Voor het overstijgen van kennisinhoud
Honours: buitengewoon onderwijs, gewoon nodig
De student die de UU-website van bachelor onderwijs bezoekt, kan klikkend op de zin “Ik zoek extra uitdaging” uitkomen bij honoursonderwijs. Honours is extra. Dat is in deze tijd van bezuinigingen een risicovolle kwalificatie. ‘Extra’ is een woord uit het Latijn en betekent ‘buiten’. Je kunt dit interpreteren als onderwijs waar je ‘buiten’ kunt. Dit lot treft het facultaire honoursonderwijs.
Ik zal hier pleiten voor honoursonderwijs dat als ‘extra’ juist noodzakelijk is. De universiteit heeft naast het binnenwerk van opleidingen, disciplines en faculteiten ook de buitenruimte van honoursonderwijs nodig. Wat ik schrijf is gebaseerd op mijn ervaringen in het universiteitsbrede honoursonderwijs van het Descartes College. Maar ook op mijn jarenlange betrokkenheid als docent en als onderwijsdirecteur bij de opleiding Bestuurs- & Organisatiewetenschap. Beide vormen van onderwijs ken ik van binnen en van buiten.
Voor de lezer die het Descartes College niet kent: het is het tweejarige interdisciplinaire bachelor honoursprogramma van de UU. Descartes is er voor studenten van alle faculteiten. Het programma bestaat uit vier cursussen die elk een semester beslaan. Het programma is in zijn huidige vorm door universiteitshoogleraar Frits van Oostrom, inmiddels emeritus, opgezet met de cursussen Een waaier aan wetenschappen, Wetenschap in maatschappelijke context, Humaniteit en Uitdagingen van de 21ste eeuw. De bijeenkomsten zijn wekelijks op de maandag- of dinsdagavond. Voor alle duidelijkheid: het Descartes College, net als andere universiteitsbrede honoursprogramma’s, wordt vooralsnog niet door bezuinigen bedreig
In zijn afscheidscollege anderhalf jaar geleden stond Frits van Oostrom uitgebreid stil bij dit programma, voor hem geïnspireerd op het idee van het core curriculum van Harvard University. Frits zei in zijn rede: “Teruglopend naar de trein, dacht ik heel vaak na zo’n wekelijkse avond bij Descartes: zo is de universiteit bedoeld” . Dat is ook wat ik steeds denk op de fiets naar huis en ik weet dat veel Descartes-studenten en docenten die optreden in het programma het net zo ervaren.
De Descartes-avonden kennen een eenvoudige opzet: in een lokaal met stoelen, tafels en een whiteboard verzamelen zich een groep studenten uit alle windstreken van de universiteit en een gastspreker, meestal een wetenschapper werkzaam aan de UU - van Nobelprijswinnaar tot PhD-student - met een passie voor vak en onderwerp. Een oceanograaf over klimaatverandering, een wiskundige over AI, een psycholoog over diversiteit, een arabist over poëzie en Islam, een religiewetenschapper over alledaagse rituelen, een natuurkundige over kwantumtheorie, een cultureel antropoloog over methode en veldwerk.
De wetenschappers verhalen over hun dagelijkse werk, hun eigen disciplinaire onderwerpen in onderwijs en onderzoek. Gewone kost voor hen, maar verteld in deze context op een doordeweekse avond bij het Descartes College wordt het ook voor hen buitengewoon: een nieuw en interdisciplinair samengesteld publiek van studenten, met andere interesses, kennis en vragen dan zij gewoon zijn. Deze setting buiten het gewone maakt het verhaal voor henzelf opnieuw interessant in de ontmoeting met andere wetenschappelijk geïnteresseerden.
Voor studenten geldt een vergelijkbare beweging: ook zij hebben hun lijf en geest verplaatst naar een andere omgeving, vaak van het Science Park naar de binnenstad, op voor hen irreguliere tijdstippen, om medestudenten uit andere disciplines te ontmoeten. Deze fysieke verplaatsing naar buiten lijkt triviaal maar is dat verre van. In de bijzondere situatie van de coronacrisis bleek het Descartes College juist om die reden voor veel studenten een baken en reddingsboei, een spaarzame mogelijkheid tot ontmoeting met anderen.
De gesprekken die ontstaan naar aanleiding van de gastlezingen zijn zonder uitzondering levendige uitwisselingen van gedachten over waarden en zingeving, die de kennisinhoud overstijgen. De disciplinaire kennisinhoud die de spreker inbrengt, wordt beproefd op zijn betekenis voor wetenschap, maatschappij en persoon. Het gesprek gaat over de waarde van inzichten uit moleculaire biologie voor onze aannames over leven; het gaat over het waarom van universele mensenrechten; over de betekenis van het handelen van een Middeleeuwse ridder voor ons als mens van nu; over genderbias in de geneeskunde. De gesprekken zijn ongetemd, ongedisciplineerd soms, naïef ook wel eens en altijd onvoorspelbaar.
De doorgaans vrolijke frictie over deze waardenvragen wordt niet opgelost. De opbrengst is niet altijd meteen duidelijk. Na afloop is het uitblazen of doorpraten met een stukje pizza. Studenten en docenten nemen hun ervaringen en inzichten terug, mee naar binnen, naar hun (studenten)huis, vriendenkring, en verder naar hun opleiding, naar hun onderzoek. Er is iets veranderd, in beweging gezet. Studenten vertellen me dat ze een beter of ander begrip hebben gekregen van hun eigen discipline, of een nieuwe blik op een maatschappelijk onderwerp, of dat ze een meer overwogen studiekeuze hebben kunnen maken.
Het Descartes College verwezenlijkt onderwijs in de geest van het nieuwe onderwijsmodel van de UU dat meer vraagt van universitair onderwijs dan kennisoverdracht en meer wil dan het meetbare en het toetsbare alleen. Hiertoe heeft het ‘binnen’ van de UU - het vaste curriculum van de opleiding, de discipline - een ‘buiten’ nodig. In de tekst van het nieuwe onderwijsmodel staat haast terloops het belang beschreven van ‘informele ontmoetingen’ voor de kern van het onderwijsmodel. Omdat informele ontmoetingen gemeenschappen vormen, zo wordt geredeneerd: “Alleen zo kan de reflectie, dialoog en samenwerking plaatsvinden, die nodig is voor kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming” (noot).
Het Descartes College heeft zich door de jaren heen gevormd tot een informeel netwerk van vele tientallen, nee honderden, onderzoekers, docenten, maatschappelijke partners en, vooral, studenten die samen de universiteit als een dynamische en voortdurende veranderende gemeenschap realiseren. Descartes als honours is het ‘buitenste bindweefsel’ - om in een voor mijzelf vreemd disciplinair begrip te spreken - van de universiteit dat de binnenkant van de organisatie bijeen houdt en voedt.
Als organisatiewetenschapper weet ik dat een formele structuur informele ruimte nodig heeft. Pas dan kunnen de mensen die samen een organisatie vormen floreren en kunnen zij wezenlijke waarden uitwisselen en doorgeven. Op zijn beurt geven deze waarden een organisatie, zoals deze universiteit, bestaansrecht. Hiervoor is de universiteit bedoeld. Het ‘extra’ is echter per definitie kwetsbaar. Het vraagt zorgvuldige en aandachtige organisatie. Dat is wat we naar mijn mening bij het Descartes College, samen met studenten en ondersteund door het Honours College, wekelijks doen. Het maakt honours buitengewoon onderwijs, en gewoon nodig.
Noot : UU (2024) Onderwijsvisie & Onderwijsmodel, p.10.