Nieuws

Positieve sfeer in verscheurd Soedan

Hoe stel je je in vijf dagen tijd op de hoogte van de toestand van een land waar na tientallen jaren oorlog twee jaar terug een vredesakkoord is afgesloten? Dat doe je door superveel gesprekken te voeren met allerlei afgevaardigden van onder meer de Nederlandse ambassade terplekke, de Verenigde Naties, non- gouvernementele organisaties als War Child én door elke dag een project te bezoeken waar wordt gewerkt aan de opbouw van een verscheurd land.

Het dagprogramma van de vier Utrechtse studenten begon dan ook om 's ochtends half acht en duurde minstens tot negen uur 's avonds. En binnen die tijd vielen ook de nodige verplaatsingen, zoals ze dat plegen te noemen in de Tour de France.

Soedan, het grootste land van Afrika, kent een gewelddadig verleden van staatsgrepen, kolonisatie en burgeroorlogen en wordt omringd door enkele landen waar het ook onrustig is. Twee jaar geleden is er een vredesakkoord getekend tussen het overwegend christelijke zuiden waar nog veel traditionele stammen wonen en waar de olievelden liggen en het islamitische noorden waar de raffinaderijen staan. Er is daar in het noorden nog een brandhaard: Darfur.

Masterstudent Internationaal Publieksrecht Esther en bachelorstudent Internationale Betrekkingen Jori Keijsper kenden die geschiedenis ook. Jori had zich voor haar studie verdiept in arrestatiebevelen van het Internationaal Strafhof en in de 'neokolonisatie' door China dat uit is op de olie. Esther had net een stage bij de permanente vertegenwoordiging van Nederland bij de Verenigde Naties in Genève gelopen en zich beziggehouden met rapportages uit Soedan over de mensenrechten. "Het grote verschil", zegt Esther, "is dat de theorie een negatief beeld naar voren brengt. Maar toen we daar waren, bleken de mensen met wie we spraken heel hoopvol over het oplossen van de problemen in Zuid-Soedan en heel positief over de opbouw van hun land. En dat verraste ons."

De ontmoeting die hen het diepst heeft getroffen, was die met twee jongemannen die hun land als kind waren ontvlucht, in het buitenland een studie hadden gevolgd en onlangs waren teruggekomen om hun land te helpen opbouwen. Esther: "Ze waren zo inspirerend, dat soort mensen heb je nodig." Jori: "Verder was het contrast tussen het zuiden en het noorden opvallend. We zijn in de hoofdstad van Darfur geweest, in El Fasher. Daar was het betrekkelijk veilig. Het is opvallend dat de mensen in Zuid-Soedan nog traditioneel wonen en dat er daar nauwelijks wegen zijn, terwijl je in El Fasher geasfalteerde wegen ziet en mooie gebouwen van steen. Daar zitten ook veel hulpverlenende instanties. Een vreemde gewaarwording, omdat je weet dat juist in Darfur dagelijks gevechten plaatsvinden. Maar, zo vertelden de mensen die er woonden ons, El Fasher is een soort open gevangenis, want je kunt eigenlijk nergens naartoe vanwege de burgeroorlog."

De twee studentes hebben samen met hun twee collega's, de ministers en de officials in Soedan vele gesprekken gevoerd over de toekomst van het land. In 2011 staat een referendum gepland dat Zuid-Soedan onafhankelijk zou kunnen maken van het noorden. Tot die tijd moeten de twee deelstaten samen bouwen aan een stabiele toekomst en de oorlog in Darfur tot een einde brengen. "Het is zo moeilijk om te zeggen wat het land het hardste nodig heeft", zegt Esther, "wanneer stap je bijvoorbeeld over van humanitaire hulp naar ontwikkelingshulp. Het één kan nog niet zonder het ander. Onderwijs is een belangrijke sleutel, dat kan er voor zorgen dat de inwoners straks zelf de kennis in huis hebben om het land verder op te bouwen." "Maar", zegt Jori, "de vrede in het land is van vele factoren afhankelijk. De buurlanden van Soedan spelen een belangrijke rol, maar ook het evenwicht tussen het zuiden en noorden is van belang. Nu hebben de stammen in het zuiden een common enemy, maar wat als die wegvalt? Breken er dan weer conflicten uit?" "En de Chinezen", zegt Esther, "die willen ook een dikke vinger in de pap."

De vier studenten moeten nu samen een rapportage maken voor de ministers en daarop volgt nog een gesprek met het duo. "We zagen ze elke dag wel even", zegt Jori, "maar zij moesten een stampvolle agenda afwerken." "Ja", bevestigt Esther, "ik heb echt respect voor hen gekregen, ze hadden het waanzinnig druk." De twee studentes weten nog niet precies hoe ze deze reis in hun studie of carrière kunnen verwerken. Esther: "Ik heb in elk geval de bevestiging gekregen dat ik de goede studie heb gekozen. De passie voor mijn studie is weer opgelaaid." En ook Jori ziet het helemaal zitten om na haar bachelor een master te kiezen die uitzicht biedt op een beleidsfunctie op het ministerie van Buitenlandse Zaken of op een baan die haar naar het buitenland brengt. "Maar dan moet mijn toekomstige vriend wel meewillen!"

Gwenda Knobel

Wil je meer weten over de studiereis van Esther en Jori? Op de site van het ministerie van buitenlandse zaken kun je hun fotoverslag zien. Op de site van dagblad Metro is hun weblog nog te vinden.

Stagebegeleiding moet beter

Daarmee doen onderwijsinstellingen het slechter dan vorig jaar, toen de ondernemers nog een 5,4 over hadden voor de stagebegeleiding. De ondernemers die aan het onderzoek meededen, werken vooral met hbo-studenten: 63 procent van de stagiairs is afkomstig van een hogeschool. Tien procent van de stagiairs komt van de universiteit, de rest volgt een opleiding in het mbo of lager.

Om van de onvoldoende af te komen, is meer betrokkenheid met de werkvloer gewenst. Ondernemers zeggen behoefte te hebben aan duidelijke informatie over de leerdoelen van de stage, en willen graag advies over de begeleiding van de stagiair.

Bedrijven steken echter ook de hand in eigen boezem: tachtig procent vindt de eigen begeleiding onder de maat. Een toename van vijf procent, die vooral wordt veroorzaakt door tijdgebrek.

Over de stagiairs zelf zijn de ondernemers beter te spreken, maar minder dan vorig jaar. Zij krijgen gemiddeld een 6,3 voor hun inzet en vaardigheden, drietiende minder dan in 2006. Vooral het taalniveau en de aansluiting op beroepspraktijk laten te wensen over. Toch voldeden de stagiairs bij zeventig procent van alle bedrijven en instanties aan de verwachtingen. Bijna alle ondernemers (95 procent) die aan het onderzoek meededen, willen ook in de toekomst met stagairs werken.

HOP

Middelburg begint netwerk liberal arts

Deelnemers aan het samenwerkingsverband vinden dat het bacheloronderwijs in Europa te vaak wordt achtergesteld ten opzichte van masteronderwijs of wetenschappelijk onderzoek. Bovendien vinden ze het bacheloronderwijs vaak te gespecialiseerd. Het liberal arts onderwijs dat university colleges aanbieden, zou talent beter op waarde schatten en dus door veel meer universiteiten moeten worden gepropageerd.

Het netwerk, dat voluit het European Consortium of Liberal Arts and Sciences heet, gaat onderling ervaringen uitwisselen en andere universiteiten in Europa adviseren hoe ze een liberal arts-opleiding het best kunnen opzetten. De EU vindt het plan interessant genoeg om via het Erasmusprogramma voor modernisering van het hoger onderwijs 147 duizend euro subsidie beschikbaar te stellen.

Doorgaans concentreert het liberal arts-onderwijs zich op studenten met extra talent. Die krijgen vervolgens een brede academische bacheloropleiding voorgeschoteld, waarmee ze de toegang kunnen krijgen tot tal van masteropleidingen. Nederland heeft inmiddels university colleges in Utrecht, Middelburg, Tilburg en Maastricht.

Elders worden voorbereidingen getroffen voor een vergelijkbare opleiding, onder meer in Amsterdam en Den Haag; daarbij zijn VU en de UvA betrokken, en de TU Delft en de Universiteit Leiden. Ook het hbo krijgt het liberal arts-onderwijs: Windesheim heeft in september de primeur.

HOP

Hand van God in biologietijdschrift

Op de website van ‘Proteomics’ verscheen een artikel van twee Koreaanse onderzoekers getiteld “Mitochondria, the missing link between body and soul: proteomic prospective evidence”. Daarin beweren zij dat de vingerafdruk van een machtige schepper (“mighty creator”) zichtbaar is in de celdeeltjes die mitochondriën heten, de ‘energiecentrales’ van de cel. De schepper zou een betere verklaring zijn voor de moleculaire overeenkomsten in cellen van verschillende organismen dan de evolutietheorie. Bovendien zouden mitochondriën wellicht de verbinding kunnen vormen tussen het lichaam en “this preserved wisdom of the soul devoted to guaranteeing life”.

Niet bepaald gebruikelijke biologische taal. Wat waren die auteurs aan het roken, vraagt bijvoorbeeld bioloog en weblogger Paul Z. Myers, professor aan de University of Minnesota. Iedere competente reviewer had dit moeten afslachten, vindt hij, alleen al omdat de onderbouwing van de creationistische claim ontbreekt.

De redactie van Proteomics heeft het artikel ijlings ingetrokken. Intussen blijken de zinnige delen van het artikel bovendien te zijn overgeschreven van andere wetenschappers. Het artikel staat dus ook bol van het plagiaat.

Proteomics is geen marginaal tijdschrift. Het Leidse CWTS, specialist in het meten van wetenschappelijke impact, kent een publicatie in het blad een score toe van 1,65. Daarmee steekt de status van het blad 65 procent boven het gemiddelde van het celbiologische veld uit. Ter vergelijking: het beroemde tijdschrift Nature krijgt een score van 2,5.

HOP

'Geen verband tussen onderwijsvernieuwing en feminisering'

Eind vorige maand noemde een econometrist het in NRC Handelsblad “een drama dat het vwo te veel jongens kwijtraakt”. Zij stelde dat het aandeel jongens en meisjes tot aan 1995 ongeveer gelijk was, maar dat het sindsdien bergafwaarts gaat voor jongens. Oorzaak: de onderwijsvernieuwing.

Of niet? In antwoord op kamervragen van de VVD over het artikel verwijst staatssecretaris Van Bijsterveld de vermeende relatie tussen onderwijsvernieuwing en de afname van het aantal jongens in het vwo naar het rijk der fabelen: in vrijwel alle West-Europese landen hebben meisjes meer succes in het algemeen vormend onderwijs. “In België bijvoorbeeld, zonder vergelijkbare onderwijshervormingen, is het verschil tussen meisjes en jongens op dit gebied zeker twee keer zo groot als in Nederland.”

De bewindsvrouw noemt het “ongenuanceerd” om het naar verhouding teruglopende aandeel jongens te vergelijken met de achterstand van meisjes in het onderwijs van dertig jaar geleden. “Er is geen aanleiding te veronderstellen dat het huidige verschil zou worden veroorzaakt door een maatschappelijke achterstelling van jongens.”

HOP

Utrecht staat op één

Aan kop op de wereldranglijst van in totaal 5000 beoordeelde instellingen staat het befaamde MIT, het Massachusetts Institute of Technology. De eerste 24 plaatsen zijn voorbehouden aan VS-universiteiten. De eerste Europese universiteit die op de wereldranglijst voorkomt is Cambridge op 27, gevolgd door Oxford op 37 en ETH Zürich op 38. Nederland gaat op deze lijst meedoen vanaf plaats 63, met Utrecht. Vergeleken met de vorige ranking van november vorig jaar is de UU met 14 plaatsen gestegen.

Het Spaans instituut weegt niet alleen Nobelprijzen en citaties, maar ook de publicaties en onderzoeksverspreiding via internet. UvA en RUG staan op afstand onder de UU als hoogste Nederlandse universiteiten. Opvallend is wel de stijging van Amsterdam: van 107 naar 93. Leiden staat wereldwijd op 180; in Nederland op zes.

De Spaanse ranking heeft ook het HBO meegewogen. Op een eerste plaats in Nederland (maar 1343 wereldwijd) staat de Hogeschool voor de Kunsten. De Hogeschool Utrecht behoort voor wat betreft de Nederlandse instellingen tot de middenmoot. Daarmee neemt Utrecht als kenniscentrum in Nederland een stevige positie in, volgens deze ranking.

AH

Utrecht grijpt naast geld voor ondernemerschap

De Utrechtse aanvraag van twee miljoen euro was bedoeld om vanuit het Utrecht Centre for Education in Management and Entrepreneurship (UCEME).een universiteitsbreed onderwijsaanbod op het gebied van ondernemerschap op te zetten. Ook wil de UU het onderzoek op dit gebied stimuleren.

Hoewel zulke initiatieven volgens minister Plasterk broodnodig zijn, omdat veel te weinig studenten momenteel als zelfstandige aan de slag willen, was het budget van twaalf miljoen euro lang niet toereikend om alle ingediende voorstellen te honoreren. Omdat veel andere universiteiten en hogescholen op dit gebied een voorsprong hebben, viste de UU achter het net.

Gevolg van de afwijzing is dat de plannen voor een universiteitsbreed onderwijsaanbod op het gebied van ondernemen voorlopig in de ijskast moeten worden gezet. Wel wordt op korte termijn een minor ondernemerschap opgezet. Voor het jonge Centrum voor Ondernemerschap en Innovatie in het Kruytgebouw heeft de beslissing van het kabinet geen nadelige gevolgen.

Hoe noodzakelijk het stimuleren van ondernemerschap is, blijkt uit een recent onderzoek onder ruim negenhonderd studenten van vijftien hogescholen en zes universiteiten. Enkele opvallende uitkomsten: zeventig procent van de hbo-studenten voelt zich 'helemaal niet' of 'een klein beetje' gestimuleerd tot het zelfstandig ondernemerschap. Bij universitaire studenten geldt dit zelfs voor tachtig procent.

Op dit moment kiest tussen de twee en drie procent van de afgestudeerde studenten voor een eigen zaak. Met de nieuwe financiële injectie verwacht Plasterk de zin en durf bij studenten aan te wakkeren. Wel waarschuwt hij dat de broedplaatsen voor ondernemerschap geen couveuse moeten worden: "We kunnen heel veel pamperen, maar op een gegeven moment moet de studenten het zelf willen en doen."

HOP

Van de dertien subsidieaanvragen voor centers of entrepeneurship zijn
de volgende zes gehonoreerd:

- Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Radboud Universiteit en Artez Hogescholen
- Erasmus Universiteit, TU Delft en Universiteit Leiden
- Universiteit Maastricht
- Universiteit van Amsterdam, Hogeschool van Amsterdam, Vrije Universiteit en Hogeschool Inholland
- Wageningen Universiteit, Van Hall Larenstein, HAS Den Bosch
- Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

Niet gehonoreerd zijn de aanvragen van:

- Fontys Hogescholen
- Universiteit Utrecht
- Hogeschool Rotterdam
- TU Eindhoven
- De Haagse Hogeschool
- Avans Hogeschool
- Christelijke Hogeschool Windesheim

Pedofiel krijgt gelijk van beroepscommissie

Dat meldt universiteitskrant Mare. De uitspraak van de commissie is een opsteker voor De Jonge, één van de gezichten van de ‘pedopartij’, de Partij voor Naastenliefde, Vrijheid & Diversiteit. Eerder werd hij verwijderd van de opleiding pedagogische wetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen, omdat zijn denkbeelden niet stroken met de katholieke grondslag van de universiteit. Daar kon De Jonge juridisch weinig tegen beginnen.

Maar De Jonge is niet veroordeeld voor pedofilie en zegt niet praktiserend te zijn. Dat maakt het lastig om hem te weren van een openbare universiteit. Leiden kan zich niet beroepen op een bijzondere grondslag als het Roomse geloof en moet zich dus met de rest van het wetboek redden. Het is de vraag of dat gaat lukken, blijkt uit de uitspraak van de beroepscommissie. De Jonge blijft strijdlustig en wil desnoods tot het Europese Hof doorprocederen.

Plasterk gaat universiteiten en hogescholen overigens een krachtiger wapen in handen geven. Hij werkt aan een wetswijziging die instellingen het recht geeft studenten uit te schrijven die “blijkens hun gedrag ongeschikt zijn voor de toekomstige beroepsuitoefening”. Dat staat in zijn strategische agenda. Een pedofiel die bijvoorbeeld in de opleiding pedagogiek een vertrouwensband met kinderen moet opbouwen, kan dan worden geweerd, zei de minister begin december in antwoord op kamervragen.

HOP

Keuring van opleidingen op de schop

Dat schrijft minister Plasterk in een brief aan de Tweede Kamer over de aanpassingen van het toezicht op het hoger onderwijs, het zogenoemde ‘accreditatiestelsel’. De eerste accreditatieronde bracht te veel bureaucratie met zich mee, oordeelt de minister. “Forse aanpassingen” van het systeem zijn volgens hem noodzakelijk voordat de tweede ronde in 2010 van start gaat.

Universiteiten en hogescholen mogen in de tweede ronde een ‘instellingsaudit’ aanvragen, waarin ze aantonen dat ze de randvoorwaarden op orde hebben. Daaronder vallen bijvoorbeeld de gebouwen, de kwaliteitszorg, het personeelsbeleid en de betrokkenheid van studenten. Na een succesvolle audit van de hele instelling hoeven de afzonderlijke opleidingen niet langer de deugdelijkheid van deze randvoorwaarden te bewijzen. Dat scheelt onnodige rompslomp, als een visitatiecommissie het onderwijs tegen het licht houdt.

In zo’n regime van ‘verdiend vertrouwen’ zal een visiterende en beoordelende instantie (VBI) zeggen of een opleiding goed genoeg is. De NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie) toetst het rapport van de VBI vervolgens op “een klein aantal kernfacetten die het hart van de onderwijskwaliteit raken” en geeft daarna wel of geen goedkeuring.

Plasterk wil hier op korte termijn mee experimenteren, zodat hij het nieuwe stelsel nader kan uitwerken. Hij wil vooral de onafhankelijkheid van de visiterende panels waarborgen en kijken hoe ze daar in het buitenland voor zorgen.

Volgens Plasterk is er “algemene instemming met dit voorstel”. Belangenbehartigers LSVb en ISO hebben meegedacht, evenals de HBO-raad, universiteitenvereniging VSNU en werkgeversorganisaties MKB-Nederland en VNO-NCW. Ook de Inspectie van het onderwijs en de koepelvereniging voor aangewezen onderwijs PAEPON zijn aangeschoven.

HOP

Geen limiet aan bijkomende studiekosten

Dat schrijft hij in antwoord op vragen van SP-kamerlid Renske Leijten. Die lanceerde bij aanvang van het collegejaar een site waarop studenten hun bijkomende studiekosten konden melden. Bijna zeshonderd studenten reageerden: buiten het collegegeld om waren ze ongeveer 750 euro kwijt voor zaken als boeken, excursies en laptops.

Om te voorkomen dat studenten daardoor worden verrast, vroeg de SP de minister opleidingen te dwingen tot duidelijke voorlichting. Bovendien moest hij de meerkosten maximeren.

Plasterk voelt daar echter niets voor. Hij wijst erop dat een deel van de opleidingskosten nu eenmaal niet door de overheid wordt vergoed. Zo is wettelijk vastgelegd dat studenten hun boeken en leermiddelen zelf moeten betalen. Daar staat een vergoeding in de studiefinanciering tegenover. Aan extra onderzoek naar meerkosten heeft hij evenmin behoefte: de jaarlijkse Studentenmonitor volstaat wat hem betreft.

Leijten vroeg minister Plasterk ook specifiek naar de situatie bij Fontys. Daar wordt van studenten een extra bijdrage van 42 euro gevraagd voor onder meer het studieloopbaancentrum en de ondersteuning van bestuurlijk actieve studenten. Elders gebeurt dat volgens de SP-politica niet. Maar de minister ziet geen bezwaar en prijst Fontys juist om de goede voorlichting op dit punt. “Een en ander is bovendien afgestemd met de medezeggenschapsraad.”

HOP