Hoogleraren tasten nog in duister over landelijke samenwerking

‘Studenten Frans en Duits moeten een echte thuisbasis houden’

Trans
De Trans waar de medewerkers van Frans en Duits gevestigd zijn, foto DUB

Misschien eerst maar even een misverstand uit de weg ruimen. Wie de berichtgeving over de talenopleidingen de afgelopen week las, zou kunnen denken dat de studies Frans en Duits over enkele jaren nog maar aan één Nederlandse universiteit te volgen zijn.

Maar daar is volgens de Utrechtse hoogleraar Franse Taalkunde & Semantiek Henriëtte de Swart geen sprake van. “Zoiets zou desastreus zijn. Je krijgt zeker niet meer studenten Frans of leraren Frans als de universitaire opleiding vanuit Noord-Groningen niet te bereizen is.”

Een brug te ver
De Nederlandse universiteiten kwamen vorig jaar met een gezamenlijk plan om de dalende studenteninstroom in de talenvakken en in de lerarenopleidingen voor die talen te stoppen. De voorstellen maakten deel uit van de universitaire sectorplannen waar minister Dijkgraaf 200 miljoen per jaar voor beschikbaar heeft.

De Nationale Commissie Sectorplannen (NCSP) die de plannen beoordeelde was na enige aarzeling positief, maar de universiteiten mochten wat de commissie betreft nog wel een stapje verder gaan. In de toekomst zou één landelijk diploma per opleiding, en wellicht ook een ‘unilocatie’ per opleiding moeten worden overwogen.

Zover komt het niet. Voor de faculteitsdecanen is dit een brug te ver. En klaarblijkelijk geldt dat ook voor minister Dijkgraaf. In de brief die hij naar de Tweede Kamer stuurde, komen de adviezen niet terug. Bovendien bevestigde hij in het Kamerdebat over de nieuwe investeringen dat de aanbevelingen van de commissie geen onderdeel uitmaken van het sectorplan zelf.

De opleiding Nederlands ontspringt de dans helemaal, al moet ook daar meer landelijke samenwerking komen.

Meer uitleg nodig
Wat de Utrechtse opleiding Frans waarvoor zich jaarlijks ongeveer twintig studenten (dit jaar 15) inschrijven dan wél te wachten staat, is volgens De Swart nog niet helemaal duidelijk. Dijkgraaf meldt in zijn brief alleen dat ‘er wordt toegewerkt naar een gezamenlijk landelijk (bachelor)programma per taal’.

Later deze week zullen de faculteitsdecanen meer uitleg geven over de manier waarop ze invulling willen geven aan de samenwerking. De Swart: “Het is zeker dat we per universiteit minder taalspecifieke vakken kunnen gaan aanbieden. De vraag is alleen in welke mate.”

Samen met collega’s van andere universiteiten publiceerde de hoogleraar begin vorig week een reactie op de sectorplannen. Die moet volgens haar vooral beschouwd worden als een oproep om de opleidingen zelf nauw te betrekken bij nieuwe ontwikkelingen.

Tot dusver hebben die opleidingen immers vooral aan de kant gestaan in een naar haar mening vooral bestuurlijk en weinig ‘bottom up’ proces. En dat terwijl er bij de opleidingen al behoorlijk wat ervaring is opgedaan met landelijke samenwerking, bijvoorbeeld in de masterfase met het project Masterlanguage.

Het belang van een thuisbasis
De Swart vraagt onder meer aandacht voor toekomstige generaties studenten. “Je wilt niet dat die straks heel veel moeten reizen of veel online onderwijs moeten volgen. Zeker voor bachelorstudenten is het van belang om een thuisbasis te hebben.”

Daarnaast is het volgens haar van groot belang dat de expertise op het gebied van de Franse Taal & Cultuur op de lange termijn minimaal behouden blijft en liefst versterkt wordt. Minder vakken zou immers zomaar minder medewerkers kunnen betekenen.

De decanen denken dat de huidige formaties in stand kunnen blijven wanneer de talenopleidingen meer interdisciplinair gaan samenwerken met opleidingen die meer studenten trekken. Voor de Utrechtse decaan Thomas Vaessens is dat een speerpunt in zijn facultaire toekomstplannen, zo zei hij eerder al tegen DUB. Vaessens meent dat er in brede opleidingen als Liberal Arts & Sciences of populaire meer gespecialiseerde opleidingen voldoende studenten te vinden zijn met interesse in de expertise van de taal- en cultuuropleidingen.

Maar De Swart ziet graag garanties. “We weten allemaal dat het bestuurlijk geheugen kort kan zijn. En dit plaatst ons ook in een afhankelijke positie; onze kennis moet ook op de lange termijn herkenbaar en zichtbaar zijn.”

Opleving mogelijk
Hoogleraar Duitstalige Literatuur & Cultuur Ewout van der Knaap onderschrijft de observaties van De Swart. Hij benadrukt op dit moment nog niet te weten waar hij aan toe is. “De formulering van de minister laat nog veel open.”

Een pilot van de drie ‘randstaduniversiteiten’ Utrecht, Leiden en Amsterdam waarin studenten Duits een gedeeld semester zouden gaan volgen, is in ieder geval van de baan. “De vraag is of een semester volgens OCW genoeg is, bovendien sluit Nijmegen nu aan.”

Ook Van der Knaap benadrukt het belang van een goede balans tussen een lokaal en een landelijk vakkenaanbod. “Voor de studeerbaarheid van een programma en voor de begeleiding van beginnende studenten is dat erg belangrijk.”

Zijn Utrechtse opleiding had afgelopen jaar 7 inschrijvingen, terwijl dat er enkele jaren geleden nog 21 waren en decennia terug ook wel eens 4. Daarbij tekent hij aan dat opleidingen met weinig studenten voorheen financieel beschermd werden en nu niet meer.

Van der Knaap ziet meerdere redenen waarom de belangstelling voor een studie Duits weer zou kunnen opleven. Het aantal vwo-scholieren dat in de afgelopen jaren Duits in hun examenpakket heeft, neemt toe. Bovendien ligt er een opdracht van het ministerie van OCW om de schooltalen aantrekkelijker te maken en het examen te veranderen.

Daarnaast tonen UU-studenten volgens de hoogleraar belangstelling voor Duits als bijvak of als tweede bachelor. “Daar willen we op in kunnen springen. Een unilocatie had ik daarom echt desastreus gevonden.”

Talent gaat verloren
De hoogleraar heeft voldoende vertrouwen in de bijdrage die hij en zijn collega’s kunnen leveren aan interdiscipinaire vakken en opleidingen, mits andere opleidingen daar ruimte voor bieden. “Er zijn bijvoorbeeld ook relatief veel studenten die Duits kunnen verstaan en lezen.”

Maar om Duits en ook Frans als academische discipline werkelijk te versterken en het aantal leraren te vergroten moet er volgens hem meer gebeuren dan landelijke samenwerking tussen bacheloropleidingen en interdisciplinaire samenwerking met andere vakken.

Stiekem had Van der Knaap gehoopt op een landelijke master. Studenten die zich nu in een master echt alleen op Duits willen richten, moeten naar het buitenland. In Nederland zijn geen taalspecifieke masters Duits en Frans meer. Daardoor gaat talent verloren.

Positiever in de etalage
Maar hij wijst ook op trends binnen de maatschappij en binnen universiteiten die negatief uitpakken. “Het lerarenvak is kennelijk niet echt aantrekkelijk, onder meer door de hoge werkdruk. Tegelijkertijd gaat de aandacht van bestuurders vooral uit naar de universitaire bèta-opleidingen of naar brede interdisciplinaire opleidingen, vaak ook nog eens Engelstalig. Ook daar ligt een verantwoordelijkheid. De talenstudies mogen wel wat positiever in de etalage worden gezet,”

De NCSP denkt dat Duits en Frans in 2025-2026 van start moeten kunnen gaan met een gezamenlijk vakkenaanbod. Dat lijkt zowel De Swart als Van der Knaap erg snel. Van der Knaap: “Er moeten examencommissies aan het werk en er moeten OERen (Onderwijs- en Examenreglementen, red.) worden aangepast, en dat moet weer langs de medezeggenschapsorganen. Dat soort zaken heeft tijd en aandacht nodig.”

Decaan Thomas Vaessens zegt te begrijpen dat de hoogleraren zorgen hebben over het behoud van het aantal stafleden en het aantal subdisciplines. Maar volgens hem kunnen de nieuwe plannen er juist voor zorgen dat de opleidingen niet hoeven te snijden in hun personeelsbestand of in hun expertises.

“In de afgelopen decennia hebben we op alle locaties keer op keer keuzes moeten maken omdat de studentenaantallen terugliepen. Die keuzes werden over het algemeen niet landelijk afgestemd, waardoor er echt gaten zijn ontstaan. Dát is de neerwaartse spiraal waar we uit moeten. We willen de omvang van de staf niet laten teruglopen; we hebben die mensen juist hard nodig voor onze plannen.”

Volgens Vaessens komen de decanen van de universiteiten met opleidingen Franse en Duitse Taal en Cultuur op vrijdag 28 april met een actieplan. Daarin staan drie uitgangspunten. In de eerste plaats gaat het daarbij om meer landelijke afstemming over het personeelsbeleid en over de inhoud van het onderwijs en onderzoek.

Daarnaast willen de decanen ervoor zorgen dat stafleden hun expertise gaan inbrengen en meer onderwijs gaan geven bij opleidingen die veel studenten hebben. Bij brede interdisciplinaire opleidingen maar ook bij andere populaire opleidingen zit volgens Vaessens een grote groep studenten die wel belangstelling heeft voor talen en culturen, maar liever niet kiest voor een opleiding op dat vlak.

Ten slotte is het verkleinen van het lerarentekort van belang. Het verkrijgen van een lesbevoegdheid moet gemakkelijker worden voor studenten van de twee studies. Daarnaast moeten ook studenten die afstuderen aan andere opleidingen maar wel voldoende kennis van een taal hebben, toegang kunnen krijgen tot een lerarenopleiding.

Vaessens benadrukt dat dat het nieuwe actieplan vooral beschrijft welke partijen betrokken zijn en waar de verantwoordelijkheden liggen. Er zijn geen uitspraken te verwachten over hoe een gezamenlijk programma eruit moet zien, hoeveel vakken of studiepunten opleidingen dan zouden moeten inleveren en hoe het precies verder moet de verschillende expertises van de verschillende universiteiten.

Volgens de decaan is het op dit moment ook nog niet duidelijk wat de minister precies verwacht of eist, bijvoorbeeld van een gezamenlijk programma. Op aandringen van de adviescommissie NCSP pasten de decanen eerder hun oorspronkelijke plannen aan en beloofden zij verdergaande samenwerking. “Maar we doen dit hoe dan ook stap voor stap. En natuurlijk hebben de opleidingen zelf de belangrijkste stem in hoe we alles verder willen gaan uitwerken.”

De UU krijgt in totaal 3,2 miljoen euro vanuit de sectorgelden. Daarvan is iets meer dan 6 ton bedoeld voor het verbeteren van de positie van de moderne talen.

 

Advertentie