Fried Keesen, directeur van de opleiding Biomedische Wetenschappen en de afgelopen vijf maanden ‘troubleshooter Osiris’ namens het college van bestuur, ziet het wel goedkomen met Osiris. Vorige week presenteerde hij zijn verslag met als voornaamste aanbeveling: Osiris moet aansluiten bij de werkprocessen in de onderwijsinstituten en ook gebruiksvriendelijker en toegankelijker worden.
Keesen: “De kern van het probleem is dat we Osiris gaandeweg op een heel andere manier zijn gaan gebruiken dan door de bouwers is bedoeld. Het is ontworpen als eenvoudig systeem om de studievoortgang van studenten Letteren en Sociale Wetenschappen te registreren. Daarvoor was het voldoende dat een paar ‘keyholders’ ermee om konden gaan. Die aanpak mag dan geschikt zijn voor een administratief systeem, aan een systeem dat het onderwijsproces moet ondersteunen stellen we andere eisen.
"Dat moet een ‘community systeem’ zijn, waartoe alle gebruikers met een password toegang hebben, net als bij telebankieren. Voor studenten is die brede toegankelijkheid inmiddels gerealiseerd met de invoering van Osiris on line, maar elders is het nog behelpen. Het is toch te gek voor woorden dat docenten niet zelf tentamenresultaten kunnen invoeren, maar dat de studentenbalie dat moet doen?”
Op dit moment werkt de UU hard aan de herinrichting van de universitaire website. Als in dat project een webversie van Osiris wordt ontwikkeld, waarin met de nieuwe wensen rekening wordt gehouden, kan een meer gebruiksvriendelijk Osiris binnen een jaar beschikbaar zijn, denkt Keesen. Maar wil het werken, dan zullen de facultaire onderwijsdirecteuren zich veel meer inhoudelijk met de zaak moeten gaan bemoeien. Want een tweede knelpunt is naar zijn mening dat er tot nu toe wel heel erg met een technisch-administratieve blik naar Osiris is gekeken. “Het systeem moest betrouwbaar en betaalbaar zijn. De vraag wat het moest kunnen om een zinnige bijdrage te leveren aan een goede organisatie van het onderwijs, is nog niet of nauwelijks gesteld, laat staan beantwoord. Dat was mede het gevolg van het feit dat in de universitaire beleidsgroep wel faculteitsdirecteuren en ambtenaren van het college van bestuur zaten, maar geen enkele onderwijsdirecteur.”
Bij problemen met het systeem werd daardoor vaak allereerst naar een technische oplossing gekeken, stelt Keesen. In zijn rapport geeft hij een voorbeeld van de gevolgen hiervan aan de hand van het ‘plat gaan’ van Osiris on line tijdens twee recente inschrijfperioden. ‘De begrijpelijke reflex van de systeemverantwoordelijken was om nog weer robuustere soft- en hardware te willen installeren. Met als gevolg dat de techneuten er nog weer meer mee wilden doen.’
Keesen: “Maar in feite lagen de inschrijfperikelen minder aan het systeem dan aan het feit dat de grote faculteiten uitgaan van het principe ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Daardoor ontstaat bij de start van een nieuwe inschrijfperiode telkens zo’n run op Osiris, dat dat de druk niet aan kan. In plaats van naar een technische oplossing te zoeken, kun je dus beter proberen je indelingssystematiek te veranderen.
"Alle onderwijsdirecteuren hebben mij verzekerd dat het ook anders kan, bijvoorbeeld door studenten op inhoudelijke gronden te plaatsen of - als dat niet kan - om de beschikbare plaatsen te laten loten. Nu maar hopen dat zij dat in hun faculteit ook gaan regelen.”
Door de nadruk op de techniek werd Osiris de afgelopen jaren alsmaar groter en complexer. Het systeem werd daardoor niet alleen kwetsbaar, de gebruikers gingen het bovendien steeds meer zien als ‘iets van buiten waar we last van hebben’, in plaats van als handig instrument om het werk te verlichten, aldus het rapport. Zo ontstond er een groeiende tweespalt tussen gebruikers die vonden dat Osiris niet deugde en technici en beleidsmakers die vonden dat de gebruikers er niets van begrepen.
In zijn rapport doet Keesen een aantal aanbevelingen die de gesignaleerde knelpunten moeten wegnemen. Hij hoopt echter vooral dat alle betrokkenen gaan beseffen dat Osiris geen technisch speeltje is, maar een onmisbaar hulpmiddel voor een goede onderwijsorganisatie.
“Dat betekent aan de ene kant dat het systeem gebruiksvriendelijker moet worden, want daar ontbreekt nog wel het nodige aan. Maar het betekent ook dat de facultaire onderwijsdirecties hun verantwoordelijkheid moeten nemen en zich nadrukkelijk moeten gaan bezighouden met de vraag wat Osiris wat hun betreft wel en niet moet kunnen. Als we dat voor elkaar krijgen, dan gaan we de komende jaren wel degelijk plezier aan Osiris beleven.”
EH