Achtergrond

'Door bursalenstelsel kunnen meer mensen promoveren'



Kijk ook eens op de homepages van Albo Helm: http://utopia.knoware.nl/users/albohelm/en http://spidernet.nl/~albo_helm/


'Aio's-min', zijn ze al genoemd door critici van hetsysteem, en 'tweederangs promovendi'. Terwijl anderen hetbursalenstelsel juist prijzen als een volwaardige opleiding totexcellente onderzoeker. Promotiebursalen zijn geen werknemers, maartweedefase-studenten die met een beurs van vier jaar aan hunproefschrift werken. Ze drukken minder zwaar op het universitairebudget, doordat zij bijvoorbeeld geen recht hebben opwachtgeld.

De universiteitsraad ziet de promovendi alswerknemers. Een ruime meerderheid van de raad vindt dan ook, datalle promovendi een aio-aanstelling moeten krijgen. Het college vanbestuur, maar ook de decanen zijn voor keuzevrijheid vanfaculteiten om zelf te bepalen of zij een aio of een bursaal willenaanstellen. Het laatste woord is over deze kwestie nog niet gezegd.Wat vinden de betrokkenen eigenlijk zelf van hetbursalenstelsel?

Vice-decaan Paul van den Hoven van de faculteit Letteren. Defaculteit heeft vijftig bursalen in dienst en is hiermee degrootste:

"Dat de aanstelling van bursalen bij ons ook te maken heeft metde wachtgeldproblematiek, wil ik niet onder stoelen of bankensteken. Maar zelfs als de kosten gelijk zouden zijn, blijf ikvoorstander van het nieuwe stelsel.

De nadruk bij het promoveren ligt nu veel meer op de opleidingen begeleiding van de onderzoekers. Deze ontwikkeling is al eerderingezet bij aio's. Voor de promovendus is duidelijk: ik ben studenten mijn proefschrift is mijn bewijs van bekwaamheid. Door hetstrakkere tijdschema en de intensievere begeleiding gaat het met deonderzoekers aanzienlijk beter.

Incidenteel heb ik gemerkt dat bursalen het idee hebben zichgeen volwaardige werknemers voelen. Ze voelen zich vlees noch vis,werknemer noch student. Dat heeft ook te maken met het verschil inrechtspositietussen aio's en bursalen. Maar aan dat bezwaar komthet college van bestuur tegemoet door de materiële positie vanbursalen aan te passen."

Ninke Stukker (27), sinds 1 januari bursaal bij de faculteitLetteren:

"We doen precies hetzelfde als aio's, maar krijgen daarvoornetto minder betaald, terwijl wij van ons netto-inkomen ook nogeens de premies voor de sociale verzekeringen moeten betalen. Hetverschil wordt hierdoor heel groot. Ik ben naast onderzoeker ookfreelance tekstschrijver en dat is heel prettig. Zo heb ikfinancieel wat achter de hand. Ik weet niet of ik anders welbursaal zou zijn geworden.

Het accent zou bij ons meer liggen op de opleiding? Dat klinktheel mooi, maar komt totaal niet van de grond bij Letteren. Debegeleiding op de faculteit is goed en intensief, daar niet van.Maar de onderwijscomponent ontbreekt. Die vier cursusweken per jaarvoor onderzoekers, in de zomer en in de winter, die waren er al. Enverder is er niet veel toegevoegd aan het onderwijs speciaal voorbursalen.

Bursalen een lagere status? Voor mij valt dat wel mee. Ik hebmazzel met de mensen op mijn afdeling die mij echt het gevoel gevendat ik erbij hoor. Als dat niet zo is, dan is het risico inderdaadgroot dat een bursaal een soort losse flodder wordt die er maar eenbeetje bijhangt."

Decaan Albert Cornelissen van de faculteit Diergeneeskunde,waar 4 van de 104 promovendi bursaal zijn:

"Door het bursalenstelsel kan op een aantal plaatsen meeronderzoek plaatsvinden. Wij hebben gekozen voor verschillendesoorten promovendi, om op die manier zo veel mogelijk jonge mensende mogelijkheid te geven te promoveren.

Het perspectief van waaruit je werkt is voor een bursaalinderdaad anders dan voor een aio, maar dat weet je toch vantevoren? Als je dat niet wilt, moet je niet op zo'n functiesolliciteren.

Dat bursalen geen les hoeven geven, zie ik als voordeel. Als hetaan mij ligt, zouden ook aio's op mijn vakgebied deonderwijsverplichting niet hebben. De primaire taak van eenpromovendus is zich bij te scholen en in vier jaar zijn onderzoekaf te ronden. Dat is al een voltijdbaan. Dan ook nog eens voor deklas te moeten staan, is veel te veel. Als bursaal zou ik heteerder een zegen vinden dan een straf dat ik dat niet hoefde."

Marjan Faber (30) begon in februari 1997 als eerste bursaalvan de faculteit Diergeneeskunde:

"Al die verschillende vormen van promoveren naast elkaar, datschept verwarring. Promotors weten dan ook vaak niet eens wat hetinhoudt, bursaal zijn. Sinds het begin van mijn promotie-onderzoekhol ik al overal achteraan om erachter te komen waar ik recht opheb.

Ik zit op de kamer met een aio. Dat gaat prima hoor. Zij kunnener ook weinig aan doen dat wij in deze positie zitten. Laatst metde CAO-onderhandelingen hadden een paar aio's het erover dat ze erdrie procent bij krijgen. Toen ben ik even weggelopen. Wij bursalenhebben maar af te wachten wat het college van bestuur over onsbeslist. Da's een groot verschil.

Zelfs nu de beurs lijkt te worden opgetrokken naar aio-niveau,blijven er heel vervelende verschillen. Zo kunnen wij geenarbeidsongeschiktheidsverzekering afsluiten. We zijn immers geenwerknemer. Ik moet er dan ook niet aan denken dat ik last krijg vaneen RSI-hand, want dan zit ik in de problemen.

Dat ik geen onderwijs mag geven, vind ik een groot nadeel.Onderwijservaring is heel essentieel als je verder wilt na jepromotie. Bovendien is het voor een onderzoeker belangrijk om teleren hoe je kennis overbrengt. Als je alleen maar dagen aan eenstuk bezig bent met onderzoek, en je komt vast te zitten, is erniets om je er weer uit te trekken."

Femke van Zeijl


Overzicht bursalen per faculteit

Bursalen aio's

Letteren: 57

Wijsbegeerte:4-
Diergeneeskunde:4100
Ruimtelijke Wetenschappen:Werkt sinds 1 januari niet meer met bursalen. De 18 bursalenzijn aio geworden.

.

'Ik doe niets, maar dan ook niets, met mijn juridisch-economische kennis'

'Ik doe niets, maar dan ook niets, met mijnjuridisch-economische kennis'

Anno 1999 lijkt het een aparte bevolkingsgroep tezijn geworden: de Lancia Ypsilon, Volkswagen Golf of Opel Corsaparkeert de IT-er voor de binnenstads-etage. Zij gaat gekleed ineen mantel- of broekpakje, hij in 'Hij'-pak. En om half acht 'savonds staan ze ongeduldig een kant- en klaarmaaltijd uit te zoekenbij Albert Heijn. "Maar als het kan, probeer ik te koken,hoor!"

Het is een open deur, maar er heerst nog steeds een tekort aanpersoneel in de informatietechnologie. Kranten lopen over van depersoneelsadvertenties en Internet-vacaturesites kunnen de bytesbijna niet meer aanleveren. Het nieuwe, gratis, studentenmagazineCarp bestaat letterlijk bij de gratie van deIT-personeelsadvertenties.

Uiteraard plukken vooral informatici en andere bèta's -metname wiskundigen- de vruchten van de ontwikkeling. Maar ook de'zachtere' studies blijken een fors reservoir aan potentiëleIT-'consultants' te bezitten. Talloze juristen, socialewetenschappers, afgestudeerden in de letteren en zelfs filosofenzetten ieder jaar weer hun handtekening onder een lucratiefcontract. Drie Utrechtse alumni gingen, niet gehinderd door al teveel kennis van zaken, aan de slag in de IT.

Lodewijk Conrads (29) studeerde eind december 1997 af bij Rechten Economie in Bedrijf en Maatschappij. Zijn eerstesollicitatiegesprek voerde hij bij het IT-bedrijf Pink Elephant,waar hij meteen aan de slag kon. Na een paar maanden ging hetechter jeuken: hij zat te veel achter de computer en ging te weinigmet mensen om. Omdat het opleidingstraject van Pink Elephant nietkon voorzien in Conrads' ambities, pakte hij zijn biezen. Na -meteen goede vriend- een helpdesk te hebben opgezet, werkt hij sinds 1juni als sales-consultant bij 'NexTime'. Bij ditIT-consultancybedrijf denkt hij eindelijk gevonden te hebben wathij zocht: "Bij de laatste jaarclubborrel moest ik met iedereenmijn 'jippie'-gevoel delen."

Huis

Annemarieke Noordhoff (26) studeerde in 1997 af bijVrouwenstudies, waarna ze een paar maanden werkte op haarvoormalige stage-adres bij Uitgeverij Bzztôh. Sinds ruim eenjaar is ze web-editor bijhet Amsterdamse Internetbedrijf'Net-Integrators', waar ze websites van klanten en het bedrijf zelfbijwerkt en nieuwsberichten schrijft.

Haar toekomstwens: "Een eigen on-line tijdschrift, ' la hetvrouwenblad Avanta, waarvan ik dan hoofdredacteur ben."

De 25-jarige Annemieke Vlek, sociaal-economisch historica, isconsultant bij CMG, een van de grotere dienstverleners opIT-gebied. Net als bij Lodewijk bleek haar eerstesollicitatiegesprek, in december 1997, meteen ook het laatste. CMGbood haar meteen een contract aan -ondanks haar achtergrond- enzodoende kon Vlek zich de geplande sollicitatiegesprekken met PinkElephant en Cap Gemini besparen.

Voor de vestiging CMG Woerden werkt ze als software-tester bijeen pensioenfonds. Ze is nu erg gelukkig met haar werk -heeft erzelfs al een huis van kunnen kopen-, "maar", zegt ze: "stiekem zouik ooit nog wel willen promoveren."

Er heersen heel wat vooroordelen over het werken in de IT. Zozouden werkweken van zestig uur eerder regel dan uitzondering zijn.Dit gaat gelukkig niet op voor de drie alumni. Van te grotewerkdruk is geen sprake vinden ze. Er wordt weliswaar nogal eensovergewerkt, maar het blijken vooral de over-ambitieuzeIT-'managers' te zijn die zich over de kop werken.

Een andere cliché: de IT'er snapt eigenlijk maar weinig vanzijn of haar eigen werk. De kennis van de hardware ontbreekt, menwordt meestal getraind in maar één software-programma envan programmeren hebben ze al helem''l geen kaas gegeten.

Lodewijk had al heel wat jaartjes zitten spelen achter zijn pc,maar Annemarieke bijvoorbeeld had op haar eerste werkdag amperkennis van de HTML-programmeertaal waarin ze nu dagelijks deInternetpagina's bijwerkt. Annemieke werd in haar eerste jaarletterlijk omgeschoold; ook nu nog besteedt ze een groot deel vanhaar tijd aan het volgen van cursussen en opleidingen.

Het laatste lijkt nu de belangrijkste troef die depersoneelzoekende IT-bedrijven uitspelen. Naast de lease-auto's enbonussen worden vooral trainingen en cursussen aangeboden. BijOrdina heet dat 'een individueel ontwikkelingsplan' bij Cap Geminiben je 'Master of your own Destiny', Pink Elephant garandeert een'up-to-date- development programma'. Zo spelen ze soepel in op hetblijkbaar verminderende materialisme van de academicus.

Beslisser

Terecht? Annemieke vindt de centen in ieder gevalnietdoorslaggevend: "Geef mij een fantastische baan voor duizend guldenminder en ik ben weg. Dat autootje vind ik wel lekker, maar nietzo'n must als mijn mannelijke collega's, die de eerste paar maandenbij CMG over niets anders konden praten", aldus Annemieke.

Lodewijk vond op de ochtend van zijn eerste werkdag de sleutelsvan een gloednieuwe Golf op zijn deurmat en de auto zelf, glimmenden wel, voor de deur. Maar ook hij vindt de materiëlevoordelen van zijn baan van minder belang dan zijn persoonlijkeontwikkeling. "Tot nu toe voel ik me elke dag sterker. En dat iswat ik het allerbelangrijkste vind."

Vooral kleinere bedrijven lijken minder fideel in het uitdelenvan materiële en niet-materiële extra's.'Net-Integrators' mag dan bijvoorbeeld wel een hecht team in degroei zijn, voor Annemarieke bleek de kleine omvang niet alleenvoordelen te hebben. "Mijn cursussen moet ik, als ik mijn contractopzeg, deels terugbetalen. Dat is een van de keerzijden van dearbeidsvoorwaarden. Ik heb wel een laptopje hoor!" Dat laptopjehebben de andere twee -geen van drieën hebben ze overigens eenmobiele telefoon van de zaak- ook. En ze verdienen ook aanzienlijkmeer dan Annemarieke, maar de laatste benadrukt ook de positievekanten van de kleinschaligheid: "Ik heb dan weer veelzelfstandigheid: ik mag mijn eigen cursussen uitkiezen en, wanneerik wil, thuis studeren."

Of ze nu iets aan hun studie hebben? Vrouwenstudies bleek opAnnemarieke een vergaande invloed te hebben gehad. "Ik ben echtsúper-kritisch! Tijdens de studie werd je geleerd om elketekst drie keer te herlezen en om te draaien, op zoek naarverborgen betekenissen. Nu merk ik dat ik dat ook toepas in deomgang met onze techneuten: ik neem nooit iets zomaar van ze aan enbeslis zelfstandig over de waarde van hun adviezen."

Lodewijk geeft grif toe dat hij nu niets ("maar dan ook niets!")doet met al zijn juridisch-economische kennis. Dit in tegenstellingtot Annemieke: "Als sociaal-economische historica weet ik veel vanhet ontstaan van semi-overheidsinstellingen zoals pensioenfondsen.Het pensioenfonds voor de metaalsector, waar ik nu werk, wordt overeen paar jaar geprivatiseerd. Dat betekent dat er ineensconcurrenten zullen opduiken, met alle dramatische gevolgen vandien. Vanuit mijn opgedane kennis kan ik aardig voorspellen hoezo'n proces zal lopen. Ik zie the big picture."

Geen van drieën verwachten ze het werk tot in lengte vandagen voort te zetten, maar op dit moment hebben ze er in iedergeval al een boel van geleerd. "Ik bleek veel minder directief,veel minder een beslisser dan ik tijdens mijn studie dacht"ontdekte Annemarieke. Annemieke vult aan: "Ik stapte in dezeonbekende wereld en kwam erachter: ik red het wel! Waar danook!"

Een gezamenlijke boodschap aan alle potentiële IT-ers?Gedrieën zijn ze het er over eens dat vooral geduld een schonezaak is. "Al die beginners zijn zo ongeduldig. Vooral mannen denkente veel in carrière-termen, in plaats van zich eerst in hetwerk zelf te verdiepen." Lodewijk gebruikt liever een metafoor: "Jedenkt dat je al kan zwemmen, maar feitelijk drijf je alleen nogmaar. Terwijl je eigenlijk het liefst meteen wil duiken! Eerstterug naar de kant en leren zwemmen."

Nathan Vos

Calimero-effect in Duits-Nederlandse betrekkingen belangrijker dan oorlog

Calimero-effect in Duits-Nederlandse betrekkingen belangrijkerdan oorlog

Het onderzoek dat bijzonder hoogleraar en universitairhoofddocent Friso Wielenga voor Van vijand tot bondgenootverrichtte voltrok zich in een periode waarin de onderlingeirritaties tussen de zwei ungleiche Nachbarn Nederland en Duitslandaanvankelijk aan de orde van de dag waren. In 1993 werden door hetInstituut Clingendael resultaten gepubliceerd van een onderzoeknaar het Duitsland-beeld van Nederlandse jongeren. Uit de cijfersbleek dat de jeugd zeer negatief stond tegenover Duitsland en deDuitsers. In hetzelfde jaar demonstreerden 1,2 miljoen Nederlandershun morele superioriteit door met een 'Ik ben woedend'-ansichtkaartte reageren op de aanslagen op asielzoekers in Solingen. Even laterwerd de nationale trots Fokker overgenomen door de Duitseindustriële grootmacht DASA en werd de kandidatuur van RuudLubbers voor het voorzitterschap van de Europese Commissiegeblokkeerd door de Duitse zwaargewicht Helmut Kohl.

De wrijvingen leidden toentertijd tot een ongekende opleving vande academische en publieke debatten over de verhouding tussenNederland en Duitsland. Algemene tendens in de bespiegelingen wasdat in Nederland een persistent anti-Duitsland-gevoel heerste.Wielenga weigerde echter "mee te huilen met de wolven in het bos".In zijn boek dat een verdere uitwerking is van het in 1989voltooide proefschrift over de Duits-Nederlandse betrekkingentussen 1949 en 1955 verzet de historicus, die per 1 september isbenoemd tot hoogleraar-directeur van het Centrum voorDuitslandstudies in Nijmegen, zich tegen het beeld van een al teproblematische buurrelatie.

Overwinnaar

Wielenga onderscheidt verschillende fases en niveaus in denormalisatie van onderlinge betrekkingen na 1945. De economischerelaties werden met steun van de publieke opinie al vrij snelhersteld. En toen de herbewapening van Duitsland in de jarenvijftig aan deorde kwam, was Nederland zelfs een van de eerstepleitbezorgers. De gevoelde noodzaak van een krachtige westersedefensie maakte dat Nederland zich neerlegde bij de "psychologischmoeilijke stap" om voormalige Wehrmachtofficieren in deEuro-Atlantische defensie op te nemen en Duitse soldaten opNederlands grondgebied te legeren. "Het verstand zegevierde wanneerde vitale belangen van Nederland in het geding waren", aldusWielenga.

Op een ander niveau, te weten de bilaterale Wiedergutmachung,verliepen de contacten in de eerste decennia na de oorlog veelmoeizamer. Bij zaken als grenscorrecties en restitutievraagstukkenbleek Nederland een zeer volhardende en lastigeonderhandelingspartner. Van Duitsland werd een schuldbewustehouding verwacht. De Duitsers zagen de Nederlandse vasthoudendheidbij een verdergaande westerse samenwerking echter als eenanachronisme. Wielenga: "Voor Nederland was de oorlog pas tien jaargeleden, voor de Duitsers was het àl tien jaar." Het verleiddeminister van Buitenlandse Zaken Luns ooit tot een uitval naar zijnDuitse gesprekspartner. "Wij zijn de overwinnaar. Was denken Sie."Het moeizame proces werd uiteindelijk in 1960 afgesloten met deondertekening van een akkoord tegen wil en dank. Deze'Generalbereinigung' zou drie jaar later worden geratificeerd. Debilaterale verhoudingen werden echter pas geheel genormaliseerdtoen Gustav Heinemann in 1969 als eerste Duitse bondspresidentNederland bezocht.

George

Het laatste gedeelte van Wielenga's boek staat in het teken vanwat de psychologische normalisering genoemd mag worden. Degeestelijke acceptatie van Duitsland als normale staat verliepvolgens Wielenga "veel grilliger en met meer golfbewegingen" dan deeconomische- en veiligheidspolitieke acceptatie. Perioden van groteonderlinge gevoeligheden zoals in het begin van de jaren negentigzijn er eerder geweest. De jaren zestig kenmerkten zichbijvoorbeeld door enkele uitbarstingen van antagonismen. Vooralrondom het huwelijk van Beatrix en Claus was er de nodige ophef.Wielenga stuitte tijdens zijn archiefonderzoek op beraadslagingenvan het kabinet Cals waaruit bleek dat het Koninklijk Huis gevraagdzou worden Prins Claus om te dopen tot prins George. Een'ontduitste' Claus zou voor de bevolking gemakkelijker teaccepteren zijn, zo was de gedachte. De vondst, een detail in hetboek, bezorgde Wielenga's boek behoorlijk wat voorpubliciteit.

Vooral na de Machtswechsel in 1969 toen met kanselier Brandt'een goede Duitser' aan het roer kwam werden de verhoudingen tussenNederland enDuitsland aanmerkelijk hartelijker. Gevoelighedenleefden echter keer op keer weer op. Vooral aan de linkerzijde vanhet politieke spectrum werd geprotesteerd ten tijde van het hardeDuitse anti-terreurbeleid eind jaren zeventig. En ook de groteherdenkingen van de jaren tachtig gaven aanleiding tot pijnlijkeaanvaringen.

Wielenga vertolkt de mening dat nieuwe spanningen veel mindermet de oorlog te maken hebben dan vaak wordt gedacht. "Wij zijngeneigd alles daartoe te herleiden, onvoldoende beseffend dat hetin veel gevallen gaat om structureel geprogrammeerdetegenstellingen." De hoogleraar denkt bijvoorbeeld dat een grootaantal problemen voortkomt uit een Nederlands 'Calimero-effect'.Duitsland is groot en Nederland is klein. Dat zorgt enerzijds vooreen afhankelijkheidsrelatie. Aan de andere kant is in de zoektochtnaar een eigen identiteit een grote buur om zich tegen af te zettenvan belang.

Volgens de bijzonder hoogleraar waren er ook in hetproblematische begin van de jaren negentig voldoende elementen dieer op wezen dat er niet alleen sprake was van anti-Duitsegevoelens. Nederland had zich bijvoorbeeld niet net als de Brittenen Fransen tegen de Duitse eenwording gekeerd, zoals vaak werdverondersteld. Het ministerie van Buitenlandse Zaken nam eerder eennuchtere en zakelijke houding aan. Dat desondanks het beeld bestondvan een wantrouwig Nederland is volgens Wielenga vooral te wijtenaan minister-president Lubbers die zich bij verschillendegelegenheden hoogst ongelukkig uitte. Ook demonstreert dehoogleraar door middel van verschillende opinie-onderzoeken dat deNederlander in vergelijking met andere Europeanen een grootvertrouwen had in het nieuwe Duitsland. "Associaties met een VierdeRijk waren incidenteel en vormden zeker niet de grondteneur."

Ophef

Wielenga hoedt zich er nadrukkelijk voor de Tweede Wereldoorlogvan tafel te vegen of de betekenis ervan te ontkennen. Toch denkthij dat ook zonder de Tweede Wereldoorlog structureletegenstellingen bepalend zouden zijn geweest voor de relatie tussende twee landen. De hoogleraar: "De oorlog wordt vaak gebruikt ombepaalde gevoelens op te roepen. Maar ik zou de spanningen dieoptreden graag willen ont-dramatiseren. We zouden moeten beseffendat het ook een beetje hoort bij een normale bilaterale relatie."Zo zet Wielenga "de hele ophef" over het voetbal ook in het juisteperspectief. "Op het veld is de tegenstelling groot-kleinverdwenen: met elf tegen elf kan Nederland net zo goed winnen alsDuitsland. Als dat gebeurt geeft dat Nederland hetzeldzamegeluksgevoel de grote machtige buur te hebben afgetroefd."

Volgens Wielenga mag er zeker na 1995 -het jaar waarin HelmutKohl een succesvol staatsbezoek aan Nederland aflegde- ook op hetpsychologische niveau van een normale buurrelatie worden gesproken.Daarmee trekt hij een andere conclusie dan bijzonder hoogleraarDuits-Nederlandse betrekkingen Henk Dekker die vorige week in hetU-blad sprak van een socialisatie van anti-Duitse gevoelens."Natuurlijk vindt er een overlevering van clichébeeldenplaats, maar ik onderscheid toch geen hardnekkig anti-Duitsvooroordeel dat voortdurend wordt overgedragen binnen gezinnen, opscholen of in de media. Ook de onderzoeken onder de jeugd na 1993wijzen daar niet op."

Wielenga vermoedt dat de verwikkelingen uit het begin van dejaren negentig een louterende en heilzame werking hebben gehad.Vooral in linkse kringen was het voorheen bon-ton om op badinerendewijze over Duitsland te spreken. Het lijkt er volgens de bijzonderhoogleraar op dat links-denkenden zich na deClingendael-enquête de vraag hebben gesteld in hoeverre zijschuld dragen aan het beeld dat jongeren hadden van Duitsland. "Indie periode is naar mijn gevoel een besef doorgedrongen dat datbeeld niet strookte met de Duitse werkelijkheid. Bovendien was hetin het kader van de Europese integratie van groot belang deversleten beelden los te laten."

Xander Bronkhorst

Friso Wielenga: Van vijand tot bondgenoot.Nederland en Duitsland na 1945, Uitgeverij BoomAmsterdam

ISBN 90 5352 386 3

Covers, covers, en nog eens covers

Donderdag 10 juni was in het gebouw van het Utrechtsestudentencorps de voorronde van de Heineken Studenten Music Award.Zestien bands streden de afgelopen maanden in vijf studentenstedenom een plaats in de finale, woensdag 7 juli in Paradiso, inAmsterdam. Daar zal de winnaar gekozen worden, die recht heeft opde hoofdprijs: de opname van een cd-single in een professionelestudio, en een interview op radio 538.

"Iedereen is van de wereld, en de wereld is van iedereen", brulteen donkerharige zanger in korte broek door de zaal. Hij wijst alsElvis Presley voor zich uit, en houdt met zijn andere hand eenmicrofoon vlak voor zijn mond. Een bleke geluidsman, die wellichtook de vorige voorrondes heeft meegemaakt, schudt gedesillusioneerdhet hoofd. Nee hè, niet weer een cover van The Scene of DeDijk, lijkt hij te willen zeggen. Hij draait nog maar eens aan eenknopje, zodat alles nog scheller klinkt, en de akoestiek is al zorampzalig.

Covers, covers en nog eens covers. Het is het kenmerk vanstudentenbandjes. In de begeleidende folder van Heineken, waarinalle voorrondes beschreven worden, hebben de tekstschrijvers erduidelijk moeite mee om niet iedere keer hetzelfde verhaaltje op teschrijven. 'De vijf muzikanten van Kitsch concentreren zich vooralop Nederlandstalige covers.' 'Band 88 heeft een repertoire datnaast swingende soulhits uit de jaren zestig, zeventig en tachtigook Nederpop en actuele toppers herbergt.' 'De Dutch Poets Societycovert nummers van The Scene en De Dijk op inventieve wijze.' 'Meteen feestelijke mix van Nederlands- en Engelstalig, actuele nummersen evergreens, is Goldfish alive and swimming.' Enzovoort,enzovoort.

De studentikoze coverbands zijn gelukkig nog wel grofweg in tweesoorten onder te verdelen. De eerste speelt voornamelijk zwartemuziek, geworteld in de funk en disco, met covers van James Brown,Kool and the gang en Stevie Wonder. De andere speelt (Neder)rock,met veel The Scene, Marco Borsato en De Dijk. In een studentenbandvan het funky soort duikt nog wel eens een meisje op, meestal alszangeres. De studenten-rockcultuur wordt volledig gedomineerd doorjongens.

Meezingers

De avond in Utrecht opent met een band uit de funky categorie:Party People's Policy en dat staat voor 'dansen, grooven enzweten.'De band speelt covers van onder anderen James Brown, Stevie Wonderen Jamiroquai: 'Vette funk en soul'. Party People's Policy bestaatuit mensen uit Delft en Nijmegen, en heeft derhalve weinig fans bijzich. De Policy weet het eenkennige Utrechtse studentenpubliekdaarom maar moeilijk aan de gang te brengen.

De stemming komt er pas goed in bij de band Stijl Achterover vanVeritas, die een eigen aanhang achter zich weet. Het is eentypische studentenband, die `Nederlandstalige en Engelstaligecovers speelt, en frisse, pittige hits van de jaren tachtig ennegentig'. De zanger draagt goedkope kleren: "Ik heb het shirt bijde Zeeman gekocht voor zeven gulden vijfennegentig", roept hij meteen stem, die klinkt als een klok.

Stijl Achterover heeft nog maar één keer eerderopgetreden, dus al te strak is het allemaal niet, maar deaanstekelijke meezingers hebben effect. Na een paar nummers wordtiedereen losser. De bassist en de toetsenist, die eerst nog angstignaar de vloer keken, wagen zich aan de eerste danspasjes. "En nueen applaus voor jullie zelf", roept de zanger met een grootpsychologisch inzicht. De studenten klappen boven het hoofd enjuichen uitbundig, alsof het een videoclip-opname betreft vanNederlands beroemdste studentenband: Guus Meeuwis en zijnVaganten.

Het is altijd weer opvallend dat studentikoos publiek vrijwelvolledig blank is. Geen deinende afro's, dansende Marokkanen,hanenkammen of jongens in een vintage rockabilly shirt. Wel meisjesmet staartjes, die hun pullover of spijkerjack om de middel hebbengebonden, en jongens in ruitjeshemden, vaak met kleine brilletjes.Ze drinken bier, roken sigaretjes en genieten van muziek zoalsmensen in een bierreclame dat doen.

Het studentikoze publiek staat even beduusd te kijken als laterop de avond de Utrechtse band Vet Lekker er hard en strak inkomtmet stuwende gitaarrifs. Vet Lekker is een Utrechtse band van hetrockerige type. De leden blijken echt te kunnen spelen, en kennenhet klappen van de zweep. Ze bieden het publiek af en toepragmatische, maar korte vrolijke meezingstukjes, om vervolgensweer uit te kunnen halen met energieke gitaaraccoorden van LedZeppelin of The Black Crowes. Ze wagen zich zelfs aan LatijnsAmerikaanse ritmes, en een zelfgeschreven nummer. Met wat meereigen werk zou Vet Lekker zich moeiteloos staande kunnen houden inhet Nederlandse clubcircuit, en het viertal wordt dan ook deterechte winnaar van de Utrechtse voorronde.

"In principe zijn we een beginnende band", zegt zanger Taco deVries, "we hebben pas één eigen nummer helemaal af." DeVries studeert mediapsychologie. Zijn kameraden komen uit dehelende hoek: gitarist Michel van der Meulen en bassist Sjoerd vander Wardt studeren diergeneeskunde. Drummer Eddy van Boxel werkt ophet AZU. De jongens nemen de band serieus. De Vries zou best doorwillen als zanger: "Nuspelen we alleen nog maar op gala's enfeesten. Maar we zijn bezig met meer eigen nummers." Hij kan nietwachten om op te treden in Paradiso, het Mekka van de Nederlandserockmuziek. Bussen zullen ter beschikking worden gesteld om de fansnaar Amsterdam te vervoeren. De Vries: "We zullen de Utrechtse eerverdedigen. Het maakt me nu niet meer uit of we eerste worden, maarwanneer we winnen blijven we nog wel even in Amsterdam hangen. Omwat te drinken."

Gerard Janssen

'Ik ben verbaasd dat er nog zoveel normale mensen zijn'

Of het nu gaat om incest, kinderporno, mishandelingof ziekte. Vrijwel overal waar kinderen in de knel komen daar duiktprof.dr. W. Wolters op. "Als ik niet zelf een beetje meemaak watzo'n kind heeft meegemaakt dan ben ik een afstandelijke meneer endat werkt niet."

"Ja het is de leeftijd." Prof.dr. W. Wolters moet er zelf omlachen. "Sommigen zeggen dat ik die leeftijd heb, maar ik geloofhet nog steeds niet." Na dertig jaar gaat Wolters 'de kliniek',zoals hij het Wilhelmina Kinderziekenhuis noemt, verlaten. Metemeritaat.

Jammer vindt hij. Want het is een bijzondere plek en hij heeftveel kansen gehad om zijn vak te ontwikkelen. Wolters was de eerstepsycholoog in het ziekenhuis en hij heeft de psycho-socialeafdeling van de grond af opgebouwd. Nu is er een team vanpsychologen, maatschappelijk werkers, spelleidsters enspeltherapeuten. Ze begeleiden zieke, vaak ongeneeslijk ziekekinderen en hun ouders. Maar ook kinderen waarbij de psychischeproblemen meer centraal staan dan de medische. Meestal als gevolgvan mishandeling, verwaarlozing of incest, of van een anderetraumatische ervaring als de zelfmoord van een van de ouders of eenernstig ongeluk.

Het grote publiek kent hem van zijn media-optredens. De eerstekeer was in 1972. "Toen was het nog net niet obsceen om alsuniversitair medewerker op de televisie te verschijnen, maar welbijna", vertelt Wolters. "Ik kwam toen bij Koos Postema om tevertellen over het centrum voor nierdialyse dat gestart was in hetziekenhuis." Sindsdien zijn er nog vele optredens gevolgd. Vaakwerd hij gevraagd maar ook ongevraagd heeft hij zich in discussiesgemengd. "Ik heb van het begin af aan gezegd, je moet je vakzichtbaar maken, je moet mensen informeren, en je moet stellingnemen." Dat laatste is hem niet altijd in dank afgenomen.

Mediastilte

De hele Nederlandse pers viel over hem heen toen hij twee jaargeleden pleitte voor terughoudende berichtgeving over defamiliedodingen die elkaar ineens in snel tempo opvolgden. Het gingom ouders, meest vaders, die hun kinderen doodden en soms ookzichzelf. Terughoudendheid was geboden vond Wolters, om besmettingte voorkomen. Boze reacties leverde dat op. Hij zou willen morrelenaan de persvrijheid, pleiten voor censuur.

Maar Wolters zelf stelt zich nog steeds op hetzelfde standpunt:de media moeten hun verantwoordelijkheid kennen. Vooral waar hetgaat om de manier van berichtgeving. "Dat was vaak geen informatiemaar sensatie, het was uitbuiten. Misbruik van misbruik." Dat ersprake was van besmetting staat voor hem als een paal boven water."Je zag het nu ook weer bij die beschietingen van discotheken. Enneem die shootings in Amerika op middelbare scholen. Ineens is ereen week later nog zo'n schietpartij en nog een week later weereen. Zo'n gebeurtenis is een prikkel voor anderen om het ook tedoen.

"Op een gegeven moment werd ik gebeld door Radio 1 en toen hebik gepleit voor een zeer grote mate van terughoudendenheid, liefsteen tijdelijk zwijgen. Ik zal het nooit vergeten. Dat was zondag enmaandag brak de hel los. Ik zat in zeven televisieprogramma'sbinnen een paar dagen. En toen hoorde je ineens het woord'mediastilte'. Zo'n soort heilig woord. Ik geloof niet eens dat ikhet zelf gebruikt had. Ik werd uitgenodigd bij Paul Witteman. Zeshoofdredacteuren hadden ze geïnterviewd die stelling namentegen die professor uit Utrecht."

Hij lacht. "Ik vond het zulke merkwaardige mannetjes. Behalve dehoofredacteur van Trouw, die sprak met gevoel over het onderwerp.De rest verdedigde de heilige graal van de absolute persvrijheid.Alsof alles wat de pers doet zo ethisch is. Censuur vind ik ook eenvreselijk woord. Maar als je weet dat je door je optredenbeschadigt, dan ben je verkeerd bezig. Het gaat om mensen die huneigen kinderen wurgen. Dat is toch niet niks."

Later heeft hij gehoord dat er op veel redacties lang over dekwestie is gesproken, dus misschien blijft er iets van hangen enheeft hij toch een steentje bijgedragen aan het voorkomen vangewelddaden.

Gedeprimeerd

Waar kinderen op welke manier dan ook in de knel komen, daarís Wolters, lijkt het wel. Hij was voor Unicef in Rwanda enMozambique. Hij trad op als getuige-deskundige in incestzaken.Laatst nog bekeek hij op verzoek van de officier van justitiekinderporno om de leeftijd van de betrokken kinderen te bepalen.Ook vraagt hij de laatste tijd aandacht voor een relatief onbekendsyndroom, genaamd Münchhausen by proxy. Het bizarreverschijnsel dat ouders, meestal moeders, hun kinderen expres ziekmaken om zelf aandacht te krijgen.

De hoogleraar psycho-traumatologie heeft in dertig jaar dus heelwat ellende gezien. Zoveel lijden dag in dag uit en dan ook nog bijkinderen, hoe houdt een mens dat vol?

"Je moet niet vergeten", zegt Wolters, "dat je vaak ook een heelpositieveinbreng kunt hebben. Je kunt situaties verbeteren. Jebehandelt. En je hebt natuurlijk geleerd om de emoties te hanteren.Maar makkelijk is het zeker niet. Sommige dingen blijven je altijdbij. In de beginperiode dat seksueel misbruik naar buiten kwamzagen we soms zes, zeven misbruikte kinderen per week. Dat ispittig, als ik het zo onderkoeld mag zeggen. Dan moet je twee- endriejarigen onderzoeken. Op een gegeven moment kun je dat bijnaniet meer. Dat gaat je zo tegenstaan. Daar word je wel eensgedeprimeerd van.

"En de heel ernstige gewelddadige dingen, herhaaldelijkfysiek-sadistisch geweld, daar blijf je weken en maanden mee bezig.Je kunt dit werk niet doen zonder het te voelen. Als ik niet zelfeen beetje meemaak wat zo'n kind heeft meegemaakt dan ben ik eenafstandelijke meneer en dat werkt niet. Maar ik vind van mezelf datik daar redelijk mee heb leren omgaan. Redelijk."

Sterven

Aanvankelijk hield hij zich veel bezig met de begeleiding vanchronisch zieke en stervende kinderen. "Dat heb ik godzijdank overkunnen dragen aan een collega", vertelt Wolters. "Ik kon er bijnaniet meer tegen. Maar dat heeft alles te maken met het feit dat ikde eerste was. Ik deed dus alles alleen. Ik zei weleens toen, ikhuil teveel. Dat is geen goed teken. Misschien was het eenuitputtingsverschijnsel na zoveel jaar bezig zijn met ziekte endood."

Geleidelijk is hij zijn terrein gaan verleggen naar depsycho-traumatologie. Hij onderzoekt en behandelt posttraumatischestress onder meer bij kinderen die misbruikt en mishandeld zijn.Die kinderen gaan dan wel niet dood, maar heel erg vrolijk word jeer ook niet van. "Bij sterven ben je heel verdrietig. Als er geweldgebruikt is, is het meer woede. Iemand die met een vork de rug vanzijn kind openprikt. Of een vader die twee benen van een babybreekt. Ook al weet je dat het een ontzettend gestoorde figuur is,toch word je verschrikkelijk kwaad."

Gewelddadigheid ligt in de aard van de mens, weet Wolters na aldie jaren wel. En er is maar heel weinig voor nodig om iemandmateloos agressief te maken, ook tegenover kinderen. "Ik ben elkekeer weer verbaasd dat er nog zoveel normale mensen zijn."

Als het hem even teveel wordt loopt hij naar buiten. Enonderling veel praten over wat ze meemaken is ook heel belangrijk."Tegenwoordig ga ik wel rustiger met die dingen om dan bijvoorbeeldin mijn eerste jaar. Minder emotioneel, maar ik vind het nog steedsafschuwelijk."

Gelukkig heeft hij het gevoel dat hij veel voor de kinderenheeft kunnendoen. "Het WKZ fungeert als vluchtheuvel. Eenkinderziekenhuis moet de beste medische zorg bieden die er is.Daarnaast moet er - vind ik - gezien onze gebureaucratiseerdegezondheids- en welzijnszorg met lange wachtlijsten en hogedrempels, voor heel ernstige zaken een directe lijn zijn. Een abri,waar bedreigde en mishandelde kinderen onmiddellijk terecht kunnen,waar ze worden verzorgd en geknuffeld en waar gezocht kan wordennaar een vervolgoplossing. En die functie heeft de kliniek ookaltijd gehad."

Maar de tijd dat hij daar deel van uitmaakte is bijna voorbij.Van stoppen met werken is echter nog geen sprake. Hij heeft zijneigen psychotherapiepraktijk voor volwassenen. En hij gaat door metzijn internationale activiteiten op het gebied vantrauma-opvang.

Alette van Doggenaar

Ondanks tolerantie is homoseksualiteit beperkt geaccepteerd

Ondanks tolerantie is homoseksualiteit beperktgeaccepteerd

Een studiedag met als thema Welzijn, gezondheidszorgen homoseksualiteit. Is dat nou nog wel nodig. Ja, vinden, deorganisatoren, want zo tolerant is de heterowereld nu ook weerniet. "Niemand kent een homoseksuele voetballer in de eredivisie.Kennelijk rust er nog steeds een taboe ophomoseksualiteit."

"Op de universiteit is de emancipatie van homoseksueleneigenlijk wel voltooid, ja", zegt Theo Sandfort, verbonden aan defaculteit Sociale Wetenschappen. "Hier weet men zich goed tegedragen."

Maar daar staat tegenover dat het onderzoek naarhomoseksualiteit vrijwel is verdwenen. "Het is tamelijk onopgemerktgebeurd", vertelt Sandfort. "Geleidelijk aan is homostudies deafgelopen jaren verdwenen. Eerst werden we omgedoopt tot eentaakgroep. Die had geen enkele officiële status, maar wekonden wel doorgaan met het onderzoek. Het was echter het begin vanhet einde. De faculteit wilde van ons af. Ze wilden dat we ons bijeen onderzoekscluster zouden aansluiten maar niemand wilde onshebben. Door de onzekere toekomst gingen mensen op zoek naar eenandere baan. We werden steeds kleiner. Tijdens de hoogtijdagen aanhet eind van de jaren tachtig werkten hier zo'n 25 onderzoekers.Uiteindelijk bleef ik hier alleen over. Ik ben toen bij deseksuologie-groep van klinische psychologie terecht gekomen."

Jammer vindt Sandfort het zeker, maar tot een harde uitspraakover de faculteit is hij niet te verleiden. "Het ligt niet aansociale wetenschappen. Het lijkt gewoon een beetje over. Er isnatuurlijk ook wel een heleboel veranderd de laatste tien jaar.Homoseksualiteit als

zodanig wordt steeds minder als probleem gezien en als het geenprobleem meer is, is er kennelijk geen bestaansrecht meer voorhomostudies." Een belachelijke redenering volgens Sandfort: "Ook alzou de emancipatie voltooid zijn, dan nog is homoseksualiteit eenzeer interessant thema om mee bezig te zijn. De geschiedenis is ookal voltooid, toch hebben we een vakgroep geschiedenis."

Bloeddonorschap

Met name voor de studenten vindt hij het absurd dat er geenhomostudies-onderwijs meer is. Het zijn echter de studenten die hetlaten afweten bij de faculteit Rechtsgeleerdheid. Martin Moeringsgafdaar ruim twaalf jaar een cursus over de rechtsongelijkheid vanhomoseksuele mannen en vrouwen. Dit jaar gaat de cursus niet doorwegens een gebrek aan belangstelling. "Aan de ene kant is dat eengoed teken", zegt Moerings. "Er is natuurlijk ook veel verbeterd ophet gebied van de relatiewetgeving. Aan de andere kant is er noggenoeg te doen als het gaat om gelijke behandeling."

Als voorbeeld noemt hij de discussie rond het bloeddonorschap.Mannen die na 1980 seksueel contact hebben gehad met een andere manmogen geen bloed geven, ongeacht de vraag of ze 'het' veilig doenof niet. Een ander gebied waarop volgens Moerings verandering nodigis is dat van de pensioenregelingen. "Je hebt jarenlang premiebetaald, maar als je overlijdt heeft je partner geen recht oppensioen. Dat zijn geen wereldschokkende dingen, maar als het omconcrete mensen gaat, is het toch zuur."

Ook op het gebied van welzijn zijn er nog een aantal belangrijkeknelpunten. Erna Kotkamp, bestuurslid van het Utrechtse COC, debelangenvereniging voor homoseksuelen, geeft als voorbeeld hetonderwijs. "Ik heb jarenlang voorlichting gegeven overhomoseksualiteit op middelbare scholen. Daar merk je dat het nogsteeds een taboe-onderwerp is. De heteronorm is nog altijdmaatgevend."

Sandfort signaleert op het gebied van onderwijs zelfs eenverslechtering: "Er zijn geen gegevens over, maar je hoort wel vanhomoseksuele docenten dat ze er niet meer voor uitkomen dat ze homozijn, puur vanwege de risico's die daaraan verbonden zijn. Dat iswel even anders dan tien jaar geleden toen dat geen punt was, maareerder een pré." Die verslechtering wordt volgens hem nietalleen veroorzaakt door de ronduit negatieve houding van veelallochtonen jegens homoseksualiteit, zoals wel eens wordtgesuggereerd, maar zeker ook door de herwaardering van mannelijkeondeugden. "De Volkskrant had daar laatst een artikel over. Als dateerherstel van ruig en onbuigzaam gedrag doorzet kan er weer eenhoop anti-homoseksualiteit naar boven komen."

Geweld

Jan Vesters van de dienst maatschappelijke ontwikkeling van degemeente Utrecht beaamt dat er inderdaad nogal eens sprake is vangeweld tegen homo's. Hij vertelt over een recent onderzoek vanSteunpunt Anti-discriminatie en het COC onder homo- en biseksuelemannen en vrouwen. "Dat onderzoek had een aantal schrikbarendeconclusies. Het liet zien dat het geweld tegen homo's groter is danwe denken."

Ook Kotkamp voelt zich niet altijd veilig als ze met haarvriendin hand in hand over straat loopt. "Je krijgt regelmatignegatieve opmerkingen en ik heb me ook wel eens fysiek bedreigdgevoeld." Erger vindt ze echter de subtiele discriminatie. "Het isiets van deze tijd om er niet meer over te klagen want het is ookniet meer zo erg, maar het blijft vervelend dat je in nieuwesituaties altijd moet nadenken over de vraag of je nu wel of nietmoet vertellen dat je homo of lesbisch bent."

Op haar werk is Kotkamp er wel voor uitgekomen. Ze heeft echterhomoseksuele collega's die daar minder open over zijn. "Ik zeg: kommaar op met die vragen en vooroordelen, maar ik kan me voorstellendat er mensen zijn die daar helemaal geen zin in hebben."

Sandfort heeft onderzoek gedaan naar seksuele voorkeur op hetwerk onder leden van de AbvaKabo. "We deden dat onderzoek zonderdat de respondenten wisten dat het over homoseksualiteit ging.Alleen aan het einde van de vragenlijst zat een vraag naar deseksuele voorkeur van de betrokkenen. Op basis daarvan konden weeen objectieve vergelijking maken tussen de werksituatie van homo'sen hetero's."

Het onderzoek vond plaats onder werknemers in hetziekenhuiswezen en bij de lagere overheden. "Met name in dielaatste sector zie je wel een aantal negatieve dingen", zegtSandfort, "niet geaccepteerd worden door collega's, lagerewerksatisfactie, meer werkstress. Er wordt niet systematischgepest, maar men wordt bijvoorbeeld wel vaker nagedaan. Je ziet hetal voor je, vrouwelijke gebaartjes en dat soort dingen."

Ondanks deze resultaten is het ledenaantal van het COC flinkgedaald. Het draagvlak voor de homostrijd valt weg doordat inNederland, zeker in vergelijking met het buitenland, de tolerantiegroot is. "In België bijvoorbeeld is de onderlingesolidariteit tussen homo's en lesbo's nog veel groter", zegtSandfort. "Daar wordt homoseksualiteit ook als een veel centraleronderdeel van de identiteit ervaren." Hij meent echter dat ersprake is van een vals bewustzijn. "Veel homo mannen en vrouwenhebben niet in de gaten hoezeer ze in een bepaald hokje wordengedrukt waarbinnen ze homo mogen zijn. Je ziet bijvoorbeeld bijveel jonge homo's dat ze als de dood zijn om te worden aangekekenop wat die 'vieze' homo's doen. Alles wat extravagant is, of wijstop seks met veel partners, is negatief en daar willen ze niets meete maken hebben. De acceptatie van homoseksualiteit is uitermatebeperkt. Zolang je het netjes doet mag het, maar zodra je over deschreef gaat zijn er toch weer grenzen."

Ook Kotkamp is kritisch over de mate van acceptatie vanhomoseksualiteit. "Ik hoef niet zo nodig te integreren als heterode norm blijft en homo de afwijking. Laat mij dan maar in mijnsubcultuur blijven. Pas alshomoseksualiteit even vanzelfsprekendwordt als heteroseksualiteit is de emancipatie echt voltooid, maardat moment is nog heel ver weg."

Raymond van de Wiel


Midzomergracht Festival

Het Midzomergracht Festival is een jaarlijks homofestival vooriedereen: homo én hetero. Dit jaar wordt het voor de derdekeer georganiseerd en is het uitgegroeid tot een week vol muziek,theater, film, literatuur, sport, wetenschap en feest. Een greepuit het programma: Vandaag (donderdag) is er een stadswandelingdoor Utrecht die het midden zal houden tussen eencabaretvoorstelling en een kroegentocht. Deze tocht begint om 19.30uur bij café De Wolkenkrabber (Oudegracht 47). Vrijdagavondzal er vanaf 21.00 uur op de Oudegracht, ter hoogte van deJacobibrug, een openluchtconcert worden gegeven door het NederlandsPolitie Orkest en het Toonkunstkoor Utrecht. Zaterdagavond vindt opdeze locatie ook het slotspektakel plaats met optredens van o.a.Marianne Weber en de jongensgroep Velvet. Meer informatie: http://www.midzomergracht.demon.nl

'Regeren is reageren op ontwikkelingen die je maar zeer ten dele in de hand hebt'

'Regeren is reageren op ontwikkelingen die je maar zeer tendele in de hand hebt'

Sinds jaar en dag speelt hij een centrale en somsspraakmakende rol in de Haagse politiek. Sinds twee jaar staat hijals rechterhand van premier Kok dichterbij de politieke realiteitdan ooit. Maar Ad Geelhoed zou slecht gedijen zonder zijnstudeerkamer als toevluchtsoord. "Ik heb de wetenschap de laatstejaren gemist. Vandaar dat ik de kans die Utrecht mij biedt om hetbeleid en de politiek af en toe ook van afstand te bekijken metbeide handen heb aangegrepen."

De discussie met zijn toenmalige directeur-generaalEnergiebeleid staat prof.mr. L.A. Geelhoed nog levendig voor degeest. "Het was 1990 en ik was net aangetreden alssecretaris-generaal bij Economische Zaken. 'Houd er rekening mee',zei ik, 'dat de Europese integratie straks ook op jouw bordjeterechtkomt. Vroeg of laat krijgt zelfs onze energievoorziening temaken met de Europese marktintegratie en dan ontkom je er niet aanom je af te vragen of die sector van jou wel in de handen van deoverheid kan blijven'. Hij keek me verbaasd aan, want dat was toenecht nog vloeken in de kerk. Maar juist op dit moment behandelt deTweede Kamer de wetgeving op de privatisering van deelektriciteitssector."

Het verhaal zegt veel over de man van wie wel gezegd wordt dat'Europa' als een rode draad door zijn loopbaan loopt. Na zijnrechtenstudie in Utrecht werkte hij bij het Europese Hof inLuxemburg, was hij in Rotterdam hoogleraar Europees en economischrecht en werkte hij als lid van de Wetenschappelijke Raad voor hetRegeringsbeleid mee aan het rapport 'De onvoltooide Europeseintegratie' (1986). Vorig jaar accepteerde hij dan ook met eenzekere gretigheid een aanstelling op de speciaal voor hemgecreëerde Utrechtse leerstoel 'Het Recht van debeleidsintegratie in Europa'.

Geelhoed gaat zich in Utrecht bezinnen op de juridischespelregels die de onderlinge verhoudingen in de Europese Uniemoeten (de)reguleren. "Tot nu toe hebben we ons in Europa - ook injuridisch opzicht - sterk geconcentreerd op het tot stand brengenvan één vrije markt en één gezamenlijke munt.Nu we daarin zijn geslaagd, groeit de behoefte aan juridischeinstrumenten om ook andere gezamenlijke kwesties te regelen.

"Dat is des te noodzakelijker omdat duidelijk is dat er grenzenzijn aan de bereidheid van de lidstaten om hun nationale autonomieop te geven. Kijk maar naar de vennootschapsbelasting. Eigenlijkzou Europa daarvoor één systeem moeten hebben, maar daarwillen de meeste landen niet aan. Nu hoeft het op zich geenprobleem te zijn als elk land zijn eigen stelsel overeind houdt.Maar wil er dan toch sprake zijn van een doorzichtig systeem dan iser behoefte aan een instantie die spelregels opstelt en die er optoeziet dat het spel volgens de regels wordt gespeeld. De EuropeseUnie speelt die rol van arbiter al op steeds meer terreinen, maarvaak zijn de spelregels nog niet goed geformuleerd. Dewetenschappelijke vraag waarover ik me in Utrecht ga buigen, is hoedie spelregels er uit zouden moeten zien en hoeveel vrijheid erbinnen die regels voor de lidstaten moet zijn."

Bloedneus

Als het aan de nieuwe hoogleraar ligt, is die vrijheid groot.Niet zo'n verwonderlijk standpunt, want als secretaris-generaal bijEZ heeft Geelhoed, die in 1997 aan de basis stond van de nieuweMededingingswet, zich de laatste jaren een reputatie verworven van,zoals NRC Handelsblad het noemde, een 'dogmatisch marktdenker eneen profeet van de deregulering'. Niet voor niets wordt de PvdA'erGeelhoed beschouwd als de 'perfecte belichaming van Paars'. Tenaanzien van Europa vertaalt die houding zich in een voorkeur voorbeleidsconcurrentie tussen de lidstaten, ofwel een grote vrijheidvoor de EU-landen om binnen zekere grenzen een eigensociaal-economisch beleid te voeren.

"Ik weet dat er vanuit linkse hoek kritiek is op mijnopstelling. Kennelijk vindt men beleidsconcurrentie daar een minderoirbaar woord, maar daar ben ik het absoluut niet mee eens. Mijnogen zijn in dat opzicht geopend door mijn verblijf in de VerenigdeStaten in 1989. Ik heb me daar afgevraagd hoe het kwam dat de enestaat het zoveel beter deed dan de andere. De grote verschillen dieik zag, bleken heel weinig te maken te hebben met natuurlijkeomstandigheden en veel meer met de manier waarop die staten hunbestuur hadden ingericht. Dat staten als Californië enMinnesota het zo goed doen, komt omdat men daar bereid is om ookbeleidsmatig te experimenteren en niet al te veel vanuit Washingtongeregeld wil hebben. Dat levert wel eens een 'bloedneus' op, maarzorgt ook voor een aanzienlijke voorsprong op meer traditionelestaten, zowel in economisch, als ook in sociaal, cultureel enecologisch opzicht. Een dergelijke snelle ontwikkeling was ondereen meer centralistisch bestuurnooit haalbaar geweest. Ik denk dathet succes van de twee genoemde staten bewijst datbeleidsconcurrentie binnen duidelijk vastgestelde kaders heelheilzaam kan werken.

"Het klopt dat ik daar vroeger anders over heb gedacht. Hetkeerpunt voor mij was de tweede oliecrisis in 1979. Toen zag ikopeens haarscherp dat regeren niet zozeer vooruitzien en sturen is,als wel zo adequaat mogelijk reageren op ontwikkelingen die je maarzeer ten dele in de hand hebt. Het werd me steeds duidelijker dateconomische politiek een spel is van onderlinge afhankelijkheden,waarin je veel meer kunt bereiken door goed op de spelregels teletten dan door krampachtig de uitkomst van het spel te willenbepalen."

Troonrede

'Coördinatie en Concurrentie, complementaire wegen naarbeleidsconvergentie' luidt de fraai allitererende titel van deoratie die Geelhoed deze week uitsprak. Het is een titel waaroveris nagedacht. "Ik houd ervan om mooie stukken te schrijven metformuleringen waaraan de lezer even blijft haken." Schrijven heefthem altijd gefascineerd en de kans die het tijdschriftEconomisch-Statistische Berichten hem bood om zijn mening op papierte zetten in het zogeheten 'nieuwjaarsartikel', bijgenaamd de'alternatieve troonrede, heeft hij dan ook zeven jaar lang metbeide handen aangegrepen. Het waren pittige betogen, vaak dwarstegen de heersende mening in, waarin hij in 1991 bijvoorbeeld hetstelsel van sociale zekerheid met zijn 'tropisch etagebos vanarrangementen en voorzieningen' aanviel en waarin hij in 1997 eenbevlogen pleidooi hield voor een open Europese markt. Ondanks zijnstoïcijnse pose met de schier onafscheidelijke pijp kanGeelhoed niet ontkennen dat de opwinding die zijn stukkenveroorzaakten, hem uitstekend beviel.

Sinds kort is het echter uit met die pret, want alssecretaris-generaal op het Ministerie van Algemene Zaken zit hij zodicht op het beleid dat hij zich die vrijheid niet langer kanpermitteren. Vandaar dat hij blij is dat hij aan de universiteit -zij het onbezoldigd en in zijn vrije tijd - toch zijn stem kanblijven verheffen, "in de serre van de academische wereld", zoalshij het omschrijft. "Ik heb mij eigenlijk altijd het prettigstgevoeld op het snijvlak van wetenschap en beleid. Daarom heb ik inde jaren tachtig ook bewust heb gekozen voor een periode als lidvan de WRR. Maar de laatste tijd, zeker in mijn jaren alssecretaris-generaal bij Economische Zaken bleef er wel heel weinigtijd over voor de wetenschap.

"Dat ik 'ja' heb gezegd tegen deze leerstoel heeft overigensmede te maken met het feit dat hij in Utrecht is gevestigd. Ik hebUtrecht altijd een heelspannende universiteit gevonden doordat destudentenpopulatie hier zo enorm gedifferentieerd is. Ik vond hetfantastisch dat je zowel binnen als buiten het Corps altijd weeraanliep tegen mensen die zowel heel briljant als heel creatiefwaren. Mijn studententijd is mede daardoor een enorm spannendeperiode geweest, waarin ik zoveel intellectueel kapitaal hebverzameld dat ik daar nu nog steeds op kan teren."

Erik Hardeman

Een hilarische komedie voor het goede doel

Een platte schijf, gedragen door vier olifanten diestaan op een reusachtige schildpad, zo ziet de wereld eruit waarinhet stuk 'Wyrd Sisters' zich afspeelt. Geschifte personages enabsurde dialogen voeren de boventoon in de komedie die detoneelvereniging van de vakgroep Engels opvoert. Naast zoveelhilariteit is er ook plaats voor een serieuze noot: de opbrengstvan de voorstellingen gaat naar kinderen inoorlogsgebieden.

-Is this a dagger I see before me?

-Um. No, my lord. It's my handkerchief, you see. You can sort oftell the difference if you look closely. It doesn't have as manysharp edges.

Deze dialoog tussen de hertog en zijn nar is slechtséén van de vele hilarische passages in het toneelstukWyrd Sisters. Een absurdistische

interpretatie van Shakespeare's Macbeth, noemt voorzitter MarijePaulusma (26) van The Students of Utrecht Drama Society (SUDS) hetstuk. De toneelclub van de vakgroep Engels voert Wyrd Sisters dezeweek vier maal op in het U-theater.

De repetities voor de opvoering zijn al maanden in volle gang.SUDS brengt het stuk in het kader van het Springfestival dat devereniging iedere zomer organiseert. De acteurs zijn studentenwaarvan sommigen voor het eerst in hun leven op een podium staan.Anderen zijn

wat meer ervaren. "Ze hebben in ieder geval één dinggemeen", zegt voorzitter Paulusma: "plezier. Bij ons staat hoog inhet vaandel dat mensen een leuke tijd hebben."

Een repetitie op een warme woensdagavond in een zaaltje aan deKromme Nieuwegracht. Present zijn drie acteurs. De dommige hertogmet paranoïde neigingen die zijn eigen neef vermoordde om opde troon te komen, zijn sekreet van een vrouw, het brein achter demoord

en de werkelijke baas in het hertogdom en de dwaas, die zoalseen echte fool betaamt veel slimmer is dan hij laat blijken.

Wyrd Sisters is een adaptatie van het gelijknamige boek vanTerry Pratchett. Deze Britse fantasy-schrijver werd populair metzijn creatie Discworld, een platte wereld die door de ruimtezweeft, gedragen door vier enorme olifanten die staan op het schildvan een reuschtige

schildpad. Op deze fantasieplaneet spelen Pratchett's verhalenzich af. De absurde humor in zijn werk laat zich het bestevergelijken met die van Monty Python.

Vlekkeloos

Pratchett heeft een grote schare enthousiastefans. Ook onder deacteurs van SUDS blijken zich liefhebbers van het genre tebevinden. "Ik ken de wereld van Discworld. Die boekjes lezen alsofje een stripverhaal voor je hebt."

"Die geschifte karakters spelen is fantastisch", zegtbiologiestudent Wiet van Bragt (19), de vertolker van de dwaas. EnEelco Voorbrood, de 21-jarige eerstejaars Engels die de labielehertog speelt, is ook al een Pratchett-adept. Hij heeft zo zijneigen filosofie over zijn rol: "De duke is een tragische man, diekickt op macht. Hij is de baas, behalve als zijn vrouw erbij is. Ikspeel hem als een soort Blackadder."

De acteurs oefenen een deel van het script waarin zij besprekenhoe de heksen -de Wyrd Sisters uit de titel- te bestrijden.Regisseur Wieke van Leeuwen (22) laat de scène eindeloosherhalen tot de droge Engelse humor goed tot zijn recht komt. Hetwerkt: Marije Paulusma die als

toeschouwer bij de repetitie zit, rolt geregeld over de vloervan het lachen.

Paulusma zit er niet voor spek en bonen bij. Zij let op deuitspraak van het Engels. Want alsof geloofwaardig acteren al nietmoeilijk genoeg is, de spelers moeten ook nog eens een vlekkeloosEngels uit hun mond krijgen. "Dat is geen sinecure", zegt hertoginLisa Janssen (21),

derdejaars studente filmwetenschappen: "In het begin struikeldeik nog wel eens over zinnen. 'Sowing the ground with salt',bijvoorbeeld, dat was even wennen. Maar nadat je zoiets een paarkeer uitspreekt, lukt dat ook."

Volgens haar tegenspeler Van Bragt levert het acteren in eenandere taal nog een probleem op. "Het is een stuk lastiger omtijdens het spelen vergissingen op te vangen: Als mensen de tekstvergeten, kun je er in het Nederlands nog wel wat omheen kletsen.In het Engels is het veel moeilijker zomaar wat te improviseren,dus zit je veel meer aan je tekst vast."

Kinderen

Hoe hilarisch Wyrd Sisters ook is, de voorstellingen zullen ookeen serieuze noot bevatten. De opbrengst van het Springfestivalgaat namelijk naar War Child, een organisatie die kinderen invoormalige oorlogsgebieden helpt. De toeschouwers krijgen vooraanvang van het stuk een video te zien die uitlegt wat War Childprecies doet. Paulusma : "Studenten zijn erg begaan met wat erbijvoorbeeld in Kosovo gebeurt, maar hebben niet het gevoel dat zeer iets aan kunnen doen. Op deze manier willen we het publiek latenzien dat we er onze ogen niet voor sluiten. En dat we op onze eigenmanier kunnen helpen."

De voorzitter liep al langer rond met het idee de opbrengst vande opvoeringen aan een goed doel te schenken, ze wist alleen nietwelk.Lichtvrouw Petra Janssen (21) kwam op het idee van War Child.Volgens de derdejaars studente theaterwetenschappen sluiten deactiviteiten

van die hulporganisatie perfect aan bij de toneelclub. Deorganisatie geeft kinderen met oorlogservaringen de kans zich teuiten door middel van muziek en theater en dat heeft een helendeffect op de zwaar getraumatiseerde kinderen. Op die manier wordt,in de woorden van de hulpinstantie, 'de oorlog uit het kindgehaald'. "Theater is een nieuw expressiemiddel voor ze. De juistewoorden zijn moeilijk te vinden en tranen hebben ze niet meer, maarmet muziek en theater kunnen ze uitdrukken wat ze voelen", legt delichtvrouw uit.

"En wat is een betere plek om de aandacht te vestigen op zo'ninitiatief dan het theater", vervolgt de studente: "Ik ben vaak inhet U-theater, doe het licht voor veel voorstellingen. Het is eraltijd druk, een plek waar je heel veel mensen kunt bereiken."

Voor regisseur van Leeuwen is de wetenschap dat er een goed doelbij gebaat is een extra stimulans: "Het is natuurlijk gewoon eentoneelstuk voor de lol. Juist daarom is het zo fijn om te weten dater uiteindelijk iets goeds met het geld gebeurt, dat bezoekers methun entreegeld daaraan bijdragen."

Het is de eerste keer dat de derdejaars theaterwetenschappen eentoneelstuk regisseert. Ze heeft de handen vol met het in toomhouden van de zeventien acteurs, een enorme bezetting vooramateurtoneel. En dan is er nog behoorlijk in het script geschrapt:de oorspronkelijke bewerking van het boek door Stephen Briggs teldemaar liefst 27 rollen. "En ik wilde nog wel een stuk met maar eenpaar acteurs om mee te beginnen", grinnikt Van Leeuwen, "maar toenik het eenmaal gelezen had, was ik verkocht."

Hoogdravende woorden over wat zij met Wyrd Sisters wil zeggen,zul je van de kersverse regisseur niet horen: "Als toeschouwers zinhebben, kunnen ze er grote levenswijsheden in zien. Maar dat hoeftniet. Bij theaterwetenschappen zoeken ze overal hoge gedachten entheorieën achter, ik wilde nou eens een leuke komedie maken.Gewoon voor de lol."

Femke van Zeijl

SUDS speelt 'Wyrd Sisters' van 8 tot en met 11juni in het U-theater aan de Kromme Nieuwegracht. Aanvang 20.00uur, entree 7,50 gulden.

Alternatieven voor ADV zijn weinig geliefd

De mogelijkheid om te kiezen hoe de extra ADV te besteden hingsamen met een vorig jaar gemaakte afspraak tussen deambtenarenbonden en het college van bestuur over de uitvoering vande (voorlaatste) CAO. Volgens die in 1997 gesloten overeenkomstkregen universitaire medewerkers met ingang van 1 augustus 1998drie procent extra ADV. In Utrecht werd afgesproken dat de zevenvrije dagen die dat jaarlijks zou opleveren, op verschillendemanieren mochten worden besteed.

Ruwweg kon worden gekozen uit drie varianten: de extra ADV-dagenop een zelf gekozen moment opnemen (de jaarvariant), het opsparenvan de vrije tijd voor een langere verlofperiode na drie of vijfjaar (de spaarvariant), of een 36-urige werkweek in een aantalverschillende vormen (de weekvariant). Alleen in uitzonderlijkesituaties kon de extra vrije tijd worden ingeleverd voor eensalarisverhoging, het zogeheten valuteren.

Hoewel officiële cijfers over de keuze van de rondnegenduizend universitaire medewerkers pas op zijn vroegst inseptember beschikbaar zullen zijn, maakt een rondgang langs depersoneelsafdelingen van faculteiten en diensten duidelijk dat dejaarvariant met afstand favoriet is. Pakweg tachtig procent van demedewerkers kiest voor de zeven extra vrije dagen en ziet geenbrood in de door de bonden en het college bedachtealternatieven.

De alternatieven slaan wel aan bij specifieke groepenmedewerkers. Zo heeft de spaarregeling vooral aftrek gevonden bijwetenschappers en bij medewerkers van beleidsafdelingen in dehogere rangen. Bij het Instituut voor de Lerarenopleiding IVLOS enin de faculteit Godgeleerdheid heeft zelfs bijna de helft van hetpersoneel hiervoor gekozen. Volgens directeur Henk Veenema van hetService Centrum Personeel en Organisatie, dat de personeelszakenvan onder meer de theologen behartigt, zijn het vooral de ouderemedewerkers die wel brood zien in de spaarregeling. Niet voor eenwelverdiende lange vakantie, maar als een soortpre-pensioenregeling.

Ook in andere faculteiten blijkt de spaarregeling vooral bijoudere onderzoekers favoriet. Zo heeft het bestuur bij Farmaciebesloten om aande bij elkaar gespaarde sabbatical een bonus tekoppelen, als de vrije tijd wordt besteed aan een doel dat ook defaculteit ten goede komt, zoals bijvoorbeeld het voorbereiden vaneen publicatie. Volgens personeelsfunctionaris Diana Paulissenheeft de faculteit er geen bezwaar tegen als de opgespaarde tijdwordt besteed aan een langdurig verblijf op de Bahama's. "Maar alswordt gekozen voor een besteding waarin het faculteitsbestuurmeerwaarde voor onderwijs of onderzoek onderkent, dan is hetmogelijk dat wij er wat extra tijd of bijvoorbeeld een vliegticketbijgeven."

Een uitzondering op het spaarenthousiasme vormt Geneeskunde,maar dat is geen wonder, want de Raad van Bestuur heeft dezevariant van het keuzepakket uitgesloten. Volgens hoofdpersoneelszaken Willem van Leeuwen is dat gedaan, omdat veelmedewerkers toch al zuchten als gevolg van een overdosis vrijedagen. "Onlangs is iemand hier een jaar voor zijn eigenlijkepensioen weggegaan, omdat hij zoveel verlof had opgespaard. Hij konpas na dat jaar worden vervangen. We willen niet meer van dat soortproblemen krijgen. Dit besluit geldt overigens met nadruk alleenvoor de zeven extra dagen. Medewerkers die eerder hebben beslotenom de eerste twaalf ADV-dagen op te sparen, mogen daar uiteraardgewoon mee doorgaan."

Een van de doelstellingen van extra ADV-dagen was hetcreëren van nieuwe werkgelegenheid. Voor dat doel is in debegroting 1998 van de universiteit ruim drie miljoen guldenuitgetrokken. Maar hoewel ook in dit opzicht pas in september hardecijfers worden verwacht, is het de vraag of de doelstelling van devakbonden, een herbezetting van zeventig procent, ook echt isgehaald. Zelfs in de faculteit Farmacie, waar in het nieuweformatieplan rekening is gehouden met de toegenomen ADV, bleek hetin kleine afdelingen lang niet altijd mogelijk om voor de vaak zeerbeperkte hoeveelheid vrijkomende tijd nieuwe medewerkers aan tetrekken.

Daarnaast speelt het probleem dat het moeilijk is, om geschiktemensen te vinden. "Probeer maar eens aan een goede secretaresse ofdocent te komen", zucht een personeelsfunctionaris van RuimtelijkeWetenschappen. "Nee, als het om herbezetting gaat, heb je meer aande regeling Leeftijdsbewust Kwaliteitsbeleid die het ouderemedewerkers mogelijk moet gaan maken om minder te gaan werken. Webarsten al van het verlof en het werk moet toch gedaan worden. Nee,die ADV-regeling wordt hier door veel mensen eerder als last danals lust ervaren."

EH

Verbetering van zuurstofbalans maakt Schelde juist vuiler

Die paradoxale conclusie trekt de Utrechtse promovendus GertjanZwolsman uit een onderzoek naar het voorkomen van de zware metalencadmium, koper en zink in het water van de Westerschelde tussenAntwerpen en Vlissingen. Achtergrond voor de constatering vanZwolsman is het feit dat zware metalen in twee verschillende vormenin rivierwater kunnen voorkomen. In zuurstofloos water reageren zijmet het daarin voorkomende sulfide (HS-) tot metaalsulfides diebetrekkelijk ongevaarlijk zijn voor planten en dieren. Bijtoevoeging van zuurstof aan het water, zoals dat de laatste jarenin de Schelde is gebeurd, vallen deze metaalsulfides echter uiteendoordat zwavel een verbinding aangaat met zuurstof. De zwaremetalen komen daardoor in opgeloste vorm in het rivierwaterterecht. In die vorm zijn ze wel schadelijk voor het milieu.

Dat deze processen zich in de Westerschelde afspelen, blijkt uittal van meetgegevens, die laten zien dat het gehalte aan opgelostezware metalen in het water toeneemt naarmate het zuurstoflozerivierwater meer wordt gemengd met zuurstofrijk zeewater. Terwijlin de omgeving van Antwerpen nog nauwelijks zware metalen in hetwater worden aangetroffen, neemt de vervuiling in de buurt van deBelgisch-Nederlandse grens snel toe. Daarna wordt de situatie weerbeter, omdat het rivierwater door de grote hoeveelheid zeewatersteeds verder verdund wordt en omdat cadmium en zink in hetvoorjaar bovendien worden geabsorbeerd door plankton.

Op basis van het hierboven beschreven gedrag van zware metalenin rivierwater is door het Waterloopkundig Laboratorium in Delfteen model opgesteld dat het effect van beleidsmaatregelen op dewaterkwaliteit moet voorspellen. In het proefschrift Geochemistryof trace metals in the Scheldt estuary, waarop hij donderdag 10juni aan de faculteit Aardwetenschappen promoveert, constateertZwolsman dat dit model goed overeenkomt met meetgegevens uit deperiode 1980-1995. In die periode is er sprake is geweest van eenactief beleid van de Vlaamse overheid om de zuurstofhuishouding inde Schelde te verbeteren, terwijl tegelijkertijd ook de lozing vanzware metalen terugliep. Maar ondanks dat de gehaltes aan koper enzink in zwevend stof in de Schelde zijn gehalveerd, is devervuiling van het water met opgelost zink in die periode stabielgebleven, terwijl de kopervervuilingzelfs is toegenomen.

De grote nadruk in het Vlaamse milieubeleid op de verbeteringvan de zuurstofbalans in de Schelde heeft met betrekking tot zwaremetalen dus een averechts effect gehad, stelt de promovendus. "Hetprobleem is dat er in het beleid, maar ook nog vaak in dewetenschap, een te grote scheiding wordt aangebracht tussenenerzijds het tegengaan van vervuiling en anderzijds het verbeterenvan de ecologie. Uit mijn onderzoek blijkt dat je uit ecologischoogpunt wel kunt streven naar een betere zuurstofhuishouding, maardat dat nadelige effecten heeft als je niet tegelijkertijd ietsdoet aan de lozing van zware metalen en aan het opruimen vanverontreinigd bodemslib. Natuurlijk is herstel van dezuurstofbalans noodzakelijk, maar het is niet voldoende."

Als medewerker van het Rijksinstituut voor Zoetwaterbeheer enAfvalwaterbehandeling (RIZA) heeft Zwolsman goede hoop dat zijnonderzoek effect zal hebben op het beleid van de Nederlandse en deVlaamse overheid ten aanzien van de Schelde. Op andere Nederlandseen Belgische rivieren is zijn onderzoek niet van toepassing. "Ditonderzoek gaat uitsluitend over zuurstofloze rivieren, zoals deSchelde. Rivieren als de Maas en de Rijn zijn nooit volledigzuurstofloos geweest. En in bijvoorbeeld de Theems, waar ditprobleem vroeger wel heeft gespeeld, is de situatie nu gelukkig eenheel stuk verbeterd. Laten we hopen dat het met de Schelde ook sneldie kant op gaat."

EH