten weet tehalen."

"Single klaver, gadver. Doe maar een kleintje, graag."

"Die gaan we pakken."

"Dat is lekker."

Bron Vos, de secretaris van de club, beaamt dat bridge niet hetmeest flitsende imago heeft. Maar saai? "Dan moet je toch echt eensbij Dombo langskomen." Want daar blijken de leden eensgezind over:Dombo is geen doorsnee bridgeclub.

"Kijk, er zijn clubs waar ze de hele avond naar hun kaartenzitten te staren, maar dat is hier niet de bedoeling", aldus de28-jarige Vos. Hij vertelt dat de club onlangs zelfs uitdenksportcentrum de Remise verhuisde, omdat de sfeer in de kantinevan tafeltenniscentrum S.V.E. veel ongedwongener is.

Pinda's

De nadruk op gezelligheid is ten dele te verklaren uit devoorgeschiedenis. Dertien jaar geleden ontstond Dombo (DoorOverbieden Maat Bijna Overspannen) uit het 'Veritas BridgeGenootschap'. Op het moment blijkt 'studenten-club' echter eengroot woord voor de vereniging. Veel van de ongeveer honderd ledenzijn inmiddels afgestudeerd. "Mensen blijven lang hangen bij ons,er zijn flink wat aio's onder de leden", vertelt de 33-jarigeSteenbeek, die als student lid werd en afgelopen zomerpromoveerde.

Op het moment zijn er meer mannen dan vrouwen lid van de club."Maar sekse is onbelangrijk, je speelt gemengd en het gaat om jeniveau." De verhouding tussen niet-studenten en studenten baarthaar meer zorgen. "Bij de introductie-dagen hadden we vrij veelbelangstelling, dus we hopen dat zich binnenkort weer nieuwestudenten aanmelden."

"Jij bent de king, jij weet hoe het spel gespeeld moetworden."

"Sorry hoor, ik kan hier alleen maar om lachen."

"Vier harten."

"Vier koffie."

Lida van Alphen, barvrouw in het clubhuis, is zeer te sprekenover de bridgers van Dombo. "Voorheen hadden we hier een bridgeclubvoor ouderen, die dronken en praatten veel minder." De leden vanDombo vindt ze "hele gezellige mensen. Na afloop draaien we altijdnog wat cd'tjes en dan zetten we wat pinda's neer, dat wordt heelerg op prijs gesteld."

Die sfeer was voor Sjors Niesten, 31 jaar en werkend, reden omlid te worden van Dombo. Hij kwam bij de club terecht toen hij tweejaar geleden op zoek ging naar een bridgeclub om het spel te leren."Kijk, de leden hier zijn gemiddeld toch zo'n twintig jaar jongerdan bij andere clubs." Ander voordeel is dat je niet altijd met eenvaste partner hoeft te komen. "Je komt gewoon wat eerder, en danzijn er altijd wel mensen die ook alleen komen."

Ook de uitwisselingen met zusterverenigingen in onder meerGroningen, Amsterdam en Darmstadt blijken altijd een groot succes."Meestal spelen we dan op zaterdag een groot toernooi, maardaarnaast worden allerlei andere leuke dingen georganiseerd. Dangaan we bijvoorbeeld volleyballen, en `s avonds de kroeg in", legtVos uit.

"Gevaarlijke gek, je moet het schoppenaas niet zo latenverzuipen."

"Ja wat nou, zit ik soms te knurften of zo."

"Dacht `t wel."

Naarmate de avond vordert, wordt het steeds luidruchtiger in hetclubhuis. Aan sommige tafels worden de opmerkingen venijniger. OokKees-Jan van Heusden erelid van Dombo en vaste maat van Vos, kentdie gewoonte. "Maar je moet er niet niet teveel achter zoeken hoor.Webekken elkaar liefdevol af. Hooguit een beetje schreeuwen, maarecht schelden wordt het nooit."

Wedstrijdleider Thailo van Ree berekent aan het eind van deavond welk paar de winnaar is. Daarbij gaat het er om wie de meestepunten heeft gehaald uit de spellen, die rouleren onder dedeelnemers. Vanavond zijn Ton Rijnders en Jan Ackerman degelukkigen met 177.8 punten.

"Een goede dummy haalt bier."

"Nou, ik geef liever bier weg dan een slag."

"Hatseflats."

Wie ook ooit zo wil schitteren of wie altijd al eens heeftwillen weten wat 'twee sans' nou inhoudt maar nog nooit een kaartheeft aangeraakt, heeft geluk. Op 26 oktober gaat een nieuwebeginnerscursus van start.

Hanneke Slotboom

Meer informatie: http://www.dombo.org, e-mail: bestuur@Dombo.org

Oogafwijkingen prematuren beter te behandelen

Omdat de ontwikkeling van het netvlies pas rond de zestiendeweek van de zwangerschap begint en doorgaat tot pal voor deuitgerekende datum, is het bij een vroegtijdige geboorte dus nogniet volgroeid. Gevolg is dat een deel van deze kinderen direct nade geboorte prematurenretinopathie (ROP) ontwikkelt, een aandoeningaan de bloedvaten in het netvlies. Uit onderzoek bij vroeggeborenenin het Wilhelmina Kinderziekenhuis concludeerde Schalij dat van debaby's die voor de 32e week van de zwangerschap waren geboren endie bij de geboorte minder dan 1,5 kilo wogen een kwart ROP had. Opdit moment worden jaarlijks ruim tien kinderen blind als gevolg vanROP, maar gezien het groeiende aantal vroeggeboorten, verwachtSchalij dat dit aantal zonder adequate maatregelen zal toenemen.Bij een groter aantal patiënten leidt ROP tot slechtziendheid,scheelheid of het ontwikkelen van een lui oog.

In het proefschrift 'Preterm birth: eyes at risk?!', waarop zijdinsdag promoveerde, waarschuwt de Utrechtse oogarts voor derisico's als ROP niet tijdig wordt opgespoord. Bij tijdigeontdekking van de aandoening blijkt bij de helft van depatiënten een behandeling mogelijk met de stof 'surfactant'die ook gebruikt wordt om de ontplooiing van onvolgroeidlongweefsel te bevorderen. Om zeker te zijn dat de behandeling zotijdig mogelijk kan beginnen, adviseert Schalij ouders vanvroeggeboren kinderen om hen niet alleen in de vijfde levensweek telaten onderzoeken, maar ook nog eens na hun eerste verjaardag, alszij tweeëneenhalf zijn en vlak voordat zij naar de basisschoolgaan.

EH

Utrechtse Stoombierbrouwerij: brouwers van superbe bieren

In twee glanzende koperen ketels, inhoud 1000 liter, wordtLinteloo gebrouwen, een urtyp-pilsener van middeneuropese allure.De verhitting van de ketels gebeurt met stoom, die overigens metbehulp van moderne gasverwarming wordt opgewekt. Twee brouwers,Joscha Schoots en Constant Keinemans, houden het brouwproces metbehulp van een computer in de gaten. Normaal gesproken is debrouwerij bemenst door één brouwer. Maar Schoots vertrektper 1 oktober en werkt zijn opvolger Keinemans in. Keinemans komtvan het Brouwcafé in Scheveningen, waar hij de huisbrouwerijrunde. Voor hem is de Utrechtse brouwerij het helemaal: "Werelds,die ketels, die sfeer, die entourage, in een middeleeuws pand: zohoort een brouwerij te zijn!"

De Utrechtse Stoombierbrouwerij (USBB) oogt ambachtelijk, maaris in zijn soort een moderne, kapitaalintensieve brouwerij. Deketels zijn op maat vervaardigd in een Belgische ketelfabriek. DeUSBB is een huisbrouwerij, dat wil zeggen dat bijna al hetgeproduceerde bier wordt afgezet in het eigen proeflokaal Oudaen.Dat heeft grote voordelen. Zo wordt een vers gebrouwen Ouwe Daen,veruit het populairste bier, afgevuld op een 1000-literketel dierechtstreeks is aangesloten op de tap. Dat betekent een enormebesparing van flessen, kratten, bottel- en transportkosten. Deambitie om haar bier ook elders in Nederland af te zetten heeft debrouwerij dan ook nooit gehad. "Veel ruimte in de brouwcapaciteithebben we niet", zegt Schoots. "Bovendien is de lokatie er nietgeschikt voor; een vrachtwagen mag hier immers niet komen."

De nieuwe brouwer lijkt daarentegen wel degelijk gecharmeerd vaneen avontuurtje. Keinemans richt zijn oog op hetKrasnapolsky-concern, waar Oudaen sinds enkele jaren deel vanuitmaakt: "Ik zou Ouwe Daen graag als exclusief bier in deKrasnapolsky-hotels af willen zetten. Dat gaat niet om grotehoeveelheden, maar kan wel lucratief zijn. En het is goed voor denaamsbekendheid. Verder vind ik eigenlijk dat ons bier af en toeook in de Utrechtse ABT-café's te krijgen moet zijn."

Ambachtelijk

Momenteel brouwt de USBB zes bieren. Naast Ouwe Daen en JongeDaen is dat Linteloo. "Een urtype pilsener: vol van smaak,watbitterder dan de standaard pilsener, wat donkerder van kleur", eenzwaar winterbier en twee bokbieren, waarvan de viergranen herfstbokwel zeer bijzonder is.

In een viergranenbok is behalve gerst nog tarwe, haver en roggeverwerkt. "Louter gerst brouwt heel makkelijk", legt Schoots uit."Klaring, enzymenomzet, vorming van suikers gaat vrij soepel. Dieandere granen maken het een stuk gecompliceerder. Want tarwe kangemout worden, maar haver niet. En als je minder tarwe gebruikt,heb je minder enzymenomzetting, dus minder suiker. Rogge en haverzijn sterk van smaak. Daar moet je met je receptuur en met jebrouwtijden dus allemaal rekening mee houden. Het is dan zoeken totje de goede smaak te pakken hebt, en vooral niet te zoet zoals debokbieren van de meeste brouwerijen. Op het nationalebokbierfestival van vorig jaar kwam ons bokbier als een van debeste naar voren en er waren toch 45 bokbieren. Het bokbier is hetvisitekaartje van de brouwer. Je kunt er de ambachtelijkheid van debrouwerij en de kunde van de brouwer uit afmeten."

Met het bijna uitgestorven beroep van bierbrouwer kwamen Schootsen Keinemans in aanraking tijdens hun opleidinglevensmiddelentechnologie aan het Middelbaar Agrarisch Onderwijs."Daar zit ook een stuk drankentheorie in, waaronder over bier",vertelt Schoots. "Ik heb stage gelopen bij brouwerij De Raaf inHeumen en daarna vijf maanden gewerkt bij La Trappe, detrappistenbrouwerij in Tilburg. Zo rol je in het vak. Als je wiltkun je dan in België en Duitsland nog naar de brouwacademie,om ingenieur brouwmeester te worden. Maar die lui staan niet echtmeer aan de roerstok, dat zijn meer managers."

Op het computerscherm intussen bibbert een digitale brouwketelmet cijfers die de exacte temperatuur van het brouwsel aangeven. Inhoeverre is dit nog een ambachtelijke brouwerij? Schoots legt uitdat de computer slechts een controlerende functie heeft. "Het ishier toch vooral handwerk. Het is niet zo dat je met het indrukkenvan een knop het hele proces in werking zet. Daarom zou ik ooknooit bij Heineken willen werken, want dan ben je geen brouwermeer, maar proces-operator."

Kees Volkers

Special: Utrechtse biercultuur bloeit als nooit tevoren

Het bier is terug!

Twaalf heren, gezeten aan een lange tafel, steken hun neus inhet derde proefglas: `Wat is dit nu weer?' Een sterk kruidenaromadoet de meesten terugdeinzen. `Het lijkt wel kruidnagel', merktiemand op. `Ik proef kaneel', zegt een tweede. `Nee, nootmuskaat!'oordeelt een derde. `Het doet me in ieder geval sterk aan spruitjesdenken', walgt een vierde. `Het lijkt wel Glühwein', fronsteen ander. De PINT-leden treffen het niet vanavond: daarnet al dieCalixtus van Grolsch en nu wéér zo'neau-de-cologne-brouwsel. Flissebaalje verontschuldigt zich voor hetfeit dat hij het gezelschap vanavond zo op de proef moet stellen.Maar hij heeft goed nieuws. Hij is bij de officiëlepresentatie van het nieuwe Grolschbier `Bazuin' geweest en debrouwer heeft verklapt dat ze hun smaakstrategie aan hetheroverwegen zijn. Hoongelach klinkt op vanachter de tafel.

Het bier is terug en de biercultuur bloeit als nooit tevoren.Bierproeverijen, bierwinkels, biercafé's, bierfestivals,biertijdschriften, biertoerisme en bierbrouwcursussen doen onsbijna vergeten dat het nog maar kort geleden is dat de biercultuurin een ernstige crisis verkeerde. Van de ruim 500 brouwerijen dieons land in 1900 nog telde waren er in 1980 nog veertien over. Deproductie bestond voor 99 procent uit pils en 1 procent`ouwe-wijvenbier' (oud bruin) en bok. Vlakbij Tilburg brouwde DeSchaapskooi nog wat traditionele bieren, maar dat wist bijnaniemand.

De stad Utrecht telde eind vorige eeuw drie brouwerijen. De Boogen De Kroes brouwden op traditionele wijze de zogenaamdebovengistende bieren. Deze bieren werden verdrongen door een nieuwsoort ondergistend bier, het zogeheten Beiersche of Pilsener bier.Om te overleven moesten brouwerijen wel overgaan op de productievan dit nieuwe bier, maar de meeste brouwerijen hadden daar hetgeld niet voor. De Boog staakte in 1897 haar activiteiten. Dezebrouwerij stond aan de Oudegracht, op de hoek van Lange Rozendaal.De schilderachtigegebouwen van De Boog zijn nog aanwezig en staandeels op de werf van de Oudegracht. Op een van de klokgevels is nogaltijd een vage kruisboog te zien! Brouwerij De Kroes werd in 1900opgeslokt door brouwerij De Krans, die al in 1861 was begonnen metbrouwen van pilsener. In 1935 ging echter ook De Krans ten onderaan het expansiegeweld van de grote brouwerijen.

Revival

Bierliefhebbers zagen de uitholling van de cultuur met lede ogenaan. In 1974 opende in Utrecht Jan Primus zijn deuren, het eerstecafé met een uitgebreid aanbod van vooral Belgischespeciaalbieren. In 1981 begon De Arcense Bierbrouwerij met deproductie van speciaalbieren. Andere brouwerijen volgden. Nu teltNederland meer dan vijftig brouwerijen die meer dan tweehonderdverschillende bieren maken. De kwaliteit van de brouwsels varieert.Maar Nederland is een spannend bierland geworden.

Utrecht heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot eenbierstad van formaat. Het had als eerste stad een speciaalbiercafé en inmiddels zijn er drie: België (meer dan 200soorten), Jan Primus (150) en Ledig Erf (50). De laatste twee zijnABT-café's, dat wil zeggen dat ze zijn aangesloten bij deAlliantie van Biertapperijen, een gilde van zo'n zestiggespecialiseerde proeflokalen in Nederland. Wat uiteraard niet wilzeggen dat dan in andere café's het bier slecht is. Voor eengoede stout kun je in een Ierse pub terecht en een proeflokaal alsDe Zes Vaatjes (Mgr. van de Weteringstraat) was mét Jan Primuséén van de pioniers met het schenken van speciaalbier!Daarnaast heeft Utrecht met Berts Bierhuis een van de bestgesorteerde bierwinkels in de Benelux. Met 800 soorten en een keuraan andere bierparafernalia zou je het ook een biermuseum kunnennoemen.

Bolwerk

Maar het mooiste is natuurlijk dat in Utrecht weer gebrouwenwordt. In november 1990 ging in de werfkelder onder stadskasteelOudaen de Utrechtse Stoombierbrouwerij van start. Het is eenzogenaamde huisbrouwerij, die haar bier vooral in het eigenproeflokaal afzet. De bieren staan in de gidsen zeer goedaangeschreven.

In 1998 begon brouwerij De Leckere haar brouwactivteiten. Hetbedrijf produceert biologisch speciaalbier voor de nationale markt.De brouwers hadden in het begin wat moeite om de juiste receptuurte vinden, maar produceren nu verschillende goede bieren, die inbekendheid nog moeten groeien.

Tot de Utrechtse bieren behoren ook de zogenaamdelicentiebieren. De Friesche Brouwerij in Bolsward brouwt voor deUtrechtse markt, op receptuur van de Utrechtse biercafé's enBerts Bierhuis. Het gaat dus niet om zogenaamde `etiketbieren'. Debieren worden goed tot zeer goed ontvangen door de kenners.Stichtse Heeren Bock is een nieuw bier van de Utrechtsethuisbrouwers Geert de Jong en Harry Kremer. Het is gebrouwen doorde Vlaamse brouwerij `Proef' in Lochristi. Om aan te geven hoeUtrechts dit bier is: bij de receptuur is ook een monster van hetUtrechtse water meegegeven, om ongewenste smaakafwijkingen tevermijden.

In een rijke biercultuur kunnen bierfestivals niet ontbreken.Het grootste Nederlandse evenement op dit gebied is het nationalebokbierfestival in Amsterdam, dat eind oktober in de Beurs vanBerlage wordt gehouden. De bokbiertraditie stamt uit de tijd datbier brouwen nog een typische winteractiviteit was. In de zomer laghet brouwbedrijf stil, omdat dan de kans op bederf te groot was. Debrouwers voegden aan het laatste brouwsel voor de zomer wat extrasuikers toe, zodat het alcoholpercentage wat hoger werd en bierlanger houdbaar bleef. Dit bokbier werd lentebok of meibok genoemd.Als na de zomer het brouwen weer een aanvang nam, vierden debrouwers dat meestal in oktober met een extra sterk, feestelijkbier, het herfstbok. In Duitsland zijn de beruchte Oktoberfeste eentraditie, die nu in Nederland weer aan het terugkomen is. Utrechtheeft sinds drie jaar zijn eigen bokbierfestival, dat zoalsgebruikelijk een week voor het nationale festival plaats vindt.Utrecht is met vier bokbieren dan ook sterk vertegenwoordigd op debokbiermarkt. Het Utrechtse festival wordt georganiseerd door BertsBierhuis en de drie Utrechtse biercafé's in een grote tent ophet Ledig Erf. Het feest begint vrijdag 22 oktober en duurt driedagen. Alle Utrechtse bokbieren en nog tal van andere zijn op fustverkrijgbaar.

Kees Volkers

Uitzendkrachten aan de UU: Universiteit aantrekkelijk door informele cultuur

Uitzendkrachten aan de UU: Universiteit aantrekkelijk doorinformele cultuur

"Adverteren in regionale dagbladen levert nauwelijks reactiesop. Op een vacature voor een secretariaatsmedewerker reageerdenonlangs maar drie mensen", vertelt Anneke Heycop ten Ham,personeelsadviseur van de faculteit Scheikunde. Daarom slaat zedeze stap steeds vaker over en belt rechtstreeks met hetuitzendbureau. "De faculteit ziet Randstad dan ook als eenwervingsbureau voor secretaresses. Dit is geen bewust beleid maarhet pakt zo uit" vervolgt ze. "Bij Scheikunde treedt een groot deelvan de meestal administratieve uitzendkrachten in vaste dienst. Deuitzendkrachten zijn meestal (oud-)studenten."

Bij Sociale Wetenschappen ligt het anders. Daar gaat de wervingnog steeds via advertenties. Volgens personeelsfunctionaris MarijkeHoejenbos is de universiteit aantrekkelijk. "Je kunt op eenverjaardag met de universiteit als je werkgever goed voor de dagkomen. De werksfeer en de secundaire arbeidsvoorwaarden staan goedaangeschreven. En dat je bij de universiteit slechter betaald zouworden dan bij het bedrijfsleven is echt een mythe."

Uitzenddocent

Sociale Wetenschappen schakelt het uitzendbureau alleen in bijtijdelijke klussen. Ook wetenschappelijk personeel werkt opuitzendbasis. Hoejenbos: "Randstad zoekt dan niet, maar wij drageniemand voor, die we niet zelf in dienst willen nemen." De faculteitheeft weinig vacatures omdat het personeelsbestand moet inkrimpen.Toch moeten pieken worden opgevangen. Zo zijn er dit jaarplotseling driehonderd meer eerstejaars dan in 1998. "Eenuitzendkracht is weliswaar duurder, maar we hoeven geen wachtgelduit te keren. Overigens maakt het aandeel uitzenddocenten niet meerdan 1 procent van het totale wetenschappelijke personeelsbestanduit. En hebben we wel een aanstellingsgrond voor langere tijd, dankrijgt een kandidaat een tijdelijke aanstelling en recht opwachtgeld", aldus Hoejenbos.

Hoewel de meeste uitzenddocenten gedreven zijn, blijkt het nietaltijd gemakkelijk om het vak in korte tijd onder de knie tekrijgen. De meeste docenten zijn oud-studenten die het interessantvinden om eens aan deandere kant van de lessenaar te staan. Datmotiveert om extra tijd in de voorbereiding te steken. Maar omdatde inleidingen vaak zo breed zijn, is er altijd wel iets wat dedocent mist. Dan moet je wel goed kunnen doorverwijzen en navragen.Hoewel de uitzenddocenten hulp van de vaste krachten krijgen,vragen vaste docenten zich af of het fenomeen van de uitzenddocentbijdraagt aan de kwaliteit van het onderwijs.

Meldpunt

Van de centrale diensten is de Universiteitsbibliotheek eengrootgebruiker van uitzendkrachten. Ieder jaar vult de bibliotheektussen de vijf en tien volledige arbeidsplaatsen metuitzendkrachten. "Dit jaar bereiden we de verhuizing voor. Datbetekent extra transport naar de depots. Zo hebben we nu een extrachauffeur", zegt Lieke van Noord, hoofd bedrijfsvoering. Voor deuitleenbalie is het niet zo moeilijk om mensen te krijgen. Alstelde de bibliotheek de functie-eisen een klein beetje naarbeneden bij. Van Noord: "Een bibliotheekopleiding is geen absolutevoorwaarde meer. Met aantoonbare belangstelling moet het ooklukken. En inwerken moet toch..."

Bij tijdelijk werk denkt Van Noord niet altijd op de eersteplaats aan een uitzendkracht. Om de interne doorstroming bevorderenis er sinds kort een Meldpunt Mobiliteit met daarin alle(tijdelijke )vacatures "Mensen kunnen zich vrijwillig aanmelden alsze minder willen werken of eens iets anders willen doen", verteltVan Noord. "Zelfs uitzendkrachten die hier wat langer rondlopen,kunnen bij het meldpunt terecht."

Banengroei

Ook Antoinette Vernooij, onderwijsintercedente bij RandstadUitzendbureaus in Utrecht, meldt dat de universiteit eenaantrekkelijke werkgever is: de omgang met studenten en eenprettige, informele cultuur. Geen jasje-dasje-mentaliteit."Bovendien is de kans redelijk groot (25 procent) dat je een vastebaan krijgt. Door de enorme banengroei in Nederland, is hetmomenteel wel moeilijk om een goed opgeleide secretaresse tevinden", aldus de Randstad medewerkster. Ook de vele secretariatenvan de universiteit kampen met dit probleem. Randstad heeft daaromvoor meiden die geen zin meer hebben om nog twee of drie jaar dehele week naar school te gaan, een korte opleiding tot juniorsecretaresse ontwikkeld. Jonge meisjes hoeven via dezesecretaresse-academie nog maar één week naar school enkunnen dan direct aan het werk.

René de Bie


Uitzendkrachten UU in fte 1998

Faculteit/dienst...........wp........obp

Wijsbegeerte 1.4 0.1

Godgeleerdheid 0.0 1.0

Rechtsgeleerdheid 2.6 5.7

Letteren - -

Wiskunde en Informatica 0.1 2.4

Natuur-en Sterrenkunde 0.4 2.6

Scheikunde 1.0 6.6

Aardwetenschappen 0.0 0.5

Biologie totaal 4.8

Farmacie 2.4 3.4

Geneeskunde 0.0 4.7

Diergeneeskunde -

Sociale Wetenschappen 6.6 7.1

Ruimtelijke Wetenschappen 0.7 0.7

IVLOS 0.1 1.3

DUS 0.0 226.0

JBI 0.0 8

UBU 0.0 5.7

GDL 0.0 1.0

FBU 0.0 5.8

Arbo & Milieu 0.0 0.9

Totaal: 15.2 284.2

Bron: CTA

Gerard 't Hooft: het leven na de Nobelprijs

Het is dinsdagochtend 12 oktober en in het zaaltje in Bolognawaar prof.dr. Gerard 't Hooft zojuist een voordracht heeftgehouden, klinkt applaus. "Er werd langer geklapt dan ik gewendwas", vertelt de kersverse Nobelprijswinnaar, "en ik hoorde vaagdat de voorzitter iets complimenteus zei over mij en de premioNobel. Maar ach, dat soort dingen werd wel vaker beweerd. Ik hadmezelf de laatste jaren een beetje voor al die Nobelprijs-verhalenafgesloten en ik had er ook niet bij stil gestaan dat die dag dewinnaar bekend zou worden. Ik had dus niets in de gaten. Pas toenik me omdraaide en de Internetpagina met het persbericht uitStockholm op de muur geprojecteerd zag, begreep ik waarom er zoenthousiast werd gereageerd. Mijn eerste gedachte op dat moment? Nubreekt er een nieuwe tijd voor me aan."

Een kleurige slinger tegenover de lift en krantenknipsels op deprikborden wijzen op de feestvreugde die dinsdag op de vierdeverdieping van het Minnaertgebouw losbarstte. De prijswinnaar zelfpraat intussen onbewogen als altijd met de ene na de anderejournalist over zijn onderzoek, ook al realiseert hij zich maar alte goed dat hij aan werken voorlopig wel niet meer toe zal komen.Vanmorgen was Trouw op bezoek, vanmiddag om half twee staat hetAlgemeen Dagblad op de stoep en vanavond moet hij aan Paul Wittemanuitleggen hoe dat nu precies zit met die minuscule deeltjes. Jainderdaad, er is een nieuw tijd aangebroken voor Gerard 'tHooft.

"Het vreemdste verzoek dat ik tot nu toe heb gekregen? Dat wasde vraag of mijn vrouw mee wilde doen aan een programma met de naamMan bijt hond. Ze moest daar komen uiteenzetten hoe het is om metzo'n rare prijswinnaar getrouwd te zijn. We kenden dat programmaniet, maar die naam maakte ons een beetje achterdochtig, dus zijheeft maar besloten om het niet te doen. Maar toen mijn dochterervan hoorde, riep ze: 'O, dat wil ik wel.' Dus wie weet, kunnen wehaar binnenkort op de televisie zien."

VIP-ontvangst

Even verschijnt een flauwe glimlach op het gezicht van Gerard 'tHooft. Dat het winnen van een Nobelprijs hetnodige met zichmeebreng werd hem meteen dinsdag al duidelijk. In korte tijd vielenhem een receptie met de minister, stapels post, een stormloop opzijn homepage en een spervuur van telefoontjes van journalisten tendeel. Op aanraden van een goede bekende heeft hij de hoogtepuntenvan de afgelopen week in zijn agenda genoteerd, zoals de terugkomstop Schiphol, waar het Utrechtse college van bestuur eenVIP-ontvangst voor hem had geregeld - inclusief snel vertrek dooreen zij-uitgang - om te voorkomen dat hij in de aankomsthal in dehanden van de pers zou vallen. Toch is het hem alles bij elkaar nogmeegevallen.

"Ik heb donderdag bijvoorbeeld gewoon college kunnen geven. Wewaren een beetje bang dat er veel buitenstaanders op af zoudenkomen, dus we waren voor alle zekerheid uitgeweken naar een groterezaal, maar het was niet veel drukker dan anders en ik had zelfs nogtijd om even rustig met een student over zijn studievoortgang tepraten. Het aardige was dat ik net toe was aan deYang-Mills-theorie waarvoor de Nobelprijs is uitgereikt. Dat wasdus een heel actueel college."

't Hooft hoopt vurig dat zijn prijs een stimulans zal vormenvoor talentvolle scholieren om voor een loopbaan in hetbèta-onderzoek te kiezen. "Ik begrijp niet goed waarom maar zoweinig mensen zich aangetrokken voelen tot vakken die de geheimenvan de natuur proberen te doorgronden. Dat is toch mateloosboeiend? Het hoeft niet per se wiskunde of natuurkunde te zijn, inde biologie is ook fantastisch onderzoek te doen. Ik wil zoveelmogelijk jonge mensen laten zien hoe fascinerend het is met dit vakbezig te zijn. Ik wist zelf als scholier al dat ik natuurkundewilde gaan doen en dat ik er de top in wilde bereiken. Ik wilde perse weten hoe de elementaire natuurwetten in elkaar zitten en datwil ik nog steeds. Voor minder ga ik niet."

Voorlopig blijft 't Hooft zijn werk in Utrecht doen. Dat hij delokroep van Amerikaanse universiteiten zo gemakkelijk kan weerstaanschrijft hij vooral toe aan zijn solistische instelling. "Ik werkgraag op mezelf, omdat mijn ideeën wat te kwikzilverachtigzijn om ze met anderen te kunnen delen. In zekere zin is dat eenhandicap, want je ziet vaak dat mensen samen meer bereiken, maar ikheb gewoon moeite met het vinden van mensen die precies zo denkenals ikzelf. Het voordeel is weer dat het er minder toe doet waar ikzit. Zolang ik maar in een instituut werk waar me lastige vragenworden gesteld, want van discussiëren leer je ontzettend veel.En wat dat betreft heb ik in Utrecht niets te klagen."

Ballast

In de pers is de afgelopen week uitgebreid stilgestaan bij hetfeit dat de doorbraak in de theorie waar 't Hooft nuvoor isonderscheiden al bijna dertig jaar oud is. Op de vraag of wij ooknu nog zulke vernieuwende bijdragen van hem kunnen verwachten,schudt hij nadenkend het hoofd.

"Soms denk ik wel eens dat je in dit vak alleen op echtvernieuwende gedachten kunt komen als je jong bent. Toen ik dertigjaar geleden in Utrecht aan de zwakke kracht werkte, kon ik op eenheel nieuwe manier vragen stellen, niet gehinderd door detheoretische ballast van het verleden. Die aanpak is heel succesvolgebleken, maar nu komen we er niet meer verder mee. In feite zittenwe te wachten op weer zo'n volstrekt nieuwe en onorthodoxedoorbraak.

"Je kunt je natuurlijk afvragen waarom ik daar zelf dan niet meekom, maar het gekke is dat mij dat gewoon niet meer lukt. Ik stelde vragen zoals ik ze altijd heb gesteld en zoals ik vind dat zegesteld moeten worden, ook al besef ik heel goed dat ik daarmeeniet echt verder kom. Maar ik kan gewoon niet anders. De nieuwegeneratie trekt zich daar geen ene zier van aan en stelt de vragenop een heel andere manier. Daardoor vinden ze antwoorden die ikniet kan vinden, maar waarmee ik ook niet direct raad weet."

't Hooft doelt met name op de snarentheorie. Veel jongere fysicibeschouwen die theorie als een belangrijke stap op weg naaréén samenhangend beeld van alle natuurkrachten, maar 'tHooft heeft grote twijfels over de levensvatbaarheid ervan.

"Mijn probleem met de snarentheorie is dat je er zo weinig meekunt experimenteren. We moeten als het ware een cryptogram oplossenzonder dat we het schema kennen dat vertelt waar de lettertjesmoeten staan. Ik heb de neiging om te zeggen: dat kan niet. Maar jekunt natuurlijk ook zeggen dat dat nu juist de nieuwe uitdaging is.Dat is de houding van veel van mijn jongere collega's, terecht enook bewonderenswaardig, maar zelf kan ik er niets mee.

"Het lukt mij gewoon niet om de interne coherentie en de logicavan de snarentheorie zoals die er nu ligt te begrijpen. Terwijl dejongeren er nieuwe inzichten mee zeggen te bereiken, zie ik alleenproblemen en geen oplossingen. Maar ja, zo reageerden ouderecollega's dertig jaar geleden ook op de veldentheorie waarmee ikbezig was. Daar zouden ook onoplosbare problemen bestaan. Ik benhet toen toch gaan proberen en terecht, want achteraf bleken diezogenaamde problemen optisch bedrog te zijn. Het is dus heel goeddenkbaar dat de mensen van de snarentheorie straks tegen mij ookzeggen: Ha ha, jij zag indertijd allemaal problemen en kijk noueens."

Erik Hardeman


Alle persconferenties rond de toekenning van deNobelprijs aan't Hooft en Veltman zijn nogmaals te bekijken viahttp://mac238.phys.uu.nl

Foto's en links naar de homepages van beideNobelprijswinnaars zijn te vinden via http://www.nnv.nl

Serie Onderwijs Anders: Studenten geneeskunde oefenen op elkaar

Serie Onderwijs Anders: Studenten geneeskunde oefenen opelkaar

In het kader van het nieuwe curriculum is dit jaar in defaculteit Geneeskunde een 'skillslab' geïntroduceerd. Vanafhun eerste studieweek krijgen eerstejaars studenten in het'instructielaboratorium voor klinische vaardigheden'praktijkgericht onderwijs. Voorheen zaten studenten tot aan hetderde jaar voornamelijk met hun neuzen in de boeken, nu moeten zehet eerste jaar direct beginnen met het toepassen van de theorie ophun medestudenten.

"De eerste les zorgde het nog wel voor enige hilariteit datstudenten op elkaar moeten oefenen", zegt studentassistent DouweDekker. "We spelen altijd een soort rollenspel. De ene student isde patiënt, de andere speelt de arts. De eerste keer moestenze elkaars bloeddruk opmeten en aan de slag met een stethoscoop.Sommigen gingen helemaal op in hun rol, anderen hadden toch lastvan een zekere terughoudendheid."

Iedere week leren ze een nieuwe vaardigheid, en die vanvoorgaande weken worden kort herhaald. "Nu we een paar lessenverder zijn is iedereen wel gewend aan het idee dat je elkaar hierop een andere manier te zien krijgt dan in de collegebanken. Desfeer is heel relaxed en ongedwongen."

Rollenspel

Relaxed ligt Joost er niet bij wanneer Douwe het onderzoek vanvandaag bij hem voordoet. De 'dokter' moet vandaag een 'diep'buikonderzoek bij de 'patiënt' doen. Met opgetrokken benen enontbloot bovenlichaam ligt Joost op het ziekenhuisbed aandachtig teluisteren naar wat hem te wachten staat. Wanneer Douwe zegt dat hetdiepe buikonderzoek wat onaangenaam kan aanvoelen krijgt hij eenbenauwde uitdrukking op zijn gezicht. Het belangrijkste is, zegtDouwe, dat je de patiënt, alvorens het onderzoek te beginnen,goed op de hoogte stelt van wat hem te wachten staat. "Wanneer depatiënt het gevoel heeft dat jij niet weet wat je aan het doenbent, dan kun je er beter gelijk mee stoppen. Een patiënt moetvolledig vertrouwen hebben in de arts."

Voordat de studenten zelf aan de slag mogen, spelen ze eerst nogeenrollenspel. Lobke is vandaag een 55-jarige vrouw die last heeftvan buikpijn, moeheid en rugklachten. Aan Marsha als dokter de taaker door middel van de juiste vragen achter te komen wat de vrouwmankeert. "Hoe lang heeft u al last van deze klachten? Komen er inde familie bepaalde ziektes voor?" Na een paar minuten is hetgesprek volledig op gang en zitten ze beiden helemaal in hun rol."Ik vind dit een hele boeiende manier van onderwijs", zegt Marsha,nadat zij een voorlopige conclusie over de ziekte van haarslachtoffer heeft getrokken. "Je hebt echt het gevoel dat je hieriets léért. Heel anders dan die droge stof die je in decollegezaal voor je kiezen krijgt."

De studenten kijken vol aandacht wanneer Douwe begint te voelenen te knijpen in de buik van Joost. "Ik zie geen rare plekken envoel ook geen hobbels, dus na dit oppervlakkige onderzoek kan ikdieper gaan voelen. Dit heette de percussie." Douwe vraagt even ofiedereen het heeft begrepen en doet dan het bed wat omhoog voor hetvolgende onderzoek. "Je gaat eraan, Joost", lacht één vande medestudenten besmuikt. Douwe laat vervolgens zien hoe je dedikke darm, de dunne darm en de lever kunt vinden, door diep tevoelen met je handen. "Als het niet direct lukt kun je vragen of jepatiënt even diep wil inademen. Wanneer hij uitademt, zijn debuikspieren ontspannen en kun je meer voelen. Niet zo moeilijk tochallemaal?"

Gordijntjes

Maar nu moeten de studenten het onderzoek bij elkaar gaanuitvoeren. Voor ze zich uitkleden gaan de gordijntjes rondom debedden dicht. "Ik schaam me niet om me uit te kleden", zegtChristien, "maar met het gordijn dicht voel ik me toch net ietsprettiger". Sibil doet nauwkeurig na wat ze Douwe net bij Joostheeft zien doen. Wanneer ze zelf aan de beurt is om op het bed teliggen, wordt ze wat minder zeker. "Ik haat het wanneer mensen aanmijn buik zitten. Daar kan ik echt niet tegen." Christien kijkteven om zich heen voor hulp en onder het toeziend oog van Douwe kanook zij haar onderzoek uitvoeren. "Iek, koude handen!", probeertSibil nog. Het mag niet baten, want haar medestudent gaat gewoonverder. Tien minuten later is Christien klaar met het onderzoek."Geen rare plekken of hobbels waargenomen, patiënt", grijnstze.

"Ik vind dit echt een hele leuke manier van onderwijs", zegtDouwe, "heel jammer dat het er nog niet was toen ik begon met mijnstudie." Langzaam mar zeker worden studenten op deze manierklaargestoomd om met echte patiënten te gaan werken. "Devaardigheden die de eerstejaars leren zijn erg divers en verspreidover verschillende vakken", zegt de vierdejaars student. "Desamenhang tussen praktijk en theorie is erg goed. In mijn tijdwashet praktijkgerichte onderzoek nog erg oppervlakkig. Nu zitten zeer met hun neus bovenop. Daar heb je in je latere studie profijtvan."

"In plaats van 'denken, doen en begrijpen' is het nu 'doen,denken, begrijpen' geworden", aldus coördinator JacquelineVermooij. Zo gingen de studenten geneeskunde na vier wekenonderwijs al een week op verpleegstage. Enthousiast vertelt Wesselover deze week: "Ik vond het echt heel tof dat we na vier weken al'echt' het diepe ingeworpen werden. Ik bedoel, wat hadden we nouhelemaal in die vier weken geleerd? Tijdens die week stage heb ikveel nieuwe dingen opgestoken." Volgens Vermooij leren studentenook het meeste door eigen ervaring. "Je kunt ze wel alles uitboeken laten leren, maar daar onthouden ze de helft maar van.Wanneer je iets zélf doet en zélf ervaart, blijft hetveel beter hangen."

De studenten zijn voor stuk voor stuk erg tevreden over hetskillslab. "Ik weet natuurlijk niet hoe het eerstejaars onderwijsin voorgaande jaren precies was, maar ik vind deze vorm vanonderwijs erg informatief. Ik verheug me altijd op deze les", aldusLobke. "Je bent de hele ochtend lekker bezig en hoeft geen saaicollege uit te zitten." Ook Joost is blij met deze manier vanwerken. "Naast het feit dat je er veel van opsteekt, leer je jemedestudenten ook op een veel intiemere manier kennen. Dat vind ikwel interessant." Douwe vindt het nu tijd worden voor het volgendeonderzoek, een rugonderzoek. "Wie kleedt zich even uit? Ondergoedmag aangehouden worden..."

Fleur Baxmeier

Statisticus Richard Gill wil serieuze aandacht voor onzekerheid

Statisticus Richard Gill wil serieuze aandacht vooronzekerheid

"Neem nou bladzijde 96. Daar staat over de uitstoot van CO2 dater in de prognoses weliswaar een forse mate van onzekerheid zit,maar dat dat niet van invloed is op de gesignaleerde trend, omdatde systematische afwijking in de prognoses in opeenvolgende jarenmin of meer dezelfde is en dus verwaarloosd kan worden. Maar dat istoch onzin? Het is absoluut niet gezegd dat de fout in zo'nvoorspelling altijd even groot is of zelfs maar dezelfde kant opwijst.

"Stel dat ik voorspel dat de inflatie volgend jaar twee procentis en het jaar daarna drie, allebei met een onzekerheidsmarge vanéén. Dan is het misschien niet waarschijnlijk, maar nietper se ondenkbaar dat de inflatie in beide jaren uitkomt optweeëneenhalf procent. Bij een voorspelling met zo'n groteonzekerheidsmarge kun je niet klakkeloos beweren dat de prognose detrend weerspiegelt en dat de inflatie dus wel met éénprocent zal toenemen. Als je dat toch zegt, zoals het RIVM in feitedoet, wekt dat bij mij de indruk dat die paragraafjes over deonzekerheid van de prognoses vooral cosmetisch zijn bedoeld."

Prof.dr. Richard Gill haalt geërgerd zijn schouders op. Wathem betreft is er in Bilthoven sinds vorig jaar nog maar weinigveranderd. Maar zijn kritiek geldt ook andere grote instellingendie de overheid voorzien van toekomstscenario's, zoals bijvoorbeeldhet Centraal Plan Bureau (CPB). Twee weken geleden publiceerde deUtrechtse hoogleraar een brief in Trouw, waarin hij een pleidooihield voor een eerlijker omgang met onzekerheid. Instellingen alshet RIVM en het CPB kunnen ook over gecompliceerde systemen zoalshet milieu of de economie wel degelijk zinnige uitspraken doen,aldus Gill. Maar die snijden alleen hout als ook wordt vermeld metwelke mate van zekerheid zo'n uitspraak wordt gedaan.

Standaardfout

Gill: "Het RIVM, het CPB en andereonderzoeksorganisaties stellenhun prognoses op aan de hand van modellen. De vergelijkingen in diemodellen zijn gebaseerd op waargenomen verbanden (wanneer de lonenstijgen, stijgt de consumptie). Maar een probleem is dat deverbanden in de gevallen waarover het hier gaat, nooit zo exactzijn als natuurkundige wetmatigheden. In het soort processenwaarvoor het RIVM en het CPB prognoses opstellen, spelen een grootaantal toevallige factoren een rol. Een extreem slechte zomer ofeen beurskrach in Azië, zaken die grote invloed kunnen hebbenop de economie, kun je nu eenmaal niet expliciet in een modelopnemen.

"Er zijn kortom zoveel factoren waarover je geen controle hebten die je van tevoren niet kunt voorzien, dat je er vrijwel zekervan kunt zijn dat je voorspelling hoogstens in de buurt komt van dewerkelijke uitkomst. Vandaar dat een prognose in eenwetenschappelijke publicatie altijd vergezeld gaat van devermelding van de de mate van onzekerheid in een of andere vorm,bijvoorbeeld via een standaardfout. Maar als het CPB berekent hoehoog de werkloosheid zal zijn als het verkiezingsprogramma vanGroen Links wordt uitgevoerd, wordt daar nooit een foutmarge bijgegeven. Er wordt met grote stelligheid iets beweerd, terwijl menhelemaal niet zo zeker kan zijn.

Volgens Gill zou een zichzelf respecterende onderzoeker bij zijnprognoses altijd de foutenmarge moeten vermelden. En dan zijn ertwee mogelijkheden. "Of de onzekerheid is zo klein dat devoorspelling informatief is, en dan is er dus niets aan de hand.Maar het is ook mogelijk dat de standaardfout groot is en dat eenzinnige uitspraak eigenlijk niet mogelijk is. Dan moet je dat alsonderzoeker ook eerlijk durven zeggen. Als je dat niet doet en tocheen harde prognose op papier zet, creëer je alleen maarschijnduidelijkheid.

"Ik was het vorig jaar volstrekt eens met De Kwaadsteniet toenhij zei dat het RIVM ons oplicht door zijn getalletjes tepresenteren alsof ze de wetenschappelijke waarheid zijn. Het zoubeter zijn als in Den Haag werd geaccepteerd dat de wetenschap nietaltijd soelaas kan bieden en dat het kan gaan om een vraag diealleen beantwoord kan worden door een politieke belangenafweging.Nu begrijp ik wel dat de politiek dan natuurlijk meteen roept datdie instellingen daar niet voor worden betaald, maar daar moetendie onderzoekers zich dan maar even niets van aantrekken."

Minderwaardigheidscomplex

Een probleem is volgens Gill dat statistici in ons landvanoudsher een bescheiden plaats in het maatschappelijk debatinnemen. "Aan de ene kant komt dat waarschijnlijk omdat detoegepaste statistiek in Nederland heel erg versnipperd is en opeen lager peil staat dan in veel andere landen. Dat heeft eenhistorische oorzaak. De statistiek in Nederland pas laat opgekomenen om zich te bewijzen is men zich gaanbezig houden met helemoeilijke theoretische vraagstukken. Dat heeft succes gehad, wantde Nederlandse mathematische statistiek heeft internationaal eengrote reputatie. Maar daardoor was er geen tijd om ook met meerpraktische dingen bezig te zijn."

Maar er is nog een tweede probleem en dat is volgens deEngelsman Gill die typisch Nederlandse neiging om het over alleseens te willen worden. "In dit 'poldermodel'-klimaat is hetkennelijk moeilijk om met onzekerheid om te gaan. Dat ligtNederlanders gewoon niet. Het is ook niet toevallig dat dit hetenige land ter wereld is met zulke enorme instellingen als het RIVMen het CPB. In andere landen worden prognoses opgesteld doormeerdere kleine instituten en houden ook universiteiten zich ermeebezig. Ik vind dat veel beter. Laat er maar concurrentie zijntussen prognoses. Als je het allemaal in een instelling stopt diewettelijk verplicht is om een bruikbaar getalletje te leveren endie er ook nog eens alle belang bij heeft om te blijven bestaan,dan is de kans gewoon te groot dat het systeem ontspoort."

Erik Hardeman


Onwetenschappelijk

Reactie van prof.ir. N. van Egmond, bijzonderhoogleraar milieubeleid en directeur milieu van het RIVM

Natuurlijk moet worden aangegeven met welke onzekerhedenuitspraken over milieu en economie omgeven zijn. Als het gaat omprocessen met een grote ruimtelijke variabiliteit, zoals lucht- ofwaterverontreiniging, is dat meestal geen probleem. Aan de hand vanmilieumetingen (die alleen al bij het RIVM circa 20 miljoen perjaar belopen) kan een redelijke mate van bevestiging wordenverkregen. Voor traag verlopende bodemprocessen of voormaatschappelijke activiteiten is dat principieel veel moeilijkeromdat de statistische eigenschappen vaak niet in tijd en ruimteconstant zijn; de geschiedenis is geen herhaalbaarlaboratoriumexperiment. Onzekerheden zijn daardoor soms slechtbekend en worden dan als 'expert judgement' geraamd op basis van deonzekerheden in de onderliggende gegevens.

Dat geldt met name voor CO2, omdat meting daarvan alleen opmondiale schaal zinvol is. De CO2-emissies en de onzekerhedendaarin worden daarom op twee manieren geschat, op basis van deomvang van maatschappelijke activiteiten zoals het verkeer en vande ingevoerde hoeveelheid brandstoffen. Die twee benaderingenblijken slechts in de orde van één procent van elkaar teverschillen. De onzekerheden in het verkeerzijn niet precies bekendmaar zijn wel te schatten als het product van geredenautokilometers en emissiefactoren. Controle daarvan vindt plaatsdoor laboratoriummetingen en steekproeven op de weg. Bovendienworden als een vorm van controle meestal ook nog milieumetingenuitgevoerd.

Nederland heeft op het gebied van de rationele ondersteuning vanhet overheidsbeleid inderdaad een traditie opgebouwd; inzichten inde economische (CPB), de ecologische (RIVM) en de sociaal-culturelebestaanskwaliteit (Sociaal Cultureel Planbureau) dragen bij aan dekwaliteit van de Haagse discussie. Deze bijdragen moeten inderdaadonafhankelijk, transparant en herleidbaar zijn. Concurrentie tussenprognoses zal echter alleen maar leiden tot beleidsoptimistische,probleem-reducerende scenario's.

Recent is een review van de Milieubalans 1999 uitgevoerd,waaraan ook gerenommeerde statistici hebben meegewerkt.Geconcludeerd werd dat de kwaliteit van het wetenschappelijkeinstrumentarium voldoende was voor de beoogde analyse van trends ende toetsing van beleidsdoelstellingen. Het blijft paradoxaal datvan het RIVM alleen uitspraken verwacht worden die volledigstatistisch toetsbaar zijn, terwijl omgekeerd zonder bewijs ofkennis van de werkwijze van het RIVM beweerd wordt dat er sprake isvan 'maatschappelijke oplichting'. Het uitspreken van dergelijkebeschuldigingen zonder spoor van plausibiliteit is zeeronwetenschappelijk.

'ICT moet een middel zijn, geen doel'




http://www.phil.uu.nl/onderwijs/cki/incognito

Laurens Winkelhagen, is derde jaars Cognitieve KunstmatigeIntelligentie (CKI). Sinds twee weken heeft hij deverantwoordelijkheid over de Incognito-pages, oftewel de websitevan de studievereniging voor CKI. Op die site worden volgensWinkelhagen nu alleen nog alle actieve leden en commissiesuitgelicht en staan er wat links naar het symposium en destudiereis. In de toekomst, officieel vanaf deze week, moet de siteworden uitgebreid met een agenda, een stukje uit hetverenigingsblad en vooral veel foto's. Ook wil Winkelhagen linksmaken met homepages van CKI-ers.

Waar gebruik je internet zoal voor?

"Voor heel wat meer dan alleen e-mailen! Als ik moet weten waarik college heb, dan is internet de eerste plaats waar ik kijk.Omdat ik nu nog op de Warande woon, download ik relatief heel ergveel. Verder gebruik ik het programma ICQ om met een hele hoopmensen contact te houden."

Geeft de Universiteit Utrecht met haar website een goedvoorbeeld?

"De site van de universiteit zuigt. Maar ik moet toegeven: hijis op elk platform duidelijk te lezen. En dat moet ik nog maar voorelkaar zien te krijgen. Ik ben er namelijk nog niet helemaal overuit of ik CSS, Javascript en dergelijke dingen kan gebruiken."

Ondersteunt naar jouw mening de universiteit genoeg initiatievenop dit gebied?

"Niet echt. Ik heb te doen met mijn arme vrienden bij andere

faculteiten, zoals Rechten en Diergeneeskunde, die altijd maareen diskette mee moeten nemen om te mailen. Nou ben ik ook niethelemaal blijmet die I-Macs van CKI, maar daar heb ik tenminsteveel homepage-ruimte, én uberhaupt schijfruimte."

Wordt er in het onderwijs genoeg gebruik gemaakt van nieuwemedia?

"De nieuwe media, tja. De universiteit moet er volgens mij naarstreven om alle informatie die voor studenten relevant is op hetnet te zetten. Daar kunnen ze nog veel meer aan doen. Maar bij eenkleine studie als CKI kom je bijvoorbeeld haast nooit Powerpoint ofsoortgelijke presentaties tegen. Da's gewoon niet de moeitewaard."




http://www.geo.uu.nl/~ugv

Webmaster Jan-Willem de Blok is docent (toegepaste) wis- ennatuurkunde voor eerstejaars aardwetenschappen en werkt tevens aaneen project om het onderwijs in deze steunvakken te moderniseren.Hij onderhoudt veel websites, zowel voor de Utrechtse GeologenVereniging (UGV) als zijn persoonlijke pagina's. De UGV-site geeftinformatie over wat er bij de UGV gebeurt en bevat aankondigingenvan symposia en excursies met fotoverslagen. De site heeft eenoverzichtelijke vorm zonder wilde poespas van bewegende icoontjes,filmpjes en geluidseffecten.

Waar gebruik je internet zoal voor?

"Ik gebruik internet om studie-informatie aan studenten televeren, in het kader van cursussen die ik doceer. Vooralsnog isdat alleen een studiehandleiding met uitgebreide informatie overdie cursussen. Het is mijn streven om later ook een deel van hetlesprogramma met behulp van internet te laten verlopen. Wat ik nual wel doe, is incidenteel naar het world wide web (www) verwijzenvoor achtergrondinformatie bij bepaalde onderwerpen. Verder surf ikzelf veel, met name naar informatie die ik voor mijn werk kangebruiken."

Geeft de Universiteit Utrecht met haar website een goedvoorbeeld?

"Niet bepaald. Ik kom er regelmatig en vind de voordeur ergsaai. De meeste informatie die ik zoek is er wel te vinden, maarhet is niet altijd direct duidelijk waar je moet kijken. Hetadressenbestand is niet up-to-date en bevat veel fouten. Je kandaar reacties geven, maar je merkt niet dat er wat mee gedaanwordt."

Ondersteunt naar jouw mening de universiteit genoeg initiatievenop dit gebied?

"Ik denk dat ze dat wel probeert, maar dat het met name uit defaculteiten zelf moet komen. En op dat niveau kan je toch grote

verschillen waarnemen tussen de manier waarop informatie wordtaangeboden. Ik ben zelf een paar keer bij een ICT-seminar van deuniveriteit geweest en daar zie je toch best leuke dingen de revuepasseren. Maar vaak wil iedereen toch zelf het wiel opnieuwuitvinden."

Wordt er in het onderwijs genoeg gebruik gemaakt van nieuwemedia?

"Bij ons op de faculteit kan en zal op dat gebied nog veelverbeteren. Er

wordt de laatste tijd veel over gepraat. Binnen m'n eigenvakgebied heb ik vorig jaar geïnitieerd om mee te doen aan decampuslicentie van Mathematica, een simpele vorm van ICT die doorde ons omringende (bèta-)faculteiten al lang en breed wordtgebruikt. Het is een eerste stap om bijvoorbeeld opdrachten via hetinternet aan te bieden. Maar niet iedereen staat daar open voor, ofwil de tijd en moeite nemen die het kost. "

Wat zou nog verbeterd kunnen worden?

"Hoewel er nog steeds studenten instromen die zelden of nooiteen computer hebben gebruikt, merk je toch dat die groep kleinerwordt. Op die kennis moet je inspelen. Ik ben zelf geencomputerwizard en ben me ongetwijfeld niet bewust van allemogelijkheden, maar als ik zelf een ideetje heb om nieuwe media bijhet onderwijs te betrekken, dan probeer ik dat uit en kijk of hetwat wordt. Wat onze faculteit betreft zou een middagje constructiefpraten over ICT best leuke dingen kunnen opleveren. Momenteel wordtons onderwijs grootschalig gereorganiseerd, hetgeen goedeaanknopingspunten biedt om het gebruik van nieuwe media beter teintegreren."




http://www.A-Es2.uu.nl

Webmasters Bas Zoetekouw en Frank van Lankvelt maken de websitevan hun studievereniging A-Eskwadraat. Ze noemen zichzelf spottend'Nerd 1' en 'Nerd 2'. De website van A-Eskwadaat is vrijuitgebreid. De informatie die er op staat, wordt vooral door deverschillende commissies van de vereniging zelf bijgehouden. Dewebmasters hebben dus voornamelijk een coördinerende encontrolerendetaak. Op dit moment zijn Zoetekouw en Lankvelt bezigom een nieuwe lay-out voor de pagina's te ontwerpen. Bas Zoetekouwwil dat de pagina er zo overzichtelijk mogelijk uit ziet. Allerleiflauwekul, zoals java-applets, frames en grote plaatjes, probeerthij te vermijden. De A-Eskwadraat pagina's zijn dan ook vrij goedte bekijken met een tekst-georienteerde browser.

Waar gebruik je internet zoal voor?

"Hoewel email voor mij wel de belangrijkste toepassing is,gebruik ik ook veel www en usenet, dat zijn discussiegroepen. In deeerste plaats vind ik internet namelijk een medium om tecommuniceren en te discussiëren. Op www is heel veelinformatie te vinden, als je tenminste weet hoe je moetzoeken."

Geeft de Universiteit Utrecht met haar website een goedvoorbeeld?

"De homepage vind ik overzichtelijk, maar misschien wel ergkaal. Ze zou wel iets fancy'er mogen zijn, want je wordt alsbuitenstaander niet echt uitgenodigd om verder te klikken. En alsik dan verder klikt, mis ik wel wat dingen. Zo heb ik tot nu toehet jaarverslag over 1998 niet kunnen terugvinden. Veel informatieis ook niet up-to-date. Zo staat onder het kopje bestuur nog altijdde samenstelling van de U-raad van vorig jaar, en wijzen links nogveelvuldig naar oude ruu.nl-adressen."

Ondersteunt naar jouw mening de universiteit genoeg initiatievenop dit gebied?

"Ik verwacht wel wat meer interactieve diensten. Het zoubijvoorbeeld handig zijn om tentamenresultaten via het web tekunnen opvragen. Hoe dan ook hebben we bij A-Eskwadraat nooitproblemen gehad op het gebied van ondersteuning. Een paar jaargeleden hebben we een eigen domain, www.A-Es2.uu.nl, gekregen. Datwas geen enkel probleem."

Vind je de UU up-to-date wat nieuwe media betreft?

"Ach, wat is up-to-date? Er zijn hier en daar wat projectjes omcursussen via het internet aan te bieden. Maar het is flauwekul alsstudenten hun presentaties met Powerpoint doen, als ze het net zogoed én sneller met sheets of op het bord kunnen. Wat ikvreemd en jammer vind, is dat veel studenten een e-mail adres bijeen gratis e-mailservice zoals HotMail gebruiken, terwijl ze eene-mail adres van de faculteit krijgen. Dan is er blijkbaar tochiets mis met de service zoals die door universiteit of faculteitwordt geleverd. Bij wiskunde krijg je bijvoorbeeld wel een e-mailadres, maar je moet per se achter een van de computers in hetMathematisch Instituut gaan zitten om je mail te lezen. Natuur-&Sterrenkunde bewijst dat het wel anders kan: iedereen kanvanaf overal op de wereld zijn mail lezen en op de server werken."

Wordt er in het onderwijs genoeg gebruik gemaakt van nieuwemedia?

"Bij het onderwijs dat ik gevolgd heb - Wiskunde en Natuur-&

Sterrenkunde - wordt er, op wat computer-practica na, nauwelijksgebruik van gemaakt. Ik denk dat het echter wel nuttig kan zijn. Jekunt bijvoorbeeld fysische verschijnselen vaak goed met eencomputersimulatie verduidelijken. Het lijkt mij ook nuttig ominformatie over een vak op een homepage te zetten. Dit gebeurt

op het moment slechts sporadisch."

Wat zou nog verbeterd kunnen worden?

"Ik denk dat het het belangrijkste is dat men zich realiseertdat ICT een middel is en geen doel. Je moet dan wel zorgen datmensen weten hoe ze dat middel kunnen gebruiken, en daar ligt danook de taak van de universiteit denk ik."

Joyce Vanhommerig

ICT: Toekomstscenario

Vera heeft haar diploma VO-6 behaald en kan nu zonder verderescholing een unibaan zoeken. Dat is toch een stuk makkelijker dande moeizame weg met certificaten die haar broer Sander heeft moetenafleggen. Maar ja, hij had niet de ambitie om verder dan een V0-4diploma te gaan. Vera start haar unibaan bij een kweker vantomatenplanten, twee dorpen verderop. Daar werkt ze twee dagen perweek - welke dagen, dat is afhankelijk van de drukte op hetbedrijf. Ongeveer twee dagen per week studeert ze; ze heeft plannenom zich te ontwikkelen tot Master of Agronomy (vroeger heette datin Nederland 'Landbouwkundig Ingenieur'). Ze is gestart met eenpaar vakken algemene competenties: elektronische communicatie eninformatieverwerving, die ze volgt aan de Universiteit Twente - eensoort jeugdsentiment, terug naar haar roots in Oldenzaal. Niet datze vaker dan eens per maand de universiteitsgebouwen bezoekt. Viahet nieuwe e-voicemail kan ze meer dan genoeg overleggen metmedestudenten en de docent. Gelukkig wordt dit vak nog steeds inhet Nederlands gegeven. Ze ziet er wel tegenop, dat ze straks aldie ingewikkelde plantenvakken in het Frans en in het Engels moetvolgen, maar ja, de credits van de Université de Grenoblestaan nu eenmaal veruit het best aangeschreven.

2015

Vera heeft inmiddels een door de Europese UniCommissiegeaccepteerde universitaire basisopleiding. Voor haarafstudeeropdracht gaat ze naar Engeland, waar ze als juniormedewerker zal deelnemen aan het fruitteelt onderzoek inEast-Mailling. Haar belangrijkste tutoren heeft ze inmiddels ookgeregeld; de verplicht internationaal en interdisciplinairsamengestelde tutorcommissie is inmiddels eenmaal intelevideo-vergadering bijeen geweest om haar onderzoeksvoorstel tebespreken. Ze zal vanaf de start een maandelijks roulerendebegeleider hebben, met wie ze tweemaal per week telematisch contactzal hebben.

2020

De Europese UniCommissie nodigt Vera uit voor de finaleverdediging van haar thesis. Daarvoor mag ze gebruik maken van denieuwe communicatie-kamer van de Global University van Den Haag,zodat ze optimaal met de commissieleden in Wageningen, Geneve enVancouver kan overleggen. Ze plaatst haar eerste stelling op dedigitale muur. Onmiddellijk plaatst het commissielid in Vancouverdebijbehorende grafiek ook op de muur en stelt een paaringewikkelde vragen. Gelukkig kan ze uit haar digiblok deoorspronkelijke data er even naast zetten en aantonen, dat erwerkelijk significant verschil is in haar experiment. Hetcommissielid in Zwitserland heeft vergelijkbare gegevens, pluktdeze van zijn eigen digiblok, plaatst ze naast de data van Vera opde digitale muur en weet de Canadese te overtuigen. Na de finalediscussie mag Vera zich 'Mag' ( Master of Argronomy) noemen.

Uit het rapport: 'Flexibel en open hogeronderwijs met ICT' van IVLOS Utrecht en TU Twente.