Het kabinet maakte vorige week niet alleen bekend hoe het de bestrijding van het lerarentekort gaat betalen, maar ook wat het de komende jaren van plan is met het hoger onderwijs en onderzoek. In zijn 'strategische agenda' kondigt minister Plasterk aan dat hij de hoge studieuitval in de bachelorfase - nu 35 procent - in 2014 wil hebben gehalveerd. Volgend jaar maakt hij elf miljoen euro vrij voor intensiever bacheloronderwijs, oplopend tot 75 miljoen euro in 2011. Voor niet-westerse allochtone studenten - de groep met de meeste afhakers in het hoger onderwijs - reserveert hij extra geld: vier miljoen euro in 2008 tot twintig miljoen in 2011.
De strategische agenda bevat ook de hoofdlijnen van het langverwachte nieuwe bekostigingssysteem voor het hoger onderwijs. Plasterk wil dat grofweg zestig procent van het budget van universiteiten en hogescholen afhankelijk wordt van het aantal ingeschreven studenten. Twintig procent komt binnen als diplomabonus - in het hbo is die nu bijna driemaal hoger - en nog eens twintig procent als basisfinanciering. Daarvan wil Plasterk een deel afhankelijk stellen van geleverde onderwijsprestaties. Die zijn wat hem betreft af te meten aan de kwaliteit van eindscripties en het opleidingsniveau van de docenten.
Hiermee volgt de minister een recent advies van de Onderwijsraad slechts gedeeltelijk op. Doordat hij geen extra budget beschikbaar wil stellen, betalen de minder goede instellingen straks de prestatiebonussen van anderen. Eerder liet de universiteiten en hogescholen weten daar weinig voor te voelen. Het nieuwe bekostigingsstelsel zal echter pas in 2010 worden ingevoerd.
Het bekostigingsvoorstel dat de universiteiten, hogescholen en studentenorganisaties vorige maand samen indienden, klinkt helder door in de strategische agenda. Het ministerie wil nog maar één bachelor- en één masteropleiding financieren en studenten die daarna nog een opleiding willen volgen, moeten voortaan een kostendekkend collegegeld betalen. Leeftijd speelt straks geen rol meer: ook dertigplussers betalen het standaardtarief.
Het onderzoeksdeel van de agenda bevat weinig verrassingen. De minister houdt vast aan zijn eerder ingezette koers: besteed het geld zoveel mogelijk aan toppers en stel een beperkt aantal nationale prioriteiten vast. Al voor Prinsjesdag werd duidelijk dat het kabinet inzet op een versterking van de zogeheten vernieuwingsimpuls via de tweede onderzoeksgeldstroom.
Toponderzoekers moeten binnen hun vakgebied zo veel mogelijk de vrije hand krijgen. Er ontstaan dan "vanzelf" kernen van excellent en grensverleggend onderzoek. Maar het is het kabinet dat uiteindelijk bepaalt welke wetenschapsgebieden landelijke prioriteit moeten krijgen. De komende jaren zijn dat genomics, ICT en nanotechnologie.
Ook wil Plasterk extra middelen inzetten voor de alfa- en gammawetenschappen. Daar zijn problemen met de sterk wisselende studentenaantallen, de versnippering in kleine onderzoeksgroepen en de geringe mogelijkheden om middelen via de derde geldstroom aan te trekken.
Opvallend positief is de minister over de bijdrage van hogescholen en lectoren aan de uitwisseling van kennis met onder meer het midden- en kleinbedrijf. Hij wil het budget voor praktijkgericht onderzoek in het hbo vanaf 2010 structureel verhogen.
HOP