Achtergrond

Wat is zinloos werk?



Wat kan uiterlijk toch bedrieglijk zijn. Al voor de pauze roerteen in driedelig pak gestoken man zich. Of het wel zo erg is dateen werknemer zich aan moet passen aan een bedrijfscultuur, vraagthij zich hardop af. Dat gebeurt in het dagelijks leven tochook?

Na de pauze blijkt Richard Korver een van de genodigde'ervaringsdeskundigen' die plaats nemen op het podium om tediscussiëren over het thema 'carrière anno 2000'. Hetdebat, dat voor de pauze, ondanks de scherpe column van PatrickVlug, een beetje bleef smeulen, barst daarna al snel in vollehevigheid los.

"Tachtig tot honderd uur", antwoordt Korver op de vraag hoeveeluur hij gemiddeld in de week werkt. Hoon in de zaal. Wat eendikdoenerij. Dit moet wel zo'n archetypische workaholic zijn diealleen maar uit is op persoonlijk en financieel gewin en aan derest van de samenleving geen

boodschap heeft.

Het vooroordeel blijkt niet op zijn plaats. Korvers droom is eenwit huis met oranje dakpannen waarin advocaten, acteurs,haptotherapeuten en zelfs humanisten samen mensen kunnen helpen.Zeker, hij houdt van diners in goede restaurants en gaat graag eenweekendje naar een luxe hotel om te ontspannen, maar zijnvoornaamste drijfveer is anderen helpen, zegt hij. Met ongeloofwordt er in de zaal gereageerd op dit altruïsme.

Aan de andere kant van het podium, en aan de andere kant van hetmorele spectrum, zit Monique van Heijningen. Jarenlang deed zevrijwilligerswerk met vluchtelingen. Sinds kort heeft ze eenMelkertbaan in diezelfde hoek. Een schoolvoorbeeld vanaltruïsme zou je zeggen, maar dat blijkt lelijk tegen tevallen.

"In Nederland hoef je niet te werken om te leven", voegt zeKorver toe. Waar ze dan van leeft? "Het is iedereen toch bekend datje gewoon een uitkering kunt aanvragen?" schampert ze. Dat datalleen ten koste van anderen kan interesseert haar niet. "Ik wilalleen werk doen dat zinvol

is, waar ik voor de volle honderd procent achter kan staan."

Ook nu mort de zaal een beetje. Wat is dan zinloos werk? VanHeijningen weet het zo snel niet. Is werk niet per definitiezinvol, wordt er gevraagd, al is het maar om waardering te krijgen,jezelf te ontplooien of iets om handen te hebben?

Zo eenvoudig is het echter ook weer niet, want niet iedereenblijkt waardering in zijn of haar omgeving te zoeken, over demogelijkheden tot persoonlijke groei binnen het bedrijfslevenbestaat ook onenigheid, en achter de geraniums zitten kan, volgenssommigen, ook zinvol zijn.

Toch zijn deze tegenstellingen slechts oppervlakkig. Geen van deaanwezigen zag carrière als een doel op zich. Daardoor ging dediscussie niet echt over de hedendaagse mallemolen waarincarrièremakers met ecu-tekentjes in hun ogen steeds snellerronddraaien om er, op hun

vijfendertigste, met een burn out-syndroom uit te slingeren. Hetwas meer een vrolijke gedachtenwisseling tussen gelijkgestemden daneen diepgravend debat over de hedendaagse arbeidscultuur.

Een poging werd nog gewaagd vanuit de feministische hoek. Inhoeverre worden werkende vrouwen een soort semi-mannen, was devraag. Ofwel, in hoeverre worden mensen eigenlijk gedwongen in eenpatroon dat hen niet eigen is. Een gsm aan het oor en een pc onderde vingers met daartussenin een brein dat zo efficiëntmogelijk zijn creativiteit probleemoplossend aanwendt volgens de ineen onderwijsfabriek aangeleerde methode. Maar de dames op hetpodium voelden zich niet aangesproken. Einde discussie. En waaromzouden ze zich ook druk maken over zulke theoretische kwesties alshet al dan niet bestaan van keurslijven? Het is lente en hetvolgende debat gaat dus, toepasselijk, over de liefde.

Raymond van de Wiel

'Als ze ons hadden willen houden, hadden ze echt wel een plek voor ons gevonden'

'Als ze ons hadden willen houden, hadden ze echt wel een plekvoor ons gevonden'

Wie vanmiddag besluit om even een biertje te gaanpakken in de Uithof Inn, wordt daar geconfronteerd met deonheilspellende tekst boven de bar: Nog 6 dagen. Als de advocatenvan universiteit en café niet op het laatste moment een wonderbewerkstelligen, zal er vanaf 2 april stilte heersen op de plek dievoor generaties docenten en studenten gold als oase in de Uithofsesteenwoestijn. Hoe heeft het zover kunnen komen?

"Het college van bestuur vindt een voorziening zoals de UithofInn uiterst belangrijk voor de leefbaarheid van De Uithof. Dedreigende sluiting gaat ons evenzeer aan het hart als u." Aldusuniversiteitssecretaris Wim Kardux op 8 februari van dit jaar inantwoord op vragen van de studentenfractie in deUniversiteitsraad.

Het waren mooie woorden van Kardux, maar in de Uithof Inn werdenze met hoongelach ontvangen. Mooie woorden had het college vanbestuur de afgelopen jaren wel vaker gesproken. Maar als puntje bijpaaltje kwam moest het plechtig beleden streven naar een leefbareUithof volgens uitbater Fred Bohms steeds weer wijken voorplanologische overwegingen.

Hoewel vanaf de start in 1985 duidelijk was dat devestigingsplaats van de Uithof Inn een tijdelijke zou zijn, kwam dediscussie over de toekomst van het café pas goed op gang toende universiteit het perceel tegenover het Van Unnikgebouw alslokatie koos voor een nieuw te bouwen bibliotheek. Volgens hetstedenbouwkundig plan voor De Uithof kwam de uiterste zuidgrens vande bibliotheek in het verlengde te liggen van de zuidelijke gevelvan Centrumgebouw Zuid. En dat betekende dus dat de Uithof Inn dievoor meer dan de helft binnen het bibliotheekkavel ligt, bij destart van de bouw zou moeten verdwijnen.

Aanvankelijk leek er geen vuiltje aan de lucht. In 1996 nam deuniversiteit het besluit om studentenwoningen in De Uithof tebouwen en het lag voor de hand dat in dat complex ook ruimte zouzijn voor een bruin café. Zowel woningbouwvereniging Bo-Ex alsBohms leken brood in die optie te zien, maar hoewel deonderhandelingen aanvankelijk redelijk verliepen, kwamen departijen uiteindelijk toch niet bij elkaar.

Gevolg was dat de toekomst van het bruine café opeens eenstukonzekerder werd. Bohms kreeg van de universiteit welverschillende aanbiedingen voor een alternatieve vestigingsplaats,maar die wees hij stuk voor stuk als ontoereikend van de hand.Zowel in de nieuwe bibliotheek als schuin tegenover het Educatoriumop de plek van de voormalige ABN Amro bank, kon wat de universiteitbetreft een café komen. Maar op beide plaatsen zou een nieuweUithof Inn maximaal tweehonderd vierkante meter kunnen krijgen, nogniet de helft van de huidige omvang.

Weliswaar bood het college van bestuur de mogelijkheid om aan deGenèvelaan een pand van twee verdiepingen neer te zetten metbeneden een café en boven een restaurant, maar Bohms zag eenscheiding tussen café- en restaurantgedeelte als eenwezenlijke aantasting van de typische Uithof Inn-sfeer en vreesdebovendien dat de exploitatie aanzienlijk duurder zou worden. Eenlaatste reddingsmogelijkheid leek nog de aanleg van een caféonder Centrumgebouw Zuid met een terras aan de Cambridgelaan. Maarhet faculteitsbestuur van Sociale Wetenschappen liet die uniekekans op profilering (het enige onderwijsgebouw met een ondergrondscafé) aan zich voorbij gaan en weigerde toestemming uit angstvoor zowel geluidsoverlast als aantasting van het serieuze imagovan de faculteit.

Leefbaarheid

Hoewel de advocaten van de twee partijen nog in gesprek zijn, ishet vrijwel zeker dat de Uithof Inn volgende week donderdagavondhaar deuren sluit. En dus rest de vraag hoe het zover heeft kunnenkomen dat een door alle betrokkenen gewenst doel, te weten 'meerleefbaarheid in De Uithof', nu in zijn tegendeel verkeert. Op dievraag geven de twee partijen een tegengesteld antwoord. Bohmsverwijt de universiteit dat zij nooit serieus heeft geprobeerd omhem een gelijkwaardig alternatief voor zijn huidige café aante bieden. "Ik heb sterk de indruk dat de universiteit ons willensen wetens heeft proberen weg te werken uit angst voor concurrentiemet het restaurant in het Educatorium. Behalve de twee genoemdeplekken zijn er toch nog wel meer mogelijkheden in De Uithof? Datkan niet vanwege het stedenbouwkundig plan, wordt er dan door hoofdhuisvesting Sikkema gezegd. Maar als ze ons hadden willen houden,hadden ze echt wel een plek voor ons gevonden."

"Onzin", vindt Kardux, die herhaalt dat het college van bestuurhoe eerder hoe liever een goed café in De Uithof ziet komen.Volgens de hoogste ambtenaar van de universiteit heeft het collegeoprecht geprobeerd deeigenaars van de Uithof Inn ter wille te zijn.Van angst voor concurrentie met het Educatorium is wat hem betreftgeen sprake. "Het gaat om restaurants met een duidelijkverschillende sfeer. Wij hebben totaal geen problemen met eenrestaurant zoals de Uithof Inn, ook niet als dat pal tegenover hetEducatorium zou staan. Vandaar ook ons aanbod om aan deGenèvelaan een gebouw van twee verdiepingen neer te zetten. Ikgeef zonder meer toe dat zoiets uit het oogpunt van exploitatie watminder aantrekkelijk is, maar het was wel degelijk een serieusaanbod. Bohms vraagt zich af of wij ons niet wat soepeler haddenkunnen opstellen. Wij vragen ons op onze beurt af of híj nietwat water bij de wijn had kunnen doen."

Maar dat was volgens Bohms onmogelijk gegeven het feit dat hetcollege van bestuur geen duimbreed af heeft willen wijken van hetdoor sommigen wel als heel rigide beschouwde stedenbouwkundig planvoor De Uithof. Kardux erkent dat dat plan een belangrijkehindernis heeft gevormd bij het vinden van een lokatie met eenvergelijkbaar oppervlak als dat van de huidige Uithof Inn. Hijnoemt de tegengestelde eisen van leefbaarheid en planologischezuiverheid een soort Scylla en Charibdis waartussendoor het voorhet college van bestuur lastig koersen is gebleken. Maar op devraag of de relatief bescheiden ruimte voor een café als deUithof Inn, bijvoorbeeld op de braak liggende driehoek aan deLeuvenlaan tegenover het Academisch Ziekenhuis, nu echt zo'ninbreuk zou hebben gemaakt op het stedenbouwkundig concept,reageert hij zeer beslist.

"Wij hebben dat plan laten opstellen. omdat wij eindelijk ietsvan De Uithof wilden maken. Eén aspect van dat plan is datrooilijnen en zichtlijnen in elkaars verlengde moeten liggen, eenander aspect is de clustervorming, waarin gedeelten van de Uithofbebouwd worden en andere delen groen blijven.

Die aanpak, waaraan ook de gemeente Utrecht trouwens zeer hecht,begint naar onze mening vruchten af te werpen en dan moet je nietal bij de eerste de beste gelegenheid door de knieën gaan.Natuurlijk willen wij de Uithof leefbaarder maken. Maar wij willenook vasthouden aan de uitgangspunten van het stedenbouwkundig plan.En het spijt me, maar dat betekent dat die driehoek aan deLeuvenlaan en andere onbebouwde plekken groen moeten blijven, hoegraag sommige mensen daar misschien ook een café hadden willenzien."

Erik Hardeman

Universiteitsdag 1999: Kennismarkt en studentenbands


`Een academisch geluid? Nederlandse teksten die wél ergensover gaan, eigenlijk'

De Universiteitsdag wordt dit jaar afgesloten met deeerste Utrechtse Studentenbandroute, een soort culturelekroegentocht. Feestelijk voor iedereen, is het motto. Zevenstudentenbands maken hun opwachting in degezelligheidsverenigingen.

Tijdens de Universiteitsdag is er dit jaar speciale aandachtvoor de jongere garde. De aan de verjaardag van de universiteitgekoppelde dag trekt traditiegetrouw de wat oudere gardeafgestudeerden, maar dit jaar moet het een feest worden voor dehéle universitaire gemeenschap: voor oudere én jongereafgestudeerden, maar ook voor studenten en personeelsleden.

Hélène Ruys - projectmedewerker bij hetUniversiteitsfonds dat de Universiteitsdag samen met deuniversiteit en faculteiten organiseert - over dezeverjongingskuur: "Tot nu toe stond op de Dies het academischkarakter centraal. Dit jaar leggen we de nadruk op een viering voorde hele universitaire gemeenschap. We willen graag degemeenschapszin bevorderen op een feestelijke manier. Daarom hebbenwe gekozen voor een `jong' avondprogramma, om te laten zien wat ercultureel leeft onder de studenten van nu."

Inge Nix, medewerker van het Communicatie Service Centrum: "Watwe vorig jaar zagen, was dat het ochtendprogramma een heelgemêleerd publiek trok. In de loop van de dag werd dat minder.Recent afgestudeerden hebben niet zo'n zin om meteen weer naar hununiversiteit terug te gaan. Dat wordt pas weer leuk als ze ouderworden. Het is echter ons streven om óók de jongerealumni te bereiken. Vooral muziek blijkt bij jongeren aan te slaan.Vandaar de Studentenbandroute."

Alle grote studentenverenigingen houden open huis voormedewerkers, studenten en alumni. De Federatie van UtrechtseGezelligheidsverenigingen organiseert de eerste UtrechtseStudentenbandroute. Vier bands, twee klassieke ensembles en eencabaretduo laten zien dat er veel talent is onder studenten.

Jeroen Schipper, de helft van De Koude Kermis: "Binnen destudentenverenigingen is er ruimte om je artistiek te ontwikkelen.Er is een cultuur van makkelijk op het podium dingen uitproberen.En je hebt binnen een sociëteit natuurlijk meteen eenachterban. De resultaten zijn al te zien geweest opcabaretfestivals en in het RTL5-programmaStudenttalent. Ik kan mevoorstellen dat het voor iedereen leuk is om de recente sfeer vande studentencultuur weer eens te proeven."

Geëngageerd

De Koude Kermis is strikt genomen geen studentenband. Hetcabaretduo heeft in zijn programma de muziek echter wel vooropstaan. Maarten Kuijpers en Jeroen Schipper leerden elkaar kennenbij Biton en zijn al sinds 1990 serieus bezig. Ze deden mee aan hetGroninger Studenten Cabaret Festival en treden een paar keer permaand op in heel Nederland. Momenteel schrijven ze aan een nieuwprogramma.

Schipper: "We hadden al een plaatselijke hit met Hetpaardenmeisje. Iedereen kent wel zo'n meisje en daar geven wij daneen andere draai aan. Inhoudelijk zijn we niet directgeëngageerd. Liever spreken we mensen aan op algemenegevoelens, op dingen uit hun dagelijks leven."

Ex-vriendinnen

Nog maar net uit het ei is Nederpopband Aangeschoten Wild. Zesbevriende Unitasleden begonnen een half jaar terug een band endoken meteen de diepte in. De groep speelt geen covers maarschrijft alle nummers zelf.

Gitarist Douwe van Hinsbergen: "Eerlijk gezegd ook wel om eenpraktische reden. Niemand van ons is genoeg muzikaal onderlegd ompartijen te kunnen onthouden. Als je eigen nummers doet, geeft datniet, want je bouwt ze samen op. Bovendien is er meer ruimte voorimprovisatie dan als het publiek eigenlijk verwacht dat je ietsperfect naspeelt."

De liedjes gaan voornamelijk over ex-vriendinnen. DrummerNicolas Ruijs: "We maken rockballads en wat snellere nummers.Vergelijk het maar met studentenband Is Ook Schitterend. Hoeweléén echt `academisch geluid' volgens mij niet bestaat.Hoogstens kun je over studentengroepen zeggen dat ze herkenbarenummers maken. Nederlandse teksten die wél ergens over gaan,eigenlijk."

Uitspattingen

Tzigane-Swing bestaat sinds 1910 en heeft het USC alsuitvalsbasis. Zeven jongens en één meisje maken swingendejazz in de breedste zin van het woord.

Zangeres Fleur de Weger: "Liedjes die al sinds mensenheugnisdoor Tzigane-Swing gespeeld worden en steeds doorgegeven worden aannieuwe leden. Maar ook nieuwe stukken en uitspattingen zoals eenstevig housenummer. De oudere garde zal onze muziek zekerwaarderen, maar het leuke aan Tzigane-Swing is nu juist dat we`ouwe lullenmuziek' zóop het podium zetten, dat het aanspreektbij jongeren."

Tzigane trad al op met Volumia! en reist voor optredens doorheel Nederland. "En elk jaar naar het buitenland," aldus drummerJasper Udink ten Cate. "We vertrekken op de bonnefooi en spelenvoor ons levensonderhoud. Zeker op die manier is muziek maken hetleukste wat er is. Tzigane staat voor mij voor bruisende,spetterende energie."

Vioolpunk

De groep is ontstaan binnen SSR-NU, maar bandnaam Back to theHill heeft niets met welke bijbelse berg dan ook te maken.

Zanger David de Goede: "Je moet je indenken dat je plat op jerug op een heuvel ligt, los van alle dagelijkse beslommeringen. Diezwevende geestestoestand is een goede sfeer om liedjes te maken. Enom ze te beluisteren."

Back to the Hill maakt naar eigen zeggen "vioolpunk", maar dieterm is breed genoeg om naast eigen nummers ook covers van REM ende Rolling Stones te omvatten. De groep is sinds 1992 in wisselendesamenstellingen bij elkaar. Creatief met muziek: behalve degebruikelijke gitaren staan ook een Italiaans orgeltje, een viool,een mandoline en een blokfluit op het podium. Gaat dat beleven, degroep is misschien wel de enige Utrechtse studentenband met eeneigen fanclub. En er kunnen nog best wat leden bij.

Vrouwkje Tuinman

Programma:

De Koude Kermis ; Biton, Lucasbolwerk 16; 20.30tot 23.15 uur

Aangeschoten Wild ; Unitas S.R., Lucasbolwerk 8;21.00 tot 23.00 uur

Tzigane-Swing ; USC, Janskerkhof 14; 22.00 tot24.00 uur

Back to the Hill; SSR-NU, Oudegracht 32; 22.30tot 24.00 uur

En verder:

22.00 uur: Tzigane-Zigeunerband in UVSV/NVVSU,Drift 19.

22.00 uur: strijkkwartet Camera Musica inVeritas, Kromme Nieuwegracht 54.

21.00 uur: klassiek ensemble Il Diavoletto inFaculty Club, Achter de Dom 7.

Alle optredens zijn gratis toegankelijk. Vooreen actueel overzicht van de Studentenbandroute kun je op 27 maartterecht bij de informatiepunten in het Educatorium en op KrommeNieuwegracht 80.


Hans Wijers over de internationalekennismarkt

'We zijn niet zo snel in dit land'

Waar kennis snel veroudert en de houdbaarheid van eenuniversitair diploma beperkt is, groeit de vraag naar lifelonglearning en bijscholing. Gouden kansen voor de Nederlandseuniversiteiten. Maar die moeten ze dan wel met beide handengrijpen. Vindt Hans Wijers, oud-minister van Economische Zaken.Tijdens de Universiteitsdag op 27 maart verzorgt hij een lezingover de toekomst van de kennisinfrastructuur. "Nederland investeertonvoldoende in onderwijs en wetenschap."

"Wat ik het afgelopen half jaar heb gedaan? Ach, ik heb beslotendat ik voorlopig niet meer achterom kijk. Politieke ambities? Dieheb ik niet." Zo, het hoofdstuk lastige, persoonlijke vragen issnel afgewerkt. Pasgeleden heeft hij de knoop doorgehakt. Hij gaatals Senior Vice President van The Boston Consulting Group Europeseen Nederlandse multinationals adviseren op het gebied van deondernemingsstrategie.

Wijers is zichtbaar enthousiast over het werk dat hem wacht. "Ikweet me omringd door snelle, slimme academici. The BostonConsulting Group heeft vanaf het begin zijn focus gericht op devraag: wat is het effect van een ondernemingsstrategie? Ze zijngespecialiseerd in vernieuwende concepten en komen steeds metoriginele ideeën. Dat kun je alleen volhouden als jevoortdurend jong talent binnenhaalt. Daarom heb ik nu zo'n aardigepositie. Dat is toch de manier om jezelf ook een beetje jong vangeest te houden."

Zijn nieuwe werkgever - tevens zijn vorige: Wijers werkte ervóór zijn ministerschap ook al - maakt veel werk van hetspeuren naar nieuw talent. "We zijn daar veel verder in dan toen ikwegging, ik ben daar echt van onder de indruk. Dat gebeurtwereldwijd. Ook in Nederland op de universiteiten wordt er flinkachterheen gejaagd. Als ze bij ons

komen krijgen ze uiteraard eerst een intensieve training."

Hadden ze die niet van hun universiteit moeten krijgen? "Ik denkhet niet, er zitten grenzen aan wat je van een universitaireopleiding kunt verwachten", antwoordt Wijers. "Het is onmogelijk omalle afgestudeerden kant en klaar met precies de juistevaardigheden en parate kennis af te leveren. Wat de universiteitenjuist moeten doen is studenten scholen in een aantal academischebasisvaardigheden. In het ordelijk en analytisch nadenken, hetopenstaan voor andere culturen, het leren samenwerken. Dat wordtnoodzakelijker en interessanter naarmate kennis sneller veroudert.Je ziet een onderwijsmarkt ontstaan die steeds maar groeit. Dehoudbaarheid van een universitair diploma wordt steeds korter."

Spelen de universiteiten daar goed op in? "Ik denk dat er meermogelijk is. Bij je afstuderen zou je een onderhoudscontract moetenkunnen afsluiten. Dat je de komende tien jaar voor een bepaaldeprijs mag terugkomen om bij te scholen. Je kunt je ook voorstellendat een toekomstige werkgever daarin wil investeren. Wellicht zouje zoiets kunnen laten opnemen in je arbeidsvoorwaarden. Dat zijnmaatregelen die de overheid fiscaal kan stimuleren. Als deuniversiteiten niet snel meegaan in deze ontwikkeling dan hebben zehet nakijken. Dan worden ze ingehaald door private initiatieven,dat gebeurt nu al hier en daar.

Universiteiten die het goed doen zullen groeien en wordendaarvoor beloond. Dat vraagt alertheid van de universiteiten."

Universiteiten komen steeds meer in Europees vaarwater, voorzietWijers. Dat betekent dat ze naast hun algemene, regionaleopleidingsfunctie moeten werken aan hun positie op die Europeseonderwijsmarkt. Dat betekent tevens verdere specialisatie,supranationaal. "Daarvan ben ik overtuigd. De universiteiten staanstraks veel meer dan nu midden in de samenleving. Ze zullenrekening moeten houden met de vragen uit de maatschappij, inclusiefhet bedrijfsleven. Dat hoeft hun onafhankelijke wetenschappelijkenieuwsgierigheid helemaal niet in de weg hoef te staan."

Sommige wetenschappers lijken nog een beetje huiverig om zichmet dat bedrijfsleven in te laten. Maar, aldus de voormaligminister, "daar spreekt weinig zelfvertrouwen uit. Ik ken degevoeligheden. Ik heb in Groningen gestudeerd en waswetenschappelijk medewerker aan de Erasmus Universiteit. Een deelvan de angst heeft bij sommigen wellicht te maken met onzekerheidover de kwaliteit van de eigen wetenschappelijke prestaties.

"De ruimte voor het echte fundamentele onderzoek zal er altijdblijven, dat is essentieel. Maar voor de grote groep vanwetenschappers mag toch gelden dat ze bij voorkeur bezig moetenzijn met dingen waarvoor belangstelling is in de samenleving. Watis er nou opwindender? Daar hoeven we niet zo schrikachtig voor tezijn. Als je er maar voor zorgt

dat niet de directeur marketing van Philips gaat uitmaken hoehet doctoraalprogramma van een faculteit eruit ziet."

NRC Handelsblad commentator Piet Borst betitelde het jaar 1998als een rampjaar, omdat er weer niet voldoende is geïnvesteerdin de zo noodzakelijke ontwikkeling van kennis en wetenschap. "1998Was denk ik in meer opzichten een verloren jaar vanwege deverkiezingen. Wat de wetenschap en het onderwijs betreft: we moetenconstateren dat het

percentage Research en Development in het nationale inkomen delaatste tijd een stijgende lijn vertoont. En je moet bedenken dathet aandeel van de overheid in de kennisontwikkeling in Nederlandal buiten proportie is vergeleken met veel landen waar meerprivé wordt geïnvesteerd. Eenander belangrijk feit is,dat er tussen de verschillende partijen veel beter dan ooit wordtsamengewerkt en dat de kennisinstellingen zelf, zoals TNO maar ookde universiteiten, hun blik veel meer naar de maatschappij hebbengekeerd."

Maar is de investering die we gezamenlijk plegen voldoende voorde toekomst? "Nee, dat is niet het geval. Er is veel meer geldnodig, zeker voor het lager en middelbaar onderwijs. Je moetprioriteit leggen bij de kwaliteit van het onderwijspersoneel. Ookde investering in informatietechnologie in het onderwijs is vanlevensbelang. Dat gebeurt nu helaas toch maar mondjesmaat. Wehadden in het vorige kabinet een plan gemaakt om daar nu eensroyaal in te investeren, met meer computers in de klaslokalen, maardaar komt niet veel van terecht. Zonde! Kennis is de grondstof vande toekomst. Als je ambities koestert dan moet je ook voorop durvenlopen. En dat kan best. Nederland is een rijk en spaarzaamland."

Wat in Nederland ook niet goed van de grond komt, constateertWijers, is de vorming van nieuwe bedrijvigheid, groot en klein,rondom de universitaire centra. Zoals je dat in Boston of Cambridgeziet gebeuren. "De High Tech Campus van Philips in Eindhoven is indat opzicht goed nieuws. En ook de Twinning centers voorinformatie- en informatietechnologie, met een eerste vestiging rondde Watergraafsmeer, zijn hoopgevend. Maar het gaat allemaal niet zosnel in dit land, Nederland is een delta van traag stromenderivieren. Uiteindelijk zal het toch gebeuren. Over tien, vijftienjaar zul je rondom de universiteitssteden, en zeker bij deuniversiteiten die alert zijn, dit soort clusters van activiteitenaantreffen. Het lijkt me voor studenten wel spannend om in zo'nomgeving te werken. Het maakt het land er economisch ook een stukinteressanter op."

Nederland, zo luidt de vaste overtuiging van Hans Wijers, zoumet de juiste inzet op een aantal gebieden zeker voorop kunnenlopen. In de agrarische sector, in de biotechnologie, in demilieuvriendelijke productie van duurzame goederen. "Wat deinformatietechnologie

betreft: we moeten niet de illusie koesteren dat we de VS weleven zullen inhalen, maar er zijn genoeg niches waar we ons kunnenspecialiseren."

Twan Geurts, Illuster

Oud-minister van Economische Zaken dr. HansWijers geeft tijdens het ochtendprogramma van de Universiteitsdageen lezing over de ontwikkelingen in de kennisinfrastructuur. Deandere spreker over dit thema is prof.dr. Hans Adriaansens, decaanvan het University College.


Voor de héle universitairegemeenschap:

Universiteitsdag 1999

Op vrijdag 26 maart is de officiële diesviering van deUniversiteit Utrecht met een academische zitting in de Domkerk. Opzaterdag 27 maart, de Universiteitsdag, komen de alumni(afgestudeerden) op bezoek bij hun oude faculteit of vereniging. 'sAvonds krijgen ook de studenten en personeelsleden de kans om aanhet universitaire verjaardagsfeestje deel te nemen via de eersteUtrechtse Studentenbandroute. De universiteit probeert met dezeopzet de universitaire gemeenschap als geheel wat meer te betrekkenbij de jaarlijkse diesviering.

De Universiteitsdag is in enkele jaren een evenement gewordenwaarin alle universitaire onderdelen participeren. De universiteiten het

Universiteitsfonds zijn verantwoordelijk voor hetochtendprogramma. De faculteiten ontvangen 's middags hun alumni,bij de lunch en het diner krijgen de verenigingen de gelegenheid omhun reünisten te ontmoeten.

Het avondprogramma is weer een gezamenlijke inspanning. Deafgelopen

jaren is door deze bundeling van krachten het aantal bezoekerslangzaam opgelopen tot 1500 bezoekers in 1998. De Universiteitsdagbeleeft met de Studentenbandroute een primeur. De Federatie vanUtrechtse Gezelligheidsverenigingen (FUG) coördineert dezerondgang langs de

studentensociëteiten.

Het Utrechts Universiteitsfonds, hoofdorganisator van deUniversiteitsdag, heeft als doel bij te dragen aan de groei enbloei van de Utrechtse universitaire gemeenschap. De organisatievan de

alumnidag van aanstaande zaterdag vormt daarin een belangrijkonderdeel.

Daarnaast houdt het fonds zich ook bezig met de vestiging vanbijzondere leerstoelen, het verstrekken van subsidie aanwetenschappelijke, culturele en sportieve initiatieven voor en doorstudenten en het verstrekken van beurzen en prijzen. Het fonds telt4300 begunstigers: alumni, medewerkers en studenten.

U kunt ook begunstiger worden van het fonds. Informatie enaanmelding:

Utrechts Universiteitsfonds, Heidelberglaan 8, Utrecht.

Tel. (030)2538025, fax (030) 2538026

email: Ufonds@ufonds.uu.nl.

Internet: www.uu.nl


Universiteitsfonds zoekt studenten.

Het universiteitsfonds zoekt 4 enthousiaste studenten voor decommissie Studentenzaken. Ben je beschikbaar vanaf nu tot en metmaart 2000? In ruil voor auditorensteun en vrijwilligersvergoeding.Lees dan de informatie op de Info-pagina en meld je aan.

Kopmannen en waterdragers



Homepages van Albo Helm: http://utopia.knoware.nl/users/albohelm/

http://spidernet.nl/~albo_helm/


Het universitaire personeelsbeleid is volop indiscussie. VSNU en bonden onderhandelen momenteel over eenflexibeler arbeidsorganisatie met mobiele werknemers. Ook op dejaarconferentie van de VSNU vorige week woensdag werd over ditthema van gedachten gewisseld.

"Een hoogleraar arbeidseconomie heeft mij ooit eens laten zienhoe de personele organisatie in ruige kapitalistische ondernemingenin elkaar zit. Kenmerkend was een kern van redelijk vastgeroestpersoneel met een vaste baan en daaromheen een grote cirkel goedejonge mensen die ze geen vaste aanstelling konden geven. Het leekde universiteit wel."

Voor prof.dr. Jos de Beus vormde de mededeling van zijn collegaindertijd een eye-opener. Kennelijk was het probleem waarmeeuniversiteiten al tijden worstelen geen exclusief academische zaak.Maar dat maakt de situatie er natuurlijk niet minder ernstig op, zobetoogde hij tijdens de jaarvergadering.

De Amsterdamse hoogleraar politicologie was uitgenodigd om metde Tilburgse econometrist prof.dr. Arie Kapteyn in debat te tredenover het universitaire personeelsbeleid. En hoewel gespreksleideren Volkskrant-journalist Jan Tromp al voor de aanvang van dediscussie had besloten dat het dagthema 'Verschil moet er zijn' eenaantrekkelijker uitgangspunt voor discussie bood dan zoiets saaisals personeelsbeleid, werden er ook over dit laatste themabehartenswaardige dingen gezegd.

De basis daarvoor was 's ochtends gelegd door McKinsey-directeurPieter Winsemius. In een provocerend en met sportieve metaforendoorspekt betoog constateerde de voormalige minister van VROM datconcurrentie onmisbaar is voor universiteiten die de top willenbereiken. "Maar Nederlandse universiteiten zijn daar te lief voor",aldus wielerliefhebber Winsemius. "Je haalt de top alleen als jebereid bent elkaar de hekken in te rijden."

Ook over het universitaire personeelsbeleid wilde Winsemius weleen paar voltreffers loslaten. Jullie zijn achterlijk dat jullienog steeds eensysteem van vaste aanstellingen en van uniformesalarissen handhaven, zo parafraseerde Tromp zijn uitspraken.Wielrenners krijgen echt geen vaste aanstelling en in het pelotonbestaan zeer aanzienlijke en algemeen geaccepteerdesalarisverschillen tussen kopmannen en waterdragers.

In de middagdiscussie bleken zowel Kapteyn als De Beus maarmatig enthousiast over de aanbevelingen van Winsemius. Centraal inhun debat stond de vraag hoe productief de soms tot in het extremedoorgevoerde concurrentiestrijd tussen universiteiten is.Cultuurhistoricus De Beus maakte duidelijk dat onderlinge strijdvaak niet de beste methode is om tot differentiatie te komen. Hijriep de universiteiten op tot een rationele discussie over te makenkeuzes, maar met die oproep was hij bij Kapteyn aan het verkeerdeadres. De Tilburgse voorstander van marktwerking maakte duidelijkdat hij geen been ziet in de huidige en soms felle 'oorlog' om gelden studenten. "Er moeten prestaties worden geleverd en misschiengaat dat beter als er oorlog wordt gevoerd." Maar ook Kapteynwenste grenzen in acht te nemen. "Elkaar in de hekken rijden is mijeen brug te ver. Dat is naar de universiteit vertaald zoiets alsplagiaat plegen. Concurrentie OK, maar dan wel binnen algemeenaanvaarde spelregels."

Ook ten aanzien van de universitaire personeelsproblematiek leekhet eenvoudige recept van Winsemius de twee discussiepartners niethet meest ideaal. Hoewel hij erkende dat het gebrek aandoorstroming een groot probleem is, wees De Beus de radicaleoplossing van Winsemius van de hand. "Ik ben het met hem eens datwe selectief moeten zijn met het geven van vaste aanstellingen maarom nou van iedereen een soort aio te maken, dat lijkt me niet degoede weg."

Met die constatering was Kapteyn het volledig eens, al was hetmaar om pragmatische redenen. "Als we willen concurreren, moeten wede beste mensen binnenhalen. En de praktijk is nu eenmaal dat diemensen twee dingen willen: veel geld verdienen en een vaste baan.Dus dan kom je er niet met alleen tijdelijke aanstellingen. Maareerlijk gezegd, zie ik het probleem niet zo. Er wordt nu net gedaanof je mensen met een vaste aanstelling ook als ze na een tijdvastlopen, nooit meer van hun plaats kunt krijgen. Dat is onzin. Erzijn voldoende mechanismen om mensen die in hun werk vastlopen opandere plaatsen in te zetten of taken te geven, waarvoor ze welwarm lopen."

De Beus ziet in dat verband wel iets in een regelmatigeverandering van werkomgeving. "Als we echt vanaf nul zouden kunnenbeginnen, zou ik misschien wel voelen voor het Amerikaanse systeemwaar je je vaste aanstelling ook weer kunt verliezen. Maar nu datniet kan, moeten we creatief omgaan met de mogelijkheden die er welzijn. Bijvoorbeeld binnen universiteiten mensen met geslotenbeurzen van plek te laten ruilen. Maar dan moeten wel eerst deschotten worden weggehaald die nu tussen allerlei onderdelen van deorganisatie staan. En dan kom ik terug op mijnuitgangspunt, wantdat lukt naar mijn mening alleen door nauw met elkaar samen tewerken. Ook voor een zinnig beleid om oudere werknemers gemotiveerdte houden werkt de huidige concurrentiestrijd in de Nederlandseuniversitaire wereld volstrekt averechts.

EH

Wij helpen de universiteit om de goede vragen te stellen

De entourage in de stijlvol ingerichte directiekamer is in tweejaar niet wezenlijk veranderd: aan de wanden smaakvolle modernekunst; in de kopjes koffie van uitzonderlijke kwaliteit; en achterde grote vergadertafel Van Dijk, zo mogelijk nog terughoudender danvorige keer. Misschien niet onlogisch want zijn entree in deuniversitaire publiciteit staat hem nog helder voor ogen. Het wasjuni 1997 en hoe omzichtig hij zich verder ook uitdrukte, zijnhardop uitgesproken irritatie over het feit dat de universiteit wasovergegaan op Max Havelaar-koffie leidde prompt tot vragen in deUniversiteitsraad. Hij glimlacht nauwelijks merkbaar. "Dieuitspraak over de koffie, die had ik geloof ik beter niet op datmoment kunnen doen."

Argusogen

Ruim anderhalf jaar is de Raad van Toezicht nu in functie, maarmeer dan een handvol besluiten zijn tot nu toe niet naar buitengekomen. En dat waren dan nog vrijwel onveranderd tweeregeligemededelingen waaruit bleek dat de Raad had ingestemd metbijvoorbeeld de universitaire begroting of de aankoop van hetKromhout-terrein. Het lijkt er dus op alsof de Raad weinig meerheeft gedaan dan trouwhartig 'ja' knikken. Maar wie dat denktvergist zich, waarschuwen ambtenaren in de omgeving van het collegevan bestuur.

Omdat de Raad van Toezicht haar werk in beslotenheid verricht,weigeren collegeleden en ambtenaren in het openbaar iets los telaten over de gang van zaken tijdens de vier vergaderingen perjaar. Maar zij laten wel doorschemeren dat de toezichthouders metname de universitaire bedrijfsvoering met argusogen volgen. Deonverwacht hoge prijs die moest worden betaald voor hetKromhout-terrein en de forse overschrijding van deinvesteringsbegroting hebben tot pittige discussies geleid, maarfundamentele verschillen van inzicht zouden nog niet zijnopgetreden. Op de vraag of de Raad al een keer een besluit van hetcollege heeft teruggedraaid, antwoordt Van Dijk, die als voorzittervan de Raad vanToezicht twee maal per maand contact heeft metcollegevoorzitter Veldhuis, dan ook ontkennend. Maar, legt hij uit,dat kan ook niet anders want als dat zou gebeuren, dan zouden wijons werk niet goed doen.

"Het is onze taak om vanuit onze eigen specifieke achtergrondmee te denken over de grote lijnen van het universitaire beleid.Wij gaan niet op de stoel van het college van bestuur zitten, dus uhoeft mij ook geen vragen te stellen over de koers die deuniversiteit moet uitzetten. Wat ik wil, is niet interessant. Maarhet is ook niet zo dat wij elk voorstel van het college met eenminzame glimlach accepteren. Wij stellen kritische vragen. Waaromdoen jullie dat zus en zo? Waarom vinden jullie dit en dat? Je zoukunnen zeggen dat wij de universiteit helpen om de goede vragen testellen. Wij entameren discussies maar die moeten uiteindelijk weltot een gezamenlijk standpunt leiden. Als het zover zou komen datwij een collegebesluit afkeuren, dan is er of sprake van eencommunicatiestoornis of van een vertrouwensbreuk."

Gebouwenbezit

Een van de vragen die de Raad de afgelopen tijd met enige nadrukheeft gesteld is de vraag of de universiteit geen geld zou moetenreserveren voor het onderhoud van haar gebouwenbezit op basis vaneen lange termijn plan. "Wij hebben die vraag gesteld naaraanleiding van de enorme overschrijding van het investeringsbudgetgedurende de komende jaren. Zoals u weet moet de universiteit inverband met de nieuwbouw van de bibliotheek en de renovatie van hetDiergeneeskundecomplex meer dan honderd miljoen interen op haarreserves. Op dit moment kon dat nog, maar in de toekomst zou zoietszonder adequate voorziening wel eens heel problematisch kunnenworden. Vandaar ons voorstel voor een gestructureerdeonderhoudsvoorziening, waarmee het college gelukkig meteeninstemde."

Ook op vrijwel alle andere punten bleken college en Raad het totnu toe roerend eens, aldus Van Dijk. Er was instemming met de'outsourcing' van het ACCU ("Maar ik ga niet in op de vraag of erin de toekomst meer diensten moeten worden afgestoten."), en er wasruime steun voor de start van het University College ("Wij vindenhet welslagen van dat initiatief van groot belang voor deuniversiteit"). Een van de recente discussiepunten vormt de eigenbeleidsruimte van het college van bestuur die in de ogen van VanDijk wel erg minimaal is.

"Op dit moment staat het college van bestuur voor de vraag naarde plaats van de Utrechtse universiteit in het nationale eninternationale bestel. Op welke gebieden willen we echt naar de topen op welke gebieden zijn wetevreden met een plaats in hetmiddenveld? Wil je die keuze op een goede manier kunnen maken enwil je je speerpunten financieel op een adequate manierondersteunen, dan heb je daar als college van bestuur geld voornodig. Op dit moment bedraagt de vrije beleidsruimte van hetcollege nog geen twee procent van de begroting. Dat vind ik wel ergmager, daar kun je geen ruiten mee ingooien. Wat ons betreft magdie beleidsruimte fors worden uitgebreid."

Decentralisatie vindt hij een goed ding, maar wat hem op deuniversiteit verbaast, is het soms nogal benepen eigenbelang datverhindert dat de meest rationele beslissing ook echt wordtgenomen. Met stijgende verbazing heeft hij bijvoorbeeld de gang vanzaken gevolgd rond de samenvoeging van diensten binnen hetFSB-cluster. "Dat is wel een hele moeizame", zucht hij met nauwverholen afkeer. "Ik weet ook wel dat het samenvoegen van dienstengeen sinecure is. Dat merken we binnen dit bedrijf ook regelmatig.Maar dat betekent niet dat je dan moet kiezen voor een onduidelijkcompromis zoals nu lijkt te gebeuren. Ik begrijp eigenlijk nietwaar de discussie over gaat. Het facultaire onderwijs en onderzoekwordt er toch niet minder van als de dienstverlening isondergebracht in een eigen dienst onder een eigen leiding? Kom noutoch!"

Salarissen Gevraagd naar de juistheid van het hardnekkigegerucht in het Bestuursgebouw dat de Raad van Toezicht desalarissen van de collegeleden heeft verhoogd, doet Van Dijk er hetzwijgen toe. "Het spijt me voor u, maar dat is geenbeleidsvraagstuk en dus gaat het met alle respect niemand iets aan.Het enige wat ik kan zeggen, is dat wij als Raad van Toezichtverantwoordelijk zijn voor een adequate honorering van decollegeleden en dat wij ons zeer goed van die verantwoordelijkheidbewust zijn." Deze week zal Van Dijk als het even kan acte deprésence geven tijdens dedies, want hij heeft het prima naarzijn zin in zijn nieuwe bijbaan. "Ik loop nu ruim anderhalf jaarrond in de universiteit en ik moet zeggen dat ik het een hartstikkeleuke en bijzondere wereld vind. Waar kom je nog mensen tegen diehun hele leven besteden aan een paar vierkante meter wetenschap? Ikvind het geweldig om die mensen te ontmoeten en om te horen waarmeezij bezig zijn, maar ik ben eerlijk gezegd blij dat ik niet in deschoenen van Jan Veldhuis sta. Ik heb grote bewondering voor eencollege van bestuur dat aan zo'n gezelschap hoogintelligenteeigenwijze individuen leiding moet geven."

Erik Hardeman

 

"Laat hulp aan Suriname maar over aan de Belgen"

De miljarden die de afgelopen decennia wereldwijd inontwikkelingssamenwerking zijn gestopt zijn zonder voldoende effectgebleven. Reden voor prof.dr. Louk de la Rive Box om het roerrigoureus om te willen gooien: "Stap af van de eenzijdigearmoedebestrijding, maar kijk meer naar de cultuur van deze landenen neem juist hun stérke kanten als uitgangspunt voorsamenwerking."

"Ondanks alle moeite is het effect van de ontwikkelingshulp vande afgelopen decennia vrijwel nihil geweest. De kloof met de meestelanden is de afgelopen 25 jaar alleen maar groter geworden."Prof.dr. Louk de la Rive Box ('Louk Box' voor intimi) stelt hetonomwonden in zijn piepkleine pijpenlaatje op de twaalfdeverdieping van het Van Unnikgebouw: ondanks investeringen vanmiljarden hebben de westerse landen niet veel kunnenbewerkstelligen in de ontwikkelingslanden. In zijn gisterengehouden oratie spreekt Box dan ook van "het failliet van detraditionele ontwikkelingssamenwerking."

De reden voor het falen was velen al bekend, zeker cultureelantropologen, maar begint nu langzamerhand ook tot de hoogstebeleidsmakers door te dringen. Box: "Decennialang heeftontwikkelingssamenwerking eenzijdig in het teken gestaan vanarmoedebestrijding. Maar de economische groeimodellen die de armelanden kregen opgelegd hebben nauwelijks effect gesorteerd. Dat isook niet zo gek: ons westerse nutsdenken past niet in de cultuurvan de meeste ontwikkelingslanden." Box pleit dan ook voor eentotaal andere vorm van samenwerking met deze landen: "Ga nieteenzijdig uit van armoedebestrijding, maar leer eerst eens huncultuur te begrijpen en neem juist de stérke punten van dezelanden als uitgangspunt voor samenwerking!"

Armoedebestrijding

Ook voor het Nederlandse ontwikkelingsbeleid zal deze anderekoers gevolgen kunnen hebben. Box, van 1989 tot 1993 rechterhandvan ontwikkelingsministers Bukman en Pronk, schetst er minstensdrie: "Ga niet langer uit van het westerse waarden- ennormenpatroon: economisch nutsdenken neemt in zuidelijke cultureneen heel andere plaats in dan bij ons; stel voor de samenwerkingniet allerleiknellende, op westerse leest geschoeide voorwaarden ophet gebied van bestuur, mensenrechten en milieu.

Ten tweede: richt de samenwerking op terreinen waar beidepartijen zich sterk voelen, op het punt van culturele expressiebijvoorbeeld voelen veel gemeenschappen zich sterk. Directearmoedebestrijding leidt tot gevoelens van vernedering enafhankelijkheid. Ten derde: maak gebruik van methoden die uitgaanvan kennisuitwisseling en dialoog. Schaf als eerste het 'project'af!"

Het 'ontwikkelingsproject' is nu juist een zeer veel voorkomendevorm van samenwerking. Volgens Box echter een schoolvoorbeeld vanutilitair westers denken: Zo'n project gaat immers uit van hetbehalen van doelstellingen, binnen een gegeven (meestal belachelijkkorte) termijn, via financiële middelen, en binnen strakkeorganisatorische schema's. "Maar ik ken geen proces van socialeverandering dat in arme landen op deze wijze duurzaam wordtbewerkstelligd", aldus Box.

De huidige problemen die Nederland heeft met deontwikkelingsprojecten in Suriname verbazen Box dan ook geenszins:"Teveel condities", zegt hij. De kranten schreven er afgelopendagen veel over: Nederland heeft in Suriname voor tientallenmiljoenen aan projecten lopen, die tot mislukken gedoemd lijken.Een nieuwe vuilverwerking voor Paramaribo komt niet van de grondomdat afspraken niet werden nagekomen, een zeedijk ligt halfafgebouwd voor de kust wegens organisatorische problemen enoverschrijding van het budget, verbetering van de landingsbaan vande Pengel-luchthaven dreigt gestaakt te moeten worden vanwege degeringe vorderingen en een impasse in het regeringsoverleg tussenbeide landen. Een gebrek aan beleid en planning van de Surinaamseoverheid heet het in de Nederlandse kranten. Dat hier in wezencultuurhistorische factoren meespelen wordt gemakshalve over hethoofd gezien.

Box wijst erop dat de relatie tussen Suriname en Nederlandnatuurlijk sowieso moeilijker ligt. "Je ziet het in alle landen dieeen koloniale overheersing hebben gekend, die hebben allemaalproblemen met hun voormalige moederland.

Surinaamse collega's vertellen mij telkens weer wat eenopluchting het voor hen is om met de Belgen eenontwikkelingsrelatie te hebben. Volstrekt anders, beweren ze: aldat gedonderjaag altijd van die Nederlanders, die efficiëntie,de tijdsdwang, die afspraken, die arrogantie. De Belgen hebben dantoch een heel andere aanpak, vertelden ze: veel minder geforceerd,informeler, low-profile, gebaseerd op luisteren, niet diealomtegenwoordigheid zoals van die Hollanders."

"Maar het is voor de Belgen dan ook een stuk makkelijker",vervolgt Box."Zoals het voor Nederland weer een stuk makkelijkeroptreden is in Centraal Afrika. Jan Pronk had altijd een entree inRwanda, zelfs toen de meeste andere landen dat niet meer hadden,ook België en Frankrijk niet. En in zekere zin geldt dat ookvoor Zaïre.'

Zo redenerend zou je denken dat we de ontwikkelingssamenwerkingmet Suriname maar beter kunnen stoppen en aan anderen overlaten:aan de Belgen bijvoorbeeld. "Dat lijkt mij ook, ja." De la Rive Boxbeaamt het zonder enige aarzeling. "Het lijkt misschien wat bot,maar ik geloof daar heilig in. Wij hebben in Nederland echt uiterstbekwame ontwikkelingsmensen ingezet hoor, mensen met hart voor dezaak, maar we moeten vaststellen dat het effect negatief is."

Mode-ontwerpster

De basis waarop samenwerking plaatsvindt dient dus teverschuiven van een westers economisch model naar een model dat dewaarden en normen van de ontwikkelingslanden als uitgangspuntheeft. Box geeft als voorbeeld de succesvolle methode van het PrinsClaus Fonds: "Die werken zo min mogelijk met projecten oude stijl,wel met awards, met erkenningen. Dat gaat in feite om betrekkelijkkleine bedragen, bijvoorbeeld veertigduizend gulden. Daar kun jedus niet eens een project mee begínnen, want alleen al deambtenaar die je daar opzet kost meer." Zo'n award waar Box opdoelt is onlangs verleend aan een Afrikaanse die zich bezig houdtmet Afrikaanse mode. Het Claus Fonds, op voordracht van Afrikanenzelf, beloonde deze activiteit omdat ze een sterke impuls kanbetekenen voor de versterking van de Afrikaanse identiteit. "Datheeft daar een enorm effect teweeggebracht", weet Box, "artikelenin de krant, er werden lezingen over gegeven, en dezemode-ontwerpster die niet eens kon lezen en schrijvenwerd ontvangendoor de president: dat was wat! Voor veel Afrikaanse vrouwenbetekende dat: eindelijk erkenning! Kijk, zoiets kan een beginpuntzijn van een vorm van samenwerking waar je uiteindelijk verder meekomt dan traditionele vormen."

In plaats van eenzijdige overdracht van 'noord' naar 'zuid'pleiten Box en de zijnen voor een uitwisseling op basis vangelijkwaardigheid. "Uitgangspunt moet zijn: wij hebben ook wat teleren van hen."

Daarbij ziet Box een belangrijke rol weggelegd vooruniversiteiten. "Binnen de universitaire structuur zijn dergelijkevormen van uitwisseling al goed bekend. Er zijn sociale netwerken,kennisnetwerken, maar ook via nieuwe media als Internet kunnen weonze kennis openstellen voor de mensen uit het zuiden. De FaculteitRuimtelijke Wetenschappen kent al veel verbanden met landen alsIndonesië, Zimbabwe en Costa Rica. Daarbijgaat het niet meeralleen om het trainen van mensen, maar juist steeds meer omuitwisseling van kennis die ook daar aanwezig is."

Box zou dat sterke punt graag uit willen bouwen en in Utrechteen begin willen maken met het opzetten van een wereldwijd netwerkvoor kennisuitwisseling. Een naam heeft hij er al voor: UNICO,Utrecht Network for International Cooperation.

Kees Volkers


Dubbeloratie

De Universiteit Utrecht is twee bijzonder hooglerarenrijker: Emanuel de Kadt en Louk de la Rive Box. De eerste isaangesteld bij de vakgroep Culturele Antropologie van de FaculteitSociale Wetenschappen. De tweede bij de vakgroep Sociale Geografievan ontwikkelingslanden van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen.Deze week vond in de aula van het Academiegebouw een 'dubbeloratie'plaats.

Met De Kadt en De la Rive Box haalt Utrecht twee grotenamen binnen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. De Kadten De la Rive Box kennen elkaar goed. In hun oraties bekritiserenbeiden de klassieke, economisch gerichte ontwikkelingssamenwerkingen breken zij een lans voor een meer cultuurgerichtebenadering.

'De `media literacy' onder studenten en wetenschappers is nog altijd laag'

'De `media literacy' onder studenten en wetenschappers is nogaltijd laag'

"Waarom is er nog steeds geen overzicht van deNederlandse films tot en met het Veertiende Kippetje?" Volgensbijzonder hoogleraar Bert Hogenkamp hebben wetenschappers nooitveel belangstelling gehad voor de vaderlandse mediageschiedenis.Als hulpmiddel in het onderwijs namen de audiovisuele media eengrotere vlucht. Maar: "Het is toch eigenlijk van de gekke dat er inde aula van het Academiegebouw geen voorzieningen zijn ombijvoorbeeld een power point-presentatie te houden."

"Als ík naar dat beruchte onbewoonde eiland zou moetenafreizen gaat er in ieder geval een filmprojector mee. En eenstapel banden met oude films. Die zijn toch net even lekkerder." Erzijn filmliefhebbers en filmfanaten. De bijzonder hoogleraar in `degeschiedenis van de film, radio en televisie' Bert Hogenkamp valtin de tweede categorie. De betrokkenheid van de Amsterdammer bij dehistorie van het medium is zo groot dat de Filmkrant zich vorigjaar afvroeg of er misschien enkele gekloonde Bert Hogenkamps indit ondermaanse rondwandelen. Zo vaak kwam de krant defilmhistoricus tegen bij congressen, fora en anderebijeenkomsten.

Bijna stond de passie van Hogenkamp voor de film eenwetenschappelijke carrière zelfs in de weg. Terwijl hij inAmsterdam lustig filmvoorstellingen organiseerde voor destudievereniging Kleio, verwaterde zijn studie geschiedenis. In deroerige jaren zeventig was Hogenkamp vervolgens werkzaam voor hettoentertijd maatschappelijk zeer geëngageerde filmtijdschriftSkrien. Pas later stortte hij zich serieus op filmhistorischonderzoek. Een bezigheid die hij financierde met een parttime baanals telefonist buitenlandse verbindingen van de PTT. Uiteindelijkpromoveerde Hogenkamp in 1991 in Oxford op een onderzoek naar deBritse documentaire beweging en de naoorlogse Labourregeringen.

Schatbewaarder

De leerstoel van Hogenkamp is ingesteld door het NederlandsAudiovisueel Archief (NAA), waar Hogenkamp hoofd research is. HetNAA was in 1997 het resultaat van een samenvoeging van de archievenvan Hogenkamps voormalige werkgever de Stichting Film en Wetenschap(SFW), de Rijksvoorlichtingsdienst, het omroepmuseum en deomroepen. Voor het nieuwe instituut kwam de benoeming op eenstrategisch heel gunstig moment. In academische kringen heerstedeopvatting dat met de fusie, waartoe staatssecretaris Nuis najarenlang gesteggel had besloten, de archieven waren overgeleverdaan de omroepen. Hogenkamp ontkent dat het instellen van eenleerstoel een puur politieke zet was van zijn werkgever. Decontacten met de Universiteit Utrecht dateerden al van voor deoprichting van de NAA. "Zo'n leerstoel krijg je niet van de ene opde andere dag."

Dat juist Hogenkamp werd gevraagd de post te bekleden wektweinig verbazing. In de eerste plaats was hij de enigegepromoveerde medewerker van het NAA. Bovendien had hij alsmedewerker van de Stichting Film en Wetenschap al geijverd voor hetop een verantwoorde wijze inzetten van audiovisueel materiaal inhet wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Tenslotte doceerde defilmhistoricus in de jaren tachtig al een tijd aan het UtrechtseInstituut Theaterwetenschap, toen nog gevestigd aan hetWilhelminapark. "Mooie jaren waaraan ik veel Utrechtse vrienden enkennissen heb overgehouden."

Hogenkamp hoopt in zijn aanstellingsperiode van vijf jaar nietalleen wetenschappelijk waardevol onderzoek te verrichten, maar ookeen brug te kunnen slaan tussen de academische wereld en het NAA.Volgens hem is er veel energie gestoken in het toegankelijk makenvan de gesloten bastions die de archieven van oudsher waren. Zijnoratie afgelopen vrijdag was dan ook te beschouwen als eenuitnodiging aan wetenschappers om gebruik te maken van dearchieven. De bijzonder hoogleraar: "Wij zijn de schatbewaarder,maar we willen het lid absoluut niet op de kist laten."

Hogenkamp schetste de historische ontwikkeling van de tweemanieren waarop audiovisueel materiaal de wetenschap tot nut kanzijn: als hulpmiddel voor het academisch onderwijs en onderzoek enals wetenschappelijk object. Met dat laatste is het volgens hem inNederland nooit veel geworden. Een nationale mediageschiedenisbestaat eigenlijk niet. De filmhistoricus, die zelf eenstandaardwerk schreef over de Nederlandse documentaire van 1920 tot1940, vermoedt dat het `amusementskarakter' van radio, televisie enfilm door de calvinistische volksaard niet werd gewaardeerd."Waarom is er bijvoorbeeld nog steeds geen overzicht van de eersteNederlandse speelfilms tot, laten we zeggen, het VeertiendeKippetje?"

Toch waren er, aldus Hogenkamp, vooral in de jaren vijftigenkele tendensen waardoor de bestudering van beeld en geluid alskunstvorm serieuzer werd genomen. De overheid trok geld uit voor deproductie van speelfilms en de Nederlandse Filmacademie, de eerstevakopleiding voor filmers, werd opgericht. Als gevolg hiervangroeide de wetenschappelijke belangstelling. Vanaf 1954 tot 1960werden in de zalen van de Utrechtse bioscoopondernemer Wolf deAcademischeFilmstudieweken gehouden. Jaarlijks viel vooraanstaandeUtrechtse hoogleraren als Freudenthal en Kruyt de eer te beurt dereeks van lezingen en films te openen. Ook het feit dat inAmsterdam en Nijmegen filmlectoren werden aangesteld leek te duidenop een vaste plek voor de bestudering van films binnen deuniversiteiten.

Waarom die tendens uiteindelijk niet doorzette is Hogenkamp nogsteeds een raadsel. Pas eind jaren tachtig drong de film- entelevisiewetenschap via de achterdeur van de theaterwetenschap deAlma Mater daadwerkelijk binnen. Nog steeds echter beschouwtHogenkamp de onderzoeksresultaten die voortvloeien uit debestudering van de verschillende media als marginaal. "Die kar isde afgelopen jaren voornamelijk getrokken door het Filmmuseum enhet NAA en zijn voorlopers, maar eigenlijk is het de taak van deuniversiteiten het wetenschappelijke debat over de media alskunstvorm en maatschappelijk fenomeen te openen. Daar is de kennisvan stijlen, periodisering enzovoort." Als een van de redenen voorde lacunes noemt Hogenkamp de structuur van de universitairestudies, waarbij grote studentenaantallen een zware druk legden opeen kleine staf docenten.

Bij ontstentenis van een Nederlandse mediageschiedenis isHogenkamp samen met collega William Urrichio onder het motto `digwhere you stand' inmiddels begonnen aan een project waarin hijsamen met zijn studenten de lokale Utrechtse historie op het gebiedvan de audiovisuele media bestudeert. De komende jaren zalondermeer onderzoek worden verricht naar de historie van deUtrechtse bioscopen en de draadomroep in de stad. Ook geeft hij eencursus over de naoorlogse commentaarstem in de documentaire. Deonlangs overleden Philip Bloemendal komt daarbij ruimschoots aanbod.

Hapsnapwerk

Een van de taken die de bijzonder hoogleraar zich heeft gesteldis wetenschappers te overtuigen van het belang dat audiovisueelmateriaal voor hun onderzoek kan hebben. Hij heeft er begrip voordat vele traditionele wetenschappers zich nog steeds wantrouwendopstellen. "Zij vragen zich natuurlijk af wat ze ermee kunnen. Ermoet immers een vertaalslag van beeld naar papier worden gemaakt.Maar in de digitale cultuur van de toekomst zullen beeld en tekstvrij eenvoudig geïntegreerd kunnen worden. De wetenschapperszullen zich daarop moeten voorbereiden."

Over de mate waarin universiteiten gebruik hebben gemaakt (ennog steeds maken) van audiovisueel materiaal in het onderwijs toontHogenkamp zich ietwat positiever. Het was de Universiteit Utrechtdie aanvankelijk een voortrekkersrol vervulde op dat gebied.HoogleraarHygiëne Julius richtte in 1950 het NederlandsUniversitair Instituut voor de Produktie van WetenschappelijkeFilms, kortweg Unfi, op. In de eerste vijf jaar werden door hetInstituut vooral medische films voor studenten gemaakt.Internationale bekendheid verwierf de Unfi in 1954 met de door deFriese Zuivel Coöperatie gesponsorde film "The FrisianConjoined Twins, over de scheiding van de Siamese tweeling Tjitskeen Folkje uit Leeuwarden. Later werd er in de universitaire wereldveel verwacht van closed-circuit television, waarbij studentengeneeskunde op televisieschermen naast de operatiekamer dehandelingen van de chirurg konden volgen. Met de komst van devideorecorder en de cassetterecorder veranderde dit echter. Alleuniversiteiten zetten toen eigen audiovisuele diensten op. InUtrecht werd de Unfi onder de naam Onderwijs Media Instituut (OMI)verzelfstandigd.

Hoewel volgens Hogenkamp op grote schaal gebruik wordt gemaaktvan audiovisuele middelen, gaat het nog steeds om hapsnapwerk en isde `media literacy' nog altijd laag onder studenten enwetenschappers. Om een eigen bijdrage te leveren aan de emancipatievan audiovisueel materiaal in het academisch onderwijs is dewerkgever van Hogenkamp onder de naam 'NAA in academia' met eenvideo-on-demand project begonnen. Studenten kunnen daarbij op eenterminal archiefmateriaal uit het NAA opvragen en bekijken."Eigenlijk is het een fantastisch cadeau aan de universiteiten. Diemoeten alleen de infrastructuur en de organisatie verzorgen."

Of het project zoals gepland volgend jaar in Utrecht van startkan gaan is nog niet zeker. Volgens Hogenkamp zit de aandacht vooraudiovisuele producten `niet in de systematiek van deuniversiteit'. "Het is toch eigenlijk van de gekke dat er in deaula van het Academiegebouw geen standaardvoorzieningen zijn omvideomateriaal te laten zien of power point-presentaties te houden.Als ik van het station afloop knallen de videowanden me nota benetegemoet."

Xander Bronkhorst

Sportloon voor A-sporters

Dit staat in de nota Kansen voor topsport van staatssecretarisVliegenthart. De nota is in februari naar de Tweede Kamer gestuurd.Het voorstel geldt voor A-sporters. Dit zijn sporters die bij delaatste WK of Olympische Spelen in hun tak van sport bij de laatsteacht zijn geëindigd.

Nederland kent ongeveer driehonderd van die A-sporters. De notamaakt geen onderscheid tussen vakkenvullers of studenten, iedereA-sporter onder het bestaansminimum heeft recht op het stipendium.Een topsportstudent met een beurs van ongeveer achthonderd guldenkomt precies uit op de bovengrens.

Er lopen ongeveer tien A-sporters rond op de universiteit is deschatting van Ineke Steenhoek. Steenhoek is werkzaam op hetStudenten Service Centrum en houdt zich in het bijzonder mettopsport bezig. Steenhoek wijst erop dat de studiefinanciering vantopsporters in principe geen gevaar loopt, omdat het totaalbedragvan de uitkering op jaarbasis minder is dan vijftienduizendgulden.

De meeste sporters zullen niet over deze grens heenkomen, wantdoor de vele uren die ze aan hun sport besteden, werken ze ermeestal niet naast. A-sporters die andere inkomsten hebben,bijvoorbeeld wedstrijdpremies of sponsoring, moeten dezeinkomensgrens wel goed in de gaten houden.

Tot nu toe kregen de A-sporters van het NOC-NSF een maandelijkseonkostenvergoeding van ongeveer vijfhonderd gulden. Vanaf 1 januariis deze uitkering echter ook al opgetrokken naar duizend gulden permaand. Volgens Steenhoek is dit gebeurd om de sporters met het oogop Sydney een financieel rustig voor-Olympisch jaar tebezorgen.

Derdejaars rechten en hockeyinternational Eefke Mulder is blijmet het voorstel. "Sport levert een positieve bijdrage aan demaatschappij. Het is goed dat de waardering voor sporters eindelijkomgezet wordt in geld", vindt zij. "Maatschappelijk doe je toch denodige opofferingen voor je sport. Je mist werkervaring of je looptstudieachterstand op. Dat kost allemaal weer extracollegegeld."

Waar Mulder vrijwel zeker is van de gang naar Sydney, vechtroeier Bas Diepenbroek nog voor een plaatsje in de Holland Acht. Dederdejaars bioloog maakte twee jaar geleden deel uit van deselectie en was A-sporter. Door een blessure werd hij echterteruggeworpen. Op dit moment werkt hij aan een comeback.

"Zo'n stipendium is een mooie kans om naast een studie eentopsportcarrière op te bouwen", stelt hij. "Het nadeel isalleen dat je eerst moet presteren en daarna pas geld krijgt vanhet NOC NSF. Ik heb op dit moment geen enkele status, maar ik moetwel twee keer per dag trainen. Subtoppers of sporters die op wegzijn naar de top maken net zoveel uren en kosten, maar krijgenslechts driehonderd gulden onkostenvergoeding."

Het belangrijkste voordeel van het sportloon vindt Diepenbroekdat sporters tijdelijk hun studie kunnen staken om zich volledigaan het sporten te wijden. Ook Steenhoek stelt dat Olympischesporters zich volgend jaar niet hoeven in te schrijven.

Eefke Mulder ziet hier ook weer risico's in. Zij is bang datjonge studenten zich blindstaren op de vergoedingen en er te laatachterkomen dat er meer in dit leven is dan sport. "Duizend guldenper maand is natuurlijk geen wereldbedrag, maar voor iemand diealleen nog maar bijbaantjes heeft gehad, is het heel wat", voegt zedaaraan toe. Steenhoek ziet dit probleem niet. "Ik zeg altijd: Jehebt nu de kans om de top te halen. Die studie komt later wel."

Jurgen Swart

'Respect dwing je niet af door rang of stand, maar door je manier van handelen'

'Respect dwing je niet af door rang of stand, maar door jemanier van handelen'

"Aanvankelijk had ik niet zoveel zin om rechten tegaan studeren; iedereen in mijn omgeving deed dat al." Z.H. PrinsPieter-Christiaan van Oranje, zoon van prinses Margriet en mr.Pieter van Vollenhoven, voelt er weinig voor om platgetreden padente bewandelen. Niettemin sleepte deze neef van onze koninginafgelopen maandag in Utrecht de meestertitel in de wacht.

De buluitreiking vond plaats in de besloten kring van defamilie. Drie fotografen mochten erbij zijn, waaronder eentje vanhet U-blad. En alleen aan het U-blad werd een interview met dejonge meester in de Rechten vergund. Dat vond plaats in derectorskamer van het Academiegebouw. Een medewerker van deRijksvoorlichtingsdienst woonde het gesprek bij.

De weerzin tegen platgetreden paden en de behoefte om "eenbeetje te pionieren" heeft Pieter-Christiaan ("zeg maar jij") ooknaar Utrecht gebracht. "Mijn vader heeft in Leiden gestudeerd; mijnbroertjes in Groningen. Die stad kende ik goed; ik ben er vaak bijhen op bezoek geweest. Prima stad! Maar ik wilde toch iets anders.Toen bleek dat goede vrienden van mij, nog uit mijn middelbareschooltijd in Apeldoorn, in Utrecht studeerden, heb ikóók voor die stad gekozen. Temeer daar de rechtenstudiehier als goed stond aangeschreven."

Maar eerst moest de twijfel overwonnen worden. "Toen ik net vanschool kwam wilde ik nog niet studeren. Ik wist ook nog niet wat:al die universiteiten en studies staan voor je open. Ver terug, opschool, had ik wel eens Biologie overwogen, maar uiteindelijk wasik na mijn eindexamen toch onvoldoende georiënteerd op wat ikwilde gaan doen. Tegelijkertijd had ik wél een bepaalde hangom in militiaire dienst te gaan. Dat is de Koninklijke Marechausseegeworden, en daarvan heb ik nooit spijt gehad. Het is zo'nprachtige tijd geweest, dat ik nog voor enkele maanden hebbijgetekend. Daar ben ik ook met militair recht in aanrakinggekomen - omdat de Marechaussee zich met politiewerk bezighoudt -,en dat was net dat zetje dat ik kennelijk nodig had voor mijnstudiekeuze.

"Ik vond de diensttijd mooi", vervolgt de prins die voor degelegenheid een oranje stropdas heeft aangetrokken. "Een beetje'afzien', dat ligt mij wel. Je komt er als jonge knul binnen, endan krijg je met tamelijk harde handeen goede en zeer doordachteopleiding. Ik heb het er als jongste van de officieren in opleidingniet gemakkelijk gehad; die dienstplichtigen wisten je wel onderuitte halen. Maar na verloop van tijd stippel je een lijn uit hoe jeje ten opzichte van hen het beste kunt opstellen. Uiteindelijk hebik behoorlijk wat geleerd. 'Hoe bepaal ik mijn weg, hoe ga ik ommet mijn eigen discipline', dat soort dingen. Wat me uit diediensttijd is bijgebleven is dat je respect niet afdwingt door rangof stand, maar door je manier van handelen."

Hij liet zich na zijn dienstijd voor de zekerheid in Utrechtinschrijven als extraneus. "Ik wilde helemaal zeker zijn van diekeuze. Dus liet ik aan mijn studie een soort proeftijd voorafgaan."Intussen vertoeft hij zes jaar in de Domstad, en tot genoegen: "Destad is overzichtelijk en handzaam. Ook na mijn afstuderen zal ikvoorlopig in Utrecht blijven wonen."

Na een tijd gewoond te hebben in een huis van het UtrechtsStudenten Corps heeft de prins nu een eigen apartement betrokken."In het Corpshuis heb ik een leuke tijd gehad. Het is eenintensieve manier van wonen die ook nogal wat discipline van jevraagt. Ik ben daar pas sedert een half jaar weg. Gelukkig heb ikeen appartement gevonden, want dat is niet gemakkelijk inUtrecht."

De band met de stad blijkt ook een sportieve te zijn;Pieter-Christiaan zei het al: hij houdt wel van een beetje afzien."Ik heb hier vooral hard gelopen: anderhalve marathon bijvoorbeeld,of de Pheidippidesloop en de Amnesty Internationalloop. En ik hebik Utrecht veel gefietst toen ik een bijbaantje had als brugwachterbij de Gemeente-reinigingsdienst, samen met nog wat andere jongens.Dat was op en neer pendelen tussen de Vondelbrug, de Rooie brug, deWeerdsluis en de Bartholomeusbrug om ze te openen voor hetwaterverkeer in de zomermaanden, in de periodes dat de vastebrugwachters vrij waren. Dat heb ik één jaar gedaan, metweken waarin ik wel vier dagen dienst had."

Pieter-Christiaan die zichzelf niet als uitgesproken 'studiebol'neerzet, is afgestudeerd in twee richtingen: economisch publiek- enbedrijfsrecht en privaatrecht. "Ik moest echt op gang komen. Aanhet begin van mijn studie waren het toch vaak magere zesjes. Hetwas meer 'een vak proberen te halen' dan echt te willen leren. Maarlater werden dat zevens of achten. Ik heb in het begin beslist eenbeetje laks gestudeerd, ging pas twee weken voor een tentamen aande slag. Maar dat had ook te maken met de massaliteit van derechtenstudie; dat schijnt nu trouwens beter te zijn dan toen ikbegon. Later in de studie hoop je wat meer diepgang te bereiken.Dan is de bereidheid om je tanden eens flink in een vak te zettengroter."

Zijn afstudeeronderwerp gaat over aansprakelijkheid in hetloodswezen. "De scriptie is, zoals dat heet, 'streng dochrechtvaardig' door twee hoogleraren nagekeken. Ik had weinigschrijfervaring want die doe je binnen een Rechtenstudie maarmondjesmaat op, maar toch is het schrijven van die scriptie me vanbegin af aan gemakkelijk afgegaan. In vier maanden tijd heb ik datproject afgerond, ook al moest ik behoorlijk in de literatuurspitten om voldoende verhaal te verzamelen.

"Op het 'loodswezen' ben ik gekomen via een oom van vaderskant,een echte Rotterdammer waarmee ik een keertje op een boottochtjeover loodsen kwam te spreken. Toen dacht ik meteen: dat is mijnonderwerp!"

Nooit overwogen iets met dat schrijven te doen, als het hem zogemakkelijk afgaat? "Ik vond het leuk om te doen, maar ik ben geenbriljant schrijver", zegt Pieter-Christiaan. "Veel meer dan watcorrespondentie komt er niet van. En het zou een radicalebeslissing zijn om voor mezelf te gaan schrijven; ik denk niet datzich dat goed laat combineren met een functie in hetbedrijfsleven."

Ondanks het feit dat de studie aanvankelijk minder soepelverliep dan in latere jaren, is de prins toch uitgerekend in hetpropedeusejaar 'nominaal' blijven lopen; daarna is er enigevertraging opgetreden, zodat hij uiteindelijk toch nog zes jaarover de studie gedaan heeft. "Ik heb er na dat eerste jaar de remop gegooid", zegt hij. "Ik vond dat mijn sociale leven ook aan bodmoest komen. En daar heb ik nooit spijt van gehad.

"Ik heb aan de dingen die ik naast mijn studie heb gedaan veelplezier beleefd. Het is natuurlijk moeilijk om tegenleeftijdgenoten te zeggen wat ze zouden moeten doen, om tips tegeven. Maar ik denk wel: als je er de gelegenheid voor hebt, doewat naast je studie, zorg dat je ook sociaal tot ontwikkeling kuntkomen."

Voor Pieter-Christiaan was die sociale context vooral het USC ende sport: hardlopen, boksen en hockey bij Kampong.

"Ik ben lid geweest van de symposium-commissie van het Corps envan de Studentenweerbaarheid", vertelt Pieter-Christiaan, die hethele gesprek al uiterst gewillig is, maar nu opeens echt geanimeerdraakt. "Maar ik heb vooral enorm veel tijd gesleten in deWoolloomooloo, als dj. Toen ik nog op de middelbare school zat hebik al in een drive-in gewerkt, en die hobby is een beetje uit dehand gelopen. Ook in Scala heb ik plaatjes gedraaid. Het curieuzeis dat wat je zelf echt leuke muziek vindt - in mijn gevalclubmuziek bijvoorbeeld -, per definitie gedateerd is. Dat draai jedus niet op zo'n avond.

"En laat ik nu voor eens en voor altijd een oude mythe de werelduit helpen. Mijn muzikale kwaliteiten liggen vooral in het draaienmaar niet in hetzelf musiceren. Ik word al jaren achtervolgd doorverhalen als zou ik saxofoon spelen. Maar dat heb ik zegge enschrijven in Utrecht één jaar gedaan. Je huisgenotenworden er gek van en je moet al in een band spelen om het leuk teblijven vinden. Dus: ik speel géén sax! Mijn instrumentligt onder een dikke laag stof."

De Studentenweerbaarheid, waarvan de prins ook lid is, geeft delaatste jaren acte de présence in Den Haag op Prinsjesdag.Heeft Pieter-Christiaan ook langs de weg in vol ornaat in het gelidgestaan toen zijn tante Beatrix én zijn ouders in hun koetsenvoorbijreden? "Ik was commandant bij de Studentenweerbaarheid enheb daar inderdaad langs de kant gestaan. Als commandant moest ikdie jongens opleiden in het excerceren. Ik beschouw het als eenverdienste dat ik mede heb kunnen bewerkstelligen dat het USC daarnu staat. Traditiegetrouw mochten alleen jongens uit Holland deerewacht vormen, dus toen zijn wij een lobby begonnen om Utrecht eróók bij te krijgen. En dat is gelukt."

Heeft de prins ooit nog een andere gezelligheidsverenigingoverwogen dan het Corps? "Nee, nooit", moet hij volmondig erkennen."Ik ben tijdens de introductie wel bij die andere verenigingenlangs geweest. Een mooie tijd trouwens: voor het eerst de grotewereld in, los van je ouders. Dat was een heel leerproces, waarbijdie introductie beslist een goede eerste opvang was. Maar ik wisthoe mijn broertjes het bij hun corpora gehad hebben, en dat wildeik ook. Ik weet wel dat het Corps hier en daar ter discussie staat.Maar ik heb het er leuk gehad, ik heb er veel mensen leren kennenmet verschillende achtergronden en verschillende studies. En bijdie mensen heb ik nooit zoiets ervaren als 'wij vinden ons te goedvoor anderen'. Het Corps is gewoon meegegaan met de tijd."

Wonen in een studentenhuis, een bijbaantje als brugwachter, lidvan het Corps, dj in Scala en hardlopen in Amelisweerd... hetklinkt allemaal als zo'n 'gewoon' studentenleven. Heeft de prinsgeen last gehad van zijn afkomst? In het relatief kleine gezelschapdat een universitaire gemeenschap is, moet het toch lastig zijn omals 'bekende Nederlander' te boek te staan.

"Je staat altijd in de belangstelling en dat heeft meer na- danvoordelen. Dat kan ik niet ontkennen", zegt Pieter-Christiaan."Toen ik de pech had dat er een journalist in de buurt was toen ikeen keertje uit mijn slof schoot op het Janskerkhof tegen dechauffeur van een ambulance stond dat de volgende dag meteen alsschandaaltje in de krant. Dat verhaal klopte helemaal niet, maar jehebt daar geen verweer tegen. In de studentenwereld echter slijtdie betekenis die aan je afkomst gehecht wordt gauw. Ze weten welwie je bent en je ziet ze ook wel kijken, in eenvoorstellingsrondjetijdens een werkcollege bijvoorbeeld, als je zegt dat jePieter-Christiaan van Oranje bent. Maar voor de meeste mensen benik geen 'bekende Nederlander' maar gewoon een student. Dat ze meherkennen op straat valt reuze mee, en ik heb ook nog nooitfotografen voor mijn voordeur geposteerd gezien."

Er vindt dan weliswaar een zekere bewaking plaats, maar diebestaat niet uit mannen in regenjassen met oordopjes in dieconstant rondom de prins heen drentelen. Waar die bewaking dan weluit bestaat, daar gaat de prins - uit veiligheidsoverwegingen -niet op in.

"Ik ben nu vooral bezig me te oriënteren op de toekomst",vervolgt Pieter-Christiaan het gesprek. "Ik loop stage op dejuridische afdeling van een bank in Amsterdam. Ik heb besloten toteen stage omdat ik eerst wil weten of ik een baan in hetbedrijfsleven wil, of toch liever in een advocatenpraktijk. Datmoet je zelf uitzoeken, want aan de universiteit heerst niet detraditie om al volop bezig te zijn met wat je na je studie zoukunnen. Er wordt wel wat georganiseerd, ook door studentenclubszoals de JSVU of Aiesec, maar de animo voor dergelijke activiteitenkomt meestal pas op gang als je wat verder bent.

"Ik heb dat altijd als een probleem ervaren: je hebt zoveelmogelijkheden, je kunt zoveel dingen doen. Dan moet je echt heelexpliciet voor jezelf bepalen wat je nu precies wilt gaan doen.

"Die stage is druk, een echte van 8 tot 5-baan. En je merkt datje nog zoveel moet leren. Werken is, vergeleken bij studeren, echtiets anders. Het is nog te vroeg om te zeggen 'de studietijd was demooiste tijd van mijn leven'; mijn diensttijd was ook heel goed enhet werken zal me ook wel bevallen. Maar die studententijd, die hadik beslist niet willen missen!"

Armand Heijnen


Piecie

Op 22 maart 1972 komt in Nijmegen Pieter-Christiaan van Oranjeter wereld, de derde zoon van prinses Margriet en Pieter vanVollenhoven. Hij heeft op dat moment twee oudere broertjes, Maurits(1968) en Bernhard jr. (1969). Drie jaar later komt daar nog eenbroertje bij: Floris.

Pieter-Christiaan is ruim vijf maanden als hij wordt gedoopt.Dat gebeurt in zijn woonplaats Apeldoorn tijdens een normalezondagse dienst van de Hervormde Gemeente. Samen met het prinsjeworden nog zes andere baby's gedoopt.

Het is dus een gewone ceremonie, maar met een ongewoon tintje.Zo istante Beatrix, op dat monent nog kroonprinses, éénvan de peten. Tot de gasten die speciaal voor hem in de kerkaanwezig zijn, behoren verder nog onder meer zijn grootouderskoningin Juliana en prins Bernhard.

Het lijkt typerend voor het verdere leven van prinsPieter-Christiaan: een gewone jongen in een ongewone omgeving. Hijis een van de minder opvallende prinsen. Pieter-Christiaan, in dewandeling PC ('Piecie') genoemd, treedt weinig in de publiciteit.Eigenlijk is hij alleen te zien op Koninginnedag; eerst rondom omaJuliana op het bordes van paleis Soestdijk, later met zijn oudersen broers het land in samen met het gezin van koningin Beatrix enprins Claus.

Ook de bladen weten in die jeugdjaren weinig meer over de prinste melden dan dat hij 'de lolbroek' is van de familie. PC gaat naarde lagere school in Apeldoorn en doorloopt het Stedelijk Gymnasiumaldaar. Nadat hij in 1990 zijn diploma behaalt, moetPieter-Christiaan in dienst. Hij krijgt eerst een opleiding bij hetOpleidingscentrum Koninklijke Marechaussee in Apeldoorn en wordtvervolgens in de rang van kornet pelotonscommandant bij het 104Marechaussee eskadron.

Zijn diensttijd bevalt de prins dermate goed dat hij besluit bijte tekenen. Als die extra periode er ook opzit, gaat hij in Utrechtrechten studeren. PC is daarmee een uitzondering: behalve zijntante Irene hebben geen Oranjes voor Utrecht gekozen. Zijn ouderebroers hebben in Groningen gestudeerd en zijn jongere broer zocht,evenals zijn neven Willem-Alexander en Constantijn en een reeksandere Oranjes, zijn heil in Leiden.

Pieter-Christiaan heeft vooraf over zijn studie gezegd: "Je moetdaar niet te lang over doen. Natuurlijk, het vergt discipline. Jeslaat eens een feest over of neemt een colaatje in plaats van eenbiertje." Uiteindelijk blijkt de realiteit weerbarstiger. De studieduurt langer dan gepland.

In Utrecht is PC meestentijds een onopvallende student. Slechtseen paar keer komt zijn naam in de pers: als de bewaking van demeeste prinsen wordt afgeschaft, wanneer hij als diskjockeyoptreedt in Scala en nadat hij ruzie zou hebben gemaakt metambulancepersoneel.

Volgens de officiële informatie van deRijksvoorlichtingsdienst is Pieter-Christiaan thans reservekapiteinbij het Wapen der Koninklijke Marechaussee en heeft hij alshobby's: musiceren, schilderen, hockey, zwemmen, duiken enhardlopen. De prins is momenteel de zevende in lijn vantroonsopvolging, na zijn neven Willem-Alexander, Friso enConstantijn, zijn moeder Margriet en zijn broers Maurits enBernhard jr.

Han van Bree

Openbaar vervoer

René de Bie en Suzanne Brink


Meer dan vier procent korting zit er niet in

Ruim duizend werknemers van de universiteit reizenmet het openbaar vervoer naar hun werk. Jaarlijks sluit SociaalJuridische Zaken een grootgebruikcontract met de NederlandseSpoorwegen af. Zo kunnen de universiteitsmedewerkers profiteren vaneen korting van vier procent op hun treinabonnement. Op 1 maart1999 ging het nieuwe contract in.

"Het is niet alleen de korting die de mensen aanspreekt. Hetgaat ze ook om de mogelijkheid om het abonnement via hetsalarisstrookje in twaalf maandelijkse termijnen te betalen", zegtstafmedewerker Hans Bon die namens de universiteit met deSpoorwegen praat.

Is het niet mogelijk om voor zo'n grote groep eenaantrekkelijker korting te krijgen? Bon: "Nee, de NS zegt keiharddat de treinen in de spits toch al vol zitten. Als het contractvoor de daluren was, lag het waarschijnlijk anders."

De NS onderhandelt mede namens de busbedrijven Midnet en GVU.Het grootgebruikcontract met de NS betekende tot voor kort ook 2procent korting op een busabonnement. Dat is echter met ingang van1 maart afgelopen. De OV-partijen konden het onderling niet eensworden over de verdeling van de opbrengsten. Wellicht dat ervolgend jaar wat verandert, onthult Bon. De universiteit wil graaghet voorbeeld van het AZU volgen. "Het AZU praat met de NS en metde busbedrijven afzonderlijk en krijgt bij alle drie een kortingvan 4 procent."

De treinreiziger die aansluitend van CS naar De Uithof moetheeft ook een tegenslag te verwerken gekregen de afgelopen tijd: deNS hebben het 'station' Utrecht Uithof opgeheven. Hoewel er geentrein naar De Uithofrijdt was het universiteitsgebied wel eenzogenaamd tariefpunt. Treinreizigers betaalden voor de laatstezeven kilometer met de bus het tarief voor treinkilometers. Maar deNS wilde van die onlogische constructie af en schrapte UtrechtUithof uit het assortiment. Met als gevolg dat deuniversiteitsmedewerkers nu een strippenkaart of een sterabonnementmoeten nemen. Dat kan oplopen tot zo'n zeshonderd gulden per jaar.Bon: "Jammer voor de mensen, maar niets aan te doen. Deuniversiteit heeft nu eenmaal niet de financiële ruimte om ditgaatje te dichten. We proberen nog wel in overleg met de NS hettariefpunt te herstellen."

Het OV-contract is ook bedoeld om het openbaar vervoergebruik testimuleren, maar Bon betwijfelt of dat is gelukt. "Mensen kiezen omheel verschillende redenen voor bus en trein." Zelf stapt Bon elkedag op zijn fiets om naar De Uithof te gaan. "De kans bestaat datik later dit jaar op een nieuwe fiets rijd die de universiteit terbeschikking stelt. Dat is weer om het fietsgebruik van dewerknemers te stimuleren."

RdB


De Treinslaper

Piet Jonkers (30), zalencoördinator bij Huisvesting: "Ikreis al vijf jaar tussen Nijmegen en Utrecht op en neer. Eerst metde trein, toen met de auto en nu weer met de trein. Waarom? Naanderhalf jaar treinen kon ik een auto kopen. Dan is het leuk omdaar ook gebruik van te maken. Vandaar dus. Maar op een gegevenmoment was ik de files meer dan zat. Bovendien was ik na een dagwerken gewoon moe en om dan nog een lang stuk terug te moetenrijden nee, ook daar had ik geen zin meer in. Nu kan ik lekkerslapen in de trein op weg naar huis.

"`s Ochtends om half zeven sta ik op. Een ontbijt schiet eraltijd bij in. Ik spring zo snel mogelijk op de fiets en na vijfminuten hard doortrappen rol ik de trein van 6.50 uur binnen. Ikmis hem eigenlijk nooit maar het is wel altijd op het nippertje. Deklok loopt bij mij thuis vijf minuten voor; dat is mijn geheimewapen om op tijd te komen.

Mijn eerste koffie van de dag drink ik op het werk. In de treinvind ik de koffie gewoon te duur. Voor ouwehoeren met anderereizigers ben ik vroegin de ochtend niet in de stemming. En demeeste anderen ook niet, lijkt mij zo, als ik de gezichten zie. Metde krant of een boek kom ik het uurtje tot Utrecht wel door. Werkenin de trein is niets voor mij. Al die ogen die met je meeloeren

"Van het laatste stuk met de bus naar De Uithof word ik nietecht blij. Die bus is vaak zo vreselijk vol dat je goed moetuitkienen waar je bij de bushalte gaat staan om binnen toch nog tekunnen zitten.

Ik ben meestal op tijd op mijn werk. Vooral tijdens de gladheidvan de afgelopen weken viel het op dat het openbaar vervoer hetveel beter deed dan het wegverkeer. Dan koester ik mijnNS-jaarkaart eens te meer."

RdB


De treinwerker

Peter de Ruiter (46), hoogleraar Milieuwetenschappen: "De treinis een prima plek om te werken. Sinds vorig jaar rijdt er eenrechtstreekse stoptrein tussen Lunteren en Utrecht. Ik reis gewoontweedeklas en kan mij goed concentreren. Van drukte heb ik geenlast. Zonder verplichte overstap in Amersfoort heb ik een kleinedrie kwartier om te lezen. Mijn werk in de trein bestaatgrotendeels uit lezen en schrijven. Toen ik nog van Groningen naarUtrecht moest, nam ik van vaak mijn notebook mee. Dan kun je tweeuur achter elkaar werken. Nu houd ik het meer op leeswerk. Het zoumooi zijn als dat allemaal wetenschappelijke lectuur was. Helaaszitten er ook veel vergaderstukken bij.

"Ik heb een jaartrajectkaart van mijn woonplaats Lunteren naarde Uithof. Gelukkig woon ik op loopafstand van het station zodat ikgeen regenkleding nodig heb. Een nat regenpak in de trein meenemenvind ik maar niks. Ik mag op de trajectkaart zowel via Amersfoortals via Ede-Wageningen naar Utrecht. Dat komt mooi uit want ik werkook twee dagen in de week bij de Dienst Landbouwkundig Onderzoek inWageningen. Met de bus naar Wageningen zit bij de kaart in. Toen ikhet voor de eerste keer voor het vervoerabonnement bij de faculteitaanklopte, kwamen de flexibele mogelijkheden mij goed uit. Ik wisttoen nog niet goed waar ik zou gaan wonen maar dat kon heelgemakkelijk worden aangepast. Het is dus vooral wegens de servicezoals betaling via het salaris, tijdig bericht als de kaartverloopt en de hulp bij het verlengen, dat ik mijn OV-besogneshebovergedragen. En het is ook iets goedkoper."

RdB


De OV-veteraan

Ed de Moor (66), gepensioneerd onderzoeker Wiskunde: "Ik hebongeveer 28 jaar heen en weer gereisd met het openbaar vervoertussen mijn huis in Amsterdam en mijn werk in Utrecht. Principieeltegen de auto ben ik niet hoor. Later heb ik de auto wel de deurheb uitgedaan. Toen was ik aangewezen op de fiets of de tram omnaar het station te gaan en vervolgens ging ik dan op de trein ende bus. Nee, ik heb nooit gebruik gemaakt van de OV-regeling van deUniversiteit. Omdat ik niet elke dag in Utrecht hoefde te zijn, waseen abonnement nooit voordeliger dan retourtjes. Dat heb ik tot opde cent uitgerekend. Wiskunde is nu eenmaal mijn vak.

De laatste jaren nam de vertraging wel iets toe maar verderveranderde er weinig. Last van lawaai of anderszins heb ik nietecht gehad. Er zijn mensen die daarom eersteklas reizen maar dathoeft voor mij niet. In de trein was ik eigenlijk altijd aan hetwerk. Behalve als ik met andere vaste reizigers een praatje maakte.Dat vond ik erg leuk. Niet dat ik die mensen ook buiten de treinopzocht, maar hoe zal ik het zeggen het waren aangenamecontacten.

Tot 1 augustus reis ik een dag in de week naar het FreudenthalInstituut vlakbij station Utrecht Overvecht. Dat is beter dan naarDe Uithof. Zo'n overvolle bus is niks voor mij.

Ik weet niet hoelang ik nog blijf werken. Het hangt er vanaf ofze me weer een baantje aanbieden. Maar eerst moet ik nog op mijnouwe dag promoveren. De geschiedenis van het meetkunde-onderwijshoudt mij nu meer bezig dan het OV-contract tussen de universiteiten de vervoerbedrijven."

RdB


De relaxte spitsreiziger

Humphry van Daal (49) projectmanager en vastgoedbeheerder, isspitsreiziger. "Om half zeven zit ik in de trein van Rotterdam naarUtrecht. Reizen per trein vind ik comfortabel. Je kan lezen,dutten, je hebt de ruimte en de coupe's zijn goed verwarmd. Alleende vertragingen zijn vervelend. Wat de bus betreft is het materieelnaar De Uithof erg goed. Ik ben wel eens verbaasd over oude bussendie ik op het station zie. Die zie ik dus nooit richting De Uithof.Maar behalve het materieel van de bus heb je ook nog het personeleaspect. Het gekste wat ik heb meegemaakt was een buschauffeur dieiedereen afblafte. Ik stapte in bij het Bestuursgebouw, tegen detijd dat we bij Trans II waren begon hij nog harder te schreeuwenen bij het Kruytgebouw pakte hij zijn tas en liep kwaad weg. Bleekdat er iemand op een knopje had gedrukt, waardoor de deur moeilijkopenging. "Als ik bij jullie thuis kom, druk ik toch ook niet op deknopjes", riep hij. "Ik maak me niet zo snel druk. Ik heb altijdmijn walkman en iets te lezen bij me. Ik hou niet zo van praten inde trein, maar de walkman is een goede barrière. Dan beginnenmensen geen gesprek. De auto is niks voor mij. Ik ben vaakhartstikke moe en je staat toch in de file. Ik denk dat veel mensendie na hun werk in de auto stappen ontzettend opgefokt rijden. Nietiedereen komt even vrolijk uit zijn werk. Soms denk ik, het zalmijn tijd wel duren. Dan koop ik in Hoog Catharijne lekker eenpilsje. Walkman, krantje erbij, dat heb je in de auto niet. Wat ikhet ergste vind aan de reis zijn die koude bussen 's ochtends. Danstap je uit de warme trein zo'n vrieskist in. Je ziet het ook.Iedereen zit diep in zijn kraag weggedoken. Maar aan de anderekant, waar zeuren we over. Je hoeft niet op het dak te zitten,niemand hangt hier uit de deur. Je zit eigenlijk heel comfortabelen die buschauffeur moet je er maar bij nemen. Er zijn belangrijkerdingen in het leven."


De treinpoolers

De treinpooler Wilma Vermeulen (36), secretaresse bij ServiceCentrum Huisvesting: "We reizen al zes jaar met zijn vijven met detrein naar station Lunetten en daar vandaan met bus 31 naar DeUithof. Cor komt uit Tiel, Dorothee uit Geldermalsen en Joke,Marian en ik uit Geldermalsen. We kenden elkaar van gezicht. Hetbegint met een babbeltje en hallo zeggen en op een gegeven momentzit je bij elkaar. Pas is er een afgevallen. Die is sinds januariaan het carpoolen. "Ga jij maar lekker in de file staan", zei iktegen hem. Het is jammer als zo iemand afvalt. Die mis je dan ookecht. Negen van de tien keer zitten de vaste vijf op dezelfde tijdin de bus. Dat is erg gezellig. Ik baal ook wel eens vaneenvertraging, maar dat is als je met een groepje mensen bent tochminder erg. Je leert elkaar best kennen. Als ik er een dag nietben, laat ik dat altijd even weten. Op verjaardagen trakteren we inde trein op koeken en toen Joke in het ziekenhuis lag, zijn we eenkeer bij haar op bezoek geweest. Dat vond ze hartstikke leuk. Wathet zo leuk maakt, is dat we allemaal heel verschillende mensenzijn. Cor is meer een stille genieter, die is wat serieuzer. Ikklets de oren van iemand z'n kop. Marian heeft dat ook, wij hebbende grootste monden. En Dorothee is echt een schatje. Soms zitMarcel uit het AZU bij ons. Omdat hij wisselende roosters heeft, ishij er niet altijd bij. Marcel is echt onze moppentapper. Die heeftaltijd leuke grappen. We zijn wel een lawaaigroepje in de bus,geloof ik. Pas zat ik in de bus zonder de anderen en de trein bleekook nog eens een kwartier vertraging te hebben. Dan vind ik er dusniks aan. Ik moet iets te kwebbelen hebben. Ik kan het iedereenaanraden om op deze manier te reizen. Hoewel, laat ik dat maar nietdoen, want het is al druk zat in de trein."

SB


Ergernissen

- Niet omroepen/Gebrek aan info

- Mobiel telefoneren

- Luid spreken van medepassagiers

- Vertragingen

- Zitplaatscapaciteit in de spits

- Deuren die op onverwachte momenten sluiten

- Jolige conducteurs

- Te weinig rokerscoupé's

- Te weinig niet-rokerscoupé's

- Aansluitingen

- Tarieven

- Walkmans