Met dat onomwonden oordeel gaf de visitatiecommissie de leiding van de deze week gevisiteerde Utrechtse opleidingen de nodige stof tot nadenken. Niet over de kwaliteit van de opleidingen, want het oordeel van de commissie was op dat punt positief. Voorzitter De Caluwe maakte onder meer duidelijk zeer gecharmeerd te zijn van de doordachte manier waarop in Utrecht de bachelor-master structuur is vorm gegeven. Met name de duidelijke caesuur tussen de bachelor- en de masterfase sprak de commissie aan.
Lof was er ook voor de interdisciplinaire aanpak in de twee masterprogramma's en voor de kwaliteit van de docenten. De commissie maakte duidelijk veel waarde te hechten aan het gunstige oordeel van de door haar gesproken studenten. Die identificeren zich sterk met hun opleiding en waren in het gesprek met de commissie vooral positief over de brede opzet van de studie, zeker omdat die niet ten koste gaat van de diepgang. In dat verband waarschuwde de commissie voor het vergemakkelijken van de instroom vanuit het hbo: Zorg dat het academisch niveau gehandhaafd blijft.
Hoewel het algehele oordeel van de commissie dus positief was, plaatste De Caluwe een aantal duidelijke kanttekeningen. Ten opzichte van de hoeveelheid stof vond hij 7,5 ECTS per vak een wel heel ruime beloning. Dat is volgens de overwegend uit Belgen samengestelde commissie overigens een probleem van veel Nederlandse opleidingen, die het hun studenten vergeleken met opleidingen in andere Europese landen zo wel wat al te gemakkelijk maken.
Als een specifiek Utrechts probleem zag de commissie het grote aantal tussentijdse toetsen. Niet dat zij terug wilde naar het ouderwetse tentamen, maar een afsluitende toets met iets meer gewicht zou naar haar mening kunnen voorkomen dat slagen voor een vak in Utrecht identiek wordt met het bijeensprokkelen van allemaal heel kleine componentjes.
Meest opvallend was de stevige kritiek van de commissie op de kwaliteit van veel bachelorwerkstukken en sommige masterscripties. Vooral een aantal scripties met een cijfer tussen 6 en 7 had naar haar oordeel beter geen voldoende kunnen krijgen. Dat dat toch was gebeurd, lag volgens voorzitter De Caluwe mede aan het feit dat in Utrecht onvoldoende duidelijk is welke eisen precies aan een masterscriptie moeten worden gesteld.
Ook aan de beheersing van het Engels door studenten schort nog het nodige, aldus de Caluwe, die de kwaliteit van het Engels in door hem gelezen scripties ronduit abominabel noemde. De teneur in Utrecht lijkt: als het maar in het Engels is, dan is het voldoende, aldus de voorzitter. Wij kijken daar toch anders naar en we vinden dat dit voor u een punt van zorg moet zijn.
EH