Eerstegeneratiestudent vraagt te laat om hulp
Wat wordt er van een student verwacht? Het antwoord op die vraag is niet voor iedereen zo vanzelfsprekend. “Er zijn impliciete spelregels en sociale codes in het hbo die voor een eerstegeneratiestudent niet altijd duidelijk zijn”, zegt persvoorlichter Ariane Kleijwegt van de HvA.
Knelpunten & kansen eerstegeneratiestudenten
De hogeschool richtte een aantal jaren geleden het lectoraat ‘Kansrijke schoolloopbanen in een diverse stad op’. Onder leiding van lector Louise Elffers werd onderzoek gedaan naar hbo-studenten van wie de ouders nooit gestudeerd hebben. Daaruit bleek dat de opleiding van ouders een sterke voorspeller is van het studiesucces van hun kinderen. Er studeren in het hbo aanzienlijk meer studenten met lager opgeleide ouders dan op de universiteit en de uitval onder deze groep is iets groter.
Kleijwegt: “Er is gekeken welke kansen en knelpunten deze eerstegeneratiestudenten ervaren bij hun start op de HvA. Naar aanleiding van die bevindingen is een interventie ontwikkeld die hen beter op weg moet helpen in het hbo, in de hoop dat hun kansen op studiesucces toenemen.”
Sociale en culturele bagage mist
Eerstegeneratiestudenten missen vaak de sociale en culturele bagage die voor andere studenten en docenten vanzelfsprekend is. “Uit ons onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat ze minder snel om hulp vragen. Ze denken dat ze heel zelfredzaam moeten zijn. We willen hun meegeven dat het juist goed is om op tijd aan de bel te trekken en vragen te stellen als iets niet duidelijk is.” Ook biedt de HvA hun de mogelijkheid om een sociaal netwerk op te bouwen - zowel onderling als met ervaren studenten – waaruit ze steun kunnen putten als het even tegen zit. Ze worden in groepjes van vier à vijf studenten gekoppeld aan een ouderejaars die hen wegwijs kan maken in het hbo.
Er deden deze week zeventig studenten mee aan het driedaagse introductieprogramma. “We gaan nog onderzoeken wat het effect van deze pilot is, maar we hopen dat we het volgend jaar kunnen verbreden en dat het op termijn onderdeel wordt van het reguliere introductieprogramma”, aldus Kleijwegt.
UU heeft geen introprogramma voor eerstegeneratiestudenten
Overigens organiseerden universiteiten eerder al speciale introdagen voor eerstegeneratiestudenten. Voorbeelden zijn de Vrije Universiteit en de Universiteit Leiden. Ook de Universiteit van Amsterdam start met een nieuw programma.
De Universiteit Utrecht heeft geen speciaal introductieprogramma voor eerstegeneratiestudenten. De UU heeft wel programma's die er op gericht zijn om deze doelgroep door te laten stromen naar de universiteit. Zo zijn er docenten en studenten die lesgeven op de Weekendschool; een aanvullend onderwijsprogramma voor kinderen uit achtergestelde wijken. Vanuit de gedachte dat een diverse studentenpopulatie al begint op de basisschool. Daarom gaan er ook jaarlijks hoogleraren op bezoek bij basisscholen voor een mini-college tijdens Meet the professor. En leidde dat tot een buddyprogramma waarbij basisschoolleerlingen met een vwo-advies die als eerste van de familie zouden gaan studeren, gekoppeld worden aan een student.
Zo’n 40 procent van de studenten in het hbo is eerstegeneratiestudent. Zij vallen eerder uit en switchen ook vaker van opleiding. Van de havisten met laagopgeleide ouders behaalt na tien jaar ongeveer 10 procent een diploma in het hoger onderwijs of volgt nog onderwijs op dat niveau. Onder studenten met ouders die hoger onderwijs hebben genoten, is dit 17 procent.
Aan de Universiteit Utrecht valt 23,3 procent van de eerstegeneratiestudenten af tijdens hun eerste jaar op de universiteit, blijkt uit cijfers over het studiejaar 2014/'15. Dat terwijl de gemiddelde uitval onder studenten 21 procent is. Uit het onderzoek blijkt echter een ander achtergrondkenmerk bepalender te zijn voor succes. Mannen vallen aan de UU vaker uit dan vrouwen. Waar 17,2 procent van de vrouwen haar studie in het eerste jaar staakte, was dit onder mannen 26,2 procent. "Jongens doen het gemiddeld, ongeacht of ze wel of geen migratieachtergrond hebben, minder goed in hun studie dan het gemiddelde van alle meisjes", aldus Leoniek Wijngaards-de Meij die de data verzamelde.