Worden Utrechtse studenten achtergesteld door de strenge herkansingsregels?
Het herkansingsbeleid staat de afgelopen jaren steevast op de agenda van de universiteitsraad. Sinds collegejaar 2018-2019 is het niet meer mogelijk voor studenten een voldoende te herkansen, om bijvoorbeeld een zes op te krikken naar een acht. Dat is oneerlijk, vinden leden van de U-raad. Daarbij komt dat voor sommige masters een hoog gemiddeld eindcijfer meeweegt in de toelating. Omdat bij andere universiteiten studenten wel ‘onbeperkt’ mogen herkansen, zijn de Utrechtse studenten dus in het nadeel.
De studentgeleding van de U-raad kwam daarom met een nota, met de vraag om het beleid aan te passen. Ze stelt voor dat studenten één keer per collegejaar een voldoende mogen herkansen. De bijkomende werkdruk voor docenten zou op die manier behapbaar zijn. Zo’n jokerregeling lag in 2018 ook al op tafel, maar toen bleek er op facultair niveau geen steun voor te zijn.
Inspanningsverplichting
Ook deze keer wil rector Henk Kummeling eerst goed onderzoeken of het klopt dat Utrechtse studenten door het herkansingsbeleid achtergesteld worden, voor hij akkoord gaat met een dergelijk voorstel. Volgens hem is het nog maar de vraag of studenten daadwerkelijk lijden onder het huidige beleid. “In vergelijking met andere universiteiten zijn de slagingspercentages buitengewoon hoog bij de UU”, stelde hij in de vergadering van de commissie Onderzoek, Onderwijs & Studentzaken.
Utrechtse studenten mogen een gemiddeld eindcijfer onder de vier überhaupt niet herkansen: ze moeten dan de volledige cursus opnieuw doen. En voldoendes herkansen mag dus ook niet. “We hebben heel bewust geen herkansingsregeling, maar een reparatieregeling. Het is de bedoeling dat studenten die aan de start van een cursus verschijnen, het volledige vak meedoen en alle toetsen naar behoren maken. Dat zorgt ook voor een inspanningsverplichting van docenten. En straks zijn er nog meer mogelijkheden voor flexstuderen, dus dan kunnen studenten zelf beter kiezen wanneer ze bereid zijn die inspanning te leveren”, aldus Kummeling.
Reparatiemodel
De rector stapt niet snel af van het Utrechtse onderwijsmodel dat jaren geleden is ingevoerd. Onderdeel van het model, is dat de beoordeling van een cursus niet rust op één cijfer van één tentamen, maar bestaat uit verschillende componenten. Gedurende een cursus zijn er meerdere toetsmomenten: bijvoorbeeld een groepsopdracht, essay, presentatie en uiteindelijk een tentamen. Het model is zo ontwikkeld dat je binnen de cursus mogelijkheden krijgt om een deelcijfer te ‘repareren’, door de andere onderdelen die meetellen. Het gaat dus om een gemiddelde van het aantal cijfers dat je voor verschillende opdrachten haalt. Een voldoende herkansen zou daarom niet nodig hoeven zijn.
Docenten die in 2018 deelnamen aan het DUB-panel, konden zich daar in vinden. Zo zei Onderwijswetenschapper en onderwijsdirecteur Jeroen Janssen destijds: “In de regel kom ik weinig studenten tegen die het presteren om een eindcijfer lager dan vier te halen. Wanneer dat wel gebeurt, vraag ik me altijd af: wat heb je gedaan dat je eindcijfer zo laag is?”
Zo vond ook docent-onderzoeker Sociale Geografie & Planologie Bouke van Gorp: “Als er meerdere toetsmomenten in de cursus zitten, […] dan mag de regel juist wel strenger. Herkansen bij een vijf. Er is binnen de cursus genoeg gelegenheid om te repareren.”
Werkdruk
Docent en U-raadslid Toine Minnaert vreest bij het voorstel van de studenten alsnog voor de extra werkdruk voor docenten. Ook al kun je als student maar één herkansing per jaar doen, als docent van een struikelvak krijg je dan alsnog een berg extra werk omdat iedereen bij jouw vak gaat herkansen.
Daarnaast, meent hij, zijn vakken nu juist opgebouwd met in het achterhoofd dát er geen herkansingsmogelijkheid is. Als die herkansingsmogelijkheid er wel is, moet je die vakken anders gaan inrichten, en dat zorgt ook voor extra werk.
Masters
Volgens de rector is het bij Utrechtse masters niet zo dat hoge eindcijfers de doorslag geven bij toelating. Bij de vergadering zegde hij toe dat hij nog eens zal nagaan of er geen Utrechtse masters zijn die toch te veel op die cijfers leunen bij hun selectie. De studentgeleding was daar echter nog niet tevreden mee: het blijft een probleem dat masters bij andere universiteiten wel degelijk een toelating laten afhangen van hoge cijfers.
Studentraadslid Job van den Broek vraagt zich ook af hoeveel Utrechtse studenten daadwerkelijk binnenkomen bij de master van hun eerste keuze. “En de UU kan wel een hoog slagingspercentage hebben, maar als UU-studenten gemiddeld met een zes als eindcijfer slagen en VU-studenten met een acht, dan hebben UU-studenten alsnog een achterstand bij de selectie van masters en op de arbeidsmarkt”, stelde hij.
Maximaal een zes
In de nota roepen de studenten ook op om het maximale cijfer van een zes bij herkansing te schrappen. Ook dat is oneerlijk, vinden ze: “Het gaat om de kennis die een student opdoet, niet om wanneer die kennis is opgedaan.” Faculteiten kregen lang de vrijheid om zelf te bepalen of ze een maximumcijfer aanhielden bij herkansingen. Dat betekende dat sommige studenten voor hun herkansing maar een zes kregen, ook als het eigenlijke cijfer veel hoger lag. De studentgeleding wil dat alle studenten nu het cijfer krijgen wat ze verdienen.
Dat wil de rector wel rechtzetten. Hij kon zich niet voorstellen dat faculteitsbestuurders dit nog verdedigbaar zouden vinden, en gaat kijken bij faculteiten en opleidingen of dit beleid nog wordt aangehouden. In het najaar komt het universiteitsbestuur terug op het herkansingsbeleid.