Het verslag van de jongste vergadering van de raad op 21 april zal hen geruststellen. In die bijeenkomst hebben de vijf toezichthouders een scherpe analyse gemaakt van de situatie. Allereerst constateerde de raad dat het financiële perspectief van de UU zorgelijk is, ook op de langere termijn. Dat komt door de omvangrijke leningen, waarvan de lasten nog tot ver na 2010 op de UU zullen drukken. Een analyse die hout snijdt. Daar heb je als college van bestuur wat aan.
Maar de vier mannen en één vrouw dragen ook oplossingen aan. De Raad van Toezicht is van mening dat de UU in de komende jaren sterk moet inzetten op het vergroten van de inkomsten teneinde het leningenniveau zoveel mogelijk te beperken. Kijk eens aan. Zo had men er in het Bestuursgebouw vast nog niet naar gekeken.
De raad gaat echter nog verder en legt zelfs uit hoe de inkomsten te verhogen zijn. Waar half wetenschappelijk Nederland al jaren tevergeefs probeert om opdrachtgevers de integrale kosten van onderzoek te laten betalen, komt de raad met het ei van Columbus: Nodig is wel dat de derdegeldstroomcontracten veel meer dan nu het geval is, gebaseerd zijn op integrale doorberekening van de kosten. Na deze intellectuele tour de force was de pijp kennelijk leeg, want over de vraag hoe je onwillige opdrachtgevers zo ver krijgt, zwijgt men veiligheidshalve.
Uit de jaarrekening blijkt dat de Raad van Toezicht de universiteit in 2004 een bedrag van 39.000 euro heeft gekost. Eerdergenoemde sceptici hebben zich wel eens afgevraagd of voor dit geld geen betere bestemming kan worden gevonden. Met zijn indringende analyse en zijn baanbrekende adviezen heeft de raad deze lieden nu toch wel klip en klaar de mond gesnoerd. Zij houdt de hand aan het stuur en de vinger aan de pols. De UU is in goede handen.