Achtergrond

Artsen die meer willen dan geld verdienen en genezen

Studenten die in september geneeskunde gaan studeren,krijgen te maken met een geheel vernieuwd curriculum. Een groepjederdejaars studenten probeert de faculteit over te halen eenkeuzevak op te nemen dat moet gaan over artsen envredesvraagstukken. De kans dat het ze lukt, is groot. VoorzitterWillem van Vloten van de Commissie Keuzeblokken: "Wij staan openvoor alle suggesties. En deze lijkt me een heel aardige."

Als lid van Artsen zonder Grenzen naar gebieden gaan waargranaten en machetes slachtoffers maken. Of via het Rode Kruis invluchtelingenkampen werken. Een aantal studenten geneeskunde zietdaar wel wat in. In elk geval voor een paar jaar. Veel anderenspelen op zijn minst een keer met de gedachte.

Daarom moet de faculteit geneeskunde een vak aanbieden waarstudenten een beter beeld krijgen van wat er allemaal bij komtkijken: arts zijn in oorlogsgebieden. Dat vinden derdejaarsstudenten geneeskunde Dieuwke Gardien, Ilona Kleijn, ChristianeGeluk, Ineke Krabbendam en Nancy Janssen.

De vijf zijn lid van de International Federation of MedicalStudents Associations (IFMSA-Utrecht) en hielpen bij hetorganiseren van de negendaagse training Health through Peace, ditvoorjaar in Den Haag, waar tachtig studenten uit twintig landen opafkwamen.

Ze luisterden naar ervaringsverhalen van artsen die verbondenzijn aan organisaties als Artsen zonder Grenzen, Physicians forHuman Rights en de Stichting Witte Jassen, die onverzekerdepatiënten helpt.

Daarnaast discussieerden ze over casussen als: stel, je werktals arts in een oorlogsgebied. Op een dag valt er een rebel voor jedeur neer, zwaargewond. Maar diezelfde rebel heeft veelburgerslachtoffers gemaakt en maakt deel uit van een groepopstandelingen die regelmatig hulpverleners bedreigt. Help je deman?

Christiane geeft toe dat het wel erg theoretisch is om over zo'nsituatie te praten als je veilig en wel in Nederland zit. "Ik denkdat je pas echt kunt beslissen als je daar zit en de omstandighedenkent. Ik ben geneigd te zeggen, dat ik hem zou helpen. Maar als datzou betekenen dat de burgerbevolking zich tegen je keert, beslis jemisschien anders."

Asielzoekers

Behalve met oorlog, kan een arts te maken krijgen met duidelijkeschendingen van mensenrechten. In landen waar gevangenen gemarteldworden, zijn het artsen die gevraagd worden een gevangene tebehandelen en weer zover op te lappen, dat zijn ondervragers hemopnieuw gewelddadig kunnen verhoren.

Maar, zo benadrukken ze, ook voor studenten die geen plannenhebben voor het buitenland, is een training als die zij gevolgdhebben nuttig. Want ook in Nederland kun je als arts patiëntenkrijgen die lichamelijk of geestelijk geleden hebben onderoorlogen: asielzoekers en vluchtelingen. Als zij bij een arts komenen klagen over slapeloosheid, dan schiet je als arts wel erg tekortals je hen alleen maar slaaptabletten voorschrijft.

De vijf zijn boordevol plannen en goede voornemens thuis gekomenvan het congres. Dieuwke: "We willen de komende maanden een aantallezingen organiseren voor medestudenten. En we willen onderzoekenof het mogelijk is om stages te organiseren inasielzoekerscentra."

Daarnaast proberen ze hun eigen enthousiasme over te brengen opzoveel mogelijk studenten èn op docenten van de faculteitgeneeskunde. Met als doel: een keuzevak in het curriculum van destudie waarin de rol van artsen in oorlogssituaties en in gevallenwaarin mensenrechten geschonden worden, centraal staan.

Wie een dergelijk vak zeker zou toejuichen, is Bart Meijman,voorzitter van Artsen zonder Grenzen. "Van een universiteitverwacht je dat ze studenten breed vormen. Net zoals er een vakmedische ethiek is, zou er een vak 'Artsen in conflictsituaties'moeten zijn. Ook omdat onze ervaring is dat veel studenten zichinteresseren voor onze organisatie."

De afgestudeerden die zich bij zijn organisatie melden, zijnavontuurlijke types die nieuwsgierig zijn naar andere culturen.Meijman: "Ze willen meer met hun vak dan geld verdienen engenezen."

Zelf studeerde Meijman af in 1985. Hij werkte een aantal maandenvrijwillig in een ziekenhuis in de tropen en volgde daarna pas deTropenopleiding in Antwerpen. Vervolgens werkte hij bij Artsenzonder Grenzen. "Ik heb dus in de praktijk ondervonden in wat voorsituaties je als arts terecht kunt komen, als je in oorlogsgebiedenwerkt. Maar terugkijkend had ik daar best wat meer over willenhoren en nadenken tijdens mijn studie."

, 4<D "L%')+@Tussenkop=Conflicthantering

Studenten geneeskunde aan de Vrije Universiteit van Amsterdamkrijgen die kans tegenwoordig wel. 'Gezondheidszorg enVredesvraagstukken' heet het keuzevak dat zij sinds dit studiejaarkunnen volgen. Daarvoor bestond het ook al, maar toen heette hetvak nog: medische polemologie. Een naam die veel studenten nikszei. Gemiddeld vijftien studenten kwamen erop af. Dit jaar zaten 35studenten in decollegebankjes.

"De nieuwe naam zal niet de enige reden zijn voor de groteretoeloop. Studenten hebben gewoon meer ruimte gekregen voorkeuzevakken", zegt Henk Groenewegen. Groenewegen nam begin jarennegentig het initiatief voor de ontwikkeling van dit vak. Niet uithoofde van zijn specialisme - hij is hoogleraar anatomie - maaromdat hij als lid van International Physicians for SocialResponsability of Nuclear War vond dat een dergelijk ethisch vakthuis hoort in het bijzonder onderwijs van de VrijeUniversiteit.

Nadat hij een brief had geschreven aan het faculteitsbestuur,ondertekend door een aantal andere prominente collega-hoogleraren,liet het faculteitsbestuur weten dat het curriculum al bomvol zatmet verplichte vakken. Een voorstel voor een keuzevak zag hetbestuur daarentegen graag tegemoet.

Tijdens de collegereeks geven gastsprekers van Artsen zonderGrenzen en Amnesty International een inleiding. De studenten lerenmet een rollenspel wat conflicthantering betekent: in eendenkbeeldig ziekenhuis in Noord-Ierland krijgen een katholieke eneen protestantse patiënt hooglopende ruzie en is het aan detoevallig passerende arts (de student) om de gemoederen tot bedarente brengen.

Voor het vak 'Gezondheidszorg en Vredesvraagstukken' kunnenstudenten zeven studiepunten krijgen, mits ze een scriptieschrijven. Groenewegen: "In de praktijk doet eenderde van destudenten dat. De rest volgt het vak uit persoonlijkeinteresse."

Groenewegen ziet niet in waarom een dergelijk vak geen kans vanslagen heeft in Utrecht. Wel is het zaak om een of meer docentenzover te krijgen dat zij het vak willen opzetten en geven.Vervolgens moeten ze tijdig aan hun opvolging werken. "In Groningenis een dergelijk vak na tien jaar gestopt, omdat de docenten diehet vak al die jaren gaven ophielden en ze geen opvolger kondenvinden."

In Utrecht gaat in september 1999 het nieuwe curriculum van destudie geneeskunde in. In het derde en vierde jaar van hun studiekan de nieuwe lichting studenten in totaal drie keuzevakken volgen.De Commissie Keuzeblokken onder leiding van Willem van Vloten,dermatoloog, is de komende maanden bezig met het samenstellen vaneen pakket keuzevakken.

Van Vloten: "Gezondheidsrecht en toxicologie zijn twee vakkendie al op ons lijstje staan. Zo'n vak als u nu noemt, klinkt me alseen aardig idee in de oren. In dit stadium is elke suggestiewelkom. Als de commissie ertoe besluit dat dit een geschiktkeuzevak is, dan gaan we zelf op zoek naar een vakgroep die het wilontwikkelen."

Groenewegen, van de Vrije Universiteit: "Mocht de UniversiteitUtrecht meer willen weten over hoe wij ''Gezondheidszorg enVredesvraagstukken' hebben opgezet, wil ik best een keer langskomen." En de huidige derde- envierdejaars die niets zullenmeemaken van het nieuwe curriculum en toch zo'n vak willen volgen?Mogen die naar de VU komen? Groenwegen: "Ja hoor. Op voorwaarde datwe plaatsen over hebben."

Karin Alberts

'Laat mij voorlopig maar lekker Europe varen'

Terwijl namen als Margriet Matthijsse en Carolijn Brouwer bij deverknochte sportliefhebber waarschijnlijk wel een lichtje doenbranden, zijn hun mannelijke tegenhangers in de Europe-klassenobody's. Echt verwonderlijk is dat niet. De twee Nederlandse damesstaan nummer een en twee op de wereldranglijst van een Olympischeklasse. De Nederlandse mannen behalen mindere resultaten in eencategorie die voor hen bovendien niet Olympisch is.

Joost, derdejaars student scheikunde, is een van die mannelijketoppers die in de luwte van Matthijsse en Brouwer hun sportbedrijven. Hij behoort sinds enkele jaren tot de top-3 vanNederland. Als topsporter en als bestuurslid van de NederlandseEurope Klasse Organisatie windt hij zich wel eens op over deachterblijvende aandacht voor de mannelijke Europe-zeilers. "Laatstwas er een Nederlander derde geworden bij de WK. Hij werd niet eensgenoemd in de persberichten. Bij de watersportbond is de reactievaak `ach die Europe'."

Voor de 21-jarige student is de Europe op dit moment de mooisteklasse die er is. Hoewel hij met zijn tachtig kilo behoorlijk zwaaris voor het bootje, denkt hij er voorlopig niet over te gaan varenin een andere categorie. Vooral de technische vaardigheden die deboot vereist trekken hem aan. "Je kunt heel veel verstellen aan hetzeil. En je kunt ook nog eens verschillende masten gebruiken, zodatde boot geschikt is voor zeilers van 55 tot 80 kilogram. DeOlympische tegenhanger, de Laser, is daarmee vergeleken eenbeukboot."

Studie

Waar de twee vrouwelijke Europe-toppers hun sport opprofessionele basis bedrijven staat voor Joost bovendien hetvoltooien van zijn studie voorop. Drie jaar geleden koos hij vooreen studie scheikunde in Utrecht. Op bezoek bij zijn vader, die alstechnisch-assistent werkzaam is in het Ornstein Instituut, zag hijals middelbare scholier al dat de sfeer bij de chemici hem meeraanstond dan die bij de `nerdo's' van natuurkunde. Hij heeft noggeen moment spijt gehad van die keuze en de studieresultaten zijnnaar wens. Al te hoge zeilambities zoalsdeelname aan de OlympischeSpelen in een andere klasse of het varen op een groot commercieelschip zouden niet te combineren zijn met zijn studie en het gevenvan trainingen bij de zeilclub `Het Witte Huis' in Loosdrecht'."Laat mij voorlopig maar lekker Europe varen."

Dit betekent niet dat Joost, die op dertienjarige leeftijdvanwege een groeispurt zijn `Optimistje' moest verruilen voor eenEurope, zijn sport minder serieus neemt. Ieder weekeinde is hij metzijn boot ergens op het water te vinden. Door de week is er eentrainingsprogramma met fitness, fietsen en hardlopen. Uitgaan doethij ook weinig. "Ik ben nooit een party-animal geweest. Drinken doeik niet. En ik moet ook een beetje op mijn gewicht letten, wil iksnel blijven op het water. In het weekend kan ik sowieso nietfeesten, omdat ik dan moet zeilen. Door de week zit ik meestal omacht uur op de universiteit. `s Ochtends ben ik nu eenmaal hetmeest productief."

Fiasco

De student scheikunde kwalificeerde zich dit jaar als derdeNederlander voor het EK bij Hayling Island. In de voorbereiding opde wedstrijden in Engeland vertrekt hij dit weekeinde naarNieuwpoort voor de Flandres Youth Regatta. Hij heeft het grotezeilevenement al eens gewonnen, dus "dat moet nog een keer kunnen".Joost wil voor de Belgische kust vooral het gevoel voor het zeilenop zee terugkrijgen. "Het klinkt paradoxaal, maar in Nederlandhebben we zoveel water dat we maar heel weinig op zee te vindenzijn."

Na de wedstrijden in België heeft de zeiler anderhalve dagom de auto in pakken en de trailer gereed te maken. Samen met zijnouders en zijn zusje, die zich heeft geplaatst voor deEurope-wedstrijden bij de vrouwen, vertrekt hij vervolgens voortwee weken naar Engeland. Tijdens het EK zal hij daar beter willenpresteren dan bij het desastreus verlopen WK vorig jaar inDuitsland. "Dat was echt een fiasco. Tijdens de kwalificatiestartte ik twee keer te vroeg waardoor ik in de B-categorie, deSilverfleet, terecht kwam. Aan het einde van die wedstrijden brakook nog eens mijn mastbeslag. Vreselijk balen. Is er eens een WKdicht bij huis, krijg je zoiets."

Joost richt zich op een plaats bij de eerste twintig. Helemaalgerust lijkt hij er echter niet op te zijn. Zijn voorseizoen wasniet echt best. Het nieuwe zeil dat hij uit Denemarken liet komenrekte iets meer uit dan zou moeten, waardoor het van voor totachter stond te vibreren. Inmiddels is het euvel met een extratouwtje goeddeels verholpen, maar hij is er nog steeds niethelemaal gelukkig mee. "Maar ja, je gooit niet zomaar 1200guldenweg."

De bekostiging van zijn sport is voor de student een blijvendprobleem. Zijn ouders besloten twee jaar geleden dat het welletjeswas geweest. Dit jaar heeft hij weliswaar voor het eerst eensponsor gevonden, maar onderhoud, inschrijfgeld en reisgeld vergengrote offers. In zijn woonplaats Bunnik loopt Joost wekelijks driekrantenwijken. Daarmee heeft hij zijn boot met een waarde van 15000gulden kunnen financieren. "Maar wanneer een WK net als dit jaar inAustralië plaatsvindt, dan moet ik toch echt verstek latengaan."

Xander Bronkhorst

Dolfijngekte onderwerp van 'plezierboek'

Ex-prinses Irene maakte onlangs in haar boek Dialoog met denatuur de lezers deelgenoot van het grote geluksgevoel dat bezitvan haar nam tijdens een dolfijnzwemtocht in de wateren rondomHawaii. Toen een mannetjesdier zijn ontlasting in haar gezichtdeponeerde was dat voor haar het teken alle frustratie enscheidingsleed van zich af te zetten. Shit it out, was dediepzinnige boodschap van het beest.

De ervaringen van Irene passen naadloos in de beschrijving dieauteur Ewout van der Knaap in zijn boek De poëzie van dedolfijn geeft van de spirituele hausse rondom het beest. "Dedolfijn is het troeteldier van de New Age-cultus", meent de docentmoderne Duitse letterkunde. In zijn boek verhaalt Van der Knaaponder meer over zijn bezoek aan de baai van Dingle in Ierland waarhij met eigen ogen getuige was van de toeristische boom rondom'Fungi'. De vrij zwemmende dolfijn trekt bootladingen volbelangstellenden, omdat beweerd wordt dat er voor onder meerautisten en mensen met psychische problemen een geneeskrachtigewerking van het beest uitgaat. "Alsof het om een Maria-verschijninggaat", aldus Van der Knaap.

Delfinolatrie

Hoewel New Age-aanhangers waarschijnlijk een diepere betekeniszullen zoeken in het feit dat hij geboren is in 1965, het jaar datde eerste Flipper-film werd uitgebracht, wil Van der Knaap zichzelfbeslist geen dolfijnadept noemen. Zijn belangstelling voor dedolfijn werd vooral gewekt tijdens het werken aan zijnpromotieonderzoek. Bij de dichters Meister, Hölderlin en Celanstuitte hij telkens op gedichten waarin het dolfijnmotief voorkwam."Bij een rechtgeaarde wetenschapper wordt dan automatisch denieuwsgierigheid gewekt." Van der Knaap begon, gefascineerd door degedichten van de drie ("dat werk kende ik toentertijd uit mijnhoofd"), aanvankelijk te hooi en te gras materiaal over deverbeelding van dolfijnen te verzamelen. In weekeinden en in deavonduren werkte hij aan wat een 'plezierboek' werd.

Al vroeg in zijn onderzoek merkte hij dat een groot aantalmensen een onbegrensde bewondering voor de dolfijn aan de dag legt.Van der Knaap doopte het opmerkelijke fin desiècle-verschijnsel 'delfinolatrie'; een term waarmee hijheimelijk hoopt "de Van Dale te halen". Tevens constateert deliteratuurdocent dat de zinnelijkheid, de stroomlijning en devitaliteit waarmee het dier doorgaans geassocieerd wordt ookanderen, met een meer 'down to earth'-instelling, in de greep had.Zo krijgen managers tegenwoordig de training 'Persoonlijkleiderschap door middel van dolfijnstrategieën', waarbij demensheid in `karpers' en `haaien' wordt verdeeld. Beide typenzouden in tegenstelling tot `dolfijnen' hun intelligentie nietoptimaal benutten. Ook is, als we het weekblad Carp mogen geloven,eten 'tussen de dolfijnen' in Harderwijk inmiddels een van depopulairste bedrijfsuitjes.

In reclames en in de vormgeving van commerciëleadvertenties is de dolfijn volgens Van der Knaap de afgelopen tijdeveneens van zeer grote betekenis. Niet alleen VISA voert de dierenten tonele. "Commodore laat in een radiocommercial bijvoorbeeld deschaterlach van Flipper horen. Wie intelligent is gebruiktCommodore, is de boodschap. De dolfijn in het logo van Libertelvalt veel mensen niet eens meer op." Lachend: "Maar ik hebnatuurlijk een afwijking."

Drenkelingen

Ook in de 'hoge' kunsten is de dolfijn tegenwoordig omnipresent.Van der Knaap: "Waar ik ook keek, in musea, in kunstboeken, steedskwam ik dat beest tegen." Arnon Grunberg uitte al eens zijn cynismeover het fenomeen. Toen hem in een periode van artistieke stiltegevraagd werd waar hij aan werkte, was "iets over dolfijnen" hetschertsende antwoord.

Niet gespeend van een stiekeme missiegedachte stelde Van derKnaap zich ten doel de dolfijncultus te relativeren en tenuanceren. In zijn populair-wetenschappelijke uitgave gaat hijdaarom op zoek naar de verschillende manieren waarop het dier isweergegeven. Hij kijkt daarvoor naar hedendaagse films enreclame-uitingen, maar hij duikt ook het in verleden. In dedichtkunst en ook in proza en in de beeldende kunst is de dolfijnimmers een bekend motief. "Door de aandacht die er nu is voor datdier kunnen lezers misschien ook wat meer te weten komen over dereflectie van de dolfijn in de kunsten. Het is immers niet allemaalnieuw. Door lezers te laten zien hoe de dolfijn in het verleden isverbeeld kunnen ze dat dier hopelijk beter plaatsen."

Zo laat Van der Knaap in zijn boek zien dat de voorstelling vande dolfijnals `redder in de nood' niet dateert van de jeugdserieuit de jaren zestig. Diverse klassieke auteurs beschrijven hoe delyricus Arion van Lesbos op zee werd overvallen door piraten. Dezestonden hem toe nog een lied te zingen voordat hij over boord zouworden gekieperd. Volgens de overlevering betoverde Arion met zijngezang en het geluid van zijn lier een of meerdere dolfijnen. Hijsprong in het water en werd door een dolfijn naar het vastelandgebracht. Overigens werd volgens Van der Knaap vaak beweerd datdrenkelingen die ooit dolfijn gegeten hadden dit duur kwam testaan. De geur die zij verspreidden deed de reddende dierenrechtsomkeert maken. "Gelukkig dat de tonijnindustrie op hunblikjes verzekert dat er niet toevallig ook nog een hompje dolfijninzit", smaalt de universitair docent.

In de klassieke oudheid ligt volgens Van der Knaap de oorsprongvan de interesse voor het legendarische dier. Later gebruiktenonder meer Shakespeare, Goethe en Byron het dolfijnmotief. Naast demythische betekenis werd de dolfijn meestal op grond vansierlijkheid in dichtkunst opgenomen. In de jaren zestig kwam ereen opmerkelijke opleving van de interesse voor de dolfijn. Van derKnaap denkt dat de oorsprong hiervan gezocht moet worden in dewetenschappelijke belangstelling voor de dolfijn. De Nederlandsedichter Hans Faverey gaf in een gedichtenreeks letterlijk devolharding weer waarmee getracht werd het intelligente dier despraakkunst bij te brengen. In de jaren negentig kent de dolfijninmiddels zo'n grote schare bewonderaars dat poëten daar zelfsin hun gedichten vraagtekens bij zetten. Judith Herzberg dicht:"Denk je dat dolfijnen uit instinct / echt gaan troosten als je,wildvreemd en bedroefd / bij ze in het water springt?"

De auteur schrijft zich ervan bewust te zijn dat 'zwemmende ineen stroom van dolfijncommercie iedere interesse in de dolfijnverdacht is'. Bij het verschijnen van het boek richtte boekhandelAtheneum aan het Spui desondanks een complete etalage in metbordkartonnen Flipper en dolfijnprullaria die de literatuurdocentbij verjaardagen en andere feestelijke gelegenheden ontving. "Metdit boek probeer ik de gekte juist in perspectief te zetten", zegtVan der Knaap verontschuldigend. "Bovendien weet een ieder dat jehier heus geen rijk man van wordt."

Xander Bronkhorst

E.W. van der Knaap. De poëzie van dedolfijn.

Uitgeverij Umbra

ISBN 90 74668 12 7

29,50 gulden


Bal

Zeg nou eens `bal', dolfijn.

Hé dolfijn: zeg eens

bal. Bal: b/a/l.

`Bal'; zeg eens: bal.

Je moet `bal' zeggen.

(Ball; say: ball).

Fragment uit gedichtenreeks 'Man & dolphin /Mens & Dolfijn' van Hans Faverey. De dichter ridiculiseerdehiermee de wetenschappelijke experimenten van John CunninghamLilly. Deze vroeg een lerares de dolfijn Peter in een dialoog hetwoord `bal' aan te leren.

[?mP#a4!#$&&

Vrouwen gaan op vakantie vaker vreemd dan mannen




Het meest opvallende resultaat van het U-blad vakantieonderzoekis dat Frankrijk als verreweg het populairste vakantieland uit debus komt. Dat geldt voor 1999 maar ook voor de twee voorgaandejaren. Luieren in de zon op het strand is de belangrijkstebezigheid. En slechts drie procent van de ondervraagden zei deafgelopen drie jaar helemaal níet op vakantie te zijngeweest.

Als we naar de reisbestemming per faculteit kijken vallen erduidelijke verschillen op. In Oost-Europa vind je veel natuur- ensterrenkundestudenten, die daar het liefst op rondreis gaan. Zijhebben het niet zo op luieren op het strand of op Frankrijk alsvakantieland. Dat in tegenstelling tot studenten van de meesteandere faculteiten. Frankrijk wordt het meest genoemd als favorietvakantieland. Alhoewel het land de afgelopen jaren wel langzaam inpopulariteit is gedaald. Spanje is te vinden op de tweede plaats.Italië en Nederland bezetten om beurten de derde plaats.

Studenten godgeleerdheid blijven het liefst in Nederland. 35Procent van de theologen in spe houdt van een actieve vakantie,dertig procent gaat vrijwilligerswerk doen en slechts vijf procentwil luieren. Wiskunde & informaticastudenten verblijven ookliever onder de Hollandse zon, als die zich laat zien tenminste.Net als studenten uit de meeste andere faculteiten houden zij welvan luieren. Een deel van de studenten combineert feesten en bruinworden op het Nederlandse strand, met werken. Dan hebben ze hunvakantie meteen terugverdiend.

Margreet Krottje (26) is tweedejaars psychologie en gaatvakantie en werk combineren. Ze gaat vijf weken naar Terschelling.Overdag ligt ze op het strand en 's avonds werkt Margreet. "Metmijn horeca-ervaring kon ik op Terschelling meteen aan de slag bijéén van de betere restaurants van hetdorpje West", zegtMargreet. "Vroeger was ik heel onrustig. Ik wilde alles zien enmeemaken. En dat heb ik ook gedaan. Ik heb drie maanden inOostenrijk gewerkt in een skidorp, een jaar high school in Amerikagedaan, acht maanden in Turkije gewerkt als reisleidster enanderhalf jaar in Zwitserland in een café. In Zwitserlandbleef ik wat langer hangen omdat ik verliefd werd. Dit jaar ga iknaar Terschelling omdat ik niet meer zo nodig ver hoef te reizen.Mijn studie heeft prioriteit. Ik heb vakantie nodig om even weg tezijn van het dagelijkse leven. Dat kan ik net zo goed opTerschelling doen", zegt Margreet. Ze werkt iedere zomer zodat zein september in één keer haar collegegeld kan betalen."Ik had ook wel druiven kunnen plukkken in Frankrijk maar dat duurtvaak een week of acht, en zo lang kon ik niet weg. Nu kan iktussendoor ook nog eens de boot naar huis pakken. Mijn moeder woontnamelijk in Friesland."

Uit de onderzoeksresultaten van STOGO is gebleken dat deUtrechtse studenten over het algemeen steeds verder weg gaan opvakantie. In 1997 was Australië erg populair, in 1998 was datAfrika. Nu is het helemaal in de mode om naar Zuidoost-Azië tegaan. Twee jaar geleden ging slechts vier procent van deondervraagden naar Azië, in 1998 verdubbelde dat naar acht endit jaar heeft maar liefst zestien procent plannen om naarAzië te gaan. Als je zegt dat je deze zomer naar Israëlof Indonesië gaat reageert niemand meer geschokt. Zelfsstudenten kunnen blijkbaar een verre reis betalen.

Maike Senders (21) is derdejaars geneeskunde en net gebruindterug van Kreta. Deze zomer gaat ze ook nog met een vriendin eenmaand rondtrekken in Mexico. "We gaan er op de bonnefooi naar toe,spannend hè?", lacht Maike. "Ik ben wel de reisgids The lonelyplanet aan het doornemen. Daarin staat dat het noodzakelijk is omSpaans te spreken anders word je niet geholpen in Mexico. Ik moetnog een spoedcursus Spaans volgen."

"In Griekenland heb ik gewoon op mijn kont gezeten. In Mexicokom ik echt niet alleen voor de zon. Als we daar aankomen zitten wenamelijk midden in het regenseizoen." Maike is vorig jaar al naarIndonesië geweest dus een aantal prikken hoeft ze niet meer tehalen aangezien die tien jaar geldig zijn. Voor hepatitis A heeftze nog wel een prik moeten halen.

Maike heeft drieduizend gulden voor een maand Mexicouitgetrokken. En denkt dat ze het daar wel mee haalt. "Anders gaanwe eerder naar huis of zo." Ze heeft dit bedrag bij elkaar gespaarddoor extra te werken achter een bar in een kroeg.

Afgezien van het feit dat studenten verder op vakantie gaan,worden de vakanties ook nog eens steeds duurder. De ondervraagdenkregen de vraag voorgelegd hoeveel ze de afgelopen drie jaaruitgaven aan hun vakanties. Deafgelopen jaren gaven de meestestudenten gemiddeld twaalfhonderd gulden uit voor twee wekenvakantie. Dit jaar geven studenten al gemiddeld veertienhonderdgulden uit. Van de ondervraagde studenten zei zeventig procent tewerken om de vakantie bij elkaar te verdienen. In vergelijking totde twee voorgaande jaren krijgen steeds minder studenten geld vanhun ouders om op vakantie te gaan. Het spaargeld raakt naarmate destudie vordert duidelijk op, want daarvan gaan steeds minderstudenten op vakantie.

Studenten van de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen gaan hetgoedkoopst op vakantie. Studenten van Godgeleerdheid enWijsbegeerte kunnen voor 750 gulden twee weken weg, een aanzienlijklager budget dan dat van de gemiddelde student. Opmerkelijk is datstudenten van de faculteit Aardwetenschappen gemiddeld twee wekenop vakantie gaan met een bedrag van ruim tweeduizend gulden.Studenten Rechtsgeleerdheid gaan ook met een zakcentjeméér op reis. Zij zitten op een bedrag vanvijftienhonderd gulden voor veertien dagen.

STOGO heeft onderzocht hoe de studenten de afgelopen jaren hunreisdoel hebben bereikt. In zowel 1997, 1998 als 1999 staat de autoboven aan de top drie van favoriete transportmiddelen. Daar vlakachter op nummer twee komt het vliegtuig, dat hard bezig is de autoin te halen. Waarschijnlijk komt dat omdat vliegen steeds goedkoperwordt. Studenten zitten duidelijk niet meer te wachten op eenovervolle bus die hen non-stop in zestien uur naar het strandbrengt. De bus stond de afgelopen twee jaren nog wel op drie, ditjaar is dat de trein.

Kim Vos is derdejaars biologie en gaat deze zomer met haarvriendje naar Ierland. "Vorig jaar werkte ik in een kroeg inFriesland waar ik hem heb leren kennen. Hij was daar met een paarvrienden zeilen. Eigenlijk zou je het een uit de hand gelopenvakantieliefde kunnen noemen. Toevallig studeert hij ook inUtrecht. Zijn ouders hebben een huis in Ierland. We gaan met hetvliegtuig omdat dat de goedkoopste manier is", vertelt Kim. Ze isde afgelopen maanden studentassistent geweest en heeft zo haarvakantie bij elkaar verdiend.

Het begrip vakantieliefde kennen alle studenten wel. Van demannelijke studenten zei 66 procent de afgelopen drie jaar eenvakantieliefde te hebben gehad. Bij de vrouwen is dat 56 procent.Bij meer vrouwen dan mannen zette de vakantieliefde zich na devakantie voort. Een opmerkelijke conclussie is dat vrouwen tijdensde zomervakantie meer vreemd gaan dan mannen. Dertien procent vande mannen zegt weleens vreemd te zijn gegaan. Twintig procent vande vrouwen vrijt wel eens met een ander in de zomervakantie.

Michiel ten Broek (26) en zesdejaars rechten. Michiel gaat dezezomer naar Frankrijk. "In Frankrijk ga ik altijd naar Biaritz. Vierjaar geleden heb ik daar Marie leren kennen, een Fran aise. Zeheeft daar een huis. Marie is een oude vakantieliefde. Ik ga altijdeven bij haar langs als ik in de buurt ben. Twee jaar geleden is zenaar Nederland gekomen. En dit jaar wil ik wel weer naar haar toe.Ik heb de afgelopen maanden gewerkt om op vakantie te gaan. Ik geefmeestal zo'n 75 gulden per dag uit op vakantie. Het is toch vaakeen beetje zuipen op de camping en uit eten. Ik ga altijd met deauto op vakantie. Dan ben je hartstikke mobiel en kan je ter plekkealle kanten op. Vorig jaar ben ik met een vriend een maand naarBarcelona geweest, daar heb ik een italiaanse leren kennen.

"Als ik op vakantie ga vindt ik het belangrijk dat het lekkerdruk is en dat ik andere mensen leer kennen. Liefde? Ik zoek hetniet op, het overkomt me", vervolgt Michiel. Hij zegt dat hij deafgelopen jaren wel iedere zomer een vakantievriendin heeft gehad."Hoeveel vriendinnen per vakantie dat kan ik me niet meerherinneren."

Bijna zestig procent van de vrouwen heeft aangegeven dat erweleens iets van hen gestolen is. Mannen klagen minder overgestolen goederen dan vrouwen. Veertig procent van de mannen gafaan dat er ooit iets van hen ontvreemd was tijdens de vakantie.Toch zullen mannen daar sneller problemen van ondervinden danvrouwen. Zij gaan namelijk slechter verzekerd op vakantie dan devrouwelijke studenten.

Eten in het buitenland kan erg lekker zijn, tapas in Spanje,haute cuisine in Frankrijk of Italiaanse pasta. Maar je kunt er ookziek van worden. Uit het onderzoek is gebleken dat de mannelijkemaag het op vakantie sneller begeeft dan die van een vrouw.

Niet alleen gaan de studenten steeds verder en duurder opvakantie, ook gaan zij steeds vaker. Het is voor studenten langniet meer zo bijzonder om in de wintermaanden op wintersport tegaan. Mannen gaan in vergelijking tot vrouwen vaker op vakantie,maar vrouwen blijven langer weg. De vakantieduur is de afgelopendrie jaar hetzelfde gebleven. De grote vakantie duurt gemiddeldtwee weken. De kleine vakantie, vaak de wintersport, duurtgemiddeld een week.

Dit jaar is vijfendertig procent van de geënqûeteerdenal op vakantie geweest. In de meeste gevallen ging het om eenwintersport. Ook voor de sneeuw en de après-ski gaan destudenten het liefst naar Frankrijk. Door het meetellen van dewintersport bij het bepalen van de favoriete overnachting, belandthet appartement hoog in het klassement. In de zomer kamperenstudenten liever.

Albert van Beek-Calkoen (23) is derdejaars recht en economie."Ik houd eigenlijk niet zo van zomervakantie. Vroeger ging ik metmijn ouders naarde Achterhoek. Zij hebben het ook niet zo opvakantie. Vakantie heb ik nog nooit rustgevend gevonden. Uitrustenkan ik thuis ook op mijn balkonnetje. Dat neemt niet weg dat ik welvan reizen houd. In september ga ik naar Marokko, later dit jaarwil ik met mijn vader ook nog naar China, maar dat wordtwaarschijnlijk ergens in maart. Ik zou met mijn jaarclub naarMaleisië gaan. Omdat de vader van een jaarclubgenootje daarambassadeur is zouden we daar wat goedkoper kunnen verblijven. Ikheb besloten om niet mee te gaan. Als ik daar naar toe ga wil ikook meteen een rondreis maken, en daar is nu geen tijd voor want wezouden maar een paar weken gaan. Ik werk om mijn vakantie teverdienen. Bovendien heb ik ook aandelen die genoeg opleveren",zegt Albert.

In de zomer van 1999 gaan de studenten ook weer massaal naar deFranse campings. 62 Procent gaat met de auto en het liefst op debonnefooi. De meeste Utrechtse studenten gaan niet met eengeorganiseerde reis mee. Vijftien procent doet dat wel.

In september is iedereen gebruind weer terug van weggeweest enkunnen de studenten massaal worden aangetroffen in de nazomerzon opde Utrechtse terrasjes. Alwaar ze elkaar vermaken met mooievakantiekiekjes en stoere verhalen.

Rosalie Curto

Huisgenoten, een ervaring apart...




Een blij afscheid

Vijf jaar geleden nam ik afscheid van mijn studentenhuis. Ik wasblij dat het gezeik afgelopen was. Als dakloze kwam ik aan inUtrecht. Door lid te worden van het USC mocht ik logeren in HuizeBarend. Midden in de nacht kon ik een eitje gaan bakken voor dethuiskomende huisoudste. Leuk! Kikkers nadoen 's nachts. Gaaf! 'sOchtends een haan! Lachen! Met de halsband van de huishond om werdik uitgelaten. 's Nachts werd ik gekeerd als ik na een langeontgroeningsnacht vredig sliep.

Ik werd gedoogd in het huis en mocht mij huisjongste noemen.Trots! Ik mocht de vuilnisbakken buiten zetten en de viestehuiskarweitjes doen. Ik deed mee aan de huisjongste wedstrijd.Tweedejaars werd ik. Er kwam een nieuwe huisjongste! Eindelijkmocht ik ook eens wat. De huisjongste deed wat voor mij. Niet veel.want ik kwam ook pas net kijken.

Ik had een vriendinnetje en na drie maanden bleef ze eindelijkslapen. Onze eerste nacht werden we twaalf keer gestoord. Tweemaaldoor elke huisgenoot. Of ik de suiker had? Of ik wist waar dewc-ontstopper was? Of het zachter kon? Of ik de suiker niet tochhad? Of ik postzegels had? En of ik nog dubbele postzegels had?Leuk joh. Niet geneukt! Klote! Als derdejaars werd ik opgesloten inde kelder, terwijl mijn vriendinnetje een drankje kreeg aangebodendoor de huisoudste. Nee, niemand wist waar ik plotseling wasgebleven. Mijn vriendinnetje vond het vreemd en ging maar weg. Ikwas boos. Daarna toch maar naar de Woolloomooloo gegaan. Kwam ikhaar daar tegen. Leg dat maar eens uit.

Ik werd vierdejaars. Prachtige tijd. Met het huis op vakantie:de Côte d'Azur. Wat nou vrouwonvriendelijkheid? Disco, zon,zee en strand. Gezellig. Ik was opgeklommen in dehuis-anciënniteit, maar moest onderhand wel gaan studeren. Datging niet goed. De studentensoos als woning. De huisjongste alsslaaf. Gelukzalig keek ik naar hem als hij bierspugend, met zijnstropdas rond zijn hoofd geknoopt het huislied stond te zingen. Heteeuwige studentenleven. Maar ik moest

studeren! Rekening houdend met de geldkraan van de ouwe, moestik mijn

dokteraal geneeskunde halen.

Studeren moest ik in de Universiteitsbibliotheek, want thuis washet onrustig. Sterker nog: thuis kon ik niet eens studeren. Nogsterker, hoewel ik ouder werd en steeds minder slaap nodig had,kreeg ik niet eens een kans om te slapen. Was ik vroeger ook zoluidruchtig geweest? Ja, luidruchtiger! Ik had spijt. Als ik dantoch niet kon slapen, dan maar mijn bedje uit. Eitje eten.HUISJONGSTE! EITJE! NU! Dat waren dan weer de voordelen.

Doctoraal gehaald. Ik begon aan mijn co-schappen. Ik moest zonodig dokter worden. Zeventig uur per week werken en dan 's nachtsgezeik in huis. Of ik een eitje wou? Nee, ik wil slapen. Of ik meeging naar de soos? Nee, ik wil slapen! Of ik nog had geneukt? Nee,ik wil slapen!

Prettig was wel dat wanneer ik ging werken er altijd een paarmannen net thuis kwamen: konden ze ontbijt maken. En soms eroverheen kotsen. Het werd minder leuk mijn schoenen te latenpoetsen door de huisjongste. Mijn tweede periode van de co-schappenging ik met enkele studiegenoten wonen. Weg uit het kuthuis! Saai,maar heerlijk!

Nu ben ik in opleiding voor psychiater. Nooit zag ik gekkerepatiënten dan mijn huisgenoten van toen, nooit vreemderesituaties dan in mijn eigen studentenhuis. Verdomme, wat mis ik ze.En wat ben ik blij ze jaarlijks te zien op deoud-huisgenotendag.

John Hoogeveen


Elke avond kookbeurt

In de laatste schaduw van de dag stap ik over straat. De eersteavond in de nieuwe flat. Geen huiskat meer die me opwacht bij devoordeur met op de mat de vangst van de dag, speciaal voor mij. Ikword ontvangen door een breed uitgemeten, monotone stilte, die ikpas kan doorbreken als ik de televisie aanzet. Ik ga zitten en pakde afstandsbediening. Zap. GTST. Mooi. Daar keek ik altijd met dehele eenheid naar. Het enige programma - op het Journaal na -waarover geen discussie mogelijk was. Ik hou het zeven minuten volen vraag me af waarom ik er geen bal aan vind.

De telefoon gaat. Ik neem op en zeg mijn naam. Ik voeg daar naeen korte aarzeling mijn achternaam aan toe. Het staat opeens zokaal zonder. Of Arjen thuis is, vraagt de stem aan de andere kant."Ik zal even kij... Oh nee.U bent verkeerd verbonden. Goedenavond."Ik hang op en ga aan de eettafel zitten. Er gebeurt niets. Ik staweer op, morrend dat het vanaf nu élke avond mijn kookbeurtis. Een half uur en één kaassoufflé plus patat metmayonaise later ruim ik de keuken op. Dat gaat erg snel. Niksaangekoekt en de snelkookpan die ze op mijn vorige eenheid nu welzullen missen, kan ongebruikt het keukenkastje in.

Ik ga op de bank zitten en verzin wat we... wat ik nu eens voorleuks zal doen. Zes Triviantvragen verder probeer ik een gaap teonderdrukken. Tof spel. Maar wat weinig uitdaging. Ik moet naar dewc. Ik loop door het gangetje, open de badkamerdeur en lever mijnbijdrage aan de verzuring van de stad. Na afloop boen ik uitgebreidde toiletpot. Net als gisteren. Kan ik weer een kruisje op hetschoonmaakroos... Laat maar. Ik lees de krant voor de derde keer.Hij is opeens twaalf keer duurder is geworden.

Het is half elf. Zappogingen hebben niets opgeleverd en ikbesluit

een douche te nemen en naar bed te gaan. De douchecabine isschoon. Geen haren met alle kleuren van de regenboog die het putjeverstoppen, mijn shampoo is niet op, mijn handdoek is nog droog.Dit is eng. Mijn badjas! Hangt nog in de slaapkamer! Ik kijkschichtig om de hoek van de deur en zie niemand. Op de gang word ikgelukkig ook niet betrapt. Natuurlijk niet. Stom.

Ik stap in bed. Ik ben moe. Ik draai op mijn zij. Wat is hetstil. Buik. Is dat de kraan in de keuken? Weer zij. Waarom hoor ikgeen housedreun door de muren? Of die astmatische pornokreunen uitde video van beneden? Ik lig weer op mijn rug. Dit is niks. Tijdvoor maatregelen.

Ik sta op en loop door het donker naar de woonkamer. Ik zet deradio

aan op vol volume, loop weer terug en duik in bed. Ja, dit isbeter. Gevloek door het beton heen, de indringende voordeurbel, hetgeblaf van

de herder in de flat boven mij en het ritmische gebonk tegen hetplafond

van de benedenburen wiegen mij in een diepe droomloze slaap.

Marc van Gestel


Liefde en seks op het IBB

Toen ik nog maar enkele weken op het IBB woonde, vertelde eenhuisgenoot mij tussen de regels door dat ze een seksuele relatiemet een andere huisgenoot had gehad. Ze legde de nadruk op hetseksuele aspect, want ze zei: "We deden het wel met elkaar, maar wehadden geen relatie hoor." Ik heb haar destijds begripvolaangekeken, maar ik begreep er niets van. Ze deed het dus met diejongen, maar nu niet meer,en ze hadden geen relatie, maar zewoonden wél in hetzelfde huis?

Van een huisrelatie, zonder of met seks, kijk ik inmiddels nietmeer op. We hebben al jaren een huisstel op mijn etage. Dit stel iseen oase van rust tussen alle heftige relaties van de anderehuisgenoten. De ene week zitten alle meiden gezellig chocolade teeten bij gebrek aan vriendjes, de volgende week is iedereen weersingle-af. Zo'n nieuwe lover kan op een aantal manieren zijn/haarintrede doen.

Manier 1: Al ruim van tevoren wordt het huis op de hoogtegebracht van de 'vlam in spe', soms ook wel 'projectje' genoemd.Het hele huis leeft mee: kleren en succesrecepten worden uitgeleendom de avond vooral te doen slagen.

Manier 2: Er wordt opeens wel heel veel gebeld door een onbekendpersoon. De huisnieuwsgierigste (ik dus) is dan meestal snel op dehoogte van een nieuwe relatie. Ik schroom niet om te vragen: 'Kanik iets doorgeven? Wanneer kan er teruggebeld worden? Zal iknoteren waar het over gaat?'

Manier 3: De nieuwe liefde loopt op een avond gewoon de keukenbinnen,

stelt zich voor en hoort er gelijk bij.

Manier 4: Nog lang niet wakker kom je op een willekeurigeochtend een

wildvreemde tegen in de badkamer. Of erger: Je komt een keerlaat thuis en hoort een bekende en een onbekende stem uit dedouchecel komen.

Sommige huisgenoten slagen er echter in om hun geliefde teverbergen. Ze laten hem of haar 's avonds laat pas langskomen ensluiten zich vervolgens op in het 3,5 bij 3,5-kamertje. Het komtzelfs voor dat IBB-bewoners hun IBB-kamer liever verbergen voor debelangrijkste persoon in hun leven, ze gaan altijd naar de ander,weg van het IBB. Schamen ze zich voor het IBB of schamen ze zichvoor hun vriend(in)?

Er zullen de afgelopen decennia op het IBB veel langdurigerelaties zijn ontstaan. Tijdens mijn werk kwam ik onlangs eenvoormalig IBB-stel tegen. Nu wonen ze in een rijtjeshuis, zijn zeacht jaar getrouwd en hebben ze twee kinderen. Misschien wonen erwel kinderen van IBB-stellen op het IBB!! Misschien zijn er alIBB-kleinkinderen!! Ideetje voor de IBB homepage?

Geertje Algera


Een lekker kontje in het paradijs

De eerste keer dat ik hospiteerde bij een 10-eenheid op het VanLieflandcomplex, was ik koud eerstejaars. Ik zat tussen stapelsafwas in de keuken en werd ondervraagd door de huisoudste, terwijlhuisgenoten afzonderlijk hun kostje kookten of een schoon bordzochten. Een ongewassen jongen werd voorgesteld als de oudstebewoner. Hij was dertig en woonde sinds mensenheugenis in dezelfdekamer op dezelfdeeenheid. Ik was dringend op zoek naar een kamer,maar ik betwijfelde of ik het hier erg lang zou uithouden. Mijnbeeld van Van Liefland werd bevestigd; ik zou hier nooit willenwonen.

Anderhalf jaar later zocht ik opnieuw een kamer en kwam terechtbij een 4-eenheid op de Bromlaan. Ik stond niet ingeschreven bij deSSH, maar kon in onderhuur komen. Gedurende een jaar deed ik mijvoor als Louise, totdat ik mij formeel kon inschrijven als bewonervan de eenheid. Ik had mijn paradijsje gevonden en zou er zes jaarblijven wonen.

Als enig meisje tussen drie jongens zetelde ik op debovenverdieping in een volgepropte kamer. Mijn ouders betiteldenmij in deze situatie als 'het prinsesje op haar bordesje'. Pestendeden we allemaal graag, maar ik kan niet ontkennen dat ik verwendwerd. Jarenlang sliep ik in bij het zachte gitaarspel van mijnbuurman en luisterde - soms met afgrijzen - naar de elektronischepiano van mijn onderbuurman. Ik roddelde bij de thee met de buurmanvan linksonder. Eten deden we op culinaire wijze samen in de tekleine keuken, waar ik niet mocht roken (na het eten rookte ik erdrie achter elkaar op mijn kamer, wat mijn huisgenoten tot absolutewalging dreef). De afwas werd regelmatig gedaan en als de schimmelin de douche te erg werd, dan deed ieder zijn schoonmaakbeurtuiteindelijk wel. Als we last hadden van het gelal van de buren,dan gaven we een ram op de verwarmingsbuizen. Kortom, eenbuitengewoon gezellig, sociaal en intellectueel gezelschap.

Mijn buurman van linksonder was de eerste die vertrok. Metsucces wist ik te voorkomen dat er een meisje zou intrekken (gezienmijn status begrijpelijk) en voldeed 'hij' aan minstenséén van mijn eisen: hij had een lekker kontje. Na eenjaar werden we verliefd en inmiddels ben ik met hem getrouwd enhebben we samen een dochter van formaat geproduceerd.

Bijna drie jaar bleef de groep compleet en de verbondenheidintact. Toen vertrok de gitarist. Met mijn wederhelft woonde ik nuop de bovenverdieping. De nieuwe huisgenoot was een buitengewoonaimabele EO-jongere. Na enkele pogingen om ons met relipop enstichtelijke kalenders te bekeren, gaven wij hem even vriendelijkals hij was te verstaan dat wij de voorkeur gaven aan eenopwekkender poster boven het fornuis. Hij gaf het op, maar bleefals een moeder voor ons zorgen.

Het tij keerde. De pianist verhuisde. We kozen eeneerstejaarsstudent, een leuke, open jongen (natuurlijk ). Zijnvoorkeur voor house-muziek bracht echter de eerste tekenen van eengeneratiekloof aan het licht. Dat lag niet aan hem, maar aan mij enmijn vriendje. Wij hadden behoefte aan privacy, ruimte en simpelemiddle-of-the-road- muziek. Studentenproblemen waren al lang nietmeer de onze. We wilden weg. Nooit meer huisgenoten waar jeuiteindelijk toch niets over te zeggen had, nooit meer ruzie overtelefoontikken (wel over schoonmaakbeurten, maar dat is een anderverhaal), nooit meer discussie over het eigendom vanetenswaren.

Maar als ik eerlijk ben, ook nooit meer zoveel vrijheid entolerantie onder één dak.

Monique Jipping


Van huurder tot hospita

Ik zat in Oxford en ging naar Utrecht. Hoe aan een kamer tekomen? Wacht eens, had mijn vader me niet verteld over eenfamiliepand ergens in de stad! Een groot statig huis aan hetOorsprongpark. Gekocht door een vrouwelijke voorouder, zodat haarkleinkinderen in de grote stad goed onderwijs konden genieten. Nuwas oudtante Julia er de baas en ik mocht op audiëntie komen.Tante Julia bleek tijdloos met blauwe ogen als vergeet-mij-nietjes.Onbewust ongehuwd, omdat niets haar zo moeilijk leek als te moeteneten omdat de ander honger zou kunnen hebben. Ze woonde haar heleleven al met andere mensen in het kolossale pand. Een soort MaryPoppins, onverwacht origineel en uiterst tolerant; alleen mochtener geen mannen blijven slapen.

Toen ik er kwam wonen was er geen warm water, een beerput dieregelmatig overstroomde, ik had geen telefoon, er was geen douche,geen verwarming. Tante Julia noemde het wonen op het Oorsprongparkterecht 'kamperen'. Kamperen in een paleis. De gangen zijn meer dantwee meter breed, de kamers vier meter hoog. Alle plafonds zijnversierd, de deuren bewerkt. De tuin is achttien meter lang metgrote bomen die geplant zijn in de oorlog ter nagedachtenis. Hethuis heeft sfeer en is statig studentikoos. Elke morgen als ikopstond had Julia een sinaasappeltje voor me uitgeperst. Als ikwegfietste naar De Uithof opende ze de luiken en zwaaide me uit inhaar gewatteerde ochtendjas.

Haar bureau stond vol met groeten uit verre oorden, die familieen oudbewoners haar stuurden. En ze wist in Utrecht elk straatje envan elke oude winkel waar de eigenaren kerkten. En toch was ze geenUtrechtse. Ze was zelfs geen Nederlandse. De familie is Zwitsers enin de gang hangt een 'Schutzbrief' uit 1944 waarmee verklaard wordtdat de woning onder Zwitserse bescherming valt. En zo mochten deDuitsers (en later de Nederlanders) er niet in.

Al die mensen die bij haar gewoond hebben om te werken en testuderen... in rijen kwamen ze binnen en de contacten bleven. TanteJulia bood graag en goed plek. Moest je tentamen leren dan brachtze je een kopje thee en wat zoutjes van Bakker Bloemsma. 'JuffrouwJulia' was tijdloos en toch werd ze ouder, kwetsbaarder en ziek. Zestierf in haar eigen kamer met 'de meisjes' om haar heen. Hetblijft raar leeg zonder Julia, al wonen we nu met z'n tienen. Wantde traditie is voortgezet. Toen de eerste nieuwe huurder zichaandiende zei ze: 'Dus jij bent de hospita'? Wat een woord!Maar ja,formeel gezien klopte het.

We verhuren nog steeds volgens Tante Julia's concept: lagehuren, geen mannelijke logés, ieder zelf en toch veel samen.Elke vijfde van de maand komen bewoners én oudbewoners samen.We eten, we lachen, we praten. Soms gaan we uit, maar eigenlijk ishet leuker om gewoon in huis te zijn. Ook op vijf december!Traditiegetrouw spelen we dan verstoppertje in huis. En elk jaar iser weer iemand die we niet kunnen vinden of vergeten. De traditiegaat door. Zo komt er deze zomer een nieuwe huurster op zolder. Zekomt het huis binnen via Heleen, haar wijkpredikant. Eens woondenHeleen en ik hier samen als huurders. De cirkel is rond, oudhuurder belt huurder die als hospita 'ja' zegt en soms thee brengtaan de meisjes op zolder.

Marca Wolfensberger


Leven en laten leven

Weg van Annabel en haar stinkende hamsters. Weg van Joop diesteevast Jerry Springer aanzet. Weg van Wouter die z'n Willyachternaloopt. Weg van Jeroen die op allerlei vreemde en irritantemanieren om aandacht vraagt. Weg van Francine met haar eeuwigesigaret. Weg van Ingrid en haar eigenaardige lichaamsgeur. Weg vanMargriet die zich in het ootje laat nemen. Weg van Tjeerd die haarmaar wat graag in het ootje neemt. Weg van de flierefluiters, wegvan de verongelijkten. Weg van de huisgenoten die op mijn deurkloppen om op mijn schouder te mogen uitroddelen. Weg van demoedwil, het misverstand, de overlast en de irritatie.

Weg van dat al.

In mijn nieuwe kamer lig ik, na een drukke week, opvrijdagmiddag lui in bed. Kijk ik tv en eet Snickers. Totdat de belgaat. De schilder verstoort mijn gelukzalige rust door te vertellendat ze de steiger op gaan bouwen. Voor mijn raam. En hij verteltdat ze maandag gaan beginnen met het schilderen. Om 7.00 uur. Eenhalf uur later staat het gevaarte mijn mooie uitzicht tebelemmeren. Ik spring maar weer in bed en aan de overkant van destraat begint pardoes een cementmolen te draaien. Ik draai me om enweer gaat de bel: statiegeldflessen voor Kosovo?

Had ik nou maar zo'n ouderwetse huisgenoot om me op af tereageren. Zo één die altijd wel thuis was en ook altijdtoe aan een studentikoze kop thee, of beter zelfs, aan een nogstudentikozere plundering van de bierkoelkast. Zo één omlekker tegenaan te zeiken. Om samen gezellig alles mee uit zijnverband te rukken en op te blazen.

Maar nee, mijn nieuwe huisgenoten zijn er niet. Ze studeren,hebben verplichtingen en een sociaal leven. Ze hebben wel watbeters te doen dan een potje kansloos klagen. Ik begin te graven inmijn studentenhuisverleden en herinner me de jongen die `s nachtssteevast dedeur op de knip deed omdat hij ervan uit ging dat hij,als man, altijd als laatste thuis kwam, om vervolgens in eencomateuze slaap te vallen zodat ik er niet meer in kon. En dieverschrikkelijke dikke, die ik nooit iets positiefs heb horenzeggen. Of het meisje met de huilbuien dat zich alsmaardoor `gewoonkut' voelde. En wat te denken van de ranzige koormeisjes, dierottende visresten dagenlang op het aanrecht lieten liggen? En hetliegbeest, de stresskip, de angsthaas

Oh ja, zo was het, naar een instelling van leven en laten levenwas ik op zoek en dat ieder huisje zijn kruisje heeft wist ikallang.

R. Vis (pseudoniem)

Tahiti, North Carolina of Costa Brava

De vakantie staat weer voor de deur. Omdat demedewerkers van de universiteit over veel vrije dagen beschikken,een greep uit de langere vakantieplannen. Niet twee weken met hetgezin naar Frankrijk of op de fiets door Toscane. Drie medewerkersvertellen hoe zij deze zomer op een andere manier invulling gevenaan hun vrije dagen

Quintus Sirag (47), coördinator Beleidsafdeling SocialeWetenschappen: "Wij gaan deze zomer naar de Olympische Spelen. Ditjaar worden die gehouden in een klein plaatsje in North-Carolina inde Verenigde Staten. Ons gezin moedigt onze jongste zoon Tiemenaan. Hij doet mee aan vier atletiek-onderdelen: 100 meterhardlopen, verspringen, kogelstoten en estafettelopen. Het zijn deSpelen voor verstandelijk gehandicapten. Ruim 7.000 sporters uit150 landen zijn dan acht dagen in de weer. Het gaat hierbij niet omde topprestaties die geleverd moeten worden, maar meer om hetplezier van het bewegen.

Voor Tiemen is beweging juist erg goed en daarom zit hij op eenatletiekclub. Heel toevallig is deze club ingeloot voor deOlympische Spelen. Wij zijn al een jaar bezig met devoorbereidingen hiervoor. Alle vrijwilligers op de club, ouders enoverige familieleden hebben meegeholpen. Omdat onze zoon ookautistisch is, moeten hem extra goed voorbereiden op wat hem tewachten staat de komende weken. Hij heeft door zijn handicap juistveel behoefte aan een vast patroon en regelmaat. Zo lijkt hemvliegen heel leuk maar heeft hij nauwelijks idee wat het betekentom tien uur achter elkaar in een vliegtuig te moeten zitten.

Hij reist met zijn team en wij gaan hem met ons vieren achterna.Op de terugweg moeten hem natuurlijk weer vooruit snellen, om deOlympische ploeg op Schiphol feestelijk te kunnen inhalen. Als ditavontuur achter de rug is, plakken we onze gebruikelijke vakantieer gewoon achteraan. Een paar weken varen met onze tjalk op deFriese meren en op de Waddenzee. Voor Tiemen en voor ons eenjaarlijks hoogtepunt."

Paulien Gort (36), financieel beheerder Communicatie ServiceCentrum:

"We gaan een maand zeilen in de Stille Zuidzee. Mijn oom heeftzijn bootin Tahiti liggen. Dit jaar mogen mijn vriend en ik mee.Toen ik jong was ben ik twee keer naar een zeilkamp geweest, maarverder reikt mijn zeilervaring niet. Mijn oom heeft ooit bijna meemogen doen aan de Olympische Spelen in de Flying Dutchman-klasse.Prettig om te zeilen met zo'n brok ervaring op de boot.

Je zou mijn oom ook op een ander vlak flying dutchman kunnennoemen. Ruim 25 jaar speelde hij in een jazz-orkest en toen moetergens het Amerika-gevoel zijn gaan kriebelen. Dus vloog hij naarAmerika om te gaan studeren. Vervolgens kwam hij terecht bijHewlett-Packard en daar heeft hij veel geld verdiend. Hoe datprecies is verlopen ga ik hem maar eens vragen. Hij isgepensioneerd en heeft alle tijd van de wereld om te zeilen.

Hij was pas nog in Nederland. Dan logeert hij bij ons. Niet datwe hem vaak zien want hij gebruikt ons huis voornamelijk alsuitvalsbasis. Thuis bij hem in Colorado trekt hij vaak de natuurin. En dat trekt mij ook heel erg. Daarom zullen we weinig inhotels slapen. Tahiti zelf is erg toeristisch en bovendienverschrikkelijk duur. Gauw drie- tot vierhonderd gulden per nacht.Nee, lekker slapen op de boot en dan al die prachtigebounty-eilanden bekijken.

Als je zoiets doet moet je er de tijd voor nemen vind ik. Dat isniet zo moeilijk. Als werknemer van de universiteit barst je van devrije dagen. Hier achter de PC op mijn kamer zit ik me al mestiekem lekker te maken. De zeilboot in Tahitaanse wateren siertnamelijk mijn beeldscherm als wall paper "

Nico Paolino (33), automatiseringsmedewerker/administratiefmedewerker Molengraaf Instituut: "De caravan staat nog in dewinterstalling bij een Spaanse boer een dorpje verderop. Maar datduurt niet lang meer. Binnenkort reizen we weer af naar onze vastestek, een echte Spaanse familiecamping aan de Costa Brava. Het iseen heel gedoe om elk jaar die caravan mee te zeulen. Als je nietuitkijkt dan ben je zo de pineut met die strenge EG-richtlijnen.Bijvoorbeeld voor te zwaar beladen. Voor onze twee kinderen moet jeal een boel meesleuren en voor onszelf wil ik ook ons eigentuinmeubilair mee. Nee, zo'n winterstalling betaalt zich wel uit.Denk maar aan minder benzine en minder tol. Bovendien ben je er ookeen stuk sneller.

Hoewel er wel wat buitenlanders, meest vaste gasten, komen, isdeze camping toch echt Spaans oh sorry, Catalaans. Tenminste geentante Mien of ome Jan achter de tap zoals op die Euro-campings.Hier komen de arbeidersgezinnen uit Barcelona. Vrouw en kinderen dehele zomer hier terwijl manlief alleen in het weekend overkomt.

Na twaalf jaar ken ik veel mensen persoonlijk en dat maakt hetvoor mij extra leuk. En het is hier ook altijd mooi weer. Decamping ligt achtereen punt van de berg die de regenwolkentegenhoudt. In twaalf jaar tijd nog maar vier dagen regen gehad. Enwe gaan elk jaar minstens vijf tot zes weken. De rest van het jaarneem ik nooit vrij. Veel wetenschappelijke mensen gaan liever drieof vier keer per jaar kort op vakantie. Wij niet dus.

Ik zorg er altijd voor dat ik vlak voor de open dag van FCUtrèg weer terug ben. Die wil ik niet missen. Je bent nueenmaal fan of je bent het niet."

René de Bie

Bevroren slib als maat voor de temperatuur op aarde

Onderzoekers van de faculteit RuimtelijkeWetenschappen zijn erin geslaagd om klimaatgegevens van deafgelopen 9000 jaar zeer gedetailleerd in kaart te brengen. Hunmethode toont aan dat in korte tijd relatief forseklimaatschommelingen kunnen optreden. Dit inzicht is van grootbelang voor het opstellen van betrouwbare klimaatmodellen.

Dat de temperatuur op aarde de laatste jaren geleidelijk stijgt,is inmiddels een uitgemaakte zaak. Maar nog niet duidelijk is inwelke mate die opwarming te wijten is aan het veelbesprokenbroeikaseffect, veroorzaakt door de uitstoot van CO2-gassen. Overde invloed van de CO2-uitstoot op de temperatuur op aarde kannamelijk pas iets verstandigs worden gezegd als bekend is hoenatuurlijke klimaatschommelingen verlopen.

Omdat het systematisch registreren van de temperatuur nog nietzo lang door de mens wordt gedaan, zijn we voor het vaststellen vanklimaatveranderingen afhankelijk van natuurlijke'klimaatarchieven'. Deze zijn onder andere opgeslagen in de bodem,in koraalriffen, in ijskappen en in jaarringen van bomen enfossiele boomstammen. Al deze archieven hebben echter een nadeel:óf ze zijn te grof om klimaatschommelingen op korte termijnaan te geven, óf ze gaan niet ver genoeg terug in de tijd,óf ze zijn te zeer verstoord om betrouwbare conclusies uit tetrekken. Een nadeel van metingen van jaarringen is bijvoorbeeld datze in gebieden boven de boomgrens niet mogelijk zijn.

De meest gedetailleerde en betrouwbare gegevens overklimaatveranderingen in de jongste geschiedenis van de aarde zijnte vinden in ijslagen. Maar alleen op Groenland en Antarctica zijnijslagen van voldoende dikte te vinden voor de voor dit doelnoodzakelijke metingen. Deze maand publiceren de Utrechtse fysischgeografen Nico Willemse en Torbjörn Törnqvist in hetprestigieuze tijdschrift Geology de resultaten van een veelgoedkopere methode om ijs te gebruiken voor het in kaart brengenvan klimaatgegevens. Bijkomend voordeel is dat de methode op eenveel groter deel van het aardoppervlak kan worden toegepast.

Meertjes

Willemse en Törnqvist haalden hun gegevens uit een zestalarctische meertjes op West-Groenland. De bodem van deze ondiepemeertjes bevat vrij complete en onverstoorde klimaatarchievendiedoor de geografen nauwkeurig zijn geanalyseerd. De informatie isopgeslagen in slib en bestaat uit biologisch restmateriaal vanwaterplanten en algen. Omdat de meertjes gedurende een groot deelvan het jaar met ijs zijn bedekt, is de biologische activiteit vankorte duur. Maar het biologisch restmateriaal dat in dit soortmeertjes achterblijft blijkt hele betrouwbare indicaties te gevenvoor de gemiddelde lengte van het groeiseizoen en daarmee voor detemperatuur. Om specifiek lokale invloeden op het biologischeproces uit te schakelen hebben Willemse en Törnqvist boringenuitgevoerd in het ijs van zes meertjes, die op ruime afstand vanelkaar liggen.

Om zulke gedetailleerde informatie te achterhalen, maakten deonderzoekers gebruik van een methode die is ontwikkeld doorpaleobotanici van deze universiteit. Die komt er op neer dat deboormonsters van het arctische slib - met een dikte vanéén tot twee meter - worden ingevroren en daarna inflinterdunne, gelijke plakjes gesneden. Met behulp van dekoolstof-14 methode bepaalden de geografen eerst de ouderdom van desliblagen. Daarna onderzochten ze de monsters op aard enhoeveelheid van afbraakproducten van waterplanten en algen. Op dezewijze kon het klimaat tot op de eeuw nauwkeurig worden vastgesteld.Normaal gesproken zijn metingen uit bodemmonsters veel grovervanwege de moeilijke hanteerbaarheid van dergelijkeboormonsters.

Klimaatarchieven die zo gedetailleerd zijn én zo ver teruggaan in de tijd, waren tot voor kort eigenlijk alleen bekend uitboringen in ijskappen. IJskappen groeien jaarlijks met een dunlaagje aan. Deze laagjes zijn duidelijk herkenbaar. De zuurstof diein deze ijslaagjes is opgenomen bevat informatie over detemperatuur die op het moment van vorming heerste. Het gaat metname om de `zware' 18O- en de lichtere 16O-isotopen, dieafhankelijk van de temperatuur meer of juist minder voorkomen. Uitde verhouding van deze zuurstof-isotopen kan de temperatuur tentijde van de vorming van de ijslaagjes vrij nauwkeurig wordenberekend.

Superboring

De meest bekende ijsboringen tot nu toe zijn begin jarennegentig gedaan op de top van de ijskap van centraal Groenland. Hetgaat om twee boringen, één door een Amerikaans enéén door een Europees team van onderzoekers. Dezeboringen hebben een schat aan zeer gedetailleerde informatieopgeleverd over klimaatschommelingen tot 100.000 jaar terug. Datbetekent dat in deze boringen de gehele laatste ijstijdteruggevonden kan worden.

Uiteraard hebben Willemse en Törnqvist hun bevindingenvergeleken metde resultaten van deze twee superboringen. Het blijktdat de metingen van de beide geografen weliswaar minder verfijndzijn dan die van de ijsboringen, maar wel zo gedetailleerd dat zeklimaatschommelingen in de afgelopen tienduizend jaar vrij scherpkunnen reproduceren. Uit die gegevens blijkt onder meer dat degemiddelde temperatuur binnen een eeuw 1 tot 2 graden kanverschillen. Bovendien lijkt de betrouwbaarheid van de Utrechtsemetingen buiten kijf, terwijl de ijsboringen toch minstens een paarvragen oproepen.

Een groot nadeel is dat er maar heel weinig plekken op aardegeschikt zijn voor dergelijke `ideale' boringen. Dikke pakkettenlandijs die over langere tijd niet zijn verstoord zijn eigenlijkalleen op Groenland en Antarctica te vinden. Bovendien zijnijsboringen gevoelig voor het `meenemen' van lokale invloeden,omdat ze maar op zo weinig plekken gedaan kunnen worden. De methodevan de Utrechtse geografen kan op veel meer plaatsen toegepastworden. Voor makers van klimaatmodellen zou dat een uitkomst zijn,omdat ze dan een veel completer beeld krijgen van de natuurlijkeklimaatschommelingen op aarde. Dat geeft weer meer inzicht in hetwerkelijke broeikaseffect en maakt betere klimaatvoorspellingenmogelijk. "Geschikte meertjes zijn overal boven de boomgrens wel tevinden", meent Törnqvist. "En juist de gebieden boven deboomgrens zijn van grote betekenis voor het klimaat. Arctischegebieden beslaan een kwart van het aardoppervlak. Het zijn dekraamkamers van allerlei klimaatprocessen. Opwarming van de aardewordt hier bovendien drie keer zo sterk gevoeld als op lagerebreedtegraden, wat weer van directe invloed is op het afsmelten vanijskappen en zeespiegelstijging." Willemse en Törnqvist hopendat hun methode er toe bijdraagt meer over deze streken te weten tekomen: "Het onderzoek in arctische gebieden is nog vrij jong. Vaneen gebied als Siberië weten we nog vrijwel niets."

Een sterk punt van het Utrechtse onderzoek is dat het nog eensduidelijk de vinger legt op een teer punt van de ijsboringen. "Deberekeningen van de Amerikanen sporen op sommige punten slecht metdie van de Europeanen", legt Willemse uit. "Met name over delaatste 1500 jaar wijken de Amerikaanse cijfers sterk af van dievan het Europese onderzoeksteam. Onze cijfers bevestigen dat." Decijfers van de Utrechtse geografen kloppen vrij nauwkeurig met dievan de Europese ijsboring. "De verschillen tussen beide metingenzijn in eerste instantie wel verklaard als ruis, veroorzaakt doorverschillen in lokale omstandigheden", vertelt Willemse. "Maar deverschillen zijn soms zo groot dat die verklaring niet bevredigendis. De Amerikanen hebben later overigens eerlijk toegegeven dat zewaarschijnlijk analysefouten hebben gemaakt. Delen van hetonderzoek hebben ze opnieuw uitgevoerd. Het wachten is op de eerstepublikaties daarover."

De problemen maken duidelijk dat een betrouwbaar alternatiefvoor ijsboringen meer dan welkom is. Temeer daar een goedeijsboring ook nog eens peperduur is. "Ons onderzoeksbudget bedroeg40.000 gulden", verklapt Willemse. "Bij zo'n ijsboring moet je algauw denken aan veertig miljoen."

Kees Volkers

Over mannen die volleyballen

De drie dames en heren van Fons hebben zowaar de eerstewedstrijd gewonnen. En dat zonder medewerking van Fons die elderseen volleybalwedstrijd speelt. Captain Hans Paalman: "Fons isdocent bij moleculaire celbiologie en helemaal gek van volleybal.Vorig jaar deed hij nog mee en waren we vrienden, maar je begrijpt" Omdat de wedstrijden maar tien minuten duren wint de sterksteniet altijd. Met een beetje geluk en bluf kun je er ook komen. Zokrijgt Hans in de volgende wedstrijd een mooie set-up. Hij brultalsof hij een enorme smash af zal leveren en prikt de balvervolgens over het blok. Punt voor de ex-vrienden, die in hetdagelijkse leven pipetteren, transformeren en door microscopenkijken. Wedstrijd nummer twee in de zak.

De favorieten NWS-1 van Natuurwetenschappen en Samenlevinghebben ook al twee wedstrijden gewonnen. "Met 10 - 4 waren we nogniet helemaal warm", zegt Robert, "maar in de tweede pot hebben wede tegenstander weggespeeld. Uitslag? Heel veel tegen heel weinig."Vorig jaar verloor het team de finale van Olympos Bar. "Maar dat iseen vriendenclub van allemaal (ex-)volleyballers van Protos",vertelt Marco Hekkert. "Wij werken allemaal bij dezelfde vakgroep.Zij komen overal vandaan."

De ex-vrienden van Fons lachen om iedere gemiste bal. Ze klappenvoor de enkele mooie actie of die nu van de tegenstander komt ofvan henzelf. Daan is in topvorm, Yvonne en Wendy halen de meestonmogelijke ballen. Bovenhands spelen zit er niet in. Yvonne geeftonderhands wel een prachtige set-up, die door een van de heren hardnaar beneden wordt gemept. Na vijf potjes staan ze gedeeld bovenaanin de poule en gaan naar de volgende ronde!

Dit geldt ook voor NWS-1. De eerste wedstrijd is tegen hunAngstgegner. Olympos Bar wint dan ook redelijk gemakkelijk. Maardat is ingecalculeerd. Richard: "Als we maar in de kruisfinalekomen. Dan zien we ze terug in definale en moet het er van komen."Een van zijn teamgenoten wijt de nederlaag aan Jacqueline die eenpaar ballen ongelukkig raakt. Elk team moet verplicht twee damesopstellen anders hadden Jacqueline en Esther vast niet meegedaan.Jacqueline: "Mannen en volleybal eerst halen ze alle ballen voor jeweg en dan krijg je onverwacht een set-up. Maar ik ben heus geenuitzondering hoor. Dat zul je alle vrouwen horen zeggen die in eengemengd team spelen."

Dan gaat het erom spannen. De onderlinge wedstrijd komt eraan.Het krachtsverschil is snel duidelijk. Hoewel Marco van NWS-1 eendriemansblok tegenover zich ziet, knalt hij er dwars doorheen.Yvonne kan er nog net een onderarm tegenaan krijgen, maar heeftdaar al snel spijt van. Met een vuurrode arm speelt ze verder. Evendreigt de sfeer weg te zakken. Zo hard slaan hoort toch niet op eenrecreantentoernooi. Marco excuseert zich en slaat voortaan meergeplaatst. Na de wedstrijd is Yvonne nog steeds boos. "Je moet alsrecreantenteam niet eens in de finale willen staan. De scheids hadmoeten ingrijpen."

Het loopt tegen middernacht als de ex-vrienden van Fonseindelijk naar huis mogen. De NWS'ers zitten wel in de kruisfinale.Maar hier loopt de planning uit de rails. Eerst stapt Marcohalverwege uit, omdat zijn bloedsuikerspiegel te laag is en hijeerst maar een mars moet eten. Zijn mannelijke teamgenoten makenvervolgens teveel onnodige fouten. Esther heeft het moeilijk aanhet net. "Sorry Robert", roept ze nog, "ik ben nu eenmaal eenlullig blok." Tja, en als je dan niet in de finale staat, is dewedstrijd om de derde en vierde plaats heel moeilijk. Maar nietgetreurd. Volgend jaar weer een kans om Olympos Bar (vanavondwederom winnaar) te grazen te nemen.

René de Bie

'De tijd der eenzijdige bewegingen is voorbij'

Op zestienjarige leeftijd verruilde hij hetvoetbalveld voor de wereld der dichtkunst: zijn kennismaking met deVijftigers leidde tot een passie voor poëzie die hem nooitmeer heeft verlaten. Onlangs verscheen van Redbad Fokkema 'Aan demond van al die rivieren, een geschiedenis van de Nederlandsepoëzie sinds 1945'.

In 'Aan de mond van al die rivieren' worden historischebeschouwingen afgewisseld met korte analyses en interpretaties vangedichten. De door Fokkema zo geliefde Vijftigers gelden steeds alsijkpunt. "Gewoon omdat je bij het schrijven van een boek nu eenmaaleen Archimedisch punt nodig hebt. En de Vijftigers zijn nog steedslevend: kijk naar Kouwenaar en Campert, zij schrijven nog en zijnabsoluut niet verouderd. Alle dichters na de Vijftigers kunnen nogsteeds niet heen om die groep, die vlak na de oorlog een revolutiein de poëzie veroorzaakte. Zie het bovendien als een soortdankbetuiging van mijn kant: tenslotte hebben de Vijftigers alleste maken met mijn kennismaking met poëzie."

Fokkema wil in zijn boek een aantal bestaande misverstanden overpoëzie uit de weg ruimen. "Het literaire debat gaat vaak uitvan twee poëzierichtingen: één waarbij dewerkelijkheid centraal staat en één waarbij de taal alsonderzoeksobject centraal staat, ofwel referentialiteit versusautonomie. Ook zelf heb ik lange tijd in die tweedeling geloofd. Ikben opgevoed in de traditie van het tijdschrift Merlyn en hetRussisch formalisme, dat uitgaat van de autonomie van hetkunstwerk. In de loop van de tijd ben ik gaan inzien dat dat eeneenzijdig standpunt is: er bestaat tussen die twee opvattingenhelemaal geen absolute tegenstelling. Meer aandacht voor dewerkelijkheid betekent niet dat de formulering er niet toe doet.Andersom is het een grote misvatting dat het taalgerichte dichtersontbreekt aan werkelijkheidsbesef."

Hij illustreert zijn visie aan de hand van de Vijftigers,taalkunstenaars bij uitstek. "Hun sociale bewogenheid is enormonderschat. Zij waren anti-kerkelijk, anti-burgerlijk, totaalanders dan alles wat men gewend was. De kritiek van de buitenwachtluidde toen: als je iets aan de wereld wil veranderen, waarom drukje je dan zo moeilijk uit dat niemand het snapt? Daarmee werdvoorbijgegaan aan het feit dat juist die andere taal al aangaf datmen de bestaande werkelijkheid afwees. De Vijftigers wilden degeknechte taal bevrijden, omdat zij de taal van de machthebbersafwezen."

Volgens Fokkema staat poëzie overigens altijd in dienst vaneen maatschappij- of mentaliteitsverandering. "Anders is hetsimpelweg niet te verklaren dat literatuur zou leiden totverrijking, waar toch iedereen het over eens is."

Laboratorium

Toen hij door Peter Nijssen - oud-student en redacteur bij DeArbeiderspers - werd benaderd met het verzoek een modernepoëziegeschiedenis te schrijven, was Redbad Fokkema meteenenthousiast. Wel had hij zo zijn voorwaarden. "Ik wilde geenconventioneel boek in de zin van 'en toen en toen' en 'dit en dat'.Per slot van rekening is het verhaal van 1945 tot nu, dat vanAtonaal tot Maximaal, redelijk bekend door overzichts-boeken alsdie van Calis en Dautzenberg. Ik realiseerde me wel dat ik niet omeen chronologisch overzicht heen kon, voor de lezers die daar nietzo bekend mee zijn. Vandaar dat de eerste drie hoofdstukken van'Aan de mond van al die rivieren' een beeld geven van dehistorische achtergrond van de poëzie van 1945 tot nu." In deoverige hoofdstukken bekijkt Fokkema de poëzie op geheelandere wijze, waarmee hij een eigen toon toevoegt aan het boek.

Eerst groepeert hij bestaande poëticale tegenstellingenrondom de termen modernisme en postmodernisme. Modernisme staatvoor experimentele poëzie in de lijn der Vijftigers, terwijlFokkema de noemer 'postmodernisme' sinds 1960 van toepassing achtop alle andersoortige poëzie. Poëzie dus die juistníet staat in de traditie van Kouwenaar en - later - Faverey,maar die meer aandacht heeft voor de anekdote, de alledaagsheid ende werkelijkheid.

Vervolgens herverkavelt Fokkema de geschiedenis en bekijktdaarbij de dichtkunst vanuit verschillende invalshoeken, die hijlaboratoria noemt. Dat klinkt klinisch, geeft hij toe. "Maar ik ziehet zo: dichters trekken zich min of meer terug uit dewerkelijkheid en richten hun literaire activiteiten op observatiesen ervaringen. Die ondergaan vervolgens een behandeling in taal.Vandaar dat ik, in de lijn van de Franse dichter Mallarmé, hetbeeld gebruik van een atelier, een onderzoeksplek, waar de dichterkijkt hoe hij met taal verder kan reiken dan wat al gezegd is."Fokkema stelt zich hierbij vragen als: wat is de wezenlijke aardvan poëzie, is dat de expressie van gevoelens door de dichterof het oproepen van emoties bij de lezer? En wat is de relatietussen dichter en gedicht?

Ten slotte brengt Fokkema niet alleen de dominante,experimentele poëzie in beeld, maar beschrijft hij ook de meerherkenbare dichtkunst. "Die is misschien weleens overschaduwd doorde kracht van de Vijftigers. Lucebert zei het echter al: 'De tijdder eenzijdige bewegingen is voorbij'. De maatschappij isveelzijdiger geworden, standpunten zijn veelzijdiger geworden enook de poëzie is veelzijdiger geworden. Ik stel eigenlijk datalles kan in de poëzie, mits een gedicht maar méérgeeft dan ikzelf al bedacht heb. Dat kan 'm zitten in de taligheid,maar ook in een stukje onherkenbaarheid, iets mysterieus. En datkun je vinden bij iemand als Kouwenaar, die vaak ontoegankelijkwordt gevonden, maar ook bij Annie M.G. Schmidt."

Marsmuziek

Fokkema herinnert zich zijn eigen kennismaking met poëzie -die van de Vijftigers - nog goed. In zijn inleiding van 'Aan demond van al die rivieren' refereert hij daaraan. "Ik herinner mijmijn wanhopige pogingen rationeel te begrijpen wat ikintuïtief meende aan te voelen; ik hoor mijn jongste zusje nogzeggen: 'Hij leest boekjes die hij niet begrijpt'." Fokkemaherkende zich echter in een opmerking van Jan Elburg, datbegrijpelijkheid van poëzie niet alles is, maarverstaanbaarheid wel.

Een beginnend poëzielezer adviseert hij om via RemcoCampert en Rutger Kopland uiteindelijk bij Gerrit Kouwenaar tebelanden. "Maar als je daar echt niks mee kunt, zoek dan een anderehoek van het speelveld op. Ik noemde al Annie M.G. Schmidt en ikdenk verder aan bijvoorbeeld Elly de Waard of Anna Enquist. Zelfben ik ook echt geen absolutist in het Kouwenaar-kamp. Marsmuziekis óók goede muziek!"

Zelf gedichten schrijven doet Redbad Fokkema nauwelijks meer."De poëticale gerichtheid is er bij mij niet meer. Ik heb geenformuleringen die mijzelf verbazen, vind anderen vaak beter,frapperender." Die anderen zijn natuurlijk Lucebert en GerritKouwenaar, maar ook Rutger Kopland. Daarnaast bewondert hijrelatieve nieuwkomers zoals Robert Anker en Ilja Pfeijffer."Pfeijffer is een voorbeeld van een recente dichter die deliteraire traditie niet uit de weg gaat. Hij gaat een link aan methet verleden en werkt op een wijze die vergelijkbaar is metLucebert. Hij heeft oog en oor voor de magie van de taal en laatzien dat er vandaag de dag méér is dan rap- enpodiumkunst."

Pfeijffer wordt niet genoemd in 'Aan de mond van al dierivieren'. "Ik hoop echter dat dichters die niet vermeld zijn,zichzelf in de marge kunnen invullen. Ik hoop dat ook de lezer datkan, als hij iemand mist."

Annemarie Heuts


Zonder titel

Het is laat zoals ieder jaar, de tijd

zit krap in zijn heden, de dag

is steeds weer geweest

steek dus het licht aan

dat de toekomst nog uitspaart, spreek

het brood aan dat nog niet doof is, maak

de taal waar achter zijn tekens, spel

het vlees, stil de tijd, leef nog even

Gerrit Kouwenaar

Favoriete gedicht van Redbad Fokkema


Redbad Fokkema

Redbad Fokkema (1938) doceert moderne Nederlandse letterkundeaan de Universiteit Utrecht. Hij publiceerde de studies 'HetKomplot der Vijftigers' (1979) en 'Varianten bij Achterberg' (1973)en was betrokken bij de bezorging van Hans Lodeizens 'Verzameldegedichten' (1996). Hij was jarenlang poëzierecensent bij Trouwen publiceerde zelf twee dichtbundels: 'Elke dag is de eerste'(1980) en 'Het doek van de dag' (1990).

Onlangs verscheen 'Aan de mond van al dierivieren. Een geschiedenis van de Nederlandse poëzie sinds1945' (uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam, 59,90gulden).

Puur voor de gezelligheid sporten

Dit jaar deden vijfenveertig teams mee, verdeeld over vijfklassen. De competitie levert verschillende kampioenen op en hetjaar wordt afgesloten met een bekercompetitie. De finales voor dezebeker werden op 18 juni gespeeld.

Letteren-medewerker Broere speelt zelf ook mee. For old timessake voetbalt hij met een stel oud-flatgenoten onder de naamFlatboys. "Je hoeft echt niet te kunnen voetballen. Het is puurvoor de gezelligheid."

Oude vriendschappen zijn de basis van de meeste teams. Zo wordtde troostfinale van de tweede klasse gewonnen door Feyenesse eensociaal-geografenteam bestaande uit Feyenoord- enVitesse-supporters. "Er zit ook een Ajacied bij", vertelt coachElger Heeren, "maar die is niet zo belangrijk. Omdat we allemaalafstuderen, zien we elkaar niet meer zo vaak. Dus zijn we gaanvoetballen. Dat kunnen we eigenlijk geen van allen, maar onzekracht zit in het collectief."

Heeren is bijzonder gelukkig met de derde plaats die zijn ploegin de bekercompetitie bereikt. In de reguliere competitie gingvrijwel iedere wedstrijd kansloos verloren. De ploeg werdvoorlaatste in de laagste klasse. "We waren al blij als we eenkeertje maar met 4-0 verloren", zegt hij. Opgemerkt moet overigensworden dat de tegenstander van Feyenesse, Spias, niet kwam opdagenvoor de troostfinale.

"Het gebeurt wel vaker dat het animo voor de wedstrijd om dederde en vierde plaats niet zo hoog is", zegt organisator Broere."Feyenesse wint reglementair met 5-0 en krijgt een bekertje en eenstapel consumptiebonnen."

De gemiddelde leeftijd van FC de Ballen, het winnende team vande troostfinale van de eerste klasse ligt een stuk lager.Jongerejaars studenten die elkaar kennen van Jordan-college enuitgezwermd zijn over verschillende opleidingen in de stad, hebbenom elkaar niet uit het oog te verliezen ook een team opgericht.

Hun ster is Luuk Luissink. Deze spits van Sporting '70 is eenpaar niveaus te sterk voor de rest. Toch heeft ook hij zijn teamniet naar de finale kunnen slepen. De Ballen verloren in de halvefinale nipt van de Flatboys. Zodat hun inbreng in de finale beperktblijft tot het leveren van de scheidsrechter.

In de troostfinale maakt FC de Ballen het zich door jeugdigeovermoed nog moeilijker dan verwacht. In plaats van rustig dekansen af te maken,zijn de heren uit op persoonlijk succes en nietal te serieus. Ze schieten vanaf elke afstand keihard op het doel.Dit kan dodelijk zijn in het zaalvoetbal waar twee snelle counterseen wedstrijd kunnen beslissen. De Ballen redden het echter wel. Zewinnen met 5-3.

Alle finales verlopen tot dan toe bijzonder sportief. "Zo gaatdat het hele jaar, het gaat er academisch beschaafd aan toe",vertelt Feyenesse-coach Heeren daarover. "Er is af en toe eenbeetje gezeik, maar dat hoort erbij."

Jurgen Swart


Tweede klasse

troostfinale

Spias -Feyenesse 0-5 (reglementair)

finale

Kees 1 -Monumentenzorg 2 6-2

Eerste klasse

Troostfinale

De Ballen -BSU (Bruine Ster Utrecht) 5-3

Finale

Flatboys -Hogeschool Domstad 7-5 (gestaakt)


Zo gezellig nu ook weer niet

Heel kort was er nog maar te spelen in de bekerfinale van deinterne zaalvoetbalcompetitie, toen de Flatboys een 7-5 voorsprongnamen. De resterende minuten werden niet uitgespeeld, wanttegenstander Hogeschool Domstad had er genoeg van.

Scheidsrechter Luuk Luissink die het tot dan toe slechts verbaalhad moeten ontgelden, kreeg keihard een bal naar zijn hoofdgeschoten en staakte de wedstrijd.

Luissink, floot niet bijzonder goed, maar zeker niet slechterdan de andere scheidsrechters die vrijdagavond de anderebekerfinales floten. De competitie is volgens organisator JacquesBroere, puur voor de lol en elk team moet een keer een wedstrijdfluiten.

De spelers van Domstad wekten tijdens de finale op geen enkelmoment de indruk dat het voor de lol was. Ze maakten door hunazzuriblauwe outfit al een professionele indruk en hun warming-updie begeleid werd door de klanken van het Wilhelmus verdiende eenbetere ambiance dan de lege tribunes van Olympos.

Hun tegenstander de Flatboys waren gekleed in eenBarcelona-shirt. Uiterlijk en motorisch leek dit team van dertigersvolkomen kansloos tegen de Domstadstudenten, maar de Flatboys wareneen stuk uitgekookter.

Domstad speelde een soort catenaccio (hard verdedigend spel) datuitstekend bij de kleding paste, maar kwalitatief niet voldoendewas om los te komen van hun tegenstander. Die wist steeds gelijk temaken en er ontspon zich een bloedstollende finale.

Dat frustreerde de spelers van Domstad, in de regulierecompetitie de grote overwinnaar, enorm. Het ontging ze bovendienniet dat de sympathie van de teamgenoten van scheidrechter Luissinkduidelijk uitging naar hun tegenstander. Deze frustratie uitten zeweinig academisch beschaafd op de scheidrechter en de ledematen vande tegenstander. Keeper Ran van Domstad was drukker met hetkalmeren en coachen van zijn spelers dan met het schoonhouden vanzijn doel. En dit resulteerde in een 7-5 voorsprong voor deFlatboys vlak voor tijd.

JS