De universiteiten moeten haast maken met hun plannenvoor de toekomst van de exacte wetenschappen. MinisterHermansverwijt ze in een boze brief traagheid.
De betastudies kampen al jaren met teruglopende belangstellingvan studenten. De kleine opleidingen zijn te duur om zelfstandig tebestaan. De vaak kostbare apparatuur die natuurwetenschappers nodighebben vormen daarbij een extra handicap. De universiteiten sprakendaarom in 1999 met minister Hermans af hun aanbod onderling beteraf te stemmen. Zo hoopten ze te voorkomen dat hele studies wegensgebrek aan studenten moeten sluiten. Vooral van het bundelen vanafstudeerrichtingen werd veel verwacht.
Met dat akkoord gingen Hermans en de universiteiten voorbij aaneen veel verdergaand plan van de adviesraad AWT. Die pleitte er ineen rapport over de levensvatbaarheid van betastudies voor hetaantal zelfstandige opleidingsplaatsen te halveren.
Daarvan kwam tot nu toe echter weinig terecht. Pas in augustuspubliceerde universiteitenvereniging VSNU een tussentijds rapportover de samenwerkingsplannen, twee jaar later dan afgesproken.Daarin beloofden ze twee convenanten: een over de onderlingeverdeling van bacheloropleidingen, en een over de masters.
Volgens minister Hermans blijkt uit de tussenrapportage eengebrek aan ''sense of urgency''. De minister is uiteindelijkverantwoordelijk voor een efficient opleidingsaanbod, en delaksheid van de VSNU maakt het hem onmogelijk dieverantwoordelijkheid te nemen, klaagt Hermans in zijn brief. Deuniversiteiten moeten nog deze maand met hun convenanten komen.
De VSNU heeft Hermans inmiddels spoed beloofd. Naar verwachtingverschijnt nog voor maart een plan voor landelijke afstemming vanexacte bachelorstudies, en een eerste aanzet voor de onderlingeverdeling van masters.
Dat kan betekenen dat niet elke universiteit een masteropleidingaanbiedt die direct aansluit op een van de eigen bachelors. DeTweede Kamer wilde dergelijke 'doorstroommasters' aan de eigenuniversiteit verplicht stellen, maar was bereid voor bedreigdevakgebieden een uitzondering te maken. Ook voor dekleine-letterenstudies is landelijke afstemming noodzakelijk.
HOP, Wieland van Dijk
Wat wilde de AWT
Halveer het aantal exacte opleidingen op het gebied van wis-,natuur- en scheikunde aan de zes algemene universiteiten. Dat wasde boodschap van het opmerkelijke rapport dat de Adviesraad voorWetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) in de zomer van 1999 aanminister Hermans uitbracht.
De AWT stelde bij monde van haar daadkrachtige voorzitterVeltman dat hij de exacte studies aan de zes algemeneuniversiteiten te klein vond om zelfstandig te kunnen voortbestaan.Per drie eerstejaars werkt er gemiddeld een hoogleraar; dat isverspilling, vond de raad.
Omdat de AWT niet verwachtte dat het aantal studenten voor dezeopleidingen drastisch zou toenemen. zat er wat haar betreft nietsanders op dan het aantal opleidingen met minstens de helft terug tebrengen. Of universiteiten hele disciplines zouden afstoten ofbestuurlijke fusies zouden aangaan, was de AWT om het even. Maarduidelijk was wat haar betreft dat alleen een ingrijpendetaakverdelingsoperatie de Nederlandse beta's voor de totaleondergang zou kunnen behoeden.
De inkt van het advies was nog niet droog of de zes betrokkenuniversiteiten wezen het voorstel verontwaardigd van de hand. Zijzeiden juist te vrezen dat het aantal studenten zou dalen als hetAWT-advies wordt opgevolgd. Het is verstandiger, zeiden zij in eengezamenlijke reactie, eerst af te wachten hoe de vernieuwde,vijfjarige beta-opleidingen aanslaan die in dat jaar van startgingen. Ook minister Hermans was die mening toegedaan. Wel vroeghij de universiteiten om te komen met plannen voor een betereonderlinge afstemming van hun beta-aanbod.
EH