Achtergrond

Utrechtse geschiedenisstudenten in de voetsporen van Peter Stuyvesant

Utrechtse geschiedenisstudenten in de voetsporen van PeterStuyvesant

Alles begon meer dan een jaar geleden, toen de afdeling OudeDrukken van de universiteitsbibliotheek (UB) het initiatief nam omeen twintigtal zeventiende-eeuwse boeken die betrekking hebben opde kolonie Nieuw-Nederland te digitaliseren, met het doel deze voorhet publiek toegankelijker te maken. De teksten werden gescand doorspecialisten van de UB, en het verdere verwerken werd overgedragenaan Els Kloek en Jaap Verheul van het Instituut voor Geschiedenisom er het het doctoraal-seminar 'De Wereld van Peter Stuyvesant',bestemd voor tweedejaars geschiedenisstudenten mee te geven.

Het werk bestond uit het bewerken, becommentariëren envertalen van de gedigitaliseerde teksten, voornamelijkplaatsbeschrijvingen uit de 16de en 17de eeuw van deze kersverseNederlandse kolonie, die als een land van grote beloften werdaangeprezen. Het eindresultaat van het seminar, dat liep vanjanuari tot en met juni 1999, was de creatie van een website diealle teksten via Internet beschikbaar moest stellen. De studentenplaatsten hyperlinks, waarmee de bezoeker verklaringen kan vindenvoor oud-Nederlandse woorden en uitleg bij allerlei begrippen. Ookschreven alle studenten een essay, waarin ze een specifiekonderwerp uit de teksten verder uitwerkten. Dit alles werduitgevoerd in een 'digitale leeromgeving' (vormgegeven met behulpvan Web-CT); de teksten werden bestudeerd via de computer,opdrachten werden niet ingeleverd maar ingevoerd, en veel van hetcontact liep via e-mail. Voor geschiedenisstudenten eenrevolutionaire manier van werken, waar iedereen aan moest wennen.Een half jaar na de start kon de website op 2 juli 1999 officieelworden gepresenteerd. Het resultaat is te bezichtigen opstuyvesant.library.uu.nl.

Handelspost

Maar deze website is niet het enige resultaat. Door hetonderzoekswerk kwamen de studenten in contact met het NewNetherland Project (NNP) in Albany, New York. Dit project bundelthet historisch onderzoek dat wordt gedaan naar de Nederlandseaanwezigheid in het Amerika van de 17de, 18de en 19de eeuw. Veelvan het werk dat door de historici van deze groep is gepubliceerd,werd gebruikt om de teksten op de website te schrijven.

Naar aanleiding van deze contacten werden de docenten enstudenten van het Peter Stuyvesant-project uitgenodigd om eenseminar van het New Netherland Project bij te wonen in Albany. Dezehuidige hoofdstad van de staat New York was de locatie van deeerste Nederlandse handelspost aan de Hudson River, waar vanaf 1614gehandeld werd met de native Americans . Later groeide dezenederzetting uit tot het centrum van de succesvolle Hollandsekolonie Renselaerswijck, nabij het toenmalige Fort Oranje. Metsteun van enkele subsidiegevers konden dertien studenten en tweedocenten uit Utrecht naar de Verenigde Staten afreizen, om daar hunwerk en website te presenteren aan de echte grootmeesters van hetonderzoek naar Nieuw-Nederland.

De Hollandse aanwezigheid, die formeel eindigde in 1664, heefttot op de dag van vandaag invloed op de Amerikaanse cultuur. InNederland is het een min of meer vergeten hoofdstuk, maar wellichtdat de Internet-site daar wat aan kan veranderen.

Michel Baartmans


Een chronologie van Nieuw-Nederland

1609: De Engelsman Henry Hudson, in opdracht van de VerenigdeOost-Indische Compagnie op zoek naar een noordelijke route naarAzië, raakt met zijn schip De Halve Maen uit koers en verkentde oostkust van Noord-Amerika. Hij vaart de rivier op die laterzijn naam zal dragen, tot aan de plaats waar nu Albany ligt. Hijvoert handel met indianen.

1614: Amsterdamse kooplui richten de compagnie `Nieu Nederlandt'op. Het belangrijkste doel: de bonthandel. Bij het huidige Albanywordt het Fort Oranje gebouwd.

1621: Oprichting van de West-Indische Compagnie. De WIC krijgthet monopolie op alle handel met het Westelijk Halfrond.

1624: De eerste kolonisten (30 families) arriveren inNieuw-Nederland. Sommigen vestigen zich in het noorden, anderen opManhattan.

1625: Begin van de bouw van Fort Amsterdam op de zuidpunt vanManhattan.

1626: Nederlanders `kopen' Manhattan van de indianen voor zestiggulden in goederen.

1629: De WIC neemt maatregelen om de kolonisatie te bevorderen:aandeelhouders kunnen onder gunstige voorwaarden `patroon' wordenvan een stuk land binnen de kolonie. Rensselaerswijck (het huidigeAlbany) is het enige patroonschap dat zal uitgroeien tot eenpermanente vestiging. De overige patroonschappen lopen uit op eenmislukking.

1632-1647: De eerste directeur-generaal, Peter Minuit, wordtvervangen door Bastiaen Jansz. Krol (1632-33); deze wordt opgevolgddoor Wouter van Twiller (1633-38); in 1638 treedt Willem Kieft aan.Deze wordt in 1647 naar het moederland teruggeroepen.

1643: Begin van een bloedige oorlog met de indianen. Deze`oorlog van Kieft' duurt tot 1645.

1647: Peter Stuyvesant arriveert als de nieuwedirecteur-generaal. Hij moet orde op zaken stellen.

1662: De Engelsen doen aanvallen op het gebied vanNieuw-Nederland.

1664: Nieuw-Nederland (met naar schatting 6500 kolonisten) wordtdoor de Engelsen veroverd. Het gebied heet voortaan New York.

1673: Een Zeeuwse expeditie herovert grote delen vanNieuw-Nederland, en weet het gebied 15 maanden in handen tehouden.

1674: Vrede van Breda: Engeland en de Republiek ruilenNieuw-Nederland tegen Suriname.


Het New Netherland Project

Mevrouw Kathy Lyon was de gastvrouw waarbij de Utrechtsestudenten verbleven. Op termijn wil ze haar nu nog vervallen huisomtoveren tot een scholars hostel met een bibliotheek,eencomputercentrum en slaapkamers voor wetenschappers die in debuurt onderzoek komen doen. Zij is zelf aan het New-NetherlandProject (NNP) verbonden. "Ik werk als docent natuurkunde aan deuniversiteit van New York en doe onderzoek op het gebied van'science, technology & society'. Daarbij komt ook het verbandtussen geschiedenis en maatschappij aan bod. Zodoende ben ikgeïnteresseerd geraakt in de geschiedenis van Nieuw-Nederlanden in contact gekomen met het New Netherlands Project, dat probeertmeer bekendheid aan de geschiedenis van Nieuw-Nederland te geven",antwoordt ze op de vraag hoe ze bij het NNP betrokken is geraakt."Het belangrijkste doel van het NNP is het vertalen vanbronnenmateriaal, zodat dit ook voor Amerikaanse wetenschapperstoegankelijk wordt."

Maar is er op gebied van onderzoek naar Nieuw-Nederlandondertussen niet genoeg gedaan? Nee, vindt Lyon. "Wat hier inAmerika vooral nog moet gebeuren is het maken van inventarissen vanarchieven. Er ligt hier nog verschrikkelijk veel materiaal overNieuw-Nederland opgeslagen, waarvan niemand weet wat het precies isen dat nog niet voor onderzoek is gebruikt. Ook moet het nogvertaald worden. In totaal zijn het zo'n 12.000 stukken! Kortom, eris nog veel werk te doen."

Ellen Stam

ICT: Prof.dr. A. Pilot over de verschuiving van 'knowledge' naar 'know-how':

ICT: Prof.dr. A. Pilot over de verschuiving van 'knowledge'naar 'know-how':

Uit het afgelopen juli gepresenteerde rapport 'Flexibel en openhoger onderwijs met ICT' blijkt dat de gedachte dat met ICT hetonderwijs goedkoper wordt berust op een idée fixe. "Hetbestaande onderwijs automatiseren? Niet doen", zegt hoogleraardidactiek Pilot, die namens het IVLOS betrokken was bij hetonderzoek dat in opdracht van het ministerie van OC&W werduitgevoerd. "Kosten- of tijdbesparingen zijn niet te bewijzen."

Pilot denkt dat ICT wél een belangrijke rol zal spelen bijde ontwikkeling van een andere onderwijsvisie. Maatschappelijketendensen als de 'informatietechnologierevolutie' en 'levenslangleren' stellen volgens de hoogleraar andere eisen aan studenten danvoorheen. In het eerder genoemde rapport is sprake van eenverschuiving van 'knowledge' naar 'know-how'. Weten waar de kenniste halen is wordt belangrijker dan veel kennis in bezit hebben.Daarnaast zal een universiteit zich bewust moeten zijn van degevolgen van de opkomst van afstands-leren in deeltijd voor haarstrategische positie. Zo heeft de University van Phoenix, dieverspreid over de VS al verschillende vestigingen heeft, onlangsook in Rotterdam haar deuren geopend. Een groot deel van hetonderwijs verloopt via internet.

Een goed voorbeeld van een faculteit die serieus nadenkt overonderwijsvernieuwingen is, naar de mening van Pilot, Scheikunde.Studenten van die faculteit wordt een notebook ter beschikkinggesteld tegen een gering bedrag. De laptops zijn volgens dehoogleraar een symbool voor vergaande aanpassingen in hetcurriculum. Pilot enthousiast: "In het scheikundeonderwijs baseerdemen zich op ideale gassen. Die bestaan natuurlijk niet. Waarom nietmet behulp van de database van de NAM gestoeid met echte gassen?Echte problemen in plaats van voorgekookte problemen, dat isdidactisch veel effectiever."

De hoogleraar is een voorstander van het opzetten van enkelerisicovolle projecten om te onderzoeken welke ICT-middelen invernieuwde onderwijsvormen van nut kunnen zijn en welke niet. Zowerkt defaculteit Geneeskunde op dit moment samen met Origin aaneen nieuwe zoekmachine, de aquabrowser. "Zo'n verfijnde zoekmachineis van belang in het nieuwe curriculum van Geneeskunde, maar kannatuurlijk elders ook van pas komen in het onderwijs."

Ervaringen met ICT op facultair niveau zullen in de toekomstdoor het IVLOS gebundeld gaan worden binnen het ExpertisecentrumICT-didactiek. Het college van bestuur stemde onlangs in met hetopzetten van een dergelijk expertise- en adviespunt. Het centrum,volgens Pilot de 'as in het wiel', zal de faculteiten ondersteunenen adviseren bij hun inspanningen ICT-toepassingen in nieuwonderwijs te verweven.

Een van de middelen die Pilot graag verder zou willenontwikkelen binnen de universiteit is 'de digitale leeromgeving'.De ervaringen met programma's als WebCT zijn nog relatief beperkt.Bovendien zijn er faculteiten met veel expertise op dit gebied enanderen die nog weinig ervaring hebben. Meer kennis is nodig."Maar", zo waarschuwt Pilot, "de veranderingen zullen toch vooralin de faculteiten zelf in gang moeten worden gezet. Van bovenaf meteen zak geld zwaaien werkt niet."

Een belangrijk obstakel voor een adequate inzet van ICT-middelenis het gebrek aan tijd en kennis bij docenten, aldus de hoogleraar."Niet alleen om vertrouwd te raken met de hele technische rim-ram,maar vooral om nieuwe onderwijsscenario's te doordenken. Het isniet gemakkelijk te overzien wat nieuwe concepten - zoalsintegratie van multidisciplinaire kennis, het aanbieden vanintegrale kennis in plaats van kleine stukjes stof en het werken inteams - voor het onderwijs en het ICT-gebruik zullenbetekenen."

Een ander probleem schuilt in het gebrek aancomputervoorzieningen voor studenten. Studenten zouden naar demening van Pilot in een nieuwe onderwijsvisie moeten wordenbeschouwd als junior-medewerkers en deel van een onderzoeksteam.Dit betekent niet alleen dat ze allen thuis de beschikking moetenhebben over een goede PC, maar ook dat er regelmatig voor ieder opde universiteit een geautomatiseerde werkplek moet zijn. "Als je ineen team wilt werken, kun je niet de helft van de leden naar huissturen. Ook niet in een interactieve omgeving."

Xander Bronkhorst

Architect studeert af op alternatieve inrichting Uithof

Henk van der Woude ziet het al helemaal voor zich. Op de plekwaar nu na negen uur 's ochtends gevochten wordt om eenparkeerplaats zal een van zijn studentencomplexen staan. Waar defuturistische bibliotheek gepland is op de plaats waar nu DePelikaan nog staat, komt een wooncomplex. Zijn derde en laatsteblok huizen ligt aan het water naast de hoge toren die het Willem.C. van Unnikgebouw is. In totaal bestaan de drie complexen uit ruimduizend woningen. "In het hart van De Uithof wil ik de functieswerken, studeren, recreëren en wonen combineren. De studentenzullen nog nauwelijks een reden hebben om de stad in te gaan."

Om die laatste uitspraak meer realiteitszin te geven, weet Vander Woude, moeten er natuurlijk ook allerlei voorzieningen voorstudenten rondom de Heidelberglaan worden gemaakt. Aan alles lijktgedacht: zwembad, uitzendbureau, eettentjes, cafés,supermarkt. Ook moet de 'boulevard' zoals hij de Heidelberglaannoemt, grondig op de schop. De loopbruggen die de gebouwen aanbeide zijden verbinden, moeten verdwijnen om weer lucht op de laante krijgen. Bovendien moet de Heidelberglaan weer een gewonetweebaansweg worden: voor auto's, fietsen en openbaar vervoer. Eenbetonnen busbak is taboe. De wegen rondom het centrumclusterverdwijnen waardoor de universiteitsgebouwen aansluiten op deweilanden. Om alle auto's een plek te geven moet er onder de geheleHeidelberglaan een parkeergarage komen.

En dan de wooncomplexen die hij voor de studerenden heeftontworpen. Grappige panden die in tegenstelling tot de kolossalegebouwen een sfeer van intimiteit en gezelligheid moetenuitstralen. Het zijn typische gebouwtjes die, zegt de architect ookzelf, waarschijnlijk nooit zullen worden gerealiseerd. Al deplannen zijn namelijk onderdeel van zijn afstudeerproject aan deAcademie van Bouwkunst in Amsterdam. "Ik had dus alle vrijheid." Endie heeft hij ook genomen. Op één aspect na: hij is metzijn plannen wèl binnen de heilige lijnen van hetstedenbouwkundige plan van Rem Koolhaas gebleven. Wat volgensKoolhaas groen moet blijven, blijft groen en wat bebouwd magworden, wordt bebouwd.

Kerkhof

Van der Woude kwam op het idee om wonen op De Uithof teonderzoeken naar aanleiding van de campusplannen rondom hetUniversity College en de bouw van een mega-studentencomplex aan deCambridgelaan. De locatie voor studentenwoningen aan deze laan,vindt Van der Woude, is totaal verkeerd gekozen. "De studentenwonen aan een kerkhof. Er is in de buurt niets te doen. Het complexstaat geïsoleerd." Hij is dan ook zo vrij geweest dit complexuit zijn plan te gummen, omdat hij het interessanter vond om teonderzoeken of er in het bedrijvige hart van De Uithof ruimte voorwonen is.

Van der Woude: "Als je de functies sport, ontspanning, studie enwonen concentreert op één plaats, kweek je een gevoel vansolidariteit. Er zullen hier alleen jonge mensen wonen die zich methetzelfde bezighouden. Een homogene groep van wie het kenmerk isdat student zijn tijdelijk is. Speciaal voor hen heb ik dezewoontypes ontworpen. Ze zijn alleen geschikt voor studenten en nietvoor iedereen. Daarmee geef je aan dat een student geen doorsneemens is."

Toch maakt ook Van der Woude onderscheid tussen de ene en deandere student. In zijn wooncomplexen die voorzien in zo'n duizendwoningen, is ruimte voor samenwonende stellen en voor woningdelers.De verschillende type woningen zijn zo gegroepeerd dat desamenwoners aan de straatkant zijn gesitueerd. Haaks daarop endaarmee onttrokken aan het oog vanaf de Heidelberglaan, staan destudentenunits met hun bijzondere vormgeving waardoor je binnen inhet complex een kleinschalig stratenpatroon krijgt dat langs detuinen van de studenten-units loopt.

Dakterras

De eenheden voor stellen bestaan uit eenkamerwoningen van 32vierkante meter. De twee ruimtes zijn min of meer gescheidendoordat centraal in de woning het 'natte blok' is gezet waarin dekeuken, douche en toilet zijn opgenomen. De bewoners hebben eeneigen dakterras, op het vier etages tellende complex.

De plattegronden van de studenten-units zijn een stukingewikkelder. Een 'huis' bestaat uit vijf kamertjes vanverschillend formaat waarvan er drie een eigen badkamer en toilethebben. De twee andere kamers kunnen door middel van schuifwandeneventueel bij een andere unit worden getrokken voor wie meer gelden meer behoefte aan ruimte heeft.

Daarnaast is er nog een extra ruimte die studenten kunnen hurenals gezamenlijke woonkamer, atelier of oefenruimte voor wieeenmuziekinstrument bespeelt. Deze unit ligt bij degemeenschappelijke keuken die alleen bereikbaar is via een loopbrugboven de binnentuin. "Hierdoor wordt de privéruimte heelprivé en maak je een bewuste keuze om naar hetgemeenschappelijke deel te gaan. Wil je niks met de gemeenschap temaken hebben, dan kan je ook een tweepitter op je kamer zetten." Dekeuken is dan ook héél openbaar doordat de wandengrotendeels bestaan uit glas. Door alle keukens boven elkaar tebouwen krijg je glazen torens op een rij, zegt Van der Woude, wateen intiem gevoel moet geven voor wie in de binnentuin staat. Datintieme is nodig. "Want als de kantoren en collegezalen zijngesloten moet er een aangename ruimte overblijven, die studentenzich eigen kunnen maken. Zo'n ruimte mag niet te groot zijn."

Dat de studenten zich min of meer afzonderen op De Uithof isvolgens Van der Woude geen probleem. "Ik ben niet bang ommaatschappelijk vreemde wezens te creëren. Studenten hoevenniet midden in de maatschappij te staan, ze hebben afstand nodig omzichzelf te ontwikkelen. Waarom moeten ze worden geconfronteerd mettriviale dingen. Gevoelsmatig zeg ik dat het zo is. Het gaat me tever als je zegt dat de studenten van de wereld vervreemden. Je hebtsowieso sociale contacten. Maar ik vind wel dat studenten anderebehoeften hebben en een andere daginvulling. Een student leeft endenkt nu eenmaal anders."

Gwenda Knobel

Henk van der Woude geeft op vrijdag 22 oktobereen publiekspresentatie over zijn campusontwerp van De Uithof. Depresentatie begint om 16.00 uur en is in de Academie van Bouwkunstaan het Waterlooplein 211 in Amsterdam. Met behulp van dia's en eenmaquette licht Van der Woude zijn ontwerp toe.

Column van Nobelprijswinnaar Gerard 't Hooft: "Uit 't Hooft"

Column van Nobelprijswinnaar Gerard 't Hooft: "Uit 'tHooft"

"Ongeveer wekelijks, met plotselinge uitschieters als er net eentelevisieprogramma of krantenbericht is geweest, wetenbriefschrijvers mij te vinden. Er zijn collega's die niet van zulkepost gediend zijn, de brieven retour zenden of wegmieteren, maar ikvind dit kostbaar goed. Vaak is er diep en intens nagedacht overopzienbarende ontdekkingen door de auteur, en de bevindingen wordenin sierlijk proza opgediend.

"Op 25 november 1997", zo schrijft een genie uit Canada, "heb iku een kopie gestuurd van mijn artikel, 'A Unified Field Theory',maar achteraf gezien zal ik uw bereidheid wel overschat hebben omeen paar van uw kostbare uren aan een ongevraagd manuscript tebesteden, van een onbekende auteur." Maar hij is bereid zijnontdekking nog eens kort samen te vatten.

Zo beginnen veel van mijn brieven, maar daarna komt er altijdiets unieks. Dit keer bestaat de wereld uit 'rotonen', die alleenmet de lichtsnelheid c kunnen voortbewegen. Er zitten tekeningetjesbij van cirkels en pijlen. De bijbehorende formules worden aan mijovergelaten.

Bij een andere willekeurige greep komt een brief uit 1989tevoorschijn, na de Teleac-cursus 'Van quantum tot Quark'. "Als dezwaartekracht niet verdwijnt bij R r", staat er, en dan inhoofdletters: "DAN DIENT MEN BIJ HOGE ENERGIE EXPERIMENTEN BEDACHTTE ZIJN OP DE MOGELIJKE FORMATIE VAN EEN ZWART GAT!". De schrijverheeft overheid (o.a. de minister president) en 'enkele anderecentra' hiervoor gewaarschuwd. Zouden deze aangeschrevenen wetendat een deeltjesversneller de Mc2 behorende bij miljoenen tonnenmaterie aan energie nodig zou hebben om een zwart gat van hetgevaarlijke soort te kunnen produceren? Ik heb er in ieder gevalniets meer van vernomen.

Zijn er ook vrouwen bij? Jazeker. "Hoi! Je kent me niet en ikzal me even voorstellen. Ik heet ... ; ooit heb ik een blauw jaarnatuurkunde gestudeerd." Maar schrijfster is doorgegaan in defilosofie, heeft nu allerlei vragen over de intepretatie van dequantummechanica, en wil "graag komen bomen over een aantal dingenin de quantumwereld." Ze heeft gelezen dat dingen niet bestaanzolang we ze niet waarnemen. Die 'antroposentrismen' vindt ze 'alverdacht veel lijken op een dualisme mens-quant, met debijbehorende metafiziese rimram direkt om de hoek op de loerliggend'. Ik ben niet wezen bomen.

Ook bevat mijn doos brieven die er op het eerste gezicht heeltechnischen professioneel uitzien. Een auteur beklaagt zich omdateen referee geadviseerd heeft '... not to publish this type ofarticle in any of the journals of physics'. Hij vindt dat deLorentz-symmetrie van een Diracdeeltje moet worden uitgebreid, doorover te gaan op quaternionen. Dat zijn theorie als onzin wordtterzijde geschoven, wijt hij aan onze onmetelijke verering van eneAlbert Einstein en diens kortzichtige opvattingen overLorentzinvariantie.

De volgende brief die ik uit mijn doos graai is van eengevaarlijk soort oplichter uit Portland, Oregon. Hij vraagt mijnmedewerking bij praktische toepassingen van het Higgsmechanisme, enzegt mijn 'most valuable published papers' te hebben bestudeerd alsreferenties in de beschrijving van internationaal gepatenteerdeuitvindingen, zoals een 'space propulsion system', gebruik makendvan 'quantum tunnelling' en 'faster than light particles'. Op zijnweb-pagina wordt alles verder uiteengezet. Het geschetste apparaatschittert van een ontwapenende eenvoud. Het heeft de vorm van eenkubus.

Ik heb nog maar een honderdste van mijn doos behandeld, maariedere brief die ik krijg is op zijn manier weer uniek. Slechtséén algemene regel heb ik erin kunnen ontwaren, en dat iswat er gebeurt als ik reageer. Soms vind ik een brief interessantof aardig genoeg om kort te beantwoorden. Dat we echt wel meerweten over antideeltjes, bijvoorbeeld, of over gravitatie, en datons bewustzijn niets met elementaire deeltjes heeft te maken, ofwaar de schrijver een kleine denkfout maakt. Wat er dan gebeurt issteevast hetzelfde. Er volgt een nieuwe brief, die 2 à 3 keerzo lang is als de vorige. En dit wordt een geometrische reeks diealleen eindigt als ik ophoud met reageren. Een heel enkele keerword ik echt boos, zoals toen die meneer zijn levenswerk met eenheuse ketting aan het fotokopiëerapparaat van de bibliotheekbevestigde, met een kaartje eraan waarop stond: 'kabinet 't Hooft'.Ach, dat was slechts een incident.

Gerard 't Hooft

ICT: Directeur Peter Schelleman wil samenhangend ICT-beleid

ICT: Directeur Peter Schelleman wil samenhangendICT-beleid

"Ik was laatst op bezoek bij de University of Chicago. Allepersoneelsleden en studenten krijgen daar elk jaar een CD- ROMwaarop de computerprogramma's staan die op de universiteit ingebruik zijn plus modulen om die programma's te vertalen naar hetweb. Iedere faculteit kan zo zijn eigen software blijven gebruikenen toch heeft niemand meer problemen met onleesbare mail enonbruikbare programma's."

Peter Schelleman kan ook maanden na zijn reis nog genieten vande even simpele als doeltreffende oplossing die de Amerikanenhebben bedacht voor de ellende die het naast elkaar bestaan vanverschillende computersystemen in de onderlinge communicatie kanveroorzaken. Hier zijn we nog niet zover, maar als het aanSchelleman ligt, wordt de achterstand van Utrecht op ICT gebied zosnel mogelijk omgezet in een forse voorsprong.

Nadat het in Utrecht jarenlang modderen is geweest op eenterrein waarop weliswaar vanalles gebeurde, maar waarop centralesturing node werd gemist, kreeg Schelleman dit jaar van het collegevan bestuur de opdracht om een samenhangend universitair ICT-beleidte ontwikkelen. Inmiddels is het plan van aanpak zo goed als klaarmet centraal daarin het voornemen om niet alleen medewerkers maarook alle studenten zo snel mogelijk te voorzien van een flexibeleICT-werkplek. Het kan de nieuwe ICT-directeur niet schelen of datgebeurt door het inrichten van computerzalen of door hetverstrekken aan studenten van notebooks die overal ingeplugd kunnenworden - de aanpak waarvoor de faculteit Scheikunde vorig jaarheeft gekozen. "Als elke student maar toegang heeft tot hetuniversitaire netwerk."

Het is een ambitieus maar haalbaar streven denkt Schelleman, dieook als directeur van de faculteiten Wijsbegeerte en Letteren aleen voortrekkersrol speelde op ICT-gebied. "Letteren was een van deeerste faculteiten waar studenten mailboxen kregen. En wij haddenal een studentenchipkaart toen daar elders alleen nog maar overwerd gepraat. Maar het grote probleem was dat er elders weinigbeweging was. Ik roep bijvoorbeeld al een paar jaar oméén gemeenschappelijk studievoortgangssysteem voor dehele universiteit en om een chipkaart waarmee studenten niet alleenhun gegevens kunnen inzien, maar waarmee ze ook adreswijzigingenkunnen aanbrengen. Als klanten vaneen bank dat kunnen, dan is hettoch vreemd dat studenten die mogelijkheid niet hebben?"

Maar ook op het gebied van het onderwijs moet veel meer gaangebeuren, vindt Schelleman, die overigens tevreden constateert datde vonk nu is overgeslagen en dat het inmiddels in bijna allefaculteiten gonst van de activiteit op ICT-gebied. De grote vraagis nu hoe al die verschillende activiteiten in één baankunnen worden geleid zonder afbreuk te doen aan de typischUtrechtse veelvormigheid.

"Neem onze wens om alle studenten een ICT-werkplek te geven. Indat opzicht is Scheikunde een duidelijke voorloper geweest. Gezienhet succes van die aanpak zou je je kunnen voorstellen dat we datsysteem op de hele universiteit gaan invoeren. Eindhoven heeft datbijvoorbeeld onlangs gedaan. Maar wij willen juist zo weinigmogelijk zaken centraal opleggen. Het zou echt onzin zijn om allefaculteiten te verplichten om het voorbeeld van Scheikunde tevolgen. Geneeskunde geeft om didactische redenen de voorkeur aan deinrichting van een studielandschap, omdat studenten op die maniergemakkelijker kunnen samenwerken. Ik vind dat prima. Als het doorons gewenste resultaat - namelijk dat alle studenten kunnenbeschikken over een direct toegankelijke digitale werkplek - maarwordt bereikt. Vandaar ook dat wij zoveel vaart willen zettenachter het Studenten On Line (STOL)-project, dat vorige week injullie blad werd aangekondigd."

Als het aan Schelleman ligt, houden faculteiten en dienstenbinnen randvoorwaarden alle vrijheid om hun ICT zelf in te vullen.Maar dat betekent in zijn ogen beslist geen vrijheid-blijheid."Voor een aantal zaken zoals e-mail moeten we zo snel mogelijk toenaar één universitaire standaard, zodat we in ieder gevalbinnen de universiteit verlost worden van het probleem vanonleesbare attachments."

Ook op het gebied van software moet aan de huidige warwinkelliever vandaag dan morgen een einde komen. "Je kunt nog zo'n mooinetwerk ontwerpen, maar dat heeft weinig zin als het niettoegankelijk is. Vandaar dat we toe willen naar een situatie waarinalle gebruikers kunnen beschikken over up-to-date software. Dat isheel goed mogelijk als we de campuslicenties van de universiteit opeen betere manier benutten. Neem bijvoorbeeld SPSS, een statistischprogramma dat veel wordt gebruikt bij Sociale Wetenschappen. Datkost nu zestig gulden met als gevolg dat er vorig studiejaar maarhonderd CD-ROM's door het ACCU zijn verkocht. Door groterehoeveelheden in te kopen kunnen we dat programma nu voor vijftiengulden aan de faculteiten leveren. Als meer studenten het daardoorgaan aanschaffen zijn we niet alleen uit de kosten, maar weten dedocenten zeker dat hun studenten over de nieuwste versiebeschikken. Dat is voor alle betrokkenen voordelig. Op het gebiedvan software vinden we een uniforme standaard zelfs zobelangrijkdat we Microsoft Office aan alle studenten die deelnemen in hetSTOL-project gratis ter beschikking gaan stellen, terwijlmedewerkers er maar een tientje voor hoeven te betalen."

Maar hoe mooi de software ook is, als de universiteit het webniet actiever gaat gebruiken voor zijn informatievoorziening, danhebben alle andere inspanningen ook weinig zin, stelt Schelleman,die daarom de aanleg van een interactief intranet binnen hethuidige SOLIS-netwerk als zijn voornaamste opdracht voor de komendedrie jaar beschouwt.

"Wij vinden het van groot belang dat onze afgestudeerden strakszoveel ICT-bagage meekrijgen, dat zij daardoor een streepjevóór hebben op de arbeidsmarkt. Maar dat lukt alleen alswij ervoor zorgen dat ICT voor studenten bij wijze van spreken eendagelijks gebruiksvoorwerp wordt. Dat kan, maar dan moet er sprakezijn van een interactief universitair netwerk, waarop niet alleenprobleemloos gecommuniceerd kan worden, maar waarop ook allerelevante informatie voor studenten en medewerkers deels openbaaren deels via een toegangscode toegankelijk is."

Als het aan Schelleman ligt zal via het netwerk in de nabijetoekomst ook een database toegankelijk moeten worden gemaakt, dievragenstellers van binnen en buiten de universiteit op een simpelemanier doorverwijst naar de door hen gewenste informatie. "Als weop dit moment tien procent van de telefonisch binnenkomende vragenkunnen beantwoorden, is het veel. Dat moet beter kunnen. Ik stel mevoor dat als je straks bijvoorbeeld het woord 'virus' intypt in onszoeksysteem, je automatisch de namen krijgt van drie onderzoekersdie met virussen bezig zijn, een paar recente artikelen,bijvoorbeeld in het U-blad, en een aantal relevante links. Het zoutoch schitterend zijn als we de universiteit zo transparant kunnenmaken?"

Erik Hardeman

Utrechtse basketbalsters al jaren gezworen vijanden

De Bulls hebben helemaal niets met stieren te maken, maar denaam van de vereniging is afgeleid van het meest waardevolle bezitvan de leden, de bul. De meeste Bulls-leden hebben eenSBU-verleden. De vereniging is opgericht omdat bij SBU de regelgold, dat afgestudeerden maar een jaar lid mochten blijven.

Om toch een beetje op academisch niveau te kunnen blijvenbasketballen, besloten de voormalige studenten een eigen verenigingop te richten. Ook afgestudeerden uit andere steden zijn overigenswelkom bij de Bulls. De eis van een bul is daarnaast ingesteld omgeen leden weg te trekken bij SBU.

Vorig seizoen deden beide teams hun uiterste best om elkaar eenskwijt te raken. Toen de rookwolken van de competitie in het rayonwaren opgetrokken bleken ze echter allebei zoveel te hebbenverloren dat ze dit jaar een stapje lager mogen optreden. Verbeneden de stand van SBU vindt coach Frank de Haan. Hij is er ergdruk mee om zijn jonge team dit jaar te laten promoveren. Destudentes trainen twee keer per week en in de voorbereiding werdener heuse oefenwedstrijden gespeeld. Voorafgaand aan de derby tegende Bulls werd in de competitie een keer gewonnen en een keerverloren.

Dames I van de Bulls won al twee keer. De afgestudeerden hechtenminder belang aan promotie, druk als zij zijn met banen, baby's enzwangerschappen. Speelster Marieke Wagener: "We weten nog niet ofwe willen promoveren. We denken wel dat we heel veel gaan winnen,dit jaar. De derby tegen SBU willen we zeker winnen. Het wordt welsteeds minder beladen, want ik ken steeds minder speelsters vanvroeger. SBU heeft natuurlijk veel nieuwe aanwas."

SBU-aanvoerster Saskia Boerboom is nog van de oude lichting."Toen ik als achttienjarige bij SBU kwam, speelde ik samen met despeelsters die nu lid zijn bij de Bulls. Dit zijn voor mij wel helespeciale wedstrijden. Maar ik ben niet fanatieker dan normaal. Ikben altijd erg fanatiek. De coach probeert ons wel extra op tejutten. Hij is ook coach bij de Bulls geweest."

'Man-to-man'

Als de teams het veld betreden, is direct te zien dat jarenlangbasketballen in de zaal zijn tol eist. De benen vandeBulls-speelsters, met een gemiddelde leeftijd van rond de dertig,worden gesierd door een groot aantal braces, knie- en enkelbanden.Bij SBU is dit fenomeen nog volledig onbekend.

De wedstrijd is niet bijzonder fraai, maar het fanatisme ishartverwarmend. Frank de Haan legt uit dat beide teams eenman-to-man -verdediging spelen. Hierdoor is het aantal onderlingeduels groot en de dames rollen dan ook regelmatig over degrond.

Het is een traditie dat studenten op deze manier spelen. Teamsuit de provincie spelen vaak 'zone' en dit levert saaie wedstrijdenop waarin de bal lang rond wordt gespeeld en af en toe eens wordtgeschoten. De vraag is echter of het jonge-meisjesteam van De Haanveel baat heeft bij de gekozen speelwijze. De meeste Bulls-dameszien er een stuk sterker uit.

Waar De Haan ook had gehoopt door een betere conditie detegenstander stuk te spelen, loopt zijn team vanaf de eerste minuutachter de feiten aan. De wedstrijd begint in een stevig tempo en debehoorlijk geagiteerde Bulls-dames staan al na een paar minuten opzeven persoonlijke fouten. Dat betekent dat elke volgendepersoonlijke fout een strafworp oplevert. Toch lopen ze van 9-3 uitnaar 26-13.

De speelsters van SBU blijken namelijk aan dezelfde ziekte telijden als de spelers van ons nationale voetbalelftal. Ze missen inde eerste helft de ene strafworp na de andere. Hunscoringspercentage blijft over de gehele wedstrijd onder de vijftigprocent en dat is zelfs op dit niveau dodelijk. De ruststand is31-22.

Direct na rust lijken de studenten hun draai te hebben gevonden.Ze komen terug tot 31-30, maar door slecht verdedigen staan zeluttele seconden later weer met 35-30 achter. Nog een laatste keerkomen ze terug. Halverwege de tweede helft staat het 48-45.

Marieke Wagener ergert zich met de hele Bulls-bank zo aan descheidsrechter dat ze bij haar vierde persoonlijke fout wegensprotesteren meteen een vijfde krijgt en kan gaan zitten. Maar ookSBU verkeert op dat moment al in foutenlast zodat het strafworpenregent. En daar profiteren de ervaren Bulls van. Als in de laatstedertig seconden bij een stand van 62-58 ook nog een driepunt-pogingvan Mirka Ondris via de ring weer uit de basket rolt, is dewedstrijd gespeeld.

"Die oude rotten weten beter de rust te bewaren", is het oordeelvan Saskia Boerboom direct na de wedstrijd. Marieke Wagener is dannog steeds heel boos over haar vijfde persoonlijke fout. Ze vindthet allemaal erg onterecht. "Er werd heel warrig gefloten. Gelukkigwas dit geen echt harde wedstrijd. Ik wil niet weten hoe het danwas afgelopen."

Boerboom is teleurgesteld, maar blijft optimistisch: "We hebbeneen jong team en wij worden alleen maar beter. In januari komen wezeweer tegen. En je weet hoe dat gaat bij zo'n oud team. Ze krijgenblessures of er raakt er weer eentje zwanger."

Jurgen Swart

Onderwijsserie: 'We hebben één koe, en twee uur'

We trekken witte jassen aan. De tweedejaars studenten lopengelijk al nieuwsgierig, maar ook een beetje onwennig, om de koe.Docente anatomie, Liesbeth Dingboom, laat ze eerst een beetjewennen. Ik sta een tijd verdwaasd naar het beest te staren, in hetlokaal hangt een geur om draaierig van te worden. "Ik snap best datdit in eerste instantie eng is", zegt Dingboom. "Het is ook voorhet eerst dat de studenten zo'n groot dier zien hangen. We hebbenal eens de anatomie van een hond bekeken. En ook losse organen.Maar dat was toch anders. Deze koe hangt zo dat je haar bij wijzevan spreken in de wei ziet staan. Bovendien is het een groot dier.Dat maakt extra indruk."

De studenten gaan eerst op de stoeltjes aan de zijkant zitten.In het practicumlokaal staan ook stalen tafels waarop organenliggen. Maar die zijn niet vers en zo behandeld dat ze jaren alslesmateriaal mee kunnen. De koe is vers en kan daarom ook maar eenweek gebruikt worden als proefdier. Dingboom vertelt dat deze koevan de slachtmarkt komt en drie dagen geleden is ge-euthanaseerd.Het dier is eerst gefixeerd in alcohol en heeft toen in de koelinggelegen. Ze drukt de studenten op het hart dat ze zich niet moetenlaten intimideren. "We hebben één koe en twee uur", zegtze. "Benut die tijd goed om alles te bestuderen. Duik er lekkerin!"

De groep van twintig studenten moet zich in tweeënverdelen. De ene helft kan film kijken, die gaat over de anatomievan de koe, zodat er niet te veel studenten tegelijk om het dierheen staan. Maar de meerderheid is blijkbaar een beetje angstig enmeer dan de helft stormt naar het tweede lokaaltje omdat ze tochliever eerst film willen kijken.

Topografie

Eens in het jaar heeft de vakgroep anatomie van de faculteitDiergeneeskunde de beschikking over een koe. Een hele week wordtdaar intensief en optimaal gebruik van gemaakt. De studentenkrijgen tijdens deze bijzondere week dagelijks lessen anatomie overde koe. In de loop van de week wordt het dier steeds meeruitgekleed zodat dieperliggende organen zichtbaar worden. Dezeeerste dag is de opbouw van de hals, de borst en de buikwand en deopbouw van de uier zichtbaar. Aan de hand van een vragenlijstbetasten de studenten de organen enribben. Dingboom geeftvoortdurend toelichting en laat de studenten zien hoe ze moetenkijken.

"We willen natuurlijk een minimaal gebruik van proefdieren",zegt Dingboom. "Maar om de anatomie te leren is het hebben van eenproefdier erg nuttig. Uit een boek kan je wel leren welke organener zijn maar voor de topografie, dus waar die organen zichbevinden, is een tastbaar dier beter. De studenten moeten weten watze waar tegen kunnen komen als ze een koe onderzoeken of in een koegaan snijden. Waar ze moeten verdoven." Dingboom is zelf dierenartsen nog maar zes jaar docent. In de praktijk merkt ze hoe belangrijkanatomieonderwijs is. "Lesgeven is een mooie gelegenheid om zelf destof nog eens te herhalen", lacht ze. "Ik doe hard mijn best om destudenten het belang van de anatomielessen te laten inzien."

De andere groep is na een halfuurtje al klaar met de film.Studente Maaike van den Berg schrikt er niet voor terug om aan deorganen te voelen. "Inmiddels ben ik het wel gewend", zegt zewijzend naar de koe. "Het wordt langzaam opgebouwd. In het eerstejaar hebben we een biggetje bekeken en ook een hondje. Maar dielagen op tafel. Ook hebben we alle organen van de koe al eens losgezien. Maar dit is wel weer een stap verder. En vind je 'tstinken? Ach welnee, dan heb je nog nooit een preparaat van darmengeroken!"

Omdat de koe speciaal voor de les ge-euthanaseerd is, voelenveel studenten extra verantwoordelijkheid om de les goed voor tebereiden en er zoveel mogelijk van te leren. Maaike vind heteigenlijk heel erg leuk om op deze manier de praktijk te zien. "Hetis lekker klinisch en tastbaar, dat vind ik er goed aan. Zo kan jeje veel beter een beeld vormen."

"Ja, en als je thuis komt, kun je bij je eigen kat ook al diedingen voelen", valt Christa Bodaan haar bij. "Maar het blijft hoedan ook gek om hiervoor een dier dood te maken, terwijl je juistwilt, vanuit je beroep als dierarts, dat het blijft leven."

Feestmuts

Al snel ontstaat er rond de koe een discusie. "Ik vind het tocherg dat ze die speciaal voor ons afmaken", laat een meisje vallenterwijl ze over de kop, die nog intact is, aait. "Ja, het idee iswel raar. Maar ze moeten anders toch naar de slacht", zegt eenander. "Dankzij de medewerking van deze koe kunnen wij later anderedieren helpen", zegt Maaike. En daar leggen de meesten zich bijneer.

"Iedereen heeft hier iets met dieren", legt Christa verder uit."Dus je weet ook dat iedereen er dan zorgvuldig mee omgaat. Alleonvermijdelijke grapjes zijn natuurlijk wel al een keer gemaakt,zoals de proefhond een feestmuts of een bril opzetten. Ach ja. Inhet eerstejaar hadden we in groepjes van vier een hond gekregenwaarbij we ongeveer op dezelfde manier als bij deze koe de organenmoesten zoeken. Je went eraan. Diezelfde hond gebruikten wemeerdere keren voor verschillende vakken. We gaven hem op den duurook een naam. Het was echt onze hond. Hij had zo'n lief snoetje.Maar op een gegeven moment kijk je daar niet meer naar. Ik weet nogdat we de eerste dag van dat trimester gingen rennen voor een nietzo vette hond. Dan hoefde je er minder troep uit te halen."

Na een uur 'lekker plukken' aan de koe roept Dingboom haarstudenten bij elkaar voor een plenaire bespreking. Ze heeft destudenten bewust eerst zelf laten ontdekken en voelen aan het dier.Nu is het tijd om gerichter te kijken. Stuk voor stuk gaat Dingboomde verschillende onderdelen af. Ze legt ook uit hoe je het besteeen verdoving plaatst. Het doet er volgens haar niet zoveel toe hoeelk deel precies heet, als de studenten maar weten wat ze kunnentegenkomen. Een praktische instelling.

Dan is het drie uur. De anatomieles is omgevlogen. Denabespreking gaat vlot, maar een enkele student heeft een vraag. Demeesten vonden het fascinerend. Dan worden de bebloede handschoenenuitgetrokken en de handen grondig gewassen. Na deze les hebben zenog een week anatomie van de koe te goed. "Maar we hebben nu enkelde meest oppervlakkige delen gezien", zegt Dingboom tot slot."Morgen gaan we pas echt de diepte in."

Joyce Vanhommerig

55.000 proefdieren


De honden worden elke dag een uurtje buiten gelaten

Honden, muizen, katten, konijnen, geiten en varkens.In het GDL zijn ze allemaal te vinden. Een dagje meelopen met dedierenverzorgers geeft meer duidelijkheid over de omstandighedenwaarin proefdieren leven.

"Mwèèèè." Toon Hesp heeft de deur nog nietopengedaan of de ruim dertig geiten in verblijf GB3 verwelkomen hetbezoek met een opgewekt gemekker. Nieuwsgierig steekt een groot witbeest zijn kop door het hek om te proeven hoe mijn jas smaakt,terwijl zijn broer nou eindelijk wel eens van de fotograaf wilweten hoe zo'n fototoestel precies werkt. "Je ziet het", grinniktHesp die als 'biotechnicus' verantwoordelijk is voor de verzorgingvan de dieren in het GDL, "ze zijn in ieder geval nog nieuwsgieriggenoeg..."

De geit is maar een van de talloze diersoorten in het GDL.Geiten zijn wel de beesten die vaak het langst meegaan. "Sommigevan hen zitten hier echt al jaren", vertelt Hesp, "ze zijn alsjonkie gekomen en lopen hier nu nog steeds vrolijk rond." Voor veelonderzoeken is een jarenlange observatie noodzakelijk. "Een tientalgeiten heeft als jonkie ijzeren pennen in het bot gekregen, entijdens de jaren wordt onderzocht hoe deze pennen zichontwikkelen", zegt Hesp. Vanwege het besmettingsgevaar mogen degeiten nooit naar buiten. "Er zwerven buiten veel te veelbacteriën rond, dat risico kunnen we niet nemen. Ik denktrouwens niet dat die geiten het missen, verstandelijke vermogenshebben ze toch niet?"

Een van de meestgebruikte proefdieren in het GDL is de muis,vertelt biotechnicus Mariska Peters. Peters werkt op de afdeling'kleine proefdieren' waar zich duizenden muizen en ratten inkooitjes bevinden. Een doordringende geur komt je tegemoet zodra jede eerste deuren openslaat. Het werk houdt volgensdierenverzorgster Peters meer in dan 'alleen de beestjes voeden enverschonen'. Om bacteriën buiten te houden moeten we een witteoverjas en witte klompen aan, dan mogen we mee naar binnen.

"Ik verschoon de knaagdieren eens per week, maar controleer elkedag of de bakken niet nat of vies zijn", zegt de dierenverzorgster."Ze krijgen in principe ook één keer per week vers voer,maar als het op is krijgen ze wel nieuw." Het GDL herbergt tallozekamertjes die vol staan met opeengestapelde bakken met daarin eenstuk of acht muisjes. Sommigen hebben een nestje jongen, want erwordt ook zelf gefokt. Peters zegt dat het vrijwel onmogelijk iseen exacte indicatie te geven van het aantal muizen dat zich in hetgebouw bevindt, maar dat het er heel veel zijn staat vast.

Staartpuntje

Peters doet meer dan de dieren verzorgen. Zo geeft ze de muizenoormerkjes en moet ze controleren of de diertjes transgeen zijn(kijken of er iets is veranderd in het gen). Dit doet ze de enekeer door bloed af te nemen, de andere keer door het staartpuntjeeraf te knippen. Peters vindt het geen vervelend idee dat demuisjes op een onnatuurlijke manier aan hun einde komen en gebruiktworden voor allerlei proeven. "De wetenschap wordt op deze maniergeholpen en dat vind ik heel interessant. Het welzijn van de diereninteresseert me natuurlijk ook, want zonder gezonde dieren is erook geen goed onderzoek mogelijk."

Volgens Peters scheelt het wel of je op de afdeling muizen of deafdeling honden werkt. "Met honden krijg je toch veel eerder eenband, omdat die op de een of andere manier veel dichter bij jestaan." Biotechnicus Toon Hesp beaamt dit. "Ik heb het er soms bestmoeilijk mee wanneer er weer een hond of geit afgemaakt moetworden. Tsja, wanneer we de dieren niet meer kunnen gebruikenmoeten ze dood. Dat staat in de wet. Je kan je er in dit werk niette veel van aantrekken. Dan ga je kapot. Om die reden maken wijnooit onderscheid tussen de dieren en geven we ze geen namen.Uiteindelijk worden ze toch gecremeerd."

Iedere nieuwe afdeling die betreden wordt, vereist weer eennieuwe overjas en klompen. Of blauwe plastic overschoentjes, wat jewilt. De biotechicus vertelt dat 'hoe groter de dieren, hoe'viezer' het wordt'. Hiermee bedoelt hij dat de hygiëneregelsbij de muisjes optimaal zijn, omdat dit hele kwetsbare diertjeszijn. Bij de varkens is het veel moeilijker om de zaak helemaalschoon te houden, en daar is het dus ook minder hygiënisch. Degeuren worden er naarmate de rondleiding volgt overigens ook nietbeter op.

Om te zorgen dat de bacteriën van de geiten nietovergedragen worden op de muisjes, is het verboden zomaar van deene naar de andere afdeling te lopen. Dat vereist een speciaalpasje en de verplichte kledingswitch. De afdeling waar de muizengefokt worden is het strengst beveiligd. Hier mag je alleen in naeen douche en gekleed met mondmasker, kapje, handschoenen enspeciale jas. De werknemers mogen onder het werk ookgeen gebruikmaken van het toilet, of iets eten of drinken. "Ach, het maakt weldat ze harder werken", lacht Hesp.

In een kamer voor de konijnenafdeling zit een tiental ratten inmetabolenkooien, ook wel stofwisselingskooien genoemd. Petersvertelt dat ze dit een nare ruimte vindt. "De dieren kunnen zichnauwelijks bewegen, en hun pootjes schieten tussen de tralies vanhet rooster door." De ratten bevinden zich 24 uur lang in eenvreemdsoortige kleine kooi, met daarboven een ingewikkeld apparaatdat nauwkeurig bijhoudt hoeveel voedsel en water de rat tot zichneem. Onder het rooster waarop de rat zit bevindt zich een bak diede urine en ontlasting van de rat opvangt. Door deze proef kunnenonderzoekers exact aangeven wat het verband tussen de voeding en deontlasting van de rat is.

Galblaas

Sinds 1 januari 1978 moet er geregistreerd worden hoeveelproefdieren er gebruikt worden, en wat er met hen gebeurt. Hetproefdiergebruik is sindsdien met de helft afgenomen. "Er istegenwoordig veel meer mogelijk met statistiek en computermodellen.Toch denk ik niet dat proefdieren in de toekomst helemaal gaanverdwijnen. Dierenartsen en artsen in opleiding zullen toch op deéén of andere manier aan praktijkervaring moeten komen",aldus Hesp.

Om dit voorbeeld te illustreren laat hij de operatiekamer zien,waar een instructie van aankomend chirurgen gaande is. Bij wijzevan training voeren tien studenten een kijkoperatie uit op tweevarkens. Herman Koning begeleidt deze operatie. "De studenten lerenom een operatie uit te voeren met behulp van een camera. In debuikwand van het varken zijn twee 'pennen' en een cameraaangebracht. Het is de bedoeling dat ze vanmorgen de eierstokken,en vanmiddag de galblaas van het varken verwijderen. Op een schermkunnen ze precies zien waar ze de pennen heen moeten bewegen om ditvoor elkaar te krijgen." Varkens worden meestal gebruikt voorproeven met betrekking tot hart- en vaatziekten, of onderzoek vanhet darm- en maagstelsel omdat dit bijna identiek is aan dat van demens.

Bij de honden is het een stuk gezelliger dan in de o.k.. Eenstuk of tachtig beagles lopen hier vrolijk blaffend door hunhokken. Het is een bewuste keuze dat het GDL alleen deze kleinezwartbruine hondjes in huis heeft, en geen andere soorten. "Hetzijn hele lieve hondjes. Zolang ze maar genoeg aandacht krijgen isalles best. Bovendien is het handig dat ze vrij klein zijn. Je kuntje voorstellen dat het voor experimentele chirurgie niet handig iseen golden retriever te gebruiken. Wanneer zo'n hond nog ondernarcose is sjouw je je een breuk", zegt Hesp. De honden worden elkedag op een binnenplaats een uurtje buiten gelaten, zodat ze evenmet elkaar kunnen dollen. De rest van de dag zitten ze in vrijruime hokken, van elkaar gescheiden door tralies. Op trotse toonvertelt Hesp dat 'honden het hierqua ruimte beter hebben dan in eendierenasiel, en qua hygiëne ook trouwens."

Dagelijks zijn er in het GDL zo'n 150 verschillende onderzoekengaande. Het konijn is na de muis het meestgebruikte proefdier. Ingrote bakken bevinden zich ongeveer vierhonderd pluizige wittekonijnen. Deze worden voornamelijk voor orthopedisch onderzoekgebruikt. Dat is handig omdat konijnen zulke lange poten hebben.Terwijl de konijnen een aanval doen op hun brokjes schalt door deruimte het vrolijke deuntje Mambo nr. 5. Het was al eerderopgevallen dat er overal in het gebouw muziek aanstaat. Hesp legtuit waarom. "Die muziek staat van 7 tot 7 aan om te voorkomen datde dieren schrikkerig worden. Zoveel mensen zien ze natuurlijkniet. En het houdt ze een beetje bezig, ons ook trouwens."

Fleur Baxmeier


Proefdieren en dierproeven

Terwijl in 1978 in ons land nog jaarlijks 1,6 miljoenproefdieren werden gebruikt, is dat aantal inmiddels teruggelopentot zevenhonderd duizend. Meer dan de helft van die dieren hebbenoverigens nauwelijks last van de proeven, zoals bijvoorbeeld depoezen die in het GDL worden gebruikt om vlooienbanden uit tetesten. Volgens een officiële registratie ondervindt 55procent van de dieren weinig ongerief, 25 procent matig en 20procent veel ongerief van de experimenten.

Proefdieren worden voor de volgende doeleinden gebruikt(getallen in percentages):

Het uittesten van nieuwe geneesmiddelen: 23

De productie van vaccins: 21

Kankeronderzoek: 13

Testen veiligheid stoffen: 10

Onderzoek naar hart- en vaatziekten: 4

Onderwijs: 1

Overige doelen: 28

In 1998 werden in het GDL de volgende aantallen proefdierengebruikt:

Muizen 29901

Ratten 20438

Cavia's 3052

Konijnen 631

Hamsters 428

Varkens 297

Katten 51

Geiten 43

Honden 38

Vogels 4

Grootste verbruikers waren in 1998:

Geneeskunde 25806

Farmacie 11258

Diergeneeskunde 6813

Biologie 4269

Externe klanten 3170

GDL 2751*

AZU 499

Scheikunde 317

*Het betrof hier de zogeheten 'knock-out' muizen die door hetGDL genetisch zijn gemodificeerd.

EH


Een rechtstreekse verbinding tussen dunne darm en anus

Het uitproberen van nieuwe operatietechnieken voormenselijke patiënten is één van de doeleindenwaarvoor proefdieren in het GDL worden gebruikt. Vorig jaaropereerden chirurgen uit het AZU achttien varkens om zo'n nieuwetechniek te testen. Daarbij wordt de dunne darm rechtstreeksaangesloten op de anus.

Ongeveer zestienduizend patiënten lijden in ons land aaneen slijmvliesziekte van de darmen die het nodig maakt om de dikkedarm en vaak ook de endeldarm te verwijderen. Om te voorkomen datde patiënten na de ingreep met een stoma door het levenmoeten, werd twintig jaar geleden in Engeland de zogeheten'pouch'-operatie ontwikkeld. Na verwijdering van de dikke darm ende endeldarm wordt in het laatste stukje van de dunne darm eennieuwe blaas gemaakt (een 'pouch'), die vervolgens wordtaangesloten op de sluitspier van de anus. Weliswaar werkte deingreep, maar een probleem was dat in een kwart van de gevallenernstige complicaties optraden, zoals abcesvorming, incontinentieen erectieproblemen.

Vier jaar geleden startten chirurgen in het AZU daarom met deontwikkeling van een alternatief. Van de endeldarm werd nu alleenhetslijmvlies weggehaald, terwijl het laatste stukje van de dunnedarm juist werd ontdaan van spieren en bindweefsel, zodat daarvanalleen het slijmvlies overbleef. Door dat slijmvlies als het warein de endeldarm te schuiven werd dus een nieuwe verbinding totstand gebracht, met als groot voordeel dat de sluitspier van deanus nu intact bleef.

Voordat de nieuwe techniek kon worden toegepast op mensen, werdhij eerst uitgetest op dieren, want de vraag was of het slijmvlieszou overleven en of de endeldarm na de ingreep zijn werking zoubehouden. Gekozen werd voor een test op varkens omdat hetdarmstelsel van mens en varken zo op elkaar lijken dat het verschilzelfs voor kenners moeilijk te zien is. Pas toen bij achttienvarkens bleek dat de ingreep succesvol was en dat ook na geruimtetijd geen complicaties optraden, werd begin dit jaar de eerstepatiënt op de nieuwe manier behandeld.

Inmiddels is de operatie in Utrecht nu op twaalf patiëntenuitgevoerd en volgens chirurg H. van Laarhoven zijn die ingrepenzonder uitzondering succesvol verlopen. Hoewel de verenigingProefdiervrij aandringt op het ontwikkelen van alternatieven voordierproeven, stelt Van Laarhoven dat hij in dit geval geenalternatief had kunnen bedenken. "Zonder dierexperimenteel bewijsvan het succes zou ik het niet hebben aangedurfd om de operatie oppatiënten uit te voeren."

EH

Sterrenkunde in de 18e eeuw: de komst van 'den schrikkelyken comeet'

Sterrenkunde in de 18e eeuw: de komst van 'den schrikkelykencomeet'

Aldus het krachtige bijbelcitaat dat eind 1755 door deLeeuwarder predikant Johan Georg Muller als motto werd meegegevenaan een brochure met de ook al niet erg opgewekte titel'Voor-tekenen van de nabyheit van het vergaan der wereld en van denjongsten dag'. Het waren spannende tijden in de Republiek en verdaarbuiten, want al enige tijd wachtten de burgers van Europagespannen op de door Edmund Halley voorspelde terugkeer van dekomeet, die eerder al in 1531, 1607 en 1682 aan het firmament tezien was geweest. En nu had zich tot overmaat van ramp op 1november 1755 ook nog eens een zo krachtige aardbeving inZuid-Europa voltrokken dat niet alleen heel Lissabon was verwoest,maar dat zelfs in de haven van Amsterdam de schepen bij windstilweer lagen te slingeren alsof er een hevige storm woedde.

Vanaf de preekstoel grepen talloze dominees de gelegenheid aanom hun gehoor angst aan te jagen door de 'zeldsame aard- enwaterschuddinge' in verband te brengen met de nadering van 'denschrikkelyken comeet' en in de kranten circuleerden berichten datdeze zonder de goddelijke Voorzienigheid wel eens zo dicht langs deaarde zou kunnen razen dat die hevig geschokt en in brand zouworden gezet. Had Halley zelf niet geopperd dat de bijbelsezondvloed wel eens kon zijn veroorzaakt door de botsing van deaarde met een komeet?

De met veel gevoel voor details verlevendigde tekening van desfeer in ons land ten tijde van de passage van de komeet van Halleyis te vinden in het proefschrift 'Van konstgenoten en hemelsefenomenen' waarop Huib Zuidervaart maandag 11 oktober in Utrechtpromoveert. De docent aan een scholengemeenschap in Middelburg, dieal eerder over de prille begintijd van de sterrenkunde publiceerde,vertelt in zijn lijvige studie het fascinerende verhaal van eengroot aantal Nederlandse amateur-sterrenkundigen, die met veelgeduld hun waarnemingen verrichtten en tot veel interessanterobservaties kwamen dan tot nu toe altijd was aangenomen.

Een voorname reden voor het negatieve oordeel vannegentiende-eeuwse historici over de achttiende-eeuwse sterrenkundewas dat het vak in de achttiende eeuw uitsluitend buiten deuniversiteiten werd beoefend in particuliere genootschappen. Datgebeurde overigens vooral op aandringen van de universiteiten zelfdie zich - heel anders dan tegenwoordig - allereerst alsonderwijsinstellingen beschouwden. Het verwerven van nieuwe kennisen het verspreiden daarvan was geen universitaire taak, was dealgemene opvatting. In 1760 maakte de Leidse universiteitaanvankelijk zelfs bezwaar tegen een officiële erkenning vande Hollandse Maatschappij der Wetenschappen, omdat men vreesde datdat genootschap zich ook met onderwijs zou gaan bezig houden. Pastoen vaststond dat de Maatschappij zich zou beperken tot onderzoekliet Leiden zijn bezwaren varen.

Het waren dus vooral liefhebbers die de hemel in de achttiendeeeuw bestudeerden en Zuidervaart beschrijft hun activiteit aan dehand van twee uitgebreide case-studies, naar het onderzoek naar deloopbaan van kometen en naar de afstandsbepaling in het heelal.Zijn conclusie is dat de beoefening van de sterrenkunde weliswaarwerd gestimuleerd door theologische motieven, maar dat vooralnieuwsgierigheid en status drijfveren waren voor de doorgaansgoedopgeleide liefhebbers voor hun werk.

Aan het eind van de achttiende eeuw begint de sfeer in ons landte veranderen en begint ook het sterrenkundig onderzoek vaste voette krijgen aan de universiteiten. Maar nog lang blijven'dilettanten' een belangrijke rol spelen, een rol die In Utrechthet best wordt geïllustreerd aan de vooraanstande positie diede sterrenwacht ook nu nog innenemt. Het was met name de eerstedirecteur van het Utrechts sterrenkundig laboratorium Gerrit Moll,die na zijn aanstelling als hoogleraar, de samenwerking tussenuniversitaire onderzoekers en niet-universitaire waarnemersbevorderde.

Dat bleek nog eens nadrukkelijk in 1832, toen Moll ineendrachtige samenwerking met een zekere Van Beek de waarneming vande passage van Mercurius waarnam. Zowel in het universitaireobservatorium als in het huis van Van Beek werden waarnemingenverricht. Moll zorgde er zelfs voor dat een draagbare chronometerop het laboratorium werd geijkt, en daarna naar het huis van VanBeek werd gebracht. Zo was zeker dat de twee sets data goed metelkaar konden worden vergeleken.

De biomedische wetenschap in de 21e eeuw: op zoek naar de relatie tussen genen en ziektes

De biomedische wetenschap in de 21e eeuw: op zoek naar derelatie tussen genen en ziektes

"Of we in de volgende eeuw net zulke cruciale doorbraken kunnenverwachten als de ontdekking van de structuur van het DNA en deontrafeling van de genetische code?" Van der Vliet kijkt nadenkendzijn kamer rond. Een uur lang heeft de Utrechtse hoogleraarfysiologische chemie enthousiast gepraat over nieuwe ontwikkelingenin het onderzoek, maar dit is een vraag van geheel andere orde. "Infeite vraagt u mij of we nu alle structuren kennen die in de celvoorkomen. Het klinkt misschien aanmatigend maar ik denk inderdaaddat dat zo is. We weten dat het DNA in de cel de genetischeinformatie draagt en we weten dat eiwitten de workhorses zijn, diedie informatie doorgeven en weer andere eiwitten aan het werkzetten. Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat de cel nog anderebouwstenen bezit dan degene die we nu kennen."

De structuren en de processen binnen de cel mogen dan in kaartgebracht zijn, maar hoe die processen precies functioneren is noggrotendeels onbekend, aldus Van der Vliet. "Als ik een taalkundigevergelijking mag gebruiken, zou je kunnen zeggen dat wij nu wetenuit welke letters het cellulaire alfabet bestaat en dat we ook alaardig wat woorden kennen. Maar van de meeste woorden weten we maarnauwelijks wat ze betekenen, terwijl we over de grammatica nogvrijwel compleet in het duister tasten."

Fruitvlieg

Toch is het werk dat tot nu toe is uitgevoerd, uiterst zinvolgeweest, haast de Utrechtse hoogleraar zich te zeggen. "Een van debelangrijkste projecten van de laatste jaren is het zogeheten humangenome- project, waardoor we waarschijnlijk al over ruim twee jaarde complete structuur van het menselijk genoom (de 3,5 miljardbasenparen in het DNA) zullen kennen. Een soortgelijkeinventarisatie is al eerder voltooid bij een stuk of vijftienbacteriën, terwijl onlangs ook het eerstemeercellige organismeis gesequenced. Het ging om een worm met de fraaie naam c.elegansmet duizend cellen, 19099 genen en zo'n honderd miljoen basenparen.In januari 2000 wordt de fruitvlieg verwacht met 160 miljoenbasenparen, en in 2001 volgt dus de mens."

Het grote belang van dit project is volgens Van der Vliet dat dekennis van het complete DNA het mogelijk zal maken om vast testellen welke relatie er bestaat tussen onze genen en bepaaldeziekteverschijnselen. "U moet daarbij bedenken dat er twee soortengenen voorkomen. Sommige stukken van het DNA zijn voor alle mensenidentiek. Die genen regelen vitale lichaamsfuncties zoals deademhaling en de hartslag. Een mutatie in een of meer genen in datdeel van het DNA vertaalt zich onmiddellijk in een afwijking of eenziekte. Van sommige ziektes is het verantwoordelijke gen nu albekend, maar als we straks het hele genoom kennen, kunnen we metbehulp van nieuwe technieken in principe voor elk ziektebeeldvaststellen welke genen erbij betrokken zijn.

"Maar daarnaast zijn er ook hypervariabele gebieden in het DNAwaar de genen per individu juist sterk van elkaar verschillen. Dievariaties bepalen de specifieke geaardheid van mensen. Zowel deEngelse Wellcome Trust als de Japanse farmaceutische industrieinvesteren op dit moment miljoenen in het analyseren van dievariaties, om daarmee een beeld te krijgen van de relatie tussen despecifieke genetische opbouw van patiënten en hun vatbaarheidvoor bepaalde ziektes, zoals bijvoorbeeld kanker."

De vraag is natuurlijk wat deze ontwikkelingen zullen betekenenvoor de gezondheidszorg. Zal het zo zijn dat de huisarts straks meteen druk op de knop van zijn pc het genetisch patroon van zijnpatiënt te voorschijn tovert? Van der Vliet acht dat nietonwaarschijnijk.

"Zoals je nu al ziet dat risicogroepen voor sommige erfelijkeaandoeningen gescreend worden op de aanwezigheid van de mutatie diede aandoening veroorzaakt, verwacht ik dat over niet al te langetijd een genetisch profiel van een patiënt kan worden gemaaktvoor een groot aantal ziektebeelden. Dat geeft de toekomstige artsniet alleen een goed inzicht in de vatbaarheid van de patiëntvoor die ziekte, waardoor bijvoorbeeld griepvaccinaties strakswaarschijnlijk veel selectiever kunnen worden gegeven. Ook biedthet zicht op de gevoeligheid van patiënten voor een bepaaldgeneesmiddel. Nu worden veel medicijnen nog voorgeschreven onderhet mom: probeert u het maar eens. Een genetische screening vanpatiënten zou dus geweldige besparingen in hetgeneesmiddelengebruik met zich mee kunnen brengen."

Eiwitten

Hoe futuristisch sommige van deze ideeën ook mogen klinken,voor Van der Vliet zijn ze niet meer dan een logisch uitvloeiselvan onze kennis van het DNA. Wat hem als onderzoeker meerinteresseert is de vraag naar de manier waarop dat hele vernuftigesamenspel van DNA en eiwitten in de cel nu preciesfunctioneert.

"Met de kennis van het genoom en van de mutaties die daarinoptreden, kunnen we inmiddels goede diagnoses stellen over wat erzoal mis kan gaan in de cel. Maar om gericht in die processen in tegrijpen met misschien heel nieuwe geneesmiddelen, zullen we moetenbegrijpen waarom het misgaat. Daarvoor is een beter begrip van demanier waarop de processen in de cel verlopen onontbeerlijk. En datis precies waarmee de vijftien groepen in het CBG zich bezighouden."

Centraal in dat onderzoek, dat wordt uitgevoerd in Amsterdam,Leiden, Rotterdam en Utrecht, staan de eiwitten, complexemoleculaire structuren die alle processen in ons lichaam reguleren.Want waar het DNA nu vrijwel volledig in kaart is gebracht,vertoont de landkaart van eiwitten in wetenschappelijk opzicht nogveel blinde vlekken. Vandaar dat na genomics nu proteomics, hetonderzoek van de driedimensionale structuur van eiwitten, huninteractie en hun vormveranderingen in het middelpunt van dewetenschappelijke belangstelling staat.

Van der Vliet: "De cel zit stampvol met complexen van eiwitten,vaak klonters van twintig tot dertig stuks, die voortdurend vanvorm veranderen, elkaar loslaten en weer bij elkaar aanhaken. Aldie eiwitten binden aan elkaar en geven zo boodschappen door. Metname op dat gebied missen we nog ontzettend veel kennis. Vandaardat veel onderzoek in het CBG zich richt op de vraag hoe signalenvan buiten in de cel worden verspreid en daar aan het DNA deopdracht geven om eiwitten te produceren. Dat gebeurt door eenreeks van contacten tussen eiwitten onderling en in elk contact kaneen storing optreden die een ziekte tot gevolg heeft. Pas alsduidelijk wordt wat er op moleculair gebied gebeurt wanneer tweeeiwitten een interactie met elkaar aangaan, is er een kans op hetvinden van geneesmiddelen die die ene interactie specifiek kanverhinderen of juist bevorderen."

Als er ergens kans is op nieuwe doorbraken in het biomedischeveld, dan verwacht Van der Vliet ze de komende vijfentwintig jaarop dit terrein. "In de interactie tussen eiwitten is absoluut nogsprake van principes die we niet kennen. We hebben wel een vaagidee hoe signalen worden doorgegeven, maar het is goed mogelijk datdat op een heel andere manier gebeurt dan wij nu denken.Waarschijnlijk is een kleine tien procent van alle eiwitten in decel betrokken bij het doorgeven van genetischeboodschappen. Sommigemensen zeggen dat je je leven lang bezig kunt zijn met hetbestuderen van één eiwit. Hier gaat het om een complexeactiviteit waarbij achtduizend eiwitten betrokken zijn. U begrijptdus dat we voorlopig niet om werk verlegen zitten."

Erik Hardeman


DNA, genen en eiwitten

DNA: een enorm molecuul bestaande uit twee lange ketens vanzogeheten nucleotiden die spiraalgewijs om elkaar zijn gedraaid.Onderdeel van elk nucleotide is een van de vier stikstofhoudendebasen met de codenamen A, G, C en T, die in de twee ketens parenvormen. De volgorde van deze basenparen bepaalt de erfelijkeeigenschappen. Hoe uniek die volgorde is, blijkt uit het feit dateen stukje van vijftien basenparen al een miljard verschillendecombinaties mogelijk maakt. Het menselijk DNA bestaat uit 3,5miljard basenparen.

Gen: deel van het DNA, bij de mens bestaand uit grofwegtienduizend basenparen, waarvan de volgorde de informatie (de code)bevat voor de productie van een bepaald eiwit.

Eiwitten: stoffen in de cel die een veelvoud van opdrachtenuitvoeren en er zo voor zorgen dat taken in het lichaam wordenuitgevoerd. Zo zorgen spiereiwitten ervoor dat wij onze spierenkunnen gebruiken.

Mutatie: een verandering in de volgorde van één ofmeer van de basenparen in een gen. Door die veranderde volgordewordt een iets ander eiwit geproduceerd, dat dus ook een andereboodschap doorgeeft. Voorbeeld is de mutatie die ervoor zorgt datnormale cellen veranderen in tumorcellen doordat zij opdrachtkrijgen om zich gaan te delen.