Achtergrond

'Ik droomde van een rode sportwagen'



"Ik ben enig kind en heb altijd met mijn moeder samengeleefd.Mijn vader ken ik amper. Mijn moeder en ik waren een twee-eenheid.Ik was een open kind. Dat weet je door verhalen maar dat klopt welmet mijn eigen beeld. Als je enig kind bent ligt contact metleeftijdgenootje niet voor de hand. Het ontbreken van een vader wasniet iets om over na te denken. Dat was een gegeven. Andere mensenzeiden weleens: 'Wat knap van je moeder' en dan vroeg ik me af watze bedoelden. Ik was toch een leuke meid en we hadden het tochgezellig samen? Pas later kom je erachter dat het best zwaargeweest moet zijn om alleenstaande moeder te zijn die ook nog aankunst doet, maar ze heeft me nooit laten merken dat ze ergensmoeite voor moest doen.

"Mijn moeder is kunstenaar. Daar krijg je natuurlijk wel ietsvan mee. Al vroeg word je geconfronteerd met kunst, met de mooiedingen van het leven die je inspireren en verrijken. Ik heb veelgetekend en op mijn vijfde wilde ik viool leren spelen. Viool iswel een echt meisjesinstrument. Ik heb nog een foto van eenoptreden in een kerk met een groep meisjes in schattige jurken enmet vlechtjes in hun haar terwijl ik een rode broek met eenknalblauwe trui droeg en midden op mijn kop een paardestaart had.Ik weet zeker dat ik dat zelf wilde. Mijn moeder zal me niet bewustvoor lul hebben gezet.

"Ik was gek op alles wat bewoog. Ik was erg jaloers op kinderenmet een skelter. Op een gegeven moment kreeg ik een soortgelijkiets en daar reed ik in tot ik er helemaal uitknalde. Ik begrijpook niet waarom ik nog geen rijbewijs heb. Nou ja, dat is meer eengeldkwestie. Ik droomde echt van een rode sportauto.

"Ik was misschien niet zozeer een jongetje, ik was gewoon eenindividuutje dat graag met auto's speelde. Pas later word je jebewust van sekseverschillen. Ik kan me het omslagpunt nogherinneren. In het Wilhelminapark werd een bruidspaargefotografeerd en de fotograaf riep tegen mij: 'Jongetje, wil jeeven aan de kant gaan.' En dat vond ik niet leuk. Ik wilde geenecht meisje zijn, maar ze moesten er ook niet vanuit gaan dat ikeen jongetje was. Dat ging te ver."

'Ik kan er niet tegen als kinderen pijn hebben'



Justine Devine studeert aan de Zuid-AfrikaanseUniversity of Stellenbosch, twintig kilometer buiten Kaapstad. Hijheeft vier weken co-schappen gelopen in het WilhelminaKinderziekenhuis.

"Het is niet zo dat ik altijd al met kinderen wilde werken, maarik vind kindergeneeskunde interessant. Ik ben vooralgeïnteresseerd in kinder-immunologie. Als kinderen geborenworden is het immuunsysteem nog jong, net als hun lijfjes. Dat moetnog groeien. Ook al is het immuunsysteem in orde, het werkt nogniet helemaal, dat onwikkelt zich in de loop van de jaren. Er zijnimmuunziektes die alleen kinderen kunnen krijgen zoals een bepaaldevorm van chronische reuma. Daar wordt onderzoek naar gedaan in hetWilhelmina Kinderziekenhuis. Ze doen hier goed werk.

"Ik hou erg van kinderen en ik kan er niet tegen als ze pijnhebben. Dan wil ik dat ze zich beter voelen. Een kind begrijpt niethelemaal wat er allemaal gebeurd, vooral als ze erg jong zijn. Zeweten alleen dat iemand naalden in hen steekt, bloed aftapt en dathet pijn doet. Ze snappen niet dat je ze pijn doet om ze beter temaken. Daarom wil ik dat het zieke kinderen gemakkelijker wordtgemaakt.

"In Zuid-Afrika werk ik voor de organisatie 'Reach for a Dream'.We zorgen ervoor dat de dromen van kinderen met levensbedreigendeziekten, zoals kanker, vervuld worden. Het gaat vaak om simpeledingen zoals een kind dat in een helicopter wil vliegen of eengroene fiets wil hebben. Dat moet dan wel een gróene fietszijn. Van dat werk krijg ik veel voldoening.

"Ik zou ook wel met volwassenen kunnen werken, maar dat is welanders. Volwassenen kunnen meestal zeggen wat er mis is, en inzeker zin is dat makkelijker. Een kind kan dat vaak niet, die kanalleen zeggen dat het pijn doet of -als het kind heel jong is-huilt het alleen maar.

"De ziektes van Zuid-Afrikaanse en Nederlandse kinderenverschillen nogal. De kinderen hier hebben veelstofwisselingsafwijkingen. Infectieziektes zie je hier bijna niet.Tuberculose bijvoorbeeld is hier heel zeldzaam. Zuid-Afrika heefthet hoogste aantal tuberculose-patiënten ter wereld. Ook eenhoog aantal HIV-patiënten: in het Tijgerberg-ziekenhuis waarik studeer, liggen er altijd zo'n dertig kinderen met HIV. Hetleven van de kinderen zal pas verbeteren als de volwassenen hetbeter krijgen. En als je voor je kinderen zorgt, zorg je voor devolgende generatie. The hand that rocks the cradle, rules theworld. Volgens mij beseffen ze dit goed hier in Nederland."

[?mP#a4!#$N%&

'Al dat lekkere eten en klokkengebeier is voor mij'



"Ik was een vrolijk kind en vond mezelf heel bijzonder. Ikvoelde me een echt kerstkind, bevoorrecht, een zondagskind. Ikleefde in een magische wereld en ik heb ook lange tijd gedacht dateerste kerstdag er voor mij was. Dat denk ik nog steeds. Al datlekkere eten en dat gebeier van klokken is voor mij. Ik heb metkerstmis altijd een euforisch gevoel.

Ik trad graag op de voorgrond en had een rare eigenschap: Ikwilde overal opklimmen. Als ik een boom zag klom ik er direct in.Vallen deed ik weinig. Je staat heel stevig in je schoenen als jeje vanuit dat magische denken onkwetsbaar waant en als je veelklimt ontwikkel je je zintuigen.

"Ik ben in het Brabantse Geldrop geboren en vanaf mijn vijfdeheb ik in Haarlem gewoond. Ik kom uit een uitgesproken katholieknest met acht kinderen. Kinderen kwamen omdat de natuur dat aangaf.Mijn moeder moest een briefje van de biechtvader hebben toen zenaar de huisarts ging om te vragen hoe ze minder kinderen konkrijgen. Als mijn moeder ons vertelde: 'Er komt weer een kindje,vinden jullie dat leuk?', riepen we in koor: 'Heerlijk', maarondertussen dachten we ook: 'Weer dat gezeur en dat gepies'.

"Mijn ouders hadden allebei een streng katholieke achtergrond,maar wij werden in alle blijheid opgevoed. In huis hadden we eenMariabeeld en een stuk of wat kruisbeelden. Er werd veel gezongen.God was geen God om te straffen en om bang voor te zijn, maar waserg met muziek en geluk verweven. Er werd ook veel gebeden, zes,zeven rozenkranzen op een dag. Dat was wel eens vervelend. Omdat wehet niet zo breed hadden deed mijn vader alle lichten vroeg uit,behalve dat van het aquarium, en daar zaten wij dan op onzeknietjes voor te bidden en keken naar de vissen.

Mijn vader vond het allemaal wel zwaar. Die hield van lezen enzonderde zich graag af. Mijn moeder was veel dominanter in deopvoeding. Ze gaf ons veel ruimte. We hielden vroeger muizen enlieten kinderen uit de buurt een dubbeltje betalen om naar onsmuizencircus te komen kijken. Dan spanden we draden in de kamer enzetten muizentrappen neer en dat vond mijn moeder allemaal goed. Zewas kind met de kinderen.

"Ik vond het erg gezellig om in een groot gezin op te groeien,maar voormij was het misschien wel leuker dan voor de jongerekinderen. Ik was de tweede in de rij en kreeg veel aandacht. Ondermij was meer druk. Er was toch een zekere hiërarchie."

p\4 P

Mollige alien-peuters veroveren de wereld



Een groot deel van de wereldbevolking kijkt dagelijks naarTeletubbies. Bijna iedereen zal er inmiddels van gehoord hebben. DeTeletubbies waren de commerciële hit van de afgelopenSinterklaas. Ook onder menig kerstboom zal dit jaar eenTeletubbie-speelgoed terecht komen. Toch nog even een korte uitlegvoor de hardwerkenden, en de mensen die lang op reis zijngeweest.

Teletubbies zijn zachte mollige alien-peuters met grote ogen,rubberen

voetzolen en een hazenlip. Ze vallen elkaar in de wolligearmpjes, eten

veel, slapen vaak en brabbelen een onnavolgbare peutertaal. EenAmerikaans columnist noemde ze 'het psychedelische addergebroed vanSatan'. Een ander meende dat ze het resultaat waren van eeuwenlangeinteelt na een nucleaire holocaust. Voor iedere peuter in dewesterse wereld zijn ze echter de verpersoonlijking van hetabsoluut goede.

Er zijn vier Teletubbies: Tinky Winky, Dipsy, Laa-Laa en Po. Zehebben

allemaal een soort antenne op het hoofd, en een televisieschermop de buik (vandaar de naam teletubbie, begrijpt u wel). Hoewel detubbies op het eerste gezicht volstrekt inwisselbaar zijn, blijkenze unieke individuen te zijn. Tinky Winky is de grootste: een soorthomoseksuele kleuter. Hij houdt ervan om met een rood handtasjerond te huppelen. (Op Internet wordt de suggestie dat Tinky Winky'off camera' een homoseksuele relatie heeft met Bert vanSesamstraat met klem tegengesproken.)

Teletubbie Dipsy is de meest ondernemende van het stel. Eenjongensdier dat ervan houdt om dingen 'aan te passen', door opknoppen te drukken en voorwerpen opnieuw te rangschikken. Laa-Laais een vrolijk meisjeswezen dat graag zingt. Po is een speedy meiddie het liefst rondbromt op haar scooter ('cooter') zonder remmen('uh-oh'). En Po is een beetje een potje. In de Engelse versie teltze soms in het Kantonees 'Ya, yi, sam, sae, mmm.' De teletubbiesleven in een soort bunker die zich half onder de grond bevindt.Daar woont ook hun huisdier Noo Noo: een stofzuiger met grappigeogen, die leuke zuiggeluiden maakt.

Sok

Speciaal aan de teletubbies zijn echter niet de malle karakters,maar het feit dat het programma speciaal werd ontwikkeld voorkinderen tussen de nul en twee jaar oud, zonder ook maar enigerekening te houden met de didactische wensen van verstandigeouders. Teletubbies bevat daarom allerlei ingrediënten die eentelevisie-uitzending voor ouderen saai maken: Veel herhalingen, ener gebeurt geen reet.

Zo bevat iedere aflevering een kort verhaaltje met 'echtemensen'. We zien bijvoorbeeld een vrouw op een stoel, die met eenstoute sok zit te praten. Zo'n type met persoonlijkheidsproblemenin een van oude lapjes gemaakte tita-toverbroekpak: 'Wat ben jijeen stoute sok'. Wanneer het filmpje eindelijk is afgelopen komende tubbies weer in beeld. 'Nog een keer, nog een keer', roepen zein koor. En dan komt, geloof het of geloof het niet, opnieuwhetzelfde filmpje met dezelfde stoute sok. Na twee keer ditverhaaltje volgt een avontuur van de tubbies zelf. En ze maken watmee. Soms vallen ze in slaap, een andere keer eten ze pudding('mmm'), of ze ruiken aan een bloem ('oei'). Living on the edge metde Teletubbies.

Vooral in de Verenigde Staten stuitten de Teletubbies opweerstand van

bezorgde oudercomité's. Waar immers bij een klassiekkinderprogramma als Sesamstraat de beginselen van het rekenen en detaal worden behandeld, daar doen de Teletubbies niet veel meer daneten, huppelen en slapen. Op zijn minst zouden jonge kinderenmoeten worden geconfronteerd met een formeel gebruik van despreektaal, en niet met zwakzinnige gebrabbel van een buitenaardsekleuter met een spraakgebrek. En Kantonees, daar zit ook niemand opte wachten. Dat is de mening van veel ouders.

Onterechte kritiek, volgens de tubbhisten. Anne Wood, degeestelijke moeder van de Teletubbies, wijst erop dat deontwikkeling van jonge kinderen meer behelst dan het louter lerentellen en leren spreken: 'Veel volwassenen houden zich bezig met dezaken die aan de oppervlakte van het leerproces liggen. De vroegestadia van het leren hebben te maken met fysieke actie enactiepatronen, en alle andere dingen die jonge kinderen doen. Hoekleine kinderen zich gedragen daar was geen aandacht voor. Wijhebben dat naar de oppervlakte gebracht met Teletubbies, en nureageert iedereen van: oh? Wat is dit?' Teletubbies heeft als doelom spontaan gedrag van peuters te stimuleren. Wood: 'Het isontworpen om de fysieke, cognitieve en sociale behoeften van hetkind te bevredigen.' Een kinderhand is snel gevuld, zullen we maarzeggen. En de bankrekening van Wood ook.

Of je het eens bent met de kiekeboe-filosofie van Wood, of niet,het heeft weinig zin om tegen de teletubbies te zijn. Ze bestaan enze gaan voorlopig niet meer weg. Oude babies en jonge kleutersvallen ervoor alsjonge donkere matrozen op een mooie blonde vrouw.Zelfs een van mijn twee poezen kijkt met stille bewondering naar deTeletubbies (De ander kijkt nooit televisie). En ook steeds meerouderen raken in de ban van de wondere wereld van de knuffels.

Je kunt je er dan ook maar het beste aan overgeven. En dat isniet moeilijk. De Teletubbie-beelden duiken direct je hersenstamin: enkele reis onderbewustzijn. Voor je het weet zit je ademlooste kijken hoe Tinky Winky kirrend naar Dipsy toehuppelt ('oei') ommet haar te gaan knuffelen ('uh oh'), terwijl konijntjes achteloosin het rond huppelen tussen kleurrijke bloemen. In Engeland was eral binnen enkele maanden sprake van een trouwe cult-aanhang. Deochtenduitzendingen werden gretig bekeken door dopeys die lekker'terug' wilden komen na een nachtje doorhalen op XTC. Ook inNederland begint zich een oudere aanhang uit te kristalliseren. Dekijkcijfers van het concurrerende koffietijd zijn reedsschrikbarend gedaald. Een kolfje naar de hand vancultuurpessimisten die deze gegevens zullen aangrijpen om deneergang van de westerse cultuur aan de vooravond van demilleniumwisseling te illustreren. De teletubbies zijn voor hen deverpersoonlijking van de naderende Apocalyps.

Po

Een van de oudere tubbieliefhebbers is de achtentwintigjarigestudent geografie Peter Oomen: "Fan is een te groot woord. Ik kijkhet en paar keer in de week. Het is rustgevend." Oomen werdlangzaam door het programma gegrepen. "Ik hoorde dat het bestond.Ik keek een keer uit nieuwsgierigheid, en nog een keer, en nog eenkeer." De student is de tubbies sindsdien blijven volgen: "Hetheeft een bepaalde aantrekkingskracht. Er zit waarschijnlijk tochmeer in dan je op het eerste gezicht zou denken."

Voor Oomen, evenals voor het grootste gedeelte van deliefhebbers, is de eigenwijze Po de favoriete tubbie. "Dipsy is eenbeetje nikszeggend. Die komt niet zo goed uit de verf. Tinky Winkyis een beetje het lulletje, maar ik heb geen hekel aan hem." Welirritant vind Oomen 'Baby Sun', de baby die in de zon zit en dehele tijd kirrende geluiden maakt als hij in beeld is.

Opmerkelijk is dat, waar de studenten zich tijdens de collegesbedenken wie hun favoriete Teletubbie is, de Nederlandsewetenschappelijke pedagogische wereld de Teletubbies vooralsnoglinks laat liggen. Zowel de professor Onderwijskunde LennartVriends, als doctor in de pedagogiek Bas Levering weten van hetbestaan af, maar ook niets meer. Zij wensen zich dan ook niet temengen in de discussie omtrent de pedagogische waarde van deTeletubbies.

Levering: "Ik heb het een keer gezien, op de BBC. Op basisdaarvan kan ik er niet veel over zeggen. Wij wetenschappers dieneneen afstandelijke positie in te nemen en niet me te huilen met dewolven in het media-bos."

Een ding is zeker: de toekomstige wetenschappers in de didactiekzullen zijn opgegroeid met de teletubbies. Timothy Leary, die ooithet plan opvatte om LSD in het drinkwater van New York doen, zalgrinniken in zijn graf.

'Tune in' op de Teletubbies-vibe voordat het te laat is, andersis dadelijk de generatiekloof niet meer te overzien.

Gerard Janssen

'Spotters' speuren naar 'hipo's'




Studenten ingezet bij jacht op toptalent

Op de hedendaagse arbeidsmarkt gaat het er dolletjesaan toe. Steeds meer partijen proberen elkaar af te troeven in destrijd om de beste academici. De overheid, het bedrijfsleven en eenhandje vol particulieren krijgen tegenwoordig ook gezelschap vanwervingsbureaus. En zij roepen weer de hulp in van 'headhuntende'studenten.

Het 'wervingsbureau' stuurt op eigen houtje afgevaardigden naarde universitaire gemeenschap om daar de voor het bedrijfslevengeschikte academici te vinden. En welke afgevaardigde is daarvoorgeschikter dan de jonge academici zelf?

Zo is de volgende situatie ontstaan: een wervingsbureau werft inde universitaire gemeenschap studenten, die bereid zijn voor hetbedrijfsleven geschikte academici op te sporen en daarover terapporteren. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat Leo vanVeen (24), student Rechten, in zijn eigen circuit rond gaat kijkenvoor het wervingsbureau `Veeneman/Brederode Student Recruitment' ofdaar academici rondlopen die bij uitstek geschikt zijn voor hetbedrijfsleven.

Stuit Leo van Veen in zijn circuit op een student die aan hetgegeven profiel voldoet, dan stelt hij deze student en `de herenuit Wassenaar' aan elkaar voor. Met wederzijdse instemming vindt ervervolgens een uitgebreide sollicitatieprocedure plaats waaruitblijkt of de student inderdaad een geschikte kandidaat is om bijhet bedrijfsleven te introduceren.

In dat geval schrijven de heren een rapport over deze student enbeginnen de onderhandelingen met het bedrijfsleven, want datbetaalt een grote som geld voor iedere werknemer uit het bestandvan het wervingsbuereau `Veeneman/Brederode StudentRecruitment'.

Laks

"De kracht van het bureau en waarom ik het graag doe", verteltLeo van Veen, "is dat `Veeneman en Brederode' studenten een kansbieden en `no strings attached' (zonder verplichtingen). Het is eenhele goede manier voor studenten om een sollicitatie te oefenen.`Veeneman en Brederode' geeft een objectief beeld van jepersoonlijkheid en adviseert over de sterke en zwakke kantendaarvan.En ze bieden wellicht ingang tot één van hunklanten, met name grote multinationals. De student kan er alleenmaar op vooruitgaan. Ik zie het ook als promotie van de Utrechtsestudent. Die heeft namelijk niet zo'n goede naam bij hetbedrijfsleven en staat te boek als 'laks'.

"Je zoekt naar enthousiaste gemotiveerde studenten die naast hunstudie interessante nevenactiviteiten verrichten", beschrijft Leovan Veen het profiel van de student waarnaar hij in zijn circuit opzoek is. "Het gaat niet om mensen die binnen vier jaar afstuderenmet goede cijfers en nog thuis wonen. Dat is voor de arbeidsmarktniet zo positief. Je moet vaardigheden hebben ontwikkeld, sociaalzijn én communicatief. Je moet iets naast je studie hebbengedaan, binnen een studentenvereniging of sportclub. Het gaat eromhoe jij als persoon in een bestuur functioneert. Maar het zijn geenzes puntjes op een checklist die je afgaat. De indruk die ik vaniemand heb is uiteindelijk doorslaggevend. Je moet de mensen welkennen die je voordraagt, weten hoe iemand `s avonds aan de baris."

Anonimiteit

In dit circuit spreekt men over een student als `high potential'ook wel `hipo' genoemd. De hipo is jonger dan 26 jaar, studeertsnel, onderneemt veel activiteiten naast zijn studie en isbetrokken bij het studentenleven in zijn omgeving. Zelf heeft Leovan Veen het afgelopen jaar ongeveer veertig studenten voorgedragendie aan dit profiel voldoen.

Voordat hij toppers voordraagt in Wassenaar overlegt Van Veeneerst met de studenten. "Ik leg dan uit dat ik als spotter indienst ben voor een wervingsbureau en hem of haar daar voor eengesprek zou kunnen aanbevelen, mits ze daarin geïnteresseerdwaren." Overleg vooraf vindt in de regel echter niet plaats. "Overhet algemeen wordt de student direct in Wassenaar voorgedragen envervolgens krijgt een uitnodiging voor een gesprek toegestuurd",vertelt Van Veen. "De meeste spotters willen niet bekend staan omhun spotterschap en blijven in de anonimiteit. Je wilt liever nietdat mensen je door een andere bril gaan bekijken, maar ik wil zoniet werken. Bovendien: een echte topper zal nooit reageren op eenbrief die ongevraagd op zijn deurmat valt."

Staat er nog iets tegenover het spotten in de trant van: 'Ik doeiets voor jou en dan doe jij iets voor mij'?

"Ik heb daar niets van gemerkt", aldus Van Veen. "De mensen dieik heb voorgedragen spreken daar verder ook niet over. Het gaat omhele gevoelige dingen die niemand aan de grote klok wil hangen.Daarbij is het aantal mensen dat via zo'n bureau uiteindelijk eenbaan krijgt in de wereld vrij laag; die zouden het wellicht ook opeigen kracht wel redden."

Leo van Veen was het afgelopen jaar één van de vierspotters die in Utrecht rondkeken voor het wervingsbureau uitWassenaar. Hij werd zelf een jaar geleden gespot. "Eenvriendinnetje dat bij `Veeneman/Brederode Student Recruitment' opgesprek was gaf mij op. Het is samen met KPMG Ebbinge en Smeets& Partners één van de drie top-wervingsbureaus inNederland."

Van de veertig studenten die hij voordroeg moet er nog eenaantal op gesprek komen in Wassenaar, maar het leeuwendeel (75procent) is in het bestand van `Veeneman/Brederode StudentRecruitment' gekomen. Inmiddels heeft Van Veen zijn bul gehaald endaarmee is hij uit het circuit. Binnenkort draagt hij zijnspotterschap over.

Kim Heerema

Om redenen van privacy is de naam Van Veengefingeerd.

'Aan gesprekken over seksueel misbruik heb ik erg moeten wennen'



'Aan gesprekken over seksueel misbruik heb ik erg moetenwennen'

Melina Zuketto is studente Psychologie, haarspecialisaties zijn Ontwikkelings- en Jeugdpsychologie. Melinawerkt sinds vorig jaar september bij de kindertelefoon van de regioUtrecht.

"Ik draai nu telefoondiensten bij de kindertelefoon. Voordat ikachter de telefoon mocht zitten, heb ik eerst een interne opleidinggevolgd. Daarin komen allerlei thema's aande orde en je leertgesprekstechnieken. Je leert vooral dat je kinderen serieus moetnemen.

"De kindertelefoon heeft als doelgroep kinderen van acht totachttien jaar. De jongere kinderen bellen minder dan de oudere.Voor meisjes ligt de piek rond de twaalf jaar en bij de jongensrond hun zestiende. De jongens bellen vooral met vragen overseksualiteit. Over het algemeen zijn de vragen heel verschillend.Sommige kinderen bellen omdat ze een nieuw konijn hebben en er geennaam voor kunnen verzinnen. Anderen bellen over verliefdheden, dievragen dan hoe je verkering met iemand kan krijgen. We leggendingen uit en stellen vragen. Ik geef nooit adviezen.

"Ik wilde iets doen in het verlengde van psychologie want ik willater psychotherapeut of gezondheidspsycholoog worden. Daarvoormoet je een post-doctorale opleiding volgen. Om in aanmerking tekomen voor die vervolgopleiding is het nodig dat je ervaringopdoet. De kindertelefoon is een hele mooie opstap. Het is een vormvan hulpverlening. Het zijn soms zware thema's die langskomen:seksueel misbruik, kinderen die mishandeld worden of een kind datvanaf het station belt en vertellen voor welke trein ze zich gaangooien.

"Aan de gesprekken over seksueel misbruik heb ik heel erg moetenwennen. Je eigen gevoel van machteloosheid en onmacht moet je lerenloskoppelen. Je moet er voor het kind zijn en luisteren. In hetbegin barstte ik wel eens in tranen uit na zo'n gesprek. Maar jewent er tot op zekere hoogte aan. Gelukkig zijn niet alletelefoontjes zwaar en je werkt altijd met collega's waarbij jestoom kunt afblazen.

"Ik hoop altijd dat je bij kinderen nog dingen kunt veranderen.Bij volwassenen zijn patronen vaak structureel; die zijn al meeringesleten. Ik wil graag kinderen helpen omdat ik erg de behoefteheb om te zorgen dat ze het beter krijgen. Het kind kan bij mij z'nverhaal kwijt. Ik laat zien dat er nog iets voor ze is, dat ze nogergens naar toe kunnen. Als een kind ophangt en je hebt 'mgeholpen, dat is sowieso een leukgevoel."

J v/d G

Op weg naar de operatiekamer van de toekomst

Met de aanwijzing van 'Imaging' als een van de vijffacultaire hoofdlijnen van onderzoek koos Geneeskunde in 1996 vooreen leidende rol in de medische toepassing van beeldvormendetechnieken. Om die interesse te onderstrepen ging onlangs eenaanvraag de deur uit voor de vestiging van een Utrechtseonderzoeksschool ImagO op het gebied van de 'biomedischebeeldwetenschappen'. Ook het jaarlijkse promotieklassement van hetU-blad weerspiegelt de opmars van de Utrechtse 'beeldverwerkers'.Radioloog prof.dr. Willem Mali was dit jaar zeven maal op hetDomplein te gast, maar nog tekenender is het feit dat metprof.dr.ir. Max Viergever een informaticus uit de faculteitGeneeskunde de Utrechtse promotor van 1998 is geworden.

Toen de goede oude röntgenfotografie in de jaren zeventiggezelschap kreeg van nieuwe technieken zoals de echografie, decomputer-tomografie (CT) en de magnetische resonantie (MR), booddat de radiologen ongekende mogelijkheden om het menselijk lichaamtot in detail te bekijken. Een probleem voor hen was echter hoe debeschikbare beelden met elkaar te combineren en te 'vertalen' induidelijke, liefst drie-dimensionale afbeeldingen. Om die vraag tebeantwoorden werd in 1988 een Delftse informaticus in Utrechtaangesteld. Max Viergever kreeg niet alleen tot taak om debeeldvormende activiteiten van de radiologen onder éénnoemer te brengen, maar ook om ze technisch toepasbaar te maken inde medische praktijk.

De eerste vijf jaar besteedde Viergever vooral aan het oplossenvan een aantal fundamentele problemen, maar in 1993 was de tijdnaar zijn mening rijp voor actie. Samen met radioloog prof. dr.Willem Mali richtte hij een 'imaging centrum' op, dat deintroductie van de nieuwe technieken in het ziekenhuis moestbegeleiden. "Dat was voor beide partijen een soort cultuurshock",vertelde Viergever het U-blad drie jaar geleden. "Wij waren nietgewend aan het medische jargon, maar de medici beschouwden onshelemaal als vreemde eenden in de bijt. Wij zijn nu eenmaal echtecomputerjongens. Als er iemand jarig is, zie je op je schermwanneer er taart is. De meeste radiologen hebben niet eens eencomputer."

Toekomst

Dat er in drie jaar veel kan veranderen blijkt wel uithet feitdat de samenwerking van de informatici met radiologen en andere'klinici' inmiddels een hoge vlucht heeft genomen. In vijf van deacht gevallen waarin hij dit jaar als promotor optrad, deedViergever dat samen met een collega uit het ziekenhuis, een tekendat de beeldverwerking in steeds meer specialismen een centrale rolspeelt. Vooral uit de chirurgie zijn de nieuwe technieken niet meerweg te denken, constateert de promotor van 1998.

"Wij zijn op dit moment samen met de chirurgen bezig aan eengrootschalig project met als titel 'de operatiekamer van detoekomst'. In die OK zullen beeldvormende technieken een steedsbelangrijker rol gaan spelen. Een recente aanschaf van het AZU isbijvoorbeeld de neuro-navigator. Dat is een computergestuurdapparaat dat in staat is om de afbeelding van een hersenscan temengen met het beeld dat een chirurg van datzelfde hersengebiedziet door de microscoop die hij bij de operatie gebruikt. Daardooris nu veel duidelijker waar het probleem zit en hoe hij zijningreep moet plegen. Dat apparaat is onlangs op de markt gekomen enwij hebben bij de aanschaf geadviseerd. Inmiddels is duidelijk datde software nog niet helemaal werkt zoals we zouden willen. We zijndie zaak nu aan het onderzoeken en de fabrikant is daar zoenthousiast over dat hij heeft voorgesteld om ons nauw bij deverdere ontwikkeling te betrekken."

Hoewel de nieuwe onderzoeksschool in eerste instantie op medischonderzoek is gericht, hoopt Viergever met zijn expertise in hetvormen van driedimensionale beelden in de toekomst ook biologen,chemici en farmaceuten te kunnen gaan bedienen. Hij noemt met namebio-computational modelling als interessant nieuw onderzoeksgebied.Daarbij gaat het om het modelleren en manipuleren op de computervan biologische structuren zoals eiwitten en moleculen.

Gegeven deze toekomstideeën spreekt het voor zich dat desuccesvole promotor zeer gecharmeerd is van de Utrechtse(ABC-)plannen voor de versterking van het biomedisch onderzoek. "DeAmerikaanse Johns Hopkins Universiteit in Baltimore geldt op ditmoment als het toonaangevende centrum op het gebied van debio-engineering. Maar als je ziet wat wij in Utrecht aan expertiseop dit terrein hebben, dan hoeven wij absoluut niet voor hen onderte doen. Ik denk dat op dit gebied ook gouden kansen liggen voor deUtrechtse informatici."

Voorwaarde is dat alle betrokkenen in Utrecht nauw met elkaargaan samenwerken en dat daar ook goede faciliteiten voor wordengeschapen. En hoe triviaal dat ook mag klinken, dat begint metgoede huisvesting in een stimulerende omgeving, heeft Viergevergemerkt. "Ik durf zonder meer te stellen dat wij onze groei mede tedanken hebben aan het feit dat we in het AZU zitten, in de directeomgeving van de klinici die onze beeldengebruiken. Als we bijInformatica in Centrumgebouw Noord hadden gezeten, dan hadden wenooit bereikt wat we nu bereikt hebben."

Ondanks de voorspoedige ontwikkeling van zijn groep noemtViergever diezelfde huisvesting als één van zijn tweeklemmende problemen. "We hebben in het AZU een enorm gebrek aanruimte. Gezien de beschikbare subsidiemogelijkheden zouden we onsaantal onderzoekers gemakkelijk kunnen verdubbelen, maar we zoudendie mensen hier domweg niet kwijt kunnen. Een van de oorzaken isdat de overheid de ruimte in ziekenhuizen nog steeds uitsluitenduitgeeft op basis van het aantal bedden en niet kijkt naar hetonderzoek. Dat is behoorlijk frustrerend.

"Een tweede probleem vormen de belabberde aio-salarissen. Daarmoeten we heel snel wat aan doen. Wij hebben uitstekende contactenmet de industrie. We hebben met vijf bedrijven die ons sponsorenzelfs een soort strategische alliantie die inhoudt dat elk van devijf ons in staat stelt om permanent een aio in dienst te hebben.Dat is natuurlijk een geweldige luxe, mits die aio's te vindenzijn. Maar dat is de laatste jaren echt een probleem aan hetworden. Een paar jaar geleden kreeg ik nog zestig sollicitanten opeen vacature, tegenwoordig mag ik blij zijn als er een paar mensenreageren.

"Dat komt vooral omdat niet alleen de industrie, maar nu ook detechnische universiteiten jonge onderzoekers aanzienlijk beterbetalen. NWO heeft inmiddels besloten om zijn oio's aan de drietechnische universiteiten ook meer te betalen en ik denk er hardover om dat voorbeeld voor onze aio's te volgen. Ik weet niet ofhet mag, maar als we het niet doen, dan kunnen we onzeonderzoeksplaatsen straks niet meer bezetten. Als we deNWO-tarieven overnemen zou ons dat per jaar ongeveer een tonkosten. Veel geld, maar als we daarmee ons onderzoek overeindkunnen houden, dan heb ik dat er graag voor over."

Erik Hardeman


Promoties 1998

ACHT PROMOTIES

M. Viergever (geneeskunde)

ZEVEN PROMOTIES

J. Beijnen (farmacie)

H. Koomans (geneeskunde)

W. Mali (geneeskunde)

ZES PROMOTIES

W. Seinen (biol/diergnk.)

M. Werger (biologie)

VIJF PROMOTIES

W. Gispen (geneeskunde)

J. Lammers (geneeskunde)

J. Verhoef (geneeskunde)

W. van der Weg (natuurkunde)


Totaal 1994-1998

1.W. Seinen (Biologie/Dierg.)36
2.W. Gispen (Geneeskunde)27
3.J. Geus (Scheikunde)26
4.S. De Laat (Biologie)24
J. Verhoef (Geneeskunde24
6.W. Mali (Geneeskunde)22
7.J. Sixma (Geneeskunde)20
J. Vliegenthart (Scheikunde)20
M. Viergever (Geneeskunde)20
10.B. Van der Zeijst (Diergeneeskunde)17
D. Erkelens (Geneeskunde)17
M. Werger (Biologie)17
13.A. De Ruijter (Sociale Wet.)16
J. Beijnen (Farmacie)16
H. Koomans (Geneeskunde)16
16.J. Van Hooff (Biologie)14
17.J. Lammers (Geneeskunde)13

Faculteiten 1994-1998

Faculteit'94'95'96'97'98vr.
Geneesk.909187,5899636
Biologie4039,532,5412811
Scheikunde37304241264
Nat en ster.2932,53329,5303
Diergnk.33443031316
Soc.Wet.293624,5293414
Letteren313532,525228
Ruimt. Wet. 87111813 3
Wisk & Inf.6168,514,593
Aardw.15151412113
Theologie111181291
Rechten17126112513
Farmacie91316,5102212
Wijsbeg.124251
356384350365361

Iedereen is kind geweest



'Je ziet kinderen beter worden in een seizoen'



Mark de Jong, student Recht en Economie, traint encoacht een hockey-meisjeselftal op Kampong. De leeftijd van dezemeisjes varieert van twaalf tot veertien jaar.

"Ik ben hiervoor gevraagd omdat ik zelf ook bij Kampong speel.Eerst heb ik een jongensteam getraind, vorig jaar ben ikovergestapt naar de meisjes. De trainingen vind ik altijd wellachen, het is heel gezellig om te doen omdat ze steeds onverwachtsuit de hoek kunnen komen. Tijdens de training beginnen ze vaak tepraten over dingen als school, vriendjes en verliefdheden. Ik praatook altijd wel mee. De echte puberteit merk je meer bij de B-jeugd,die zijn ouder. Ik weet niet eens of ik de puberteit wel herkentrouwens, volgens mij ben ik er zelf nog niet zo lang uit.

"De jongens zijn wat harder en schelden elkaar eerder uit. Dejongens kwamen hier puur voor het hockey, de meisjes ook voor degezelligheid. Ze komen niet echt met problemen bij mij. Ik heb somswel eens ruzies moeten oplossen binnen het team, vooral bij dejongens. Toen voelde ik me af en toe een psycholoog. Dit jaar ishet nog niet voorgekomen. Vorig jaar gaf ik de trainingen samen meteen meisje, ik denk dat het meisjesteam daar eerder heen gingen metproblemen. Ik zie dat soort dingen niet zo snel.

"Ik wil dat ze een gezellige tijd hebben en dat ze veel dingenleren op een leuke manier. Ik ben niet autoritair. Het moet vooralleuk zijn. Je moet wel gevoel hebben voor het trainen van kinderenwant je zegt snel iets verkeerds. Als ze iets fout doen probeer ikdat altijd op een positieve manier op te lossen. Ze onthoudendingen heel goed. Soms komen ze drie weken later terug op dingendie ik weer vergeten was. Je moet niet alleen maar lief en aardigzijn, maar een combinatie vinden van aardig en streng.

"Er zitten talentjes tussen. Die geef ik geen extra aandacht,misschien wel meer verantwoordelijkheid op het veld. Je zietkinderen echt beter worden in één seizoen, dat vind ikook zo leuk.

Ik voel me prima thuis bij de kinderen: lekker met ze praten, zezijn wat speelser. Volwassenen zijn al snel wat serieuzer, dat wilniet zeggen dat kinderen dat niet zijn. Ik heb liever twaalf vandie kleine meisjes of jongens om me heen die de hele training lopente kletsen."

El Niño heeft een zusje gekregen: La Niña



El Niño, het 'kerstkind' van de Stille Oceaan isvoorbij. Twee jaar lang heeft het oceanografen en klimatologenbeziggehouden en niet te vergeten de mensen die met de gevolgen temaken kregen. Na bosbranden, overmatige regenval of droogte is hettijd voor een wetenschappelijke terugblik. Een blik in de toekomstis moeilijker want de computersimulaties van het verschijnsel zijnnog niet goed genoeg om de volgende El Niño nu al aan te zienkomen.

Dr. ir. Henk Dijkstra, onderzoeker bij het Instituut voor Marienen Atmosferisch Onderzoek (IMAU), kijkt terug op de afgelopen 24maanden waarin El Niño, de opwarming in de stille oceaan metwereldwijde gevolgen, zich behoorlijk deed gelden. "Eigenlijk washet al vanaf februari 1997 duidelijk dat er een flinke El Niñoaan zat te komen", herinnert Dijkstra zich. "Dat is natuurlijkfantastisch, dat je zo'n verschijnsel een jaar van te voren aanziet komen!"

Dankzij intensief onderzoek over de laatste decennia kunnenwetenschappers een El Niño een half jaar tot een jaar vooruitvoorspellen en ook de gevolgen voor het klimaat redelijk zienaankomen. Tijdens de El Niño van 1982-1983 was dat nog anders;toen concludeerden onderzoekers pas achteraf dat er iets bijzondersgebeurd was. In die jaren werden Hawaii en Tahiti geteisterd dooruitzonderlijk sterke cyclonen.

De betere voorspellingen maken het de landbouwers in Perumogelijk om rekening te houden met El Niño, die de regenvalsterk beïnvloedt. Zo kunnen boeren bijvoorbeeld onder natteomstandigheden voor rijstteelt kiezen en een ander, droger, jaarvoor katoen.

De belangrijkste reden voor de betere voorspelling van delaatste El Niño is de aanwezigheid sinds een kleine tien jaarvan een groot aantal meetboeien die in de Stille Oceaan drijven terhoogte van de evenaar. Ze meten de temperatuur en stroming tot optweehonderd meter diepte. "Begin 1997 zag je dat water op grotediepte in het westen van de oceaan al heel warm was", verteltDijkstra. "Vervolgens plantte zich dat voort naar het oostenrichting Zuid-Amerika."

Oceanografen en klimatologen gebruiken computermodellen omverschijnselen van te voren te zien aankomen. Een groot aantalgegevens uit het verleden zijn in zo'n model ingevoerd. In decomputer worden de processen in oceaan en atmosfeer daarmee getrouwnagebootst tot aanhet heden. Als de onderzoeker die simulatie opdat moment niet stopzet maar door laat lopen in de toekomst, krijgthij een soort voorspelling. Afhankelijk van de kwaliteit van hetmodel is die voorspelling meer of minder betrouwbaar.

Dijkstra vertelt dat in november 1996 nog geen enkel model ElNiño zag aankomen, behalve één. "Maar die bleek opieder willekeurig moment een El Niño te voorspellen dus daarhad je ook niets aan", zegt Dijkstra lachend. Toch is hij positiefover de know-how rond El Niño: "Toen El Niño begin 1997eenmaal op gang was bleken de modellen het juist uitstekend tedoen. De huidige modellen hebben gewoon een bepaalde hoeveelheidaanloopgegevens nodig over het verschijnsel, voordat ze optimaalkunnen werken." Het vertrouwen in de modellen was zo groot datwetenschappers ook daadwerkelijk waarschuwden voor de gevolgen. Inde Verenigde Staten ontstond een echte hype.

La Niña

Dijkstra: "Er kwam daar heel wat op gang voordat het fenomeen opzijn hoogtepunt was, heel interessant eigenlijk. Ik heb verhalengehoord dat mensen in San Francisco het dak van hun huis gingenversterken om het voorspelde noodweer te doorstaan." Dijkstra ziethet als een succes voor het vakgebied dat de term El Niño zowijd verbreid is ingeburgerd. Lachend: "Het verschijnsel is nubijna net zo bekend als orkanen en moessons."

Oorspronkelijk stamt het begrip El Niño uit het jargon vanvissers aan de Peruaanse en Ecuadoraanse kust. Zij merkten dat hetzeewater enkele maanden rond kerstmis warmer werd en dat devisvangst daardoor terugliep. Ze doopten het verschijnsel ElNiño, het kerstkind. Tegenwoordig geldt de term voor extremegevallen die soms een jaar kunnen aanhouden.

Kort samengevat komt het verschijnsel neer op een cyclischproces van opwarming en afkoeling in de Stille Oceaan, dat ook deatmosfeer beïnvloedt. De passaatwinden in het gebied blijkennamelijk af te zwakken onder invloed van het opgewarmde zeewater.In de atmosfeer ontstaat zo een tweede cyclus die op zijn beurtweer invloed heeft op de oceaan. Passaatwinden beïnvloedennamelijk de stroming en daarmee de temperatuur van het water. Omdatde oceaan log is vergeleken bij de atmosfeer ijlt de cyclus van deoceaan wat na.

Wat is nu de eerste oorzaak van het verschijnsel, het warmezeewater of de zwakke passaatwinden? "Dat is een beetje het kip-eiprobleem. Je kunt alleen zeggen dat het proces er al eeuwen is."Met de twee ingrediënten van oceaan- en atmosfeerbewegingenzou El Niño netjes met een periode van vier jaar moetenvariëren, maar de werkelijkheid is anders: hij keert eens inde drie tot zeven jaar terug en dat betekent datoceanografen als ElNiño-expert Dijkstra de afgelopen jaren heel wat meer hebbenmoeten rekenen om het beeld compleet te krijgen. Zo hebben ze ookde seizoenscyclus, door de zon die twee maal per jaar de evenaarpasseert, en andere kleine verstoringen zoals moessons in deIndische Oceaan in hun model moeten stoppen.

Dijkstra laat op de computer versneld zien hoe de recente ElNiño er aan de oppervlakte van de oceaan uit heeft gezien. Injuni 1997 ontstaat op de wereldkaart op het scherm ineens eenlanggerekte rode vlek ten westen van Peru die snel groter wordt:daar warmt het water op; in december van dat jaar is de vlekmaximaal en wordt vervolgens kleiner om in mei 1998 geheelverdwenen te zijn. De computer-animatie blijft tenslotte stil staanop november 1998; midden in de Stille Oceaan is nu juist een blauwevlek te zien. "Dat is La Niña", zegt Dijkstra. "Dat is dekoude tegenhanger van El Niño."

Bosbranden

Inmiddels zijn niet alleen de verschijnselen in de oceaan maarook de atmosferische effecten van El Niño weggeëbd; datis althans de gevestigde opvatting onder wetenschappers. "Hetklimaat heeft redelijk volgens het standaardpatroon van eerdere ElNiño's gereageerd", zegt Dijkstra terugkijkend. "In deVerenigde Staten was het noordwesten warmer dan normaal, hetzuidoosten droger en er was een centrale band van oost naar westwaar het natter was. Daarnaast waren de bosbranden inIndonesië en de regenval in Ecuador in 1997 duidelijkegevolgen."

De invloed op Noord-Amerika vindt plaats via oostelijkeluchtstromen in hogere luchtlagen die vervolgens ook richtingEuropa gaan. Heeft El Niño ook bijgedragen aan het warme 1997in ons land of het natte 1998? "Als die luchtstromen eenmaal deRocky Mountains over zijn, komen er zoveel verstoringen bij dat eenEl Niño-effect niet meer te traceren is. Ik denk dat er onderwetenschappers een consensus is dat El Niño geen direct effectop West-Europa heeft."

Effect of geen effect, bijna iedere Europeaan heeft wel eens vanhet Zuid-Amerikaanse 'kerstkindje' gehoord. Waaraan dankt het ElNiño-onderzoek toch haar succes? Volgens Dijkstra heeft het temaken met het grootschalige meetnet van boeien in de Stille Oceaan,waardoor goede informatie over het verschijnsel direct aan debuitenwereld bekend gemaakt kan worden. "Maar ik moet ook zeggendat er een brede academische gemeenschap aan El Niño werkt. Erzijn mensen zoals ik die bezig zijn met basisaspecten van hetmodelleren in kleinschalige modellen; anderen werken met grotemodellen die oceanen en klimaat in een groot gebied simuleren."

"Tussen al die verschillende wetenschappers zijn de contactensteedsgoed gebleven en verschillen van inzicht werden heel openlijkbesproken. Als een model geen goede beschrijving van dewerkelijkheid geeft, moet je namelijk onherroepelijk terug naar debasis en het theoretische concept waarop je het model baseertopnieuw onder de loep nemen. Je zou er ook aan kunnen schaven doorde eigenschappen die je hebt ingevoerd iets te veranderen, maar danben je aan het manipuleren. Dat laatste gebeurt gelukkigweinig."

Frans van Mieghem