Transitieplan is onjuist, onduidelijk en visieloos
Waarom Islam & Arabisch behouden moet blijven
Als de afgelopen 20 jaar één ding uit het nieuws duidelijk is geworden, dan is het wel dat de islam en de Arabische wereld de gemoederen zowel in het Midden-Oosten als in Nederland flink bezighouden, waarbij 2023-2024 wellicht de kroon spant. Toch heeft de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht op maandag 28 oktober laten weten het nodig te achten om, in het kader van haar Transitieplan, zes bacheloropleidingen op te heffen, waaronder de opleiding Islam & Arabisch.
De redenering van het faculteitsbestuur was dat de overheidsbezuinigingen de faculteit dwingen drastisch te snijden in de kosten en dat er geen andere weg is dan zes kleine bacheloropleidingen – waaronder dus Islam & Arabisch en Religiewetenschappen – helemaal op te heffen omdat zij het vereiste aantal van 25 hoofdvakstudenten niet halen. Onder normale omstandigheden was dit al moeilijk vol te houden, maar gezien de nieuwe bezuinigingen van het huidige kabinet werd dit onhoudbaar, aldus het faculteitsbestuur. Hoewel dit wellicht alleszins logisch klinkt, is de redenering van het bestuur onjuist en onduidelijk en getuigt hij van een gebrek aan visie.
Onjuist
Uit de redenering van het faculteitsbestuur zou men af kunnen leiden dat de opleidingen Islam & Arabisch en Religiewetenschappen er zwak voorstaan: men heeft immers weinig studenten die de studie als hoofdopleiding volgen. Hoewel dit laatste klopt, zijn onze opleidingen echter bijzonder sterk. De blik alleen richten op het aantal hoofdvakkers zorgt er immers voor dat men belangrijke andere factoren over het hoofd ziet. Zo betekent het lage aantal hoofdvakstudenten geenszins dat de collegezalen leeg zijn; integendeel, ze zitten vol. De opleidingen trekken namelijk heel veel studenten van andere studies, gemiddeld 40 per cursus. De eerstejaars cursus Arabisch dit jaar telt zelfs 143 studenten, een aantal waar andere, soortgelijke opleidingen in Nederland alleen maar van kunnen dromen. De redenering van het bestuur is dus onjuist. Sterker nog: hoeveel succesvoller hadden we nog kunnen zijn?
De twee groepen die ten grondslag liggen aan de opleidingen Islam & Arabisch en Religiewetenschappen genieten bovendien een excellente internationale reputatie op onderzoeksgebied. Ze hebben vele toonaangevende publicaties gepubliceerd, voor meer dan 16 miljoen euro aan grants binnengesleept en hoge nationale en internationale onderscheidingen ontvangen. Wat wil je nog meer?
Daarnaast besteden de collega’s binnen de twee vakgroepen veel aandacht aan public engagement middels publicaties en lezingen voor een breed publiek en is men zeer regelmatig in de media te vinden over allerlei zaken rondom de thema’s religie, de islam en het Midden-Oosten. Kortom, in een periode waarin de studie van de islam en religies in het algemeen relevanter is dan ooit en Utrechtse onderzoekers op dit gebied wereldwijd toonaangevend zijn en in belangrijke mate bijdragen aan het publieke debat, sluit het faculteitsbestuur twee succesvolle topopleidingen. Is dat werkelijk verstandig?
Onduidelijk
Het faculteitsbestuur stelt dat, hoewel de opleidingen verdwijnen, men ernaar streeft de disciplines te bewaren. Naast de vraag of deze maatregel daadwerkelijk veel geld oplevert – in de geesteswetenschappen zitten de kosten namelijk vrijwel uitsluitend in personeel, ongeacht waar ze precies werken – is het echter zeer de vraag of dit mogelijk is. De serieuze studie van wereldreligies en het daarvoor benodigde taalonderwijs vereist namelijk een stevige institutionele verankering die men niet verkrijgt als expertise wordt versnipperd. Als dit door het Transitieplan wel gebeurt, hoe moeten toekomstige generaties islamologen en arabisten, maar ook Midden-Oostencorrespondenten en diplomaten dan opgeleid worden?
Gebrek aan visie
Het voornemen de opleidingen Islam & Arabisch en Religiewetenschappen te sluiten getuigt dan ook van gebrek aan visie. Als men zich blind staart op het aantal hoofdvakstudenten, verliest men niet alleen de andere kwaliteiten van de opleidingen en de vakgroepen uit het oog, maar ook hun grote maatschappelijke en universitaire belang.
Een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking (en van de studenten en medewerkers bij de Universiteit Utrecht) is moslim of afkomstig uit een land met een moslimmeerderheid, wat in de ogen van veel Nederlanders – getuige de laatste verkiezingsuitslag – problematisch is. Ook het Midden-Oosten is (en blijft) een gebied dat internationale aandacht vereist, met alle gevolgen die dat ook het afgelopen jaar weer heeft gehad in Nederland, inclusief in Utrecht. Dit alles vraagt – juist in deze tijd – om diepgravende studie en grondige expertise, zaken die ernstig onder druk komen te staan als gevolg van het besluit van het faculteitsbestuur.
Het plan van het faculteitsbestuur om de bacheloropleidingen op te heffen botst ook met de visie van de Universiteit Utrecht zelf. Als er twee opleidingen zijn die gestalte geven aan het doel om in het Utrechtse curriculum ook niet-westerse perspectieven voor het voetlicht te brengen, dan zijn het Islam & Arabisch en Religiewetenschappen wel. De staf binnen deze opleidingen onderzoekt en doceert op interdisciplinaire wijze religie, taal, cultuur, filosofie, politiek, geschiedenis en literatuur op een manier die zeer gewaardeerd wordt door de studenten. Als diversiteit werkelijk zo belangrijk is voor de Universiteit Utrecht, waarom dreigt men dan juist deze twee bacheloropleidingen op te heffen?
Duurzame toekomst
In het licht van het bovenstaande lijkt het ons, medewerkers van Islam & Arabisch en Religiewetenschappen, zeer onwenselijk en onverstandig om met het huidige Transitieplan door te gaan. In plaats van ons over te geven aan een onjuist, onduidelijk en visieloos project, stellen wij voor pas op de plaats te maken en samen een oplossing te zoeken waarin enerzijds bijgedragen wordt aan een financieel duurzame toekomst van de faculteit Geesteswetenschappen, maar waarin anderzijds onze kwaliteiten daadwerkelijk gewaardeerd worden en bewaard blijven. Dat zijn we aan de wetenschap, de maatschappij, de volgende generatie deskundigen en onszelf als universiteit verschuldigd.