Achtergrond

'Op de universiteit hang ik de clown uit, maar in mijn studeerkamer kan ik me soms heel triest voelen'

'Op de universiteit hang ik de clown uit, maar in mijnstudeerkamer kan ik me soms heel triest voelen'

De vijf bio-medische faculteiten gaan nauwsamenwerken, zo meldde het U-blad vorige week. Initiatiefnemer vande 'Uithof-strategie' is prof.dr. Willem Hendrik Gispen, diebinnenkort vertrekt als decaan van Geneeskunde. Besturen zit hem inhet bloed, maar onderzoek is zijn passie. Portret van eenextraverte melancholicus.

Midden onder het gesprek springt hij op en beent naar deCD-speler in de hoek van de huiskamer. "Hier, dit is mijn opgewektekant." Terwijl het eerste deel van Paganini's vioolconcert door dekamer schettert en huishond Saar vrolijk met haar achterwerkschudt, zwaait de decaan van de faculteit Geneeskunde met zijndraadloze koptelefoon. "Daar loop ik dan mee door de kamer met demuziek lekker hard, heerlijk."

Hij wandelt op zijn karakteristieke, licht voorovergebogenmanier terug naar de bank. "Ik houd van drama, Mahler,Sjostakowitch, Paganini. Maar ik heb ook een andere kant. Op dedwarsfluit speel ik het liefst van die verstilde Franse muziek,Chaminade, Ravel, Debussy.

"Die twee kanten, dat is de Tweeling in mij, die vind je overalterug. Op de universiteit hang ik de clown uit, want op je werkmoet je je opgewekt gedragen, vind ik. Maar in mijn studeerkamerkan ik me soms heel triest voelen. Dat zou je misschien nietverwachten, maar dan moeten mijn vrouw en mijn kinderen me echtopbeuren: 'Kom op, Willem Hendrik, niet zo somber'."

Wie je ook spreekt over prof.dr. Willem Hendrik Gispen (55), eris niemand die geen uitgesproken mening heeft over de man die ditvoorjaar vertrekt als geneeskundedecaan om terug te keren naar hetonderzoek. Creatief, origineel, inspirerend wordt hij genoemd, maarook ijdel, autoritair en provocerend, steeds bezig de grenzen af tetasten, want - vindt hij - er moet beweging in de tent blijven, wemoeten niet vastroesten.

Onvergetelijk was zijn creatie van Vrouwe Pecunia in hethooglerarencabaret. In een halfblote jurk fladderde hij zo wulpsover het toneel dat veel aanwezigen verbluft toekeken. Was dat eenhoogleraar van de eerbiedwaardige faculteit der Geneeskunde? Zoalswel vaker tijdens het gesprek lacht hij breeduit bij de herinneringaan een spraakmakend optreden.

"Ja, Vrouwe Pecunia, dat was een glansrol van me. Ach ja, ik maggraag deranden opzoeken. Een collega-hoogleraar heeft me herhaaldemalen verzekerd dat het een schande voor de faculteit is, zoals ikme soms in het cabaret gedraag. Nou ja, dat is dan zijn mening. Ikvind het prachtig om de boel een beetje op stelten te zetten. Alsik met de decanen van de andere medische faculteiten in het landvergader, zit ik de zaak tegenwoordig ook onderuit te schoppen,want anders verveel ik me dood. Al die mensen die zichzelf zobloedserieus nemen, dat is toch een drama?"

Zowel thuis als op school was er veel aandacht voor kunst encultuur. "Ik heb op het Christelijk gym gezeten, een fantastischeschool waar werd gedebatteerd en waar je filosofie kreeg. Ik wasvoorzitter van de natuur-wetenschappelijke vereniging, ik heb hetschoolorkest gedirigeerd en ik zat samen met Herman van Veen in hetStichts Jeugdorkest. Hij speelde viool, maar hij kon er absoluutniets van.

"Ik heb altijd veel naast mijn studie gedaan, vandaar misschiendat ik zoveel waarde hecht aan de academische vorming vanstudenten. Ik vind het echt vreselijk dat er in het huidigestudieprogramma nog maar zo weinig ruimte is voor persoonlijkeontwikkeling. Dat studenten uit de U-raad nu voorstellen omwetenschapsfilosofie verplicht te stellen? Uitstekend. Zelfs alsmedische vakken daarvoor uren zouden moeten inleveren, zou ik zo'nvoorstel direct steunen, absoluut. Jammer dat ze me nog niet ommijn mening gevraagd hebben.

"Als ik aio's aan moet nemen, kies ik ook nooit voor de knapstejongetjes van de klas. Als iemand cum laude is afgestudeerd, wordik helemaal nerveus. Dan denk ik: die moeten we niet hebben. Ikkijk liever naar leiderschap, heeft iemand wel eens in een bestuurgezeten? En nog belangrijker: zitten wij op dezelfdegolflengte?"

Als hartstochtelijk natuurliefhebber ("ik herken vogels nogsteeds moeiteloos aan hun gezang") ging hij biologie studeren enkwam voor zijn afstudeeronderzoek terecht bij de net in Utrechtaangestelde farmacoloog De Wied. "Ze hadden me verteld datfarmcologie een nieuw vak was dat iets te maken had met de werkingvan geneesmiddelen. Dus ik belde aan bij de Vondellaan en zei tegenDe Wied, die zelf opendeed: 'Ik wil graag farmacologie doen, wantik heb begrepen dat dat een vak is met toekomst'.

"Die ontmoeting met De Wied is cruciaal geweest voor mijnloopbaan. Hij liet me eerst een maand in het lab rondlopen en vroegdaarna wat ik wilde gaan doen. Ik wilde wel bij professor Ernstgaan werken, een al wat oudere hoogleraar die onderzoek deed metratten. Hij had een hok op de gang staan met ratten die eeninjectie hadden gekregen om knaaggedrag op te wekken. Om hetkwartier liep Ernst de gang op en telde het aantal ratten dat zatte knagen. Daarna ging hij weer achter zijn bureau zitten dutten.Dat leek mijuiterst belangwekkend onderzoek. Maar zonder gekheid,dat experiment heeft een zeer veel geciteerd artikelopgeleverd."

Maar De Wied had andere plannen met de man die achttien jaarlater zijn schoonzoon zou worden, en zette hem aan het werk op hettoen nog onontgonnen terrein van de neurochemie. Konden er in dehersenen stoffen worden gevonden die de biologische basis vormdenvoor het leergedrag?

"Dat was een compleet nieuw terrein. In Amerika hadden ze netontdekt dat als je een platworm iets leerde en als je de hersenenvan dat wormpje daarna in een volgend platwormpje spoot, dat dattweede wormpje dan slimmer was dan zijn soortgenoten. Daarmee wasdus aangetoond dat leren iets met chemie in de hersenen te makenhad. De vraag was nu welke stoffen daarbij een rol speelden. Om datuit te zoeken, lieten wij ratten iets leren, vermaalden hunhersenen en gingen kijken welke stoffen daarin zaten die nietvoorkwamen in de hersenen van ratten die niets geleerd hadden. Alswe zo'n stof konden identificeren, zou dat heel belangrijk kunnenzijn voor de behandeling van leerproblemen, maar bijvoorbeeld ookvan dementie."

Na een kort verblijf in de Verenigde Staten kwam Gispen alsstaflid terug naar Utrecht, waar een absurd toeval hem op het spoorzette van de ontdekking die zijn repuatatie zou vestigen."Aanvankelijk liep mijn onderzoek van geen kant en op een gegevenmoment sprak De Wied mij aan op het feit dat ik zo weinigpubliceerde. 'Je hebt wel een grote bek', zei hij, 'maar waarblijven je resultaten'? Ik was zo verdomde nijdig dat ik geen woordkon uitbrengen. Ik ging naar de bibliotheek om even bij te komen enbladerde afwezig in een tijdschrift. Opeens zag ik een artikel overeen eiwit dat ik zelf ook gebruikte. Als ze dat in de kop van eenkonijn spoten, begon dat beest zich opeens te rekken en testrekken. En er stond bij dat ratten dat ook deden. Wacht even,dacht ik, dat kan ik ook. 'Nu word ik productief, De Wied'.

"Ik ben meteen naar het lab gegaan en heb tegen de technicusgezegd: 'Moet je goed luisteren, we gaan dit eiwit in de kop vanratten spuiten en als het goed is, gaan ze dan hun snorharenoppoetsen'. En verdomd, ze gingen poetsen. Dat was het bewijs datdat eiwit ervoor zorgt dat de hersenen poets-signalen gaanuitzenden. We zijn verder gaan experimenteren en dat heeft geleidtot een spraakmakend artikel in Nature en later tot een boek datnog steeds de Bijbel is op het gebied van poetsgedrag. Over toevalgesproken, ik ben dus een expert in poetsgedrag geworden omdat mijnbaas me niet productief genoeg vond."

Samen met De Wied heeft Gispen de afgelopen 25 jaar aan de basisgestaan van de groei van het Rudolf Magnus Instituut tot een van detoonaangevendecentra in de wereld op het gebied van depathofysiologie van het zenuwstelsel. "Ons onderzoek heeft eenbelangrijke bijdrage geleverd aan de kennis van de biologischegrondslagen van leren en geheugen. En daardoor ook aan een beterbegrip van de mechanismen die ten grondslag liggen aan ziekten alsepilepsie en schizofrenie, maar ook suikerziekte. Wij beschikkeninmiddels over heel interessante modellen van complicaties in dehersenen van ratten met suikerziekte. De industrie uit de helewereld staat hier op de stoep met de vraag of wij hungeneesmiddelen willen testen. Die reputatie van ons, daar ben ikbehoorlijk trots op.

"Of ik me wel eens heb afgevraagd waarom ik dat onderzoek noueigenlijk deed? In het begin niet, nee. Ik vond het fascinerend omte doen, het lab was in die tijd mijn tweede huis. Maar waarom jehet deed? Daar dacht je niet over na. Natuurlijk, je zocht naarnieuwe geneesmiddelen, en de ontdekking dat een groep ratten na eenbehandeling met een door jou gevonden stof minder ziek werd, washeel bevredigend. Maar toch was dat het niet alleen.

"Aan het doen van onderzoek zit een kant die ik niet kanuitleggen aan mensen die het niet zelf hebben ervaren. Ik zeg weleens dat wetenschap in zekere zin cultuur is. Een goed opgezetexperiment bezit een bepaald soort schoonheid. Maar daarnaast is erde spanning. Je wilt weten hoe dingen werken. En steeds als je eenstukje van het raadsel oplost, is dat weer opwindend. Op eengegeven moment was ik samen met een Engelse post-doc op zoek naarde werking van een bepaald eiwit. We konden er maar niet achterkomen hoe het zat, tot zij me midden in de nacht helemaal 'excited'uit bed belde: 'Ik heb het'. De volgende ochtend stonden we voordag en dauw in het lab, trillend op onze benen. Dat is de kick vanwetenschap. Daarvoor doe je het allemaal. Ik zal die dag nooit meervergeten."

Toen Gispen in 1988 directeur werd van het Rudolf MagnusInstituut was dat met het vaste voornemen om na een jaar of tienterug te gaan naar het onderzoek. Decaan worden was niet in zijncarrièreplanning opgenomen. Maar in 1996 was de sfeer in defaculteit na het voortijdige vertrek van decaan Staal zo gespannendat zowel de faculteitsraad als het college van bestuur hem bijnasmeekten om het roer in handen te nemen. Een van zijn voorwaardenwas dat studenten voortaan alleen als adviseur bijbestuursvergaderingen aanwezig zouden zijn.

De herinnering aan de woedende reacties op die 'ondemocratische'eis geeft hem drie jaar later nog steeds een zelfde gevoel alsRichard Witschge moet hebben in een stadion vol joelendeFeijenoord-supporters. "Ik was nog niet aangetreden of ik had al600 handtekeningen vanstudenten tegen mij verzameld en erverschenen spotprenten over me in de krant. Prachtig vond ikhet."

Met zijn actie bevestigde hij het beeld van de autoritairebestuurder die inspraak maar onzin vindt. Maar daar is hij het nietmee eens. Als ik autoritair overkom, komt dat omdat ik op eengegeven moment de knoop doorhak. Ik heb geen zin om eindeloos teblijven praten. Ik wil dat er dingen gebeuren. Maar ik ben geendespoot. Volgens mij ben ik juist een heel laagdrempelige decaan.Iedereen kan onaangekondigd bij me binnenkomen en zeggen wat hijdenkt.

"Dat ik niet tegen kritiek zou kunnen en soms geïrriteerdreageer op lastige vragen? Ach kom, dat is gewoon toneel. Ik heb inde afgelopen drie jaar met geen van de raadsleden problemen gehad.Dat meen ik serieus. Ook niet met Evert de Beer van depersoneelsgeleding. Als hij een vervelende vraag stelt, zeg ik nade vergadering: 'Evert, als je dat nog een keer doet, gooi ik je detrap af'. En dan loopt hij mee naar mijn kamer en nemen we eenbiertje. Hij speelt zijn rol en ik de mijne, begrijp je?"

Als hij de hoofdprijs in de Lotto zou winnen, zou hij het welweten. Een huis in Toscane en geen bestuurswerk meer, maar alleennog onderzoek, en daarnaast eindelijk tijd voor al die dingen dieer te lang bij in zijn geschoten. Opeens wordt hij weer ernstig."Ik heb als onderzoeker een prachtige tijd gehad, maartegelijkertijd ben ik voor mijn gevoel toch ook iets kwijt geraakt.Ik mis de confrontatie met de wereld van cultuur en filosofie. Ofik dan niet beter wat minder hard had kunnen werken? Nee, dat kanniet, dat gaat niet. De proeven gaan door en je zit nu eenmaal indie 'rat-race' waarin je moet publiceren om nummer één teblijven. Ik heb jaren gehad dat ik ook met Kerst en Oud en Nieuwiedere dag even op het lab was. Dat kon niet anders.

"Je zult mij niet horen klagen, want dat onderzoek was enormfascinerend. Maar ik merk nu dat je er een prijs voor betaalt. Datis een van de dingen waarover ik soms op mijn studeerkamer zit tepiekeren.

Misschien heeft die melancholie van mij daar ook mee te maken,het gevoel dat je altijd wel iets moet inleveren. Ruim een jaargeleden heb ik in de Kerstvakantie twee weken vrij genomen om inalle rust mijn diesrede te schrijven. Dat is me heel goed bevallen,een beetje luisteren naar muziek, een dagje jagen, en verder alleenmaar bezig zijn met ideeën. Dat smaakte naar meer.

"Een van mijn idealen is om volgend jaar een serie colleges tegaan lopen in de Letterenfaculteit. Toen ik post-doc was in Amerikaheb ik naast mijn onderzoek colleges Amerikaanse geschiedenisgevolgd. Zoiets zou ik wel weer willen doen, nu in de sfeer van depoëzie. Ik lees veel gedichten,Achterberg, Marsman.'Berusting' van Marsman is een van mijn favorieten, een heel kortgedicht over de dood. 'Ik weet niet of het lang is tot de dood, alshet maar goed is.' Zoiets. Prachtig toch?"

Zijn favoriete stad is New York. "Ongelofelijk, wat eendynamiek. Toen ik daar voor het eerst was, heb ik in een half uurgeloof ik dertig fotorolletjes verschoten. Dat eerste bezoek heefteen dramatische indruk op me gemaakt. Ik kom er nog regelmatig, ookal omdat ik eredoctor ben van de State University. Vandaar dat iktijdens de dies met zo'n speciale jurk om mijn hoofd loop."

De melancholie van daarnet maakt weer plaats voor de gulleGispen-lach. "Als ik met die toga de aula binnenkom, dan zie ikcollega's denken: 'Hé, heb ik wat gemist?' Ik kan er niets aandoen, maar dan heb ik inwendig het grootste plezier van dewereld."

Erik Hardeman


Lullige crapaudjes

Op de vraag of de suggestie klopte dat hij in de race is geweestvoor de opvolging van rector-magnificus Van Ginkel, doet Gispen erhet zwijgen toe. Maar mocht hij ooit in aanmerking komen, dan zaler veel moeten veranderen op de vijfde verdieping van hetBestuursgebouw voordat hij 'ja' zegt. "Ik ben iemand die veellawaai maakt, maar op de vijfde is het altijd zo vreselijk stil. Erwordt niet gefloten, er wordt niet gelachen, het lijkt wel eencrematorium. Ik denk niet dat ik me in zo'n sfeer erg op mijn gemakzal voelen. En dan die blauwe stoeltjes op de kamer van Veldhuis.Je laat je gasten toch niet met goed fatsoen in zo'n lulligcrapaudje zitten? Die dingen kunnen wat mij betreft beter vandaagdan morgen de open haard in."


Van Raan

Als onderzoeker pur sang gelooft Gispen maar zeer ten dele in demogelijkheid om wetenschap te sturen. In de rede die hij vorig jaartijdens de dies hield haalde hij vernietigend uit naar analyses alsdie van de Leidse bibliometricus Van Raan, die de 'impact' vanpublicaties proberen te wegen.

"Ik geloof er niets van dat wetenschap te sturen is. Om dieenedramatische stap voorwaarts te doen, kun je niet zonder veelonderzoek in de breedte en daar zit ook werk bij dat in de termenvan Van Raan onder de maat is. Ik heb het college van bestuur weleens gevraagd om mij uit te leggen hoe ik met 'Van Raan' beleidmoet voeren. Dan komt er geen antwoord. 'Ja', zegt men, 'het ismaar één van de instrumenten, er komt nog veel meer bijkijken'. Maar wat dat is, vertellen ze niet.

"Weet je wat het is? Van Raan kan een kunstje, zet professorvoor zijn naam en heeft succes omdat iedereen zoekt naarobjectiveerbare oordelen. Maar het is allemaal zo beleidsarm als ikweet niet wat. Hoe het wél moet weet ik ook niet. Misschien ishet het beste om jonge mensen geld te geven en ze dan vijf jaar metrust te laten. Na die vijf jaar moeten ze projecten hebbenbinnengebracht, en hebben gepubliceerd in de top-20 van hun veld.Daar gaat het om. Wat doet het ertoe of die publicaties veel ofweinig worden aangehaald?

"Dat 'Nature'-verhaal van mij over het poetsgedrag van ratten isvoor de Van Raan-analyse het slechtste wat ik ooit heb gedaan, wanter zijn maar elf laboratoria in de wereld die aan poetsen werken.Dat stuk is dus nooit aangehaald, dat is een zeperd geweest. Maarintussen had ik wel in een van de beste bladen van de wereldgepubliceerd. En dat zegt vakgenoten meer dan een goedrapportcijfer van ene meneer van Raan."


Berusting

Tussen dit ogenblik en mijn dood

ligt misschien een lang leven;

ook een groot?

de hoop daarop heeft mij allengs begeven;

maar is groot of klein niet om het even

voor wie gelooft dat wij pas met den dood

gaan leven?

H. Marsman

Hoe geef je les aan leerlingen met verschillende culturele achtergronden en talen?

Hoe geef je les aan leerlingen met verschillende cultureleachtergronden en talen?

René van Dongen staat op het punt om af tereizen naar Trinidad. Hij gaat daar vier maanden lesgeven op deGirls High School. "Het is een hele goede school. Vergeleken metandere scholen in het Caribische gebied is het niveau hoog."René behoort tot de eerste lichting studenten van de'International Postgraduate Teacher Training Course'. Ditstudiejaar wordt deze opleiding voor het eerst gegeven door hetIVLOS, het interfacultair instituut voor onder meer delerarenopleidingen.

De studenten worden net als de reguliere cursisten opgeleid omles te geven op Nederlandse scholen in het voortgezet onderwijs.Het verschil met de gewone lerarenopleiding is dat er specialeaandacht is voor tweetalige scholen, waar Engels in de helft van delessen de voertaal is.

Daarnaast worden René en zijn medestudenten voorbereid omvoor de klas te staan op een Internationale School, waar kinderenvan allerlei nationaliteiten in de schoolbanken zitten. Deze vaakparticuliere scholen worden in de regel bevolkt door de zonen endochters van mensen die tijdelijk in Nederland wonen en werken.

Om kennis te maken met lesgeven aan kinderen met een andereculturele achtergrond reizen bijna alle studenten af naar hetbuitenland voor hun stage. René weet nog niet precies wat hemte wachten staat. "Ik zal veertig leerlingen in de klas hebben,maar ik verwacht niet dat ik ordeproblemen zal krijgen." Hij hooptmaar dat hij in de tropische hitte niet verplicht is een pak tedragen. Hij heeft deze stageplaats zelf geregeld. René kentter plekke mensen uit de tijd dat hij werkte voor een organisatiedie zich in het naburige Guyana bezighoudt metontwikkelingssamenwerking.

Vlekkeloos

"Ik ben erg blij dat hij naar Trinidad gaat", zegt Gerrit-JanKoopman, coördinator van de opleiding. Anderen gaan naarZweden, Groot-Brittannië en Noorwegen. Naast het lesgevenmoeten de studenten tijdens de stage ook een kort onderzoekuitvoeren. Koopman hoopt dat de Utrechtse internationalelerarenopleiding kan profiteren van de kennis en de contacten diezo worden opgedaan. Met het opleiden van leraren heeft het IVLOSwel ruime ervaring. Maar hoe geef je les aan leerlingen metverschillende culturele achtergronden en talen? Op dit gebied wilhet IVLOS meer expertise ontwikkelen.

Deze kennis is nodig, vindt Koopman. Het aantal tweetaligemiddelbarescholen groeit. "Toen we begonnen met de opleiding warener 11 à 14, nu zijn er zo'n 25 van deze scholen. Deverwachting is dat leerlingen die op een tweetalige school hebbengezeten beter zijn voorbereid op de moderne maatschappij waarinternationale contacten een belangrijke rol spelen", zegt Koopman.Dit jaar hebben alleen afgestudeerden van de studies biologie,Engels, geografie, scheikunde en natuurkunde zich op kunnen gevenvoor de International Postgraduate Teacher Training Course. Volgendstudiejaar komen economie en geschiedenis erbij.

Het tweetalige onderwijs vraagt niet alleen veel van deleerlingen maar ook van de leraar. Net als bij de gewoneIVLOS-studenten is er veel aandacht voor pedagogische endidactische vaardigheden. Maar dat is niet genoeg. Hij of zij moetvlekkeloos Engels spreken om het goede voorbeeld te geven.Daarnaast moet de leraar of lerares ook weten hoe een leerlingEngels leert. Wanneer en hoe moet je een leerling verbeteren diebijvoorbeeld tijdens aardrijkskunde inhoudelijk wel het goedeantwoord geeft, maar zijn zinnen niet goed formuleert? De studentenmoeten in een logboek bijhouden hoe ze zelf Engels leren en welkefouten ze maken. Op die manier kunnen de aspirantleraren aan dehand van eigen ervaringen leren hoe taalverwerving verloopt.

Het IVLOS stelt overigens een goede kennis van het Engels alsvoorwaarde voor toelating. "We bieden geen Engels aan tijdens deopleiding." Als studenten het willen, kunnen ze in de zomer voorhet begin van de cursus hun Engels bijspijkeren. "De opleiding ispittig. Wij verwachten dat de studenten een stap harder lopen dande anderen." Veel aandacht is er voor de verschillende culturen dieop een Internationale School in de schoolbanken terechtkomen. Dievormen een verrijking van het leven van een leerling, maar dieverscheidenheid kan ook wel eens problemen veroorzaken. Zo is voorsommige kinderen de verhuizing naar een ander land eencultuurshock, waardoor ze in de klas onrustig zijn. Deze kinderenzijn dan geen onhandelbare pubers, maar kinderen die moeite hebbenmet de overgang naar een vreemd land. Tijdens de opleiding leren destudenten hoe ze deze problemen kunnen herkennen en wellichtoplossen.

Orde

De studenten vinden het geen probleem om hard te werken. Ze zijnzeer gemotiveerd. Uit een korte vragenronde tijdens de lunch tussentwee colleges door blijkt dat de meesten op een InternationaleSchool, al dan niet in het buitenland, willen lesgeven. Het IVLOShad gehoopt dat meer studenten op een tweetalige Nederlandse schoolwillen werken.

Een stage op een Nederlandse school hebben de studenten er al opzitten. Het is niet iedereen goed bevallen. Beata Hitchcock, dieuit Polen komt,had af en toe moeite met de Nederlandse leerlingen.Ze luisteren slecht en zijn niet geïnteresseerd in de Engelseliteratuur waar zij zo van houdt. Liever besteedt ze haar tijd aande in haar ogen beter gemotiveerde leerlingen van eenInternationale School.

In Nieuwegein gaf ze les op een tweetalige vwo. De helft van delessen is in het Engels. Het gaat om de vakken aardrijkskunde,geschiedenis, biologie, scheikunde, natuurkunde en wiskunde.Kinderen die tweetalig onderwijs willen volgen, moeten daarvoorgeselecteerd worden. De leerlingen moeten niet alleen pienter maarook gemotiveerd zijn.

"Maar ze verschillen niet van de gewone leerlingen hoor",verzucht ze. Beata heeft een tijd in Engeland gewoond en vervolgensheeft ze in Leiden Engels gestudeerd. "In Nederland is de leraarvooral bezig om orde te houden." En daar heeft ze geen zin in. Eenandere student van de opleiding, Ivo Daems, kijkt vanachter zijnlunchbordje verbaasd op. "Ik heb stage gelopen in Ede. Het gingprima. Ik had geen kind aan die klas." Beata laat zich echter nietovertuigen. Ze kijkt uit naar de stage op een Internationale Schoolin Hilversum. "Ik heb al met mijn begeleider overlegd enafgesproken dat ik lessen over Engelse literatuur geef. Ik ga inmijn lessen Jane Eyre behandelen. Op deze school kan ik lesgevencombineren met mijn passie voor literatuur. In Nieuwegein moest ikhet hebben over het Engelse warenhuis Marks and Spencer." Ivo wilook liever op een Internationale School werken. "Het tweetaligeonderwijs stopt bij 4 vwo. In klas 5 en 6 gaan ze weer in hetNederlands verder, omdat het eindexamen in het Nederlands is."

René vindt dat de Internationale Scholen inhoudelijk eengrotere uitdaging bieden voor de leraar. Bijna al deze scholenhouden zich aan het eindexamenprogramma van het InternationalBaccalaureate (IB). Het IB biedt toegang tot vrijwel alleuniversiteiten in de wereld. "Het IB is anders dan wat we inNederland gewend zijn", vertelt hij enthousiast. "Leerlingen werkenaan multidisciplinaire projecten, ze gebruiken kennis vanverschillende schoolvakken."

Koopman maakt zich echter geen zorgen over het gebrek aanbelangstelling voor het Nederlandse tweetalige onderwijs. "Het isgeen enkel probleem als ze eerst een paar jaar op eenInternationale School lesgeven. Ze krijgen daar weer meerervaring." Hij verwacht dat ze op een gegeven moment vanzelf in hetNederlandse onderwijs terecht komen.

Michiel Slütter

Houd je van vlees, bak je in Croma

Verschillende instanties in Nederland en Belgiëhouden zich bezig met het geven van taaladviezen. Zo heeft hetGenootschap Onze Taal een speciale taaladviesdienst waar ledenterecht kunnen met al hun vragen omtrent de Nederlandse taal. En deVrije Universiteit heeft een taalcentrum dat onder meer Van DaleLexicologie adviseert. Soms worden ten aanzien van dezelfdekwesties verschillende adviezen gegeven. Om tot meer consensus tekomen hebben de verschillende adviesdiensten onder auspiciënvan de Nederlandse Taalunie een elektronische database ontwikkeldwaar de vijfhonderd meest gestelde vragen met betrekking tot hetNederlands in zijn opgenomen. Het eerste exemplaar van deze cd-rom,de Taaladviesbank geheten, wordt 9 februari aangeboden aan ministerHermans van Onderwijs.

Zonder dat de lezer het door heeft, bevat de boven-staandeinleiding een groot tal van kwesties die in de Taaladviesbankkunnen worden opgezocht. Zo betreft een van de behandelde problemende vraag of de correcte spelling 'onder meer' of 'ondermeer' luidt.Ook worden adviezen gegeven omtrent het al dan niet voluitschrijven van cijfers, de correcte spelling van woorden met c of k(voor de spellingswijziging van 1995 zou ook 'electronisch' correctzijn geweest) en wordt uitgelegd wat een tangconstructie is (diekomt voor in de voorlaatste zin).

Commercieel

De eerste uitgave van de Taaladviesbank bevat de antwoorden opde vijfhonderd vragen die de afgelopen jaren het meest frequent aande taaladviesdienst van het Genootschap Onze Taal werdenvoorgelegd. Over twee jaar, als ook de vier nog te verschijnencd-roms zijn uitgebracht, zal de Taaladviesbank zo'nvijftienhonderd taaladviezen bevatten die stuk voor stuk zijngecontroleerd en goedgekeurd door een grote groep taalkundigen entaaladviseurs uit Nederland en Vlaanderen.

Aanvankelijk was de Taaladviesbank bedoeld als een vraagbaakvoor de verschillende taaladviesdiensten die Nederland enVlaanderen rijk is. Al snel werd echter duidelijk dat een dergelijkproduct ook commercieel interessant zou zijn. Het nieuwe GroeneBoekje was immers ook een bestseller en wie heeft niet hetstijlboek van de Volkskrant of de Schrijfwijzer naast de computerliggen? Dr. Jan Komen, medewerker vanhet Utrechtse instituut voorLinguïstiek (OTS) en coördinator van de redactie van deTaaladviesbank, is erg tevreden over het programma. Vooral desnelle en eenvoudige toegankelijkheid van de cd-rom, die ook vanuitde reguliere tekstverwerkingsprogramma's kan worden geraadpleegd,kan zijn goedkeuring wegdragen, maar ook inhoudelijk vindt hij hetproduct zeer interessant. "Veel taaladviesliteratuur is het productvan één persoon", stelt hij. "Daar is niets mis mee, maartaal is voor een deel een kwestie van persoonlijke smaak. Het isdan ook een belangrijke meerwaarde van de Taaladviesbank dat heteen collectief product is van een groter gezelschap. Daardoor sluitje persoonlijke voorkeuren uit."

Een voorbeeld van zo'n voorkeur is het gebruik van kunnen ofkennen in combinatie met de naam van een taal. "Sommige mensenzeggen ik kan Engels, anderen ik ken Engels", zegt Komen. "Binnende redactie en later, binnen de taaladviescommissie van deNederlandse Taalunie, kwamen we er niet goed uit welke van de tweevormen correct is. Uiteindelijk hebben we besloten beide variantengoed te keuren en in de toelichting nader in te gaan op deargumenten van de voor- en tegenstanders van de verschillendemogelijkheden."

De Taaladviesbank bevat adviezen op vele gebieden, onder andereuitspraak, spelling, woordgebruik en zinsniveau. Het probeert nietal te normerend te zijn maar juist flexibele normen te geven dieruimte laten voor variatie. "Eigenlijk is alleen de spellingwettelijk vastgelegd", zegt Komen. "Voor alle andere niveaus zijnde regels, voor zover je al van regels mag spreken, van een andereorde. Wanneer je het hebt over zinsstructuur, bijvoorbeeld, heb jehet over een zekere regelmaat die in de taal aangewezen kan worden.Een constructie als 'Houd je van vlees, bak je in Croma',bijvoorbeeld, is heel snel geaccepteerd door de taalgemeenschap.Een aantal jaar geleden bestond die constructie nog niet, nu komtzij met enige regelmaat voor. Het kan dus heel snel gaan met detaal, maar soms ook heel erg langzaam. Het gebruik van 'als' inplaats van 'dan' is al eeuwen geleden begonnen, maar nog steedsniet algemeen geaccepteerd."

Volwaardig

De Taaladviesbank is een momentopname, dat beseft Komen,gepromoveerd in de historische taalkunde, terdege. "Taal is altijdin beweging", stelt hij, "Neem nu bijvoorbeeld de invloed van hetEngels op het Nederlands. Laatst hoorde ik op tv een man vertellendat hij een consultant in executive search was, waarop depresentatrice reageerde: 'Oh, u bent een soort headhunter'."

Komen vindt het jammer dat zoveel woorden letterlijkwordenovergenomen. In Vlaanderen gebeurt dit veel minder, meenthij, daar wordt vaker gezocht naar Nederlandse alternatieven. "Datkomt wellicht doordat voor Vlamingen de eigen taal veel mindervanzelfsprekend is dan voor de Nederlanders", zegt hij, "en zovanzelfsprekend is het ook helemaal niet. Het Nederlands is eencultureel product waar eeuwen aan gewerkt is. Het is niet vanzelfeen eenheidstaal geworden die op allerlei gebieden wordt gebruikt."De laatste tijd, zo meent Komen, is het Nederlands aan kracht aanhet inboeten. "Hoe meer gebieden er zijn waarop je een taal kuntgebruiken, hoe volwaardiger de taal is", stelt hij. "Je ziet dathet Nederlands op het gebied van de wetenschap minder bruikbaarwordt. Op een heleboel onderzoeksgebieden wordt al niet meer in hetNederlands gepubliceerd."

Komen ligt er niet wakker van en ziet het niet als het begin vande teloorgang van het Nederlands, maar hij stelt dat het wel zinvolis over dit soort ontwikkelingen na te denken als je de positie vanhet Nederlands op de lange termijn wilt handhaven. Het projectwaaraan hij werkt draagt bij aan de versterking van de Nederlandsestandaardtaal, meent hij. Het is een gedegen beschrijving van dietaal, vanuit de praktijk, niet vanuit de theorie. Dat is zowel hetsterke als het zwakke punt van de Taaladviesbank. Omdat het uitgaatvan concrete vragen zijn de antwoorden veelal beknopt en helder,wat het programma toegankelijker maakt dan veel van zijn gedrukteconcurrenten. Het aantal vragen dat vanuit de praktijk kan wordengesteld is echter schier oneindig. Daarom lijkt het beoogde aantalvan vijftienhonderd taaladviezen volledig arbitrair. Komen beaamtdat men niet op inhoudelijke gronden tot dit getal is gekomen, maardat het door de drukker is vastgesteld op basis vanmarketingonderzoek. Het zal blijken nooit afdoende te zijn. Het isleuk en leerzaam om door het programma heen te surfen door middelvan de hyperlinks, maar op het moment dat je werkelijk een tekstaan het redigeren bent zal je merken dat de database in het geheelniet toereikend is. Met een derde van het programma tot mijnbeschikking kon ik nog niet eentiende van de vragen beantwoordenwaar ik tijdens het schrijven van dit stuk tegenaan liep.Vooralsnog blijft de dikke Van Dale de meeste uitgebreideadviesbank voor de Nederlandse taal. Wanneer uitgeverscombinatieSDU/Standaard besluit de teller niet te laten stoppen bijvijftienhonderd, dan zou de Taaladviesbank wel eens kunnenuitgroeien tot een serieuze concurrent.

Raymond van de Wiel

De eerste uitgave van de Taaladviesbank isbinnenkort te koop in de boekhandel voor 59,00 gulden.

'Zo'n dictaat wordt toch een soort kindje van je'



Na de natuurkundige Jan Kuperus en de bioloog prof.dr.Sjef Smeekens is het deze week de beurt aan informaticus TwanMaintz.

'Het Onderwijs Meester' vindt plaats in hetEducatorium.

Belangstellenden kunnen zich opgeven via de folder ofbij het FBU-congresbureau (Anouk Denis, telefoon253.5219).


"Ah joh, doe niet zo gek". Dr. Twan Maintz dachtwaarschijnlijk even aan een grap toen hij vernam door zijnstudenten te zijn voorgedragen als Docent van het Jaar. Met slechtsanderhalf jaar onderwijservaring vindt de jonge docent-onderzoekervan de faculteit Wiskunde & Informatica zichzelf nog niet deperfecte onderwijzer. "Maar met een grote inzet kom je al een heeleind."

Woendagmiddag, Buys Ballot Laboratorium zaal 105a. Terwijlbuiten de lichten van de auto's op de A27 door een donkere regenbuivoorbijschuiven, ploeteren elf studenten tijdens hun collegemedische beeldverwerking op de Fourier-transformatie. Twan Maintzloopt driftig heen en weer, zich keer op keer buigend over de rugvan een van de studenten. Hij heeft zijn hoorcollege onderbrokenvoor een korte opdracht en speelt nu even de schoolmeester diecontroleert of zijn leerlingen de essentie van debeeldverwerkingstechniek in de vingers hebben. "Dit is een lastige,hè?"

Maintz is opvallend jong. Met zijn negentwintig jaar en jeugdiguiterlijk zou hij zelf nog in de banken hebben kunnen zitten. Inseptember 1997 werd Maintz in het diepe gegooid. Hij begon toen alsdocent-onderzoeker en studieadviseur voor Medisch TechnischeInformatie (MTI), een opleiding die op dat moment pas een jaarbestond. Studenten MTI volgden het curriculum van Informatica, maarkregen daarnaast enkele medische basisvakken. Een vastomlijndcurriculum was er echter niet. Aan Maintz de schone taak om insamenspraak met drie collega's de opleiding vormte geven.

In korte tijd heeft Twan Maintz volgens de voordracht vanstudievereniging A-Eskwadraat een essentiële rol gespeeld bijhet overwinnen van het identiteitsprobleem waarmee hetMTI-onderwijs, gezien de onduidelijke verhouding tussengeneeskunde- en wiskundevakken, kampte. "Twan is echt opgevallenbij MTI. Door hem is er veel meer samenhang gekomen", aldusstudente Danielle Sent.

Als studieadviseur kon Maintz niet bogen op enige ervaring."Voordat ik hier begon had ik eigenlijk nog nooit nagedacht overstudieplanning en de opbouw van een curriculum", vertelt hij inzijn werkkamer recht boven de Heidelberglaan, terwijl de bussenonder het Centrumgebouw Noord doordenderen. "Gelukkig heb ik nogmaar te maken met vijftig studenten, dus dat is te behappen." Zijnstudenten prijzen 'de persoonlijke betrokkenheid' van destudieadviseur van het doctoraalprogramma. "Zijn deur staat altijdopen en hij heeft altijd tijd voor een praatje op de gang." Maintz:"Ik zoek bewust contact, omdat ik de feedback hard nodig heb voorhet stroomlijnen van het vakkenpakket. Ik wil weten hoe deopleiding bevalt." Dat bij alle coördinerende werkzaamhedenhet onderzoek er een beetje bij is ingeschoten deert hem niet. "Datkomt over een tijdje wel weer."

Vousvoyeren

Maintz hecht niet veel waarde aan het geringe leeftijdsverschiltussen hem en zijn studenten. "Het is echt niet zo dat ik ze om diereden beter begrijp dan mijn collega's." Bovendien valt zijnleeftijd binnen de jonge studie informatica niet echt op. Er zijnwel meer jonge medewerkers. Hij heeft zelfs even moeten wennen aande informele omgangsvormen binnen de faculteit. "Ik heb wiskundegestudeerd in Delft. Daar worden docenten door studentenaangesproken met u en andersom ook. Hier ligt dat allemaal eenbeetje anders. De studieadviseur hecht er echter nog steeds aan dateerstejaars hem vousvoyeren. Afstand schept duidelijkheid. "Ik heber ook een gigantische hekel aan wanneer ik bij de IKEA met jij enjou wordt aangeduid." Bij hogerejaars ligt het volgens Maintzanders. Die kent hij vaak persoonlijk.

Terug naar woensdagmiddag. Met een laserpennetje wijst Maintz opeen foto van een uit het water opspringende dolfijn op de mogelijkeeffecten van de Fourier-transformatie. Wanneer zijn verhaal oversinus-golven in het beeld op de sheet wordt onderbroken door eendrietal giebelende studentes op de eerste rij, kijkt hij enigeogenblikken star in hun richting. "Zouden de dames even .....?"

Zijn manier van lesgeven heeft Maintz het meeste kredietopgeleverd bijzijn studenten. Opvallend, want tot vorig jaar hadMaintz nog niet bijster vaak voor de klas gestaan. Hij gaf een jaarwiskundeles op een middelbare school en als aio bij Geneeskundeverzorgde hij een aantal colleges, verder reikte zijn ervaringniet. De studenten van A-Eskwadraat vinden dat Maintz 'indruisttegen alle vooroordelen' die op een docent aan een faculteitWiskunde & Informatica van toepassing kunnen zijn. StudentRobin Langerak: 'Bij Twan zit je niet twee keer drie kwartier teslapen. Hij integreert hoor- en werkcolleges waardoor er meteen eenterugkoppeling is tussen theorie en praktijk."

De docent-onderzoeker zelf kan zich uit zijn eigen studietijdnog goed herinneren hoe 'stoffige heren in driedelig grijs in eensoort geheimtaal theorieën en formules uitlegden'. "Daar wasik heel ontevreden over. Ik probeer nu mijn stof op een zodanigemanier in te pakken dat het aansluit bij wat de studentenverwachten. Tijdens een college medische beeldverwerking geef ikdus niet alleen de wiskundige achtergronden en formules, maar laatik ook beelden zien, bij voorkeur uit een ziekenhuis. Dat is voorde studenten, maar ook voor mezelf een stuk leuker."

Frikkerig

Volgens studente Danielle Sent stuitte Maintz bij sommige vanzijn initiatieven aanvankelijk op de argwaan van de studenten. Zowas zijn beslissing de traditionele midsemestertest die voorveertig procent van het eindcijfer meetelt te vervangen door eenzelfstudieopdracht niet onomstreden. Nam dat niet veel meer werkmet zich mee? Nu is een ieder er volgens Sent van doordrongen datzo'n opdracht grote voordelen met zich meebrengt. Studenten wordengestimuleerd zelfstandig te werken en krijgen de gelegenheid dehele stof nog eens te doorlopen.

Toch heeft het Maintz enigszins verbaasd dat zijn studenten hemhebben voorgedragen als Docent van het Jaar. Verdient hij die prijseigenlijk wel, vraagt hij zich af. "Ik vind mezelf na ruimanderhalf jaar nog geen goede docent." En zo bijzonder vindt hijzijn eigen werkwijze ook weer niet. Wijzend naar de ingelijsteoorkonde met de zojuist ontvangen basiskwalificatie. "De heleuniversiteit is toch bezig het onderwijs te verlevendigen?"

Zelf volgde Maintz met het oog op zijn aanvraag voor dekwalificatie een IVLOS-cursus. "De basiskennis die je daar opdoetis heel handig. Het gaat vaak om kleine dingen. Ik weet nubijvoorbeeld dat ik onmiddelijk moet reageren als studentenhinderlijk fluisteren. Dat werkt. Veel docenten laten dat op hunbeloop, raken geïrriteerd en vallen dan opeens heftig uit. Ikgebruik nu meestal van die frikkerige zinnetjes. 'Mag ik even?',hoor ik mezelf dan zeggen."

Bij het zoeken naar lesmateriaal laat Maintz zich kennen als eenPietje Precies. Het moet zijn zoals hij het wil en anders wil hijhet niet. Hoewel er genoeg boeken over beeldverwerking voorhandenzijn kon Maintz niet de hand leggen op een geschikt werk voor zijnstudenten beeldverwerking. Hij besloot daarop zelf het dictaat teschrijven. Het resultaat werd een strak vormgegeven handleiding,die binnenkort hoogstwaarschijnlijk ook in de boekhandel teverkrijgen is. Een voor een heeft hij ze op de laserprinteruitgedraaid. Op een kopie is het effect dat hij wil laten zienimmers een stuk onduidelijker. "Zo'n dictaat wordt toch een soortkindje van je."

De software voor de practica idem dito. Maintz ontdekte in hetgrote aanbod aan beeldverwerkingsprogramma's niet het gewenstemateriaal. Hij vroeg daarom een aio een programma te ontwikkelenwaarvoor zijn studenten zich niet eerst nieuwe interfaces encommando's hoefden eigen te maken. "Die jongen heeft een weekjehard geprogrammeerd, maar toen kreeg ik precies het programma datik wilde, gewoon met standaard windows-commando's, veelgemakkelijker."

Danielle Sent: "Bij Twan merk je gewoon dat het college niet ineen avondje in elkaar is geflanst." Maintz zelf heeft in de korteperiode dat hij nu lesgeeft in ieder geval een ding geleerd:onderwijs draait om inzet. "Het is misschien een enorme open deur,maar als ik mijn verhaal goed voorbereid en goed lesmateriaal leverdan heeft dat zijn weerslag op de instelling van de studenten. Metinzet van twee kanten kan er weinig meer fout gaan."

[?mP#a4!#$&@Auteur= XanderBronkhorst

'Hoge intelligentie alléén niet genoeg om een tent te runnen'

'Hoge intelligentie alléén niet genoeg om een tent terunnen'

Hoogleraren worden doorgaans benoemd vanwege hunkwaltiteiten op gebied van onderzoek en onderwijs. Maar dan wordenze opeens directeur van een onderzoekschool, moeten ze leidinggeven, veranderingen aansturen... Dat is héél iets andersdan kikkervisjes-onderzoek of middeleeuwse liedteksten bestuderen.Om dat 'managen' enigszins onder de knie te krijgen, is een aantalbestuurders van de Universiteit Utrecht vorig jaar naar de heigetogen voor een cursus 'academisch leiderschap'.

"Een goede benaming", vindt prof.mr. Gio ten Berge, decaan vande faculteit Rechtsgeleerdheid. "Want het gaat niet om zomaarleiding geven; een universiteit is immers geen zeepjesfabriek. Dieacademische setting is belangrijk: je moet leiding geven aan hoogopgeleide mensen met een kritische instelling. Dat vereist een heeleigen aanpak."

Ten Berge is één van de decanen en directeuren vanonderzoek- of onderwijsscholen die de 'cursus' gevolgd hebben. Hetis de bedoeling dat alle personen op dergelijke topfuncties - en optermijn wellicht zelfs alle hoogleraren - zich aan een dergelijkescholing onderwerpen. "Het zijn sessies van anderhalve dag, geleiddoor een organisatie-adviseur", vertelt hij. "Je krijgt een hoopinformatie over bestuurlijke kwesties: stijlen van leiding geven,vaardigheden om veranderingsprocessen in te zetten, omwetenschappelijk personeel 'op de werkvloer' aan te sturen, cohesiete creëren, je profiel naar buiten uit te dragen... kortom:kwaliteiten die je als bestuurder of manager nodig hebt. Dat isgoed geweest. We zijn allemaal druk bezette mensen, en tijdens diesessies werd die informatie zeer geconcentreerd en to the pointovergedragen. Daarnaast was er ruimte om in dat academisch milieuvan gedachten te wisselen over het besturen. Bijkomend effectdaarvan is geweest dat er solidariteit ontstaat tussen dedeelnemers. Je kunt 's avonds nog informeel doorgaan omdat er eenovernachting in een hotel aan verbonden is."

Transformatie

Sinds 1995 vindt men dat er op de UU iets aan academischleiderschap moet worden gedaan, terwijl veel hoogleraren toch aljaren leiding geven. Rector magnificus Voorma zei hierover in eenvoordracht over leiderschapsontwikkeling voor hoogleraren, dat hetveel temaken heeft met de vernieuwingen die de universiteitenrecentelijk doormaken: "Van oorsprong zijn wij geleerden en weontlenen ons gezag aan wetenschappelijk prestige. Maar nu en in detoekomst komt er meer op ons af. Men verwacht van ons eenbelangrijke rol in het personeelsmanagement van wetenschappelijkpersoneel, een rol in de samenwerking met partners buiten deuniversiteit, bij het ontwikkelen van nieuwe post-academischeopleidingen in een open markt, in het leidinggeven aan onderwijs-en onderzoeksinstituten, in het leidinggeven aan faculteiten. Deuitdaging zit in de transformatie van hoogleraar naar academischleider, of van professor naar professional."

Ten Berge vindt dat je ten behoeve van die transformatie te radekunt gaan bij het bedrijfsleven: "In vrijwel alle bedrijfskundigekwaliteitsconcepten die je onder ogen krijgt speelt het begrip'leiderschap' een belangrijke rol. De idee daarachter is dat elkkwaliteitsproces dat je binnen een organisatie wiltbewerkstelligen, aansturing behoeft. De MUB heeft die gang vanzaken bevorderd: het zijn niet zozeer de raden en commissies diedergelijke processen in gang zetten en sturen, maar personenwaarmee afspraken gemaakt worden en die op hun verantwoordelijkheidaanspreekbaar zijn. Ik kan niet meer zeggen: 'College van bestuur,het spijt me maar mijn faculteitsraad wil niet...'. Het is numíjn verantwoordelijkheid. 'Ik wil niet', moet ik danzeggen."

"Een universiteit is net als een bedrijf een doelorganisatie. Ikben er altijd al voorstander van geweest om de barrièrestussen bedrijfsleven en publieke sector enigszins te slechten; jekunt van elkaar leren. Maar er is verschil; een universiteit isniet écht een bedrijf. Meer dan elders gaat het binnen deuniversitaire wereld om draagvlak creëren. En het valt nietmee om kritische professionals op één lijn te krijgen ente houden. Bij academisch leiderschap moet het dan ook vooral gaanom collegiaal leiderschap."

Is er, juist bij die mensen die universitaire, bestuurlijketopposities innemen, geen weerstand tegen 'een cursusje moetenvolgen'?

"Elke bestuurder moet zich open stellen voor nieuweontwikkelingen", meent Ten Berge. "Een goed bestuurder is perdefinitie geen autistisch bestuurder. Je moet niet te beroerd zijnom cursussen te volgen en congressen te bezoeken. Bovendien, iedereprofessional die begint aan zo'n nieuwe taak is een beetje onzeker.Je bent als hoogleraar aangenomen om iets anders te doen dan omprocessen te sturen. Je moet nu opeens veel intensiever omgaan metmensen, weten hoe organisatieprocessen in elkaarzitten, feelinghebben voor wat je collega's bezighoudt, je hebt socialeintelligentie nodig... daarvoor kun je best wat specifieketoerusting gebruiken. Een hoge intelligentie alléén isniet genoeg om een tent te runnen."

Armand Heijnen

Jezelf wegstampen op de maat van de muziek

Spinning is het geesteskindje van Johnny G., een charismatischegezondheidsfreak die in Californië dagelijks op de trappersstaat. Sindsdien heeft deze manier van vet verbranden, conditieopbouwen en spierpijn creëren een hoge vlucht genomen.

Op Sportcentrum Olympos konden studenten afgelopen zaterdag eengratis proeftraining Spinning volgen. Waar jongens grotendeelsafhaken bij aerobicvarianten als Body Shaping, Aero-steps ofCallanetics, daar komen mannelijke deelnemers juist wel af op dezerelatief nieuwe manier van fitness. Deelnemers hoeven geenmoeilijke pasjes te kunnen, zoals bij veel vormen van aerobic. Wiekan fietsen, kan spinnen. Onder alle condities kan deze afmattendesport beoefend worden. Je bepaalt je eigen workout, je bepaalt jeeigen weerstand op je fiets, je bepaalt je eigen tempo. Laat jeleiden door je hartslag. Dat mag niet boven de 200 Beats Per Minuteuitkomen. Men dient op te letten, want met Spinning zit je hartslagzo op 180 BPM.

Wat is Spinning? Bij Spinning ondergaat een groep mensen opspeciaal ontworpen hometrainers een intensief programma om in 40minuten 500 calorieën kwijt te raken, aangewakkerd door eeninstructeur die jou aanmoedigt om net iets verder te gaan dan jevoor mogelijk hield.

Hippe housemuziek begeleidt de gehele training, zodat je jezelfop de maat van de muziek weg kunt stampen. Een goede instructeurweet de fitnesszaal om te bouwen tot een fantasiewereld, waarinmensen in up tempo bergen dienen te berijden (Standing Jog/ SeatedClimb), een immens steile berg moeten bedwingen (Standing Climb),soms op een vlak stukje terecht komen (Flatride), afwisselendstaande op de trappers en zittend in het zadel een parcoursafleggen (Jumping) tot er een massale demarrage wordt ingezet(Spinning) met nu en dan een acute noodstop.

De hometrainers zijn geen lompe, gietijzeren buizenstelsels meerzoals in de jaren '80. De apparaten, waarmee gespind wordt, zijnmodern vormgegeven, makkelijk verstelbaar en stabiel. De weerstanddie op het wiel gezet kan worden stel je zelf in en wordt niet viaeen computer aangestuurd. Evenwel, eenmaal op snelheid gekomen kunje niet even uitrusten, want de pedalen moeten door. En jij dusook. Aan het eind van de sessie bevinden er zich dan ook onder elkehometrainer plasjeszweet.

Guido van de Wiel

Spinning bij Olympos: iedere maandagavond van18.30 uur - 19.30 uur

Lezen - lezen - lezen




'Waarom zouden mavo-leerlingen geen Mulisch kunnen lezen?'

Hij begon als leraar met Karel ende Elegast, maarstapte al snel over naar Roald Dahl. Om mensen aan het lezen tekrijgen moet je aansluiten bij hun belangstelling, vindt'leesprofessor' dr. Dick Schram. De nieuwe hoogleraar gaatonderzoek doen naar de didactiek van het literatuuronderwijs. "Ikgun het iedereen om deel te hebben aan de verrijkende ervaring diehet lezen van goede literatuur is."

"Ik was onlangs op een conferentie waar een opvallende grafiekover leesgedrag van jongeren werd getoond." Prof.dr. Dick Schramspringt enthousiast op en trekt een A4'tje uit de kast. "Kijk, zietu die enorme dip bij 16- en 17-jarigen? Op die leeftijd blijkenmensen opeens aanzienlijk minder te gaan lezen. Natuurlijk heeftdat allerlei externe oorzaken - van vaker uitgaan tot een groterebelangstelling voor bijvoorbeeld computerspelletjes - maar ik vraagme toch af of ook ons literatuuronderwijs niet mede schuld heeftaan die wel heel forse teruggang."

Op 1 september1998 werd Schram - in het dagelijks levenliteratuurwetenschapper aan de Vrije Universiteit - in Utrechtbenoemd tot bijzonder hoogleraar 'Leesbevordering'. De leerstoelwordt betaald door de Stichting Lezen, maar Schram haast zich uitte leggen dat hij niet is aangesteld om te gaan fungeren als eenpropagandist van het betere boek. Weliswaar heeft de door hetministerie van Onderwijs in het leven geroepen Stichting hetstimuleren van lezen als hoofddoelstelling, maar van Schram wordtvooral onderzoek verwacht naar de achtergronden van leesgedrag ennaar de meest effectieve inrichting van hetliteratuuronderwijs.

Schram: "Als het om lezen gaat, weten we eigenlijk nog maar heelweinig. Neem de plotselinge teruggang van het lezen bij 16- en17-jarigen. Kloppen die cijfers eigenlijk wel, kun je je afvragen.En zo ja, ligt dat dan aan een afname van de interesse of aanalternatieve vormen van vrijetijdsbesteding die zich plotselingvoordoen? En dan is er natuurlijk ook nog de vraag wat de invloedis van verplichte boekenlijsten. Wij vermoeden op basis van tot nutoe uitgevoerd onderzoek dat verplicht lezen averechts werkt. Maarde vraag is of dat puur aan de verplichting ligt ofdat de didactiekdaar ook het nodige mee te maken heeft.

"Toen ik als jonge leraar in de vierde klas letterkunde ginggeven, begon ik braaf volgens het programma met Karel ende Elegasten Beatrijs. Nou, dat was eens maar nooit weer. De leerlingenwisten nauwelijks iets van de Middeleeuwen en die teksten sloegendus totaal niet aan. In het tweede jaar ben ik begonnen met RoaldDahl en de dierenverhalen van Koolhaas, en nu zou ik misschienbeginnen met Giphart. Daar kan een leerling tenminste wat mee."

Dat de bevordering van het lezen van eminent belang is, staatvoor Schram als een paal boven water. Niet om de verkoop vanliteratuur met een grote L te bevorderen, maar wel omdat hetvermogen om te lezen in de huidige maatschappij onmisbaar is om tefunctioneren als volwaardig burger. "Op dit moment kan acht tottien procent van de leerlingen van de basisschool niet functioneellezen. Dat betekent dat ze brieven van de overheid, bijsluiters bijmedicijnen en artikelen in de krant niet goed of helemaal nietbegrijpen. En ja, als je moeite hebt om die teksten te lezen dandoe je het op een gegeven moment niet meer, met als gevolg dat jeleesvaardigheid nog slechter wordt. Dat is een vicieuze cirkel diebijdraagt aan de tweedeling in de samenleving en die naar mijnmening alleen kan worden doorbroken door scholieren al in een vroegstadium te laten lezen. En als dat met de huidige didactischeaanpak niet lukt, dan moet je dus naar iets zoeken dat welhelpt."

Op de vraag of literatuuronderwijs in dit soort gevallen nietwat hoog gegrepen is, reageert Schram ontkennend. "Ik zeg niet datiedereen nu meteen Hermans moet gaan lezen, maar ik vind wel dat jezoveel mogelijk mensen in aanraking moet brengen met fictie. Datmag ook best Baantjer zijn, al hoop ik wel dat ze daarna verderkomen. Maar waar het om gaat is dat je mensen confronteert metliteraire teksten waardoor ze zich aangesproken voelen en daarontbreekt het in het huidige onderwijs helaas nog te vaak aan."

Een van de projecten die Schram in Utrecht ter hand gaat nemenis een onderzoek naar de didactiek voor leerlingen van de mavo enhet voorbereidend beroepsonderwijs. "Meer dan zestig procent van demiddelbare scholieren in ons land zit op die scholen. Dat is eenheel weerbarstige groep jongeren die nauwelijks leest en waar lezenook nog eens een heel negatief imago heeft. Als je leest ben je'soft', dus dat doe je niet.

"Juist in die omgeving moet je dus over een heel uitgekiendedidactiek beschikken om leerlingen aan het lezen te krijgen. Maarwat zie je? De didactiek daar is een slap aftreksel van wat er opde havo en in het vwo gebeurt. Dan is het toch logisch dat het nietwerkt? Het klinkt misschien erg idealistisch, maar ik ben ervanovertuigd dat je ook die jongeren aan het lezen kunt krijgen. Laatze beginnen met Baantjer, of laat ze kennismaken met de enorm rijkejeugdliteratuur die wij in Nederland hebben. Als je ze eenmaal overde eerste drempel hebt geholpen, dan zie ik niet in waarom zelfsmavo-leerlingen op een gegeven moment ook 'De Aanslag' van Mulischniet zouden kunnen lezen.

"Waarom ik dat belangrijk vind? Omdat ik het iedereen gun omdeel te hebben aan de verrijkende ervaring die het lezen van goedeliteratuur is. Ja, wordt er dan gezegd, maar is het niet ergelitair om te willen dat iedereen Mulisch leest? Maar dan is mijnantwoord dat het veel elitairder is om mensen die kans niet tebieden. Dan sluit je ze pas echt buiten."

Dat er op het terrein van de leesbevordering veel meer mogelijkis dan altijd wordt gedacht illustreert Schram aan het voorbeeldvan de Franse schrijver Pennac, die in de door allochtonengedomineerde achterbuurten van Parijs grote successen boekt metvoorlezen. "Kennelijk is hij een begenadigd docent, en daardoor ishij erin geslaagd om louter door zijn geïnspireerde manier vanvoorlezen vrijwel alle kinderen in de klas tot lezen aan te zetten.Dat vind ik een heel opwekkend verhaal. Ik denk trouwens toch datde functie van voorlezen enorm onderschat wordt. Zodra kinderenzelf kunnen lezen houden ouders op met voorlezen. Helemaal fout,want die kinderen kunnen emotioneel al veel meer aan dan waartoezij leestechnisch in staat zijn. Door ze niet meer voor te lezenrem je ze dus nodeloos in hun ontwikkeling."

Een van de taken die Schram voor zichzelf ziet is de literatuurtoegankelijker te maken, bijvoorbeeld via Internet.US

"Ik ben samen met professor Ed Tan bezig met de uitwerking vanthematische literatuurmodules, met thema's als reizen, de dood ende de toekomst. In het thema 'reizen' kun je bijvoorbeeld beginnenmet vakantieverhalen om vervolgens ook boeken aan bod te latenkomen waarin de reis een metafoor is voor de levensweg. In zo'nmodule wordt niet alleen verwezen naar boeken over dat thema, maarzijn ook videobeelden opgenomen van films die gebaseerd zijn op dieboeken. Ook is er muziek te vinden en gesproken gedichten. En voorde leraren worden hulpmiddelen aangeboden in velden die niettoegankelijk zijn voor leerlingen.

Ik vind het heel spannend om te zien of je op die manier eennieuw soort didactiek kunt ontwikkelen waarbij leerlingeninteractief betrokken worden en ook met elkaar op het net over deboeken kunnen praten. Nu moeten leerlingen vaak zes keer per jaareen leesverslag maken met steeds weer de vraag 'Wat deed het boekje?'. Dat is toch de dood in de pot?"

Bijdragen aan een didactiek die lezen leuk maakt. Dat is decentrale taak, waarvoor Schram zich in Utrecht gesteld ziet.Daarbij passen naar zijn mening geen verplichte leeslijsten en ookniet het vaak wel erg star gehanteerde verschil tussen 'hoge' en'lage' literatuur. "Natuurlijk bestaan er inhoudelijke verschillentussen de zogenaamde 'echte' literatuur enontspanningslectuur. Maarik denk dat je in je didactiek heel voorzichtig moet zijn met hetonderstrepen van dat verschil. Ik weet nog dat ik als leraar bijeen eindexamen zat, waar een boerendochter vertelde dat ze eenstreekroman op haar lijst had gezet. De examinator deed daar zoneerbuigend over dat het kind op slag niet meer wist wat ze moestzeggen. Ik ergerde me dood, niet alleen aan zijn arrogante enbeledigende houding, maar ook aan het feit dat hij kennelijk geenenkel begrip had voor het plezier dat zij in het lezen hadgehad."

Schram erkent dat hij het een lastige kwestie vindt, want hijkan niet ontkennen dat veel zogenoemde 'triviaal-literatuur' welerg clichématig is. "Als ik met mijn kinderen naar Baantjerkijk, gaat het mij snel tegenstaan. Het is allemaal zo stereotiepen voorspelbaar. Soms zou ik willen dat mensen voor hun eigenplezier wat betere boeken lazen. Maar aan de andere kant is hetnatuurlijk mooi dat ze lezen."

Hij grinnikt met een aanstekelijk gevoel voor zelfspot. "Opvakanties kan ik het in het zwembad nooit laten om te kijken waarmensen zoal mee bezig zijn. Allemaal van die dikke pillen vanKonsalik en noem maar op. Dan weet ik het even niet meer. Moet ikhier nou tegen zijn? Of vind ik het juist schitterend dat er zoenthousiast wordt gelezen?"

Erik Hardeman


Alfa's lezen anders dan bèta's

Lezen bèta's minder dan alfa's? Dat is een vande vragen die algemene literatuurwetenschappenstudente Minke Maatzich stelde in haar afstudeeronderzoek naar het leesgedrag vanbeide groepen.

Van de alfastudenten leest 53 procent regelmatig boeken naast deverplichte literatuur, bij bèta's ligt dat percentage op 29.Op een doordeweekse dag besteden alfastudenten gemiddeld 1 uur en10 minuten van hun vrije tijd aan lezen, dat komt neer op 36procent van hun totale vrije tijd. "Alfastudenten lezen over hetalgemeen echt heel graag", vertelt Minke Maat. "Op elk vrij momentgaan ze lezen, het is het eerste waaraan ze denken bij vrijetijdsbesteding." Voor bètastudenten ligt dat duidelijk anders.Die besteden op een doordeweekse dag gemiddeld 50 minuten van hunvrije tijd aan lezen, dat is 25 procent van hun totale vrijetijd.

Maat studeerde in augustus 1997 af met een scriptie die alstitel kreeg: Alfa-Bètisme. Als achtergrond voor haar onderzoekgebruikte Maat The two cultures van natuurkundige en schrijver C.P.Snow. Hij gaat uit van een tweedeling in onze twintigste-eeuwsecultuur. Volgens Snow is er al jareneen strijd gaande tussen denatuur- en geesteswetenschappen, die tot grote discussies leidt.Behalve wederzijds onbegrip en wantrouwen bestaat er tussen de tweeculturen ook afkeer, en zelfs vijandschap. Beide groepenvertegenwoordigen strikt gescheiden culturen. De literaireintellectuelen bejegenen de natuurwetenschappen en demaatschappelijke invloed ervan voortdurend met minachting ennegeren deze zelfs grotendeels. Schrijvers weigeren interesse op tebrengen voor de natuurwetenschappen, enkele uitzonderingendaargelaten. Zowel de alfacultuur als de bètacultuur kent haartrots. De alfa's verfoeien de bèta's omdat die na huntwinigste geen roman meer gelezen hebben en de bèta'sminachten de alfa's omdat die nooit geleerd hebben met eenrekenliniaal om te gaan. "Ik denk niet dat ik de vooroordelen diebestaan over alfa- en bètastudenten heb versterkt", zegt Maat."Enkele vooroordelen zijn weliswaar bevestigd, maar de vooroordelenzijn door het onderzoek ook genuanceerd."

Status

Volgens Maat is lezen behalve een vorm van cultuurdeelname ookeen activiteit om status mee te verwerven of te bestendigen.Alfastudenten zijn in hun leesgedrag meer statusgericht danbètastudenten. Alfa's willen met boekenbezit de indruk vanbelezenheid en algemene ontwikkeling wekken. Daarnaast nemenalfastudenten vaker een kijkje in de boekenkast van een ander danbètastudenten. Zowel alfa- als bètastudenten lettenvooral op de smaak van de eigenaar, en wel in hoeverre dezeovereenkomt met de eigen smaak. Na smaak is de variëteit vande collectie het belangrijkste aandachtspunt.

Alfastudenten lezen vooral ter ontspanning, terwijlbètastudenten het tevens erg belangrijk vinden om wat van eenboek te leren. De leesinteresse van alfa- en bètastudentenverschilt significant. Alfastudenten zijn meer geïnteresseerdin zaken `rondom het boek' dan bètastudenten. Zo kijkenalfastudenten vaker naar televisieprogramma's over boeken en lezenze vaker recensies van boeken en biografieën.

Alfa's staan positiever tegenover aandacht voorliteratuuronderwijs dan bèta's. Uit het onderzoek komt ooknaar voren dat de alfastudenten minder moeite hebben met eenverplichte literatuurlijst op de middelbare school danbètastudenten.

Er is dus wel degelijk een verschil te zien in het leesgedragvan alfa- en bètastudenten. Ook zijn er verschillen in deleesmotivatie en leesvoorkeuren. Het is echter niet eenvoudig omdeze verschillen te verklaren. Misschien heeft het te maken met eenverschil in interesses of in de aard van het vakkenpakket en dekwaliteit van het literatuuronderwijs op de middelbare school,waardoor alfa's en bèta's (ongemerkt) in een bepaalde richtingevolueren.

Hugo Kamperman


Het favoriete boek van...

Elise Leenaarts, scheikunde.

Kaas - Willem Elschot. "Het is vooral de ironische ondertoon dieer voor zorgt dat het boek zo mooi is."

Peter Westerweel, geneeskunde.

Demian - Hermann Hesse. Hesse's kijk op het leven komt overeenmet die van mij

Suzanne Bisschop, scheikunde.

Louis Couperus - De stille kracht. "De mooie taal en de fantasiesprak mij heel erg aan."

Eva Sittich, fonetiek.

Hubert Lampo - Hermione betrapt. "Vanwege de vele verwijzingennaar de klassieke oudheid en de mythologie."

Jacobien Koningsberger, rechten.

Morris West - Advocaat van de duivel. "Ontroerend verhaal overeen man die pas op latere leeftijd leert dat het leven meer inhoudtdan regels en wetten."

'Op een gegeven moment was ik in m'n eentje op excursie'

De meeste studenten zijn lid van een facultairestudievereniging. De verenigingen verkopen studieboeken,organiseren activiteiten die te maken hebben met de studie en zezijn er natuurlijk ook voor de gezelligheid. Maar, steeds meerkleine studieverenigingen van de faculteit Letteren zijn stilletjesaan het verdwijnen. De invoering van de prestatiebeurs in 1996lijkt er iets mee te maken te hebben.

Sla een studiegids uit 1996 en een gids van dit jaar open en jeziet het verschil. Diverse studieverenigingen zijn van het lijstjeverdwenen. Of ze staan er nog in maar bestaan bij nader inzien nietmeer. Verenigingen als 'Il Circolo' (Italiaanse taal- enletterkunde), 'VROEG' (Ruslandkunde en Oost-Europese Geschiedenis),8-UNG! (Duitse taal-en letterkunde) en Moira (Oudheid en AntiekeCultuur), zijn ter ziele. Braga, de vereniging voorcultuurgeschiedenis gaat zichzelf dit jaar opheffen.

"Vroeger moest je echt een plekje zoeken op het prikbord als jebijvoorbeeld een video-avond hield. Nu hangen er alleen nog maarglossy posters van het University College en de Uitwijk", zegt PienSteringa, secretaris van Braga. "We stoppen ermee. Niemand wil nogactief zijn voor de vereniging. Het bestuur bestaat al een tijd uitmensen die al afgestudeerd zijn. Er is geen draagkracht meer onderstudenten."

Volgens Pien Steringa was Braga een gezellige vereniging. "Wehadden grote feesten in Parnassos en natuurlijk onze beruchtenieuwjaarsborrels met verschillende bands en dichters. Descriptie-avonden waren ook heel succesvol. Onze vereniging was eenmengeling van gezelligheid en studeren. Als eerste zijn we met onzeexcursies gestopt. Op een gegeven moment was ik in m'n eentje opexcursie."

Braga vergaderde éénmaal per week, maar er kwamensteeds minder mensen dus besloot de vereniging om leden te werven.Steringa: "Na die actie meldde zich één nieuw lid. Bij dewervingsactie daarvoor konden we nog drie mensen strikken. Het luktblijkbaar niet meer. Nu hebben we besloten om er zelf mee op tehouden, voordat het helemaal doodbloedt." Maar zelfs dat opheffengaat niet probleemloos: "Tweederde van de leden moeten stemmen overhet opheffen. Maar die komen niet eens opdagen."

Excuses

Vroeg, Vereniging voor studenten Ruslandkunde enOost-Europesestudies, werd begin '97 opgeheven. Toenmalig bestuurslid Ronald tenArve herkent veel in het verhaal van Braga. "Ik ben eruit gestaptvlak voordat Vroeg werd opgeheven omdat ik er geen zin meer in had.Steeds meer werk kwam op de schouders van het bestuur neer. Deleden deden niets meer de laatste jaren. Niemand wilde meer actiefbezig zijn met de vereniging, we kregen steeds dezelfde excuses tehoren: geen tijd of geen zin." Een paar ouderejaars wilden devereniging nog voortzetten, maar omdat ze gingen afstuderen kregenzij het ook te druk.

Ten Arve:"Ik kreeg werkelijk het idee dat het niemand ietsinteresseerde, als een soort abonnement dat je vergeet op tezeggen. Veel mensen waren nog lid, maar betaalden de contributie aljaren niet meer. We deden nog leuke dingen toen ik erbij kwam,later gaven we alleen nog een blaadje uit omdat er geenbelangstelling was voor activiteiten. Het is wel eens voorgekomendat ik mijn vrienden optrommelde om mee te gaan naar een lezingzodat er tenminste w't publiek in de zaal zat. Het bestuur zat erdan met aanhang, maar de leden niet."

Volgens Pien Steringa heeft de opheffing zeker iets te maken metde tempobeurs. "Mensen hebben minder tijd om een middag tevergaderen. Het studentental is teruggelopen bij Letteren en erzijn veel deeltijdstudenten. Die hebben al minder binding met destudie. Sinds twee jaar zie ik echt verschil", zegt de voormaligpenningmeester. "Ik heb nog een beurs gehad van 635 gulden permaand, het collegegeld was lager en ik kon nog onbeperkt studeren.Daardoor had ik tijd om me actief in te zetten." Ronald ten Arve:"Wat ik merkte, tijdens de laatste jaren van Vroeg, was dat mensenbang waren om te lenen en gingen werken of dat ze weer thuis blevenwonen."

De studenten die thuis woonden hadden volgens Ten Arve geen zinom te reizen voor een vergadering. "Van pure ellende vergaderden weop een gegeven moment op zondagavond, omdat dat de enige avond wasdie mensen nog konden vrijmaken tussen de baantjes en het reizendoor."

Ronald ten Arve relativeert de opheffing van zijnstudievereniging tenslotte: "Misschien was het wel een natuurlijkeselectie. Ik denk dat het ook iets met de studie te maken heeft.Letteren is een studie voor mensen die niet weten wat ze willen endat maakt ze minder betrokken."

Studentendekaan Frank Peters houdt iedere week een spreekuurvoor de verenigingen in het 'Pnyx-gebouw. De laatste jaren kreeghij al de indruk dat de kleine faculteitsverenigingenondergesneeuwd werden "Ik zag ze nooit tijdens het spreekuur of eenvergadering." Volgens Peters loopt het vooral mis bij de kleintjesomdat alles teveel afhankelijk is van de inzet van een paarstudenten. De grote verenigingen krijgen bestuursbeurzen enhebbenook grotere budgetten via sponsors en de universiteit. "Dan kan jeook meer verwachten." De dekaan ziet geen direct verband met detemponorm. "Het probleem is nog niet nijpend. Je ziet nu wel datmensen zich niet meer willen vastleggen in langlopende projecten."De gezelligheidsverenigingen hebben minder last van de temponorm:na een daling in 1997 begon het aantal nieuwe leden onder deeerstejaars weer aan te trekken.

Peters vindt het vooral jammer dat de kleintjes verdwijnen. "Ikdenk dat facultaire verenigingen een welkom aansluiting zijn op hetstudieprogramma." De dekaan heeft geen zin om ze te ondersteunenals ze zelf niet enthousiast zijn. "Als er geen enthousiasme meeris kan ik dat ook niet kweken." Peters: "Het is ook eenmaatschappelijke tendens om minder vrijwilligerswerk te doen.Sportverenigingen klagen ook dat ze geen mensen meer hebben voor debardiensten."

Mariska Holman, voormalig secraris van 8-ung!, denkt inderdaaddat de verenigingszin er niet meer is. "De maatschappij wordtindividueler, iedereen gaat voor zichzelf." 8-ung!, defaculteitsvereniging voor Duitse taal- en letterkunde, werd net alsVoeg in 1997 opgeheven. Ook Holman heeft verhalen over excursiesnaar een Duitse kerstmarkt met twee mensen. De secretaris vond het'heel erg vreemd en heel erg jammer' toen ze de laatste notulennaar de kamer van koophandel brachten om de vereniging op teheffen.

Zowel Vroeg als Moira, studievereniging voor Oudheid en AntiekeCultuur, hebben nog pogingen gedaan om via Internet mensen tewerven die de vereniging konden overnemen. Zonder resultaat. FrankPeters: "Het kan zijn dat over een paar jaar nieuwe mensen weer debehoefte krijgen om een nieuwe vereniging te beginnen. De tijd zalhet leren."

Joke van der Glas

Sommetjes over veertig maagden in een boomgaard

Marjolein Kool heeft een speurtocht ondernomen naarvijftiende- en zestiende-eeuwse, Nederlandstalige rekenboekjes.Gent, Brugge, Londen, Trier, Den Haag, Amsterdam... geenbibliotheek, museum of archief ontsnapte aan haar aandacht.Opbrengst: 36 schoolboekjes - deels handgeschreven - die jammerlijkondergestoft zouden zijn als zij ze niet boven water had gehaald.Ze onderwierp de rekenboekjes aan een grondig onderzoek, waarop zedinsdag 9 februari promoveert: 'Die conste vanden getale'.

"Die periode van de vijftiende, zestiende eeuw is interessantomdat men juist toen overging op een nieuwe rekentechniek", verteltKool. "In de Middeleeuwen werd er gerekend met penningen. Daarbijhad je geen rekentaal nodig. Om op te tellen of af te trekken legdeje penningen op lijnen, een soort schaakbord, waarna je deuitkomsten zo kon aflezen. Die werden dan vervolgens genoteerd inRomeinse cijfers. In de door mij beschreven periode komt echter hetrekenen in zwang zoals we dat nog steeds kennen: methindoe-arabische cijfers op papier."

Kools fascinatie voor het rekenonderwijs komt niet uit de luchtvallen: ze studeerde eerst wiskunde en Nederlands aan de UtrechtseHBO-lerarenopleiding (SOL). Vervolgens wierp ze zich naast eenparttime onderwijsbaan op de doctoraalstudie Nederlands aan de UU:"In die studie wilde ik mijn passies voor taal en voor wiskundecombineren. Daarom legde mijn hoogleraar dr. W.P. Gerritsen me eenrekenhandschrift uit 1532 voor, om te gebruiken bij mijndoctoraalscriptie. Dat onderwerp paste tevens in een'Bulkboek-project' waarmee Gerritsen in die tijd bezig was, deuitgave van 'Vensters naar Vroeger', over schoolvakken in deMiddeleeuwen. Ik heb in dat boekje het hoofdstuk over hetrekenonderwijs geschreven. Daarna ben ik op zoek gegaan naarméér, en dat is de basis geworden voor mijnproefschrift."

Nul

Vanwege de vernieuwingen in rekentechnieken was goed onderwijshierover hard nodig. Alleen al over het cijfer nul brak menigeenzich het hoofd. Op zichzelf drukt dat cijfer immers geen enkelewaarde uit, maar gevoegd bij een ander cijfer doet het de waardedaarvan tot een tienvoud stijgen. "Dergelijke heel elementairewetenswaardigheden vond de vijftiende eeuwer mateloosfascinerend",weet Kool. "Ende tot desen neghen letteren (cijfers)doetmen een 0, de welcke 0 in haer selven niet en doet (geen waardeheeft), maar sy doet dese neghen letteren doen tien werf meer dansy in haer selven doen...", aldus Christianus van Varenbraken uitzijn rekenboek van 1532.

Het 'nieuwe rekenen' is waarschijnlijk bedacht in Indië envan daaruit terecht gekomen in Arabië. Via twee routes is hetin de twaalfde eeuw in Europa beland: via Spanje, waar Arabischeteksten in het Latijn werden vertaald en via de Italiaan Leonardovan Pisa die zijn jeugd in Noord Afrika doorbracht en daar kennismaakte met de nieuwe cijfers. Hij schreef in 1202 het liber abacidat vervolgens voor veel reken-tractaten als voorbeeld heeftgediend.

"Leonardo voegde veel handelskennis aan zijn boek toe. Wellichtis dat de reden dat zijn werk ook in de Nederlanden navolging heeftgevonden. Het rekenen had in de handelsnatie die de Nederlandentoen begonnen te worden immers groot praktisch nut", weet Kool."Steeds méér mensen zoals kooplui, schippers endergelijke moesten kunnen rekenen, en het rekenwerk zélf werdsteeds complexer. Sommige handelaren bijvoorbeeld gooiden hunnegotie op één hoop. De ene handelaar legde zoveel in, deandere een ander bedrag. De winst na afloop van de transactie moestdan verdeeld worden naar evenredigheid van de inleg. Dan moest jekunnen delen, of in percentages kunnen rekenen. Dat soortrekenwerk, delen of worteltrekken bijvoorbeeld, waren moeilijkehandelingen om met penningen te verrichten. Het nieuwe rekenen booddaartoe veel betere mogelijkheden. Dat wil niet zeggen dat het ouderekenen opeens werd afgeschaft. De twee methoden bleven nog langetijd broederlijk naast elkaar bestaan. Zelfs eind zestiende eeuwwerd er nog penning-gerekend."

De introductie van het nieuwe rekenen werd mede bevorderd doorde papierprijs, die in die periode stukken lager werd, ennatuurlijk door de boekdrukkunst die verspreiding van boeken ingrotere oplagen mogelijk maakte. "Rekenen werd belangrijker omdater steeds minder in natura geruild werd en er steeds meer handelmet muntgeld plaatsvond", meent Kool.

Inzicht

De boekjes die Kool boven water haalde en bestudeerde, werden(behalve als hulpmiddel bij zelfstudie of als naslagwerk) vooralgebruikt in de zogeheten Franse scholen. "Die waren opgericht omdatmet name kooplieden zich beklaagden over de kwaliteit van hetonderwijs zoals dat gegeven werd door 'rekenmeesters'. Je had welde Latijnse scholen, maar die bereidden voor op een universitairestudie,en dat betrof in die dagen vooral de disciplinesgeneeskunde, rechten en theologie. Aan rekenen werd er weiniggedaan, en al zeker niet aan handelsrekenen. Universitair rekenenwas eerder een soort getalfilosofie, arithmetica. Op de Fransescholen daarentegen kreeg het rekenen, zoals kooplui dat nodighadden, betere kansen. Zoals Latijn in die dagen dewetenschappelijke voertaal was, zo was Frans de handelstaal en deFranse school dus een koopliedenopleiding."

Anders dan in de huidige rekenboekjes, waren de auteurs van dieoude boekjes niet geïnteresseerd in de logica achter deberekeningen. De 'waarom'-vraag of het overbrengen van 'inzicht'deden er niet toe, het ging vooral om de 'hoe'-vraag: ze gavenrecepten voor het oplossen van vraagstukjes. "Naarmate hetvervaardigen van boeken goedkoper en simpeler werd, werden dieboeken dikker", vertelt Kool. "Die omvang heeft vooral te maken methet aantal toepassingen en oefeningen. Je komt in sommigeexemplaren oneindig veel vraagstukjes tegen over winst- ofverliesberekeningen, erfenisverdelingen of handelstransacties.Meestal heel serieus en ontleend aan de kooplieden-praktijk, maardan opeens weer afgewisseld met in wonderlijke verhalen gegotensommetjes over drie jaloerse echtgenoten, veertig maagden in eenboomgaard of een man die een ton bier leegdrinkt. Vaak gingen dieverhalen terug op oude volksanekdoten. Ik denk dat ze er omdidactische redenen doorheen gestrooid zijn: de boog kan nietaltijd gespannen staan."

Afdivideren

Opmerkelijk aan de boekjes is voorts dat blijkt dat de'rekentaal' nog uitgevonden moest worden. Bij het penningrekenenwas nauwelijks sprake van 'taal', omdat het rekenen helemaalgevisualiseerd werd. Maar met het nieuwe rekenen was er opeensbehoefte aan uitleg, en dus aan woorden. De oudste boeken bevattendan ook hele lappen tekst, omdat iedere rekenhandeling 'omschreven'werd. Na verloop van tijd konden die omschrijvingen echtergecomprimeerd worden tot schematiserende 'termen'.

"Aanvankelijk putte men nog uit het Latijn, maar juist dieschoolmeesters hadden behoefte aan termen in de volkstaal", aldusKool. "Voor een woord als 'optellen' bestonden wel dertienverschillende aanduidingen: adderen, tellen voor, tegader tellen,vergaderinghe, tellen bi, tegader adderen, sommeringhe, tellentot... Nu proberen we zo exact mogelijk te zijn door maaréén benaming te gebruiken. Toen dacht men juisthelderheid te verschaffen door zoveel mogelijk variatie aan tebrengen, soms zelfs in één regel; dan zat er allicht weléén term bij die de gemiddelde lezer kongebruiken.Vrijwel elke auteur nam de rekentermen over uit het boek dat hemtot inspiratie had gediend, en voegde daar weer een aantal zelfverzonnen termen aan toe.

"In die hele berg zit óók de terminologie die wij nunog gebruiken, maar het is onduidelijk waarom sommige woorden -zoals delen of aftrekken - het 'gered' hebben, en andere woorden -zoals afdivideren of extraheren - niet. Die ontwikkelingsgang vande rekenterminologie zou een mooie vervolgstudie kunnen zijn."

Voor het basismateriaal heeft Kool, samen met Jeroen Fokker -een medewerker van de vakgroep Informatica - al gezorgd. Aan hetproefschrift is een diskette toegevoegd met alle rekentermen die zeis tegengekomen. Wie niet over het boek beschikt maar die termenwel wil raadplegen kan terecht op website:www.math.uu.nl/publications/theses/kool.

Armand Heijnen

Onderwijs Meester



Belangstellenden kunnen zich opgeven via de folder ofbij het FBU-congresbureau (Anouk Denis, telefoon253.5219).

Doel is de onderwijskwaliteit te verbeteren door middelvan uitwisseling tussen docenten en studenten. Jaarlijks kunnenstudieverenigingen hun favoriete docenten voordragen voor de titel'Docent van het jaar.' Vier genomineerden leverde dat op die invier achtereenvolgende weken geportretteerd worden in hetU-blad.

Vorige week was de beurt aan natuurkundige Jan Kuperus.Deze week: de bioloog prof. dr. Sjef Smeekens.


'Ik ben constant aan het sleutelen en schaven

"Je moet maar naar het college over de 'Regulatie vande Celcyclus' komen", zegt prof.dr. Sjef Smeekens door de telefoon."Dat gaat over wat er gebeurd met huidcellen die jarenlang aanzonlicht blootstaan. Mensen die van zonnebaden houden kunnen daarmaar beter wegblijven." Deze uitspraak is tekenend voor Smeekens,die is voorgedragen door de Utrechtse Biologen Vereniging alskandidaat voor de titel 'Docent van het Jaar'. "Hij wil graagemoties opwekken en gebruikt daarvoor voorbeelden uit demaatschappij."

We belanden uiteindelijk bij het college 'Telomeren', eenonderdeel van een serie colleges over chromosomen die de hoogleraarMoleculaire Plantenfysiologie Sjef Smeekens aan tweedejaarsstudenten geeft. Het is wat rumoerig in de kleine collegezaal inhet Kruytgebouw. Maar als Smeekens zachtjes begint te praten is hetmeteen stil. "Wanneer cellen in het menselijk lichaamongecontroleerd aan de gang gaan praten we over kanker. Van spier-en hersencellen wil je dat ze stilstaan", vertelt de docent alsinleiding. "Bij planten willen we de celcyclus juist op gangkrijgen want dan kan je grotere suikerbieten of grotere aardappelenkweken." Al pratend loopt hij de zaal in en gaat hij tussen destudenten staan. Hij kijkt ze aan. "Het eerste uur gaan we hethebben over 'Centromeren', de wijze waarop chromosomen zichbewegen..."

Machtelt Romeyn vice-voorzitter van de UBV: "Hij praatheelzachtjes en toch is het muisstil tijdens zijn colleges." Destudente zegt een 'heel andere kant van de biologie' op te gaanmaar herinnert zich de lessen van Smeekens nog bijna letterlijk."Dat komt doordat hij alles koppelt aan emoties. In zijn collegeover 'Erfelijkheid en Genen' geeft hij het voorbeeld van erfelijkeziekten of genetisch bepaalde aanleg voor alcoholverslaving",vertelt de studente enthousiast. "Sjef zegt dan: 'Hoe ver kan dewetenschap gaan met het in kaart brengen van erfelijke gegevens?'.Straks willen verzekeringsmaatschappijen die informatie gebruikenof werkgevers tijdens een sollicitatieprocedure." Machtelt haalteven adem tijdens haar rappe betoog en gaat verder: "Wetenschap isgoed en leuk maar je moet ook de maatschappelijke relevantie in degaten houden."

Een vakidioot of een pure docent wil Smeekens zichzelf nietnoemen. Hij vindt dat een goede onderwijzer net zo goed verankerdmoet zijn in het onderzoek. "Ik probeer betrokkenheid te bereikenbij de studenten", zegt de bioloog. Hij wil niet alleen consumentenin zijn collegezaal. "Ik probeer altijd fysiek tussen de studentente gaan staan en stel gerichte vragen waardoor ze zich aangesprokenvoelen. Het is een ingewikkeld vak dus probeer ik de principes vande genetica te larderen met voorbeelden die herkenbaar zijn enaanspreken."

De docent volgt de laatste ontwikkelingen in zijn vakgebiednauwkeurig. "Ik hoor tijdens congressen veel voorbeelden vancollega's. Die gebruik ik vaak letterlijk omdat ze zo beeldendzijn." Smeekens studeerde in Utrecht. In 1982 promoveerde hij. Dehoogleraar zegt niet geïnspireerd te zijn door éénenkele docent uit zijn eigen studietijd, het waren er meerdere. "Erwas wel een scheikundedocent die een erg lastig vak gaf. Die manzorgde ervoor dat ik het voor honderd procent begreep. Daaruit leerje hoe belangrijk het is om op een gestructureerde manier les tegeven." Smeekens noemt zijn stijl self-made . "Lesgeven is eenproces waar je in moet groeien. Ieder jaar merk je wat overkomt enwat niet. Ik ben constant aan het sleutelen en schaven." Over het'Telomeren-college' is hij nog niet helemaal tevreden. De stof isingewikkeld en de voorbeelden om emoties mee op te roepen liggenniet voor het oprapen.

Tulpen

Tijdens het college loopt Smeekens heen en weer met eenaanwijsstok. Op de projector ligt een foto waarop iets staatafgebeeld dat lijkt op een abstract schilderij van een bos rodetulpen. Het blijkt een foto uit het blad Nature te zijn. "Ditzijnplastic bolletjes waar ze DNA aan vast hebben geplakt", gaat dedocent verder om de stof te verduidelijken. Dit zijn nog de meestkleurrijke plaatjes, voor de rest is alles zwart/wit of tekent hijnog als een ouderwetse schoolmeester met krijt op het bord.Machtelt Romeyn: "Hij gebruikt geen mooie computeranimaties. Dat isook niet nodig. Dat blijft een middel, geen doel."

In september 1997 werd Smeekens benoemd tot hoogleraar. "Zeboden me in Groningen een hoogleraarsschap aan. Toen dat bijna rondwas, wilden ze me hier in Utrecht ook hebben." Hij vertelt dat hijrecentelijk voor het eerst is benaderd door een headhunter uit hetbedrijfsleven. Voorlopig vindt hij zijn baan 'een erg leukebezigheid'. "Ik geef colleges, ben direct in de weer met scripties,verslagen en ik begeleid studenten in binnen- en buitenland. En ikheb daarnaast mijn eigen onderzoek."

Volgens Machtelt Romeyn is begeleiding ook één vanSmeekens' sterke punten. "Hij is erg betrokken en open. Het is nieteen grote boze meneer die boven iedereen staat, hij staat n''st destudenten", zegt Romeyn. Smeekens: "Door benaderbaar te zijn wil ikook die betrokkenheid opwekken bij mijn studenten. Tijdens depauzes praat ik ook altijd met ze." En inderdaad: als de eerstehelft van het college 'Telomeren' is afgelopen blijft hij in dezaal en legt nog wat uit aan achtergebleven studenten terwijl derest koffie is gaan drinken.

"Het begeleiden is een continu proces. Als ik in de buurt benvan de stageplaatsen ga ik langs. Van de studenten in hetbuitenland verwacht ik minstens éénmaal per maand eene-mail. Ik moet in de gaten houden of ze bijvoorbeeld niet gebruiktworden als lab-slaaf. Dat ze niet alleen plantjes staan tesnijden", vertelt de docent. "Je zet ze op de rails maaruiteindelijk moeten ze het zelf doen. Wij creëren de omgevingwaarin ze zich maximaal kunnen ontplooien."

De studenten die hij onder zijn hoede heeft zijn vierdejaars diena twee jaar regulier onderwijs op stage gaan. Daar heeft hij hetmeest intensieve contact mee. "Studenten moeten minstenséén onderzoeksstage gelopen hebben om het proces vankennis verwerven van dichtbij meegemaakt te hebben." Zijn maniervan lesgeven staat ook op een andere manier in verband met hetonderzoek: "Het is een kruisbestuiving. Als je op een enthousiastemanier onderwijs geeft, kweek je ook enthousiasme voor hetonderzoek. Dat onderzoek is weer afhankelijk van de instroom vanjong talent. Als dat proces stokt is het afgelopen." Volgens dedocent levert de biologie gelukkig vrij veel onderzoekers. "Ik zegaltijd tegen mijn studenten dat ze moeten zorgen dat ze veel tekiezen hebben. Ze moeten zich niet laten wegstoppen in eenonbekendlab in een onbekende plaats."

Proeftuin

Smeekens vindt een conferentie als Onderwijs Meester belangrijkomdat het onderwijs 'in het zonnetje wordt gezet'. "Door er over tepraten alleen al kan er iets vernieuwen. Je moet constant blijvenexperimenteren en zoeken naar methodieken om het onderwijs beter telaten beklijven." Hij staat volledig achter de onderwijsvormUniversity College. "Het is een proeftuin die erg aantrekkelijk is.Kleine aantallen studenten en grote betrokkenheid", verteltSmeekens. "Ik zit erover te denken om daar ook les te gaangeven."

De bioloog die zelf beweert dat hij geen pure onderwijsman isvindt het onderwijs in Nederland van hoog niveau. "Ik wordt altijdboos als ik de politiek hoor roepen dat het onderwijs beter kan.Die tweede kamerleden zitten elkaar allemaal na te blaffen zonderte weten waar ze over praten", zegt Smeekens opgewonden. "Watbetekent dat nou, beter onderwijs? Het onderwijs ís goed." Hijspringt op en loopt naar zijn bureau. Uit een lade trekt hij eenknipselmap tevoorschijn. "De wetenschap op politiek niveau, daarleg ik een map over aan." Hij verklaart zijn boosheid: "Het ismiskenning: er wordt al zoveel jaren tegen de universiteitenaangeschopt en we kunnen zo weinig weerwoord geven. We wordenalleen maar gezien als een kostenpost terwijl de universiteit eenbron is van welzijn en welvaart. Onze welvaart is grotendeels hetdirecte gevolg van universitair onderzoek."

Joke van der Glas