Achtergrond

Puur voor de gezelligheid sporten

Dit jaar deden vijfenveertig teams mee, verdeeld over vijfklassen. De competitie levert verschillende kampioenen op en hetjaar wordt afgesloten met een bekercompetitie. De finales voor dezebeker werden op 18 juni gespeeld.

Letteren-medewerker Broere speelt zelf ook mee. For old timessake voetbalt hij met een stel oud-flatgenoten onder de naamFlatboys. "Je hoeft echt niet te kunnen voetballen. Het is puurvoor de gezelligheid."

Oude vriendschappen zijn de basis van de meeste teams. Zo wordtde troostfinale van de tweede klasse gewonnen door Feyenesse eensociaal-geografenteam bestaande uit Feyenoord- enVitesse-supporters. "Er zit ook een Ajacied bij", vertelt coachElger Heeren, "maar die is niet zo belangrijk. Omdat we allemaalafstuderen, zien we elkaar niet meer zo vaak. Dus zijn we gaanvoetballen. Dat kunnen we eigenlijk geen van allen, maar onzekracht zit in het collectief."

Heeren is bijzonder gelukkig met de derde plaats die zijn ploegin de bekercompetitie bereikt. In de reguliere competitie gingvrijwel iedere wedstrijd kansloos verloren. De ploeg werdvoorlaatste in de laagste klasse. "We waren al blij als we eenkeertje maar met 4-0 verloren", zegt hij. Opgemerkt moet overigensworden dat de tegenstander van Feyenesse, Spias, niet kwam opdagenvoor de troostfinale.

"Het gebeurt wel vaker dat het animo voor de wedstrijd om dederde en vierde plaats niet zo hoog is", zegt organisator Broere."Feyenesse wint reglementair met 5-0 en krijgt een bekertje en eenstapel consumptiebonnen."

De gemiddelde leeftijd van FC de Ballen, het winnende team vande troostfinale van de eerste klasse ligt een stuk lager.Jongerejaars studenten die elkaar kennen van Jordan-college enuitgezwermd zijn over verschillende opleidingen in de stad, hebbenom elkaar niet uit het oog te verliezen ook een team opgericht.

Hun ster is Luuk Luissink. Deze spits van Sporting '70 is eenpaar niveaus te sterk voor de rest. Toch heeft ook hij zijn teamniet naar de finale kunnen slepen. De Ballen verloren in de halvefinale nipt van de Flatboys. Zodat hun inbreng in de finale beperktblijft tot het leveren van de scheidsrechter.

In de troostfinale maakt FC de Ballen het zich door jeugdigeovermoed nog moeilijker dan verwacht. In plaats van rustig dekansen af te maken,zijn de heren uit op persoonlijk succes en nietal te serieus. Ze schieten vanaf elke afstand keihard op het doel.Dit kan dodelijk zijn in het zaalvoetbal waar twee snelle counterseen wedstrijd kunnen beslissen. De Ballen redden het echter wel. Zewinnen met 5-3.

Alle finales verlopen tot dan toe bijzonder sportief. "Zo gaatdat het hele jaar, het gaat er academisch beschaafd aan toe",vertelt Feyenesse-coach Heeren daarover. "Er is af en toe eenbeetje gezeik, maar dat hoort erbij."

Jurgen Swart


Tweede klasse

troostfinale

Spias -Feyenesse 0-5 (reglementair)

finale

Kees 1 -Monumentenzorg 2 6-2

Eerste klasse

Troostfinale

De Ballen -BSU (Bruine Ster Utrecht) 5-3

Finale

Flatboys -Hogeschool Domstad 7-5 (gestaakt)


Zo gezellig nu ook weer niet

Heel kort was er nog maar te spelen in de bekerfinale van deinterne zaalvoetbalcompetitie, toen de Flatboys een 7-5 voorsprongnamen. De resterende minuten werden niet uitgespeeld, wanttegenstander Hogeschool Domstad had er genoeg van.

Scheidsrechter Luuk Luissink die het tot dan toe slechts verbaalhad moeten ontgelden, kreeg keihard een bal naar zijn hoofdgeschoten en staakte de wedstrijd.

Luissink, floot niet bijzonder goed, maar zeker niet slechterdan de andere scheidsrechters die vrijdagavond de anderebekerfinales floten. De competitie is volgens organisator JacquesBroere, puur voor de lol en elk team moet een keer een wedstrijdfluiten.

De spelers van Domstad wekten tijdens de finale op geen enkelmoment de indruk dat het voor de lol was. Ze maakten door hunazzuriblauwe outfit al een professionele indruk en hun warming-updie begeleid werd door de klanken van het Wilhelmus verdiende eenbetere ambiance dan de lege tribunes van Olympos.

Hun tegenstander de Flatboys waren gekleed in eenBarcelona-shirt. Uiterlijk en motorisch leek dit team van dertigersvolkomen kansloos tegen de Domstadstudenten, maar de Flatboys wareneen stuk uitgekookter.

Domstad speelde een soort catenaccio (hard verdedigend spel) datuitstekend bij de kleding paste, maar kwalitatief niet voldoendewas om los te komen van hun tegenstander. Die wist steeds gelijk temaken en er ontspon zich een bloedstollende finale.

Dat frustreerde de spelers van Domstad, in de regulierecompetitie de grote overwinnaar, enorm. Het ontging ze bovendienniet dat de sympathie van de teamgenoten van scheidrechter Luissinkduidelijk uitging naar hun tegenstander. Deze frustratie uitten zeweinig academisch beschaafd op de scheidrechter en de ledematen vande tegenstander. Keeper Ran van Domstad was drukker met hetkalmeren en coachen van zijn spelers dan met het schoonhouden vanzijn doel. En dit resulteerde in een 7-5 voorsprong voor deFlatboys vlak voor tijd.

JS

Rover, Mercedes en het poesje in Eilat



We hadden nog niet besloten wat te doen, toen er een groteloslopende herdershond hard in onze richting kwam lopen. Hij joeghet poesje het struikgewas in, en die kwam er niet meer uit. Wezijn zwijgend doorgelopen en hebben het diertje nooit meer gezien.Nog steeds voel ik me daar slecht over, en het meisje dat toen mijnvriendin was, die voelt dat ook, want dat weet ik. We hebben eenhulpeloos wezentje aan het lot overgelaten. Zo is het gewoon.

Nu draag ik dus weer schuld. Ik heb mijn poezen Rover enMercedes gisteren laten steriliseren. Het was alsof ze wisten water ging gebeuren. Nooit eerder hebben ze zo zitten miauwen enbrommen in hun draagkooitje. Ze hebben waarschijnlijk aan megemerkt dat er iets niet pluis was. Van de dierenarts moest ik dekatjes achterlaten in een soort dierengevangenis, met een gewondekip, een ziek konijn, een depressieve poes, een lusteloze kater eneen arme hond. Rover en Mercedes mochten niet samen in een kooi engescheiden van elkaar liet ik de arme beestjes achter.

Aangetast door Amerikaanse televisie en films, verbeeldde ik medat ze met elkaar zouden gaan praten zodra de deur gesloten was.Dat de kip zijn snavel moest houden van de oude doorgewinterdedierenartsdieren, die enge verhalen vertelden tegen de goedgelovigeRover en Mercedes. Over scherpe messen en boormachines, en dat zemisschien wel doormidden gezaagd zouden worden zodat van dedarmpjes een tennisracket gemaakt kon worden, voor de vrouw van dedierenarts.

Nu, een dag later, zijn de poezen weer thuis. Rover doet al eenbeetje normaal, maar Mercedes is stilletjes en somber. Dat haarbaasje dat heeft kunnen doen! Gelukkig kwam ze zojuist weer op mijnschoot liggen. Tochvalt het voor mezelf niet goed te praten, dat ikde moed heb om de diertjes het moederschap te ontzeggen. En waarom?Omdat iedereen het doet en omdat de dierenarts zegt dat het beteris. Dit schuldgevoel is echter niks vergeleken met dat over hetarme poesje in Israël. Ik hoop maar dat iemand anders wel degoede beslissing heeft genomen en het diertje heeft geadopteerd enniet gesteriliseerd, zodat ze een trotse moederpoes is geworden.Anders hoop ik dat het vermoeide beestje rust heeft gevonden in dedierenhemel.

Gerard Janssen

'De dichter zit in mij...'

Tin Lok Chan (roepnaam Lok) is studentcultuurgeschiedenis en dichter. Hij gaf twee van zijn gedichten ineigen beheer uit in een oplage van dertig exemplaren. In septembergeeft de Groningse uitgeverij Triona Pers Bloemengedicht eenbibliofiele uitgave van hem uit en hij is in onderhandeling met eenAmsterdamse uitgeverij over een bundel.


Faust

mijn boekenkasten ketsen de

grauwe stilte van hun dode

dichters naar me terug

ik verveel me nee

ben lusteloos

buiten aan de horizon tolt avondrood

rond als een spinnewiel

de cassettespeler - kado gekregen van

mijn duivelse kameraad -

draait haar blikkerige stem

stotterende boodschap na:

ik vind nooit iets volkomens maar

jij keerde jouw aangezicht in vlammen

naar mij toe gaf alles waar

ik om vroeg

- snel de televisie aan; misschien

is de paus nog niet vertrokken

voordat de paaswakeklokken luiden

het doffe beeldscherm flikkert op

mijn netvlies ik zie

donkere koorts in m'n hoofd

mijn klamme hand en glimlach

Voor Joachim von der Thüsen

Tin Lok Chan


Lok Chan: "Sinds twee jaar ben ik echt dichter. Daarvoor schreefik erg sporadisch korte verhalen, maar gedichten bleven me trekkenen ik las ook veel gedichten. Slauerhof bijvoorbeeld over Het GroteVerlangen. Ik was niet zo gelukkig in die tijd. Twee jaar geledenschreef ik ineens drie avonden achter elkaar erotische gedichten.Het ene kwam na het andere. Zo spontaan. Alsof ik een doorgeefluikwas. Ik moest die gedichten wel herschrijven, maar de kern zatgoed. Sindsdien ben ik volop aan het dichten. Of ik nou een goededichter ben of een hartstikke beroerde... ik ben er één.Het is een deel van mij. De dichter zit in mij."

Hij kwam in 1998 voor het eerst met zijn gedichten naar buiten.Dat was een bibliofiele uitgave, Clara, in eigen beheer, eentijdrovende bezigheid. In zijn kamer in Lunetten vouwde en reeg hijavonden achtereen dertig keurige exemplaren. Het was voor zijngevoel tijd om in actie te komen. "Dat had te maken met het idee:ik ben dichter en dat moet ik naar buiten brengen." Hij had almanuscripten naar uitgeverijen gestuurd, maar hoewel hij vanallemaal lovende reacties kreeg, was geen van hen in staat om zedirect uit te geven.

Lok: "Ik zou niet ophouden met dichten, denk ik, als er nooitiets van me uitgegeven wordt. Misschien wel als mijn werk nooitvoorgedragen of gelezen wordt. Dat kan ook buiten publiceren. Totnog toe heb ik niet op open podia voorgedragen, simpelweg omdat ikniet durfde. Maar nu durf ik het wel. Ik sta daar niet meer als eenjochie dat eens iets geschreven heeft. Ik sta daar als de dichterLok en lees mijn eigen werk voor."

Zijn thema's zijn 'liefde, dood, verlangen en ondergang'. "Deklassiekers. Er zit iets fatalistisch in mijn gedichten. Ik heb ookwel gelukkige gedichten, maar de meeste literatuur gaat toch overongelukkige liefdes en ongelukkige levens. Anders maak je het ookniet spannend."

Zelf ziet Lok niets in zijn werk dat er op duidt dat hij eenChinese achtergrond heeft. "Ik voel me ook niet typisch Chinees.Misschien is dat wel omdat ik homo ben. Dan ben je al anders dan demeeste Chinezen. Ik dacht altijd dat ik de enige homoseksueleChinees was. Ik ben altijd weer verbaasd als ik Aziaten of Chinezenin Amsterdamse homo-uitgaansgelegenheden tegenkom."

Gepassioneerd

Als kind bezocht hij de Chinese school om het Chinese schrift teleren. "Ik was erg patriottistisch in die tijd: ik ben Chinees enChinezen zijn beter, want wij zijn beleefder en beschaafder, wijhebben een veel oudere cultuur, wij hebben de lange muur. Mijnmoeder heeft me het idee sterk meegegeven dat ik anders was: 'Jebent Chinees, geen Nederlander, Lok'. Ik vertelde eens aan mijnmoeder dat er mensen bijmij op school zaten die al met elkaarzoenden. 'Ja', zei mijn moeder, 'dat is typisch Nederlands, typischwesters om dat al op zo jonge leeftijd te doen.' Homoseksualiteitwas ook typisch iets voor westerse - verkeerde - mensen. Op eengegeven moment heb ik me daar van los gemaakt. Alles wat Chineeswas, was ineens niet goed meer. Het was een keurslijf terwijl ikgraag mijn eigen gang wilde gaan. Ik ging toen ik vijftien was naarmusea en kunstzinnige dingen. Dat heb ik niet van mijn oudersmeegekregen. Het was iets van mezelf. In mijn eentje museum inmuseum uit. Ik begon naar klassieke muziek te luisteren en nietmeer naar Chinese pop. Nu heb ik een fase dat ik het weer terug wilhebben en luister ik daar wel weer naar. Uit een soort nostalgie enomdat ik beter in mijn vel zit hoef ik niet meer zo te vechten metmijn Chinees-zijn."

Lok was lang zoekende. "Ik zocht nieuwe horizonten, iets waar ikme in kon storten, naar grote gevoelens. Ik ben ook intensief beziggeweest met geloof. Op mijn zeventiende voelde ik me op eenschoolreisje een keer erg rot en zei iemand tegen me: 'God kan jehelpen'. Heel EO-achtig, maar om niet onbeleefd te zijn ging ikmaar met hem meebidden. Ik voelde me toch al rot dus dat kon er ooknog wel bij. We gingen het bos in. Ik vouwde mijn handen en op eengegeven moment kreeg ik een gevoel dat ik nooit verwacht gehad. Ikzat daar op mijn knieën, maar terwijl mijn ogen dicht warenzag ik een hele grote deken de hemel omspannen. Die deken zakteheel langzaam neer. Op een geven moment voelde ik iets tegen mijnkruin aankomen. De deken kwam over me heen en ik werd er helemaalwarm van. Een warme gloed. Ik had zoiets nog nooit meegemaakt. Eenpaar jaar later ging ik in een klooster. Ik studeerdemuziekwetenschappen en pendelde op en neer naar Utrecht."

Hij beaamt dat hij toen toch echt wel een rare vogel was: homo,Chinees en met zijn amper 22 jaar ook nog kloosterling. Lok: "Oh,nou helemaal. Ik begin nu gelukkig eindelijk wat gewoner teworden.Ik heb dat zoeken naar grote gevoelens minder, maar ik hebdieneiging nog wel als ik ga dichten. Ik moet ook oppassen dat ikniet al te abstract word. Ik wil die romantiek nu uit het momenthalen. Niet schrijven over eeuwen, ruige bergen, razende rivieren,dat grote gepassioneerde."

Mild

Het cassettebandje met Chinese pop wordt stopgezet en Lok draagteen voorbeeld van een abstract gedicht van zijn hand voor:"Constant te naakt voor de wereld, / Nooit naakt genoeg voor dewaarheid / Nooit etherisch licht op mij af zien dalen... etc."

Lok: "Het is helemaal niet lijfelijk of concreet. Het heeft geenhanden of voeten. Daar neigde ik altijd toe. Van sommige anderegedichten denk ik: hè, dat ik dat ook kan: "Stukjes van jouoveral / tussen jampot, koffiemok / en eierdopje overal stukjes /jou op het linnen tafelkleed en boeket...etc."

Lok: "Zie je, dat is heel anders. Uit de concreetheid van hetalledaagse wordt een brug geslagen naar een andere dimensie. Datpast beter bij deze tijd van anything goes. Ouders zeggen tegen hunkinderen: 'Maakt niet uit wat je doet, als je maar gelukkig bent'.Als je nu over dat Grote schrijft ben je eigenlijk een beetjebelachelijk."

Tot nog toe heeft hij zijn gedichten vooral aan vriendenvoorgelezen. Het nadeel daarvan vindt hij dat die misschien te mildzijn in hun oordeel. "Ik ben gek op reacties. Het geeft me een kickom kritiek te horen van iemand waarvan ik aan zijn motivatie kanhoren dat hij er echt mee bezig is geweest en erover nagedachtheeft. Ik heb nooit een cursus of zo gevolgd. Zou ik misschien welwillen doen om metrisch te leren dichten. Ik ben daar niet zo goedin, moet ik zeggen, maar in mijn gedichten gaat het denk ik ookmeer om de inhoud. Ik ben wel blij dat ik na zoveel tijd eindelijkmijn eigen manier van schrijven heb. Het is typisch Lok."

Suzanne Brink

De Gouden Gids voor alumni

De universitaire lerarenopleiding zou oud-studentendie nu in de regio Utrecht in het voortgezet onderwijs werkzaamzijn willen betrekken bij een project om de opleiding tevernieuwen... Een universitair bestuurder die naar een buitenlandmoet wil daar als entree een beroep kunnen doen op Utrechtseafgestudeerden... Het U-blad wil graag interviews afnemen met'bekende Nederlanders' die aan de UU hebben gestudeerd... Ofgezelligheidsvereniging Veritas wil voor de viering van haarlustrum een overzicht van haar 'reunisten' die het tot hoogleraarhebben gebracht... Voor al dat soort situaties heeft deUniversiteit Utrecht sinds kort een 'alumnibestand' beschikbaar meteen schat aan gegevens.

Het alumnibeleid waarmee de universiteit vier jaar geleden eenbegin heeft gemaakt, heeft als oogmerk de band te verstevigen metde nog in leven zijnde afgestudeerden; dus vanaf - pakweg - 1918.Alumni kunnen immers voor de universiteit een rol spelen opinhoudelijk, relationeel of financieel terrein. Een eerste vereisteis dan echter te achterhalen wie die alumni zijn, waar ze zitten,wat ze doen en welke posities ze bekleden. Om daar achter te komenheeft de universiteit 4,5 ton beschikbaar gesteld voor die operatie'bestandsverrijking'.

"We zijn begonnen die organisaties aan te spreken, die al ietsdeden met alumni", vertelt drs. Desirée Majoor, deuniversitair medewerker die als expliciete opdracht kreeg om, samenmet die groepen, een alumnibeleid van de grond te tillen. "Datkonden vakgroepen, faculteiten, gezelligheidsverenigingen ofsportclubs zijn. Maar ook beroepsverenigingen bijvoorbeeld. Dieinventarisatie leverde een kaartenbak op met ongeveer 87.000alumni." Maar die gegevens waren divers van kwaliteit. De ene groephield zijn bestand nauwkeurig bij, een andere had een summierlijstje van vijf jaar geleden laten onderstoffen.

"Vervolgens hebben we die basisset gegevens overgedragen aanOnderzoeksbureau Stogo. Dat is begonnen met een check met detelefoongegevens van de PTT; van 42.000 alumni bleken naam- entelefoongegevens te kloppen", vervolgt Majoor. "Via allerlei andereroutes - adresgegevens, oproepen in het alumniblad 'Illuster' endergelijke - is er uiteindelijk een bestand ontstaan van 51.000alumni waarmee Stogo daadwerkelijk contact heeft gehad. Dat isweliswaar een teruggang ten opzichte van die oorspronkelijkekaartenbak, maarmet die 51.000 kun je wél concreet aan deslag. Het bestand - dat naar schatting de helft van de nog in levenzijnde alumni van de UU bevat - maakt het bijvoorbeeld mogelijk tebesparen op de verzendkosten van Illuster, omdat in hetbeginstadium veel bladen naar onbestelbare adressen werdenverzonden, of dubbel op één adres."

Spielerei

Universiteitswoordvoerder dr. Joop Kessels erkent dat zijnvingers jeuken als het alumnibestand op zijn bureau ligt; bladerenen cijferen en ontdekken dat er in de regio Utrecht 103 alumni alsleraar werkzaam zijn in de alfa-sector, 148 in de bèta-sectoren 51 in de gamma-sector... en zich verbazen over dat hogere aantalbèta's dan alfa's. "De demografisch-culturele dwarsverbandendie uit het alumnibestand te destilleren zijn, vind ik razendinteressant. Met zo'n bestand in de buurt betreur ik het dat ikgeen sociaal wetenschapper ben; prachtig materiaal voor eenpromotie-onderzoek!"

Voor Kessels is het ook neuzen in het bestand een soortSpielerei, maar beslist nog méér dan dat. "Het biedt veleingangen voor faculteiten en verenigingen. Vakinhoudelijk kan hetuitermate belangrijk zijn om te weten hoeveel Utrechtse alumni eenjuridische functie vervullen. Als je dat weet, kun jeterugkoppelen. Of stel, het Universiteitsmuseum kan een uniekecollectie aankopen uit Noordoost Nederland en wil daarvoor -voorzichtig - legaten verwerven; dan is het handig om na te kunnengaan welke Utrechtse afgestudeerden zich in die regio hebbengevestigd als notaris. Je bent als instelling dus niet meerafhankelijk van toevallige adresbestanden."

Het alumnibestand wordt in een vervolgproject digitaaltoegankelijk gemaakt voor faculteiten - in eerste instantieLetteren - en vervolgens voor de gezelligheidsverenigingen, zodatdie gegevens van hun eigen alumni kunnen gebruiken en eruit kunnenhalen wat voor hen van belang is. Dat kan het toezenden van eenfacultair alumniblad zijn, het onderhouden van e-mail contact, hetverzenden van uitnodigingen voor reünies, of heel specifiek:het uitnodigen van het jaren zestig cohort van geschiedenis voor depresentatie van een boek van hoogleraar Hans Righart over dieperiode.

"Spielerei?" Desirée Majoor verschuift licht gepiqueerdnaar het puntje van haar stoel. "Het is een essentieel tool!", zegtze. "Op een gegeven moment ga je vinkjes plaatsen bij namen; dan ishet geen louter alumnibestand meer, maar een relatiebestand. Datgeeft mogelijkheden tot hele nieuwe vormen van management."

Armand Heijnen

Katten zijn goddelijk en duivels

De vroegste vermelding van een relatie tussen mens en katdateert van ongeveer 2600 vChr. in het antieke Egypte. De eersteafbeeldingen van katten in Egyptische graftomben dateren van rond2000 vChr., maar die hebben betrekking op de wilde kat; de FelisChalis. De eerste afbeelding van een huiskat komt voor in eenschildering uit de graftombe van May, 1450 vChr. Hierop wordt eenkat afgebeeld die is vastgebonden aan een stoelpoot. Lateremuurschilderingen zoals uit de graftomben in Deir el Medina uit1275 bevatten een kat temidden van een gezin. Waarom de kat bijmensen is gaan wonen is onduidelijk. Vermoedelijk is de verbintenisvoortgekomen uit de noodzaak om de grote graanschuren in Egyptetegen knaagdieren te beschermen.

De kat werd in het oude Egypte beschouwd als een goddelijk dier.De tempel Bastet bij Bubastis in de Nijldelta was het centrum vande kataanbidding. Het lijk van het dier werd met dezelfde eerbiedbehandeld als dat van de mens. Het lichaam werd naar Bubastisgebracht, gebalsemd en in gewijde grafkamers bijgezet, terwijl deeigenaren hun wenkbrauwen afscheerden als teken van rouw.

De kat vond wellicht zijn weg naar Europa door rondtrekkendekooplui en militairen. Tegen de tijd van de Romeinse invasiesbereikte de kat Engeland. Tot de middeleeuwen werden er aan hetdier nog magische krachten toegekend, veel verhalen uit deze tijdgaan over katten die hun eigenaar voorspoed en geluk brachten.

Toen het christelijk geloof de gevestigde godsdienst in Europawerd, verloor de kat haar goddelijke status: zij werd gezien alsmetgezel - en uiteindelijk ook als symbool - van de duivel.Duizenden katten werden levend verbrand omdat men geloofde deduivel te pijnigen door het dier te laten lijden. Dit bijgeloofwerd veroorzaak door de onafhankelijke aard van de kat, haargeheimzinnig gedrag en ondoorgrondelijke uitdrukking.

De kat kreeg nog een negatief imago doordat ze werd geassocieerdmet heksen. Een heks werd altijd afgebeeld met een zwarte kat. Deheksenvervolging in Engeland en in de Lage Landen was ook gerichtop katten. In die tijd was het feit dat een vrouw een kat had algenoeg bewijs voor hekserij. Dit duurde tot de tweede helft van de18e eeuw. De kat werd weer respectabel, mede door de eerste Engelsekattententoonstelling in 1871. De publieke opinie veranderde en dekat werd een populair huisdier.

Studenten en hun katten

Joke van der Glas


Joris

Theo, Joris, Nicolai, Geesje en Maarten wonen metvijf andere huisgenoten op de derde verdieping van de 'blauwe flat'op het Tuindorp-West studentencomplex. Hun huiskat heetJoris.

Joris is een potige kater met een eigenwijze kop. Hij trekt zichniet zoveel aan van al dat studentvolk om hem heen maar looptparmantig door de gemeenschappelijke keuken van de etage. De katbehoort toe aan Geesje van Lieshout, die hem heeft meegenomen uithaar vorige studentenhuis in Houten.

Joris van Kempen, eerstejaars student Informatica en zijnwerkende huisgenoot Theo Boersma vinden het leuk dat er een huiskatis. "Joris is niet lastig, behalve toen ik hem per ongeluk eenweekend had opgesloten in mijn kamer. Hij heeft toen vanalles opmijn spiksplinternieuwe vloerbedekking gedeponeerd", vertelt deinformaticastudent. "Vorige week is hij uit mijn raam gewaaid. Datwas zo zielig. Ik schrok me rot, maar gelukkig kwam hij op degalerij hier onder terecht."

Volgens de jongens wordt Joris altijd heel lief rond vier uur 'smiddags. "Als iemand voor zijn charmes bezwijkt of over hemstruikelt, krijgt hij eten. Het lijkt me heerlijk om een huiskat tezijn: lekker de hele dag op de bank liggen en iedereen naar collegezien gaan." Ze vinden de kat lui en dik.

Geesje is verantwoordelijk voor de kat: zij koopt het eten enzorgt ervoor dat Joris regelmatig bij de dierenarts komt en dat hijanti-vlooienmiddel krijgt toegediend. De kattenbak verschoont zijook. Die kattenbak is vaak een discussiepunt in huis: "Dat dingstinkt", zegt iedereen.

De kat mag niet op de kamer van Maarten van het Bolscher komen;hij schiet 'm nat zodra hij één poot naar binnen waagt.Huisgenoot Nicolai Schewe heeft er spijt van dat hij ooit ingestemdheeft met Joris: "Hetis gewoon een klotebeest. Hij heeft mijn kamereen keer ondergepoept, zijn kattenbak stinkt en hij is nietaardig."

Nicolai vervolgt zijn relaas: "Hij geeft steeds over en in hethele huis zwerven plukken haar. Die kat spoort niet. Iedereen geefthem eten om van het gezeik af te zijn. Alleen Theo doet het uitpure liefde." Maarten relativeert tenslotte de hele zaak: "Ach,zo'n kat in huis, dan hebben we tenminste iets om over tepraten."


Poes

Elske, Carlie, Jan, Wouter en Cindy wonen met nogvier andere huisgenoten op het IBB-complex. Hun kat heet 'Poes' enhet dier is tevens de huisoudste.

Poes was eerst van Paul, vertellen de huisgenoten terwijl zenaar een kinderfoto van deze oud-huisgenoot wijzen die nog in dekeuken hangt. Toen Paul verhuisde heeft hij de kat achtergelaten omhet dier in zijn oude omgeving te laten. Jan ten Ham: "Poes isnogal gestresst en schichtig. Paul heeft in zijn nieuwe huis maaréén kamer en wij hebben hier een woonkamer. Daarom is zehier gebleven."

De oude eigenaar van Poes, Paul, heeft haar meegenomen in zijnjaszak vanaf de boerderij van zijn ouders. "Een boerderijkat isniet gewend aan mensen", zegt Jan. "Misschien is ze daarom zo bang.Als er een voetbalwedstrijd op TV is en er zitten veel mensen in dewoonkamer, durft ze niet naar binnen. Een groen scherm incombinatie met bruine flesjes is genoeg om haar de gang op tejagen."

Het dier heeft volgens de studenten een aantal vreemdegewoontes. "Ik snap dat beest niet, soms kotst ze alleen eenblaadje met wat speeksel uit." De studenten beginnen een discussieover kotsen en uiteindelijk besluiten ze: Kotsen is de hobby vanPoes. Jan: "Ze heeft een keer over mijn bureau gekotst, preciesover twee hele dure studieboeken. Ze kan wel goed mikken."

Iedereen in huis is verantwoordelijk voor Poes, er is nietéén specifieke verzorger. De kattenbak verschonen hoortbij de 'keukenbeurt' en eten krijgt ze van degene die in de buurtis om zes uur. Wouter van Weerendonk: "Je hoort het wel als zehonger heeft. Ze eet trouwens alleen kattenvoer en kwaliteitsham."Elske Eertink: "Laast heb ik haar boter gegeven en dat at zeook."

De huisgenoten noemen vervolgens verschillende etenswaren die zeweleens hebben gegeven aan Poes: boterhamworst, mayonaise entonijn. Het kattenvoer wordt betaald van de huisrekening. Jan:"Voordat ik hier kwam was ze al gesteriliseerd, daarna is ze nooitmeer bij de dierenarts geweest. Maar als ze iets heeft, betalen wedat ook van de huisrekening."

Over het schoonmaken hebben de huisgenoten nooit ruzie: "Datgaat vrij relaxed hier."

Ze vinden Poes vooral gezellig. Carlie Karouw: "Je kan altijdeen beetje met haar knuffelen." En Wouter praat altijd tegen Poes:"Als je mauw zegt, mauwt zij terug. Dat kan je vijf minutenvolhouden." Jan: "Poezen zijn makkelijk in een studentenhuis, jehoeft ze niet uit te laten. Zij zit altijd in de vensterbank."Huisgenote Cindy Strijbos: "Honden zijn zo aanwezig." Maar als Poeser niet meer zou zijn, zouden ze haar echt missen.


Ruim twee miljoen katten

Dr. Nienke Endenburg is klinisch pedagoog enonderzocht voor haar proefschrift de relatie tussen mensen endieren. Nu werkt ze als onderzoeker bij de faculteitDiergeneeskunde.

Volgens Endenburg lopen op dit moment zo'n 16 miljoen huisdierenrond in Nederland. De kat neemt daarvan als huisdier 2,2 miljoenplaatsen in. En dat aantal blijft stijgen. De onderzoekster noemtde kat 'het dier van de emancipatie'. "Katten redden zichzelf. Jehoeft je bij een kat geen zorgen te maken als je een uurtje laterthuiskomt."

De meeste katten komen in gezinnen voor. Endenburg geeft eenmogelijke verklaring: "Jongeren hebben een druk sociaal leven. Vooreen kat moet je toch zorgen." Een studentenhuis kan onder bepaaldevoorwaarden een goede oplossing zijn. "Er zijn daar altijd mensendie voor het dier kunnen zorgen."

Nienke Endenburg is geen voor- of tegenstander van een kat ineen studentenhuis. Als er goede afspraken zijn, gaat het volgenshaar goed. De taken en de kosten moeten verdeeld worden en er moetéén iemand eindverantwoordelijk zijn. "Er moet eenpersoon zijn die in de gaten houdt of de kat eten krijgt of dat hijingeënt is. Zijn die afspraken er niet, dan ben ik eentegenstander van katten in een studentenhuis. Het dier isafhankelijk van de mens, die hem voor de gezelligheid houdt,maarvoor de kat moet het ook leuk zijn."

Of een studentenhuis goed is voor een kat is individueelverschillend. Katten hebben een socialisatieperiode van twee totzeven weken na hun geboorte. Gaat het daar mis dan krijg je kattendie bang zijn voor mensen."Die moet je niet in een studentenhuiszetten. Maar een kat die bijvoorbeeld in een café is geboren,moet je weer niet in huis zetten bij iemand die er nooit is."

Voor katten is het verloop in een studentenhuis niet vervelendomdat katten zich vooral aan een plek hechten. Honden hechten zichmeer aan een eigenaar. "Maar katten zijn erg tijdgevoelig en hebbenroutine nodig. De ene dag bergen met eten geven en de volgende tweedagen niets is slecht."

Het enige waar Endenburg echt bang voor is, is dat er raredingen met de huiskat gebeuren. "Je hoort wel eens verhalen overdronken studenten die rare spelletjes spelen met het dier: ermeegooien of kijken of hij hittebestendig is, dat soort dingen."

Voor mensen kan een huisdier goed zijn. Uit onderzoek isgebleken dat het aanraken van een huisdier stress-verlagend werkt.De cholestorol- en triglyceridegehaltes in het bloed dalen. Debloeddruk gaat ook omlaag. Een voorwaarde voor die positieveeffecten is wel dat je plezier hebt van het dier. "Als je het drukhebt en je voelt je daar schuldig over tegenover je kat, dan zal jebloeddruk niet dalen. Dat is ook het geval als je een pesthekelhebt aan katten."

Uiteindelijk komt het er op neer dat de mens plezier moet hebbenin de kat en goed voor het dier moet zorgen. Endenburg somt debehoeften van katten op: "Eén eindverantwoordelijke,regelmatig eten, aandacht en een plekje voor zichzelf." Dat plekjezoeken katten zelf uit. Je hoeft geen speciale kattenmand te kopen.Een doos, een stoel of een vensterbank is ook goed.


Lola en Otis

Mireille Versteeg, studente Theater-, Film- enTelevisiewetenschap, woont in een studentenhuis met vijf anderen.Mireille heeft twee katten: Lola en Lola's dochter Otis.

"Toen ik in dit huis kwam wonen had ik een kat Sofie, maar dieis op een gegeven moment weggelopen", vertelt Mireille. "Lola iseen dochter van Sofie. En Lola heeft zelf twee kittens gekregen,Otis en Curtis." Ze wijst naar Otis; die eet onverstoorbaar dooruit zijn voederbak die op Mireilles kleine studentenkamer staat.Onder haar bureau staat een kattenbak.

"Soms is het wel smerig om een kattenbak op je kamer te hebben,maar je hebt tegenwoordig een speciaal soort korrels, die zijnultra-absorberend en klonteren de plas van de kat. Dan hoef je nietsteeds een hele bak te verschonen, maar je kan die klonten ergewoon uitscheppen."

De studente vindt vooral de eigenwijsheid van katten bijzonder."Honden zijn slijmerds, die doen alles voor eten. Katten zijn leukom naar te kijken. Ze hebben een eigen taal." Ze wijst naar dekleine Otis: "Zij is zó stoer; ze is heel klein maar jaagtalle katers uit de buurt de boom in."

De katten zijn van Mireille, dus zorgt zij er ook voor. "Niemandhier in huis doet moeilijk over de katten. Officieel staat in mijnhuurcontract dat we geen huisdieren mogen houden, maar de huisbaasweet er vanaf." De buren van Mireilles huis, ook een studentenhuis,zijn dol op Otis. "Ze zijn helemaal weg van haar. Otje gaat daarwel eens logeren en ze hebben allemaal kattenspeeltjes voor haargekocht."

Volgens Mireille is het niet duur om een kat te hebben: Zo'ntwintig gulden per week. "Het enige wat duur is, zijn de spuitjesbij de dierenarts en het steriliseren."


Muis, voorheen Curtis

Damiaan Volp, student fysiotherapie, is de vriend vanMireille en heeft het broertje van Otis in huis genomen. Maar, toenzijn huisbaas daar achter kwam moest de kat weer weg. "Hij zit nubij mijn moeder, die heeft zelf zes katten."

Het katertje is nu ongeveer een jaar oud en heet 'Muis'. "Eerstheette hij Curtis. Ik heb die naam veranderd omdat het bij mij inde familie een gewoonte is om katten een naam te geven die met een'M' begint. De eerste katten van mijn moeder heetten Maarten enMinou. Mijn zus heeft een kat die Madelief heet. Je kan leuke namenverzinnen die beginnen met een 'M'". De student somt op: "Medusa,Mokkel..."

Damiaan vertelt dat hij bij de geboorte van Muis was. "Lolaheeft de kittens gebaard tussen ons in, in bed. Dat is heel apart,een normale kat trekt zich terug in een hoekje, maar zij niet. Hetvlies dat nog om dekittens heen zit ziet eruit als een glazenknikker. Het breekt zodra ze eruit komen. Dat is zo mooi om tezien", zegt Damiaan. "Daarna likt de moederpoes ze helemaalschoon."

Na de geboorte ging Mireille een aantal weken op vakantie enDamiaan paste er op. "Ik wilde er toen ééntje hebben wanthet zijn echt de leukste katten die er zijn. Maar, ja, dat zegtiedereen over zijn kat."

De vreugde duurde echter niet lang. Damiaan: "Mijn huisbaas kwamer achter dat ik een kat in huis had door mijn onderbuurvrouw. Ikhad mot met haar. Toen de huisbaas een keer bij ons was, liep zijmee naar de voordeur en zei 'Kijk je uit voor de kat'. En hij:'Welke kat?'. Een week later kreeg ik een zakelijke brief over hethuurcontract. Ik had drie weken de tijd ..."

Damiaans' moeder woont achtehonderd meter verderop en heeft dekat nu. "Ik ga hem elke dag bezoeken, want het zo'n leuke kat. Ikkan hem niet missen", zegt Damiaan.

'Een psychiatrische ziekte is net zo biologisch van aard als elke andere ziekte'

'Een psychiatrische ziekte is net zo biologisch van aard alselke andere ziekte'

Drie pond drillerige substantie zonder geur of smaak.Zo nuchter omschrijft prof.dr. Jan van Ree het lichaamsdeel dat hijnu al dertig jaar wetenschappelijk probeert te doorgronden. Hijstond in 1989 aan de wieg van de Hersenstichting Nederland en isdaarom op 19 juni één van de eregasten tijdens het tweedelustrum van zijn geesteskind. Er is reden voor tevredenheid, vindtde man die zich inmiddels een landelijke reputatie heeft verworvenals verslavingsdeskundige. "Maar de hersenen krijgen nog lang nietde aandacht die ze verdienen."

Het blijft voor veel mensen moeilijk te accepteren. Terwijl erin het geval van kanker of van een hartkwaal geen twijfel bestaatover het medische karakter van de aandoening, worden psychischekwalen zoals schizofrenie, depressiviteit, maar ook verslaving, nogsteeds beschouwd als problemen die 'tussen de oren' zitten.Weliswaar groeit het besef dat geneesmiddelen kunnen helpen. Maar,is de opvatting, onze hersenen kunnen als 'zetel van onzepersoonlijkheid' toch moeilijk op één lijn worden gesteldmet alledaagse organen als het hart, de lever of de nieren.

"Onterecht", vindt hoogleraar psychofarmacologie prof.dr. Janvan Ree. "Net als bij elke andere ziekte is er ook bijpsychiatrische ziekten sprake van een verstoring van biologischeprocessen. Daarmee ga ik niet zover dat ik psychiatrischeaandoeningen volledig wil reduceren tot genetische afwijkingen,zoals sommigen doen. Maar mede dankzij het onderzoek dat wij inUtrecht doen, wordt wel steeds duidelijker dat een psychiatrischeziekte in de kern net zozeer biologische van aard is als elkeandere ziekte. Gelukkig maar, want dat biedt niet alleen kans opeen effectievere behandeling, maar ook op het opruimen vanschadelijke vooroordelen.

"Neem autisme. Hoe lang is er niet gedacht dat kinderen datkregen omdat ze door hun moeder verkeerd waren opgevoed. Dat wasgeen gering verwijt. Inmiddels is duidelijk dat de opvoeding erweinig mee te maken heeft en dat autisme een ontwikkelingsstoornisin de hersenen is, een biologische afwijking die voor negentigprocent erfelijk bepaald is. Het is dus denkbaar dat er in detoekomst met geneesmiddelen iets aan kan worden gedaan. Ik ben heelblij met dit soort ontdekkingen."

Hij ging farmacie studeren in Utrecht, maar voelde er weinigvoor om zijn leven te slijten als verkoper van voorverpaktegeneesmiddelen. Integendeel, hij raakte meer en meer geboeid doorde vraag waarom geneesmiddelen eigenlijk werken. Om meer over hetmenselijk lichaam te weten te komen, besloot hij om naast farmacieook geneeskunde te gaan studeren. Zonder veel problemen haalde dezoon van een eierexporteur uit Amerongen in beide studies hetdoctoraal, waarna hij koos voor een loopbaan in het onderzoek. In1969 kreeg hij een promotiebaan op het Rudolf Magnus Instituut,waar hij na ruim dertig jaar nog steeds niet is uitgekeken op detweehonderd miljard zenuwcellen die ons doen en laten besturen.

"Ik kwam daar op het moment dat er voor het eerst werdgeëxperimenteerd met het toedienen van prikkels aan dehersenen van ratten. Ik vond het mateloos fascinerend om te zienhoe groot het effect daarvan was op het gedrag van die dieren. Alsje een elektrode in de hypothalamus van zo'n rat aanbracht en deknop aanzette, ging hij eten. En als je hem uitzette, hield hijweer op. Dat was nogal wat. Als je diezelfde elektrode op een ietsandere plek in de hersenen aanbracht, ging de rat zichzelfstimuleren. Later probeerden we datzelfde effect op te wekken doorin de betreffende hersendelen chemische stofjes te spuiten. En ookdat werkte. Daarmee was dus aangetoond dat je zulk basaal gedragals eten kon beïnvloeden met behulp van stofjes in dehersenen. Toen ik dat gezien had, was ik verkocht. Ik wilde per seweten wat er zich in die hersenen afspeelde."

Verslaving was het thema waardoor Van Ree van meet af aan werdgegrepen. "Op dat moment was nog volstrekt onduidelijk via welkmechanisme verslaving werkte. Er bestonden ruwweg tweetheorieën. De ene ging ervan uit dat verslaving wordtveroorzaakt door het feit dat stoppen met het innemen van deverslavende stof leidt tot puur fysieke onthoudingsverschijnselen.Het bekende verhaal van de alcoholist die trillend wakker wordt enpas kalmeert als hij zijn eerste borrel achterover heeft geslagen.Dat was dus een zuiver lichamelijke verklaring, waarvan nu wel vaststaat dat hij de plank misslaat.

"De andere theorie ging uit van de gedachte dat mensen geneigdzijn bepaald gedrag meer te vertonen naarmate de beloning groteris. Volgens die gedragstheorie is het prettige gevoel, de roes, bijverdovende middelen en ook bij alcohol de belonende prikkel omsteeds opnieuw naar het middel te grijpen. Op zich klopt dietheorie wel, maar de meeste deskundigen stopten bij de conclusiedat de psychische afhankelijkheid werd veroorzaakt door iets'tussen de oren'. Zij accepteerden de hersenen als een 'black box',waarin je toch niet kon doordringen, maar dat zinde mijniet. Ik wasnu juist benieuwd naar wat zich in die hersenen afspeelde."

De nieuwsgierigheid van Van Ree en zijn collega's op het RudolfMagnus Instituut heeft de afgelopen dertig jaar steedsaannemelijker gemaakt dat verslaafd raken (maar ook deontvankelijkheid voor psychiatrische ziekten) nauw samenhangt metfysiologische processen in de hersenen. Zo is bijvoorbeeldduidelijk geworden dat de aan morfine verwante stof endorfine eenbelangrijke rol speelt bij het ontstaan van een verslaving, verteltVan Ree.

"Als we onze ratten iets lieten doen wat ze prettig vonden, danbleken ze dat minder vaak te willen doen naarmate we ze meerstoffen toedienden die de werking van endorfine tegengingen.Kennelijk was de hoeveelheid endorfine in de hersenen bepalend voorde hunkering van de ratten naar de kick van de verslavendeactiviteit. En als dat bij ratten zo was, dan was de kans groot dathet bij mensen ook zo werkte, was onze redenering die later ookproefondervindelijk is bevestigd.

"Het idee is dat mensen met een verhoogde endorfineproductiesneller verslaafd raken dan anderen. Een volgende vraag is dannatuurlijk waar die verschillen vandaan komen, maar daar weten wehelaas nog heel weinig van. Het is denkbaar dat de verslavende stofde afgifte van endorfine in de hersenen geleidelijk vergroot, maarik ben er persoonlijk van overtuigd dat genetische aanleg ook eengrote rol speelt bij de ontvankelijkheid voor verslaving."

Hoezeer de omstandigheden ook een rol mogen spelen, Van Ree iszeer pertinent in zijn stelling dat mensen die gemakkelijkverslaafd raken 'andere hersenen' hebben dan diegenen die meerweerstand aan genotsmiddelen kunnen bieden. "Uit onderzoek onderheroïneverslaafden is bijvoorbeeld gebleken dat zij gemiddeldgenomen een sterkere anti-sociale persoonlijkheidsstructuur hebbendan niet-verslaafden. Dat wil niet zeggen dat zulke mensenautomatisch verslaafd zullen raken, maar wel dat zij een groterrisico lopen. Gelukkig wordt het steeds minder een taboe om ditsoort dingen te beweren. Dat verslaving een hersenaandoening is,dat er iets mis is met de hersenen van verslaafden, wordt nu meeren meer geaccepteerd."

Die constatering is wat de Utrechtse onderzoeker betreft vooralvan belang omdat daarmee aanknopingspunten kunnen worden gevondenvoor een succesvolle medische behandeling. "Bij alcoholisten wordtdat al geprobeerd met zogeheten opiaatantagonisten die de werkingvan de endorfine blokkeren. Zo proberen we de hunkering vanalcoholisten naar alcohol tegen te gaan en hopen wij te voorkomendat zij als zij een tijd zijn gestopt weer in hun oude gewoontevervallen. Die aanpak is op ditmoment nog geen groot succes, maarja, zo is het bij de eerste stoffen die depressies en psychosestegen moesten gaan, ook begonnen. Ik vind het al winst dat er nuvoor het eerst sprake is van een biologische behandeling van hetfenomeen verslaving.

"Of een dergelijke aanpak in de toekomst ook bij heroïne encocaïne zou kunnen werken? Ik denk het wel, ja. Een extracomplicatie bij heroïne is alleen dat de onderdrukkende stofniet alleen de hunkering naar het verdovende middel tegengaat, maarook de werking ervan, wat bij alcohol niet het geval is. En ja,verslaafden aan heroïne weten dat en zullen dus minder snelgeneigd zijn om het medicament in te nemen."

Veelbelovende vooruitzichten kortom voor een meer succesvolleaanpak van de verslavingsproblematiek. Maar ook op andere terreinengroeit de kennis over de biologische achtergond van psychiatrischeziekten. Van Ree is ervan overtuigd dat de jubilerendeHersenstichting Nederland daaraan een forse bijdrage heeftgeleverd. De oprichting van dit jongere zusje van onder meer deHartstichting en het Koningin Wilhelmina Fonds was een min of meerdirect gevolg van de oproep die hij een jaar eerder deed in zijnoratie met als titel 'Liefde voor de psyche'.

Van Ree: "Ik vond dat hersenaandoeningen op dat moment nog heelerg in het verdomhoekje zaten en in de publiciteit werdenondergesneeuwd door kanker en hart- en vaatziekten. Ik wilde inieder geval erkenning voor het feit dat ernstig verslaafden ofmensen met een forse depressie ziek zijn. Het zijn vaak in-triestepatiënten die net zo goed recht hebben op een goede medischebehandeling als hartpatiënten."

Gelukkig is er de afgelopen tien jaar veel veranderd. Maartevreden ben ik nog lang niet. Als je een lijstje zou maken vanaansprekende ziekten dan komen hersenaandoeningen nog steeds nietverder dan pakweg de tiende plaats. En dat is veel te laag voorziekten waar op jaarbasis bijna een kwart van de bevolking mee temaken krijgt, en die zorgen voor eenderde van alle gevallen vanarbeidsongeschiktheid en eenzevende van alle sterftegevallen.

Op dit moment gaat eenderde van ons volksgezondheidsbudget naarhersenaandoeningen. Dat lijkt prachtig, maar als je beter kijkt,zie je dat dat geld voor een groot deel opgaat aan het in standhouden van psychiatrische inrichtingen en verpleeghuizen. In feitegeeft dat enorme bedrag dus vooral aan dat er nog geen adequatetherapieën zijn. Als het om de aanpak van psychiatrischeziekten met medicamenten gaat, staan we nog pas aan het begin. Hetis symptoombestrijding en niet veel meer.

"Vandaar dat de Hersenstichting veel nadruk legt op onderzoek.Voor de komende jaren zijn drie speerpunten geformuleerd, te weten:hersenletselen cognitie; veroudering en kwaliteit van leven; enkinder- en jeugdpsychiatrie. Met name dat laatste terein is vanbelang omdat het wereldwijd nog een zeer onderontwikkeld vakgebiedis en omdat er waarschijnlijk veel meer problemen op die leeftijdvoorkomen dan we denken.

"Op dit moment loopt in ons land een onderzoek naar de relatietussen het ontsporen van kinderen op de lagere school en de kansdat zij later in het verslavingscircuit terecht komen. Als blijktdat die relatie inderdaad aanwezig is, dan lijkt het nietonverstandig om de aandacht speciaal op die groep te richten. Datkun je doen met gedragstherapie, maar je zou zulke kinderen ookpreventief kunnen behandelen met medicamenten. Dat dat op bezwarenzou kunnen stuiten? Ik zie het probleem niet, zolang het althans opvrijwillige basis gebeurt. Dat doen we met andere ziekten tochook?

Ik weet ook wel dat met geneesmiddelen ingrijpen in de hersenenvoor sommige mensen nog steeds is als vloeken in de kerk, gegevenons verheven idee van 'de menselijke geest'. Maar juist daarom denkik dat patiënten met hersenaandoeningen er alleen maar bijgebaat zijn als we wat nuchterder tegen onze hersenen aan gaankijken. Ik hoop dat de Hersenstichting daar de komende tijd aan bijkan dragen. Als dat lukt, dan zal ik daar erg gelukkig meezijn."

Erik Hardeman


Morfine zorgt voor sociaal gedrag

Naast verslaving vormt ook sociaal gedrag een van despeerpunten in het onderzoek in de groep van Van Ree. Door bijratten bepaalde vormen van menselijk gedrag te imiteren, hopen deonderzoekers inzicht te krijgen in de stoffen in de hersenen diedaarbij een rol spelen.

Wat gebeurt er als je het ratten op jonge leeftijd onmogelijkmaakt om te spelen? Dat was de vraag die centraal stond in hetproefschrift waarop Caroline van den Berg vorige week in Utrechtpromoveerde. De keuze voor deze vraagstelling was ingegeven doorhet feit dat het gedrag van ratten die in hun jeugd niet hebbengespeeld, op latere leeftijd veel gelijkenis vertoont met dat vanautistische patiënten. Niet alleen zijn zulke ratten opvolwassen leeftijd minder goed in staat tot sociaal en seksueelcontact, ook kunnen zij dan minder goed omgaan met stress.

Van den Berg voerde het experiment uit met ratten in hun vierdeen vijfdelevensweek. Met name speldeprivatie in de vierde weekbleek een grote invloed te hebben op de sociale activiteiten van dedieren op latere leeftijd, terwijl ook de lengte van de periodewaarin niet werd gespeeld, een rol speelde. De verminderde socialeactiviteit van de spelgedepriveerde ratten bleek overigens geenkwestie van onvermogen maar eerder van een gebrek aan motivatie.Dat werd bevestigd door het feit dat de 'spelloze' dieren op latereleeftijd ook minder belangstelling hadden voor het normaal bijratten zeer geliefde suikerwater.

Hoofddoel van het onderzoek was om te achterhalen welkefarmacologische processen in de hersenen de verschillen in sociaalgedrag hadden beïnvloed. Uit dat onderzoek bleek dat opioiden,morfine-achtige 'plezierstoffen' in de hersenen, daarbij eenhoofdrol spelen. Speldeprivatie op jonge leeftijd bleek gepaard tegaan met een forse verstoring van de afgifte van opioiden inbepaalde delen van de hersenen. Van den Berg vermoedt nu dat dieverstoring, die ook op latere leeftijd doorwerkt, bepalend is voorhet vermogen van volwassen ratten om sociaal gedrag te vertonen.Haar theorie werd bevestigd door het feit dat spelgedepriveerderatten die in de vierde en vijfde week morfine kregen toegediend omhet ontbreken van opioiden te compenseren, zich op volwassenleeftijd wel sociaal gedroegen.

De uitkomst van haar onderzoek is vooral van belang voor deontwikkeling van geneesmiddelen ten behoeve van autisten, hoopt Vanden Berg. "Omdat het sociale gedrag van autisten veelovereenkomsten vertoont met dat van spelgedepriveerde ratten, zoueen vroege aanpak met morfine in de toekomst wellicht kunnenbijdragen aan het verminderen van de sociale stoornissen vanautistische patiënten."

Van Ree is enthousiast over deze vorm van gedragsonderzoek."Naar mijn mening zijn stoornissen in de ontwikkeling van sociaalgedrag een van de hoofdoorzaken van het ontstaan van psychiatrischeziekten en ik ben uiteraard zeer geïnteresseerd wat er inzulke gevallen in de hersenen gebeurt. Gek genoeg wordt erwereldwijd nog weinig gedaan aan sociaal gedrag van proefdieren. Ikvind dat vreemd, want de rat is bij uitstek een sociaal dier en dekans is dus groot dat wat we bij ratten vinden, ook voor mensengeldt."

EH

'Door bursalenstelsel kunnen meer mensen promoveren'



Kijk ook eens op de homepages van Albo Helm: http://utopia.knoware.nl/users/albohelm/en http://spidernet.nl/~albo_helm/


'Aio's-min', zijn ze al genoemd door critici van hetsysteem, en 'tweederangs promovendi'. Terwijl anderen hetbursalenstelsel juist prijzen als een volwaardige opleiding totexcellente onderzoeker. Promotiebursalen zijn geen werknemers, maartweedefase-studenten die met een beurs van vier jaar aan hunproefschrift werken. Ze drukken minder zwaar op het universitairebudget, doordat zij bijvoorbeeld geen recht hebben opwachtgeld.

De universiteitsraad ziet de promovendi alswerknemers. Een ruime meerderheid van de raad vindt dan ook, datalle promovendi een aio-aanstelling moeten krijgen. Het college vanbestuur, maar ook de decanen zijn voor keuzevrijheid vanfaculteiten om zelf te bepalen of zij een aio of een bursaal willenaanstellen. Het laatste woord is over deze kwestie nog niet gezegd.Wat vinden de betrokkenen eigenlijk zelf van hetbursalenstelsel?

Vice-decaan Paul van den Hoven van de faculteit Letteren. Defaculteit heeft vijftig bursalen in dienst en is hiermee degrootste:

"Dat de aanstelling van bursalen bij ons ook te maken heeft metde wachtgeldproblematiek, wil ik niet onder stoelen of bankensteken. Maar zelfs als de kosten gelijk zouden zijn, blijf ikvoorstander van het nieuwe stelsel.

De nadruk bij het promoveren ligt nu veel meer op de opleidingen begeleiding van de onderzoekers. Deze ontwikkeling is al eerderingezet bij aio's. Voor de promovendus is duidelijk: ik ben studenten mijn proefschrift is mijn bewijs van bekwaamheid. Door hetstrakkere tijdschema en de intensievere begeleiding gaat het met deonderzoekers aanzienlijk beter.

Incidenteel heb ik gemerkt dat bursalen het idee hebben zichgeen volwaardige werknemers voelen. Ze voelen zich vlees noch vis,werknemer noch student. Dat heeft ook te maken met het verschil inrechtspositietussen aio's en bursalen. Maar aan dat bezwaar komthet college van bestuur tegemoet door de materiële positie vanbursalen aan te passen."

Ninke Stukker (27), sinds 1 januari bursaal bij de faculteitLetteren:

"We doen precies hetzelfde als aio's, maar krijgen daarvoornetto minder betaald, terwijl wij van ons netto-inkomen ook nogeens de premies voor de sociale verzekeringen moeten betalen. Hetverschil wordt hierdoor heel groot. Ik ben naast onderzoeker ookfreelance tekstschrijver en dat is heel prettig. Zo heb ikfinancieel wat achter de hand. Ik weet niet of ik anders welbursaal zou zijn geworden.

Het accent zou bij ons meer liggen op de opleiding? Dat klinktheel mooi, maar komt totaal niet van de grond bij Letteren. Debegeleiding op de faculteit is goed en intensief, daar niet van.Maar de onderwijscomponent ontbreekt. Die vier cursusweken per jaarvoor onderzoekers, in de zomer en in de winter, die waren er al. Enverder is er niet veel toegevoegd aan het onderwijs speciaal voorbursalen.

Bursalen een lagere status? Voor mij valt dat wel mee. Ik hebmazzel met de mensen op mijn afdeling die mij echt het gevoel gevendat ik erbij hoor. Als dat niet zo is, dan is het risico inderdaadgroot dat een bursaal een soort losse flodder wordt die er maar eenbeetje bijhangt."

Decaan Albert Cornelissen van de faculteit Diergeneeskunde,waar 4 van de 104 promovendi bursaal zijn:

"Door het bursalenstelsel kan op een aantal plaatsen meeronderzoek plaatsvinden. Wij hebben gekozen voor verschillendesoorten promovendi, om op die manier zo veel mogelijk jonge mensende mogelijkheid te geven te promoveren.

Het perspectief van waaruit je werkt is voor een bursaalinderdaad anders dan voor een aio, maar dat weet je toch vantevoren? Als je dat niet wilt, moet je niet op zo'n functiesolliciteren.

Dat bursalen geen les hoeven geven, zie ik als voordeel. Als hetaan mij ligt, zouden ook aio's op mijn vakgebied deonderwijsverplichting niet hebben. De primaire taak van eenpromovendus is zich bij te scholen en in vier jaar zijn onderzoekaf te ronden. Dat is al een voltijdbaan. Dan ook nog eens voor deklas te moeten staan, is veel te veel. Als bursaal zou ik heteerder een zegen vinden dan een straf dat ik dat niet hoefde."

Marjan Faber (30) begon in februari 1997 als eerste bursaalvan de faculteit Diergeneeskunde:

"Al die verschillende vormen van promoveren naast elkaar, datschept verwarring. Promotors weten dan ook vaak niet eens wat hetinhoudt, bursaal zijn. Sinds het begin van mijn promotie-onderzoekhol ik al overal achteraan om erachter te komen waar ik recht opheb.

Ik zit op de kamer met een aio. Dat gaat prima hoor. Zij kunnener ook weinig aan doen dat wij in deze positie zitten. Laatst metde CAO-onderhandelingen hadden een paar aio's het erover dat ze erdrie procent bij krijgen. Toen ben ik even weggelopen. Wij bursalenhebben maar af te wachten wat het college van bestuur over onsbeslist. Da's een groot verschil.

Zelfs nu de beurs lijkt te worden opgetrokken naar aio-niveau,blijven er heel vervelende verschillen. Zo kunnen wij geenarbeidsongeschiktheidsverzekering afsluiten. We zijn immers geenwerknemer. Ik moet er dan ook niet aan denken dat ik last krijg vaneen RSI-hand, want dan zit ik in de problemen.

Dat ik geen onderwijs mag geven, vind ik een groot nadeel.Onderwijservaring is heel essentieel als je verder wilt na jepromotie. Bovendien is het voor een onderzoeker belangrijk om teleren hoe je kennis overbrengt. Als je alleen maar dagen aan eenstuk bezig bent met onderzoek, en je komt vast te zitten, is erniets om je er weer uit te trekken."

Femke van Zeijl


Overzicht bursalen per faculteit

Bursalen aio's

Letteren: 57

Wijsbegeerte:4-
Diergeneeskunde:4100
Ruimtelijke Wetenschappen:Werkt sinds 1 januari niet meer met bursalen. De 18 bursalenzijn aio geworden.

.

'Ik doe niets, maar dan ook niets, met mijn juridisch-economische kennis'

'Ik doe niets, maar dan ook niets, met mijnjuridisch-economische kennis'

Anno 1999 lijkt het een aparte bevolkingsgroep tezijn geworden: de Lancia Ypsilon, Volkswagen Golf of Opel Corsaparkeert de IT-er voor de binnenstads-etage. Zij gaat gekleed ineen mantel- of broekpakje, hij in 'Hij'-pak. En om half acht 'savonds staan ze ongeduldig een kant- en klaarmaaltijd uit te zoekenbij Albert Heijn. "Maar als het kan, probeer ik te koken,hoor!"

Het is een open deur, maar er heerst nog steeds een tekort aanpersoneel in de informatietechnologie. Kranten lopen over van depersoneelsadvertenties en Internet-vacaturesites kunnen de bytesbijna niet meer aanleveren. Het nieuwe, gratis, studentenmagazineCarp bestaat letterlijk bij de gratie van deIT-personeelsadvertenties.

Uiteraard plukken vooral informatici en andere bèta's -metname wiskundigen- de vruchten van de ontwikkeling. Maar ook de'zachtere' studies blijken een fors reservoir aan potentiëleIT-'consultants' te bezitten. Talloze juristen, socialewetenschappers, afgestudeerden in de letteren en zelfs filosofenzetten ieder jaar weer hun handtekening onder een lucratiefcontract. Drie Utrechtse alumni gingen, niet gehinderd door al teveel kennis van zaken, aan de slag in de IT.

Lodewijk Conrads (29) studeerde eind december 1997 af bij Rechten Economie in Bedrijf en Maatschappij. Zijn eerstesollicitatiegesprek voerde hij bij het IT-bedrijf Pink Elephant,waar hij meteen aan de slag kon. Na een paar maanden ging hetechter jeuken: hij zat te veel achter de computer en ging te weinigmet mensen om. Omdat het opleidingstraject van Pink Elephant nietkon voorzien in Conrads' ambities, pakte hij zijn biezen. Na -meteen goede vriend- een helpdesk te hebben opgezet, werkt hij sinds 1juni als sales-consultant bij 'NexTime'. Bij ditIT-consultancybedrijf denkt hij eindelijk gevonden te hebben wathij zocht: "Bij de laatste jaarclubborrel moest ik met iedereenmijn 'jippie'-gevoel delen."

Huis

Annemarieke Noordhoff (26) studeerde in 1997 af bijVrouwenstudies, waarna ze een paar maanden werkte op haarvoormalige stage-adres bij Uitgeverij Bzztôh. Sinds ruim eenjaar is ze web-editor bijhet Amsterdamse Internetbedrijf'Net-Integrators', waar ze websites van klanten en het bedrijf zelfbijwerkt en nieuwsberichten schrijft.

Haar toekomstwens: "Een eigen on-line tijdschrift, ' la hetvrouwenblad Avanta, waarvan ik dan hoofdredacteur ben."

De 25-jarige Annemieke Vlek, sociaal-economisch historica, isconsultant bij CMG, een van de grotere dienstverleners opIT-gebied. Net als bij Lodewijk bleek haar eerstesollicitatiegesprek, in december 1997, meteen ook het laatste. CMGbood haar meteen een contract aan -ondanks haar achtergrond- enzodoende kon Vlek zich de geplande sollicitatiegesprekken met PinkElephant en Cap Gemini besparen.

Voor de vestiging CMG Woerden werkt ze als software-tester bijeen pensioenfonds. Ze is nu erg gelukkig met haar werk -heeft erzelfs al een huis van kunnen kopen-, "maar", zegt ze: "stiekem zouik ooit nog wel willen promoveren."

Er heersen heel wat vooroordelen over het werken in de IT. Zozouden werkweken van zestig uur eerder regel dan uitzondering zijn.Dit gaat gelukkig niet op voor de drie alumni. Van te grotewerkdruk is geen sprake vinden ze. Er wordt weliswaar nogal eensovergewerkt, maar het blijken vooral de over-ambitieuzeIT-'managers' te zijn die zich over de kop werken.

Een andere cliché: de IT'er snapt eigenlijk maar weinig vanzijn of haar eigen werk. De kennis van de hardware ontbreekt, menwordt meestal getraind in maar één software-programma envan programmeren hebben ze al helem''l geen kaas gegeten.

Lodewijk had al heel wat jaartjes zitten spelen achter zijn pc,maar Annemarieke bijvoorbeeld had op haar eerste werkdag amperkennis van de HTML-programmeertaal waarin ze nu dagelijks deInternetpagina's bijwerkt. Annemieke werd in haar eerste jaarletterlijk omgeschoold; ook nu nog besteedt ze een groot deel vanhaar tijd aan het volgen van cursussen en opleidingen.

Het laatste lijkt nu de belangrijkste troef die depersoneelzoekende IT-bedrijven uitspelen. Naast de lease-auto's enbonussen worden vooral trainingen en cursussen aangeboden. BijOrdina heet dat 'een individueel ontwikkelingsplan' bij Cap Geminiben je 'Master of your own Destiny', Pink Elephant garandeert een'up-to-date- development programma'. Zo spelen ze soepel in op hetblijkbaar verminderende materialisme van de academicus.

Beslisser

Terecht? Annemieke vindt de centen in ieder gevalnietdoorslaggevend: "Geef mij een fantastische baan voor duizend guldenminder en ik ben weg. Dat autootje vind ik wel lekker, maar nietzo'n must als mijn mannelijke collega's, die de eerste paar maandenbij CMG over niets anders konden praten", aldus Annemieke.

Lodewijk vond op de ochtend van zijn eerste werkdag de sleutelsvan een gloednieuwe Golf op zijn deurmat en de auto zelf, glimmenden wel, voor de deur. Maar ook hij vindt de materiëlevoordelen van zijn baan van minder belang dan zijn persoonlijkeontwikkeling. "Tot nu toe voel ik me elke dag sterker. En dat iswat ik het allerbelangrijkste vind."

Vooral kleinere bedrijven lijken minder fideel in het uitdelenvan materiële en niet-materiële extra's.'Net-Integrators' mag dan bijvoorbeeld wel een hecht team in degroei zijn, voor Annemarieke bleek de kleine omvang niet alleenvoordelen te hebben. "Mijn cursussen moet ik, als ik mijn contractopzeg, deels terugbetalen. Dat is een van de keerzijden van dearbeidsvoorwaarden. Ik heb wel een laptopje hoor!" Dat laptopjehebben de andere twee -geen van drieën hebben ze overigens eenmobiele telefoon van de zaak- ook. En ze verdienen ook aanzienlijkmeer dan Annemarieke, maar de laatste benadrukt ook de positievekanten van de kleinschaligheid: "Ik heb dan weer veelzelfstandigheid: ik mag mijn eigen cursussen uitkiezen en, wanneerik wil, thuis studeren."

Of ze nu iets aan hun studie hebben? Vrouwenstudies bleek opAnnemarieke een vergaande invloed te hebben gehad. "Ik ben echtsúper-kritisch! Tijdens de studie werd je geleerd om elketekst drie keer te herlezen en om te draaien, op zoek naarverborgen betekenissen. Nu merk ik dat ik dat ook toepas in deomgang met onze techneuten: ik neem nooit iets zomaar van ze aan enbeslis zelfstandig over de waarde van hun adviezen."

Lodewijk geeft grif toe dat hij nu niets ("maar dan ook niets!")doet met al zijn juridisch-economische kennis. Dit in tegenstellingtot Annemieke: "Als sociaal-economische historica weet ik veel vanhet ontstaan van semi-overheidsinstellingen zoals pensioenfondsen.Het pensioenfonds voor de metaalsector, waar ik nu werk, wordt overeen paar jaar geprivatiseerd. Dat betekent dat er ineensconcurrenten zullen opduiken, met alle dramatische gevolgen vandien. Vanuit mijn opgedane kennis kan ik aardig voorspellen hoezo'n proces zal lopen. Ik zie the big picture."

Geen van drieën verwachten ze het werk tot in lengte vandagen voort te zetten, maar op dit moment hebben ze er in iedergeval al een boel van geleerd. "Ik bleek veel minder directief,veel minder een beslisser dan ik tijdens mijn studie dacht"ontdekte Annemarieke. Annemieke vult aan: "Ik stapte in dezeonbekende wereld en kwam erachter: ik red het wel! Waar danook!"

Een gezamenlijke boodschap aan alle potentiële IT-ers?Gedrieën zijn ze het er over eens dat vooral geduld een schonezaak is. "Al die beginners zijn zo ongeduldig. Vooral mannen denkente veel in carrière-termen, in plaats van zich eerst in hetwerk zelf te verdiepen." Lodewijk gebruikt liever een metafoor: "Jedenkt dat je al kan zwemmen, maar feitelijk drijf je alleen nogmaar. Terwijl je eigenlijk het liefst meteen wil duiken! Eerstterug naar de kant en leren zwemmen."

Nathan Vos

Calimero-effect in Duits-Nederlandse betrekkingen belangrijker dan oorlog

Calimero-effect in Duits-Nederlandse betrekkingen belangrijkerdan oorlog

Het onderzoek dat bijzonder hoogleraar en universitairhoofddocent Friso Wielenga voor Van vijand tot bondgenootverrichtte voltrok zich in een periode waarin de onderlingeirritaties tussen de zwei ungleiche Nachbarn Nederland en Duitslandaanvankelijk aan de orde van de dag waren. In 1993 werden door hetInstituut Clingendael resultaten gepubliceerd van een onderzoeknaar het Duitsland-beeld van Nederlandse jongeren. Uit de cijfersbleek dat de jeugd zeer negatief stond tegenover Duitsland en deDuitsers. In hetzelfde jaar demonstreerden 1,2 miljoen Nederlandershun morele superioriteit door met een 'Ik ben woedend'-ansichtkaartte reageren op de aanslagen op asielzoekers in Solingen. Even laterwerd de nationale trots Fokker overgenomen door de Duitseindustriële grootmacht DASA en werd de kandidatuur van RuudLubbers voor het voorzitterschap van de Europese Commissiegeblokkeerd door de Duitse zwaargewicht Helmut Kohl.

De wrijvingen leidden toentertijd tot een ongekende opleving vande academische en publieke debatten over de verhouding tussenNederland en Duitsland. Algemene tendens in de bespiegelingen wasdat in Nederland een persistent anti-Duitsland-gevoel heerste.Wielenga weigerde echter "mee te huilen met de wolven in het bos".In zijn boek dat een verdere uitwerking is van het in 1989voltooide proefschrift over de Duits-Nederlandse betrekkingentussen 1949 en 1955 verzet de historicus, die per 1 september isbenoemd tot hoogleraar-directeur van het Centrum voorDuitslandstudies in Nijmegen, zich tegen het beeld van een al teproblematische buurrelatie.

Overwinnaar

Wielenga onderscheidt verschillende fases en niveaus in denormalisatie van onderlinge betrekkingen na 1945. De economischerelaties werden met steun van de publieke opinie al vrij snelhersteld. En toen de herbewapening van Duitsland in de jarenvijftig aan deorde kwam, was Nederland zelfs een van de eerstepleitbezorgers. De gevoelde noodzaak van een krachtige westersedefensie maakte dat Nederland zich neerlegde bij de "psychologischmoeilijke stap" om voormalige Wehrmachtofficieren in deEuro-Atlantische defensie op te nemen en Duitse soldaten opNederlands grondgebied te legeren. "Het verstand zegevierde wanneerde vitale belangen van Nederland in het geding waren", aldusWielenga.

Op een ander niveau, te weten de bilaterale Wiedergutmachung,verliepen de contacten in de eerste decennia na de oorlog veelmoeizamer. Bij zaken als grenscorrecties en restitutievraagstukkenbleek Nederland een zeer volhardende en lastigeonderhandelingspartner. Van Duitsland werd een schuldbewustehouding verwacht. De Duitsers zagen de Nederlandse vasthoudendheidbij een verdergaande westerse samenwerking echter als eenanachronisme. Wielenga: "Voor Nederland was de oorlog pas tien jaargeleden, voor de Duitsers was het àl tien jaar." Het verleiddeminister van Buitenlandse Zaken Luns ooit tot een uitval naar zijnDuitse gesprekspartner. "Wij zijn de overwinnaar. Was denken Sie."Het moeizame proces werd uiteindelijk in 1960 afgesloten met deondertekening van een akkoord tegen wil en dank. Deze'Generalbereinigung' zou drie jaar later worden geratificeerd. Debilaterale verhoudingen werden echter pas geheel genormaliseerdtoen Gustav Heinemann in 1969 als eerste Duitse bondspresidentNederland bezocht.

George

Het laatste gedeelte van Wielenga's boek staat in het teken vanwat de psychologische normalisering genoemd mag worden. Degeestelijke acceptatie van Duitsland als normale staat verliepvolgens Wielenga "veel grilliger en met meer golfbewegingen" dan deeconomische- en veiligheidspolitieke acceptatie. Perioden van groteonderlinge gevoeligheden zoals in het begin van de jaren negentigzijn er eerder geweest. De jaren zestig kenmerkten zichbijvoorbeeld door enkele uitbarstingen van antagonismen. Vooralrondom het huwelijk van Beatrix en Claus was er de nodige ophef.Wielenga stuitte tijdens zijn archiefonderzoek op beraadslagingenvan het kabinet Cals waaruit bleek dat het Koninklijk Huis gevraagdzou worden Prins Claus om te dopen tot prins George. Een'ontduitste' Claus zou voor de bevolking gemakkelijker teaccepteren zijn, zo was de gedachte. De vondst, een detail in hetboek, bezorgde Wielenga's boek behoorlijk wat voorpubliciteit.

Vooral na de Machtswechsel in 1969 toen met kanselier Brandt'een goede Duitser' aan het roer kwam werden de verhoudingen tussenNederland enDuitsland aanmerkelijk hartelijker. Gevoelighedenleefden echter keer op keer weer op. Vooral aan de linkerzijde vanhet politieke spectrum werd geprotesteerd ten tijde van het hardeDuitse anti-terreurbeleid eind jaren zeventig. En ook de groteherdenkingen van de jaren tachtig gaven aanleiding tot pijnlijkeaanvaringen.

Wielenga vertolkt de mening dat nieuwe spanningen veel mindermet de oorlog te maken hebben dan vaak wordt gedacht. "Wij zijngeneigd alles daartoe te herleiden, onvoldoende beseffend dat hetin veel gevallen gaat om structureel geprogrammeerdetegenstellingen." De hoogleraar denkt bijvoorbeeld dat een grootaantal problemen voortkomt uit een Nederlands 'Calimero-effect'.Duitsland is groot en Nederland is klein. Dat zorgt enerzijds vooreen afhankelijkheidsrelatie. Aan de andere kant is in de zoektochtnaar een eigen identiteit een grote buur om zich tegen af te zettenvan belang.

Volgens de bijzonder hoogleraar waren er ook in hetproblematische begin van de jaren negentig voldoende elementen dieer op wezen dat er niet alleen sprake was van anti-Duitsegevoelens. Nederland had zich bijvoorbeeld niet net als de Brittenen Fransen tegen de Duitse eenwording gekeerd, zoals vaak werdverondersteld. Het ministerie van Buitenlandse Zaken nam eerder eennuchtere en zakelijke houding aan. Dat desondanks het beeld bestondvan een wantrouwig Nederland is volgens Wielenga vooral te wijtenaan minister-president Lubbers die zich bij verschillendegelegenheden hoogst ongelukkig uitte. Ook demonstreert dehoogleraar door middel van verschillende opinie-onderzoeken dat deNederlander in vergelijking met andere Europeanen een grootvertrouwen had in het nieuwe Duitsland. "Associaties met een VierdeRijk waren incidenteel en vormden zeker niet de grondteneur."

Ophef

Wielenga hoedt zich er nadrukkelijk voor de Tweede Wereldoorlogvan tafel te vegen of de betekenis ervan te ontkennen. Toch denkthij dat ook zonder de Tweede Wereldoorlog structureletegenstellingen bepalend zouden zijn geweest voor de relatie tussende twee landen. De hoogleraar: "De oorlog wordt vaak gebruikt ombepaalde gevoelens op te roepen. Maar ik zou de spanningen dieoptreden graag willen ont-dramatiseren. We zouden moeten beseffendat het ook een beetje hoort bij een normale bilaterale relatie."Zo zet Wielenga "de hele ophef" over het voetbal ook in het juisteperspectief. "Op het veld is de tegenstelling groot-kleinverdwenen: met elf tegen elf kan Nederland net zo goed winnen alsDuitsland. Als dat gebeurt geeft dat Nederland hetzeldzamegeluksgevoel de grote machtige buur te hebben afgetroefd."

Volgens Wielenga mag er zeker na 1995 -het jaar waarin HelmutKohl een succesvol staatsbezoek aan Nederland aflegde- ook op hetpsychologische niveau van een normale buurrelatie worden gesproken.Daarmee trekt hij een andere conclusie dan bijzonder hoogleraarDuits-Nederlandse betrekkingen Henk Dekker die vorige week in hetU-blad sprak van een socialisatie van anti-Duitse gevoelens."Natuurlijk vindt er een overlevering van clichébeeldenplaats, maar ik onderscheid toch geen hardnekkig anti-Duitsvooroordeel dat voortdurend wordt overgedragen binnen gezinnen, opscholen of in de media. Ook de onderzoeken onder de jeugd na 1993wijzen daar niet op."

Wielenga vermoedt dat de verwikkelingen uit het begin van dejaren negentig een louterende en heilzame werking hebben gehad.Vooral in linkse kringen was het voorheen bon-ton om op badinerendewijze over Duitsland te spreken. Het lijkt er volgens de bijzonderhoogleraar op dat links-denkenden zich na deClingendael-enquête de vraag hebben gesteld in hoeverre zijschuld dragen aan het beeld dat jongeren hadden van Duitsland. "Indie periode is naar mijn gevoel een besef doorgedrongen dat datbeeld niet strookte met de Duitse werkelijkheid. Bovendien was hetin het kader van de Europese integratie van groot belang deversleten beelden los te laten."

Xander Bronkhorst

Friso Wielenga: Van vijand tot bondgenoot.Nederland en Duitsland na 1945, Uitgeverij BoomAmsterdam

ISBN 90 5352 386 3