Duurzaamheidsdialoog: de UU als aanjager sociale verandering
UU helpt in 2050 maatschappij met woord en daad vooruit
Het lijkt de duurzaamheidsbeweging op het moment niet mee te zitten. Op de klimaattop COP28 in Dubai zijn meer dan tweeduizend lobbyisten uit de fossiele industrie aanwezig – een verviervoudiging ten opzichte van vorige toppen – en verlopen onderhandelingen over het verminderen van fossiele brandstoffen moeizaam. Op nationaal niveau hekelt de grootste partij in de Tweede Kamer wetenschappelijke rapporten over klimaatverandering en ziet het liefst alle financiële steun voor “klimaatwaanzin” verdwijnen.
Misschien dat de deelnemers van het duurzaamheidsdialoog vorige week donderdag juist daarom een grote rol zien weggelegd voor de universiteit om actie te ondernemen. De duurzaamheidsdialogen worden een aantal keer per jaar georganiseerd door het programma Pathways to Sustainability en hebben als doel om mensen die zich vanuit verschillende UU-faculteiten en diensten met duurzaamheid bezighouden bij elkaar te brengen. Dit maal buigen meer dan dertig medewerkers, docenten en alumni in het Minnaertcafé zich over de vraag hoe een duurzame UU er in de toekomst uit kan zien.
Wat voor soort impact wil de universiteit maken?
Het thema van deze dialoog wordt gevormd door het onderzoek van postdoctoraal onderzoeker Adèle Tufford. Ze werkt aan een atlas waarin wereldwijde initiatieven zijn opgenomen die universiteiten wereldwijd hebben genomen op gebied van ecologische én sociale duurzaamheid. De initiatieven variëren sterk in vorm, zegt ze. Zo hebben sommige universiteiten maatschappelijke dienstverlening tot vast onderdeel van het curriculum gemaakt om de betrokkenheid van studenten te verbeteren. Andere universiteiten pakken het op politiek niveau aan en richten samen met lokale overheden klimaatcommissies op, of laten hun studenten landbouwbedrijfjes opstarten – wat bijdraagt aan het betaalbaar houden van het onderwijs.
De atlas – die begin volgend jaar wordt gepubliceerd – moet als inspiratie dienen voor de UU en andere universiteiten, maar dat neemt niet weg dat verschillende mensen binnen de universiteit al concrete ideeën hebben over wat er te doen staat. Wetenschappers Karin Rebel en Sebastiaan Steenman van de Sustainability Education & Engagement-community betogen in een korte presentatie voor meer duurzaamheidsonderwijs in het curriculum. Hoewel er al diverse majors, minors en keuzevakken in de richting van duurzaamheid bestaan, willen ze in lijn met het strategisch plan van de UU duurzaamheidskennis en gerelateerde vaardigheden tot onderdeel maken van alle opleidingen binnen de universiteit.
Een andere spreker die eruit springt is onderzoeker Ozan Alakavuklar die onderzoek doet naar burgerinitiatieven die maatschappelijke veranderingen teweeg willen brengen. Naast een pleidooi voor meer samenwerking tussen de universiteit en de samenleving, stelt hij kritische vragen bij de buzzwords die in omloop zijn rondom het thema duurzaamheid. Zo benadrukt de UU graag dat ze 'impact' wil maken met onderzoek en onderwijs, maar wat voor soort impact is dat en wie wordt hiermee gediend? Hij wijst er daarnaast op dat initiatieven en ideeën rekening moeten houden met spanningen binnen de hedendaagse wetenschap: universiteiten en onderzoekers bevinden zich immers in een competitief landschap waar het behalen van publicaties en financiering een belangrijk onderdeel uitmaken van het speelveld.
Maar we moeten het kind niet met het badwater weggooien, zegt Alakavuklar: het blijft belangrijk om idealistische – zelfs utopische – alternatieven te verbeelden als we een duurzame universiteit willen creëren. Zijn presentatie vormde een mooie opzet voor de activiteit die namiddag, waarbij de aanwezigen gezamenlijk een verbeelding maken van de toekomst van de duurzame universiteit.
Universiteit moet actief worden in de lokale politiek
De deelnemers gaan uiteen in drie teams die moeten nadenken over respectievelijk de ethos, de omgeving en het onderwijs van de UU in 2050. In het onderwijsteam pleiten meerdere deelnemers voor een ander soort klassen en onderwijs. Er moet meer ruimte komen voor inbreng vanuit de ervaring van de studenten en er moet de mogelijkheid komen om ad-hoc nieuwe lesgroepen op te zetten. Mooie plannen, vindt een docent Geowetenschappen, maar lopen we niet nu al tegen een tekort aan lokalen aan? Een van de deelnemers suggereert een virtuele werkomgeving, maar dit is geen oplossing, vindt de docent: “Mensen zijn sociale dieren. Als we alles online gaan doen dan kunnen sommigen niet meekomen en ontstaat er ongelijkheid.”
De meeste deelnemers zijn het erover eens dat de duurzame universiteit zich meer moet vervlechten met de samenleving en daarbij ook het onderwijs toegankelijker moet maken. Toch zijn er ook enkele kritische deelnemers die zich afvragen of deze plannen niet buiten het takenpakket van de universiteit vallen, en of de plannen niet vereisen dat al het onderwijzend personeel Nederlands moet kunnen spreken. Het team legt het probleem uiteindelijk naast zich neer en presenteert aan het einde van de verbeeldingsoefening een concreet voorstel: in 2050 organiseert de UU openbaar toegankelijke onderwijsgroepen in de wijken van Utrecht.
Het team dat zich richt op de omgeving van de universiteit eindigt op vergelijkbare voet, en stelt voor om een centrum voor sociale voorzieningen op te richten in de stad. De universiteit gaat in dit scenario helpen bij lokale problemen zoals vervuiling, huisvesting en armoede, en zou dit centrum zelfs kunnen gebruiken om te experimenteren met een basisinkomen.
Ook het laatste team ziet het liefst dat de universiteit meer verantwoordelijkheid neemt, en wil dat universiteiten zich activistischer opstellen. Hoewel universiteiten deze kant al op lijken te bewegen – denk aan de hoogleraren die in toga meelopen tijdens het klimaatprotest – zien de deelnemers een nog grotere rol weggelegd voor de universiteit. Universiteiten zouden in de toekomst actief moeten worden in de lokale politiek en bijvoorbeeld gemeenschapscentra moeten openen in de stad.
De deelnemers lijken zich vooral te richten op sociale duurzaamheid in plaats van de ecologische vorm, en zien voor zich een universiteit die als anker dient voor sociale en institutionele verandering. Dit moet in 2050 bewerkstelligd worden door verbonden aan te gaan met overheden en andere organisaties, studenten kritischer op te leiden en duurzaamheid centraal te zetten in het onderwijs en onderzoek, vinden de deelnemers. Onderzoeker Adèle Tufford vat de dialoog afsluitend samen: “We breken de ivoren toren steen voor steen af”.