Financiële meevaller UU voor 2021, maar wel met winstwaarschuwing

In 2021 gaat bijna 12 miljoen euro meer naar onderwijs, zegt CvB . Foto: DUB

Elk jaar rond deze tijd presenteert het universiteitsbestuur de zogeheten kaderbrief. Dit financiële stuk waarin de universiteit de verwachtingen voor de jaren 2021 tot en met 2023 op een rijtje zet, is net besproken in de drie commissie van de Universiteitsraad. Op 29 juni wordt van de U-raad verwacht dat ze wel of niet instemmen met deze meerjarenbegroting. Vicevoorzitter van het College van Bestuur Annetje Ottow die de financiën in haar portefeuille heeft, heeft wel een “winstwaarschuwing” toegevoegd aan de brief,  omdat nog onbekend is wat de coronamaatregelen voor gevolgen hebben op het universitaire huishoudboekje.

De corona plussen en minnen
De maatregelen die de regering heeft genomen om het coronavirus te beteugelen, kunnen zowel positieve als negatieve effecten hebben op de huishoudportemonnee van de universiteit. Zo wordt er geld bespaard op bijvoorbeeld energiekosten omdat de meeste werknemers thuiswerken, hebben bestuursleden en onderzoekers niet kunnen reizen voor het werk en zijn allerlei activiteiten afgelast. Maar gevreesd wordt ook voor inkomstenderving of extra kosten.

De dierenklinieken hebben bijvoorbeeld minder cliënten kunnen ontvangen en de vraag staat nog open of de Utrecht Summer School deze zomer doorgaat. Hoewel gedacht werd dat er in september veel minder internationale studenten - en met name studenten die het instellingscollegegeld betalen -  naar Utrecht komen, wijzen de aanmeldcijfers op een stijging. Ottow zegt hierover in een commissie: “Nederland lijkt gezien te worden als een veilige haven en het online onderwijs heeft een hoog niveau. We zien in heel het land een stijging in aanmeldingen.”

De extra kosten die waarschijnlijk gemaakt moeten worden, komen door studenten die door de coronacrisis studievertraging oplopen en door postdocs en promovendi die hun onderzoek niet binnen de duur van hun arbeidscontract kunnen afronden. De extra tijd die daarvoor nodig is, heeft een verlenging van hun contract tot gevolg en studenten kunnen een beroep doen op het profileringsfonds. Onduidelijk is nog of de universiteit gecompenseerd wordt voor deze extra kosten.

Deze onzekerheden heeft het universiteitsbestuur bewust buiten de kaderbrief en de lopende begroting van 2020 gehouden. Pas tegen het einde van het kalenderjaar wordt meer duidelijk over de financiële gevolgen en zal het bestuur indien nodig de financiële uitgaven bijsturen in de begroting van 2021. Een en ander is daarbij ook nog afhankelijk van de voorspelde economische crisis waar het land op afstuurt en de maatregelen die de regering in dat kader gaat nemen. Anton Pijpers zei tegen de U-raadsleden dat met bezuinigingen “wel iets rekening wordt gehouden maar geen grote rekening”.

Extra geld van het ministerie
Waarvoor de kaderbrief wel is aangepast, is voor het extra geld dat de universiteit uit Den Haag krijgt. Nadat de vakbonden en werkgevers tot nieuwe cao-afspraken zijn gekomen waardoor de lonen vanaf deze maand stijgen met 3 procent, werd er wel een compensatie verwacht. Maar er komt ook nog geld voor specifieke doelen zoals onderzoek én bijna 2,5 miljoen om vrij te besteden. De universiteit had zelf al 10 miljoen meer begroot dan in 2020 waardoor er dus 12,5 miljoen meer financiële ruimte is.

In totaal verwacht de Universiteit Utrecht nu 630 miljoen euro te hebben om in 2021 te verdelen. Om onverwachte kosten op te vangen zet ze daarbovenop nog eens 5 miljoen opzij. Het geld is afkomstig van het rijk en van het collegegeld van studenten. Dit inkomen is redelijk goed te voorspellen waardoor de financiële directie een meerjarenbegroting kan maken.

Voor het onderwijs geeft de universiteit 185 miljoen uit en voor het onderzoek 174 miljoen euro. Daarnaast geeft ze nog 62 miljoen uit voor gezamenlijke uitgaven voor onderwijs en onderzoek. Voor woonlasten en ondersteuning is 209 miljoen euro gereserveerd.

Geld per studiepunt
In de commissies is er discussie over het bedrag dat het bestuur uittrekt voor onderwijs. Het onderwerp is de verlaging van het studiepunttarief. Het bestuur geeft faculteiten onder meer geld voor onderwijs op basis van behaalde studiepunten. De U-raadsleden snappen niet waarom het tarief is gedaald terwijl onderwijs een kernactiviteit is, zegt personeelslid Wim de Smidt in de commissie Financiën.

De financiële man van de UU Michel de Bekker legt uit dat die verlaging nodig is, omdat studenten steeds meer studiepunten halen, terwijl de financiële ruimte niet in hetzelfde tempo stijgt. Er is dus minder geld beschikbaar per studiepunt en daarom moet het tarief per punt verlaagd worden. Volgens collegelid Ottow gaat dit niet ten koste van een stijging van het totale onderwijsbudget voor faculteiten. Sinds 2016 is er 30 miljoen extra naar onderwijs gegaan, zegt ze.

Ook De Bekker zegt dat er per saldo per student extra geld naar onderwijs gaat. “In 2021 gaat 11,9 miljoen meer naar het onderwijs dan in 2020.” Het is een optelsom, zo legt hij uit, van de studiepuntfinanciering, de stijging van de collegegelden en de extra studievoorschotmiddelen. Dit is het geld dat de overheid heeft bespaard op het afschaffen van de basisbeurs. Dat geld is bestemd om de onderwijskwaliteit te verhogen.

Toch vinden de U-raadsleden dat de studiepuntfinanciering niet mag dalen “omdat de andere inkomsten omhoog zijn gegaan”, zegt onder andere studentlid Casper de Haes.

Lees verder onder tabel

Vooruitlopen op nieuw Strategisch Plan
Een ander discussiepunt is de keuze van het College van Bestuur voor de doelen waar geld naartoe gaat. Hiermee sorteert het bestuur voor op het nieuwe Strategisch Plan dat eind dit jaar het licht moet zien. Het document waarin de visie en missie van de UU staat voor de komende vier jaar, had eigenlijk al klaar moeten zijn, maar is door corona uitgesteld. Wel ligt er al een ‘houtskoolschets’ die is besproken met de U-raad. Door nu geld te reserveren voor bepaalde doelen, is in de kaderbrief ook te zien waar het universiteitsbestuur de komende jaren strategisch op wil inzetten

Zo gaat er geld naar het begin deze maand opgerichte Regionale Ontwikkelingsmaatschappij (ROM) waar tot en met 2024 jaarlijks 75.000 euro naar toe gaat. In het ROM zitten behalve de universiteit ook het UMC Utrecht, de provincie en de gemeenten Utrecht en Amersfoort. Het ROM is opgericht om de economie te stimuleren in de regio. Vele regio’s hebben al een dergelijk orgaan omdat bepaalde subsidies uit Den Haag en Europa via een ROM gaan, zegt Annetje Ottow.

Ook worden de vier strategische onderzoeksthema’s belangrijker gemaakt door ze verder te verankeren in de faculteiten en meer onderwijs te ontwikkelen bij deze thema’s. Dit doet het college door de faculteiten vanaf 2021 structureel te laten bijdragen aan de leidende thema’s. Nu betaalt het college de leidende thema’s van zijn ‘zakgeld’ - de zogeheten beleidsruimte waarvan het CvB geld mag uitgeven zonder toestemming te hoeven vragen aan de Universiteitsraad. In 2021 betaalt het CvB nog twee derde en moeten de faculteiten een derde van de kosten voor hun rekening nemen. Maar vanaf 2022 betalen faculteiten en het CvB elk de helft. In totaal gaat het om 6 miljoen euro per jaar.

Career Services dat sinds 2015 bestaat, krijgt vanaf 2021 een vaste plek in het huishoudboekje. Career Services ontwikkelt activiteiten om studenten beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Een andere strategische keuze is om de financiering voor het Centrum voor Wetenschap en Cultuur tot en met 2025 te continueren. Bij CWC horen onder meer het Universiteitsmuseum en het Wetenschapsknooppunt en omdat deze een grote rol spelen bij de maatschappelijke betrokkenheid van de Universiteit Utrecht in de regio, is het CWC tot 2026 verzekerd van financiële ondersteuning.

Verder krijgt de directie ITS structureel 1 miljoen extra voor het beveiligen van computersystemen en hogere kosten voor licenties en een groter beroep IT-middelen. Ook heeft het CvB besloten dat de woonlasten voor faculteiten en diensten het komend jaar niet meer dan 5 miljoen euro mogen stijgen.

Het College van Bestuur vestigt in de kaderbrief nog de aandacht op de kwaliteitsafspraken die ook bekend staan onder de term studievoorschotmiddelen. Dit is het geld dat het rijk extra aan onderwijsinstellingen overmaakt wat het bespaart op het niet meer hoeven uitkeren van de basisbeurs. Het geld heeft als doel het verbeteren van de onderwijskwaliteit. Voor 2021 zit in deze pot 4 miljoen euro waarvan 2 miljoen naar docentprofessionalisering gaat, 1,5 miljoen Educate-It en een half miljoen naar het Center for Academic Teaching. In 2019 en 2020 hoogde de UU de studievoorschotmiddelen tijdelijk uit eigen zak op met in totaal 8 miljoen. In 2021 doet de UU dat niet.

In de vergadering van de Universiteitsraad en het College van Bestuur van maandag 29 juni worden de u-raadsleden gevraagd in te stemmen met de kaderbrief.

Waar komt het geld van de Universiteit Utrecht vandaan?

De universiteit krijgt geld van de overheid van met name het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Daarnaast van studenten die collegegeld betalen. Dat heet in vakjargon de eerste geldstroom -  ‘eerste’ omdat er ook nog een tweede en derde geldstroom bestaat. De tweede geldstroom is voor het doen van onderzoek waarvoor wetenschappers een voorstel moeten indienen bij Nederlandse onderzoekfinanciers zoals NWO of de KNAW dat vervolgens gehonoreerd moet worden. De derde geldstroom zijn inkomsten uit buitenlandse beurzenverstrekkers zoals de Europese Unie, overheidsinstanties of bedrijven voor het doen van onderzoek.
De kaderbrief richt zich op de inkomsten van het rijk en de collegegelden van studenten. Per faculteit is het verschillend wat zij binnenhaalt aan tweede en derde geldstroom.

De financiële momenten van de Universiteit Utrecht
Elk jaar zijn er drie momenten waarop de financiën van de Universiteit Utrecht ter instemming liggen bij de Universiteitsraad.

Vooruitzicht: In december legt het College van Bestuur de begroting van het jaar daarop voor aan de Universiteitsraad. In de begroting staat wat de universiteit denkt aan inkomsten te hebben en hoeveel ze waaraan in dat jaar gaan uitgeven. In december 2019 werd dus de begroting van 2020 gepresenteerd. Na elk kwartaal wordt met de medezeggenschap gekeken in hoeverre de daadwerkelijke inkomsten en uitgaven gelijke pas houden met de begroting. Naar aanleiding van deze meetmomenten kan het uitgavenpatroon worden aangepast.

Terugblik: In april staat de jaarrekening op de agenda. In de jaarrekening staat precies wat de universiteit aan inkomsten heeft gekregen in het jaar daarvoor en wat ze waaraan heeft uitgegeven. Afgelopen april is de jaarrekening van 2019 besproken en bekeken wat de daadwerkelijke inkomsten en uitgaven waren. Deze worden vergeleken met de begroting van 2019. Het College van Bestuur moet verantwoording afleggen over de verschillen.

Verder vooruitkijken: In juni komt de universiteit met de kaderbrief of de meerjarenbegroting. Daarin kijkt de universiteit drie jaar vooruit en wordt er alleen gerekend met het geld dat de universiteit van het rijk krijgt en van studenten in de vorm van collegegeld. In de kaderbrief is te zien hoe optimistisch of pessimistisch de universiteit de financiële situatie voor de nabije toekomst inschat. In de kaderbrief wordt vooral ingezoomd op het volgende jaar, in dit geval wordt dus vooral gekeken naar 2021. De kaderbrief vormt de basis voor de begrotingen van 2021-2023 van faculteiten en diensten.

Advertentie