Nieuws

Brons voor Boonacker

Ook vier jaar geleden in Athene werd Boonacker derde. Voor haar vertrek naar China sprak ze in een interview met het Ublad de hoop uit deze keer het goud te bemachtigen. Dat lukte vanochtend niet. Ze moest een Australische en een Duitse voor laten gaan.

Eerder deze week bleek tijdens de 100 meter vrije slag een vierde plek het hoogst haalbare. Boonacker, die lijdt aan een spierziekte, zwom daarbij wel een Nederlands record.

Het interview met Chantal Boonacker is donderdag te lezen in het Ublad.

XB

Uitfeest gaat records breken

Vorig jaar bezochten 80.000 bezoekers het Uitfeest. “Op de Amsterdamse Uitmarkt, waar we met een stand stonden, werd het programmaboekje 2000 keer opgehaald. Dat is een indicatie dat het druk wordt”, aldus de organisatie.

Sinds negen jaar is de opening van het Uitfeest het Oudegracht Opera Concert, maar die traditie is na volgend jaar afgelopen. “Tien jaar is goed. We stoppen op het hoogtepunt voordat het niet leuk meer is.”

De 11de editie van het Uitfeest valt opnieuw samen met een autovrije zondag. Alternatief openbaar vervoer, zoals rondvaartboten, fietstaxi’s, een paardentram en een elektrisch treintje, brengt de bezoekers naar de verschillende podia in de binnenstad. De bussen, die rijden, zijn goedkoper.

Niet alleen podiumkunsten laten zich zondag zien, maar ook musea, bioscopen en beeldende kunst zijn bij het Uitfeest betrokken. Lopende exposities, bijvoorbeeld in het Centraal Museum, kunnen gratis bekeken worden.

AD/UN

Voor het complete programma zie: www.culturelezondagen.nl

Investeringen hoger onderwijs blijven achter

In het gisteren gepubliceerde Oeso-rapport Education at a glance staat dat de Nederlandse overheidsuitgaven aan hoger onderwijs tussen 2000 en 2005 met tien procent toenamen, tegen een gemiddelde stijging van 26 procent. De particuliere investeringen – waaronder het collegegeld – namen in Nederland met 14 procent toe. Minder dan in landen als Duitsland (31 procent), het Verenigd Koninkrijk (53 procent) en Denemarken (61 procent).

Aan alle onderwijssectoren samen gaf Nederland in 2005 vijf procent van het bruto nationaal product uit. Eentiende procentpunt minder dan het jaar daarvoor en 0,8 procentpunt onder het Oeso-gemiddelde van ontwikkelde landen.

Aan de overheid heeft dat niet gelegen, schrijft minister Plasterk in een brief aan de Tweede Kamer: die gaf in 2005 11,5 procent van haar totale begroting uit aan onderwijs. Tien jaar eerder was dat 8,9 procent, en dat is na Denemarken de grootste uitgavenstijging. “Ook in de komende jaren zal het kabinet blijven investeren in onderwijs”, verzekert Plasterk.

Twee factoren hebben er volgens de minister toe geleid dat Nederland onder het Oeso-gemiddelde blijft. Andere landen, waaronder de Scandinavische, investeerden nog altijd meer publiek geld. En verder blijven de particuliere onderwijsuitgaven in Nederland – ongeveer een kwart van het totale budget – sterk achter bij landen als Japan en de VS, waar meer dan zestig procent van het onderwijsbudget rechtsreeks door de burger betaald wordt.

HOP

Rinnooy Kan wil onderwijs belonen

Hij wil mensen die werken aan onderwijskwaliteit “een hart onder de riem steken”, zegt Rinnooy Kan desgevraagd nadat hij het idee opperde in een toespraak bij de opening van het collegejaar van Saxion Hogescholen. Dit ondanks het feit dat prestatieprikkels in het onderwijs omstreden zijn.

Zoals onderzoeksfinancier NWO het met onderzoek doet, zo kan het volgens Rinnooy Kan ook in het onderwijs. “Een instelling dient een voorstel in om de onderwijskwaliteit te verbeteren. Een commissie beoordeelt dat en neemt eerder behaalde successen in haar overweging mee. De beste voorstellen krijgen subsidie. Zo gaat dat met wetenschappers ook.”

Het idee zal moeten groeien, verwacht de voorzitter van de Sociaal Economische Raad. Er hoeft niet direct zoveel geld naartoe als in de wetenschap. Een klein bedrag is genoeg om mee te beginnen. “Nu krijgen instellingen geld op grond van leerlingen- of studentenaantallen en het aantal diploma’s dat ze afleveren. Dat daagt niet genoeg uit tot variatie en verbetering”, meent hij.

De wens om kwaliteit te belonen leeft al langer in politieke kringen. Binnenkort brengt een commissie onder leiding van voormalig minister van justitie Winnie Sorgdrager advies uit over ‘de voor- en nadelen van kwaliteitsaspecten in de bekostigingssystematiek van het hoger onderwijs.’

HOP

Zwakke universitaire student moddert langer door dan hbo’er

Dat blijkt uit onderzoek van ResearchNed naar de achtergronden van studie-uitval in het hoger onderwijs. De onderzoekers bekeken de groep studenten die tussen oktober 2004 en oktober 2005 ophielden met hun opleiding, die zich sindsdien nergens meer inschreven en ook geen bachelordiploma hebben.

Veertig procent van de universitaire studiestakers houdt er pas na zes jaar mee op, terwijl slechts een kwart dat al in het eerste jaar doet. In het hbo gaat het anders toe. Daar komt vijfenveertig procent van de uitvallers niet verder dan het eerste studiejaar. Vrijwel alle hogescholen hanteerden in het peiljaar een bindend studieadvies.

In het hbo verschillen de uitvalcijfers niet zoveel per onderwijssector, maar aan de universiteit haken studenten taal & cultuur relatief vaak af: anderhalf keer vaker dan je zou mogen verwachten. Bij geneeskunde en aanverwante opleidingen is de uitval juist zeer beperkt: minder dan de helft van het ‘verwachte’ aantal.

Welk type student loopt nu het grootste risico op afhaken? Uit de risicofactoren die de onderzoekers opnoemen kan het volgende profiel worden afgeleid: een jonge, gehandicapte, getrouwde, uitwonende, mannelijke hbo-student van niet-westerse afkomst die kinderen heeft en wiens ouders niet gestudeerd hebben, maar die wel deel uitmaken van een hoger sociaal milieu.

Gebrek aan motivatie is de meest genoemde reden: meer dan de helft van de afhakers had daar last van. Ruim één op de drie zegt onvoldoende begeleiding te hebben gekregen en bijna evenveel afhakers zeggen dat ze de verkeerde studiekeuze hebben gemaakt. Toch gaven persoonlijke omstandigheden meestal de doorslag.

HOP

Nederlandse studie-uitval is redelijk

Dat blijkt uit cijfers van de OESO, een economische samenwerkingsorganisatie van dertig geïndustrialiseerde landen, waarin onder meer de uitval in het hoger onderwijs wordt vergeleken. In een gemiddeld OESO-land haalt 31 procent van de studenten geen diploma. In Nederland ligt dat twee procentpunten lager. Daarmee zit ons land aan de gunstige kant van de middenmoot.

De gedisciplineerde Japanners behalen het vaakst succes. Van hen vertrekt uiteindelijk maar tien procent zonder een diploma uit het hoger onderwijs. Onder Italianen en Amerikanen redt ruim de helft het niet.

Toch laten de getallen zich moeilijk vergelijken. De definitie van hoger onderwijs verschilt van land tot land. Soms telt het niveau mee dat Nederlanders mbo-4 zouden noemen, of duiken de tweejarige associate degrees in de statistieken op als een volwaardig einddiploma.

Opvallend genoeg kon de OESO geen verband vinden tussen de hoogte van het collegegeld en de studierendementen. Denemarken doet het bijvoorbeeld beter dan Nederland, maar vraagt geen collegegeld.

HOP

Dwangsom voor te hoog salaris

Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken liet de Tweede Kamer gisteren andermaal weten dat er een einde moet komen aan de soms erg hoge salarissen in de semi-publieke sector. Niemand zou daar meer mogen verdienen dan 176.000 euro, inclusief bonussen. Bij hoge uitzondering mag daar van worden afgeweken. Het salarisplafond kan hoger uitvallen als ministers een beloningscode afspreken met brancheorganisaties. Overschrijdingen worden in dat geval echter niet geaccepteerd.

“Voor hogescholen en universiteiten komt er geen code”, laat een woordvoerder van minister Plasterk van OCW desgevraagd weten. “Wij houden bestuurders van die instellingen aan de ‘Balkenende-norm’ en dat geldt ook voor de bonussen die ze ontvangen. Voor minister Plasterk is dit een belangrijk punt: sinds zijn aantreden laat hij raden van toezicht al weten geen hoger salaris te accepteren bij nieuwe aanstellingen. Al is het natuurlijk niet ondenkbaar dat er ooit nog eens een bestuurder komt waarvan het jaarinkomen plotseling hoger uitvalt.”

Eerder deze week publiceerde onderwijsbond AOb een lijst met topsalarissen van bestuurders in het hoger onderwijs, gebaseerd op de jaarverslagen van 2007. Vijfenveertig mensen ontvingen meer dan 169.000 euro, het bedrag waarboven salarissen toen verplicht openbaar moesten worden gemaakt. Een deel van de bestuurders kwam boven de norm door een vertrekpremie of een aanvullende pensioenpremie. Onduidelijk is nog in hoeverre ook deze premies meetellen voor de ‘Balkenende-norm’.

HOP

Stoof pleit voor herstel universitair pand

Het pand Korte Nieuwstraat 2 is eigendom van de Universiteit Utrecht. Het gaat om een voormalig claustraal huis uit 1540, woonhuis van geestelijken (kanunniken) van de verdwenen Sint Salvatorkerk, in de middeleeuwen de concurrent van buurman het Domkapittel.

In de 19de eeuw is de 16e eeuwse gevel onthoofd, zoals dat destijds gebruikelijk was. Omdat het mode was, of uit geldgebrek vanwege het dure onderhoud. Maar nu moet de top worden herbouwd, vindt een groeiende groep Utrechters die op Open Monumentendag (13 september) na zes jaar voorbereiden begint met een campagne om de benodigde 500.000 euro bij elkaar te krijgen. Voorman van het project is de Utrechter Peter Haars.

Haars: “We hebben dan straks vlak bij elkaar topmonumenten uit vier belangrijke bouwperiodes: de Romaanse Pieterskerk, de gotische Domkerk, de neogotische Willibrorduskerk en de gevel aan de Korte Nieuwstraat uit de vroeg-renaissance.”

De eerste, voorlopige tekeningen zijn reeds gemaakt. Er is veel bekend over hoe de friezen, kapitelen, lijstwerk, pilastervullingen en schelpen er hebben uitgezien. De Utrechtse welstandscommissie heeft al groen licht gegeven.

Belangwekkende topgevels zijn er in Utrecht niet veel. Paushuize is een laatgotisch voorbeeld. Andere noemenswaardige gevels zijn de Vleeshal en de Cooning van Poortugael, beide aan de Voorstraat.

AD/UN

Hoger onderwijs geen behoefte aan ‘boerka-verbod’

Gisteren maakte minister Plasterk bekend dat hij dergelijke kleding op alle scholen wil verbieden. Die belemmert de communicatie en het leerproces. Ook de veiligheid en de sociale integratie van de leerlingen zouden er niet mee zijn gediend.

Nu al hebben individuele scholen het recht om een verbod op te leggen. De spaarzame keren dat ze dat volgens de minister deden – betrouwbare cijfers ontbreken – waren er wel verschillen in de uitvoering. Om rechtsongelijkheid te voorkomen kan er daarom beter een landelijke norm komen.

De wetswijziging die medio 2009 naar de Kamer gaat, zal niet voor het hoger onderwijs gelden. Daar lopen geen leerplichtige kinderen rond die zonder dit te willen met bedekte gezichten worden geconfronteerd, schrijft de minister. “Bij hoger onderwijs gaat het in principe om volwassenen die zich uit eigen beweging naar een instelling begeven.” De instellingen hebben bovendien voldoende juridische middelen om zelf een verbod in te stellen. Ze kunnen daarbij gebruik maken van artikel 7.57h van de wet op het hoger onderwijs: het vaststellen van huisregels en ordemaatregelen met betrekking tot “de goede gang van zaken in de gebouwen en terreinen van de instelling”.

Vakbond CNV-onderwijs vindt het jammer dat het verbod niet ook voor het hoger beroepsonderwijs geldt. Immers, ook het vinden van een stageplaats wordt door gelaatsbedekkende kleding belemmerd. Maar de hogescholen – en ook de universiteiten – zien niets in een algemeen verbod. “Wij kennen geen instellingen waar dit probleem speelt. En als het zich ooit heeft voorgedaan, dan is men er kennelijk in een individueel gesprek uitgekomen”, aldus een woordvoerder van de HBO-raad.

In 2004 is er aan de Vrije Universiteit in Amsterdam wel een felle discussie geweest over het invoeren van een kledingcode waarbij gezichtsbedekkende kleding in de ban werd gedaan. Om niet alle pijlen op een geloofsgroep te richten werden tegelijkertijd de naveltruitjes verboden. Na die discussie heeft niemand meer over de kledingkeuze van personeel en studenten gerept, zegt een redacteur van het universiteitsblad Ad Valvas.

HOP/GK

Taaltoets voor eerstejaars Sociale Wetenschappen

De faculteit besloot tot het aanbieden van de toets nadat docenten hadden geklaagd over het taalgebruik van de studenten. Een onderzoek naar spelling en stijl in werkstukken bevestigde bovendien het beeld dat de taalvaardigheid van sommige studenten te wensen overlaat.

De slechte taalbeheersing van studenten werd landelijk nieuws nadat de VU een taaltoets had gehouden onder 1100 eerstejaars. Daaruit bleek dat bijna eenderde van alle studenten een onvoldoende scoren. Binnenkort zal de VU voor het eerst een digitale taaltoets afnemen bij alle eerstejaars. Studenten die een onvoldoende scoren zijn verplicht een cursus te volgen.

Volgens een woordvoerder is nog niet gesproken over eventuele consequenties voor studenten die ook na de cursus het vereiste niveau missen. “Dat is dan aan de faculteiten. Die moeten beslissen of de gebrekkige taalvaardigheid het volgen van een studie in de weg staat.”

De toets van Sociale Wetenschappen, die door het James Boswell Instituut is ontwikkeld, is vrijwillig. Na het invullen van de test krijgen studenten een advies. Zo kan studenten worden aangeraden een cursus te doen of om enkele spellings- of stijlregels uit de schrijfwijzer nog eens na te lezen.

De faculteit hoopt dat studenten zelf besluiten dat advies op te volgen. “De toets heeft vooral een signaalfunctie”, zegt beleidsmedewerker onderwijs Joki van de Poel. “Het is ook iets waar docenten studenten op kunnen wijzen.”

De eerstejaars studenten zijn de afgelopen weken op verschillende manieren geattendeerd op de taaltoets. Inmiddels hebben 140 studenten de moeite genomen om de toets te maken. Tot nog toe vallen de resultaten mee. “De meeste studenten doen het redelijk tot goed”, aldus Van de Poel.

Desondanks sluit de faculteit niet uit in de toekomst over te gaan tot een verplichte toets. Daarnaast wordt overwogen om de toets ook voor oudere studenten beschikbaar te stellen.

Ook bij de opleiding Nederlands zijn plannen in ontwikkeling voor een toets. Deze zou echter bedoeld zijn voor scholieren die van plan zijn Nederlands te gaan studeren. Met behulp van de toets kunnen ze bepalen of deze opleiding geschikt is voor hen.

XB