Achtergrond

`Waar ik loop, maakt me niet uit'

Dedel, die al sinds 1967 bij de dienst werkt, heeft overal inNederland wel eens gelopen en doet dit jaar voor de 29ste keer meeaan de Nijmeegse Vierdaagse. "Vroeger vier maal vijftig, maar sindstwee jaar vier maal veertig" relativeert hij. "Ik zit de hele weekbinnen, het wandelen ontspant me. Ik geniet van de mensen en denatuur", aldus de 52-jarige, visueel gehandicapte, beheerder vanpersoneelsdossiers. Maar niet alleen in Nederland kon hij in hetrode wandelboekje zijn gelopen kilometers laten registeren. Zijnmooiste herinneringen bewaart hij aan zijn tochten door Japan enNieuw Zeeland: "Nieuw Zeeland bestaat uit twee grote eilanden. Opde een is het altijd herfst en op de andere heerst een subtropischklimaat. Het mooiste waren de bergen, bossen, kraters enwarmwaterbronnen. In Japan zag ik overal tempels enBoeddhabeeldjes."

Wat neemt hij mee in z'n plunjezak? "Een regenjack, een petje eneen lunchpakket met boterhammen met kaas en vlees." Hij kan dewandelende U-bladlezer helaas niet al te veel bruikbare tips geven,behalve het dragen van goed schoeisel en het drinken van voldoendevocht. Dedel, volgens zijn collega bestaat er "geen hardwerkenderfiguur", vierde in mei 1985 zijn 40.000ste kilometer in Utrecht.Daarvoor kreeg hij toen naar eigen zeggen een klein bekertje enstripboeken. Dat zit er op de 19de niet in: "Het is te duurgeworden, ze geven nu een petje." De 100.000 kilometer wil hij ooknog halen ("maakt me niet uit waar").

Door zijn handicap kan Constant Dedel geen bergwandelingen meermaken, maar dat ontmoedigt hem allerminst. Hij is niet voor niets`Centurion' (de Engelse titel voor iemand die binnen 24 uur100 mijlheeft gewandeld) en `International Master Walker' (als er in zevenEuropese landen én Japan is gewandeld). Zijn grootsteprestatie? Twee keer op en neer van Nijmegen naar Rotterdam.Non-stop, wel te verstaan: "dag en nacht, 160 kilometer."

Zijn collega's bij Archief en Registratuur zullen Constant zijn80.000ste kilometer niet zomaar laten lopen. In 1985 werd hij alverrast met een versierde deur en zorgvuldig getekende voetstappenin de richting van zijn bureau, dus dit jaar zullen ze nog ietsspectaculairders uit de kast moeten trekken. Dat hebben ze er graagvoor over: "Constant hoort bij hetmeubilair, hij doet dit werk alzo lang." Bovendien schijnt Constant Dedel er nòg eenopmerkelijke vaardigheid op na te houden: hij kan iedereen, navermelding van de geboortedatum, zonder aarzeling de geboortedagvertellen! Een onderhoudende wandelaar, en dat al ruim dertig jaaren twee keer de wereld rond.

Nathan Vos

Wie zijn hier de managers?

De faculteit Letteren nam dit voorjaar een uniekbesluit. Schoevers Bedrijfsopleidingen werd gevraagd voor allevijftig facultaire secretaresses een opleidingstraject teontwikkelen. Binnenkort loopt het project ten einde. Eenterugblik.

Was het na de basiskwalificaties voor wetenschappelijk personeelgeen tijd om ook kwaliteitseisen te stellen aan het ondersteunend-en beheerspersoneel. Dat was de overweging die directeur P.Schelleman van de faculteit Letteren had gemaakt voordat hijSchoevers Bedrijfsopleidingen vorig jaar vroeg een zogeheten `quickscan' bij de secretariaten van de faculteit uit te voeren. Door devoortschrijdende professionalisering van de faculteit zijn dekwaliteitseisen voor secretariaten strenger geworden, volgens dedirecteur. "Op sommige plaatsen hoorde ik hier nog steeds mensen detelefoon opnemen met een `met Marie' of `met Jannie'."

Het onderzoek van Schoevers Bedrijfsopleidingen wees uit dattussen secretariaten en leiding een duidelijk vacuüm ligt.Voor veel medewerkers een weinig opzienbarende conclusie. "Sommigewetenschappers komen af en toe met een klus, anderen bedenken nieteens dat ze mij zouden kunnen vragen", zegt Antoinette Bolt,secretaresse bij het opleidingsinstituut Nederlands. "Ik weet nietof ik nu initiatieven moet nemen om dat te veranderen, het lijktalsof wetenschappelijk medewerkers wel tevreden zijn met de gangvan zaken."

Volgens de adviesorganisatie diende een visie te wordengeformuleerd op wat nu eigenlijk werd verwacht van het secretariaaten wat het secretariaat zelf als taken zag. In samenspraak met defaculteit werd besloten een ontwikkelingstraject samen te stellen.Middels drie visiebijeenkomsten met daaraan gekoppeld drietrainingssessies van twee dagen moest volgens Schelleman "eengrotere bewustwording in de organisatie" teweeg worden gebracht. Defaculteit stelde maximaal twee ton beschikbaar voor het totaletraject.

Onder de vijftig secretaresses van de faculteit werd hetinitiatief met gemengde gevoelens ontvangen. Er was over hetalgemeen waardering voor de aandacht voor de secretariëlewerkzaamheden. Problematischerwas het 'verplichte' karakter. Eenmailtje waarin niet deelnemen gelijk werd gesteld aan het verliesvan alle carrièreperspectieven zette in een van deonderzoekinstituten behoorlijk wat kwaad bloed. DirecteurSchelleman vindt echter dat deelname van alle secretaresses eenvereiste was voor het welslagen van het traject. "Het gaat om eengroepsproces. Ik vind niet dat iemand zich daar uit eigenbelang aanmag onttrekken." De directeur benadrukt bovendien dat deelnemersschadeloos zijn gesteld voor kinderopvang en dat extra werkurenzijn uitbetaald.

Uitgangspunt van het traject was een zelf-assessment die iederesecretaresse had geschreven. Aan de hand daarvan werd eenpersoonlijk opleidingsplan (POP) geformuleerd. Die exercitie bleekbij sommige deelneemsters verkeerde verwachtingen te hebbengecreëerd. "Iedereen wilde praktische cursussen gaan doen dievoor hun eigen functie van pas kwamen, `Engels aan de telefoon'bijvoorbeeld", zegt Elise van Nederveen, secretaresse bij hetOnderzoekinstituut Geschiedenis en Cultuur. "De faculteit enSchoevers wilde echter in de eerste plaats eens op een rijtjehebben wat die functie zou moeten inhouden en welke kwaliteitseisendaarbij hoorden. Dat botste."

Schelleman erkent dat de doelstellingen van het project beterovergebracht hadden moeten worden. "Velen hadden het gevoel dat hetover hun hoofden werd uitgestrooid." Tijdens de eerstevisiebijeenkomst werd dat gevoel nog eens bevestigd. Zo liet eengroot aantal van de uitgenodigde directeuren van de opleidings- enonderzoeksinstituten het afweten. Bovendien sloeg de cursusleidingvan Schoevers Bedrijfsopleidingen een geheel verkeerde toon aan.Van Nederveen: "Alleen dat woord `manager' al. Dat past niet bij deuniversiteit. Wie is hier die 'manager' vroeg het wp zich af? Datbleken ze dus zelf te zijn." Ook het feit dat veel secretaressesbij de faculteit een academische opleiding hebben was Schoeversvreemd. Opnieuw steekt Schelleman de hand in eigen boezem. "Wehadden de externe organisatie nog beter moeten bijpraten over onzeweinig hiërarchische cultuur. Bovendien hadden we de deelnamevan de directeuren minder vrijblijvend moeten laten."

Directeur Schelleman verzekert dat de meeste plooien inmiddelsaardig zijn rechtgestreken. Als pionier op dit gebied stelt hij"niet anders verwacht" te hebben dan leergeld te moeten betalen."Maar als je jezelf strengere kwaliteitseisen wilt opleggen, moetje ergens beginnen. En secretariële ondersteuning wordt bijeen professionele werkwijze nu eenmaal steeds belangrijker."

De secretaresses Bolt en Van Nederveen hebben uiteenlopendeoordelen over de relevantie van de verschillende onderdelen van hetgevolgde programma. Beiden denken dat het Schoevers-projectwaarschijnlijk vooral een opstap zal zijn tot de gewenste visie."Wat nu de taken en de werkwijze van de secretaresse moet zijn, zalde faculteit zelf moeten bepalen", zegt Bolt. "Misschien dat er danook een echte functieomschrijving kan komen, want die heb ik nognooit gezien."

XB

Relaties in studentenhuizen



Joke van der Glas




Addy en Mendely

'Als ik in de kamer ging zitten, deed jij dat ook'

Addy van Dijken (26) en Mendely van der Sanden (25)wonen allebei in een studentenhuis met 13 andere huisgenoten op hetIBB. Hij is onderzoeker in opleiding bij de faculteit Scheikunde,zij is studente diergeneeskunde. Addy en Mendely hebben zes jaareen relatie. Haar kamer is nu de woonkamer. In zijn kamer slapenze.

"Wat mij betreft is het een serieuze relatie", zegt Addy. "Voormij ook hoor", roept Mendely daar meteen achteraan. "Tijdens mijnhospiteeravond vond ik haar meteen al leuk", vertelt Addy. Mendely:"Ik vond jou niet onaardig. Maar het was bij mij niet meteenzwijmel-zwijmel."

Het duurde een aantal maanden voordat er romantische gevoelensontstonden. "We hebben hier in huis een gemeenschappelijke ruimtewaar we altijd zaten met een groepje mensen. Op een gegeven momentvond ik haar wel heel erg leuk", zegt Addy. Mendely:

"Dat had ik ook, maar ik vond het idee van een etage-relatiegecompliceerd. Als het niet goed zou gaan, dan moest éénvan ons verhuizen."

Addy: "Dat maakt dat je wat terughoudender wordt. Je gaat geenversiertrucs toepassen. Stel je voor, dat je iemand allerleivoorstellen gaat doen terwijl je niet weet of ze je wel leuk vindt.Daarmee moet je dan verder leven, terwijl je elkaar dag en nachttegenkomt. Als zoietsgebeurt met iemand in het café is hetniet erg. Die zie je toch nooit meer."

Mendely: "Ik wist wel dat jij me leuk vond. Als ik in de kamerging zitten, deed jij dat ook." Uiteindelijk gebeurde hetonvermijdelijke. "Het was in de zomer. De vaste kern zat in dewoonkamer. Een paar mensen gingen uit en zo bleven wij met z'ntweeën achter", vertelt Mendely. "En op een gegeven momentlagen we tegen elkaar aan TV te kijken. De volgende dag vroeg jijaan mij: 'Hebben we nou wat of niet'?"

De huisgenoten vonden de relatie prima.

Addy: "Veel huisgenoten hadden zoiets van: 'Hé, hé.Dat heeft lang geduurd.' Er veranderde eigenlijk niet eens zoveelvoor ze. "We hadden niet meteen zo'n relatie waarin we altijd bijelkaar zaten. We waren ook niet klef." Mendely: "Volgens mij vondenze het wel leuk. Op een gegeven moment sleepten we met kussens endekbedden heen en weer. Dat vonden ze wel komisch. Nu wonen er nogtwee huisgenoten van toen op deze etage. Voor degenen die hierlater zijn komen wonen, waren we gewoon een stelletje."

De voordelen van een huisrelatie sommen ze zo op."Het isgemakkelijker om een relatie te hebben met iemand uit je huis. Jeweet dat je elkaar wel ziet, dus je doet het rustiger aan. En jeleert elkaar snel kennen", vindt Mendely.

Addy: "Je ziet vaak dat twee mensen die de hele dag bij elkaarzitten iets met elkaar krijgen. Mensen die de hele dag met elkaarwerken bijvoorbeeld." Mendely: "Bij diergeneeskunde zie je dat ookvaak."

Addy: "Als je niet elke avond gaat stappen, leer je niet veelmensen kennen. Ik ging ook nog eens veel met jongens om. Hier inhuis woonde ik ineens met veertien mensen waarvan de helft eenmeisje was. De kans dat er een leuk iemand tussen zit, wordt dangroter."

Het stelletje blijft voorlopig nog in het studentenhuis. "Westoren ons niet aan onze huisgenoten", zegt Addy. "Alle mensen diehier wonen vind ik leuk. Maar op een gegeven moment wil je toch watprivacy." Addy en Mendely willen graag samenwonen in een eigenhuisje. "Er is niks te vinden in Utrecht. Daarom hebben weuiteindelijk besloten dat we op IBB blijven wonen zolang we allebeinog in Utrecht werken of studeren. Daarna hangt het er vanaf waarwe terecht komen, maar we gaan in ieder geval samenwonen."

En wat vinden de huisgenoten?

Er zijn nog twee mensen over in huis die Addy en Mendely kendenvoordat ze een stel waren. De anderen zijn er allemaal later komenwonen. "We hebben net een grote leegloop gehad hier inhuis", zegtBastiaan de Wit. "Eens in de zovel tijd verhuist er een aantalmensen en komen er weer nieuwe voor in de plaats." Zijn huisgenotePamela Wieping, studente sociologie: "Maar Addy en Mendelyoverleven iedereen."

De huisgenoten zeggen dat ze al maanden in het huis woondenvoordat ze door hadden dat Addy en Mendely een stel zijn. Ook Siccode Ruijsscher, student geschiedenis, schudt met zijn hoofd: "Zehebben het nooit vertelt en het viel ook niet zo op." Pamela: "Zezitten niet de hele tijd aan elkaar." Sicco onderbreekt zijnhuisgenote: "Ook al waren ze klef, bij hen zou ik daar geenproblemen mee hebben. Ze zijn allebei heel neutraal en passen zichaan, aan de jongere generatie in huis." Bastiaan: "Het is wat datbetreft een saai stelletje."

Alledrie de huisgenoten vinden het prima dat er een stel bij henin huis woont. "We zijn al niet zo'n hecht huis. Er is een groepvan zeven à acht personen die wel eens dingen doen. Maar hethele huis is niet echt een groep, dus zijn zij ook niet bedreigendofzo."

De studenten vinden Addy en Mendely een leuk stel. "Ze hebbentotaal verschillende persoonlijkheden: ze houden allebei van anderemuziek en andere films. Addy houdt van hiphop en horror; Medelyniet. Maar door die verschillen passen ze ook weer goed bijelkaar", vertelt Sicco.

Zouden ze zelf een relatie beginnen met iemand uit huis?Bastiaan: "In dit huis heeft bijna iedereen al een relatie metiemand van buiten. Bij een vriend van mij is het misgegaan. Hij wasverliefd op een huisgenote en zij vond hem niet leuk. Toen datbekend werd in huis, onstond er een aantal kampen tegen hem."

Pamela vindt het wel logisch dat er relaties ontstaan in huizen:"Je leeft dicht op elkaar en je kan elkaar op een veilige manierleren kennen." Het lijkt Sicco juist weer moeilijker om de eerstestap te zetten: "Als het misgaat, is de sfeer goed verpest."


Socioloog Henk Flap:

'Het ontstaan van relaties gaat vrij langzaam'

Dr. Henk Flap is socioloog bij de faculteit socialewetenschappen en gespecialiseerd in onderzoeken naar de betekenisvan sociale netwerken in het leven van mensen. "Studenten zijn eenmooie onderzoeksgroep", vindt hij. "Als ze net in een nieuwe stad,een nieuwe leefomgeving worden geplaatst, verandert hun netwerkook. Het is dan interessant om te bekijken wat die oude netwerkennog waard zijn en hoe de nieuwe ontstaan."

"Als mensen zelf mogen bepalen wie er in eenstudentenhuis komtte wonen, loopt dat vaak via netwerken. Mensen vragen eenstudiegenoot of een vriend als er een kamer vrijkomt. Als je iemandin huis haalt wil je weten of iemand z'n huur wel betaalt, of hijof zij niet steelt en of hij of zij wel schoonmaakt. Het isveiliger om iemand te vragen die je kent.

"Of je in plukjes het huis binnenkomt of alléén isbelangrijk. Als je alleen binnenkomt zitten de levens van de anderemensen al vol met andere mensen. Ze hebben dan vermoedelijk minderbehoefte aan een relatie met jou. Wat helpt om mensen te binden ishet gevoel 'Wij samen tegen de rest van de wereld'. Isolatie is eengoeie: zet een studentenhuis een flink eind van de binnenstad enzorg dat er verder niets te vinden is. Ik ben in dat verband ookheel benieuwd naar wat er hier op de Cambridgelaan gaatplaatsvinden.

"Op het moment dat onbekende mensen bij elkaar gaan wonen gaathet ontstaan van relaties vrij langzaam. De Groningse onderzoekerG. van de Bunt heeft studenten in de eerste dertien weken van hunstudie onderzocht. Hoe snel men vriendschappen sloot metmedestudenten. Hij dacht dat het vormen van relaties vrij snel zougaan, maar er gebeurde de eerste tijd niets.

"In een studentenhuis zijn het hele triviale dingen dievriendschappen doen ontstaan. Daar zijn verschillende onderzoekenover bekend. Wat onder andere geldt voor een studentenhuis is degemeenschappelijke toekomst. Als het huis een doorgangshuis is waariedereen snel weer weg is, zullen er niet veel banden ontstaan.Maar als je denkt dat je lang met elkaar te maken gaat hebben zetje je meer in.

"Huisvriendschappen hangen tevens af van de alternatieven. Veelmensen hebben tegenwoordig drie levens: het leven bij hun oudersthuis, hun bijbaantje en het leven in de studentenstad. Hetministerie van onderwijs heeft zo ook invloed op de relaties onderhuisgenoten. Door de weekend OV-jaarkaart blijven er minderstudenten tijdens het weekend in hun studentenhuis.

"Een sociale leider, een gangmaker, in de groep speelt ook eenbelangrijke rol: iemand die dingen organiseert voor het algemenebelang, zoals feesten of een grote schoonmaak. Dan krijgt iedereende kans om een relatie te krijgen met elkaar. Als er geen leideris, gaat iedereen zitten wachten. Ook al willen ze wel, er zal nietsnel iets gebeuren. Een gemeenschappelijke ruimte is daarbijcruciaal: als je elkaar niet ontmoet, krijg je ook geen relatie.Dat is beschreven in het onderzoek van de socioloog P. Blau: 'Youcan't marry an eskimo if no eskimo is around.'

"In studentenhuizen zijn plaatsen als een gemeenschapelijkeruimte, keuken en trap belangrijk. Je moet een plek hebben waar jeelkaar meer dan vluchtig en herhaaldelijk kan treffen. Als je bijde uitgang woont ofbij een trap heb je meer kans om mensen teontmoeten. In een dorp werkt dat net zo: niets is zo isolerend alsfysieke afstand. Als je in een doodlopende straat woont, ontmoet jeweinig mensen. Fysieke nabijheid creëert contacten. Iedereenkent wel de postbode of de kroegbaas uit het dorp.

"Ik vind het kapitaal-idee van P. Bourdieu en J. Coleman ook vantoepassing op studentenhuizen: mensen gaan met elkaar om als zeiets voor elkaar kunnen betekenen. Iemand in huis met eenwasmachine, een auto of gewoon iemand die ouder is en de weg weet.Als jij veel kwaliteiten hebt komen er meer mensen naar jou toe.Gezelligheid is ook een kwaliteit, het zit in duizend kleinedingen, zoals geld uitlenen of de telefoon aannemen voor iemandanders.

"En tenslotte: studenten bevinden zich in gelijkeomstandigheden, ze maken dezelfde dingen mee. Dat bindt hennatuurlijk. Ze hebben niet alleen gelijke belangen, ze hebben ookdezelfde gespreksonderwerpen. Mensen worden altijd aangetrokkendoor gelijken. Er zullen dus altijd wel vriendschappen of relatiesontstaan in een studentenhuis."


Klinisch-psycholoog Lex van Naerssen:

'Overal waar mensen bij elkaar zijn gaan ze met elkaar naarbed'

Dr. Lex van Naerssen is klinisch psycholoog aan defaculteit Sociale wetenschappen: "Een koppel deelt samenactiviteiten die ze niet met anderen doen. Hun relatie met elkaaris sterker dan die met huisgenoten. Voor een studentenhuis is eenstel wat dat betreft niet goed." Maar als het er dan tóch vankomt, dan gaat het meestal wel goed, vindt hij.

"Overal waar mensen zijn ontstaan relaties. Als je het in demeest fundamentele zin benoemd is het een verhouding hebben metiemand. Huisgenoten hebben in die zin altijd een relatie metelkaar.

"Een studentenhuis is een organisatie van mensen die een relatiemet elkaar hebben, alleen al om het feit dat ze bepaalde dingenmoeten delen zoals een douche en een keuken. De studenten in eenhuis zitten in een netwerk, maar de intensiteit van die relatiesbepalen ze zelf. De organisatie in een studentenhuis is heel kleinmaar er gelden, net zoals in iedere organisatie, bepaaldeafspraken. Dit stelsel van formele en informele afspraken moet jemaken om samen te kunnen leven. Op een gegeven moment ontstaan ercoalities. Eerst zie je dat ieder voor zichleeft in zo'n huis, maardoordat je in zo'n huis gedwongen bent om samen dingen te doen ente regelen, ontstaat er nabijheid en ontstaan er praktische enemotionele coalities.

"Het hele idee is: al te intieme relaties verstoren degroepscohesie. Hoe hechter twee mensen zijn, hoe verstorender zezijn voor de groep. Hoe dichter bij elkaar, hoe verder van deanderen. Het kleinste netwerk is een stelletje, en dat is niet goedvoor de cohesie in een huis. Daarom zullen de meesten ookbuitenshuis op zoek gaan naar een partner. Maar als er toch eenstel in een huis ontstaat, zal het in het gros van de gevallen welgoed gaan. De mens is nu eenmaal een primaat. Alle primaten zijngroepsdieren en die maken het eigenbelang ondergeschikt aan hetgroepsbelang. De individualisering van tegenwoordig is een mythe,mensen zijn geen individu, in elk geval niet primair.

"In een netwerk ontstaan altijd relaties. In kostscholen,gevangenissen, op vakantiekampen... overal waar mensen bij elkaarzijn gaan ze met elkaar naar bed. Vooral bij jonge mensen zie jedat gebeuren. En tegenwoordig heb je veel gemengde huizen, dus dekans op die relaties wordt ook groter. Dit lijkt mij geen genoegen,maar ik ben van een andere generatie."


Ester en Judith

'Ik vond haar mooi en had de behoefte haar aan te raken'

Esther Braakman (24) en Judith van der Leer (27)hebben elkaar ontmoet in een studentenhuis, nu wonen ze samen indatzelfde huis. Ze zijn allebei inmiddels afgestudeerd en werken:Esther als pedagogisch medewerker in een instelling voor moeilijkopvoedbare kinderen en Judith als grafisch medewerker bij eenreclamebureau. De meiden hebben vijf jaar een relatie. "We zeggenook altijd tegen mensen: we hebben 5 jaar wat, maar we wonen eenhalf jaar langer samen."

Esther: "Ik ging op mijn 18e op kamers. Eerst heb ik een tijdrondgekeken in studentenhuizen, maar dat vonden mijn ouders niks.Toen heeft mijn vader dit huis gekocht." Twee jaar later kwamJudith in het huis terecht."We hadden meteen dezelfde interesses,binnen een week vonden we mekaar leuk. We zaten altijd samen teeten, films te kijken en te kletsten tot diep in de nacht. Dat jaarvan mijn studie heb ik ook niet gehaald", vertelt Esther.

Judith: "Zoals wij samen op de bank hingen, dat was niet alsnormale vriendinnen, maar we hadden dat niet in de gaten. We warenheel close.. Aan andere mensen erger ik me snel, niet aan Esther.Op een gegevenmoment merk je bij jezelf dat het meer danvriendschappelijk is, dat je ook verliefd bent. Ik miste haarbijvoorbeeld ontzettend als ze op vakantie was."

"Dat is hetzelfde als bij hetero-stelletjes. Op een gegevenmoment ga je gewoon anders naar iemand kijken. Ik voelde me heelerg op mijn gemak bij Judith. Ik vond haar mooi en had de behoefteom haar aan te raken. Judith wist dat ze op vrouwen viel, maar ikniet. Dat vond ik heel moeilijk en eng. Ik heb wel even tijd nodiggehad om dat uit zoeken bij mezelf."

Op een gegeven moment was daar de eerste zoen. "We moestenallebei lachen en zijn daarna naar onze kamers gegaan", verteltEsther. "Ik dacht dat het eenmalig was, maar ik vond het wel fijn."Judith: "Het gebeurde gewoon. Het groeide zo omdat we samen inéén huis woonden. Je hoeft niet achter elkaar aan telopen want je komt elkaar toch wel tegen. Het contact is een stukintiemer, je leert elkaar snel kennen. Ik ben blij dat het zo ging,dat ik haar niet hoefde te bellen voor een afspraakje ofzo. Volgensmij maakt dat het nog enger."

Judith: "Dat was wel grappig: de ouders van Esther wilden alleenmeisjes in dit huis. 'Dan krijgt ze tenminste niks met zo'nknul'."

Het werd een serieuze relatie. Hoe gingen de huisgenoten daarmee om? Esther: "We hebben het niet meteen verteld. We maakten onsniet druk om de huisgenoten, daar denk je pas later aan. We wildeneerst met z'n tweeën een basis leggen voordat we het aananderen konden vertellen. Het viel ook niet op want we dedensowieso altijd alles met elkaar. We durfden het ook niet tevertellen omdat we niet wisten hoe ze zouden reageren." Eénhuisgenote dacht eerst dat het een grap was. "Zij reageerde heelleuk. We hebben er samen heel hard om zitten lachen", zegt Esther."Toen het eenmaal bekend was, werd alles weer snel normaal."

Esther: "De situatie werd op een gegeven moment verveldend. Wewaren het zat om alles te delen en begonnen ons te irriteren aan derest. Toen zijn we eerst met z'n tweeën naar beneden verhuisd.Er kwam een splitsing tussen ons en hen. Zij trokken ook naarelkaar toe. Wij wilden eigen telefoon en een eigen voordeur: meerprivacy. Als je ruzie hebt kun je niet met de deur gooien enstampend naar boven lopen. Dat is ook niet fair voor dehuisgenoten. Er was niks mis met hen, maar zij hielden geenrekening meer met ons en wij niet meer met hen. Het was eenrottijd. Wat dat betreft hadden hier beter jongens gewoond; diezijn eerlijker tegen elkaar."

Judith: "We wilden hier weggaan en hebben gezocht naar anderewoonruimte. Uiteindelijk hebben we het huis gekocht van Esthers'ouders en zijn de anderen verhuisd. Nu wonen we hier met z'ntweeën en dat is leuk. We gaan ons huisje lekkeropknappen."


Huisvriendschappen

Al in de jaren vijftig en zestig werd er in Amerikaonderzoek gedaan naar huisvriendschappen. Uit onderzoek van sociaalpsycholoog T. Newcomb van de universiteit van Michigan blijkt datde cruciale factor voor het ontstaan van vriendschap is: dezelfdemening delen.

Newcomb onderzocht zeventien mannelijke studenten in een huis.Zij waren allemaal nieuw voor en onbekend met elkaar en mochtengratis in het huis wonen als ze bereid waren om aan het onderzoekmee te werken. Een semester lang werden de studenten individueel ofals groep geïnterviewd. De bewoners moesten hun huisgenotenindelen bij de categorie 'mogen', 'niet mogen' of 'neutraal'. In dekelder van het huis woonden permanent twee onderzoekers die debewoners ook observeerden. Het doel van het onderzoek was om hetkennismakingsproces te volgen en om te bestuderen hoevriendschappen zich ontwikkelen.

Uit Newcombs onderzoek kwam naar voren dat studenten die aldezelfde opvattingen hadden voordat ze het huis betrokken, laterbevriend raakten. Een gelijke mening over de andere medebewonersbepaalt ook wie maatjes wordt. Maar die mening over anderehuisgenoten kan ook in de loop van de tijd 'naar elkaar toegroeien': in het begin bleken huisgenoten die zich tot elkaaraangetrokken voelden het nog niet eens over de andere bewoners.Naarmate de vriendschap tussen twee huisgenoten groeide, des temeer gingen hun meningen over de anderen op elkaar lijken.

Afstand

Uit een ander Amerikaans onderzoek van het MassachusettsInstitute of Technology - door de psychologen L. Festinger en S.Schachter en de socioloog K. Back - blijkt dat ook 'afstand' eencruciale factor is bij het ontstaan van vriendschappen. Wie dichtbij elkaar woont, raakt sneller bevriend.

De drie onderzoekers bestudeerden één jaar langstudenten die een appartement in hetzelfde gebouw betrokken. Op eenverdieping waren de studenten meer betrokken met hun directebuurman dan met iemand die tien meter verderop woonde. Naast deze'fysieke' afstand bleek ook de 'functionele' afstand van belang.Mensen die een badkamer of een keuken deelden, komen hunhuisgenoten vaker tegen en dan is er meer kans opvriendschap.

'Zonder dat je het wilt wordt de ellende normaal'

De mannen werden van hun vrouwen en kinderengescheiden en moesten naar de rivier lopen. Daar gaf de commandanthet bevel tot vuren. Aan het leven van zestig Kosovaarse mannenkwam binnen enkele seconden een einde. Eén man overleefde deslachtpartij. Hij had het geluk dat hij slechts in zijn schoudergeraakt werd. Zijn neergeschoten buurmannen vielen over hem heen.Hij hield zich dood en dat is de reden dat hij zijn verhaal kannavertellen.

Vlakbij het Rosarium in Utrecht woont Auron Ce aj. Hij isvijfentwintig jaar en geboren in een klein dorpje in het zuiden vanAlbanië. Hij promoveert in Utrecht opfinancieel-commerciëel recht. Omdat Ce aj Albanees spreektwerd hij benaderd door het VN-Joegoslavië Tribunaal. Eindapril bezocht hij de vluchtelingenkampen in Tirana, waar hij alstolk de verhalen van ooggetuigen vertaalde. Bovenstaand relaas iseen van de vele trieste verhalen die hij in de kampen aanhoorde."Ik was al een jaar niet meer in Albanië geweest. Ik was heelbenieuwd hoe de sfeer daar nu was. Toen ik op het vliegveld aankwammerkte ik het meteen. Er liepen veel militairen rond, pantserwagensen tanks. Ik zag een land aan de rand van een oorlog," zegt Ceaj.

Het Tribunaal zoekt ooggetuigen die de Servische daden kunnennavertellen. "Het is moeilijk om die mensen te vinden", vertelt Ceaj, "want als je getuige bent zullen de Serviërs je niet latenleven." In de kampen hoorde ik talloze verhalen over misdaden vande MUP, de Servische (militaire) politie." Uit de verhalen van deooggetuigen viel de waarnemers een bepaald Servisch gedragspatroonop. "Het leger begint met zware artillerie een dorp te bestoken.Dat is het teken dat iedereen zich uit de voeten moet maken.Vervolgens trekt de militaire politie te voet het dorp binnen enwordt iedereen die nog aanwezig is doodgeschoten."

De Kosovaar die de hierboven beschreven massamoord overleefde,is eigenlijk nog een van de gelukkigen. De man bleek niet ernstiggewond en vond zijn vrouw en kinderen terug. "Hij vertelde dat hij,terwijl hij onder de lijken van de anderen lag, hoorde hoe deServiërs gewonde Kosovaren het genadeschot geven."

Dit verhaal bleek geen uitzondering. Een veertienjarig meisjezag met haar eigen ogen hoe zes familieleden door de plaatselijkepostbode, inmiddels gepromoveerd tot Servische politieagent,werdendoodgeschoten. "Ze raakte daarvan zo in shock, dat ze nietmeer kon bewegen. Een vriendin moest haar meeslepen, anders werd zezelf ook geëxecuteerd."

Ooggetuigen

De jonge Albanees, zoon van een docente en een journalist,hoorde veel dezelfde verhalen. "Zonder dat je het wilt, wordt hetop een gegeven moment normaal, de ellende is niet meerbuitengewoon." Niet alle ooggetuigen blijken even geschikt voor hetTribunaal. Het Tribunaal zoekt ooggetuigen die bijvoorbeelduniformen kunnen herkennen of, liever nog, personen. Zoalsbijvoorbeeld dat veertienjarige meisje. Zij kan de man die haarfamilie doodschoot nog wel herkennen. Hij kwam voorheen immersdagelijks de post rond brengen.

"Ik ben als een van de weinigen in de kampen geweest. Het isdaar echt vreselijk. Die mensen hebben helemaal niets meer. Hetlaatste geld, hun paspoort en andere dingen zijn hen afgenomen. Nuzitten ze met z'n duizenden in een kamp. Ze slapen in een tent dienog niet eens van hen is. Er is echt heel veel geld nodig om dezevluchtelingen te voeden en van medicijnen te voorzien. Devluchtelingen die in Tirana zitten zijn beter af dan hun lotgenotenaan de grens. Het grensgebied is namelijk het meestonderontwikkelde deel van Albanië."

"Ik beleef de gehele situatie in dat gebied natuurlijk op eenandere manier dan Nederlanders dat doen. Ik ben Albanees, dus ikzal het wat emotioneler beleven. Hier in Nederland ben ik veilig,dat weet ik. Maar daar zit mijn volk. Ik heb het gevoel dat ze mijnodig hebben. Ik kan niet veel doen, maar zo doe ik in ieder gevaliets.

"Ik ben erg onder de indruk van Nederland in de Kosovo-crisis.Zeker in de eerste weken van de oorlog met Kosovo merkte ik dat deNederlanders geschokt reageerden. Er kwam een inzamelingsactie voorKosovo op de televisie die ongeveer 42 miljoen gulden opbracht.Meer dan bijvoorbeeld in een groot land als Italië."

De humanitaire crisis haalt volgens Ce aj het beste in deAlbanezen naar boven. "Iedereen doet zijn best. Ondanks de zwakkeeconomie en de normaal zo grillige binnenlandse politiek doetAlbanië veel voor de gevluchte Kosovaren." Niet alleenparticulieren stellen hun huis beschikbaar voor vluchtelingen, ookhoteleigenaren nemen belangeloos Kosovaren op. Zowel de nationaleals de commerciële zenders in Albanië vertonen de heledag ondertitels op de televisie, waarop vluchtelingen aan verlorenfamilieleden een telefoonnummer doorgeven. De binnenlandseproblemen in Albanië worden nu ondergeschikt gemaakt aan hetvluchtelingenpobleem. "Alle neuzen staan nu dezelfde kant op", zegtCe aj.

Momenteel zijn vele EU-landen hard bezig in eigen landfaciliteiten te creëren voor de opvang van vluchtelingen. Ceaj ziet liever dat de Kosovaren in Albanië blijven: "De meestevluchtelingen willen toch in de buurt van hun thuis en familieledenblijven. Bovendien is het ook belangrijk voor een structureleoplossing van een crisis. Zolang Albanië en Macedonië metdit vluchtelingenprobleem zitten, zullen de NAVO en Rusland tochecht tot een oplossing moeten komen. Als de vluchtelingen her ender over de wereld verspreid worden, zullen de Kosovaren misschienworden als de nieuwe Joden of Palestijnen : zwervend over dewereld, zonder eigen thuis.

Voorlopig dreigt in eerste instantie destabilisatie van de tochaltijd al wankele Balkan. "Albanië is een gebroken land datbezig is aan de wederopbouw. In de geschiedenis van Albaniëontdek je dat wij nooit echt een politieke vriend hebben gehad. DeServen hebben bijvoorbeeld Rusland. Albanië heeft nog hoop,die hoop heet NAVO. We staan immers aan dezelfde kant. Wij kunnensamen de vluchtelingen helpen."

Ce aj vindt militair ingrijpen tegen Milosovic zeer zeker nodig."Hij begrijpt geen andere taal. Als Milosovic niet inbindt lijktmij een grondoffensief de enige oplossing. Slobodan Milosovic iseen beetje gek, een onvoorspelbare indoctrinator en bovenal eenzieke dictator. Hij drijft de Serviërs nu tot een nationalezelfmoord."

"Ik ben zeker veranderd door de oorlog. Ik sta cynischer ensarcastischer tegenover alles. Door de oorlog kijk ik anders tegende dingen aan. Ik kijk te snel naar de zwarte kant van het verhaal.De witte kant is dat Albanië dankzij westerse aandacht sterkerwordt."

Ce aj wil ooit wel repatriëren naar Albanië. Wanneeris nog de vraag. "De situatie zal daar eerst moeten verbeteren,bovendien ben ik daar niet verzekerd van een baan. Eerst maarpromoveren, want daar gaat ook nog veel tijd in zitten. Dan zie ikwel verder."

Rosalie Curto & Nathan Vos

Het briesje uit zee ontstaat op het land

Wat zij niet weten - en wat hen waarschijnlijk ook een zorg zalzijn - is dat over het ontstaan van de zeewind al sinds jaar en dageen wetenschappelijke 'kip-of-ei' discussie wordt gevoerd. Wantgelijktijdig met de bries uit zee waait op een hoogte vanéén tot drie kilometer de wind op warme zomerdagenprecies in omgekeerde richting. En de grote vraag ondermeteorologen was lange tijd welke van die twee luchtstromen alseerste ontstaat. Tot nu toe was de overheersende mening dat dezeebries het gevolg is van een aflandige wind in hogere luchtlagen.Maar in een proefschrift met de romantische titel Sea-breezestudies toont de Utrechtse promovendus Sander Tijm nu voor eens envoor altijd aan dat de volgorde moet worden omgedraaid en dat dezeebries eerst ontstaat.

Tijm heeft op basis van een scala aan waarnemingen een nieuwmodel opgesteld dat de gebeurtenissen in de kustatmosfeer redelijkgoed blijkt te voorspellen. Oorzaak van de verfrissende bries opverder windstille dagen is in zijn visie het feit dat de luchtboven land bij zonnig weer sneller opwarmt dan de lucht boven zee.Dat komt omdat het zonlicht boven land door een relatief dun laagjeaarde wordt geabsorbeerd, waardoor niet alleen de bodem maar ook deluchtlaag erboven snel warmer wordt. In zeewater wordt het zonlichtmeer verspreid met als gevolg dat het water en dus ook de luchterboven koeler blijft.

Tijm: "Naarmate de zon stijgt onstaat er een steeds grotertemperatuurverschil tussen de lucht boven land en boven zee. Nuweten we allemaal - al was het maar aan de hand van het voorbeeldvan een fluitketel - dat lucht uitzet als de temperatuur stijgt.Dat gebeurt onder invloed van de zon ook boven land met als directgevolg een drukgolf in de richting van de zee die zich voortplantmet de snelheid van het geluid. Je zou dat effect kunnenvergelijken met het effect van een explosie. Alleen hoor je in ditgeval geen knal omdat het proces zo geleidelijk verloopt.

Die drukgolf gaat gepaard met een heel lichte luchtverplaatsing,een windje van pakweg een centimeter per seconde. Maar dat isgenoeg om te zorgen voor een toename van de luchtdruk direct bovenzee, terwijlde luchtdruk direct boven land daalt. En datveroorzaakt de aangename zeebries op zeeniveau die op zijn beurtweer een compenserende luchtstroom van land naar zee in hogergelegen luchtlagen op gang brengt."

Goed nieuws kortom voor alle Zandvoortgangers die voortaanwetenschappelijk onderlegd van de wind kunnen genieten. Als zijnaar boven kijken, kunnen zij wellicht nog een interessantverschijnsel waarnemen, want een paar kilometer landinwaarts stuitde zeewind op lucht afkomstig van het continent. Daar bevindt zichhet zogeheten zeewindfront, waar de van twee kanten samenstromendelucht omhoog wordt gestuwd. En dit voor zweefvliegers ideale gebiedis vaak goed te herkennen aan de wolken die erin ontstaan. VolgensTijm kan de overgang van land naar zee echter ook risico's met zichmeebrengen. Een van de stellingen bij zijn proefschrift luidt:'Atmosferische circulaties die kunnen ontstaan in de omgeving vaneen land-zee overgang zullen de bruikbaarheid van een vliegveld opeen kunstmatig eiland voor de Nederlandse kust nadeligbeïnvoeden.'

"Het is niet zo dat de situatie in die strook zo riskant is datje daar nooit zou kunnen landen of opstijgen. Maar men zal er welrekening mee moeten houden dat een vliegveld in zee een aantaldagen per jaar niet kan worden gebruikt. Als gevolg van onze langerechte kust is er sprake van de vorming van een kustfront met veelturbulentie in de atmosfeer. Er zal dus altijd een alternatiefachter de hand moeten worden gehouden voor de dagen datvliegverkeer boven zee onmogelijk is. Ik vraag me wel eens af of deplannenmakers daar voldoende bij stilstaan."

Erik Hardeman

'Ik ben ervan overtuigd dat hij een keer gepakt zal worden'

'Ik ben ervan overtuigd dat hij een keer gepakt zalworden'

Gerhard Hormann (1961) studeerde politicologie enplanologie in Amsterdam en werkt als vaste verslaggever voor hetblad Aktueel. Hij verwerkte het verhaal van de Utrechtseserieverkrachter in de bloedstollende thriller 'Dubbel bedrog'."Laatst bedacht ik me dat de verkrachter zelf dit boek misschienook wel eens onder ogen zou kunnen krijgen. Ik hoop dat het hemheel kwaad maakt."

De man met de oorbel, de mountainbike en het stanleymes is delegendarische hoofdrolspeler in een waargebeurd Utrechtsgruwelverhaal. Eind 1995 verkrachtte hij vijf vrouwen in het gebiedrond De Uithof en randde er nog eens negen aan.

Met man en macht probeerde de politie om hem te pakken tekrijgen: De

Uithof en Amelisweerd waren een waar Sperrgebiet voor iedereendie ook maar vaag aan het signalement voldeed. Een kleine 2000mannen werden aangehouden en zo'n 1200 werden aan de tand gevoeld,maar de serieverkrachter die heel Utrecht in zijn greep had, blijfttot op de

dag van vandaag een mysterie. Waar is hij gebleven, waarom ishij nooit gepakt en vooral: wat kan er zijn gebeurd dat hij metverkrachten is opgehouden? Alles draait om de laatste vraag in dethriller Dubbel bedrog van Gerhard Hormann. Hij bedacht eenmogelijk antwoord tijdens een kampeervakantie: "Het idee viel mespontaan in in de zomer van 1997. Soezend in mijn tentje kreeg ikin een flits de plot te pakken -een sluitende verklaring waarom ernooit meer iets is vernomen over die verkrachter. Waaromuitgerekend dit idee me inviel, weet ik eigenlijk ook niet. In 1979heb ik zelf nog een blauwe maandag Nederlands gestudeerd in Utrecht- misschien dat het verhaal daardoor wat meer in mijn hoofd isblijven hangen. Bovendien heb ik de zaak indertijd met meer dangewone interesse gevolgd. Het is niet alleen een mysterieus gegevendat de Uithofverkrachter uit handen van de politie is gebleven,maar ook dat hij van de aardbodem lijkt te zijn verdwenen. Terwijlde politie al die tijd heeft gezegd: deze man zal nooit uitzichzelf stoppen. Ze hebben werkelijk alles geprobeerd: beloningenuitgeloofd, oproepen aan de dader gepubliceerd... Op een gegevenmoment hebben ze zelfs helderzienden geraadpleegd. Alleen hetDNA-onderzoek moet nog steeds op gang komen, want dat schijntjuridisch gezien een bijzonder moeizame kwestie te zijn door deachterhaalde Nederlandse wetgeving op het gebied van privacy. Datisnatuurlijk erg jammer, want als straks blijkt dat het lopendeDNA-onderzoek leidt tot aanhouding van de dader, dan hadden ze hemdrie jaar geleden dus ook al kunnen hebben.

"In de zomer van vorig jaar, toen het boek bijna af was, stonder opeens in de krant dat ze hem waarschijnlijk te pakken hadden:een inwoner van Nieuwegein, die was aangehouden omdat hij auto's inde fik stak, bekende dat hij de Uithofverkrachter was. Dat bleekniet waar te zijn, maar ik schrok me wild. Het was natuurlijkgeweldig geweest als ze hem zouden hebben, maar dan had ik wel mijnboek in de prullenmand kunnen gooien. Ik heb me voorgenomen omnooit meer een boek over zo'n actueel onderwerp te schrijven."

Archief

Zoals de befaamde misdaadverslaggever Peter R. de Vries al zeitoen hij het eerste exemplaar in ontvangst nam: Dubbel bedrog iseen waarheidsgetrouw boek. De auteur heeft een fors archief van dezaak opgebouwd en diverse experts geraadpleegd. Gerhard Hormann:"Natuurlijk is het fictie, maar het is wel zo geschreven dat hetwaar zou kunnen zijn. In veel politieromans maken rechercheursvormfouten waar je niemand mee achter de tralies krijgt en gaanprocedures als laboratoriumonderzoek tien keer zo snel als inwerkelijkheid mogelijk is. Hoe langer ik bezig ben met thrillersschrijven, hoe vaker ik merk dat de werkelijkheid van zichzelf alvreemd genoeg is. Bijna alles wat je kunt bedenken, hoe vreemd hetook is, blijkt al wel eens gebeurd te zijn. Toen de Britsecriminoloog Paul Britton in Nederland was, heb ik hem deze zaakvoorgelegd en gevraagd hoe het zou kunnen komen, dat deserieverkrachter al zo'n tijd niet meer actief is. Hij kwam meteenmet een enorme lijst mogelijkheden waar ik zelf nog nooit aangedacht had: misschien is hij geëmigreerd naar het buitenlandof verhuisd naar een ander deel van dit land, hij kan dood zijn,hij kan ziek zijn, hij kan compleet gestoord in een inrichtingzitten, hij kan in de gevangenis zijn beland voor iets heel anders,hij kan een vrouw ontmoet hebben die hem geeft wat hij zoekt... erzijn ontstellend veel mogelijkheden, en één daarvan vormtde plot van mijn boek. Een bijzonder lugubere mogelijkheid isoverigens dat hij helemaal niet is gestopt, maar dat hij zich nubezighoudt met het vermoorden van vrouwen. Hij zou beslist deeerste serieverkrachter niet zijn die is overgeschakeld op moord,en er zijn ontzettend veel onopgeloste moorden en verdwijningen. Depolitiepsychologen gingen er van uit dat deze serieverkrachter eenziek iemand was, die hulp nodig had. Maar daar heb je weinig aanals iemand niet geholpen wil worden en slim genoeg is om nietteworden betrapt. Iemand die dit soort vreselijke dingen doet isnatuurlijk een volkomen verknipte figuur, maar dat betekent nietdat hij op zijn achterhoofd is gevallen. Hij heeft immers al dietijd uit handen van de politie weten te blijven. Waarschijnlijkheeft hij ontzettend veel geluk gehad, maar het is ook een feit datveel serieverkrachters over een bovengemiddelde intelligentiebeschikken. En het is een eng idee, maar je moet niet voetstootsaannemen dat een serieverkrachter een excentrieke zielepoot is. Hetkan net zo goed een aardige man met een vaste baan en een vrouwzijn, die een volslagen dubbelleven leidt - met een perfectedekmantel."

Lof

Gerhard Hormann had al twee thrillers op zijn naam staan, maarmet Dubbel bedrog lijkt iets bijzonders aan de hand te zijn. "Erlijkt wel een kleine mediahype op gang te komen. Plotseling moet ikme gaan verdedigen tegen kritiek van mensen die vinden dat ik hetniet kan maken om een thriller over dit onderwerp te schrijven. Ikkan me de kritiek wel voorstellen: voor de slachtoffers van dieserieverkrachter zou het heel confronterend kunnen zijn om dit boekte lezen. Maar of ik het daarom niet had moeten schrijven, weet ikniet. Ik kan me namelijk voorstellen dat elk krantenbericht, elkefilmscène of televisiebeeld van seksueel geweld vervelendeherinneringen bovenbrengt bij de slachtoffers ervan. In elk gevalprobeer ik beslist niet te scoren met de ellende van een ander; ikheb gewoon geprobeerd om een spannend boek over dit thema teschrijven en ik heb ervoor gekozen om deze zaak te gebruiken. Ikben niet wezenlijk anders te werk gegaan dan bij mijn vorige tweeboeken.

"Het thema is actueler, maar verder lopen feiten en fictie dwarsdoor elkaar heen. De rechercheur die de leiding heeft over hetonderzoek, belde me nog op om te vertellen dat hij het een geweldigboek vond. Als die man vol lof is en geen enkele bedenking tegendat boek heeft, geloof ik niet dat ik hiermee over de schreef bengegaan. Ik ben er van overtuigd dat de serieverkrachter een keergepakt gaat worden. En dan zal waarschijnlijk blijken dat deoplossing helemaal niet zo vergezocht is als in dit boek."

Ingmar Heytze

Gerhard Hormann: 'Dubbel bedrog', UitgeverijLuitingh-Sijthoff, 29,90 gulden.

'Laat het dier volgens zijn natuurlijke aandrang begaan'

In de bijbel staat het, en wel in Deuteronomium 25,vers 4: "Gij zult een dorsende os niet muilbanden." Elders: "Gijzult niet ploegen met een rund en een ezel samen." Oftewel: ookdieren kunnen gebeurtenissen als prettig of minder prettig ervarenen daarom dienen wij rekening te houden met de eigenwaarde van hetdier. Aldus illustreert predikant Jacques Schenderling zijnbewering dat het dier wel degelijk een plaats heeft in dechristelijke ethiek. Hij promoveerde vorige week op hetproefschrift 'Mens en dier in theologisch perspectief'.

Schenderling, predikant uit het Betuwse dorpje Varik, beschreefhet debat tussen de christelijke kerk en de `AnimalRights-beweging', een verzamelnaam voor alle min of meer radicaledierenbeschermers, over de morele status van het dier.

De `Animal Rights'- beweging heeft er de afgelopen decennia nietalleen voor gezorgd dat het welzijn van het dier steeds frequenterop de agenda kwam te staan, ook zorgde zij ervoor dat de regulieredierenbescherming moest radicaliseren. De paginagrote advertentiesuit 1997 van de Nederlandse Dierenbescherming, waarin het klonenvan dieren vergeleken wordt met de eugenetica van Hitler ('puredemagogie!', aldus Schenderling), gaf goed weer hoe de verenigingsteeds minder 'deftig' werd.

Vandaag de dag weet iedere Nederlander wat kistkalveren,legbatterijen en dierproeven zijn; een hele vooruitgang vergelekenmet, bijvoorbeeld, dertig jaar geleden.

De aanleiding voor het proefschrift was de beschuldiging van de`Animal Rights'- beweging dat de christelijke kerk misbruik vandieren heeft bevorderd. "Dat is maar ten dele waar", zegtSchenderling: "het was vooral de katholieke kerk die zich daar deeerste helft van deze eeuw schuldig aan maakte". De zogenaamde`moraalboeken' van de katholieke kerk bleken aan dieren louter eenzéér ondergeschikte rol toe te kennen. De mens mocht erletterlijk alles mee doen; het lijden van een dier werd nietbelangrijk gevonden door de geestelijkheid. Schenderling: "Nogalwat van deze geestelijken waren verbonden aan een universiteit enkonden op deze manier heel wat dierproeven goedpraten. Men bediendezich van een filosofisch foefje: een dier kende zijn rechten nieten hàd dus ook geen rechten. In de rest van de christelijkegeschiedenis blijken dieren er echter helemaal niet zo slecht vanafte komen. Zo sprak Thomas van Aquino zich expliciet en meerderemalen uit tégen wreedheid tegen dieren."

Overigens is gebleken dat ook de niet-christelijke universitaireonderzoekers tot ver in deze eeuw zélf hun morele standaardenbepaalden met betrekking tot dieren en er derhalve mee deden wat zewilden. Nu kan er in principe geen proef meer plaatsvinden zonderdat een ethische commissie zich er eerst over buigt.

Speciësisme

In het tweede deel van het proefschrift onderzoekt Schenderlingde ethische vraag `Waarom is het verkeerd als ik een dier wildoden?' Een dier is immers geen `persoon', zoals een mens. Een dieris echter wel een `subject', zoals dat in het filosofisch jargonwordt genoemd; en dat mag, in de beste ethische traditie,géén schade worden berokkend.

Op dit punt verschillen de bijbel en de christelijke cultuur dusniet van de dierenbeschermers. Schenderling toont echter aan dat erop andere punten nog heel wat verschillen zijn. Zo blijkt hetuitgangspunt dat het doden van dieren moreel verkeerd is, door de`dieren-ethici' filosofisch niet hard te maken. Er valt namelijkniet te bewijzen dat een dier een `intrinsiek waardevolleervaring', een van de kernbegrippen uit Schenderlings boek, wordtontnomen als het wordt gedood. Een dier heeft, in tegenstelling toteen normaal mens, immers geen besef van de concepten verleden,toekomst en de eigen persoonlijkheid en logisch geredeneerd kan dathem dus ook niet ontnomen worden. "Doden is immers niet meer dan destrekkende meters van het leven een beetje korter maken", vindtSchenderling, "tja, en dan stuit je vanzelf op een oud moreelprobleem: heb je er zelf nadeel van als je dood bent? Nee dus!Omgekeerd: hoe kan ik iemand nu schade berokkenen die er niet meeris?"

De dierenbeweging brengt hier tegenin dat bijvoorbeeld een kindvan drie maanden minder ontwikkeld is dan een chimpansee van eenpaar jaar. Dus, aldus de `Animal Rights-filosofen', heeft eenchimpansee evenveel of even weinig recht op een leven als een baby."Fout", zegt Schenderling: "De Animal Rights mensen ontkennen indeze discussie het verloop van de tijd, oftewel de ontwikkeling vanhet kind tot een autonoom persoon. Dezelfde discussie gaat ook opvoor de vergelijking tussen dieren en dementerenden ofverstandelijk gehandicapten, die ook bepaalde unieke eigenschappenkunnen missen. Ook hier gaat de redenering van de dierenbeschermersniet op; bejaarde mensen hebben vaak een wilsbeschikking, waar weons aan dienen te houden". Voor wat zwaar gehandicapten betreft,die misschien nooit een zelfstandig denkvermogen zullen krijgen,moet Schenderling toch terugvallen op `speciësisme', `hetvoortrekken van de eigen soort'. "Radicale dierenbeschermersstellen dit speciësisme op één lijn met racismeenseksisme, terwijl het bijvoorbeeld toch niet meer dan logisch isdat ik mijn eigen kinderen voorrang geef boven die van de buren?"Op grond van de soortverwantschap mag men dus, volgensSchenderling, gehandicapte mensen voortrekken boven dieren diemisschien even veel vermogens hebben.

Biodiversiteit

Daarnaast blijken de ethici van de `Animal Rights' niet in staatom te onderbouwen waarom soorten zouden moeten blijven bestaan: hunfilosofie spitst zich exclusief toe op het welzijn van hetindividuele dier. De christelijke ethiek kan het behoud van eensoort juist wél duiden: God heeft de biodiversiteit geschapenen de mens is verplicht de variëteit te handhaven. Maarvolgens Schenderling is dat alleen mogelijk als je ook werkelijk inGod gelooft: "Waarom zouden we een soort bewaren? Dat doen weeigenlijk alleen omdat wij het misschien leuk vinden, of omdat heteen geneesmiddel kan opleveren, of het ten goede komt aan deverscheidenheid van de natuur. Maar voor het dier of de soortzélf maakt het in principe niets uit. De Animal Rights-theologen kunnen niets met dit probleem: je komt altijd weer bijhet belang van de mens uit."

De kerkganger zal Jacques Schenderling niet over dieren horenpreken. "Ik hou werk en hobby gescheiden", zegt hij, maar hij hooptwel dat de kerk de discussie, juist nu het een salonf"hig onderwerpis, oppikt en dit ook politiek op de agenda zet: "De overheid moetboeren verplichten om beter met hun dieren om te gaan en zegaranderen dat ze een goede prijs krijgen." Of dat de taak van hetCDA is, lijkt hem twijfelachtig: "Die hebben voorlopig toch eeniets te grote agrarische achterban".

"Stel je een vloer voor, waarop de halmen met de graankorrelsliggen. De os loopt rondjes om zo met zijn hoeven het kaf van hetkoren te scheiden. De boer houdt het fijngetrapte stro over voorzijn beesten en het graan voor zichzelf. De boer heeft er niets aanals de os zelf ook van het graan peuzelt, dus muilbandt hij de os.Dan vindt ik het heel opvallend en heel belangrijk dat de bijbelzegt: `laat dat dier nou!', oftewel laat het dier volgens zijnnatuurlijke aandrang begaan, ondanks dat het je wat kost." Dit,aldus Schenderling, gaat ook op voor de kippen die de stokprefereren boven de legbatterij ("dat is wetenschappelijk bewezen")en kalveren die de kist niet zien zitten.

Nathan Vos

Hockeyster in UVSV-huis heeft eigen feestje.

'De Kromme feliciteert Lien'. Het staat in grote zwarte lettersop de knalgeel geverfde deur naar de kamer van Eline Rottier. Geelen zwart: de clubkleuren van Den Bosch. Onder de felicitatie hebbende bewoonsters van het UVSV-huis aan de Kromme Nieuwegracht hunnaam gekalkt.

Hoewel de UVSV dezer dagen zelf ook een aardig feestje te vierenheeft, hebben de zeventien dames dit weekeinde overduidelijkmeegeleefd met de eerstejaars rechtenstudente. Een huisgenote komtenthousiast de keuken binnenlopen. "Ik zag je nog op tv. Je lagtoch boven op die stapel speelsters?" Rottier glimlacht. Ze kwamtijdens de play-offs dit weekeinde helaas niet in actie. Deontlading was echter groot toen keepster Toxopeus de beslissendestrafbal stopte. "We sprongen met zijn allen boven op Tox."

De uit het Brabantse Veghel afkomstige studente speelt al sindshaar veertiende bij Den Bosch. Bij die club kwam Rottier de vanoorsprong eveneens Veghelse rechtenstudente Dillianne van denBoogaard tegen. Sinds Rottier vorig jaar in Utrecht kwam wonenrijdt ze samen met veelvuldig international Van den Boogaard en deHvU-studente Bernadette van Bendegom minstens drie keer per week open neer naar de trainingen in Den Bosch. Op de heenweg in de file.Terug crossen. Wie niet drinkt die rijdt. "Dat is iedere keer echtontzettend gezellig. Ik denk dat we ondertussen alles wel vanelkaar weten."

Den Bosch is, volgens Rottier, vooral een echte vriendinnenclub.Dat het team bovendien over een grote mentale veerkracht beschiktbleek nadat in de Europacupfinale in eigen huis een 2-0 voorsprongin de slotfase uit handen werd gegeven en het Duitse Rotweiss metde eer ging strijken. "Om die klap te verwerken hebben we elkaarecht weer moeten oppeppen. En dat is goed gelukt."

Voor Rottier zelf was er aan het einde van het seizoen niet meerdan een invallersrol weggelegd. Al enkele jaren zit ze tegen eenbasisplaats aan te hikken. Soms zit ze net wel bij de eerste elf.Soms weer net niet. "Voor een vaste plaats in het team moet ikgewoon nog wat constanter worden. Maar ik ben pas negentien. Ik hebnog vele jaren voor de boeg." Bovendienwerd ze ook als invalster deafgelopen jaren door haar teamgenoten meegesleurd in het succes.Want de filosofie is: "kampioen worden doe je met zijn allen."

De combinatie topsport en studeren gaat Rottier tot nu toeaardig af. Haar P heeft ze nog niet binnen. Daarvoor heeft ze inhaar eerste jaar misschien iets teveel gefeest. "In zo'n eerstejaar loop je toch vaak een beetje te fluimen. Maar volgend jaar gaik het zeker halen, want ik vind de studie wel leuk."

De hockeyster heeft er bewust voor gekozen om geen lid te wordenvan de UVSV. "Naast het hockey wil ik een of twee avonden voormezelf hebben." Het lustrum dat de bewoonsters van 'De Kromme'vieren gaat dan ook grotendeels aan Rottier voorbij. Maar: "Ik hebook iets te vieren. Vanavond gaan we bijvoorbeeld eten bij deburgemeester van Den Bosch."

Xander Bronkhorst

Een eeuw UVSV: Eén voor allen, allen voor één

Een eeuw UVSV: Eén voor allen, allen vooréén


In honderd jaar kan er veel veranderen. Of bijna niets.De eerste vrouwelijke studentenvereniging UVSV is in de eeuw vanhaar bestaan weliswaar gegroeid van zestien leden in 1899 naar 1500nu. Maar verder bleef veel bij het oude: het theekamerleven, degala's, lustra, en de voor buitenstaanders ondoorgrondelijkerituelen. "Naar reünies ga ik niet meer, dan moet ik weer dierode zuidwester op."

In de vitrines van het Universiteitsmuseum staan mokken enpetten met opdruk uitgestald ter gelegenheid van een eeuw UVSV. Hetzijn relikwieën van bijvoorbeeld het feest 'Creatief metjurk'. Een etalagepop in galajurk staat er ook tussen, eensymbolische parelkettinkje om de hals.

De expositie bestaat echter vooral uit veel foto's van groepenvrouwen, bestuursleden in vol ornaat, vrouwen van de rijvereniging'Hup-Hup', in lange jurken rond een paard. Er hangen ook portrettenvan verschillende generaties leden. Een van hen is Ella Reitsma(57), redacteur beeldende kunst van Vrij Nederland. Ze studeerdekunstgeschiedenis en kwam in 1960 bij de club. Ze heeft een primatijd gehad bij de UVSV, waar ze onder meer het cabaretprogrammaKijk mama, zonder mannen opvoerde. Het voordeel van een verenigingpuur voor vrouwen vindt ze dat ze zich niet zo bekeken voelde endaardoor meer durfde. Na haar vierde jaar begon de UVSV haar tebenauwen en reünies bezoekt ze al lang niet meer. "Dan moet ikweer die rode zuidwester op."

Clublid Maud van de Stadt (28), die ook in de portrettengalerijhangt, ziet zeker voordelen in een vrouwenvereniging. "Met alleenvrouwen is het tenminste mogelijk uren thee te drinken. Als erkerels bij zijn wordt het direct weer zo plat." Maar er zitten ookkeerzijden aan strikt vrouwelijk gezelschap. "Vrouwen zijn veelrancuneuzer en roddelen veel. Voor veel meisjes zal de Club eenveilige haven zijn. Je kunt je echter afvragen of die haven niet teveilig is."

Feminisme

De tijden zijn rigoureus veranderd sinds de oprichting van deClub in 1899. Er zullen in Nederland niet veel mensen meerrondlopen die denken dat studeren onvrouwelijk is en zelfs devruchtbaarheid kan schaden.

In 1899 waren studerende vrouwen nog exotisch. Er waren er maar26, waarvan 16 lid werden van de UVSV, die bij de oprichting op 12oktober 1899 nog O.N.S. (Ontspanning na studie) heette. De kleineclub kwam bijeen in het pand op Drift 13. Maar er zouden nog jarenoverheen gaan voordat ze een vaste stek gevonden had. Onderwerpendie op de agenda van O.N.S. stonden waren: 'Waarom kan juist enevrouw een goed dokteres zijn?' En: 'Hoe moet een studerend meisjezich gedragen?', een moeilijke kwestie aangezien studenten werdengeassocieerd met 'onvrouwelijke' activiteiten als nachtelijkekroegentochten, vechtpartijen en wilde feesten.

In 1905 werd de naam veranderd in UVSV. In het zoeken naar deeigen

identiteit keek de UVSV naar anderevrouwenstudentenverenigingen, maar ook naar het mannelijkeUtrechtse Studenten Corps. Wat ze daarmee gemeen had, was dat hetUSC ook een ongemengde vereniging was die neutraal wilde zijn, datwil zeggen dat ze geen expliciete politieke mening verkondigde.

Met die neutraliteit was het echter nog wel eens tobben.Bijvoorbeeld waar het ging om feminisme. De verenigingmanifesteerde zich als niet-feministisch en een onderwerp alsvrouwenkiesrecht werd te politiek geacht. Maar het feminismehelemaal buiten de deur houden was onmogelijk voor een verenigingvan vrouwen. Zo streed de vereniging weer wel voor meer begrip voorvrouwenstudie. In 1913 werd voormalig praeses Clara Wichman toterelid van de UVSV benoemd omdat ze zich verdienstelijk had gemaaktvoor de studie van de vrouw in het algemeen en voor de UVSV in hetbijzonder. Wichmann stond voor een maatschappij-kritisch feminisme.Ze schreef over vrouwelijkheid als een begrip dat aan veranderingonderhevig was. Ze benadrukte dat vrouwen die studeerden geen'derde sekse' waren, zoals in die jaren wel beweerd werd. Maar toenzij in 1922 overleed verscheen er een In Memoriam in deUVSV-almanak waarin met geen woord gerept wordt over haarfeministische ideeën. "De Club heeft zij liefgehad; zij ispraeses geweest; en van dit honorair-lidmaatschap heeft zij ietsbijzonders gemaakt."

De oorlogsjaren even buiten beschouwing gelaten, bestaat degeschiedenis van de UVSV voornamelijk uit gala's en lustra. Als detamelijk summiere tentoonstelling in het Universiteitsmuseum ietslaat zien, is dat het wel. De UVSV, dat is het theekamerleven,zwembadfeesten en themafeesten als Mado (mama-dochter) dagen. Ookinde roerige jaren zestig bleef de UVSV voornamelijk zichzelf.

Wel had de invoering van de tempobeurs begin jaren negentiginvloed op alle studentenverenigingen, dus ook op de UVSV. Voor dietijd bemoeide zich de vereniging zich amper met het studeergedragvan haar leden en was het wel stoer om de studie links te latenliggen en een reputatie als fuifnummer op te bouwen. Maar datveranderde. De angst voor minder leden, maar vooral de angst voorminder actìeve leden dreef de verenigingen ertoe zich tebemoeien met de studieplanning zodat de studie niet hoefde telijden onder activiteiten voor de UVSV. Bij het plannen van gala'swerd voortaan rekening gehouden met de tentamenperiodes.

Buitenbeentjes

De verhouding met de buitenwereld die bevolkt wordt door knorren(niet-leden) en Buma's (BUrgerMAnnen oftwel niet-studenten) is nietaltijd even hartelijk.

In een Rechtenfaculteitsblad uit 1976 verschijnt het volgendevers:

Blouse onder een pullover geslagen,

manchetten keurig omgeslagen,

gekouste benen en rok over de knie

de schoenhakken vrij laag als ik het goed zie,

om de hals een parelsnoer

een sjaaltje om te completeren

een vleugje parfum voor de corpsheren

blauwe collegejas en schoudertas

als dat geen UVSV/NVSU lid was

Het was buitenstaanders vaak een raadsel wat zich afspeeldeachter de deuren van Drift 19. In 1980 meldden twee studentesSociale Wetenschappen zich aan als lid van de Club om undercoveronderzoek te doen naar de subcultuur van UVSV-sters. Deonderzoeksters, Suzanne Bailey en Josephine Voskuyl, vroegen zichaf hoe de UVSV haar eigenheid had kunnen bewaren door jaren zestig,Tweede Wereldoorlog en emancipatiebewegingen heen. Ze concludeerdendat de ontgroening een belangrijk middel was om nieuwe leden zichte leren aanpassen aan de heersende gebruiken en gewoonten. Denieuwelingen werden eerst klein gemaakt. Ze moesten onflatteuzekleren dragen en op het kamp zwaar lichamelijk werk verrichtenonder het zingen van clubliederen. De onderzoeksters noemden heteen 'spoedcursus aanpassing'. Door die zware lichamelijkeinspanningen en weinig slaap werden de nieuwelingen zo afgemat datze hun kritischvermogen verloren en apathisch in deUVSV-werkelijkheid met zijn mores en symbolen ondergedompeldraakten. Het individu kreeg geen kans. Buitenbeentjes bedreigden deeenheid van de Club. 'Een voor allen, allen voor één' wasde leus. Het gevolg was dat de in besturen en commissies geenindividuen rondliepen, maar types die een rol spelen en dusinwisselbaar zijn. Dat bevordert de continuïteit, aldus deonderzoeksters.

Eind jaren tachtig beschreef een student haar negatieveervaringen in het U-Blad. Ze vond dat er een "wolk van opgekloptegezelligheid" boven het "eng benauwde cirkeltje" van hetUVSV-verenigingsleven hing. Daar volgde een protest op van clublidWillemien Kollöfel. "Wat fantastisch", schreef ze, "dat eraltijd weer mensen zijn die iedereen waarschuwen voor zo'nverderfelijk instituut. Wat jammer dat het U-Blad nooit negatievekanten laat zien van Unitas. Of van Veritas, maar dat heeftnatuurlijk geen negatieve kanten, want dat is links."

Wat de vooroordelen betreft is er kennelijk nog weinigveranderd. In 1997 schreef UVSV-lid Annemarieke Noordhoff in hetvoorwoord van haar scriptie over de UVSV in de jaren 1899-1934 datze zich constant moest verdedigen tegen vooroordelen over haarlidmaatschap van wat als een 'reactionair bolwerk vanparelkettingdragende en huwelijkspartners zoekende studentes' werdgezien. Waaruit maar weer blijkt UVSV voor buitenstaanders nogaltijd een moeilijk te bevatten beweging is.

Maar als het goed is zal dat de doorsnee UVSV-ster een rotzorgzijn. En zal de vereniging onverdroten voortjubileren met haarmulti-commissies, gala's, ondoorgrondelijke rituelen enclubliederen waarmee zij het al honderd jaar uitzingt. Op naar devolgende eeuw.

Suzanne Brink


Oudste

Eef Roelofsen en Mien Gerhard zijn waarschijnlijk de oudstebezoeksters van de Reünistendag van het lustrum van UVSV.Beide dames zijn 93 jaar oud. Naast vriendinnen zijn de vrouwen ookschoonzussen; Mien is getrouwd met Eefs' broer Piet, die lid wasvan het Corps. Roelofsen studeerde farmacie in Utrecht en was van1924 tot 1931 lid van UVSV. Gerhard was van 1927 tot 1935 lid vande vrouwelijke gezelligheidsvereniging en studeerde biologie. "Hetstuderen ging er toen heel anders aan toe dan nu", verteltRoelofsen. "Wij hadden nog persoonlijk contact met deprofessoren."Gerhard: "In mijn jaar studeerden er maar tienmeisjes. Het eerste meisje begon toen ook bij diergeneeskunde." Diewerd raar aangekeken door al die mannen, zeggen ze allebei. EefRoelofsen verklaart met klem dat ze veel aan UVSV heeft gehad: "Ikben in Nederlands-Indië opgegroeid en kwam op mijn zeventiendenaar Nederland. Ik vond het hier verschrikkelijk: alleen maarregen, kou en duisternis." Een jaar na aankomst werd Roelofsen lidvan UVSV. "Er ging een wereld voor me open. Zoveel warmte,gezelligheid en vriendschap."

[Bijschrift bij een foto]


Lustrumlied 'Hemel en Aarde'

De stad ontwaakt

De Drift krijgt nieuw leven

Onze club, zo lustra toegewijd

Hestia jij hebt gegeven

100 jaar allermooiste studietijd

Ik voel de bodem beven

Mijn droom vindt gehoor

De hemel komt tot leven

Het lustrum breekt door

Ik ga hemel en aarde bewegen

Dit is het lustrum waar ik lang op wacht

In hogere sferen begeven

Zweten en bruisen tot diep in de nacht

Verzet tegen apartheid kwam schoorvoetend van de grond

Eén maal heeft een groep lezers een actieondernomen tegen het U-blad. Toen de redactie eind jaren tachtig,na hoog oplopende interne discussies besloot om tóch eenadvertentie van Shell toe te staan - juist in een tijd dat iederpolitiek-correct denkend mens geacht werd Shell te boycottenvanwege haar betrokkenheid in Zuid-Afrika - werd de totale oplagevan het U-blad van die week vóór de deur van de redactiegedumpt. Het is één van de vele voorbeelden van verhittegemoederen wanneer apartheid ter sprake kwam.

Het is de periode n' Soweto - juni 1976 - toen duizendenscholieren een protestmars hielden tegen het voornemen van deZuidafrikaanse regering om het Afrikaans als onderwijstaal teverplichten. De politie opende het vuur en een geweldsexplosie, metzeker 600 doden in het hele land, was het gevolg. Soweto bracht hetinternationale protest tegen de apartheid in een stroomversnelling.In ieder geval in Nederland.

Zo werd, om nog maar eens een universitair voorbeeld te noemen,begin 1979 een beeldje van Paul Krüger - die door blankZuid-Afrika als 'heldhaftig voorbeeld' werd beschouwd - en dat inde Senaatszaal in het Academiegebouw een plekje had gekregen, doorstudenten 'gekidnapt'. Ze wilden het alleen teruggeven als deuniversiteit zich verplichtte het symbool van zwart verzet, een'Makonde'-beeldje, eveneens in de Senaatszaal te plaatsen. Watprecies één jaar later gebeurde, waarna Krüger oogin oog stond met deze personificatie van debevrijdingsbeweging.

De relatie van Nederland met Zuid-Afrika is altijd eenbijzondere geweest. 'Stam- en taalverwantschap' lagen daaraan tengrondslag. Vanwege de gemeenschappelijke 'roots' meendenNederlanders aanvankelijk (eind jaren vijftig, begin jaren zestig)zich niet al te hard te moeten opstellen tegenover de door blankeZuidafrikaners gebezigde rassenpolitiek. Later echter (jarenzestig, mede als gevolg van het bloedbad van Sharpeville) zagen zijer juist reden in om hun blanke broeders op andere gedachten tebrengen, danwel - in de jaren zeventig - om heel actief tegen deapartheid te gaan ageren. Dat blijkt uit het proefschrift 'VanSharpeville tot Soweto' waarop historicus Stefan de Boer op 7 meipromoveerde.

De Boer bespreekt de periode na Sharpeville en vóórSoweto, de periode waarin een Nederlandse actieve opstelling tegenapartheid voorzichtigvorm kreeg. Niet dat Nederland dierassendiscriminatie ooit heeft goedgekeurd; maar een actief verzetertegen kwam slechts schoorvoetend van de grond.

Boeren

De stamverwantschap gaat terug op de Nederlander Jan vanRiebeeck die in 1652 voet aan Zuidafrikaanse bodem zette om er, inopdracht van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, een'verversingspost' te realiseren voor de schepen die koers zettennaar de Nederlandse kolonie Oost-Indië. De Nederlanders,Duitsers en Fransen die zich vervolgens op Kaap de Goede Hoopvestigden werden Boeren genoemd. Ze spraken het Afrikaans, eensterk op het Nederlands gelijkende taal. Al in de achttiende eeuwontstonden er confrontaties tussen deze Boeren en de zwarteBantoesprekende bevolkingsgroepen, zoals de Xhosa.

In Nederland lag de sympathie aanvankelijk bij deoorspronkelijke bevolking. Midden negentiende eeuw werden de Boerenals domme en wrede slavenhouders neergezet. Groen van Prinstererbijvoorbeeld, de grondlegger van de Antirevolutionaire Partij,sprak zijn zorg uit over het "onregt en de wreedheden, door deBoeren tegen de inboorlingen gepleegd". De stamverwantschap gafeerder aanleiding tot schaamte dan tot trots.

Dat beeld sloeg om toen de Boeren in de tweede helft van devorige eeuw ten strijde trokken tegen de Engelse kolonialisten enmet name Boerenpresident Paul Krüger destamverwantschapssentimenten goed wist uit te buiten. DuizendenNederlanders, van alle rangen en confessies, juichten hem toe toenhij in 1881 een bezoek bracht aan onder meer Den Haag, Amsterdam enRotterdam. De beschuldiging van slavernij verstomde, of werdgladgestreken met in die tijd heersende opvattingen over desuperioriteit van het blanke ras.

Apartheid

De 'Nasionale Party' die in 1948 in Zuid-Afrika aan de machtkwam maakte van apartheid (een Nederlands woord nota bene)officieel beleid. Zij vaardigde de ene na de andere wet uit,waarmee de rassenscheiding krachtig werd doorgevoerd: een wet opgemengde huwelijken, een 'ontuchtwet' over gemengd seksueelverkeer, een bevolkingsregistratiewet, segregatie in openbaregelegenheden en op universiteiten en een groepsgebiedenwet dieuitmondde in wat de 'thuislanden' is gaan heten, economischonderontwikkelde reservaten waarnaar meer dan één miljoenmensen gedeporteerd werden.

Het zou echter tot de jaren zeventig duren, toen het'gidsland-idee'postvatte, alvorens Nederland een krachtig vingertjehief tegen deze apartheid. Die eerste na-oorlogse jaren stonden tezeer in het teken van vrede, veiligheid, wederopbouw en kolonialebeslommeringen met Nederlands Indië. Bovendien werd in sommigekringen in Nederland het zwarte verzet geassocieerd met hetcommunistisch gevaar, of geloofde men er zelfs in dat hetapartheidsbeleid een adequate manier was om de bevolkingsperikelenwaarmee Zuid-Afrika kampte het hoofd te bieden.

Verzet tegen apartheid was in de door De Boer beschreven periode1960 - 1977 vooral afkomstig van kerken, actiegroepen, enkeleparlementariërs of van sommige media (steeds natuurlijk metuitzondering van de Telegraaf), en niet of nauwelijks vanverantwoordelijke bewindslieden. Er was altijd wel een reden op tevoeren om zich als regering 'gematigd' op te stellen - ook al werdapartheid op morele of religieuze gronden als verwerpelijkbeschouwd. Eén van de eerste, wat grootschaligere acties tegende apartheid betrof de consumentenboycot van Outspan-sinaasappelsin 1964. De actie (met het gruwelijke beeldmerk van een negerhoofdop een citruspers) kreeg enige aandacht in de pers. Onder meerPvdA, PSP (de pacifistisch-socialistische partij),jongerengroeperingen en de vakbond NVV betuigden hun adhesie.Ongeveer in diezelfde tijd ontstond ook de werkgroep Kairos, dieeen grote rol zou gaan spelen bij het uitoefenen van druk opregering en bedrijfsleven (de reeds genoemde, omvangrijkeShell-boycott vanaf 1973 met name) én bij de mobilisatie vande publieke opinie tegen apartheid.

Maar de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Josef Luns,maakte zich er vooral ongerust over dat dit soort acties de goedebetrekkingen met Pretoria konden verstoren. En daar hadden KLM,Philips of Shell weer geen baat bij. In VN verband, waar opinitiatief van Afrikaanse of Aziatische landen regelmatigresoluties tegen het apartheidsregime ter sprake kwamen, namNederland een positie in het midden in door zich van stemming teonthouden, terwijl verschillende andere westerse landen juistvóór stemden.

Het zou tot begin jaren zeventig duren alvorens er een kabinetaantrad (Den Uyl) dat zich iets explicieter tegen de apartheid gingkeren. Doordat drie humanitair geïnspireerdesociaal-democraten buitenland-posten in dit kabinet bekleedden(Pronk op Ontwikkelingssamenwerking, Van der Stoel op BuitenlandseZaken en Den Uyl op Algemene Zaken), kon aan het 'gidsland'-conceptenige inhoud worden gegeven. Officiële bezoeken aanZuid-Afrika werden afgezegd, er werd nu wel vóóranti-apartheidsresoluties in de VN gestemd, Nederlandseanti-apartheidsorganisaties kregen subsidie,Zuid-Afrikaansebevrijdingsbewegingen kregen ontwikkelingshulp...Maar het ging ook dit kabinet te ver om Zuiid-Afrika te isoleren ofom investeringen stop te zetten. Daarvoor was de verdeeldheidbinnen het kabinet - en zelfs binnen de PvdA, waarin minister vanFinanciën Duisenberg bijvoorbeeld een matigende invloeduitoefende - te groot.

Het zou tot 'Soweto' duren alvorens naast kerken, actiegroepen,vakbonden, media en parlementariërs ook kabinetten (Van Agt enLubbers) en ministeries zich actiever anti-apartheid gingenopstellen. Hoewel nog steeds niet altijd van harte; maar de drukvan de actiegroepen was zo groot, dat deze regeringen niet om eenolie- en kolenboycot, een culturele en een sportieve boycot heenkonden.

Het Nederlandse opgeheven vingertje zal vast een rolletje hebbengespeeld bij het beëindigen van het apartheidsregime en bij devrijlating en presidentsverkiezing van Nelson Mandela. "Nederlandsesancties en kritiek hebben een 'speciaal effect' gehad", zei delaatste blanke, hervormingsgezinde president De Klerk bij eenbezoek aan Nederland in 1990. Maar misschien is bescheidenheidtóch gepast: De Klerk heeft vast een beleefdheidsformulegebezigd.

Armand Heijnen