Staatssecretaris Marja van Bijsterveldt, vanochtend hoofdgast van de bijeenkomst in de faculteit Educatie van de Hogeschool (het ‘streepjesgebouw’ in De Uithof), heeft in haar kwaliteitsagenda ‘Krachtig meesterschap’ dit Utrechtse idee overgenomen. Die agenda is een antwoord op het rapport van de commissie Rinnooy Kan, waarin werd gesteld dat we aan de vooravond staan van “een dramatisch kwantitatief tekort aan kwalitatief goede leraren.” In 2001 was er een tekort van zes procent aan leraren; dat dreigt in 2013 te verdubbelen. Van Bijsterveldt heeft voor haar plan, dat loopt tot 2011, 100 miljoen euro uitgetrokken.
Van Bijsterveld wil twee doelstellingen uitwerken: ze wil de kwaliteit van de bestaande lerarenopleidingen versterken én ze wil meer goede studenten verleiden voor het leraarsberoep. Voor beide doelstellingen zou het verhogen van het aantal academici voor de klas een goed middel zijn: van de 30.000 afgestudeerden in 2007 kiezen er slechts 650 voor het leraarschap. Dat kan beter, vindt de staatssecretaris.
Zij prees het Utrechts initiatief om academici niet alleen voor klassen op middelbare scholen te krijgen, maar ook voor basisschoolklassen. UU en HU zijn daartoe dit jaar samen begonnen met Alpo, de Academische lerarenopleidng voor het primair onderwijs. Deze opleiding krijgt van Van Bijsterveldt 1 miljoen euro ontwikkelingskosten.
Omdat het aantal academici voor de klas te laten groeien, wil ze het Utrechtse idee van de educatieve minor laten uitproberen. Voorts hoopt zij de doorstroommogelijkheden binnen scholen te vergroten via differentiatie in te verrichten taken, zodat studenten niet het gevoel hebben met de keuze voor het leraarsberoep een keuze voor het leven te maken, zonder carriéremogelijkheden.
De kwaliteit van de lerarenopleidingen zou versterkt kunnen worden door intake-gesprekken te houden, zodat de echt getalenteerden aan de studie beginnen - of zij die daartoe alsnog klaargestoomd zouden kunnen worden op Summercourses. En ten slotte verdient het aanbeveling om docenten meer mogelijkheden voor levenslang leren aan te bieden.
Vooruitlopend op de plannen van het ministerie heeft de UU al een eigen antwoord trachten te formuleren op het rapport LeerKracht van Rinnooy Kan. Een ‘Taskforce Leraren’, bestaande uit een vijftal hoogleraren onder voorzitterschap van Van den Akker, heeft tien actiepunten ontwikkeld om de zichtbaarheid en de instroom van de lerarenopleidingen te vergroten en de kwaliteit te verbeteren.
Een van de ideeën in dit plan is, behalve die educatieve minor, om promotieonderzoek en bijscholing van leraren uit het voortgezet onderwijs te stimuleren. Ook pleit de taskforce ervoor om faculteiten meer te betrekken bij de lerarenopleiding, onder meer door ook leerstoelen didactiek in de faculteiten in te stellen, en niet alleen in het IVLOS, zoals nu veelal gebruikelijk is.
Ten slotte wil ook de taskforce meer carrièremogelijkheden voor leraren. “Studenten van nu kiezen niet meer voor een beroep voor het leven. Ze willen kunnen switchen”, aldus Van den Akker. Dat zou bijvoorbeeld te realiseren zijn door de educatieve master te verbreden naar andere beroepsmogelijkheden op gebied van communicatie en voorlichting.
De Universiteiten van Leiden en Amsterdam hebben het plan van de Utrechtse taskforce inmiddels overgenomen. Universiteitenkoepel VSNU liet weten te willen stimuleren dat de Utrechtse plannen nationaal worden doorgevoerd.
AH