Achtergrond

'Een bloemstuk? Dat zet ik er graag neer'

Is het Faciliteiten Bedrijf Utrecht (FBU) na het OMIen het ACCU wellicht de volgende universitaire dienst die op denominatie staat voor 'outsourcing'? Al voor de aankondiging van hetvertrek van directeur A. Mansvelders eind vorig jaar deed eendergelijk gerucht de ronde. Waarnemend directeur J. Lubbersbegrijpt niet goed waar dat verhaal vandaan komt. "Het FBU is eenkerngezond bedrijf."

"Meldkamer, met Donselaar. U heeft problemen met deverwarmingsketel? Dan sturen we toch even een monteur langs.Kinderdagverblijf Wammes, nietwaar? We komen eraan, hoor." Het ismaandagmorgen even na achten in de meldkamer van de TechnischeDienst. Normaal regent het om deze tijd storingsmeldingen, maarvandaag heerst in kamer 327 van het Bestuursgebouw een serene rust.Om half negen hebben Donselaar en zijn collega Cees-Jan Brantjeswelgeteld vijf meldingen binnen, met als meest spectaculairemalheur een kapotte draaideur op sportcentrum Olympos.

Brantjes en Donselaar zijn twee van de bijna driehonderdmedewerkers van het Faciliteiten Bedrijf Utrecht, dat inmiddels alweer bijna acht jaar op commerciële basis werkzaamhedenuitvoert voor universitaire klanten. Het bedrijf werd in 1991opgericht om onderdak te bieden aan een groot aantal ondersteunendediensten die volgens het college van bestuur in een bedrijfsmatigesetting efficiënter en meer klantgericht moesten kunnen gaanwerken dan zij binnen de ambtelijke organisatie deden.

Aanvankelijk overheerste bij alle betrokkenen irritatie over hetfeit dat nu voor vrijwel elke handeling een rekening moest wordenuitgeschreven. Maar geleidelijk werd duidelijk dat de introductievan marktwerking ook zo zijn voordelen had. De klanten kregen meerzeggenschap, zeker omdat ze nu ook naar de concurrentie kondenstappen. En voor veel FBU-medewerkers vormde de nieuwe opzet nietzozeer een bedreiging als wel een kans om te laten zien dat zijniet onderdeden voor welke commerciële concurrent dan ook.

"Als je dan ook nog bedenkt dat wij onszelf volledig kunnenbedruipen, zie ik geen enkele reden voor bezorgdheid", stelt hoofdJ. Lubbers van de Technische Dienst die nu al voor de tweede keerbinnendrie jaar het directeurschap waarneemt. "We maken jaarlijksbijna twee miljoen gulden winst, een bedrag dat we overigens nietzelf houden maar dat we vrijwel volledig aan het college vanbestuur en de faculteiten uitkeren.

De waarnemend directeur onderstreept zijn visie met deresultaten van een vorig jaar uitgevoerd onderzoek onder 74opdrachtgevers waaronder vrijwel alle faculteiten. Zij beoordeeldende dienstverlening van de twaalf FBU-onderdelen met een 6,5 tot 7en gaven in overgrote meerderheid te kennen ook in de toekomstklant te willen blijven. Nauw aan de universiteit verbondeninstellingen zoals het AZU en de Hogeschool van Utrecht lietenzelfs weten het bedrijf in de toekomst vaker te zullen inschakelen.Zo werd onlangs een overeenkomst met de Hogeschool gesloten voor debeveiliging van de gebouwen van de SOL in Rijnsweerd, waarbij hetfeit dat FBU-Security over volledig gediplomeerd personeelbeschikt, een belangrijke overweging vormde.

Klantgerichtheid

Lubbers is de eerste om toe te geven dat het FBU er nog langniet is. Want uit het onderzoek blijkt ook dat de klantgerichtheiden de prijs-kwaliteitverhouding van verschillende FBU-onderdelen naacht jaar nog steeds te wensen overlaten. "Je merkt toch dat hetvoor mensen die hun hele leven in een ambtelijke organisatie hebbengewerkt, lastig blijft om opeens puur servicegericht te gaanopereren", vat een klant van het FBU de klachten bondig samen.

"Maar", zegt directeur M. Klein van de faculteit Rechten, "overhet algemeen ben ik tevreden over het FBU. Eigenlijk maken wealleen voor lunches weleens gebruik van externe bedrijven, omdat wehet gevoel hebben dat die bij het FBU een beetje in de knel komen.Soms lijkt het of ze in de kantines wat te veel op personeelbeknibbelen, en het is ook nogal lastig om ze zover te krijgen datze veranderingen in het assortiment aanbrengen."

Een domper op het FBU-optimisme vormde eind vorig jaar hetbesluit van het college van bestuur om zowel het beheer als decatering van het Academiegebouw aan de buiten-universitaireconcurrentie te gunnen. Lubbers noemt de nederlaag in een openbareaanbesteding een logische consequentie van facilitair werken, maarerkent dat de beslissing van het college hard is aangekomen.

"Ik begrijp het ook niet helemaal. Het niveau van onzedienstverlening was onvoldoende, werd er gezegd. Maar hoe kan hetdan dat we van externe opdrachtgevers zoals de Orde van Advocaten,na diners in het Academiegebouw altijd lovende brieven kregen?Secretaris Kardux mist bij de ingang een fraai bloemstuk. Prima,dat zet ik er graag neer. Maar zoiets kost wel geld terwijl onzeopdracht was dat er bezuinigd moest worden. Hoe het mogelijk is datde firma Kuil het voor minder geld wel kan doen? Tja, dat is voormij ook een vraag. Maar ik weet wel dat ons personeel niet bij henin dienst wilde treden. En dat zullen ze niet geweigerd hebbenomdat er zo goed betaald wordt."

Autoverhuur

Lubbers heeft overigens weinig behoefte om lang stil te blijvenstaan bij de domper van het Domplein, die hij als een eenmaligincident beschouwt. Liever praat hij over het grote aantalpositieve ontwikkelingen, zoals de groeiende waardering zowelbinnen als buiten de universiteit voor FBU-schoonmaakmanagement, desnelle ontwikkeling van de automatiseringsafdeling totICT-dienstverlener en de explosieve toename van de min of meer bijtoeval gestarte autoverhuur.

Een interessant perspectief biedt in zijn ogen de samenwerkingmet de Hogeschool van Utrecht. "Wij doen al flink wat voor deHogeschool, terwijl zij omgekeerd expertise in huis hebben die wijmissen. We zijn nu met ze in gesprek over nauwere samenwerking enop termijn zou het best kunnen dat we in de Uithof ééngezamenlijk bedrijf gaan vormen, liefst in een eigen pand, want inhet Bestuursgebouw groeien we echt uit ons jasje."

Inmiddels is de procedure voor de benoeming van een nieuwedirecteur in gang gezet en als die benoeming eenmaal een feit is,staat niets een schone toekomst voor het FBU in de weg, denktLubbers. "We zullen heus nog wel vaker een tegenvaller te verwerkenkrijgen. Dat hoort bij facilitair werken. Maar voor doemdenken isvolgens mij geen enkele reden. Het FBU is echt een fantastischetent."


De dertien van het FBU

Afvalbeheer (7):

De verwerking van al het universitaire afval.


Automatisering (5):

Aanleg en onderhoud van het gebouwautomatiseringssysteem datautomatisch storingen aan de apparatuur meldt. Ondersteuning vankantoorautomatisering.


Commerciële zaken (4):

Advies en ondersteuning op het terrein van in- en verkoop vangoederen en diensten. Afsluiting van grootverbruikerscontracten metonder meer verhuurders van kopieerapparatuur en verzekeraars.


Congresbureau (6):

Het centrale loket voor alles wat komt kijken bij de organisatievan congressen.


Engineering (13):

De voorbereiding van en advisering over alle projecten optechnisch gebied. Verzorgt ook verhuizingen.


Energie (1):

De inkoop en het beheer van door de universiteit verbruiktaardgas, elektriciteit, water en warmte. Advisering overenergiebesparende maatregelen.


Facility management (9):

Beheer van het Bestuursgebouw en tot vorig jaar van hetAcademiegebouw.


Post (9):

Universitaire postdienst.


Restauratief (72):

Verzorgt de universitaire catering.


Schoonmaakmanagement (24):

Organisatie van de universitaire schoonmaakactiviteiten enadvisering. Schoonmaakmanagement kreeg als eerste universitaireonderdeel ISO 9002-certificaat voor kwaliteitszorg.


Security + Telefooncentrale (53):

Bedrijfsbeveiliging, inclusief de meldkamer en detelefooncentrale. Bewaakt de brandveiligheid en geeft cursussenbedrijfshulpverlening.


Technische Dienst (59):

Onderhoud van universitaire gebouwen en installaties.Exploitatie van twee warmtekrachtcentrales, die ook de HvU vanwarmte voorzien.


Vervoer (12):

Verzorgt personen- en goederenvervoer, waaronder de post.Beschikt over 15 auto's en realiseerde in 1998 ongeveer 16.000'auto-verhuur dagen'.

(tussen haakjes het aantal medewerkers inuniversitaire dienst)

Aanzien en sociale connecties zijn cruciaal

Om de Mexicaanse politiek te begrijpen, moet je nietalleen naar verkiezingen en andere formele politieke fenomenenkijken, maar vooral ook naar het politieke gedrag van alledag.Daarom heeft Jolle Demmers in haar proefschrift 'Friends and BitterEnemies' - waarop ze 28 januari promoveert - het begrip 'politiekecultuur' centraal gesteld. Een studie over de veranderde politiekeverhoudingen sinds de liberalisering in het Mexico van de jarentachtig.

Politicoloog Jolle Demmers kwam na haar afstuderen als AIO bijde vakgroep Culturele Antropologie terecht om onderzoek in Mexicote doen naar de relatie tussen staat en samenleving. Mexico is eeninteressant land voor politicologen. Er is decennialang een partijmet sterk autoritaire trekken aan de macht geweest, de PRI. Haarmachtige positie had de PRI vooral te danken aan het feit dat zeeen groot deel van de coöperaties en staatsbedrijven in handenhad. Maar na de liberalisering in de jaren tachtig kwamen diebedrijven grotendeels in particuliere handen.

Demmers onderzocht de consequenties van die liberalisering voorhet politieke reilen en zeilen van Mexico. Daarvoor ging ze naarYucat'n, een regio met 1,5 miljoen inwoners, die aan het begin vande eeuw erg welvarend was vanwege de verbouw van enorme cactussen,de 'henquen', waar touw van gemaakt kon worden. De eerste weken vanhaar verblijf in Yucat'n wilde ze besteden aan het verzamelen vanwat algemene informatie over de regio. Inwonersaantallen, verdelingover de beroepssectoren en dergelijke. Maar overal waar ze kwamving ze bot. "Nee", zeiden de secretaresses achter de balie, |"dieinformatie kunnen we u niet geven."

Demmers: "Ik werd er niet goed van. Ik was drie weken verder enik had nog helemaal niks bereikt terwijl het ging om puur stommefeitjes, helemaal geen omstreden materiaal." Ze vermoedde dat ze teaardig was, dus gooide ze het over een andere boeg. Ze trok nettekleren aan, stak haar haar op en stelde zichzelf niet meer voor alseen 'student' uit Nederland, maar als professor Demmers. "Ik gingme heel vervelend gedragen, zwaaide met visitekaartjes vanbelangrijke mannen en riep dat ik direct de chef wilde spreken. Datwerktefantastisch. Iedereen rende voor me."

Toen ze eenmaal in terug in Nederland de onderzoeksgegevens aanhet verwerken was, opende deze ervaring haar de ogen. Ze had al eentijd een onbevredigend gevoel over het verloop van haar onderzoek."Ik dacht: 'Er mist iets'. Ik schrijf het nu wel zo op, maar erontbreekt een stuk. Iets dat ik wel in de lucht had voelen hangen,maar wat ik niet kon pakken. Toen ik thuiskwam begon ik dieervaring van de eerste drie weken te analyseren. Eigenlijk zou elkewillekeurige burger het recht moeten hebben om die informatie dieik zocht te krijgen. Maar het werkte niet zo. Ik kreeg dieinformatie pas toen ik liet zien dat ik geen anonieme onderzoekerwas, maar dat ik deel uitmaakte van een groep belangrijke mensen.Zo'n sociaal netwerk was cruciaal. Toen ik me dat realiseerde wasdat het begin van de ontwikkeling van het theoretische kader."

Formeel

In de bestaande literatuur werd verschillend aangekeken tegen derelatie tussen neoliberalisme en politiek in Mexico. Een kleinegroep auteurs zag in het bestaan van meerdere partijen en inverkiezingsoverwinningen van de oppositie een bewijs dat Mexico eendemocratie was. Maar de meerderheid van de auteurs vond dat deMexicaanse politiek haar autoritaire karakter had behouden ondankspluralisme en verkiezingen. Die discussie was te formeel, vondDemmers. Er werd te veel naar stemgedrag gekeken en naarmacro-economische beleid. Alsof autoritarisme een politieke houdingwas die alleen maar van de toppolitici naar het volk kwam, terwijlhet Demmers bevinding was dat in de hele samenleving aanzien enbelangrijke sociale connecties cruciaal waren om iets gedaan tekrijgen.

De oplossing voor een minder formele aanpak vond ze in hetbegrip 'politieke cultuur', waarmee ze de politieke praktijkentheoretisch onder dak bracht. Zoals vriendjespolitiek en hetzogeheten 'caciquismo', het verschijnsel dat een lokale baas, een'cacique' enorme invloed heeft op de gang van zaken.

Een belangrijk personage in haar onderzoek van Demmers is decacique Cervera Pacheco, een man met veel aanzien en invloed inYucat'n, die ten tijde van de staatseconomie macht verwierf doorsolidair te zijn met de boeren op de coöperaties en die na deneoliberalisering slimme allianties sloot met ondernemers. Demmersbeschrijft hoe Pacheco handlangers om zich heen verzamelt en hoehijpolitieke tegenstanders zonder zo'n machtige achterbanuitschakelt.

Demmers: "Cervera Pacheco wordt in de Mexicaanse cultuur nietgezien als een corrupte patser, zoals zo iemand in Nederlandgenoemd zou worden. Hij wordt geaccepteerd als een belangrijke manmet een goed sociaal netwerk. Als je dat niet hebt in Mexico kun jehet wel vergeten. Aan de andere kant is het ook weer geenstammenstrijd. Er spelen twee culturen door elkaar heen. Depolitieke cultuur van burgerschap, van formele regels die algemeentoegepast dienen te worden zonder aanzien des persoons. En aan deandere kant de cultuur van 'caudillaje', van persoonlijkeloyaliteit. Die twee culturen zijn sterk met elkaar verweven. Hoedat in zijn werk gaat zie je alleen als je naar de informelepolitieke processen kijkt. Zonder informele processen krijg je maareen half beeld."

Cliëntisme

Voor een beeld van die informele processen was het belangrijkniet alleen te letten op wat mensen allemaal zeiden in interviews.Ook de setting zei veel over het functioneren van het politiekesysteem.

Demmers: "Dat is wat ik als politicoloog wel van antropologenheb geleerd. Die kijken bij een interview ook naar hoe ze ontvangenworden, naar wat ze te drinken krijgen en dergelijke. Als ikMexicanen interviewde lieten ze me een half uur of langer wachten,want als je belangrijk bent laat je op je wachten natuurlijk. Entijdens het interview moesten ze zogenaamd hoognodig telefoontjesplegen met kopstukken her en der in het land. Het liefst lieten zehun secretaresse nog vier keer interveniëren. Zulk gedrag isdaar rationeel. Het levert die mannen ook echt iets op."

Demmers beschouwt haar proefschrift als autobiografisch omdathet haar eigen ontwikkeling weergeeft. Het eerste hoofdstuk geefteen formele politicologische analyse van de literatuur over deMexicaanse politiek en naarmate het boek vordert, krijgt eenantropologische, informele kijk steeds meer de overhand.

"Autoritarisme fascineerde me altijd al. Hoe kan het dat eenkleine groep zo lang aan de macht blijft? Hoe doen ze dat? En ikvind het interessant om te kijken hoe andere mensen zich daar tegenverzetten, of het juist accepteren. Dat laatste heb ik nu pasgezien. Eerst zag ik het meer als een strijd tegen grote bozemachthebbers. Het is veel te simpel om te spreken over eenstaatsapparaat dat de boel vreselijk onderdrukt. Autoritairismenestelt zich ook in demensen zelf. En zo kan het dat Mexico nogsteeds een samenleving is die wordt gedomineerd door een kleineelite. Ook de oppositie werkt via cliëntisme. Het is dusabsoluut niet zo dat neo-liberalisme automatisch tot democratieleidt."

Suzanne Brink

'Het Bureau', een soap voor intellectuelen

Een roman in zeven delen met alles bij elkaar meerdan vijfduizend dichtbedrukte pagina's. Misschien wel de diksteroman ooit. De verschijning ervan werd zelfs voorpagina-nieuws.'Het Bureau' - van de hand van J.J. Voskuil - is een hype.Afgelopen vrijdag verscheen deel 5, om tien uur precies. DrieUtrechtse lezers over deze soap voor intellectuelen.

Het boek behandelt de tragi-komische lotgevallen van MaartenKoning. Een man die elke zomer met zijn vrouw Nicolien gaatwandelen in de Auvergne en de rest van zijn dagen slijt op HetBureau, een instituut voor Volkskunde in Amsterdam. Het boek is eenaaneenschakeling van zeldzaam minutieuze beschrijvingen van dedagelijkse dingen op een kantoor. Het gezeur, de voorspelbaredialogen en de herhaling. Honderden keren schuift Maarten zijnbordje bij de deur op 'in' of 'uit', honderden keren haalt hij dehoes van zijn schrijfmachine.

Hilarisch zijn de beschrijvingen van het wetenschappelijkonderzoek dat als doel heeft om de verspreiding van volksgebruikenin kaart te brengen. Waar de nageboorte van het paard werdopgehangen, waar men een kerstboom had, een trouwring droeg of eenzeis met een bepaald leertje. Duizenden en duizenden uren gaanermee heen, en waartoe? Eigenlijk weet Maarten Koning in deel 1 hetantwoord al: het leidt nergens toe. Maar dat belet hem niet zijnhele werkende leven op Het Bureau te slijten. Constant geplaagddoor twijfel aan het bestaan, angst voor zijn medemens enverschikkelijke hoofdpijn. Herkenning is de grootste kracht van hetepos. Maar niet voor iedereen is dat een reden om de boeken telezen.

"Voskuil is de belichaming van alles wat Nederland eenstomvervelend land maakt." Tom Verbogt (Kinder -en Jeugdstudies)vindt Het Bureau in een woord een ramp. "Het is van eenverpletterende saaiheid. Het is het enige boek dat ik niet eens inde boekenkast wil hebben staan. Halverwege deel 1 ben ik afgehaakten heb ik het aan een tweedehandswinkel verkocht. Ja, die was erwel blij mee... het boek was nog als nieuw."

Publicatiedwang

Humorloos, vindt Verbogt het boek, benepen en ook nog slechtgeschreven. "Als je zelf op kantoor zit, waaromzou je dan in jevrije tijd ook nog eens over al dat soort intriges gaan lezen?",vraagt hij zich verbijsterd af. Maar dat is nu juist de reden datveel mensen smullen van Het Bureau. Die zeikerd van een Bart Asjes,die Prinzipienreiter, dat is toch zeker net collega X van tweedeuren verderop? Dr. Ruud Abma (Communicatie en Welzijn), die samenmet Verbogt en nog drie andere sociale wetenschappers eenleesclubje vormt, is het dan ook helemaal niet met zijn collegaeens. Hij vindt Het Bureau geweldig. En inderdaad: herkenning isdaarbij een sleutelwoord.

"Ik kijk tegen het universitaire bedrijf aan zoals MaartenKoning tegen Het Bureau aankijkt", verklaart hij zijn fascinatie."Voskuil beschrijft heel treffend hoe mensen zich hechten aan hunterritoriumpje, aan hun eigen stijl van werken en hoe ze zichverzetten tegen orders van bovenaf."

Vooral Maarten Konings verzet tegen publicatiedwang is hem uithet hart gegrepen. "Maarten Koning huldigt het prinicpe dat jealleen moet publiceren als je iets te melden hebt en niet omdat hethoort. Het probleem is dat sommige mensen dan helemaal nooitpubliceren", geeft Abma toe. "Een beetje druk is wel nodig maar nuis dat doorgeschoten. De universiteit is een productiemachinegeworden waarbij je van tevoren al moet weten wat de te verwachtenresultaten van een onderzoek zijn. De wetenschap isverbureaucratiseerd en iedereen haat dat." In Maarten Koning zietAbma de idealistische onderzoeker die het echt om de inhoud te doenis en die een hekel heeft aan spelletjes en gewichtigdoenerij.Daarmee voelt hij zich verwant.

Hoe goed hij Het Bureau ook vindt, voor Voskuil zelf heeft Abmageen goed woord over. Niet omdat hij zijn ziekelijke en zeurderigecollega's te kakken zet. Daar kan Abma niet mee zitten. Maar hijvindt de schrijver een poseur, helemaal geen aardige man. "Hijcultiveert het idee van een sober leven. Hij haat auto's en belijdtzijn liefde voor de fiets. Hij is tegen glamour op tv maarondertussen zit hij er toch maar te ijdeltuiten als hij genomineerdwordt voor een prijs."

Als Abma moet kiezen vindt hij Balk, de directeur van hetinstituut, de onaangenaamste figuur. "Hij doet echt lullig tegenzijn mensen. Hij laat mensen bungelen en maakt ze onzeker door deene keer vriendelijk te doen en dan weer niet."

Fiches

Dat Het Bureau een sleutelroman is waarin tal van bekendeneerlandici figureren is maar een deel van de charme, vindt dr.Thijs Pollmann, hoogleraar linguïstiek en zelfneerlandicus.Zijn eigen vader komt trouwens ook nog ergens in decyclus voor ("in een bijzin") maar veel belangrijker vindt Pollmanndat hij ooit nog college heeft gehad van Meertens. De man die modelstond voor Beerta in Het Bureau. "Een treffend portret. Demotoriek, het precisieuze, dat is allemaal heel herkenbaar. Maarhet escapistische van Meertens, dat hij om de haverklap weg wasnaar onduidelijke bijeenkomsten, daar heb ik als student niet veelvan gemerkt.

"Meertens gaf Dialectologie. Ik vond het niet zo interessant enbegreep eigenlijk niet waar het over ging. Men maakte kaarten. Erwerden vragenlijsten uitgestuurd en er was heel veel aandacht voorde techniek van het ondervragen. Welk opleidingsniveau moesten derespondenten hebben? Sinds hoeveel generaties moesten zij ergensgewoond hebben? Moest je mannen vragen of vrouwen? In feite was heteen oeverloze verzameling van feiten zonder dat daar veel theorieof hypotheses aan ten grondslag lagen."

De sfeer van die colleges herkent Pollmann in Het Bureau. "Hetboek documenteert een visie op wetenschap waarin materiaalverzamelen voor alles komt. Miljoenen fiches in een groot archiefzonder dat er belangrijke ideeen boven tafel komen. Het kaderontbreekt. Voskuil weet al snel dat de grondslagen van zijnvakgebied niet deugen, maar hij kan er geen draai aan geven. Infeite is Het Bureau een zoektocht naar het antwoord op de vraagwaarom hij daar zo lang is gebleven.

"Een van de unieke dingen is dat het van binnenuit beschrijfthoe het is om op een kantoor te werken. De beklemming van met zijnallen op een plek werken, de vergaderingen, de lief-en-leedpot.Schrijvers schrijven daar nooit over omdat ze schrijver zijn en dieomgeving niet kennen.

Daarnaast is het mooi Nederlands, echt een feestje om telezen."

Alette van Doggenaar


Tijdschrift

'Waarom zeg je dan niet gewoon dat je het verdomt?' zeiNicolien. 'Als ze met alle geweld een tijdschrift willen hebben,laat ze dat dan zelf maar maken! Daar hoeven ze jou toch niet voorte laten opdraaien? Stel je voor! Dat zou helemaal mooi zijn! Zijwillen een tijdschrift, maar jij moet het werk doen! Zo lust ik erook nog wel een! Dat is wel heel gemakkelijk!'

Hij haalde zijn schouders op. 'Ik ben nu eenmaal desecretaris.'

'Nou dan treedt je maar af als secretaris! Dan ben je daarmeteenvan af, van die rotzooi! Het is toch allemaal flauwekul watjullie doen? Er is toch niks aan verloren als jij geen secretarismeer bent? Laat Bart dan maar secretaris worden, of Ad, dan doendie ook eens wat! Een eigen tijdschrift! Als ze je dat tien jaargeleden voorspeld hadden, dan had je je doodgelachen! Dan had jegevraagd of ze niet goed bij hun hoofd waren!'

'Dat is onzin natuurlijk.'

'Onzin?! - haar stem ging omhoog van verontwaardiging. 'Sindswanneer praat ik onzin? Ik heb toch zeker gelijk? Je hoort tochhelemaal niet te publiceren? Publiceren is toch flauwekul?'

Het Bureau, deel 4, pagina 15/16


Vertellen

'Wat moet ik dan zeggen?', vroeg Bart.

'Dat moet je zelf weten.'

'Ik wil toch wel graag precies weten wat ik zeggen moet.'

'Dan zeg je dat ze moet worden opgenomen voor onderzoek, maardat je van de details niet precies op de hoogte bent.'

'Nee, want nu je het ons verteld hebt, ben ik wel op de hoogtevan de details. Dus dat kan ik niet doen.'

'Dan zeg je maar dat je het niet van haar gehoord hebt, dus datje daar niets over kunt zeggen.'

'Ik zal zeggen dat ik het wel weet, maar het niet magzeggen.'

'Dat is dus niet zo. Je mag het best zeggen, als ze er maar nietmet haar over gaan praten!'

'Dat is jouw verantwoordelijkheid. Dan had je het me maar nietmoeten vertellen', zei Bart geïrriteerd.

Het Bureau, deel 4, pagina 182/183

'De pedel komt dan met haar belletjes en ik met mijn pijpjes'

'De pedel komt dan met haar belletjes en ik met mijnpijpjes'

Gert Oost is de onzichtbare figuur achter deorgelmuziek die tijdens oraties weerklinkt. Al bijna vier decenniabespeelt de universiteitsorganist het barokke instrument in hetAcademiegebouw. "Ik hier al van alles gespeeld, van Wagner tot deBeatles."

Wanneer een geroezemoes de aula vult, springt Gert Oost op uitzijn stoel en buigt zich over de rand, het rechterbeen naarachteren opzwiepend. "Kan het wat zachter daar beneden?" Verschriktkijkt de luidruchtige groep bezoekers op naar het gebruinde gelaatvan de organist dat zich in een schalks lachje plooit. "Dat haddenjullie niet gedacht, hè?"

Een gietijzeren poortje in een donkere hoek van de aula geeftvia een houten trap toegang tot de orgelballustrade. Het oxaal isal bijna veertig jaar zo'n beetje het exclusieve heiligdom vanuniversiteitsorganist Gert Oost. Oost bespeelt sinds 1960 hetachttiende-eeuwse orgel dat boven de ingang van de historische zaalprijkt. Het instrument van de Groningse orgelbouwer Anthonie Hinsz,oorsprokelijk afkomstig uit de Doopsgezinde Kerk in Deventer, werdin dat jaar door het Universiteitsfonds gekocht en aan de Utrechtseuniversiteit geschonken.

Gezeten achter een formica tafel die, samen met een felspotlampje, zijn werkplek naast het orgel de eenvoud van eenkloostercel geeft, blikt Oost terug. Dat hij als eerste `op hetorgel mocht' lag voor de hand. Hij was toentertijd immers de enigestudent musicologie die naast zijn opleiding aan de universiteiteen praktische opleiding aan het conservatorium volgde. "Diecombinatie van wetenschap en praktijk is tegenwoordig veelnormaler, maar lange tijd was ik de enige in Nederland met beidediploma's op zak."

Zijn werkzaamheden zijn volgens Oost een continuering van eenaloude traditie die zijn oorsprong vindt bij de universitairekapelmeester. Dat was vanaf de achttiende eeuw een officiëlefunctie aan de Alma Mater. De kapelmeester componeerde de muziekvoor belangrijke universitaire evenementen en gaf leiding aan dekoren van de universiteit. Die aparte status bestaat niet meer.Oost is nu in de eerste plaats docent muziektheorie bij deopleiding Muziekwetenschap. Daarnaast verzorgt hij jaarlijks demuzikale omlijsting van meer dan dertig oraties ("de pedel komtdanmet haar belletjes en ik met mijn pijpjes"). Verder zet hij dediesviering en de opening van het academisch jaar in de Domkerkluister bij.

Op zachte toon doch zeer resoluut weerlegt deuniversiteitsorganist de gedachte dat elke oratie vergezeld gaatvan dezelfde riedel. "Ik heb hier al van alles gespeeld, van Wagnertot de Beatles. De hoogleraren weten in de meeste gevallen wel eenspeciale inhoud aan mijn werk te geven. Bijzonder hoogleraarUtrecht Studies Piet `t Hart vroeg mij bijvoorbeeld onlangs hetUtrechts volkslied te spelen tijdens zijn oratie op 1 februari. Ikwist niet eens dat we zo'n lied hadden." Ooit maakte Oost zelf deeluit van een oratie. De hoogleraar legde in zijn verhaal overonomkeerbare chemische reacties een parallel met de verandering intoonsoorten in de muziek en liet dat door de organist illustreren."Dat zijn aardige dingen om te doen."

Eén voorval zal Oost zeker niet licht vergeten. Aan devooravond van een oratie was hij door de hoogleraar gebeld met hetvriendelijke verzoek voor en na zijn oratie te improviseren opkinderliedjes. Schouderophalend putte Oost zich de volgende dag uitin variaties op `toen ons mop een mopje was' en `hoeperdepoep zatop de stoep' om na afloop geconfronteerd te worden met een woesteorator. Schaterend: "De arme man bleek het slachtoffer van eensmakelijke grap van zijn diergeneeskundestudenten."

Oost heeft zich dikwijls afgevraagd of zijn muziek nog wel wordtopgemerkt, maar wanneer hij noodgedwongen eens een keer versteklaat gaan krijgt hij steevast het commentaar dat het zonder hem`toch niet helemaal echt was'. Ook wanneer er door de hoogleraargeen muziekvoorkeur kenbaar wordt gemaakt probeert Oost aan teknopen aan de inhoud van de oratie. Knikkend naar het witteluidsprekertje aan de wand: "Zojuist nog werden er door eenhoogleraar enkele passages uit Don Giovanni aangehaald. Zoiets kanik natuurlijk niet op me laten zitten. Als ik dan wat fragmentenuit die opera speel dan hoor ik de herkenning beneden."

Toch vindt Oost dat "de universiteit best `wat trotser' mag zijnop het eigen orgel. Buiten Groningen en Friesland staan er maarenkele orgels van de hand van Hinsz. Het is dus werkelijk eenbijzonder exemplaar." Als organist van de Raad van State voelt Oostzich veel meer gewaardeerd dan in Utrecht. Twee woensdagmiddagen inde maand bespeelt hij in Den Haag het orgel in de gothische zaalvan het voormalig paleis van koning Willem II. Daarnaast wordt hijherhaaldelijk opgetrommeld voor ontvangsten van de koningin ofandere officiële gelegenheden in dat gebouw. "In Utrecht ishet orgel te horen bij oraties, maar verder doet men toch bitterweinigberoep op het instrument. Ik zou ook heel graag een nieuwe CDmaken. De vorige met achttiende eeuwse orgelmuziek dateert alweervan zes jaar geleden en is uitverkocht, maar bij het college vanbestuur en het kabinet vind ik weinig belangstelling voor eennieuwe."

De liefde van Oost voor het orgel zit diep. Al vanaf zijn derdelevensjaar wist hij dat hij organist wilde worden. Het was heteerste instrument waarmee hij als telg van een predikantengezin inaanraking kwam. Niet alleen de magie van de muziek lokte, maar ookde geweldige mechaniek van het instrument. Daar kwam Oostsbelangstelling voor exacte vakken om de hoek kijken. "Organistenkomen veel meer dan andere muzikanten in aanraking met debouwtechnische kant van hun instrument. Voor een pianist verschiltde ene vleugel niet werkelijk van een andere, maar een orgel uit debarok stelt toch hele andere eisen dan een orgel uit deromantiek."

De dubbele belangstelling van Oost, die in een grijs verledennog een poosje wiskunde studeerde, kwam ook tot uiting in dedissertatie die hij in 1975 schreef over de Nederlandseorgelgeschiedenis. Bovendien adviseerde hij meerdere keren bijorgelrestauraties en is hij redacteur van de Nederlandseorgel-encyclopedie waarvan inmiddels vier delen klaar zijn.

Tenslotte is Gert Oost ook nog eens een zeer verdienstelijkcomponist. "Ik heb altijd de muziek die ik in mijzelf hoorde opwillen schrijven. Nog steeds ben ik in het bezit van de stukken dieik schreef toen ik twaalf was." Voorlopig hoogtepunt voor Oost isde kerkopera Visions of Heaven, die hij vorig jaar in het kader vanhet Festival Klank-visioenen schreef. De opera werd in novemberdriemaal voor een uitverkochte Janskerk opgevoerd. Het stuk wasvoor een groot gedeelte gebaseerd op de werken die Oost deafgelopen vijftien jaar schreef voor Schola Davidica, het Utrechtsekoor dat hij zelf oprichtte. De inhoud van de opera wekte overigensbehoorlijk wat opschudding. Oost vloekte letterlijk in de kerk doorin zijn alternatieve versie van het Job-verhaal God uit de hemel telaten zetten door de Duivel. Ook het feit dat hij van God een vrouwhad gemaakt was velen te gortig. "Ik was er niet op uit om teshockeren", zegt Oost nu. "Dat verhaal had veel betekenis voor mij.Vele mensen waren ontroerd, anderen niet, zo gaat dat metkunst."

Dat Oost jaarlijks een groot aantal concerten in het buitenlandverzorgt is in Utrecht misschien minder bekend. Als een troubadourtrekt hij door Europa om af en toe neer te strijken achter hetorgel van een grootstedelijke kathedraal of dorpskerk in Polen,Bohemen of Tirol. "Het heeft iets spectaculairs dat reizen, maareerlijk is eerlijk: voor de orgels kun je beter in Nederland zijn.Nergens vindje zoveel onaangetaste orgels op zo'n kleingrondgebied. Nederland is het orgelland van de wereld." Wat er danzo mooi is aan het spelen op een authentiek orgel? "Wanneer jeeenmaal gewend bent aan de krakkemikkerige mechaniek van deuitgesleten toetsen en rammelende pedalen, dan krijg je daar zoveelvoor terug. Die klank is meer dan tweehonderd jaar bezadigd, hetlood twee eeuwen ingewerkt. Dat geluid geeft een hele inspirerendeervaring."

Xander Bronkhorst

Hersenen, hormonen en het afweersysteem vormen één groot netwerk

Hersenen, hormonen en het afweersysteem vormen ééngroot netwerk

Ook voor prof.dr. Cobi Heijnen was deze uitkomst geenverrassing. Als jong immunologe was ze in het begin van de jarentachtig onder invloed van haar leermeester prof.dr. Rudy Ballieuxin de ban geraakt van de toen nog zeer controversiële gedachtedat het afweersysteem reageert op veranderingen in degemoedstoestand.

"Ballieux is als een van de eersten onderzoek naar die samenhanggaan doen. Dat was een mooie tijd, waarin we allerlei spannendeproeven deden. We lieten vrouwelijke proefpersonen in ons labbijvoorbeeld naar angstige films kijken. Geweldig. De een krooponder de stoel van angst, terwijl een ander gewoon bleef zittenkijken. Zelf verwachtten we dat stress pas na langere tijd meetbareinvloed zou hebben op het afweersysteem, maar tot onze stommeverbazing zag je vrijwel direct effect. In de bloedmonsters van degestresste proefpersonen bleek het aantal killer-cellen van hetafweersysteem (de cellen die ongewenste indringers aanvallen enopruimen) al tijdens de film ongeveer te zijn verdubbeld."

De hoop van de immunologen was dat het vinden van een relatietussen stressgevoeligheid en het afweersysteem zou bijdragen aanhet vinden van therapieën voor auto-immuunziekten zoals reumaen MS Dat zijn chronische ontstekingsziekten die samenhangen meteen verstoring van het afweersysteem en de aanwijzingen werdensteeds sterker dat de mate waarin die verstoringen optreden medewordt beïnvloed door de productie van stresshormonen in dehersenen.

"Onze centrale vraag was hoe het kwam dat sommige mensen reumakregen en anderen niet. Waarschijnlijk heeft dat ook iets met hunstressgevoeligheid te maken, maar met dat blote feit konden weweinig. We zochten dus naar een fysiologische maat diestressgevoeligheid kon uitdrukken, bij voorbeeld in de aanwezigheidvan het stresshormoon cortisol, maar de psychologen die wijraadpleegden gaven niet thuis. Het was de tijd waarin debiologische benadering in de psychologie nogzeldzaam was. Depsychologen zaten nog volledig op de toer van maatschappelijkeoorzaken voor psychische problemen. Maar daar schoten wijnatuurlijk weinig mee op, want wij zochten naar therapieënvoor ziektes."

Heijnen, vorig jaar aangesteld als hoogleraarpsycho-neuro-immunologie, besloot om haar hypotheses dan maar uitte testen op proefdieren. Zouden stressgevoelige rattenbijvoorbeeld eerder ziek worden dan kalme dieren en zo ja, was daarwellicht iets aan te doen?

"We hebben dat onderzocht door bij een groep ratten een stof inte brengen die kan leiden tot verlammingen zoals ook optreden bijmultiple sclerose en de gevolgen waren verrassend duidelijk. Vantevoren hadden we vastgesteld welke ratten bij stress een zogehetenactief copinggedrag vertoonden, en welke dieren passief op stressreageerden. Dat deden we door een vreemde rat in de kooi te zettenen te zien of onze proefrat in de aanval ging of een afwachtendehouding aannam. Daarna hebben we die stof ingebracht en al snelwerd duidelijk dat de ratten met een actief copinggedrag de ziektevrijwel allemaal kregen, terwijl de andere dieren niet ofnauwelijks ziek werden.

"Nog interessanter was dat we in staat bleken om dat patroon teveranderen door dieren die vatbaar waren voor multiple scleroseonmiddellijk na de geboorte bij de moeder weg te halen. Dat levert,mits enige tijd volgehouden, zoveel stress op dat dat een enormeverandering in de hormoonhuishouding van het dier teweeg brengt.Gevolg is dat dieren die aanvankelijk vatbaar waren voor MS deziekte nu niet meer krijgen. En dat is toch wel een heelopmerkelijke vinding. Dat je zoiets puur biologisch als vatbaarheidvoor een ziekte kunt veranderen door de leefomgeving teveranderen."

ME

Heijnen hoopt voorzichtig dat met deze ontdekking de eerste stapis gezet op de weg naar een nieuwe behandeling van patiëntenmet multiple sclerose en andere auto-immuunziekten zoals reuma enastma. "Ik sluit inderdaad niet uit dat we in de toekomst bijmensen die gezien hun stressgevoeligheid tot een risicogroep voorauto-immuunziekten behoren met behulp van medicijnen en/of metgedragstherapie kunnen voorkomen dat ze de ziekte krijgen. Maar danzullen we wel eerst precies moeten weten welke mechanismen een rolspelen bij de productie van stresshormonen. Van wat er in hetlichaam gebeurt, weten we inmiddels redelijk wat, het wachten is nuop psychologen zoals Van Doornen die die kennis voor ons kunnenkoppelen aanhun kennis van het gedrag, die als het ware de biologievan de menselijke individualiteit kunnen ontrafelen."

De verwachte doorbraak op het gebied van auto-immuunziekten zouook wel eens interessante gevolgen kunnen hebben voor de aanpak vanpsychische kwalen zoals burn-out en ME, verwacht Heijnen. Want eris sprake van opmerkelijke overeenkomsten. "In beide gevallenklagen patiënten over vermoeidheid en lusteloosheid. In hetgeval van bij voorbeeld reuma weten we inmiddels dat stofjes die deimmuuncellen afscheiden daarvan de oorzaak zijn. Daarom denken wedat die symptomen ook bij ME wel eens mede door het afweersysteemzouden kunnen worden veroorzaakt. In het WKZ is recent onderzoekgedaan naar kinderen met ME en daar hebben we ontdekt dat er netals bij ziekten als reuma en MS sprake is van een verstoring van decommunicatie tussen de hersenen en het afweersysteem. Het wordtsteeds duidelijker dat hersenen, hormonen en afweersysteem in feiteéén groot netwerk vormen, waarvan de delen elkaar op allemogelijke manieren beïnvloeden."

Net als Van Doornen ervaart ook Heijnen in haar omgeving datklachten van patiënten met ME niet of nauwelijks serieusworden genomen. In de oratie die zij begin november uitsprak,kapittelde zij niet alleen de zogeheten orenmafia (alles zit tussende oren), maar ook artsen en psychiaters die weigeren om demedisch-biologische achtergrond van chronische vermoeidheid serieuste nemen.

"Uiteraard moet de oorzaak van de genoemde ziektes eldersgezocht worden. In sommige gevallen is chronische stress deoorzaak, in andere gevallen is er sprake van een ontsteking, eeninfectie of een aangeboren afwijking in het hormonale regelsysteem.Maar waar het om gaat is dat de ziekte zich in al die gevallenmanifesteert in een verstoorde interactie tussen de hersenen en hetafweersysteem. Dat is een fysiologisch probleem, en dan spreekt hettoch voor zich dat je probeert om dat met behulp van medicamentenaan te pakken? Ik vind het beschamend dat de klachten van mensenmet ME door de media serieuzer worden genomen dan door veelartsen."

Erik Hardeman

'Hij is net kapot gegaan. Ik zweer het'

Tijdens de wintermaanden is het vroeg donker en laatlicht. Maar voor veel mensen die op de fiets naar het werk of naarcollege gaan is dat nog geen reden om het licht op hun fiets telaten repareren. De Utrechtse politie houdt in het kader van delandelijke actie 'Fiets opvallend, fiets verlicht' diversecontrole's langs de fietsroutes. Een reportage.

Het is zeven uur in de morgen, donker en het heeft die nacht eenbeetje gesneeuwd. Een busje met daarin vijf politie-agenten van hetdistrict Tolsteeg gaat door de verlaten straten richting Lunetten."We gaan op het fietspad vanuit Houten bij het station staan", zegtbrigadier T. Jansen. Daar aangekomen is het politiebusjeonvindbaar. Even later komt Jansen uit de duisternis aangelopen."We staan hier achter, daar ligt een grote scholengemeenschap",zegt de brigadier terwijl hij wijst naar een contour van een gebouwdat zich aftekent tegen de lucht. "Op dit tijdstip fietsen descholieren naar school. Die gaan we controleren."

Even later blijkt dat verderop het fietspad al een controle aande gang is. "Deze controles vallen onder de landelijke actie vanVeilig Verkeer Nederland, maar worden per districtgecoördineerd. Onze collega's die verderop het fietspad staanzijn van het district Lekstroom. Daardoor wisten wij niet dat zijdaar vandaag gingen staan. We gaan geen mensen tweemaal ophetzelfde fietspad bekeuren."

Inpakken en wegwezen want de tijd dringt: over minder dan tweeuur wordt het licht. "Laten we naar de Weg tot de Wetenschap gaan",stel ik zelf voor. De agenten kijken me wat bevreemd aan en keurenhet voorstel af. "We gaan geen razzia houden en alle studentenpakken. Dat gaat te ver." Het wordt de Koningsweg die van Bunniknaar Utrecht loopt, maar ook fietsers vanuit Houten en Amelisweerdkomen langs deze plaats. Het busje wordt de berm ingereden vlakvoor het viaduct over de A27.

Iedereen neemt een plaats in, de bonnenboekjes worden getrokkenen het controleren kan beginnen. Er komen vooral scholieren langsdie in grote groepen luidruchtig langsfietsen. Af en toe fietst ereen fietser alleen tussen. Even later is het raak. Een jongemanzonder voorlicht wordt aangehouden door brigadier T. Stokkel diezijn hand opsteekt. "Kunt u zich legetimeren", vraagt de politiemanstreng. De jongen haalt gelaten zijn ov-jaarkaart uit zijn jaszak.Naam, adres en geboortedatum worden overgeschreven op de bekeuring."Hoe komt het dat u geen licht op uw fietsheeft?" vraagt Stokkel."Ik was al van plan om 'm te laten maken", antwoordt degeneeskundestudent die zijn naam liever niet in de krant wil."Helaas ben ik nu gepakt, dit is toch een stuk duurder dan eennieuw lampje." Een voor- of achterlicht dat niet werkt kost dertiggulden. Helemaal onverlicht rondfietsen levert een bekeuring vanvijftig gulden op. Na een praatje over de gevaren van 'fietsenzonder licht' mag de jongen weg. "U krijgt een acceptgiro vandertig gulden thuisgestuurd."

Pakkans

Veilig Verkeer Nederland vindt dit soort acties belangrijk omdatuit onderzoek is gebleken dat veel fietsers geen verlichtinghebben. Bijna de helft van alle fietsers voert niet meer dewettelijk voorgeschreven verlichting en reflectie. Van de fietsersboven de twaalf jaar zegt 60% wel eens in het donker zonder lichtte fietsen. "Veel mensen zien verlichting als iets vrijblijvendsmaar het is wél verplicht", zegt Frederique Hermie,woordvoerster van Veilig Verkeer Nederland. "We krijgen hier genoegbrieven binnen van boze automobilisten. Het is gewoon gevaarlijk omte fietsen zonder licht."

Uit cijfermateriaal van het Centraal Bureau voor de Statistiekblijkt dat in 1997 in het Nederlandse verkeer 242 fietsers om hetleven kwamen. Daarvan waren er 56 in het donker onderweg. De meesteslachtoffers vallen omdat ze in botsing komen met een auto. Hermie:"Het is al donker, meestal fietsen mensen met donkere kleding aan:je schrikt je rot in de auto."

Wat is eigenlijk goede verlichting? "Het ruiterlicht, die rodelampjes op de arm zijn formeel niet toegestaan", vertelt brigadierJansen. "Maar" vervolgt de politieman, "het gaat niet om de wet,het gaat om de strekking. Fietsers moeten zichtbaar zijn en aan huneigen veiligheid denken." De fietsverlichtingscontroles behorenniet tot de dagelijkse werkzaamheden van de politie. "Deze maandlaten we andere dingen liggen zoals snelheidscontroles", zegtJansen. "De pakkans moet vergroot worden: de fietsers moetenbeseffen dat ze het haasje kunnen zijn. Eigenlijk zouden we ditminstens één keer per week moeten doen."

"Een groot deel van de studenten rijdt rond zonder licht",vertelt Jansen. Vooral deze maand lopen ze het risico gesnapt teworden. We kunnen bijvoorbeeld volgende week aan de Oudegrachtstaan. Ik denk dat we dan blijven schrijven."

Bij de controle aan de Koningsweg hebben de meeste fietsers tochhun licht aan. Groepen fietsers komen voorbij, af en toe wordt eréén uitgeplukt. "Het gaat ons om de preventieve werkingdie hier vanuit gaat",vindt Stokkel. De fietsers beginnen in degaten te krijgen dat ze in de val lopen want af en toe zie je erééntje voor de controlepost afslaan of snel afstappen."Het is niet zo dat we geniepig na een bocht gaan staan waarniemand ons kan zien. Je dacht toch niet dat wij achter een dikkeboom gaan staan?", lacht brigadier Stokkel. "Normaal gesprokenhebben we wel een motoragent mee, dat ben ik dan, die achter mensenaangaat die proberen te ontsnappen. Vandaag was het te glad, dan gaje snel onderuit op een motor." Op het moment dat Stokkel ditvertelt springt één van zijn collega's in de bus en rijdtmet zwaailicht aan het fietspad op. "Ze blijven proberen om aan onste ontsnappen."

Roest

Annique Merkel wordt uit een groep vriendinnen geplukt. "Hij isnet kapot gegaan. Ik zweer het", roept de 16-jarige scholiere meteen angstige stem. Twee politiemannen van het controleteam staan omhaar heen. De draadjes bij haar voorwiel worden onderzocht. "Er zitgewoon roest op. Ik geloof niet dat 'ie het net nog deed", zegtStokkel. Met een aansteker wordt het uiteinde van de dynamobewerkt. "Draai nu eens aan je wiel?" De opluchting straalt vanAnnique's gezicht af als haar licht het plotseling doet. "Volgendekeer moet je er zelf voor zorgen dat het werkt", zegt éénvan de brigadiers en laat het meisje gaan. "We zijn natuurlijk geenfietsenmakers", vindt Stokkel. "Maar, ik heb zelf een dochter en ikweet hoe dat gaat. Ik weet dat die draadjes snel wordenkapotgetrokken."

Het begint nu langzaam maar zeker echt licht te worden. Erworden nog een paar fietsers aangehouden, waarvan de bekeuringenweer worden ingetrokken omdat het te licht is. Reden om te gaan.Deze controle heeft ongeveer vijftien bekeuringen opgeleverd. "Deoverheid verdient hier dus niets aan. Hier hebben vijf mensengewerkt, dan reken ik de administratie nog niet mee", verteltJansen. "Het gaat vooral om het praatje dat je erbij houdt, je moetook vertellen waarom. Ik sta daar niet voor m'n lol in de kou teschrijven."

Joke van der Glas




Illustratie: Joost van Waert (© U-blad)


Smoezen top-5

"Net deed mijn licht het nog..."

"Oh, ik wist niet dat 'ie het niet deed..."

"Hij is gisteren gemold..."

"Het trapt zo zwaar..."

"Dit is een fiets van een huisgenoot..."

Probleemgestuurd onderwijs deugt, maar studenten moeten wennen

Probleemgestuurd onderwijs deugt, maar studenten moetenwennen

"Boot, auto, trein, schoenen." Een groepje eerstejaarsIndustrieel Product Ontwerpen (IPO) van de Haagse Hogeschool somteen rijtje voertuigen op. Het is de bedoeling dat de studenten eendenkbeeldige fabrikant op weg helpen. Hij is van plan een nieuwvervoermiddel op de markt te brengen, maar heeft geen flauw ideewelk. Daarom wil hij eerst weten wat vervoeren eigenlijk is. En watde verschillen en overeenkomsten zijn tussen al bestaandevervoermiddelen.

De opdracht brengt de studenten ertoe een opsomming te geven diehet niveau van Sesamstraat niet ontstijgt. Slechts éénvan hen heeft in de gaten dat dit niet de bedoeling kan zijn. Maarzijn pogingen de groep op een ander spoor te zetten, wekken slechtsirritatie op: "In de tijd dat we hierover discussiëren, haddenwe al een A4'tje vol kunnen hebben." Als de tijd om is, lijken destudenten inderdaad weinig te zijn opgeschoten. En om nou te zeggendat ze op hbo-niveau aan de slag zijn geweest...

Dat zijn ze wel, legt tutor Paul Hörchner uit. "Want debedoeling van deze bijeenkomst is dat ze de opdracht goed lezen, demoeilijke begrippen proberen te verklaren en leerdoelenvaststellen. Dat is redelijk gelukt." Maar het liep niet echtlekker, vindt hij ook. De student die de groep op een andere koersprobeerde te krijgen, mag de slimste zijn geweest, maar daar gaathet niet om. "Hij is te weinig flexibel, daardoor traineert hij hetgroepsproces."

Als je op de ouderwetse manier naar zo'n bijeenkomst kijkt, gaanje vingers jeuken, weet Erik de Jong, een andere Haagse tutor. "Danis de verleiding groot om toch een klein college te gaangeven."

Ontevredenheid

Maar om ouderwetse colleges draait het in probleemgestuurdonderwijs (pgo) nu juist niet. De bakermat van dezeonderwijsformule is de Universiteit Maastricht. Daar wilde men afvan de traditionele hoorcolleges - met een alleswetende docent diekennis overdraagt aan zijn nietswetende studenten. Studenten stekenveel meer op als ze zelf aan het werk gezet worden. Geef ze eenprobleem en laatze er zelf in groepjes de benodigde kennis bijzoeken, dat is simpel gezegd de Maastrichtse filosofie.

Maastricht heeft veel succes met pgo, en haar voorbeeld heeftalom navolging gekregen. Geneeskunde in Groningen doet al metsucces aan pgo, technische bestuurskunde in Delft ook, dehotelschool in Leeuwarden oogst er applaus mee, de TechnischeUniversiteit Eindhoven wil 'ontwerpgericht onderwijs' geven. Er isbijna geen hogeschool of universiteit meer die niets aan pgo-achtigonderwijs doet.

Maar lang niet overal is pgo een succes. Aan sommige opleidingenis de waardering van studenten met sprongen omhoog gegaan sinds hunonderwijs in een pgo-jasje is gestoken. Maar op minstens even veelplaatsen leidt de invoering van pgo tot grote ontevredenheid onderstudenten.

De opleiding maatschappelijk werk & dienstverlening (mwd)aan de Hogeschool van Amsterdam lijkt zo'n plek waar pgo vooralsnogop een fiasco is uitgelopen. Vóór de invoering ervaneindigde ze als tiende in de studenten-poll van de Keuzegids HogerOnderwijs, dit jaar is ze gekelderd naar de twintigste en laatsteplaats.

Opleidingshoofd Els Verhoef heeft er wel een verklaring voor."We leiden studenten op die in het voortgezet onderwijs nog met detraditionele docent voor het bord te maken hadden", zegt ze. "Diehebben het gevoel dat ze in het diepe worden gegooid. Na eenkwartaal begonnen ze de hakken al in het zand te zetten, zo van:'Wij willen colleges'. Omdat ze dachten dat ze te weinigleerden."

Revolutie

"Onderwijsveranderingen brengen altijd hectiek met zich mee",zegt dr. Cees van der Vleuten, als hoogleraar onderwijskunde aan deUniversiteit Maastricht dagelijks bezig met probleemgestuurdonderwijs. "Je moet zoeken naar je eigen weg. Dat kost altijd eenaantal jaren. Dat ligt niet zozeer aan pgo, hoewel dat wel vaak deschuld krijgt. Maar het invoeren van zo'n nieuwe onderwijsvormvereist een totaal andere aanpak en die kun je niet één,twee, drie doorvoeren."

Dat er hoop is voor opleidingen als de Amsterdamse mwd, bewijsthet voorbeeld van bestuurskunde aan de Katholieke UniversiteitNijmegen (KUN). Die studie voerde bij de oprichting, tien jaargeleden, een verregaande vorm van pgo door. Dat kwam haaraanvankelijk op een slechte beoordeling van een visitatiecommissiete staan en ook de studenten waren ontevreden.

"Er begon op een gegeven moment moeheid op te treden", verteltonderwijskundig adviseur Rob Gerritsen van de KUN. "Want pgo werktaltijd volgens een vaste procedure." Het belangrijkste probleemwasvolgens hem dat de studenten te weinig loskwamen van de boeken."Dat klinkt misschien vreemd, maar ze zochten de antwoorden op deproblemen die ze voorgelegd kregen in de literatuur. En ze slaagdener niet goed in om die in hun eigen woorden te vertalen. Daaromwerken we sinds een jaar of drie met taken waarin ze verder moetenkijken dan de boeken."

Bestuurskunde in Nijmegen hanteert inmiddels een eigen mix vanmoderne onderwijsvormen, die wel allemaal op pgo gebaseerd zijn."Ik denk dat dat een voorwaarde is. Het is voor de afwisseling inelk geval heel belangrijk", aldus Gerritsen. De deskundigen zijnhet daar mee eens. Een nieuwe visitatiecommissie was heel tevreden.Gerritsen: "We hebben nu de beste bestuurskunde-opleiding vanNederland."

De Maastrichtse onderwijskundige Van der Vleuten denkt dat hetook met de Amsterdamse mwd-opleiding wel goed komt. Die heeft er inieder geval goed aan gedaan om radicaal te veranderen, vindt hij."Revolutie is beter dan evolutie. Omdat het een heel andere maniervan denken vereist. Als je het maar mondjesmaat invoert, rakenstudenten en docenten er niet aan gewend. Je doet het goed of jedoet het helemaal niet."

HOP, Inge de Visser


Probleemgestuurd onderwijs in Utrecht

In Utrecht werkt de faculteit Dierengeneeskunde al een jaar ofvier met probleemgestuurd onderwijs. De faculteit Geneeskunde gaatin het nieuwe curriculum, dat per september start, ook beginnen metpgo. De opleiding Natuurwetenschappen en Bedrijf & Bestuur(NWBB), heeft van de visitatiecommissie de aanbeveling gekregen ommeer de kant van het probleemgestuurd onderwijs op te gaan enoverweegt dit nu dan ook. "Er is een hele delegatie naar Maastrichtgeweest om daar eens te kijken", vertelt F. Keesen van hetUniversitair Strategisch Programma. "De stemming was: 'Goh, dat isleuk, maar niet snel te kopiëren. Je moet het integraal in dehele opleiding doorvoeren, je kunt het niet alleen in een vakjetoepassen."

Volgens Keesen moeten vooral de docenten wennen aanprobleemgestuurd onderwijs."

De studenten zijn wel tevreden over deze vorm van onderwijs."Als je de Keuzegids of de Elsevier-enquetes erop naslaat staat deMaastrichtse opleiding consequent bovenaan", aldus Keesen. Criticizeggen dat je een speciaal soort student moet zijn om goed tefunctioneren binnen hetpgo. "Je moet goed kunnen samenwerken,einzelg"ngers zouden minder goed functioneren."

Vooral voor de lagere jaren is het een goede onderwijsvorm meentKeesen. "Voor eerste en tweedejaars is het een goede manier omstudenten te begeleiden. Ze studeren samen, daardoor is er meersociale druk, dus worden er meer vakken gehaald." Voor de hogerestudiejaren zijn de probleemstellingen vaak van een te laagniveau.

Jv/dG

Hoorcollege als multimedia show




Jan Kuperus op voor de titel 'Docent van hetjaar'

"Wat is het probleem waarmee we in de natuur- ensterrenkunde altijd weer te maken krijgen? Dat is dat je eenmeetinstrument hebt waar data uitkomen en de vraag is nu: hoe krijgik die data de computer in?" Dr. Jan Kuperus kijkt onderzoekend hetzaaltje rond waar elf tweedejaars studenten in afwachting zijn vande start van het practicum 'data-acquisitie', en zegt en passanttegen een laatkomer: "Kom binnen, je hebt al heel wat gemist. Ikhad je toch de begintijd gemaild? O, je staat niet op demailinglist."

Lang, kaarsrecht en onberispelijk in het pak vormt de man die almeer dan dertig jaar actief is in het natuurkunde-onderwijs eenopvallend contrast met zijn losjes geklede studenten die deinleiding van hun docent onbewogen over zich heen laten komen. Maarkennelijk kunnen zij de terloopse ironie waarmee Kuperus zijnverhaal doorspekt wel waarderen, gezien althans het feit datstudievereniging A-Eskwadraat hem heeft voorgedragen voor de titel'docent van het jaar'. De voornaamste reden voor die uitverkiezingvormt overigens het eerstejaars college Meten in de fysica, datdoor Kuperus is omgevormd tot een ware visuele belevenis.

"Hij heeft zijn multimedia prima voor elkaar", is hetgoedkeurende oordeel van twee studenten wie de Kuperusshow uit huneerste jaar nog helder voor de geest staat. "In dat opzicht valthij in deze faculteit echt op, want voor veel andere docenten ishet gebruik van twee overheadprojectoren al het summum vanhightech." Ook studentassistent Alexander van Heukelum is tespreken over het onderwijs van de man die nog steeds opmerkelijkeinteresse aan de dag legt voor nieuwe ontwikkelingen. "Hij was eenvan de eersten die computers in het onderwijs is gaan gebruiken, enhij blijft voortdurend zoeken naar manieren om het practicum tevernieuwen. Heel inspirerend. Deze zomer neemt hij afscheid, maarik denk dat hij in zijn hart nog best een paar jaar zou willenblijven."

Op zijn werkkamer in het Minnaertgebouw ondergaat Kuperus deplichtplegingen die horen bij zijn nominatie met enige tegenzin."Docentvan het jaar? Ach, persoonlijk zit ik daar niet zo om tespringen. Ik ben niet zo'n persoonsverheerlijker. Overigenswaardeer ik het wel bijzonder dat de studenten van A-Eskwadraat mijmet zoveel enthousiasme hebben voorgedragen."

Een goede docent? Hij denkt even na. "Dat is voor mij in deallereerste plaats iemand die er zin in heeft, iemand die het leukvindt om studenten wat nieuws bij te brengen. Dat zoeken naarnieuwe dingen gaat voor mij zeer zeker op. Toen ik in 1967 uitAmerika terugkwam en hier als docent begon, was mijn eerste aankoopeen mechanische rekenmachine voor het practicum, als aanloop vooralle

computerontwikkelingen die er aan zouden komen."

Slinger

Sinds jaar en dag verzorgt Kuperus voor zo'n honderd eerstejaarshet college Meten in de fysica, waarin studenten kennis maken methet meten en het statistisch interpreteren van meetgegevens. Om diekennismaking levendig te houden, maakt Kuperus gebruik van alletechnieken die voorhanden zijn.

"Op zich geef ik dat college in de vorm van een klassiekhoorcollege. Daar is wat mij betreft ook niks mis mee, mist je heteen beetje sappig kunt houden. Daarom zorg ik dat er voortdurendwat te zien is. Op één scherm projecteer ik de tekstenvan het college. Intussen loopt in een hoek van de zaal eenexperiment, dat via een camera op een tweede scherm wordt vertoond.En dan is er vaak ook nog een scherm met simulaties van de metingdie ik behandel.

Een voorbeeld van zo'n experiment is de statistischebeschrijving van de periode van een slinger. Als ik de statistiekvan waarnemingen

behandel, staat in de hoek van de zaal een slinger opgesteld,die is verbonden met een meetapparaat dat per slingerbeweging deperiode registreert en dat de gegevens verwerkt tot een grafiek.Dit gebruik ik om de in de statistiek bekende normaalverdeling teintroduceren. Het aardige van deze aanpak is dat de studenten zienhoe dat grafiekje tijdens het college heel geleidelijk naar dieverdeling toegroeit. Overigens loopt het college samen met eenwerkcollege en een practicum over dezelfde stof. Het is decombinatie van die drie waardoor de studenten leren om zelf met destof om te gaan."

Als onderwijsman heeft Kuperus zich bij Natuur- en Sterrenkundealtijd prima op zijn gemak gevoeld, zegt hij. "In sommigefaculteiten wordt iemand die zich fulltime met het onderwijs bezighoudt al snel gezien als een uitgerangeerde wetenschapper. Zo benik bij mijn weten nooit bekeken. Maar dat komt ook omdat onderwijshier altijd een heel centrale positie heeft ingenomen. Wij waren deeerste faculteit met een eigen onderwijsinstituut en ook op hetgebied van niveaudifferentiatie waren wemet onze TWIN-programma'smet Scheikunde en Wiskunde vroeg bij."

Verwachtingen

Een van de meer serieuze problemen van Natuur- en Sterrenkundevormt de hoge uitval van een kleine veertig procent van destudenten in het eerste jaar. Om studenten een persoonlijkerbegeleiding te geven, krijgt de faculteit dit najaar eentutorsysteem. En met de invoering van de bètawaaier kunnenstudenten over een paar jaar naast een wetenschappelijkeafstudeervariant ook kiezen voor een maatschappelijke of eeneducatieve afstudeerrichting. Toch vraagt Kuperus zich af of ditecht oplossingen zijn.

"De kern van het probleem blijft dat mensen met verkeerdeverwachtingen natuurkunde gaan studeren. Het zijn soms ook debetere leerlingen die het in het VWO niet al te moeilijk hadden.Als die merken dat ze hier opeens wel hard moeten werken, valt dattegen. En zoiets los je niet op met een maatschappelijke variant ofmet tutoren, want natuurkunde op het niveau dat wij van onzeafgestudeerden verwachten is gewoon een moeilijk vak, waarvoor eenaantal studenten nu eenmaal niet geschikt zijn."

Hoewel het onderwijs hem zeer aan het hart gaat, heeft Kuperusnog slechts een enkele keer een Onderwijs Meesterdag bijgewoond."Ik ben heel blij dat de universiteit zich nu echt serieus metonderwijs bezig houdt na haar interesse lange tijd alleen met demond te hebben beleden. De invoering van onderwijskwalificaties enonderwijsloopbanen is zonder meer positief. Maar of je dat moetbegeleiden met onderwijsconferenties vraag ik me af. Die leidentoch relatief vaak tot vage uitspraken, waarmee niemand uit devoeten kan. Ik organiseer zelf op 22 januari een practicumdag voorcollega's uit den lande met lezingen en demonstraties rechtstreeksuit de praktijk van het natuurkundeonderwijs. Dan gaat het om heelconcrete informatie over het vak. Daar zie ik eigenlijk meer heilin."

Aan het eind van het gesprek voert Kuperus de verslaggever nietzonder trots mee door het Minnaertgebouw. "Ik heb vrijwel mijn heleloopbaan in Trans 1 gewerkt, een prima gebouw, maar wel erg ver vande rest van de faculteit. Toen ik nog in de U-raad zat, heb ik meer al voor ingezet om het Minnaertgebouw gerealiseerd te krijgen.Bij de totstandkoming ben ik van ontwerp tot inrichting actiefbetrokken geweest. Ik ben dan ook heel blij dat ik nog meemaak datwe er nu zitten."

De ene na de andere zaal, waar we doorheen lopen, zit vol metjongens. Heeft Kuperus het nooit jammer gevonden dat er zo weinigvrouwen natuurkunde studeren? Hij kijkt verbaasd op bij een vraagdie hem kennelijk nooit erg heeft bezig gehouden. Dan antwoordt hijmet een zweem van een glimlach: "Ach nee, het vak natuur- ensterrenkunde is sekseneutraal, dus in dat opzicht heb ik het nooitals een bezwaar gezien.En bovendien, ik heb zelf drie dochters. Dusvormde mijn huiselijk leven misschien wel een mooi tegenwicht."

Erik Hardeman

Stress is een prachtig mechanisme


Aan psychische klachten zoals chronische vermoeidheid enburn-out zit altijd ook een lichamelijke kant. Daartegenover hebben(immuun-) ziekten zoals reuma vaak mede een psychische achtergrond.Om te zoeken naar een effectieve therapie is het dus hoog tijd omin het onderzoek een einde te maken aan de kunstmatige scheidingtussen lichaam (geneeskunde) en geest (psychologie), vindenpsycholoog Lorenz Van Doornen en immunologe Cobi Heijnen. Weg metde orenmafia. Op zoek naar de biologie van deindividualiteit.


Stress is een prachtig mechanisme

Het mag vreemd klinken, maar wie prof.dr. Lorenz vanDoornen over stress hoort praten, zou bijna enthousiast worden.Natuurlijk, ook de hoogleraar Gezondheidspsychologie probeert deongezonde spanning te vermijden die wordt veroorzaakt doorovermatige drukte. Maar over stress als hormonaal regelsysteem vanhet lichaam is de man die al zo'n 25 jaar 'in de stress' zit in deloop der tijd alleen maar enthousiaster geworden.

"Het stress-systeem is een geniaal en voor ons voortbestaanonmisbaar stelsel van 'checks and balances'. Ruwweg zijn er tweehormonale systemen bij betrokken. Het ene systeem produceertadrenaline, een heel functioneel hormoon dat energie mobiliseert opmomenten waarop we in actie moeten komen en dat ervoor zorgt dat westress in beginsel als aangename spanning in ons lichaam kunnenervaren.

"Bij langdurige stress gaat het lichaam daarnaast ook cortisolproduceren. Als de adrenaline ongeremd zijn gang zou gaan, zoudenonze reserves namelijk binnen de korste keren zijn opgebrand.Cortisol voorkomt dat. Op zich is er dus sprake van een prachtiguitgebalanceerd mechanisme. Het gaat pas mis als de spanning telang aanhoudt. Dan kan stress leiden tot burn-out en chronischevermoeidheid."

Omdat deze kwalen vooral als psychisch worden gezien, heeft denadruk in het onderzoek naar het uit de rails lopen van hetstress-systeem tot nu toe vooral op de gedragstherapeutische kantvan de zaak gelegen, betoogde Van Doornen vorige week in zijnoratie. "Psychologen wetenwel dat stress gepaard gaat metlichamelijke verschijnselen zoals een hogere bloeddruk, eenversnelde hartslag en een hoog cortisolniveau. Maar omdat die bijhet beëindigen van de stressvolle situatie weer snelverdwijnen, worden zij vooral gezien als bijverschijnselen.

"Als mensen na afloop van een periode van stress last blijvenhouden van moeheid of van een gebrek aan concentratie, moeten zijdus een psychisch probleem hebben, is de gangbare redenering in depsychologie. Het probleem zal wel tussen de oren zitten, wantfysiek is er immers niets aan de hand."

Paniek

Hoe meer bekend wordt over het stressmechanisme, des teduidelijker wordt dat dit een onjuiste gedachte is, stelt VanDoornen. "Uit onderzoek met proefdieren blijkt namelijk datblootstelling aan stress gepaard gaat met duidelijk waarneembarefysiologische veranderingen in onder meer de hersenen en hetimmuunsysteem. De voornaamste boosdoener is een te hoge dosiscortisol in het bloed. Zo zijn bij proefdieren die gedurende enigetijd in paniek zijn gebracht, nog weken later veranderingenzichtbaar aan de hippocampus, een klein orgaan in de hersenen dateen centrale rol speelt in de manier waarop ons brein omgaat metemoties en herinneringen. Later is zulk onderzoek met behulp vanscans ook bij mensen uitgevoerd. Bij een langdurig verhoogdcortisolniveau bleek niet alleen hun hippocampus soms meer dan tienprocent in volume te zijn afgenomen, maar was ook hun geheugenachteruit gegaan.

Volgens Van Doornen is de belangrijkste les die uit dezeontdekkingen kan worden getrokken, dat cortisol en anderestresshormonen een rol spelen bij het ontstaan van 'psychische'ziektes zoals burn-out en de chronische vermoeidheidsziekte ME."Veel psycho-somatische klachten hebben een puur fysiologischeoorzaak en zijn dus in feite gewoon lichamelijke klachten.Natuurlijk bestrijd ik niet dat de achterliggende oorzaak vanpsychische problemen meestal is gelegen in omstandigheden zoals dehoge werkdruk en de steeds toenemende prestatie-eisen in demaatschappij. Als in een bedrijf veel personeelsleden met stressrondlopen, moet je dat bedrijf reorganiseren. Maar dat laatonverlet dat de lichamelijke klachten die het gevolg zijn vanstress, en het feit dat de een veel stressgevoeliger is dan deander, een fysiologisch aanwijsbare oorzaak hebben. Die kant van dezaak wordt helaas nog door veel pyschologen genegeerd. Er zijn weleen hoop stresstherapieën die allemaal een beetje helpen, maarniemand is geïnteresseerd in de vraag waarom ze helpen en ofdat misschien beter kan.

"Ik denk dat het hoog tijd word om een fysiologische basis aande behandeling te geven, zodat we een beetje afkomen van dieellendigevaagheid die nu nog rond stress hangt. Ik ken mensen metburn-out die na een half jaar thuis geen enkele veranderingbespeuren. Maar ja, omdat ze ogenschijnlijk niets meer mankeren,worden ze als querulanten beschouwd die maar naar een psychiatermoeten. Onzin. Kennelijk heeft het stress-mechanisme ietsbeschadigd wat langer nodig heeft om te herstellen. In onsonderzoek willen we er achter komen wat dat precies is."

Stress-profiel

Kort samengevat wil van Doornen als het ware een fysiologischedefinitie van stress en stressgevoeligheid te ontwikkelen. "Wijmeten bij mensen in allerlei verschillende omstandigheden dehoeveelheden adrenaline en cortisol, de bloeddruk en de hartslag enwe proberen na te gaan hoe die niveau's gedurende een etmaalvariëren, en wat de invloed is van pieken in de activiteit envan rustperioden."

Een van de hypotheses van Van Doornen is dat verschillen instress-bestendigheid samenhangen met het vermogen van het lichaamom snel te herstellen. Het idee daarbij is dat niet zozeer destress zelf maar een gebrek aan herstelvermogen de schadeveroorzaakt, omdat daardoor het cortisolniveau te lang hoog blijft.Een deel van het Utrechtse onderzoek richt zich daarom op dat nogvolstrekt onbekende herstelmechanisme, dat waarschijnlijk vooraltijdens de eerste uren van de slaap, de diepe slow-wave slaapactief is. Dat onderzoek is volgens Van Doornen vooral van belangomdat het uitzicht biedt op methoden om risico-groepen voorchronische stress en burn-out te identificeren. "Als je weet hoe jeherstel in fysiologische termen moet definiëren, kun jemisschien patronen ontdekken in de manier waarop mensen van stressherstellen."

Op termijn moet het onderzoek van Van Doornen uitmonden in hetopstellen van een individueel stress-profiel. "Mijn ideaal is datwe in de toekomst een vergelijkbare risico-analyse kunnen maken alsnu al gebeurt voor hart- en vaatziekten. Daarvoor hoef je alleenmaar de cholesterol en de bloeddruk te meten en te vragen of iemandrookt. Dan tokkel je dat bij wijze van spreken in op je PC endaaruit rolt de kans die iemand heeft om de komende vijf jaarproblemen te krijgen.Het stressonderzoek bevindt zich nu indezelfde situatie waarin het hart- en vaatonderzoek zich dertigjaar geleden bevond. Vandaar dat ik ervoor pleit om dit onderzoeknu met kracht ter hand te nemen. Gezien het percentage mensen in deWAO met stressklachten lijkt het me geen onbelangrijke zaak om eengoede maat voor stressgevoeligheid te ontwikkelen."

Dat zijn onderzoek zou kunnen leiden tot de ontwikkeling vanmedicijnen acht Van Doornen niet denkbeeldig, maar hij waarschuwtvoor te hoge verwachtingen. "Als je al een anti-stressmiddel zoukunnenontwikkelen, dan zou dat hooguit geschikt zijn om in eenvroeg stadium van burn-out het schadelijke effect van cortisol teneutraliseren. Maar het zal nooit meer dan een hulpmiddel wordennaast een gedragstherapeutische aanpak van chronische stress, eenbeetje op dezelfde manier waarop anti-depressiva nu wordengebruikt. Van anti-stress middelen moet je zeker geen wonderenverwachten."

Erik Hardeman

'Ineens had ik een doel: d''r wilde ik stage gaan lopen'

Stage lopen in de 'poort van Soho', op de hoek vanBroadway en Houston. Welke student droomt niet van een dergelijkstudie-uitstapje naar New York. Nicole Hendriks verwezenlijkte diedroom en liep drie maanden rond bij het Internetbedrijf PseudoPrograms. De in New York verblijvende journalist Jeroen Ansinksprak haar. "Ik ben een stuk losser over mijn toekomst gaannadenken."

Eigenlijk was het verblijf van Nicole Hendriks (26, laatstejaarsFilm & Televisiewetenschappen) in New York één grotetoevalstreffer. Ze wilde er al een tijdje naar toe, maar kon hetzich niet veroorloven. Dat veranderde toen haar vriend, die voorMoret, Ernst & Young werkt, voor een paar maanden naar New Yorkwerd uitgezonden.

Hendriks: "Dat was een kans die ik niet kon laten liggen. Ikmoest gewoon mee." Probleem was alleen dat het volstrekt nietduidelijk was wat ze daar zou moeten doen. "Ik wist wat vantelevisie, ik wist wat van websites en ik wilde iets doen op hetsnijpunt van televisie en onafhankelijke media. Ik heb heel veelrondgebeld om een interessant bedrijf te vinden. Maar het is heelmoeilijk om vanuit Nederland te weten te komen wat er preciesgebeurt in New York op het gebied van nieuwe media."

Toen las ze in het weekblad Intermediair een artikel overNederlanders in New York. Een van de geïnterviewden was EngSan Kho, die vijf jaar geleden op de bonnefooi naar New York gingen uiteindelijk terecht kwam bij Pseudo Programs, een van de eerstebedrijven ter wereld die televisieprogramma's via het Internetverzorgt. "Ineens had ik een doel: d''r wilde ik stage lopen",aldus een opgetogen Hendriks. "Ik heb Eng San opgebeld en gevraagdof ze nog mensen nodig hadden. 'Kom maar langs', zei hij toen."

Het was de eerste keer New York voor Hendriks, maar veel tijd omte wennen had ze niet. "Het moest allemaal snel, snel, snel. Ikkwam hier zonder stagevoorstel en zonder begeleider. De enigeafspraak die ik had was dat ik Pseudo zou bellen zodra ik in NewYork was."

Hendriks belde, mocht naar een uitzending komen kijken en na eenrondleiding door het gebouw en een kort gesprekje kon ze meteen devolgende dag beginnen. Ze kwam terecht bij Streetsound, een van dekanalen op de site, als produktie-assistent en manusje-van-alles.Haar stagebegeleider werd Frans Bosboom, universitair hoofddocentKunstbeleiden -management en coördinator Cultuurbeleid bij defaculteit Letteren.

"Ik heb hem vanuit New York benaderd omdat hij veel interesseheeft in nieuwe media", vertelt Hendriks. "Bij Letteren bestaat ersinds kort dan wel de specialisatie Nieuwe digitale media encultuur, maar omdat ik al bijna klaar ben met mijn studie was hette laat om daar nog vakken bij te volgen."

Kopiëren

Pseudo Programs houdt kantoor in de 'poort van Soho', op de hoekvan Broadway en Houston. Daarmee staat het bedrijf midden in wat inde volksmond Silicon Alley is gaan heten, een gebied inzuid-Manhattan waar talloze Internetbedrijfjes zijn gevestigd. Hetverschil met Silicon Valley - de grote broer in het westen van deVS - is dat het in New York meer gaat om de inhoud van de websites.Pseudo Programs verzorgt bijvoorbeeld shows over drums 'n bass,poëzie of computergames, allemaal gericht op een kleinedoelgroep die normaal niet op radio en tv wordt bediend. Tot nogtoe zijn de programma's van Pseudo het best te vergelijken met eentalkshow via het Internet, zegt Hendriks, waarbij de techniek nogniet zo ver is dat de beeldkwaliteit het kan opnemen tegen die vantelevisie. "Maar het wordt meer dan een Jerry Springer op het net.Breedband komt er binnenkort aan, waardoor de uitzendingen snelleren beter worden. Het Internet wordt een nieuw medium waarbij je,terwijl je aan het kijken bent, achtergrondinformatie kunt opzoekenen ook nog eens contact kunt maken met de programmamakers en jemedekijkers. Maar waar het precies naartoe gaat weet niemand. Datis ook het fascinerende eraan."

Wordt er vanuit de westkust, die zich vooral richt op deontwikkeling van chips en de bijhorende software, nogal eensmeewarig op New York neergekeken, toch maakt de content basedindustry een turbulente groei door. Hoewel het nog steeds nietprecies duidelijk is hoe een op inhoud gericht bedrijf uiteindelijkwinst zal maken, blijken Internetaandelen erg populair, vooral bijspeculanten. Ook Pseudo wil de volgend jaar de beurs op. Hetbedrijf is, zoals de meeste bedrijfjes in Silicon Alley, nog ergjong: pas begin 1998 maakte het de overstap naartelevisie-uitzendingen via het web. Daarvoor hield het zich vooralbezig met radio-uitzendingen.

Hendriks: "Als ik bij een wat meer corporate ingesteld bedrijfwas terechtgekomen had het best gekund dat ik de hele stage langniet meer mocht doen dan kopiëren en gegevens invoeren. Hierben ik weliswaar ook begonnen met lullige klusjes - zoals hetzoeken naar fouten op de websites, en het invullen van databases.Maar op een gegeven moment hadik het daarmee wel gehad en wilde ikiets doen waar ik wat meer bij kon nadenken. Dat was geen enkelprobleem: ik kon zo verder als produktie-assistente vanStreetsound.

"Daarbij ging het af en toe over hele basale dingen. Ik heb eenkeer gesuggereerd dat het misschien niet zo'n goed idee was om tweemensen met een licht T-shirt tegen een witte achtergrond teinterviewen. De mensen met wie ik werkte zeiden vaak dat ik dedingen zo scherp zag, omdat ik van buiten kwam en op een heelandere manier tegen de zaken aankeek."

Toch heeft Hendriks het gevoel dat zij meer van Pseudo heeftgeleerd dan Pseudo van haar. "Ik zat hier voornamelijk om me teoriënteren. Wat is het voor bedrijf, welke werkwijze houdt heterop na, waar gaat het naartoe? Meer kun je ook niet doen in driemaanden. Die tijd is te kort om een groot project op te starten. Ikdenk dat ik daarom ook zo vrij ben gelaten. Binnen Pseudo kon ikmet iedereen contact opnemen, en als ik af en toe een middag vrijwilde nemen om een ander bedrijf op te zoeken, mocht dat ook."

Underground

Alhoewel de bedrijfsstructuur bij Pseudo zo open is dat eenstagiair binnen een paar maanden uitvoerend producent zou kunnenworden, heeft Hendriks niet geprobeerd haar stage om te zetten ineen baan. "Nog afgezien van de vraag of dat visumtechnisch zoukunnen. Ik wil eerst mijn studie afmaken, zodat ik iets heb om opterug te kunnen vallen. Bovendien heb ik nog teveel verplichtingenin Nederland. Maar ik ben wel een stuk losser over mijn toekomstgaan nadenken. Voorheen dacht ik aan een baan bij de publiekeomroep, bijvoorbeeld bij de NPS. Dat kan nog steeds maar mijntoekomstperspectief is nu breder. Ergens heb ik het gevoel dat ikterug moet naar New York. Het gevoel iets te missen als ik hierniet ben is sterk."

Hendriks zal waarschijnlijk wel haar scriptie gaan schrijvenover Silicon Alley. "Ik zit nog te broeden op een goed onderwerp.Wat interessant zou kunnen zijn, is de relatie tussen interactieveprogramma's op het Internet en hun kijkers. Pseudo heeft een heeltrouw publiek op het message board, waarop kijkers kunnen chattenen commentaar kunnen geven op het programma. Dat message board iseen heel goede bron van informatie voor ontwikkelingen in de scenewaarin het publiek zich beweegt."

Een onderzoeksvraag heeft ze nog niet. "Het probleem is eenbeetje dat mijn onderzoek ook voor deze underground jongeren waardemoet hebben, want anders is de kans groot dat ze hun medewerkingweigeren. Iedereen ruikt tegenwoordig immers geld en wil van allesweten over deze jongeren,dus ik kan me voorstellen dat ze hetliefst zo underground mogelijk blijven."

Jeroen Ansink