Achtergrond

Onveranderlijk veranderlijk

Volgens promovendus Jos Buurlage past Harry Mulischin de traditie van dandy's als Oscar Wilde en Louis Couperus:schrijvers die door hun persoonlijkheid en levensstijl zowelirriteren als fascineren, maar ook een maatschappelijke boodschapuitdragen. De boodschap van Mulisch in drie woorden: weesonveranderlijk veranderlijk.

Wie heimwee heeft naar de jaren zestig, is er waarschijnlijkniet bij geweest. De magie van flowerpower, vrije liefde enhappenings wil in retrospectief nog wel eens valse nostalgieoproepen bij een generatie die ten tijde van al dat moois nog nieteens geboren was. Een van de mensen die er wél bij was, en erop geheel eigen wijze verslag van doet in zijn boeken, is HarryMulisch. In de jaren vijftig had hij zijn naam als romanciergevestigd met romans als 'Archibald Strohalm', 'Het zwarte licht'en 'Het stenen bruidsbed'. De jaren zestig en zeventig lieten eenheel andere Mulisch zien: een idealistische schrijver die hetEichmann-proces volgde in Israël, vooraan stond bij deprovo-happenings en afreisde naar de revolutie in Cuba. Zijnervaringen en ideeën verwerkte hij in boeken als 'De zaak40/61', 'Bericht aan de rattenkoning'en 'Het woord bij de daad',reportages die het midden houden tussen journalistiek,geschiedschrijving, politiek proza en literatuur. Tot nu toe werdendeze teksten niet meegenomen in studies over het literaire werk vanMulisch. Ten onrechte, vindt Jos Buurlage, die vrijdag 23 aprilpromoveert op Mulisch' werk uit de periode 1960-1975: "In mijnproefschrift probeer ik aan te tonen dat de teksten uit deze tijdnet zo goed in zijn totale oeuvre thuishoren als de grote romansdie hij in de jaren vijftig en na de jaren zeventig schreef."

Lappendeken

Jos Buurlage begrijpt wel dat een boek als 'Bericht aan derattenkoning' uit 1966 een stuk moeilijker te plaatsen is danbijvoorbeeld 'De aanslag'. 'Bericht aan de rattenkoning' gaat overde opkomst en ondergang van provo, maar daar zitten allerlei andereonderwerpen en genres doorheen geweven. Je zou je kunnen afvragenwaarom een romancier opeens zo'n vreemde lappendeken vanliteratuur, journalistiek en opinie schrijft. Buurlage: "Om tebeginnen moeten we vaststellen dat heel veel schrijvers uit dietijd maatschappelijk bevlogenwaren en politiek-culturelebrandhaarden in de wereld opzochten. Iemand als Simon Vinkenoogtrad op tijdens popfestivals, Cees Nooteboom zat in 1968 in Parijsen W.F. Hermans ging naar Suriname. Mulisch is wel de enigeschrijver die op zo'n ongebruikelijke manier over zijn tijdschreef. Omdat hij naam had gemaakt als literaire auteur, werdenzijn boeken ook door de literaire kritiek besproken. En derecensenten hadden enorm veel moeite met die boeken. Ze werdenafgedaan als slechte journalistiek: niet feitelijk, vol metliteraire excercities en verwarrende kunstgrepen. Mulisch zelfnoemde het Nieuwe Journalistiek. Hij zegt dat hij het zelf heeftuitgevonden, maar dat is natuurlijk niet zo: New Journalism was inAmerika een stroming op zich. Een auteur als Norman Mailer liep meein de Vietnam-demonstraties en schreef daar een boek over dat ookover de grens van de objectieve berichtgeving heen gaat. Eenbelangrijk verschil is dat Mailer een duidelijke scheidslijn troktussen journalistiek en reflectie: het eerste deel van zijn boek'Armies of the night' is een nauwkeurig journalistiek verslag endaarna geeft hij een historische, meer literaire beschouwing. BijMulisch lopen literatuur en journalistiek dwars door elkaar heen.Op een gegeven moment zie je dat zijn boeken niet meer doorliteraire critici en journalisten worden besproken, maar doorsociologen en psychologen. Dan worden de kritieken ook meteen eenstuk vakkundiger en enthousiaster. De boodschap van die boeken isdan ook niet alleen literair, maar vooral ook maatschappelijk: zedragen de filosofie uit dat zowel het individu als het hele mensdomvoortdurend moet streven naar verandering - onveranderlijkveranderlijk zijn is het ideaal."

Handelseditie

Mulisch is zeer te spreken over de dissertatie, al heeftBuurlage voor zijn onderzoek geen contact gezocht met de schrijver:"Mulisch is van mening dat de schrijver zijn werk heeft gedaan alshet boek is gepubliceerd, en ik ben het met hem eens. Wanneer ikhem was gaan interviewen zouden mijn interpretatie en die van hemdoor elkaar zijn gaan lopen. Bovendien zette ik in op een boek datniet alleen over Mulisch zou gaan, maar ook een tijdsbeeld zougeven van de culturele context waarin hij werkte. Mijnbelangrijkste conclusie is dat het werk van Mulisch ééncontinu geheel vormt; er is geen wezenlijk verschil tussen diedocumentaire teksten en de boeken ervoor en erna. Hij gebruiktdezelfde stijlmiddelen en bedient zich van dezelfde thema's die alin zijn allereerste boek te vinden zijn: magie, mystiek, hetraadsel van de tijd. Ook de Tweede Wereldoorlog speelt een rol inbijna al zijn boeken. Mulisch' moeder was joods en zijn vader waspro-Duits, dus het is niet vreemd dathij altijd zo bezig is geweestmet dat thema. Verder heb ik een hoop leuke wetenswaardighedenopgegraven - zo heb ik bijvoorbeeld ontdekt dat 'Bericht aan derattenkoning' grotendeels de structuur heeft van Multatuli's 'MaxHavelaar'. De echte Mulisch-liefhebber kan ik zeker de noten vanmijn proefschrift aanraden."

Promovendi van de Utrechtse afdeling Neerlandistiek lijken delaatste tijd een patent te hebben op toegankelijke, leesbareproefschriften. Net zoals van het proefschrift 'Circus dubio enSchroom' van Thomas Vaessens een handelseditie uitkwam bij deArbeiderspers, verschijnt Buurlages proefschrift 'Onveranderlijkveranderlijk' als boek bij De Bezige Bij - niet geheel toevallig deuitgeverij van Harry Mulisch zelf. Jos Buurlage: "Ik wilde geenpuur neerlandistiek proefschrift schrijven,

maar ook een studie maken van de jaren zestig en zeventig.Bovendien wilde ik geen boek schrijven dat alleen voor deacademische kring was bedoeld. Gezien het onderwerp leek het mewaarschijnlijk dat er meer mensen interesse zouden kunnen hebben.Toen het proefschrift grotendeels af was, heb ik contact gezochtmet De Bezige Bij. Ze aarzelden eerst wel een beetje, maar toen zehet aan Mulisch lieten lezen was hij er zo enthousiast over, dat zetoch hebben besloten om het uit te geven. Hij beschouwde het als deopvulling van een leemte in de aandacht voor zijn werk. Mulischheeft altijd al gezegd dat hij het jammer vond dat die periode uitzijn werk buiten beschouwing is gebleven. Voor De Bezige Bij is ditgeen commerciële onderneming; zij doen het omdat Mulisch eenbelangrijk auteur in het fonds is, en omdat ze vinden dat auteursvan zijn kaliber ook in hun culturele context worden geplaatst.Maar verder moet je er vanuit gaan dat elke dissertatie bij DeSlegte belandt. En dat is helemaal niet erg, want dat betekent dateen groot publiek er voor een lagere prijs van kan profiteren.Ondertussen ga ik eens verder denken wat ik nu eens zal aanpakken,want ik heb de smaak te pakken gekregen. Ze zeggen vaak dat hetecht moeilijk is om een goed boek te schrijven over Reve. Dat zouik dus wel eens willen proberen."

Ingmar Heytze

Het boek Onveranderlijk veranderlijk, HarryMulisch tussen literatuur, journalistiek, wetenschap en politiek inde jaren zestig en zeventig is uitgegeven door de De Bezige Bij enkost 45 gulden.

'Als er voetbal was, keken we samen'

Volgens de Stichting Jongeren Huisvesting Utrecht(SJHU) is de hospita aan het uitsterven. Er melden zich steedsminder hospita's bij het kamerbemiddelingsbureau. Een paaroverblijvers komen hier aan het woord. De stereotiepe oudere dameis soms ook een jonge man, en waar de een het puur doet voor hetgeld vindt de ander het ook gezellig.

De SJHU meldt dat het aantal kamers dat door een hospita wordtverhuurd is gedaald van 51 procent in 1997 naar 44 procent in 1998."We vermoeden dat deze terugloop in hospita's is te wijten aan detoegenomen welvaart in Nederland. De noodzaak om een student inhuis te nemen, en op die manier wat bij te verdienen, isafgenomen", zegt Peter van Corler van de SJHU. "Maar, studentenwillen ook liever niet meer bij een hospita wonen. Hetstudentenhuis is populairder omdat ze daar meer privacyhebben."

De hospita's blijven nodig om aan de vraag naarstudenten-woonruimte in de stad Utrecht te voldoen want de vraagnaar kamers overtreft het aanbod nog steeds. Meer dan drieduizendjongeren schreven zich vorig jaar in bij de SJHU, terwijl erslechts 765 kamers te vergeven waren. "We zijn blij met iederekamer. Het is jammer dat het aanbod van kamers terugloopt", aldusvan Corler.

"De hospita bestaat al net zo lang als de universiteiten",vertelt van Corler. "Vroeger kwam het meer voor dat een student bijiemand in huis ging wonen in de plaats waar hij studeerde. Wekennen allemaal het stereotype: de oudere dame die een kamertjeverhuurt. Maar er zijn ook jonge mensen die studenten in huisnemen." De belangrijkste reden om een kamer te verhuren blijft hetgeld. "Maar, er zijn ook mensen die het gezellig vinden om iemandin huis te hebben. Er bestaan allerlei verschillende soortenhospita's."

Corpsballen

Geert Goorhuis (40), medewerker in de medische bibliotheek vande universiteit, is een hospes. "Geen hospita, want dat is devrouwelijke variant", zegt Goorhuis. Hij woont in een maisonettepal onder de Dom. Goorhuis verhuurt de logeerkamer van zijnnieuwbouwappartement. Het is een kamer met uitzicht op de rechtbanken kost 350 gulden. "Sommige van mijn collega's verhuren ook kamersaan studenten. Toen dacht ik; 'Da's easy money'. Ik deed toch nietsmet die kamer." Goorhuis vond zijn huurder via de SJHU.

Geert Goorhuis zegt dat hij 'alleen voor het geld, niet voor degezelligheid'verhuurt. De huurder die drie jaar bij hem in huiswoonde is net vertrokken. "We hebben al die tijd eigenlijk compleetlangs elkaar heen geleefd. En dat was ook de bedoeling", zegtGoorhuis. "Hij mocht hier niet koken, want dan moest hij steedsdoor mijn woonkamer lopen. En in het weekend had ik ook lieverniemand in huis." Hij vertelt dat zijn huurder een stille jongenwas, die er weinig was. "Wat dat betreft was dat ideaal, want hetwas vreemd om ineens iemand in huis te hebben. Je weet ook niet ofiemand betrouwbaar is en hoeveel mensen hij in huis gaat halen."Daarom wilde Goorhuis eerst de ouders van de studenten ontmoeten.De moeder van zijn vorige huurder was 'een keurige mevrouw'. "Datwas ook belangrijk" vertelt de hospes.

Goorhuis heeft zelf in zijn studententijd bij een hospitagewoond. "Bij het stereotype in een groot oud huis bij hetWilhelminapark. Zij woonde op de benedenverdieping en de huurdersdaarboven." Hij wil eigenlijk geen hospita of hospes genoemdworden. "Dat beeld is op zich flauwekul. Iedereen kan kamersverhuren. Zo ken ik nog wel een stereotype; mannen die alleenkamers verhuren aan meisjes. Ik had met mijn huurder eerder hetgevoel dat we als twee studenten in een huis woonden."

De hospes vindt dat je ook niet kunt spreken van hetprototype-student. "Binnen de studentenwereld bestaan ookverschillende circuits met eigen codes." Geert Goorhuis zouéén type student nooit in huis nemen: "Ik wil geencorpsballen in huis, daar heb ik een aversie tegen." Hij vindt hetniet leuk als huurders harde muziek draaien of teveel mensen opbezoek krijgen. De kamer bij Goorhuis staat nu leeg, hij zoekt nogeen student die bij hem wil wonen. "Ik ga die kamer zeker weerverhuren, dat is goed bevallen."

Uitstraling

Mevrouw van Zanten (65) verhuurt de grootste kamer uit haar huisaan een student. Ze heeft in tegenstelling tot Goorhuis geengebruik gemaakt van de SJHU, maar een advertentie in de krantgezet. Sinds haar tien kinderen de deur uit zijn en haar man isoverleden is het wel erg stil in huis. Daarnaast kan ze de extracenten wel gebruiken. "Of het nou een jongen of een meisje is datmaakt me niet uit. Studenten zijn toch allemaal hetzelfde," zegtVan Zanten. "De uitstraling moet me aan staan. Ik zie meteen of hetklopt of niet als ik in iemands ogen kijk."

Van Zanten woont in een oude arbeiderswoning in de Utrechtsewijk Ondiep. Deze hospita vindt het, net als hospes Goorhuis,altijd prettig om de ouders te ontmoeten. De hospita verhuurde invijf jaar aan vijf studenten een kamer. De zesde, Vincent vanBruggen, is er net ingetrokken. Vincent (22) is tweedejaarspsychologie. Vincent heeft een kamer met een groot raam en tweeruime inbouwkasten. Hij betaald 450 gulden voor een oppervlakte vanachttien vierkante meter.

Vincent studeerde eerst in Kampen, waar hij in het centrum ineenstudentenhuis woonde. "Ik mis mijn huisgenoten wel; koffiedrinken met elkaar, dat soort dingen. Aan de andere kant heeft hetwonen bij een hospita ook wel weer zijn voordelen. Nooit meer dieeeuwenoude discussies over vieze pannen", vertelt Vincent. Het huisvan Van Zanten is schoon en gezellig. Vincent hoeft alleen zijneigen kamer schoon te houden. En als hij zijn slaapkamerdeur openlaat zuigt mevrouw die ook even mee. "Ik ben maar alleen, het wordtnooit zo gek vies. Effe een doekie er over en alles is weerschoon", zegt Van Zanten.

"Ik vind alles best wat ze doen, als de buren er maar geen lastvan hebben. Muziek draaien doe ik zelf, dus mag hij dat ook. Hijmoet zelf weten hoe laat hij uit de stad thuis komt. Ach, studentenhet zijn net gewone jongens. Gewone jongens gaan ook uit. Studentengaan alleen wat vaker en drinken dan wat meer."

Vincent mag alleen geen huisdieren houden, want de hospita isallergisch voor katten en honden vindt ze niet hygiënisch. Entelefoneren moet hij buiten doen, in een telefooncel. "Ze mogenniet bellen op mijn telefoon, wel gebeld worden." Die regel heeftmevrouw van Zanten ingesteld nadat ze een peperduretelefoonrekening kreeg door een huurster die steeds naar Londenbelde. "Ze is heel zakelijk", zegt Vincent "En daar houd ik welvan. Ik moet er niet aan denken om iedere middag thee te drinkenmet elkaar. Ze is wel heel vriendelijk, maar dat gaat te ver."

Van Zanten zegt moeilijk alleen te kunnen zijn, daarom vindt zeeen student in huis wel gezellig. "De vorige student zat hiergewoon in de woonkamer televisie te kijken. Als er voetbal waskeken we samen, want we waren allebei voetbalfan. Ik van FC-Utrechten hij van Ajax. Ook als ik jarig was dan kwam hij even een bakkiedoen. Ik vind alles best en ik bemoei me nergens mee. Als hijbijvoorbeeld een logé heeft vindt ik dat best. De logémoet dan natuurlijk niet weken blijven slapen."

Vincent heeft aan de muur tekeningen opgehangen die door eenoud-huisgenoot zijn gemaakt. Op een kastje staat een foto van zijnoude huis tijdens een kerstfeest. "De eerste avonden dat ik hierzat dacht ik : 'Oh, wat heb ik gedaan !' Ze hebben me allemaalhelpen verhuizen en vonden het heel triest om me hier zo achter telaten", zegt Vincent. Hij blijft hier nog een paar maanden wonen,maar uiteindelijk wil hij weer naar een studentenhuis. "In eenstudentenhuis kan je lekker bij mekaar naar binnen stappen."

Rosalie Curto en Joke van der Glas

'Soms negeert men de regelgeving bewust in de hoop dat het zo'n vaart niet zal lopen'

'Soms negeert men de regelgeving bewust in de hoop dat het zo'nvaart niet zal lopen'

Kennis over de Europese regelgeving ontbreekt bijveel gemeenten en provincies, elke keer weer moet prof.dr. BartHessel die conclusie trekken. Hij is als geen ander op de hoogtevan de grote financiële risico's die overheden daardoor lopen.In zijn oratie pleit hij voor meer deskundigheid. "Europa is veelmeer dan een instantie waar je subsidie kunt krijgen."

`Bouwen aan een stad in Europa' was de titel van de inaugurelerede die prof.dr. Bart Hessel op 24 maart uitsprak voor een gehoorwaaronder zich een forse afvaardiging van de gemeente Utrechtbevond. Logisch want Hessel had hen van tevoren gemeld dat hij deknuppel in het hoenderhok zou gooien. De Utrechtse bestuurders enhun ambtenaren hebben geen flauw idee van de gevaren die hen vanuitBrussel bedreigen, was de provocerende boodschap van de man diezich in 1991 ging verdiepen in het effect van de Europese wetgevingop het beleid van gemeenten en provincies, en die inmiddels geldtals de Nederlandse expert op dit gebied.

Als voorbeeld van de problemen die zich kunnen voordoen wijsthij op de schadevergoeding die de stad Milaan heeft moeten betalenaan een ten onrechte gepasseerde aannemer. "Het ging om derenovatie van het stadion van AC Milan en Inter. Dat project was naeen openbare aanbesteding aan een aannemer gegund die niet hetvoordeligste aanbod had gedaan, maar die om andere redenen devoorkeur had gekregen. Volgens de Italiaanse wet was er geenvuiltje aan de lucht, maar de Europese richtlijn vooraanbestedingen schrijft voor dat een opdrachtgever in ieder gevalook inlichtingen moet inwinnen bij opvallend goedkope aanbieders.Men mag dan nog wel voor een ander kiezen, maar alleen met eenheldere motivatie.

"Milaan had dat nagelaten, met als gevolg dat de gepasseerdeaannemer de zaak aanhangig maakte, en ja, toen hing men. EenEuropese richtlijn heeft nu eenmaal voorrang op de Italiaansewetgeving en het Hof had geen boodschap aan het feit dat deItaliaanse overheid de Europese richtlijn niet goed naar hetItaliaanse recht had omgezet. Heel vervelend voor Milaan want ditgrapje heeft de stad in grote problemen gebracht. Vandaar mijnaansporing aan Utrecht en andere Nederlandse gemeenten om deEuropese regelgeving goed te volgen."

In Milaan ging het mis met de Europese richtlijn vooraanbestedingen, maar ook op andere terreinen zouden gemeenten weleens in aanvaring kunnenkomen met het Europese recht, vreestHessel. Hij noemde in zijn oratie onder meer de milieuwetgeving,voorrangsregels en overheidssteun om bedrijven te lokken. Met nameLeidsche Rijn en het Utrecht City Project zijn projecten waar naarzijn mening gemakkelijk iets mis zou kunnen gaan.

"Stel dat Utrecht in Leidsche Rijn voor een toewijzingsbeleidkiest op basis van economische of maatschappelijke gebondenheid.Een Amsterdammer kan op die basis zonder problemen uit Utrechtgeweerd worden. Maar een Oostenrijker of een Fin die geenwoonvergunning krijgt, kan straks waarschijnlijk met succes eenberoep doen op de Europese anti-discriminatie wetgeving.

Een soortgelijk probleem kan zich voordoen ten aanzien van deNederlandse regels voor het in dienst hebben van bepaaldepercentages gehandicapten en allochtonen uit de regio. Utrechtheeft daarvoor strenge regels opgesteld, maar kan waarschijnlijkniet verhinderen dat een buitenlandse ondernemer die de opdrachtvia de Europese aanbesteding heeft gekregen, die regels negeert enstraks zijn eigen moeilijk plaatsbare werknemers meeneemt.

Ook ten aanzien van de milieuwetgeving is een grondige toetsingvan Europese regels van het grootste belang, vindt Hessel. "HetEuropese recht kent stringente eisen ten aanzien van het uitvoerenvan milieu-effect-rapportages. Als het Utrecht City project straksvan start gaat, moet zo'n MER ongetwijfeld ook worden opgesteldvoor de omgeving van de Jaarbeurs. Je moet er niet aan denken dathet ministerie van VROM de Europese richtlijn verkeerd heeftgeïnterpreteerd en dat Utrecht blind op die interpretatieafgaat. Dan zou een bewoner van de Croeselaan wel eens vergaandroet in het eten kunnen gooien."

Kerstpakket

Reden te over kortom voor Utrecht, net zo goed als voor elkeandere Nederlandse gemeente en provincie, om zich grondig op dehoogte te stellen van de Europese regelgeving. Maar wie eropvertrouwt dat onze lokale bestuurders hun ogen niet in hun zakhebben, komt bedrogen uit, moet Hessel keer op keer constateren."Soms kent men de regels wel maar negeert men ze bewust in de hoopdat het zo'n vaart niet zal lopen. Dat is met name het geval bijaanbestedingen, want ja, een gemeente heeft liever de aannemer omde hoek die al jaren voor de stad werkt en die met Kerstmis altijdzo'n aardig kerstpakket thuis bezorgt dan een Fransman of een Griekdie slecht Engels praat en van wie je maar moet afwachten wat voorkwaliteit hij levert."

Maar in de meerderheid van de gevallen is er sprake vanonwetendheid, heeft Hessel gemerkt. "Ik heb in november inverschillende steden eenverhaal gehouden voor ambtenaren die metdeze zaken te maken hebben. Zelfs in een grote stad als Den Haagsloeg men steil achterover toen men zich realiseerde wat mijnboodschap was. Soms word ik gebeld door een wethouder of een hogeambtenaar van zo'n gemeente. Dan leg ik uit wat ze willen weten,maar vaak hoor ik aan hun reacties dat zij het toch niet echtbegrijpen.

Utrecht, dat op dit terrein toch bepaald niet achterop loopt,heeft bijvoorbeeld nog geen enkele jurist in dienst die isgespecialiseerd op het gebied van Europa. Dat is toch bijnaonvoorstelbaar? Het klinkt misschien vreemd, maar soms denk ik dater zich maar eerst een vergelijkbaar schandaal moet voordoen als deSecuritel-affaire, toen bleek dat Nederlandse voorschriften niet inBrussel waren aangemeld en daarom niet geldig waren. Ik ben bangdat dat de enige manier is om Nederland echt wakker teschudden."

Denktank

Als het aan Hessel ligt wacht Utrecht niet op zo'n ramp, maarwordt er zo snel mogelijk een denktank gevormd van gemeentelijke enprovinciale ambtenaren en medewerkers van de faculteit Rechten omde problemen in kaart te brengen. Maar eigenlijk reiken de ambitiesvan de man die al jarenlang bij Rechten werkt, verder. Debijzondere leerstoel die vorig jaar min of meer voor hem werdingesteld, zou de kern moeten vormen van een wetenschappelijksamenwerkingsverband van juristen, economen en ruimtelijkewetenschappers met als thema `Europa en de decentraleoverheid'.

"Tot nu toe bestaat de neiging om in eerste instantie defensiefop Europa te reageren. Er is een nieuwe richtlijn: o jee, nu moetenwij dus iets. In mijn visie heeft Europa juist behoefte aanwetenschappers die al vooraf meedenken. Mijn pleidooi is om degrootschalige projecten die nu in Utrecht van start gaan tegebruiken als proeftuin voor de rol die gemeenten en provincieskunnen spelen bij het vormgeven van het Europese grotestedenbeleid, met alle juridische haken en ogen die daarbij een rolspelen."

Hessel ziet het al helemaal voor zich, maar voor het zover iszal hij nog wel enige tegenstand moeten overwinnen, want hij weetinmiddels als geen ander dat juridisch handwerk in beleidskringenniet altijd even populair is. "Een van mijn studenten heeft onlangsin opdracht van de gemeente Utrecht uitgezocht hoe het precies zitmet de Europese aanbestedingsregels. De vraag was of gemeentelijkediensten als aparte eenheden kunnen worden beschouwd. In Europageldt dat elke opdracht van vier ton of meer Europees moet wordenaanbesteed. Als de aankopen van alle diensten van een gemeente bijelkaar moeten worden opgeteld, is er een goede kans dat zelfs voorde jaarlijkse aanschaf van nieuwe computersal een Europese offertemoet worden gevraagd. Dat is overigens een probleem waarmee ook deuniversiteit wel eens geconfronteerd zou kunnen worden.

"Die studente heeft de zaak uitgezocht en precies omschreven inwelke omstandigheden een gemeente als één organisatie kanworden beschouwd. Heel nuttig werk, maar de reactie bij de gemeentewas: moet het nou echt zo uitgebreid? Dat is typisch een reactievan beleidsmakers. Ze willen dat juristen problemen voor zeoplossen, maar als die juristen dat dan doen, is het ook weer nietgoed, want dan doen ze het te gedetailleerd. Beleidsmakers willeneen pasklaar antwoord en zijn ontevreden als wij ze duidelijk makendat dat niet bestaat. Des te meer reden dus om de handen ineen teslaan en samen naar oplossingen te zoeken."

Erik Hardeman

'Als het vol is, is het er verdraaid gezellig'

"Als ik nou geweten had waarvoor je kwam, hadden weaan het einde van de dag in de Faculty Club kunnen afspreken", zegtprof.dr. Dop B"r. De experimenteel neuroloog ontvangt me in plaatsdaarvan in zijn werkkamer in het AZU.

Het lijkt er inderdaad op dat de Faculty Club 'Helios' in hetAcademiegebouw - ingang: Achter de Dom 7 - een soort tweede thuisvoor B"r is. Met toenemend enthousiasme vertelt hij over deuniversitaire club naar Engelse snit waarvan hij voorzitter is.Personeelsleden en alumni kunnen à raison van 95 of 150 guldenper jaar lid worden. In ruil daarvoor kunnen ze in Helios tussen 'sochtends elf en 's avonds negen uur een collega of bekendeontmoeten onder het genot van een glaasje, een partijtje biljart ofeen maaltijd. Een lidmaatschap voor het leven kan óók enkost 2000 gulden.

"De benedenruimtes houden we exclusief voor de leden", verteltB"r. "Dat heeft nu nog als consequentie dat het daar voller zoukunnen zijn. Er is beslist belangstelling voor de 'huiskamer', maarmet pieken en dalen. Zo'n maandagavond rond dinertijd is het erstil. Amsterdamse collega's hebben ons verteld dat het bij hen tweetot drie jaar heeft geduurd voordat de club écht goed liep; zolang willen wij er niet over doen. Maar de benedenverdiepingopenstellen voor niet-leden, nee. Leden moeten toch ietsterugkrijgen voor hun 150 gulden."

Niet-leden kunnen de bovenverdieping huren voor een oratie- ofpromotiebuffet, een alumni-reünie, een vakgroepsbespreking,een congres of een werklunch. Dat loopt goed: de boekingen rollenbinnen, zowel voor de Sterrecamer, die zo'n 15 à 25 mensen kanherbergen, als voor de Kanunnikenzaal waarin 70 à 80 gastenterecht kunnen. "Maar leden worden op allerlei manierenvoorgetrokken", beklemtoont B"r nog maar eens. "Zij kunnenexclusief gebruik maken van de fietsenstalling, de biljart- enhuiskamer en - wat met de lente in zicht zeer aantrekkelijk begintte worden - van de prachtige tuin die bij de club hoort. De prijzenvan de bovenverdieping die we voor hen doorberekenen zijn veelscherper, soms is er sprake van een reductie van wel zestigprocent."

Dat het grootste deel van de universiteit in de Uithof zit, iswel een handicap, maar ook weer niet helemaal. "Het Academiegebouwis met fiets en bus heel goed bereikbaar. Als er al een drempel is,dan is die niet fysiekmaar psychologisch", meent de hoogleraar, diezelf bij voorkeur de fiets neemt en daaraan een "uitstekendeconditie" zegt te hebben overgehouden. "Maar de Uithof kan niet optegen de allures van de binnenstad. Waar zou je hier een clubmoeten vestigen? Boven in het Van Unnikgebouw? Mooi uitzichtwellicht, maar stijl...?"

De ruimtes in de binnenstad hebben wel degelijk cachet, hoewelB"r het nog een beetje te steriel vindt. "Zoals een net opgeleverdewoning", meent hij. "Het is allemaal nog een beetje te mooi. Maarik ben in gesprek met Peter de Haan, de directeur van hetUniversiteitsmuseum, om de boel op te vrolijken. Geenhoogleraarsportretten, want die hebben we genoeg in hetAcademiegebouw. De Haan dacht aan oude affiches vanStudentenlustra. Maar als je er zit en naar buiten kijkt", zwijmeltB"r verder, "dat uitzicht op Paushuize en die tuin... Waar zou jeliever na je werk even een biertje gaan drinken? Als het vol is, ishet er verdraaid gezellig."

Inmiddels hebben zich 800 leden aangemeld. Via een pasje hebbenze toegang tot Helios, maar nog niet alle pasjes zijn geleverd."Dat loopt nog niet zo soepel." Per avond bezoeken tussen de 5à 20 leden daadwerkelijk de geroemde ambiance. "We denkenerover een programma te bieden", aldus B"r. "Maar ik kan me ookvoorstellen dat als je hier komt om rustig een borreltje te drinkenen een krantje te lezen, of om wat te werken - wat met deaanwezigheid van telefoon-, computer-, e-mail-, fax- eninternetfaciliteiten heel goed mogelijk is - dat je dan niet zo'nbehoefte hebt aan een barpianist of een gedichten-declamatie. Maarwe zijn er mee bezig. In samenwerking met Studium Generalebijvoorbeeld, op bepaalde tijdstippen en in de bovenzalen, zou erbest iets te organiseren zijn waarmee de aantrekkingskracht van deFaculty Club verhoogd wordt.

"En er moet een snelle daghap komen", besluit B"r." "De cateraaris uitstekend en de kwaliteit van de maaltijden is buiten kijf.Maar er moet iets komen dat als je aan het eind van de dag,vóór een avondvergadering bijvoorbeeld, snel even wiltdineren, dat er dan ook snel iets geserveerd kan worden."

Armand Heijnen

Voor meer informatie op opgave kunt u zichwenden tot de gastheer/clubmanager J. Bonenkamp, Achter de Dom 7,3512 JN of telefonisch: 253.9910

Cartoon Network: 'dat is goede humor, lekker bot, surrealistisch en raar'

Cartoon Network: 'dat is goede humor, lekker bot,surrealistisch en raar'

"Al mijn vrienden en bekenden kijken Cartoon Network", zegt KoenValewink, ex-student journalistiek, "en dat zijn skaters,studenten, maar ook dertigers. Als ik lig te zappen blijf ik altijdwel hangen bij Cartoon Network." Ook student psychologie MartijnMulder is een groot liefhebber: "Ik vind looney tunes leuk, zoalsRoadrunner, en Tweety. Coyote van Roadrunner is echt goed. Die zieje zich echt concentreren, als hij weer een katapult maakt of zo.Net als die kat Sylvester. Dat is mijn favoriet. Tweety vind ikmaar een homo en Yogi Bear is ook niks aan." De echte toppers vanMulder zijn de cartoon Cow and Chicken en Dexter's Laboratory: "Datis goede humor, lekker bot, surrealistisch en raar."

Ook Valewinks favoriet is de cartoon Dexter's Laboratory. Hijheeft alle afleveringen al meerdere malen gezien: "Ik heb laatsteen marathon

opgenomen. Dus ik heb vier uur Dexter op tape." Zijn favorieteepisode is

die waarin Dexter door een mislukt experiment niets anders meerkan zeggen dan 'omelette du fromage'. Het blijkt het goede antwoordte zijn op alle wereldvragen, en Dexter schopt het tot presidentvan de Verenigde Staten. Er is echter een groot probleem: hetwachtwoord van Dexters laboratorium is 'Star Wars' en niet'omelette du fromage', dus onze held kan zijn laboratorium nietmeer in. Einde.

Het zijn dergelijke malle verhaallijnen die karakteristiek zijnvoor de new wave of cartoons. De belangrijkste exponenten hiervanop Cartoon Network zijn Johnny Bravo, Cow and Chicken en Dexter'sLaboratory, waarbij vooral de laatste een grote populariteit heeftverworven bij studerend, klaplopend of werkeloos Nederland. Dexteris een hyperintelligent jongetje van een jaar of zeven, met eengigantisch geheim laboratorium. Zijn experimenten mislukken vrijwelaltijd door toedoen van zijn oudere zusje Dee Dee, die bevalligrondhuppelt in een balletpakje, en met Barbiepoppen speelt. Dexter,op zijn beurt, geniet van nucleaire fysica, genetische manipulatie,en grote machines. Hij verafschuwt de collectieve gymles op school,of enge samenzweringen van meisjes. Het jonge genie spreekt eenvreemd accent, dat door de Amerikanen als Carpathisch-Scandinavischwordt omschreven. (Maar

voor Amerikanen is iets al snel Carpathisch-Scandinavisch.) Hetis wellicht het meest vreemde dat er nu op televisie te zien is.Mulder: "Het zijn van die hallucination generation toestanden. DatDexter af en toe schreeuwend door de lucht vliegt, net als in dieoude manga-tekenfilms met Remy, wanneer die verdrietig was." Dexterwerd het afgelopen najaar genomineerd voor een Emmy Award in decategorie Outstanding Animation Program. Voor dezelfde Emmy werdCow and Chicken voorgedragen.

Deze cartoon, een creatie van tekenaar David Feiss, gaat overeen elfjarige rebel without a clue, en zijn zevenjarig zusje. Deoudere broer pest zijn zuster, maar komt zo nodig ook voor haar op,zoals dat gaat bij broers en zussen. Het curieuze is echter dat deoudere broer een lelijke kip is van twee kilo, en het jongere zusjeeen lompe koe van tweehonderd kilo. (Mulder: "Dat is toch stom dateen koe en kip broer en zus kunnen zijn.") Cow en Chicken hebbenverder gewoon mensenvriendjes die het helemaal wijs vinden datChicken een snavel heeft, en Cow uiers. Zo nu en dan worden de tweegekidnapped door de Duivel, maar gelukkig is er ook Supercow, hetalter ego van Cow, die Spaans spreekt en kan vliegen. Cow enChicken hebben ook nog een neef: Boneless Chicken. Deze levendekipfilet kan alleen maar hangen of liggen, want hij heeft geenbotten. Hij compenseert zijn invaliditeit met het continu maken vanflauwe grappen, die altijd kunnen rekenen op een gulle lach van deeventuele omstanders.

Softie

Iedere aflevering bevat gelijksoortige absurdistische elementen.Daarnaast is er vaak sprake van een onnavolgbare seksuele lading,zoals de episode dat Cow aan het puberen slaat, last krijgt vanhaar kuddeinstinct en overal achteraan gaat lopen, of die keer datChicken met een paar vrienden een nachtelijke mission impossibleonderneemt naar het meisjestoilet op school, met walkietalkies engasmaskers. Ontroerend zijn de momenten dat Cow, uit purevrolijkheid en enthousiasme, haar eigen uiers gaat zoenen.

De cartoon Johnny Bravo maakt het supertrio van Cartoon Networkcompleet. Bravo is een grote sterke stud, die praat als ElvisPresley. Hij ziet zichzelf als Gods geschenk aan het vrouwendom.("Enough about me, now let's talk about... me.") Bravo bewondertzichzelf in de spiegel, maakt krachtige staccato bewegingen, engrossiert in coole openingszinnen om bij vrouwen in de smaak tevallen. De meisjes denken echter anders over Johnny en vallensteevast voor een softie. Een probleem dat iedere kerel van devierkante pot bekend voor moet komen. Ook de cartoon Johnny Bravowerd al eens genomineerd voor een Emmy Award, die in 1998 voor dezoveelste keer naar the Simpsons ging. Enterecht want dezesupercartoon initieerde (samen met Disneys's Little Mermaid in1989) de sterke opleving van de cartoonkunst in de jaren

negentig.

b:

tM%_8!#$&Na de gouden tijd in de jaren veertig en vijftig,toen mannen als Tex Avery en Chuck Jones, originele tekenfilmsmaakten, en types als Bugs Bunny en Daffy Duck het daglicht lietenzien, maakte de animatiewereld een diepe val, met als dieptepunt dejaren zeventig en tachtig, toen cartoons niet veel meer waren danverkapte commercials voor de dure action heroes, die je in dewinkel kon kopen. Nu in de jaren negentig, is er een nieuwegeneratie cartoonmakers opgestaan die de originaliteit en hetabsurdisme van de jaren vijftig koppelen aan de basaleverhaallijnen van serie's als The A-Team, waarmee de tekenaars zijnopgegroeid. De creatieven zijn opvallend jong. Genndy Tartakowski,de bedenker van Dexter is evenals Van Partible, de geestelijkevader van Johnny Bravo, nog geen dertig. David Feiss (Cow andChicken) is eind dertig, maar maakt ook deel uit van de generatiedie is opgegroeid met dag-televisie en de Star Wars Trilogie. Hetresultaat zijn cartoons met als enig doel het vermaken van luiemensen.

Ze bevatten psychedelische effecten, plotloze eindes, engrappige filosofische bespiegelingen met betrekking tot de aard vanhet menselijke bewustzijn, of het universum. Want de wereld van decartoons is de wereld van de geestelijke vrijheid. Mulder: "Incartoons kan alles, dat is wel heel relaxed. Je kan even doodgaanen dan is er niks aan de hand."

Gerard Janssen

'African Time' en schietende taxichauffeurs

Een bezoek aan Zuid-Afrika is sinds de afschaffingvan de apartheid in 1994 al net zo politiek correct als het kopenvan de wijn uit dat land. En er zijn genoeg redenen om erheen tegaan. Het land heeft een heerlijk klimaat en veel te bieden op hetgebied van cultuur en geschiedenis. Ook studenten vertrekken steedsvaker zuidwaarts.

Niet alleen toeristen en backpackers weten het land te vinden.Ook in de wetenschappelijke wereld loopt het storm. Erik van denBergh, medewerker van Kairos, een Utrechts advies- eninformatiecentrum over Zuid-Afrika, krijgt regelmatig vragen vanacademici die het land willen bezoeken.

Hij vermoedt dat de grote belangstelling van de laatste jarenhet gevolg is van een inhaalslag sinds het taboe op een bezoek isopgeheven. Ook signaleert hij een verschuiving. "Eerst gingen deprofessoren en de colleges van bestuur, toen volgden de docenten,en nu is het de beurt aan de studenten."

Een van de studenten die aanklopten bij Van den Bergh is Judithde Witte, vijfdejaars Algemene Letteren. De Witte keerde infebruari terug van een verblijf van zes maanden in Zuid-Afrika.Vanaf het begin van haar studie wist ze dat ze naar het buitenlandwilde. Toen ze het studiepad Literatuur en Cultuur in Zuid-Afrikaging volgen, stond meteen vast welk buitenland dat zou worden.

"De eerste tijd was het ontzettend wennen", vertelt De Witte."Ik zat op de UWC, de University of the Western Cape, en verbleefdaar de eerste maand op de campus. De universiteit is van oudsheropgericht voor kleurlingen, en ligt behoorlijk afgelegen. Omdat hetopenbaar vervoer niet veilig is, ben je er bijna van debuitenwereld afgesloten. Soms organiseren de bewoners van de campuseen meeting, maar daar houdt het ook wel mee op."

"Op de universiteit zitten nu nog steeds vooral zwarten enkleurlingen. Als een van de weinige blanken werd ik onwijsaangegaapt." Ook moest de Utrechtse wennen aan de typischearchitectuur op de campus. "De woningen op de campus zijn netbetonnen bunkers met overal tralies en hekken. We zaten met z'nachttienen op een gang, het was er niet zo hygiënisch en heteten was niet echt lekker."

Er zijn nog twee andere universiteiten in de West-Kaap. Diewarenoorspronkelijk voor blanken, zijn veel rijker en hebben beterefaciliteiten. Maar De Witte is blij dat ze naar UWC is gegaan."Daar merk je pas goed hoe die maatschappij in elkaar zit. Je komtin aanraking met de andere kant van het apartheidssysteem."

Wel besloot ze na een maand een eigen kamer te zoeken inKaapstad. Ze kwam terecht in een wijk met allemaal studenten enkunstenaars. "Heel gezellig. Je kon er 's avonds gewoon overstraat, naar de film, uit eten, naar de kroeg. De tijd op de campuswas achteraf gezien de meest indrukwekkende, maar dit was tochleuker."

Het was geen toeval dat De Witte op de UWC terecht kwam. Vantevoren had zij contact met Van den Bergh over haar onderzoek naarhet taalbeleid van de drie universiteiten in de provincie WestKaap. Samen met hem kwam ze tot de conclusie dat de EducationPolicy Unit op die universiteit voor haar een goede keuze zouzijn.

Onvoorbereid

Volgens Van den Bergh is het belangrijk dat mensen energiebesteden aan de voorbereiding van hun reis. "Het is een heel anderland, een heel andere cultuur en er zijn goede en minder goedeorganisaties waar je terecht kunt komen." Om in de behoefte aaninformatie te voorzien geeft Kairos een brochure uit over studie enstage in Zuid-Afrika. In de folder staan belangrijkewetenswaardigheden over het land.

Van den Bergh vindt het verbazingwekkend hoe onvoorbereidsommige studenten vertrekken. "Ze hebben geen idee hoe anders hetdaar is, ze gaan met zo'n Nederlandse geest op stap. Het openbaarvervoer is bijvoorbeeld heel anders dan in Nederland. Geweld isgangbaar, je moet goed weten wat je wel en niet kunt doen."

De Witte kan erover meepraten. "De eerste zes weken dacht ik:'ik zou hier nooit kunnen leven', ik voelde me zo onvrij. Je bentde hele tijd op je hoede. Je moet alles op slot doen en sommigedingen kun je gewoon niet doen, bijvoorbeeld naar bepaalde wijkengaan. Maar na die begintijd raakte ik er aan gewend, en voelde ikme eigenlijk net zo vrij als hier in Nederland."

"Eigenlijk heb ik maar van één buitenlandse studentegehoord dat ze was overvallen. Dat valt best mee, voor een periodevan een half jaar." Zelf was De Witte getuige van een schietpartijtussen rivaliserende taxichauffeurs. "Ik hoorde een paar hardeknallen, en zag vervolgens mensen uit de auto rollen. Ze warenbehoorlijk overstuur. Later bedacht ik me dat ze uit de autovluchtten omdat de chauffeur aan het schieten was. Even verderopstonden drie aan flarden geschoten busjes. Dan schrik je toch weleven."

Ook het verschil in aanpak van het onderwijs en begeleiding vielDe Witteop. "Je moet wel redelijk zelfstandig zijn, als je daarheen gaat. Het aantal studenten per docent is veel groter. Je moetdus niet verwachten dat ze alles voor je regelen. Ik kreeg een paarnamen van mensen die ik om mee te beginnen kon interviewen. De restmoest ik zelf organiseren."

"En dan kwam het dus wel eens voor dat iemand een paar uur telaat op een afspraak kwam, of gewoon helemaal niet. Wat dat betreftgaat het allemaal veel relaxter daar, 'Geniet de dag', is eenuitdrukking, maar wij, de buitenlandse studenten, noemden het ookwel African Time. Overigens zijn er ook organisaties die wel heelstipt en goed georganiseerd zijn, zoals die Unit waar ik zat."

De Witte organiseerde en financierde haar reis helemaal zelf."Ik had gespaard en eigenlijk wist ik niet zo goed hoe ik aan eenbeurs kon komen. Toen ik eenmaal terug was, hoorde ik pas over eenaantal mogelijkheden voor financiële ondersteuning. Bij BureauBuitenland ben ik voor mijn vertrek wel langs geweest, maar diekonden niet veel voor me doen."

Vermoedelijk gaat dat in de toekomst veranderen. BureauBuitenland en de faculteit Letteren namen het initiatief om eenexpertise-centrum op te richten over Zuidelijk Afrika. Doel van hetcentrum is ondermeer om de kennis te bundelen die er op deverschillende faculteiten is over Zuid-Afrika.

Margreet de Lange, coördinator van het centrum, vertelt datzij bezig is met het opzetten van een database. Maar zij wil zichook nadrukkelijk richten op studenten. Ze is bijvoorbeeld van planom nog voor de zomer een bijeenkomst te houden voor studenten vanalle faculteiten die interesse hebben in een reis naarZuid-Afrika.

Voor De Witte zit het er allemaal al op. Wat rest is afstuderen,met behulp van de informatie die zij verzamelde tijdens haar bezoekaan Zuid-Afrika. En de eerste oogst is al binnen: voor haar verslagkreeg ze een achteneenhalf. Niet alleen daarom is ze blij dat zegegaan is: "Het was fantastisch. Ik hoop dat ik ooit weer zo'n kanskrijg."

Hanneke Slotboom en Jurgen Swart

Informatie-adressen:

Kairos

Pauwstraat 7

3512 TG Utrecht

tel: 030-2319714

e-mail: _ HYPERLINK mailto:Kairos@knoware.nl__Kairos@knoware.nl_

Expertisecentrum Zuidelijk Afrika

Pauwstraat 7

3512 TG Utrecht

tel: 030-2369828

e-mail: _ HYPERLINK mailto:Margreet.delange@Let.UU.Nl__Margreet.delange@Let.UU.Nl_

Vakantie U-blad

De redactieburelen zijn gesloten vanaf 29 april tot enmet 16 mei.

De redactie verzoekt u vriendelijk hiermee rekening tehouden bij het aanleveren van Faculteitsberichten enUkjes.

Verkiezingen voor de Universiteitsraad


 

 

 


 

 

Illustratie: Peter Koch

 

 

'U-raad kan nog steeds een machtsfactor van betekeniszijn'

Ze lieten al in de eerste maanden hun spierballenzien met een motie van afkeuring over de begroting en dwongen hetcollege van bestuur dit voorjaar tot het schrijven van eenhuisvestingsplan. Maar tegenover de omstreden aankoop van hetKromhoutterrein en de outsourcing van het ACCU stonden zijbetrekkelijk machteloos. Is de Universiteitsraad-nieuwe-stijl detandenloze tijger geworden waarvoor velen vreesden, vroeg hetU-blad aan vier leden van de personeelsgeleding. Of snijdtuniversitaire medezeggenschap ook in het MUB-se tijdperk nog weldegelijk hout?

Voor dr. Jan van Dijk is het antwoord duidelijk. Dedocent/onderzoeker bij Sociale Wetenschappen die in 1997 via deAbvakabo lijst in de U-raad werd gekozen, is behoorlijkteleurgesteld in de gang van zaken en zal niet in de nieuwe raadterugkeren. Dat komt vooral omdat het college van bestuur haarmooie woorden over raadsleden als serieus te nemen gesprekspartnersniet of nauwelijks heeft waargemaakt.

"Volgens het college van bestuur zou de nieuwe U-raad eenplatform worden voor een permanente brainstorm met professionals.Dat klonk prachtig, maar de keren dat ik de afgelopen twee jaar metfundamentele inhoudelijke kritiek op voorstellen ben gekomen, werddaar eigenlijk nooit echt op ingegaan. Pas als de U-raad dreigdedwars te gaan liggen, gingen de noodklokken luiden en kwam men mettoezeggingen. Maar verder leek het er toch vooral op dat hetcollege zijn voorstellen alleen maar zo snelmogelijk aangenomenwilde krijgen. Het college heeft altijd gezegd dat de U-raad geenpolitiek orgaan moet zijn. Maar door zo defensief op kritiek tereageren en niet open het debat in te gaan, hebben de collegeledener zelf juist een politiek orgaan van gemaakt. Maar dan wel metweinig bevoegdheden. De huidige U-raad is vlees noch vis: het isgeen professioneel gezelschap dat bestuurt op hooflijnen. En het isook geen orgaan met voldoende medezeggenschap."

Teleurgesteld

Scheikundige dr. Rien de Bie, een van de twee U-raadsleden dieook al voor de invoering van de MUB in de raad zat en die de oudeen de nieuwe situatie dus goed met elkaar kan vergelijken, is hetin grote lijnen met Van Dijk eens. "Het college van bestuur heeftvan de nieuwe situatie geprofiteerd door veel macht naar zich toete trekken. Er is te weinig invulling gegeven aan het uitgangspuntvan een Universiteitsraad als platform voor overleg en discussie.Twee jaar geleden werd ons door het college bezworen dat deU-raad-nieuwe-stijl de facto op dezelfde manier zou blijvenfunctioneren als voor de invoering van de MUB, maar daar is nietsvan terecht gekomen. Het is heel duidelijk dat wij vergeleken metvroeger bijna niets meer te zeggen hebben. Ik moet zeggen dat mijdat nogal teleurgesteld heeft."

De Bie steekt de hand echter ook in eigen boezem. Want de raaden met name de twaalf personeelsleden daarin hebben in zijn ogenook schuld. "Doordat het systeem van fracties is vervangen door eensysteem waarin raadsleden op persoonlijke titel worden gekozen,heeft het de afgelopen twee jaar goeddeels aan onderling overlegontbroken. Vroeger had je fracties die vooraf overlegden envervolgens met een inhoudelijk standpunt de discussie ingingen. Nuer van overleg nauwelijks meer sprake is, hangt depersoneelsgeleding als los zand aan elkaar. Daardoor zijn we eenveel slechtere gesprekspartner voor het college dan vroeger. Alleenals we als personeelsgeleding in de toekomst gestructureerder gaanoptreden, denk ik dat we onze medezeggenschapfunctie kunnenwaarmaken."

Letterenvertegenwoordiger dr. Erik Kooper erkent dat vanstructureel overleg binnen de personeelsgeleding nauwelijks sprakeis geweest. Maar in tegenstelling tot De Bie en Van Dijk is hijbepaald niet ontevreden over de gang van zaken in zijn eerstezittingsperiode. "Het is waar dat het college van bestuur zich meermacht heeft toegeëigend, maar ik moet de collegeleden nagevendat zij serieus proberen om respons te vinden voor hun voorstellen.Zij luisteren wel degelijk naar argumenten. Kijk maar naar het feitdat er nu op verzoek van de raad een huisvestingsplanwordtgeschreven. Ik heb de afgelopen twee jaar eerlijk gezegd geenmoment de indruk gehad dat het college ons niet serieus nam."

Kooper heeft wel gemerkt dat hij als nieuweling erg zijn wegheeft moeten zoeken en dat dat zeker in het begin wellicht tenkoste is gegaan van een kritische opstelling. "Wat dat betreft iser een duidelijk verschil tussen de leden die via de kiescollegesin de raad zijn gekomen en de Abavkabo-mensen. Die komen uit eensfeer waarin een kritische houding ten opzichte van een bestuurveel meer vanzelfsprekend is. Dat hadden de andere leden toch watminder, maar daar is wat mij betreft zeker het laatste half jaarverandering in gekomen. Aan de andere kant heb ik er geen behoefteaan om die kritische opstelling al te zeer op de spits te drijven.Want ik ben ervan overtuigd dat het college ons als gesprekspartnerzo serieus neemt dat het een voorstel niet zal uitvoeren, als deraad daar in grote meerderheid niet achter staat."

Tanden

Een optimistische visie waar dr. André Manders van deAbvakabo-fractie zo zijn twijfels over heeft. Toch is het Mandersin tegenstelling tot zijn fractiegenoot Van Dijk nog meegevallenwat de raad-nieuwe-stijl heeft kunnen bereiken. "Eigenlijk heefthet college zijn wil maar één maal tegen de zin van deraad doorgezet. Dat was toen werd besloten dat de voorzitter nietmeer bij de collegevergaderingen aanwezig mocht zijn. In vrijwelalle andere gevallen hebben wij invloed gehad op de uiteindelijkebesluitvorming. Ik denk trouwens niet dat dat te maken heeft met dewelwillendheid van het college van bestuur, maar meer met het feitdat de raad regelmatig zijn tanden heeft laten zien. Dat wasoverigens vooral te danken aan de studenten, want eerlijk gezegdheeft de inbreng van de personeelsgeleding mij nogal teleurgesteld.Ik vond veel personeelsleden wel heel erg welwillend tegenover hetcollege van bestuur. Ik heb mijn bondgenoten deze twee jaar meerbij de studenten gevonden. Die waren tenminste bereid om er flinktegenaan te gaan."

Ook voor Manders staat als een paal boven water dat het lauweoptreden van de personeelsleden mede het gevolg was van hun gebrekaan organisatie. Maar wezenlijker is wat hem betreft eenfundamenteel verschil in benadering tussen de Abvakabo-leden en huncollega's. "Dat verschil vloeit voort uit de visie die men heeft opmedezeggenschap. Voor het college van bestuur en voor veelongebonden raadsleden betekent medezeggenschap niet veel meer daneen permanent gezamenlijk overleg, waarin het college de mening vande universitaire gemeenschap peilt en waarin de raad hoogstens eensignaalfunctie heeft. Voor de Abvakabo-ledengaat medezeggenschapverder. Voor ons houdt het in dat je de voorstellen die bestuurderslanceren grondig op hun wenselijkheid en op hun doortimmerdheidbeproeft. Dat wil niet zeggen dat je overal tegen bent, maar weldat je op een kritische manier en onafhankelijk van het college jestandpunt bepaalt.

"Ik heb dit voorjaar niet voor niets gepleit voor het vervangenvan de huidige medezeggenschapsraad door een ondernemingsraad. Inhet regelement van ondernemingsraden staat expliciet dat de ledenhun standpunt bepalen zonder dat de directie daar bij is. Vergelijkdat eens met het huidige reglement van de Universiteitsraad.Volgens ons Utrechtse regelement mag het college van bestuur bijelk overleg aanwezig zijn. Op zo'n manier kun je alspersoneelsgeleding toch nooit onafhankelijk je standpunt bepalen?Maar ja, het hele denken in Utrecht is doordrenkt van de gedachtedat het onfatsoenlijk is om iets buiten het college van bestuur omte doen. Dat wordt als subversief beschouwd. De studenten hebbendaar gelukkig minder last van, maar wil de Universiteitsraad haarkritische functie in de toekomst serieus blijven waarmaken, danzullen ook de ongebonden personeelsleden van die wel erg volgzameopvatting van medezeggenschap af moeten. Ik hoop dat de komendeverkiezingen een strijdbaar gezelschap opleveren. Als dat het gevalis, dan heb ik er alle vertrouwen in dat de U-raad, ondanks haarformele gebrek aan bevoegdheden, de komende tijd wel degelijk eenmachtsfactor van betekenis kan zijn."

Erik Hardeman


Een kopje thee voor een U-raadsstem.

Na bijna drie jaar rust op het verkiezingsfront ishet dit jaar weer raak. Behalve UOO hebben ook OEPS, Brug enMelodie zich gemengd in de strijd om de studentenzetels. En dus ishet campagnetijd. Brug schonk dinsdag een kopje thee.

Het is kwart voor twee in het Educatorium. Jaap Huibers heeftnet het verkiezingsdebat achter de rug en wacht nu op de pauze vaneen college sociale wetenschappen. Want Brug staat klaar met gratiskoffie en thee. Klaar om stemmen te werven voor de verkiezingenvoor de Universiteitsraad.

Vlug worden achter de koffiestand nog wat 'Brug'-postersopgehangen,terwijl Huibers naar de deur van de zaal snel, waartweehonderd studenten naar buiten stormen. Jaap houdt ze met eenglimlach tegen en wijst ze op het feit dat ze om de hoek een gratiskopje koffie kunnen nuttigen.

"Kunnen jullie ons helpen als je straks in de U-raad zit?"vraagt een meisje onzeker. "Jazeker, wij gaan mee met jullie vragenzoals: is onderwijs wel flexibel genoeg voor studenten die naasthun studie moeten werken? Wij kunnen jullie helpen om hier eenoplossing voor te vinden," zegt Huibers opgewekt.

Mariska (19) en Maite (20) denken dat het uitdelen van koffie enthee wel werkt. Ze weten nu in ieder geval dat er eenUniversiteitsraad is waarin studenten meepraten over hetuniversitaire beleid. En dat die studenten hen ook kunnen helpen.Mariska : "Zij staan wat dichter bij het bestuur en kunnen dusgemakkelijker dingen voor je regelen dan als je dat zelf zou moetendoen. Meer computers bijvoorbeeld. Ik zou daar zelf nooit de juistepersoon voor kunnen vinden." Maite denkt dat Brug door het uitdelenvan thee en koffie de U-raad maar vooral zichzelf populairdermaken.

"Kan ik ook op jou stemmen?" vraagt een eerstejaars studente."Natuurlijk," zegt Jaap allervriendelijkst. "Ik heet Jaap Huibers.Ik wil trouwens nog wel even duidelijk maken dat ik hetbelangrijker vind dat je stemt dan op wie je stemt. Dus zeg tegenvrienden en huisgenoten vooral dat ze moeten stemmen."

Het debat, de posters en het uitdelen van koffie en thee is nogmaar het begin. De komende dagen gaat Brug ook collegepraatjeshouden. Want uiteindelijk krijgen 22 duizend studenten eenstembiljet thuis en het zou toch zonde zijn als al die studentenhun stem niet zouden gebruiken.

Aan flyers uitdelen begint Brug niet, want de ervaring is datflyeren toch niet helpt. Voorlopig houdt Brug het bij koffie enthee uitdelen. "Het is een handige manier om meningen te peilen,"zegt Jaap. "We hebben wel het plan om halverwege de campage hettelefoonboek erbij te pakken en gewoon studentenhuizen te bellen,maar dat plan staat nog in de kinderschoenen." Langzaam druppelende studenten de collegezaal weer binnen, een waardevolle politiekeervaring rijker.


Weinig vuurwerk in verkiezingsdebatstudenten

'Internet wordt toch alleen maar gebruikt om naakte vrouwen tebekijken'

Geen verkiezing zonder lijsttrekkersdebat. En dusgingen drie van de vier studentenpartijen dinsdag figuurlijk metelkaar 'op de vuist'. Voor een zaal met zo'n 40 sympathisanten werdhet een beleefde discussie die maar zelden het scherpst van desnede haalde.

Omdat deeltijd-theologiestudent en enig kandidaat van Melodie,Chris Ytsma, zich de avond tevoren om vage redenen heeft afgemeld,gaat de discussie vanmiddag tussen de drie overigestudentengroeperingen. Eerst maar even voorstellen.

UOO-vertegenwoordigers Jade Gundelach en Jop Schaap laten nietna te vermelden dat zij eigenlijk de enige echte studentenpartijzijn. Uiteindelijk zijn zij voortgekomen uit de vroegerestudentenpartijen, waaronder nota bene ook Brug, een mededeling dietot schaapachtige blikken van enkele mede-debaters leidt. Verderstaat het UOO voor 'héél erg veel' en 'héélveel meningen' en wil ze zich sterk maken vooronderwijsvernieuwing, verdieping, ICT, internationalisering en talvan andere mooie dingen.

Brug heeft ook de nodige ambities, met name inhoud toevoegen aande vertegenwoordiging van studenten in de U-raad. Want maaréén studentenpartij is niet bevorderlijk voor debelangenbehartiging van studenten. Voorzitter Jaap Huibers hamertvooral op de bijna 25-jarige traditie van Brug als vereniging meteen brede achterban, dit afgezet tegen het vermeende gebrek aanervaring van het twee jaar oude UOO. Nog voor het debat goed en welis begonnen, vliegt de modder al vrolijk in het rond.

Dan komt Robin Langerak van OEPS aan bod. Hij houdt het simpel:het UOO is de afgelopen twee jaar zichtbaar tekort geschoten inhaar contacten met de achterban en OEPS wil hen middels deverkiezingen dwingen tot eerlijke participatie en betereprofilering van de studentenfractie.

Signaal

Bij gebrek aan inhoudelijke verschilpunten spitst het debat zichtoe op de vraag wat de twee nieuwkomers nu eigenlijk aan meerwaardekunnen brengen. "Leuk dat Brug inhoud wil toevoegen aan wat wijdoen, maar moet dat nou echt in een aparte partij?" vraagt JadeGundelach (UOO) zich af. "En bovendien: wat is breed? Wij hebbenkandidaten uit vrijwel alle faculteiten. Brug bestaat voor tachtigprocent uit rechtenstudenten."

OEPS wordt vriendelijk bedankt voor het uitlokken van deverkiezingen, maar krijgt de vraag wat de 'eerlijke participatie'waar lijsttrekker Langerak de mond van vol heeft, nu preciesinhoudt. Deze geeft toe dat dat een beetje een loze kreet is, entovert dan onverwacht een verrassende aap uit de mouw: inhoudelijkbestaat er eigenlijk geen enkel verschil tussenzijn partij en UOO.Hij heeft met de oprichting van OEPS alleen een signaal willenafgeven om het ingeslapen UOO wakker te schudden. Nu dat gelukt is,zou het best kunnen dat de partij weer wordt opgeheven en dat degekozen OEPS-kandidaten verder gaan als UOO-lid.

Terwijl de zaal verbluft grinnikt en Huibers nog snel evenverklaart dat het grote aantal rechtenstudenten op de Brug-lijstkan worden verklaard uit het feit dat er per kandidaat eencampagnevergoeding wordt uitgekeerd, besluit spreekstalmeester enU-raadsvoorzitter Johan Janssen dat het tijd wordt voor deinhoud.

"Wat zouden jullie doen met tien miljoen?" is zijn concretevraag. De student-politici slagen er maar met moeite in om concreette worden. Brug ("tien miljoen is niet veel") en UOO willen hetgeld allebei spenderen aan onderwijsvernieuwing en beterestudentenvoorzieningen. OEPS ziet meer brood in het digitaliserenvan de universitaire papierberg. "Dan doe je tenminste iets zinnigsvoor het milieu", spreekt de voormalige PSO'er in Langerak.

Naarmate het debat vordert blijkt OEPS niet alleen de meestdoordachte maar ook de meest originele standpunten uit te dragen."Studenten zijn verwend", vinden Langerak en zijn collega Brandsma."De prioriteit in het universitaire beleid moet bij onderwijsliggen en niet bij studentenvoorzieningen zoals sport, cultuur enthuisaansluitingen op Internet ("want die worden toch alleen maargebruikt om naakte vrouwen te bekijken"). Eensgezind bestrijdenBrug en UOO dit standpunt met het argument dat academische vormingonontbeerlijk is en dat er dus zeker niet mag worden beknibbeld opstudentenvoorzieningen.

Even lijkt het debat vaart te krijgen, maar dan zit het er alweer op. Een ongeduldige docent wil de zaal in voor het doelwaarvoor de U-raad hem heeft neergezet: goed onderwijs. Terwijlruim honderd niets vermoedende studenten zich naar binnenworstelen, vertrekken de kandidaten naar elders voor hunverkiezingscampagnes: op de bres voor nog beter onderwijs.

Nathan Vos & Erik Hardeman


Hoe zat het ook weer?

- De Universiteitsraad (koosnaam: U-raad) is het hoogstemedezeggenschapsorgaan van de Universiteit Utrecht. Twaalfpersoneelsleden en twaalf studenten bespreken er met het collegevan bestuur (zeg maar de Raad van Bestuur van de universiteit) hetbeleid. Sommige beslissingen mag het college van bestuur alleennemen wanneerde U-raad ermee instemt. Op veel andere punten heeftde U-raad alleen de bevoegdheid om het college een advies mee tegeven.

- De Wet Modernisering Universitaire Bestuursstructuur (MUB) diein 1997 in werking trad, ontnam de Universiteitsraad veelbevoegdheden, met als belangrijkste het vaststellen van debegroting. Die bevoegdheid ging naar het college van bestuur. Overdie begroting mag de U-raad nu alleen nog maar adviseren.

- Elk jaar zijn er verkiezingen voor de studentenzetels; in deoneven jaren wordt er ook gestemd voor de personeelszetels

- Voor invoering van de MUB waren alle U-raadsleden lid van eenfractie. Er waren drie personeelsfracties (NWP, Verbinding '91 enPWP) en drie studentenfracties (PSO, Brug en FCSU). Na invoeringvan de MUB werd in Utrecht gekozen voor een Universiteitsraad dieals representatief gesprekspartner van het college van bestuur zougaan fungeren. Dat kon volgens alle betrokkenen het best doorkiescolleges in te stellen die voor elk cluster van faculteitengoede kandidaten voor de personeelszetels zouden zoeken. Het nieuweUniversitair Overleg Orgaan (UOO) zou een representatieve lijst vantwaalf studenten samenstellen voor de studentenzetels. Op diemanier zouden verkiezingen overbodig zijn.

- De vakbond Abvakabo vond de personeelskandidaten in 1997echter allesbehalve representatief en voelde ook weinig voor eenrol als louter gesprekspartner. Op de valreep kwam zij daarom meteen eigen lijst. Daardoor moesten voor acht van de twaalfpersoneelszetels toch verkiezingen worden gehouden. Vier van dieacht zetels gingen naar Abvakabo-mensen. Ook dit jaar komtAbvakabo, nu samen met de andere bonden, met een eigen lijst.

- Bij de studenten leverde UOO twee jaar lang de kandidaten,zodat verkiezingen niet nodig waren. Dit jaar is dat anders omdatzowel Brug als de nieuwe formaties OEPS en Melodie aan deverkiezingen meedoen.

- Omdat noch de bonden noch de kiescolleges voor alle zetels eenkandidaat konden vinden, zijn voor zes van de twaalfpersoneelszetels geen verkiezingen nodig (zie pag. 16). De twaalfstudentenzetels zijn dit jaar wel allemaal inzet van deverkiezingsstrijd.

 

'Er wordt niet alleen gerouwd; er is ook hoop'

In de nacht van zaterdag op zondag organiseerde deOekumenische Studentengemeente Utrecht (EUG) voor het derdeachtereenvolgende jaar een Paaswake in de Janskerk. Ruim veertigdie-hards waakten tot aan het ochtendgloren en nog eens zo'nveertig jongeren bezochten de Paasnachtdienst en dedageraadsviering. In kleermakerszit of liggend werd de opstandinggevierd.

De donkere Janskerk wordt slechts verlicht door de Paaskaars eneen aantal over het koor verspreide waxinelichtjes. Een kleinetachtig mensen vormen een kring rondom een grote kei die de steensymboliseert waarmee het graf van Jezus was afgesloten. Hand inhand wordt niet alleen het Onze Vader gebeden maar ook het OnzeMoeder.

Na afloop van de dienst gaat een aantal mensen naar huis. Deoverblijvers verspreiden zich over de kerk. In de Janshoek, het bijde kerk behorende cafeetje, wordt koffie geschonken. Achterin dekerk staat een tafel waar brieven kunnen worden geschreven voorAmnesty International. Er is ook een tafel met kleurpotloden; defolder meldt: 'Je kunt kleuren en tekenen om dichter tot jezelf tekomen.' De meesten scharen zich echter rond de Paaskaars. Inkleermakerszit of liggend maken zij zich op voor een langenacht.

De Paaswake kent een lange traditie. Al in de derde eeuw naChristus wordt er in de Paasnacht gewaakt, vertelt LiesbethTimmers, lid van de liturgie-commissie van de EUG. "De vraag waarze toen al mee worstelden, en waar wij ook al drie jaar mee bezigzijn, is wanneer vier je nou dat Jezus is opgestaan. Wanneer breektde feestvreugde los?" Twee jaar geleden werd de opstanding pasgevierd tijdens de

dageraadsviering om zeven uur. Vorig jaar stond de dienst van 12uur 's nachts al in het teken van de belofte van opstanding. "Nadeze twee uitersten, moesten we dit jaar weer iets nieuwsverzinnen", zegt Liesbeth. "We hebben toen gekeken waar hetevangelie van Marcus ons brengt. Zo zijn we op de naam 'Nacht vandroom en van verlangen'

gekomen. De boodschap is gegeven, het licht is er al. Jezusheeft gezegd: 'Ik zal de tempel binnen drie dagen weer opbouwen'.Achteraf is duidelijk wat daarmee bedoeld werd, maar in de dagenvan Jezus heerste er vooral verwarring." Daarmee is volgensLiesbeth de sfeer voor de wake gezet. Er wordt niet alleen gerouwd,maar er is ook uitzicht en hoop.

Worsteling

Terwijl in de kerk wordt gewaakt en gemusiceerd, zitten op eenbankje in de Janshoek Marlies Meeuwisse en John van Soest aan dekoffie. De studente Algemene Sociale Wetenschappen (25) is eenvaste bezoeker van de Janskerk. Dit jaar doet ze voor de eerstekeer mee aan de Paaswake. "Ik wilde het gewoon een keer meemaken.Sinds een aantal jaren ben ik bewust bezig met Pasen. Zo vast ikbijvoorbeeld al vier jaar."

John (32) komt ook regelmatig in de Janskerk. Toch noemt hijzichzelf atheïst. "Ik geloof wel, maar ik weet niet zo goedwaarin. In ieder geval niet in een God. Naar mijn idee bestaat Godalleen bij de gratie van inbeeldingsvermogen. Zonder mensen is ergeen God."

Ook Marlies' relatie tot God is niet eenduidig. Ze omschrijftgeloven dan ook als een worsteling. "Ik wil wel, maar ik durfniet", zegt ze. "Geloof is zo moeilijk te grijpen. De tien gebodenzijn voor mij wel een soort leefregels, maar het is moeilijk om eenbeeld van God te krijgen." Onlangs volgde ze een cursus overgodsbeelden. Dit heeft haar doen beseffen dat God voor haar vooralliefde en vertrouwen betekent en niet zozeer verwijst naar eenpersoon. "Ik ben iets dichterbij gekomen, maar ik ben er nog steedsniet helemaal uit."

Om twee uur begeven Marlies en John zich weer naar de kerk waarhet eerste liturgisch moment begint. Ieder uur wordt er een stukuit de bijbel gelezen waarna gezang weer een nieuwe stilte inluidt,een stilte die ruimte schept voor overpeinzing.Net als Kerstmis isPasen een tijd van bezinning, aldus Liesbeth Timmers. "Ik vindPasen zelfs belangrijker. Kerstmis gaat alleen om nieuw leven,terwijl de Paasnacht over leven en dood gaat. Door de dood heenbestaat er nieuw leven."

"De dood is in mijn leven heel dichtbij geweest", verteltLiesbeth. "Ik ging dan ook naar deze wake toe met het idee dat ikmet persoonlijke dingen bezig zou zijn, maar nu ik hier eenmaal bengaat het om veel bredere dingen. Mijn persoonlijke verhaal speeltwel mee, maar het komt op een soort hoger plan."

Bij het krieken van de dag, als de laatste kreten van dronkencorpsleden nog gedempt de kerk binnendringen, wordt er weer eenkring gevormd. Voor het doopvont zitten twee meisjes op eenslaapzak. Het brood en de wijn worden rondgedeeld. Tijdens devoorbeden kan iedereen die dat wil uiting geven aan zijn of haargedachten van de afgelopen nacht. Een meisje houdt een watonsamenhangend verhaal over het milieu, een ander vraagt God ommededogen met de Kosovaren.

Na de dageraadsviering wenst men elkaar een gezegend Paasfeest.Er wordtgekust en omhelsd. De plechtige stemming slaat om infeestvreugde. Er wordt gedanst, eerst nog wat schuchter eenzonnedans, maar later meer uitgelaten op het ritme van weergalmendeAfrikaanse troms.

Ondertussen wordt in het schip van de kerk een langeontbijttafel gedekt. Ook de mensen die niet de hele nacht gewaakthebben schuiven aan. "Ik ben om drie uur naar huis gegaan", zegteen meisje. "Ik heb dus wel wat geslapen, maar ik ben tochdoodmoe." Een jongen meent dat ze beter had kunnen blijven: "Detijd vloog voorbij."

"Er is maar één jongen in slaap gevallen", verteltvoorgangster Jasja Nottelman. Ze is erg enthousiast. Het was haareerste Paaswake. "Ik vond het heel bijzonder, overweldigend." Voorde laatste keer spreekt ze een zegening uit. Het delen van demeegebrachte spijzen kan beginnen.

Wendelmoet Kuipers en Raymond van deWiel

Academische Omnivoren



Geen weldenkend mens zal de universiteit nogkenschetsen als een Ivoren Toren. In de eerste plaats omdat ditbegrip door het intensieve gebruik wat sleets is geworden. In detweede plaats omdat het evident is dat de universiteit allang ineen open verbinding staat met alle aanpalende gebieden. Datbewijzen ook de negen portretten van Utrechtse geleerden in hetboek 'Beroep op de wetenschap'.

Het hoger onderwijs is toegankelijk voor een ieder die zich erop basis van intellect en belangstelling voor kwalificeert. Hetonderscheid tussen toegepaste en fundamentele wetenschap heeft allebetekenis verloren. De eerste, tweede en derde geldstroomvloeien

samen, vrijwel meteen nadat zij het Lobith van de academischewereld zijn gepasseerd. Onderzoek wordt mede aan zijnmaatschappelijke relevantie getoetst. De universiteit neemt demores van het bedrijfsleven over, getuige de verzakelijking van debedrijfsvoering.

En de student? Die ontzegt zichzelf al jaren de genoegens vanhet dolce far niente; het academisch Arcadia - gesteld dat dat ooitheeft bestaan - is verwoest, en vrijwel niemand lijkt het tebetreuren.

De beeldvorming van "de universiteit die allang niet meer is watze wordt verondersteld ooit te zijn geweest" heeft iets weg van eeninvented tradition. Er manifesteert zich dezer dagen dan ook eenbehoefte om met de mythe van de besloten universiteit af terekenen. Zo verdedigde de Wageningse filosoof Peter Baggen vorigjaar september een proefschrift waarin hij poogde aan te tonen datop de sereniteit van weleer wel wat valt af te dingen. Ook in denegentiende eeuw werd de universiteit op haar maatschappelijkeverantwoordelijkheid aangesproken, was van sociale exclusiviteitgeen sprake en was het hoger onderwijs onderhevig aan deturbulentie van een grillige overheid en een gretige markt.

Diezelfde motivatie - het relativeren van dediscontinuïteit in de universiteitsgeschiedenis - gaf deaanzet tot een opstellenbundel over spraakmakende engezichtsbepalende Utrechtse hoogleraren. De roem van sommigen -zoals C.H.D. Buys Ballot, F.C. Donders en H.R. (Hugo) Kruyt -strekt zich tot deze tijd uit. Al was het alleen maar omdat er inUtrecht straten of gebouwen naar hen zijn vernoemd. Maar van demeesten is de naam slechts nog bij een enkele vakgenoot bekend.

Nietig

Neem Willem Gerard Brill (1811-1896), telg uit een bekenduitgeversgeslacht, holist avant la lettre. Als hoogleraarNederlands en Vaderlandse Geschiedenis heeft hij zich nadrukkelijkbinnen de culturele elite van Utrecht gemanifesteerd. Met eeneindeloze reeks pamfletten en voordrachten waarin hij het bezielendverband opriep van taalkundige fenomenen of van de Nederlandsegeschiedenis. Niet de details interesseerden hem, of de feiten -die hij zielloos achtte - maar de hoofdlijnen van het grote geheel,en het plan van God dat zich in de geschiedenis der mensheidmanifesteerde. In de nadagen van zijn professoraat stonden devakspecialisten op. Maar Brill bleef dapper en onbegrepen naarwijsheid streven. Want wijsheid leidde tot een hogere orde vaninzicht dan wetenschap.

Aan deze taakopvalting, waarmee Brill zich in zijn eigen tijd alver buiten de wetenschappelijke mainstream plaatste, ontleent dehedendaagse biograaf weinig houvast. Pogingen om 's mans werk enleven te duiden, culmineren in welwillend geformuleerde zinnenwaaruit blijkt dat hem geen enkele blijvende betekenis kan wordentoegekend. "Brills oratorisch talent zal veel hebben moetencompenseren", schrijft L. van Driel, de auteur van dezebijdrage.

Ook anderszins kon hij niet met zijn illustere tijdgenotenwedijveren. Op menigeen wekte hij de indruk de nietigheid van zijngestalte - hij mat anderhalve meter - met academische pretenties engeposeerde deftigheid te willen compenseren. In geen beschrijvingvan Brill ontbreekt een verwijzing naar zijn postuur. Brillscollega-hoogleraar Quak bracht in zijn 'Herinneringen' deprofessorenkransen ter sprake die zowel door de 'betooverende'Donders als door Brill werden bezocht. "Zijn kleine onaanzienlijkegestalte, gestoken in een iets te deftig voorkomen, maakte dat hijin een eenigszins grooten kring niet dadelijk de hem toekomendebelangstelling of aandacht, die hij zozeer verdiende, trok."

Maar de kleine Brill en de grote Donders hadden ook iets metelkaar gemeen. Dat hun biografische schetsen elkaar flankeren in debundel 'Beroep op de wetenschap', is door meer overwegingeningegeven dan dat zij tijdgenoten waren. Zij meden, net als deoverige geportretteerde hoogleraren, het isolement van de Academie.Zij wilden de gemeenschap dienen, en ieder deed dat op zijn eigenwijze. Zij waren actief op meerdere fronten, en ontleenden hunreputatie vaak aan werkzaamheden die zij in andere hoedanighedendan die van hoogleraar ontplooiden. Zo mocht de hoogleraar in denatuurkunde C.H.D. Buys Ballot in zijn eigen tijd dan als de'glorie van de Utrechtse hogeschool' hebben gegolden, dit lofdichthad feitelijk betrekking op zijn métier als meteoroloog. Heteenwas in zoverre van belang voor het ander dat de Utrechtseuniversiteit volop in de algemene eerbied voor Buys Ballot heeftkunnen delen, maar van een vruchtbare interactie tussen zijnacademische en buiten-academische werkzaamheden was nauwelijkssprake.

Integendeel. Noch als onderzoeker, noch als onderwijsgevendeheeft hij een verpletterende indruk op zijn tijdgenoten gemaakt.Uit frustratie hierover heeft hij in zijn levensmiddag 'demeteorologie als een speelpop ter hand genomen'. Daarbij ging hijniet als wetenschapper te werk, maar meer als verzamelaar vanweerkundige data waaraan hij een bepaalde wetmatigheid hoopte teontlenen. Daarbij achtte hij het stramien in zijn waarnemingen vangroter belang dan een mogelijke verklaring voor het gebodene. Hijwilde niet in de eerste plaats een bijdrage leveren aan detheorievorming rondom de meteorologie, maar aan haar praktischebetekenis voor - onder andere - de scheepvaart. In die zin was BuysBallot, aldus zijn biograaf F. van Lunteren, "het tegendeel van demoderne beroepsbeoefenaar."

Toepasbaarheid

En zo ontlenen alle hoogleraren die met een biografisch portretin 'Beroep op de wetenschap' zijn bedacht hun reputatie voor eenbelangrijk deel aan activiteiten die zij buiten de studeerkamerhebben ontplooid. Donders gold als 'weldoener der menschheid' opgrond van zijn inzet voor minvermogende ooglijders en zijn bijdrageaan de professionalisering van de optometrie (die tot dan toe hetdomein was geweest van kwakzalvende brillenventers). Kruytbelichaamde het maatschappelijk engagement van de onderzoeker.Fundamentele wetenschap ontleende haar betekenis niet aan vernuftmaar aan toepasbaarbeld - al was die niet altijd meteen zichtbaar.De bioloog Pieter Harting stelde zich teweer tegen de opmars dervakspecialisten die, zo meende hij "opperlieden (blijven) maarnooit architecten worden." Die rol was weggelegd voor deacademische omnivoren die de verschillende disciplines vandwarsverbanden wisten te voorzien. Mensen zoals Harting zelf. Hijzette zich niet alleen in voor de paalwormbestrijding, maar greepook het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog aan voorbespiegelingen over de ontwikkelingsgang der mensheid.

Soms doet het getoonde engagement verrassend eigentijds aan.Zoals de vermaning van de historicus G.W. Kernkamp aan zijnvakgenoten om zich meer rekenschap te geven van het lot van denaamloze onderworpenen van de geschiedenis. "Zelden wierpen zij eenblik in de werkplaats van den industrieel, het kantoor van denkoopman of de kajuit van den schipper; nooit overtraden zij dendrempel van de woning van den arbeider, of het krot van denproletariër." Nog herkenbaarder is debijdrage van Kernkamp aande eeuwige strijdvraag of de universiteit specialisten ofgeneralisten moet opleiden. En ook de wenselijkheid van een innigerelatie tussen wetenschap en bedrijfsleven hield hem bezig.

Sander van Walsum, Illuster


Beroep op de Wetenschap

De bundel 'Beroep op de wetenschap - Utrechtse geleerdentussen universiteit en samenleving' is de tweede publicatie diedoor de commissie geschiedschrijving van de Universiteit Utrecht isverzorgd. In 1995 verscheen onder auspiciën van deze commissiehet boek 'Ook al voelt men zich gewond - de Utrechtse universiteittijdens de Duitse bezetting 1940-1945' van de hand van Sander vanWalsum, toenmalig hoofdredacteur van het U-blad.

De commissie verricht haar werkzaamheden onder devleugels van de vakgroep Geschiedenis en wordt gesubsidieerd doorde Universiteit Utrecht. Momenteel onderzoekt de commissie demogelijkheden om een complete geschiedschrijving van de UU te doenverschijnen, die het wat gedateerd rakende standaardwerk van dehoogleraar Kernkamp 'De Utrechtsche Universiteit 1636-1936' zoumoeten gaan vervangen.

L. Dorsman (red.): 'Beroep op de wetenschap -Utrechtse geleerden tussen universiteit en samenleving1850-1940'.Uitg. Matrijs. Prijs: 49,95 gulden.