Derdejaars studenten die met hun studie zijn begonnen toen het bachelor-masterstelsel in Utrecht werd ingevoerd, zijn een stuk positiever over hun opleiding dan dezelfde groep drie jaar geleden. Zij geven hun opleiding gemiddeld een 7,2; bij de voorgaande meting was dit een 7.
"Dit zegt echt wel wat", licht Felipe Salve, medewerker van Onderwijs & Onderzoek, toe. "In de keuzegids, die jaarlijks in Elsevier staat, scheelt dit zo een paar plekken."
Volgens Salve is de stijging in deze derdejaarsenquête die in mei 2005 werd uitgevoerd, met name te danken aan de didactische omslag die gepaard ging met de invoering van bama. "Er is door de overgang weer even goed naar het onderwijs gekeken. De studenten zijn erg positief over de mix van werk- en toetsvormen en de aansluiting van de toetsen op de inhoud van het onderwijs." Deze omslag zorgde ook al voor betere resultaten in de jaarlijkse Elsevier-enquête.
Een opmerkelijk punt uit de derdejaarsenquête is de moeilijkheidsgraad van de studie. Het overgrote deel van de respondenten is hier 'neutraal' over, maar ruim 20 procent vindt zijn studie (te) makkelijk. Dit lijkt meer dan in vorige enquêtes, hoewel toen iets andere vragen werden gebruikt. Salve: "Dit is duidelijk te hoog." Des te meer reden, aldus de onderzoeker, om meer te doen aan niveaudifferentiatie binnen de opleiding. Rechten doet dit bijvoorbeeld al met het Law College waar goede en gemotiveerde studenten in een aparte groep worden opgeleid.
De derdejaars zijn, ten opzichte van twee eerdere metingen, meer tevreden over de kwaliteit van de docenten. Hun didactische kwaliteiten, inzet, bereikbaarheid, enthousiasme en begeleiding worden geprezen. De feedback op toetsen en tentamens wordt het minst goed beoordeeld, maar de studenten geven tegelijkertijd aan dit ook niet zo'n belangrijk punt te vinden.
Een ander opvallend verschil is dat nu ruim 40 procent derdejaars inschatte bijtijds klaar te zullen zijn met hun studie. Drie jaar geleden was dit 60 procent.
Met bama is bij de meeste studies het aantal contacturen toegenomen. Ruim tweederde van de derdejaars is tevreden over de verhouding tussen het aantal contacturen en de uren voor zelfstudie. Opmerkelijk is dat 22 procent net zoveel als in enquêtes van vóór de invoering van de bama, vindt dat er te weinig contacturen zijn. Zes procent vindt dat er te veel contacturen zijn. Salve: "Dit is een opmerkelijke uitkomst. We zouden verder moeten onderzoeken wat dit betekend. Maar dat het aantal contacturen is toegenomen en uren zelfstudie is afgenomen, hoeft niet negatief te zijn, de verhouding ligt alleen anders."
Bijna de helft van de derdejaars zegt met enige regelmaat een extra inspanning te leveren voor een cursus. Eén van de doelen uit het strategisch plan van de UU is om studenten uit te dagen tot het vaker leveren van zo'n extra inspanning. Het onderwijs zou meer inspirerend moeten zijn om studenten te motiveren. Dat komt volgens Salve hierin tot uitdrukking.
Een doel uit het strategisch plan dat helemaal niet gehaald is, is om studenten harder te laten werken. De derdejaars besteedt gemiddeld net als in voorgaande jaren, 28 uur per week aan zijn studie. Salve: "We hadden eigenlijk verwacht dat het toegenomen zou zijn, juist omdat er extra aandacht voor is. Toch hoeft de uitkomst niet per se negatief te zijn. Het onderwijs is door de meer activerende onderwijsvormen weer meer op de voorgrond gekomen." Van de respondenten zegt 27 procent wel dat ze liever wat meer uren gemaakt zouden hebben.
Het hebben van een bijbaan is afgenomen. Werkte drie jaar geleden nog 83 procent naast de studie, nu is dat 75. Een baantje kost gemiddeld tien uur per week. Deelname aan activiteiten van studie- of studentenverenigingen is gelijk gebleven. Gemiddeld wordt hier zo'n zeven uur aan besteed, dit is iets langer dan bij de vorige meting.
Over de hele linie zijn studenten dus positiever geworden over het onderwijs én over zaken als onderwijsruimtes en bibliotheek. Volgens Salve zijn er veel winstpunten dankzij het bama-systeem, maar hij waarschuwt: "Het is natuurlijk allemaal vrij recent ingevoerd. De dingen die goed gaan, moeten wel vastgehouden worden. Bij grote opleidingen zie je soms alweer dat er in grote groepen wordt geleid, wat niet de bedoeling is."