‘Wil je serieus werk van je onderzoek maken, dan moet je op zoek naar geld’
Eindelijk volop tijd voor onderzoek. Dat is wat Bram Orobio de Castro betreft de grote winst van de VENI-subsidie. “Ik vind onderwijs leuk, maar ik heb indertijd voor Utrecht gekozen vanwege het fundamenteel onderzoek. Dat ik daar nu drie jaar volop de ruimte voor krijg, is een echte buitenkans.”
Het persbericht met de bekendmaking van de VENI-beurzen was nog geen week oud, of in Den Haag werd conrector Hans van Wieren doodgeschoten. “Tja”, zucht Bram de Castro, “mijn onderzoek is helaas hoogst actueel.” Agressief gedrag van jongeren en de vraag in hoeverre dat kan worden ingedamd door hen anders naar hun omgeving te leren kijken. Dat is het thema waarop de Utrechtse VENI-winnaar drie jaar geleden in Amsterdam promoveerde en dat hij met zijn subsidie verder wil onderzoeken.
“Dat sommige mensen zo agressief op hun omgeving reageren, komt omdat hun sociale waarneming ontregeld is”, aldus De Castro. “Daardoor ervaren zij gedrag van anderen heel snel als bedreigend. Als een ander iets zegt of doet, reageren zij meteen agressief, ook al is er van een kwade bedoeling bij die ander geen sprake. Gevolg is dat die op zijn beurt zelf ook boos wordt, wat door de agressieve jongeren weer wordt opgevat als een rechtvaardiging van hun eerste reactie: zie je wel dat ik bedreigd word. Zo ontstaat een vicieuze cirkel, waar ze niet meer uitkomen. In het kader van mijn promotieonderzoek heb ik dat mechanisme in kaart gebracht.”
Met zijn VENI-beurs wil De Castro een volgende stap zetten. “Ik wil nu gaan kijken op wat voor manier je dat agressieve gedrag kunt beïnvloeden. Dat ga ik onder meer doen door lastige jongens (want dat zijn het meestal) in tweetallen moeilijke opdrachten te laten uitvoeren. In beginsel is het fundamenteel onderzoek, bedoeld om meer te weten te komen over agressief gedrag, maar uiteraard hoop ik dat we er op basis van mijn bevindingen ook iets aan kunnen doen. Het zou mooi zijn als we die jongens kunnen leren om zich eerst af te vragen of de ander iets opzettelijk of per ongeluk deed, voordat ze erop slaan. In het buitenland blijkt zo’n strategie goed te werken, maar de Nederlandse overheid steekt liever miljoenen in stoeptegels met lieveheersbeestjes en in extra cellen dan in onderzoek naar effectieve interventies.”
Oefensessie
Met de VENI-subsidie wil De Castro een testleider voor de uit te voeren experimenten aanstellen en apparatuur aanschaffen om bij de onderzochte jongeren fysiologische metingen te verrichten, bijvoorbeeld naar hun hartslag en hun bloeddruk. Maar nog belangrijker vindt hij de mogelijkheid om met het geld onderwijstijd af te kopen: de grote aantallen studenten bij psychologie leggen immers veel druk op zijn onderzoektijd.
“Na mijn promotie kon ik in Utrecht een contract voor twee jaar krijgen met uitzicht op een vaste aanstelling als docent/onderzoeker, mits ik voldoende zou publiceren en mijn basiskwalificatie zou halen. Als ik dat vergelijk met de situatie van post-docs die zonder enige zekerheid van project naar project springen, was dat een riant aanbod. Maar het betekende wel dat ik net als mijn collega’s hier geacht werd om zestig procent van mijn tijd aan onderwijs te besteden. Op zich is dat geen probleem, want ik geef graag onderwijs. Dat hoort bij de universiteit en ik kan dan ook heel slecht tegen die klaagcultuur onder docenten over het grote aantal studenten. Het is alleen wel waar dat je daardoor niet veel tijd voor onderzoek overhoudt. Zeker in het begin, toen ik nog de ambitie had om alle studenten persoonlijk te kennen, had ik voor mijn onderwijs zelfs aan drie dagen niet genoeg. Wil je serieus werk van je onderzoek maken, dan moet je op zoek naar geld. Dat is je enige kans.”
Bijna een jaar geleden besloot Bram Orobio de Castro (“mijn familie woont al vijfhonderd jaar in Nederland, maar in Amsterdam kreeg ik nog regelmatig een uitnodiging voor een bijeenkomst van allochtonen”) mee te dingen naar een VENI-subsidie. Op 1 mei lag zijn voorstel bij NWO in Den Haag en toen begon een nerveuze periode van afwachten. “Je voorstel gaat om te beginnen naar een aantal reviewers, die bepalen of je doorgaat of niet. Midden in de zomer kreeg ik hun oordeel. Dat was positief en dat betekende dat ik in oktober naar Den Haag moest voor een gesprek met de selectiecommissie. Vooraf had de faculteit een oefensessie georganiseerd met een aantal hoogleraren, die mij alle denkbare vragen stelden. Dat bleek een schot in de roos, want alle vragen die ik in Den Haag kreeg, had ik in Utrecht ook al beantwoord. Ik zat mij echt te verkneukelen.”
De Castro verliet Den Haag met een goed gevoel. Terecht, zo bleek: met een subliem gevoel voor timing liet NWO hem precies één uur voor aanvang van de facultaire Kerstborrel per e-mail weten dat zijn aanvraag was gehonoreerd. De komende drie jaar zit de jonge onderzoeker dus op rozen, maar in die tijd moet hij het wel laten zien, beseft hij. “Dat voelt overigens absoluut niet aan als druk. Integendeel, ik mag nu drie jaar onderzoek gaan doen naar en onderwijs geven over dingen die mij echt interesseren. Geweldig toch?”
EH
Meer weten over de Utrechtse veni- en vici-laureaten? Zie www.ublad.uu.nl