Gebrek aan democratie bij besluitvorming schaadt de academische gemeenschap

‘Een parallel universum’, luidt het oordeel van Hans de Cock over het proces dat voorafging aan de totstandkoming van de huisvestingsplannen. Vooral voor bewoners van het Kruyt-gebouw en de campus komt het nieuws dat er ingrijpende en onomkeerbare besluiten hebben plaatsgevonden rauw op hun dak. Ik deel de opvatting dat er in deze kwestie zeer summier sprake is van democratie. De directie Vastgoed & Campus (V&C), het College van Bestuur, een viertal medezeggenschappers en faculteitsbesturen zijn de enige die tijdig betrokken zijn. Democratie is illusoir. Het proces heb ik van dichtbij meegemaakt, en ik zal mijn ervaring uiteenzetten, na een korte beschouwing van de plannen. Eerst de inhoud, dan het proces.

Vergroening of cynisch neoliberalisme?
Ten aanzien van het huisvestingsbeleid zijn er twee frames. De universiteit opteert – niet geheel toevallig – voor de meest positieve van de twee. Een narratief waarin verduurzaming centraal staat. De directeur van de directie Vastgoed en Campus is zelfs verkozen tot ‘Green Leader 2019’, zo valt jubelend op de sociale media kanalen te lezen. Laten we de verkoop van de international campus als voorbeeld nemen. Door de monumentale status van de campus kan die moeilijk verduurzaamd worden. Het energielabel schijnt zo hoog te zijn dat het duurzamer zou zijn om een geheel nieuwe campus te bouwen. De Kromhoutkazerne blijven bestoken is geen optie voor de besluitnemers. Op de UU-socials is geen spoor te bekennen van de kritiek van de gemeenteraad, faculteitsraden, of verschillende opiniemakers op DUB.

Er bestaat ook een ander narratief, één waarin vooral bot economisme naar voren komt. De international campus is prijzig en er zetelen maar 750 studenten. Middels cynisch spreadsheetmanagement komt men gemakkelijk tot de conclusie: verkopen. Maar ik zou zeggen dat de campus het behouden waard is, ondanks haar prijskaartje. De sociale cohesie is er enorm. Er is daadwerkelijk een ‘community’ (een tenenkrommend kantoorwoord dat elders op de UU alleen op papier bestaat). De historische locatie heeft kortom sentimentele, en niet alleen economische, waarde. Het UCU-bestuur reageert dan ook op de huisvestingsplannen: “Het bestuur van UCU beschouwt het herhuisvesten van het College als een bedreiging van het voortbestaan en raadt het met klem af.”

Democratie
Het proces rondom het huisvestingsbeleid maakt veel los: bij de UU-gemeenschap en ook bij mij. Als lid van de Universiteitsraad kreeg ik de kans om bij te dragen aan het gevraagde advies richting het College van Bestuur. Drie dagen kreeg ik daarvoor, wel te verstaan, voor de eerste bespreking, zestien dagen voor de finale. Ook mocht ik geen ruggespraak plegen met mijn achterban. Reden hiervoor was de vereiste geheimhouding. Als de BAM achter onze plannen zou komen, werd mij verteld, zou dat tientallen miljoenen kunnen kosten. Verbitterd door deze gang van zaken drong ik er bij de relevante actoren op aan om mijn opvolgers in de Uraad en de faculteitsraden beter te betrekken. Tot mijn verbazing keurde vooral mijn voormalig collega’s in de Uraad dit pertinent af: geheimhouding van de plannen werd belangrijker geacht dan een kritische blik op de plannen.

Deze (kritische) blik werd zodoende gemonopoliseerd door de “vertrouwenscommissie”. Een esoterisch genootschap van twee studenten en twee personeelsleden. Zij werden als enige – zoals het hoort – tijdig betrokken en hebben een zinvol advies kunnen opstellen. In deze beperkte zin kunnen we dus spreken van democratische besluitvorming.

Het zou goed kunnen dat ik in deze alinea de sympathie van de lezer zal kwijtraken, als ik die überhaupt in krediet had. Nog altijd verbolgen over het gebrek aan fatsoenlijke democratische processen besloot ik mijn opvolgers op eigen houtje te informeren van de plannen met het idee dat zij zich dan in de zomervakantie goed konden voorbereiden op hun taak. Hiertoe maakte ik ook een opname van de commissievergadering. Niet strijdig met de wet, misschien wel strijdig met fatsoensnormen van menigeen.

Burgelijke ongehoorzaamheid
Mijn frustratie kookte over nadat DUB en Harmen Binnenma, aankomend voorzitter van de Uraad, wel bij die vergadering mochten zijn en mijn opvolgers niet. Een verzoek om hen voor de tweede ronde te betrekken werd – onbegrijpelijk – unaniem door mijn collega’s geblokkeerd. Burgerlijke ongehoorzaamheid dan maar. Mijn eigen partij bestrafte het breken van de geheimhouding met een schorsing van twee weken, en een melding bij het universiteitsbestuur, politieke tegenstanders en andere betrokkenen. Opnieuw: geheimhouding was veel belangrijker dan machtskritiek.

Inmiddels was mijn positie binnen de Uraad behoorlijk verslechterd. Ik heb het nog wel geprobeerd, maar de vertrouwenscommissie heeft mijn aanbevelingen en kritiek zonder reactie naast zich neergelegd. Toch liet deze gisteren bij monde van de voorzitter optekenen: “Ik zie niet in hoe de medezeggenschap beter had kunnen worden aangehaakt en meer invloed had kunnen hebben.” De cynische realpolitik van de Uraad blijft me verbazen.

Achter gesloten deuren
De directie V&C en het CvB zijn technocratisch, zij hebben (technocratisch) advies gewonnen bij faculteitsbesturen en de vertrouwenscommissie van de Uraad. Het restant van de medezeggenschap is te laat of helemaal niet betrokken en niemand heeft contact mogen hebben met de achterban.

Of de plannen zijn ingegeven door groen beleid of een klinische kosten-batenanalyse laat ik aan het oordeel van de lezer over. Wat ik wel weet is dat er in deze kwestie zeer beperkt sprake is geweest van democratische besluitvorming. Vanuit de bovenste verdieping van de ivoren toren zijn achter gesloten deuren besluiten gemaakt; geen wonder dat het draagvlak voor die besluiten tegen lijkt te vallen. Dat moet voortaan anders. Deze gang van zaken schaadt het vertrouwen, ondermijnt het  idee van academische democratie en miskent de kwaliteit van het denkvermogen van de UU-gemeenschap.

Advertentie