De prestatiegeneratie
Op het Faal Festival ontsnappen studenten aan het altijd moeten presteren
Op Instagram ziet iedereen er gelukkig en perfect uit, maar dat is “een beetje gebakken lucht”, vindt wethouder Eelco Eerenberg. Hij mag als eerste van het festival zijn persoonlijke faalverhaal vertellen. De wethouder maakt de hele dag door fouten, bekent hij in het kleine zaaltje helemaal bovenin TivoliVredenburg. Op zijn jasje heeft hij een ‘perfectionisme nee bedankt’-button gespeld, terwijl hij naar eigen zeggen behoorlijk perfectionistisch is.
Het meest tenenkrommende moment in zijn politieke carrière was toen hij compleet dichtklapte tijdens een interview dat live werd uitgezonden op televisie. Dan kan je denken: de volgende keer moet ik mij beter voorbereiden, “maar misschien word je dan de iets gepolijste, ongeloofwaardige versie van jezelf”, vertelt de wethouder. Het is beter om oprecht te blijven, ook al betekent het dat iets een keer mislukt.
Bezoekers kunnen tijdens de lezingen door deelnemen aan activiteiten over falen.
De angst om af te gaan, komt ook ter sprake bij schrijver Francine Oomen van de boekenserie Hoe overleef ik… Ze heeft het over de stem in haar hoofd die voortdurend commentaar geeft en hoe ze die een halt toeroept, of in ieder geval zo goed mogelijk inperkt.
Daarbij ontkomt het publiek er niet aan om ook over hun onzekerheden te vertellen. “Je ziet studenten om je heen betere cijfers halen”, zegt een bezoeker in de zaal. Ze vraagt zich af waarom ze “niet datgene kan wat klasgenoten kunnen”. Bij die gedachte verkrampt ze en gaat ze juist slechter presteren.
Leren van falen
De UU organiseert de tweede editie van het Faal Festival samen met TivoliVredenburg en het Instituut voor Faalkunde. Het is een festival “waar twijfels, onzekerheid en falen als normale menselijke fenomenen in de spotlight staan”. Als tegengif voor de ratrace en prestatiemaatschappij moeten we weer durven te falen, is de boodschap.
De bezoekers van het festival kunnen het falen meteen in de praktijk brengen: er zijn activiteiten en interactieve installaties waar bezoekers uitgenodigd worden te falen. Zo is bij het Stuntelend Speeddate Café het juist de bedoeling om de mist in te gaan en bij de Wij kunnen niet tekenen-club mislukt de tekening gegarandeerd door hindernisopdrachten.
Kunstenaar Lot van Os is het brein achter de installaties Het is nooit te laatpaal en het Blijtankstation. Bij dit station krijgen bezoekers via een koptelefoon lieve berichten te horen. Van Os begon deze installatie met de gedachte: “We laden altijd onze telefoon op en tanken onze auto vol, maar wat hebben mensen eigenlijk nodig om te horen? Dat zijn aanmoedigende woorden en complimenten.”
Daar kwam later de Het is nooit te laatpaal bij. “Het gaat over doen waar je blij van wordt. Dat kunnen grote doelen zijn zoals bungeejumpen of een wereldreis maken, maar het kan ook iets zijn als ‘koffiedrinken met de buurvrouw’. Bezoekers kunnen “een parkeerbon achterlaten voor iedereen die zijn dromen parkeert. Je kunt een boete uitschrijven met een tekst die de ander motiveert om te kiezen voor zijn doel”.
Bij het Blijtankstation krijgen bezoekers via de koptelefoon lieve berichten te horen.
Of studenten deze prestatiedruk en studiestress herkennen? “Ja, echt wel”, zeggen Linde, student Biologie, en Anneloes, student Betà-gamma in Amsterdam, in koor. Ze hebben de kaartjes voor het Faal Festival gewonnen bij een winactie van de universiteit en wisten daarom niet goed wat ze ervan moesten verwachten.
“Maar het is heel leuk”, zegt Linde. Het zet ze aan het denken. “Je wilt het heel graag in één keer goed doen, maar je leert juist ook als je faalt. Alleen dat is eng.” Daarom mag er wel meer aandacht zijn voor het falen.
Succesvolle sprekers
De sprekers op het Faal Festival zijn niet de minsten. Naast Eelco Eerenberg en Francine Oomen zijn er ook oud-topatleet Gregory Sedoc en schaatser Irene Schouten. Splinter Chabot interviewt Tim Hofman, die dit jaar uitgeroepen is tot Journalist van het Jaar. Chabot heeft op 27-jarige leeftijd al zijn eigen talkshow en schreef drie boeken, waaronder een zeer goed ontvangen debuutroman.
Door juist succesvolle mensen op te voeren, laat de organisatie zien dat iedereen – hoe groot of klein z’n succes – het weleens verpest, onzeker is of op het punt staat om op te geven. Het maakt falen ook erg comfortabel. Het is een geruststellende gedachte dat je misschien dezelfde faalmomenten en mislukkingen hebt als mensen die heel succesvol zijn.
Op ongemakkelijke date bij het Stuntelend Speeddate Café
Hoe pijnlijk en vreselijk het falen kan voelen, laat Geerlof de Mooij richting het einde van de avond zien. Acht jaar geleden werd hij in één dag landelijk nieuws doordat hij als Volkskrant-stagiair op grote schaal plagiaat pleegde: de druk werd hem te veel.
Nog steeds vindt hij het “een beetje spannend” om over te vertellen, geeft hij op het podium toe. Tegen interviews heeft hij altijd ‘nee’ gezegd, maar de gedachte achter het Faal Festival sprak hem aan.
Hij was 19 toen hij op de economieredactie belandde. Nog nooit had hij een nieuwsbericht geschreven, de hoge werkdruk en dagelijkse deadlines was hij niet gewend. Het begon met één zinnetje dat hij overnam. “Het was een heel technisch verhaal”, vertelt hij en hij wilde het in eerste instantie nog aanpassen, maar niemand ontdekte het. Daarna deed hij het steeds vaker.
Tweede kans
“Ik wilde kostte wat het kost voorkomen dat ik de fout in zou gaan, grappig genoeg gebeurde dat juist.” Nu vraagt hij zich af waarom het zo belangrijk voor hem was. “Ik wilde net goed zijn als de journalisten die er werkten en legde mijzelf heel veel druk op.”
Acht jaar later ziet zijn leven er een stuk beter uit: hij kreeg een tweede kans bij het Noordhollands Dagblad. Zijn leven is leuker geworden, vertelt hij, doordat hij niet meer zo de stress voelt om alleen maar te presteren. In die zin heeft de slechte ervaring hem wat gebracht.
Het Faal Festival laat zien: we moeten allemaal een beetje leren om met falen om te gaan. Geerlofs angst ervoor maakte juist dat hij de fout inging. Hij vertelt, als een van de weinigen, dat hij niet meer zo de behoefte voelt om te presteren. Dat is misschien wel de echte oplossing voor de prestatiemaatschappij.