Studenten betrokken bij onderzoeken

Alle aandacht voor slavernijverleden UU in herdenkingsjaar 2023

Slavernij Utrecht Foto: Het Utrechts Archief
Behalve het slavernijverleden wordt ook gekeken naar het koloniale verleden. Utrecht kende enige decennia een Indologische faculteit met nauwe banden met grote Nederlandse ondernemingen. Foto: Het Utrechts Archief

“Er is werk aan de winkel.” Dat was de conclusie van een commissie die begin dit jaar advies uitbracht aan het UU-bestuur.

De UU-bestuurders wilden van deze commissie onder leiding van universiteitshoogleraar James Kennedy weten hoe de universiteit moest reageren op een onderzoek naar het slavernijverleden van de stad Utrecht. Daaruit kwam naar voren dat ook de Utrechtse universiteit en individuele hoogleraren hebben geprofiteerd van de slavernij.

Voor de stad Utrecht was dat rapport voldoende om excuses aan te bieden, maar voor de UU is dat nog een stap te ver, concludeerde de commissie. Daarvoor is eerst meer onderzoek nodig. Zo zou gekeken kunnen worden naar de verschillende binnenstadspanden aan de Drift en het Janskerkhof die zijn gebouwd of verfraaid met inkomsten uit de slavernij. Of naar de financiële relaties van de UU met de commerciële slavernij.

Collectieve geheugen
Volgens de commissie moet de UU gaan erkennen “dat de handel in en exploitatie van slaafgemaakten gevolgen hebben gehad waarvan sommigen hebben geprofiteerd en waaronder anderen hebben geleden”. De resultaten van de onderzoeken moeten een plaats krijgen in de geschiedenis van de UU en gaan behoren tot “het collectieve geheugen” van de UU-gemeenschap. Ook het koloniale verleden van Nederland in het huidige Indonesië zou daarbij betrokken moeten worden.

Het universiteitsbestuur onderschreef het belang van verder onderzoek en het aanzwengelen van het debat over de betekenis van dat UU-verleden, maar zag weinig in een onderzoeksproject door enkele historici. “Dit moet iets van ons allemaal zijn”, zo luidde de reactie. In een vergadering met de Universiteitsraad kondigde de rector daarom aan faculteitsdecanen te vragen om met voorstellen voor onderzoeksprojecten te komen.

Zo kan het dat in 2023, in het herdenkingsjaar waarin de afschaffing van de slavernij 160 jaar geleden centraal staat, een grote groep studenten en medewerkers aan de slag gaat met dat eigen verleden én heden van de UU.

Uit een rondgang van DUB blijkt dat de rector een bont palet aan initiatieven voorgeschoteld krijgt: studenten gaan scripties schrijven, er komen aio-projecten en er zullen discussiebijeenkomsten plaatsvinden.

Krachten bundelen
UU-wetenschappers die betrokken zijn bij de verschillende onderzoeksprojecten zijn blij dat er nu gaten in de kennis worden opgevuld. Ze zien ook dat er veel interesse is, bij medewerkers maar zeker ook bij studenten.

Zo hoort sociaal geograaf Michiel van Meeteren vragen over de hechte relaties met de mijnbouwbedrijven en oliemaatschappijen die in de koloniën actief waren. “Je merkt dat studenten daarmee bezig zijn: wat is daar gebeurd en wat moeten wij daar nu nog mee?”

Tegelijkertijd zijn er zorgen over het gebrek aan samenhang dat de aanpak tot nu toe kenmerkt. Zeker ook omdat er in het advies aan het UU-bestuur wordt gewezen op de behoefte aan meer overzicht.

Historicus Remco Raben, ook betrokken bij het onderzoek naar het slavernijverleden van de stad Utrecht en lid van de werkgroep die het CvB adviseerde, zegt: “Het lijkt erop dat er nog wat coördinatie nodig is.”

Raben denkt nu zelf aan een multidisciplinair project waarbij masterstudenten de verschillende academische disciplines onder de loep nemen. “We moeten de krachten bundelen.”

Ook wetenschapshistoricus David Baneke die met een werkgroep onderzoekt hoe de bètafaculteit het best het koloniale verleden in beeld kan brengen, geeft aan het contact met andere faculteiten te missen.

“Er zijn heel wat dwarsverbanden. De universiteit had bijvoorbeeld ook enkele decennia een Indologische faculteit. Daarin waren verschillende disciplines vertegenwoordigd. Dat maakt dat we graag willen weten wat er op andere plekken binnen de UU gaat gebeuren.”

Weinig diverse studentenpopulatie
Ten slotte is de ervaring dat het lastig is om nakomelingen van slaafgemaakten of mensen die door hun achtergrond door de thematiek geraakt worden, bij de onderzoeken te betrekken. Dat is van belang, vooral ook omdat de doelstelling is om met de nieuw op gedane kennis het verleden bespreekbaar te maken binnen de universiteit.

Hier doet het gebrek aan een diverse studentenpopulatie zich voelen, zegt bijvoorbeeld Remco Raben. “We zijn nog steeds een witte universiteit. De problematiek van de omgang met het slavernijverleden is onlosmakelijk verbonden met de problematiek van diversiteit, of het gebrek daaraan."

In een reactie op de rondgang van DUB laat rector Henk Kummeling weten blij te zijn met alle inspanningen binnen faculteiten. Verder wil hij een stuurgroep inrichten die de verschillende initiatieven op elkaar gaat afstemmen en gaat controleren of er niet bepaalde aspecten van het UU-verleden onderbelicht blijven. Die stuurgroep moet ook budget en ondersteuning krijgen. “Zo kunnen we het ‘rekenschap geven’ waar de commissie terecht toe oproept echt gestalte gaan geven.”


 

DUB maakte een rondgang langs faculteiten om te horen welke initiatieven er binnen de universiteit worden ontwikkeld. Hieronder een (mogelijk onvolledig) overzicht:

Bij de faculteit Bètawetenschappen komt een werkgroep begin volgend jaar met voorstellen voor verder onderzoek naar de connectie van de Utrechtse bètadisciplines met het koloniale verleden van Nederland.

Dit gebeurt onder supervisie van David Baneke en Robert Jan Wille, beiden medewerkers van het Freudenthal Instituut en verbonden aan de masteropleiding History & Philosophy of Science. In de werkgroep zitten ook studenten van de opleiding.

“We maken nu een eerste inventarisatie”, vertelt Baneke. “Wat zijn de thema’s? Wat is er al onderzocht? Wat moet er nog worden onderzocht? Wie zijn de personen die een rol hebben gespeeld? En welke bronnen kunnen we gebruiken?” Beginpunt voor de bèta’s is 1815 toen Utrecht voor het eerst een zelfstandige faculteit Wiskunde & Natuurkunde kreeg.

Baneke: “Dat er banden zijn en dat we wetenschappelijk hebben geprofiteerd is duidelijk, in de landbouw, in de chemie, in de farmacie bijvoorbeeld. Er is ook behoorlijk wat bekend over het botanisch onderzoek in Buitenzorg, het tegenwoordige Bogor in Indonesië. Maar er zijn nog genoeg thema’s onderbelicht. Over Suriname en de West is bijvoorbeeld minder bekend. Of over het onderwijs. Hoe werden studenten in ons onderwijs voorbereid op een koloniale loopbaan?”

Welke vorm het zelfonderzoek van de faculteit gaat krijgen, is nog niet bekend. Wel dat er ook studenten bij betrokken zullen worden, liefst van verschillende achtergronden. “Je merkt dat studenten hier erg veel belangstelling voor hebben.”


Bij de faculteit Geesteswetenschappen beginnen vijf tot tien studenten in februari met de cursus Slavernij en de Universiteit Utrecht. Docent is historicus Remco Raben, tevens lid van de adviescommissie van James Kennedy.

Bij het vak zal gebruik gemaakt worden van de onderwijsmethode Community Engaged Learning (CLE). Studenten werken daarbij samen met personen of organisaties buiten de universiteit aan maatschappelijke vraagstukken.

Raben: "Studenten die deelnemen aan het vak gaan met andere studenten en met UU-medewerkers nadenken over de vraag wat nu de erfenis van slavernij en van op slavernij gestoeld kolonialisme is voor de faculteit. Maar je kunt zo’n vraag natuurlijk niet beantwoorden zonder de inzichten en wensen van betrokken gemeenschappen buiten de muren van de universiteit te betrekken. Dus de studenten moeten de boer op.”

De historicus benadrukt dat binnen CLE studenten zelf hun onderwijs en onderzoek vormgeven en hij wil dus nog niet te veel vooruitlopen op wat er straks gaat gebeuren. “Maar je kunt je bijvoorbeeld voorstellen dat we gaan kijken naar de gebouwen waarin we werken en studeren. Die zijn bijna allemaal in handen geweest van mensen en ondernemingen die rijk zijn geworden door de koloniën en studenten van nu lopen daar elke dag rond.”

Behalve met het kennisaspect (‘wat weten we er al van?’) zouden studenten dan ook aan de slag kunnen gaan met twee belangrijke vervolgvragen, aldus Raben. ‘Hoe kunnen we gebruikers van de gebouwen bewust maken van dat verleden?’ en ‘Hoe laten we studenten en medewerkers nadenken over inclusiviteit binnen de huidige faculteit?’

“Een mogelijkheid is om bij de ingang van de UB Binnenstad een kunstwerk te plaatsen dat bezoekers meteen bewust maakt van de koloniale geschiedenis van het pand, of bijeenkomsten organiseren rond Keti Koti - de jaarlijkse herdenking van de formele beëindiging van de slavernij op 1 juli."


 

Bij Geowetenschappen begint waarschijnlijk in januari al een promovendus met een onderzoek naar het koloniale verleden en heden van de faculteit. Sociaal geograaf Michiel van Meeteren is een van de drie supervisors. “Wij weten dat we er als faculteit gekleurd opstaan, als ik dat zo mag zeggen. Enkele van onze disciplines zijn zo’n beetje gebouwd op kennis die is opgedaan in de koloniën. Maar hoe dat precies in zijn werk is gegaan en wat nu precies de bijdrage van Utrechtse wetenschappers aan de koloniale orde is geweest, is nooit systematisch onderzocht. Dat gaan we nu dus doen.”

Van Meeteren verwijst impliciet naar de nauwe banden van Utrechtse wetenschappers met oliemaatschappijen zoals Shell en mijnbouwbedrijven. Die kwamen onder meer tot uiting in Utrechtse ‘oliefaculteit’ die tussen 1925 en 1950 op de warme steun van het bedrijfsleven mocht rekenen. Bij het geografisch instituut dat in 1908 werd opgericht waren veel hoogleraren afkomstig uit de koloniale militaire en burgerlijke elite.

Volgens Van Meeteren gaat de promovendus niet alleen historisch archiefonderzoek doen. Ook wordt onderzocht in hoeverre de koloniale kennis, verhoudingen, werkwijzen en netwerken vandaag de dag nog een rol spelen, en op welke manier ze nieuwe generaties van lokale wetenschappers hebben beïnvloed. Tenslotte is het expliciet de bedoeling dat de bevindingen voeding geven aan een faculteitsbreed debat over de impact van de koloniale tijd op de faculteit Geowetenschappen van nu.

Van Meeteren: “We merken dat er heel vragen zijn daarover. Vooral van studenten. Wat is nu onze rol geweest? Hoe moet je daarnaar kijken? Daarom is dit niet alleen een wetenschappelijk interessant onderzoek, maar ook maatschappelijk zeer relevant.”

Voor de invulling van de PhD-positie verkeert de faculteit in een luxepositie. “We hebben opmerkelijk veel reacties gehad en er zijn fantastische kandidaten. Een aantal mensen is al helemaal thuis in de thematiek.”


 

Dat ook studenten veel belangstelling hebben voor onderzoek naar slavernij en naar de rol van de universiteit en de rechtenfaculteit daarin bleek vorige maand nog maar eens bij de faculteit Recht, Economie, Bestuur & Organisatie (Rebo). Decaan Janneke Plantenga stelde studenten op de hoogte van de mogelijkheid om onderzoek te doen naar dat thema. Binnen enkele dagen meldden zich twintig studenten.

Na een eerste bijeenkomst zijn er tien studenten daadwerkelijk aan de slag gegaan. Enkele van die studenten schrijven hun bachelorscriptie over het aanbieden van excuses en herstelbetalingen. Er zijn vier gezamenlijke bijeenkomsten, zo zullen de studenten en begeleiders binnenkort de afdeling speciale collectie van de UB bezoeken.

Maar de Rebo-faculteit wil meer doen. Vorige week vond er een avond plaats over de vraag hoe het slavernijverleden een plaats moet krijgen in het onderwijs, onderzoek en andere activiteiten van de faculteit. Schrijver en UU-alumna Roline Redmond hield voorafgaand een lezing over haar boek de Doorsons waarin ze op zoek gaat naar het slavernijverleden van haar eigen familie. De faculteit wil tijdens het Rebo-zomerfestival in juni presenteren wat er allemaal in gang is gezet en wat er nog in de pen zit.


 

Dean's Dinner Foto: Bas Schreiner

Dean's Dinner met schrijver Roline Redmond bij de faculteit REBO. Foto: Bas Schreiner

Bij de faculteit Geneeskunde gaat decaan Arno Hoes op korte termijn in gesprek met universiteitshoogleraar James Kennedy, de voorzitter van de commissie die de UU adviseerde over de omgang met het slavernijverleden. De bedoeling is een onderzoeker of promovendus aan te stellen die het koloniale verleden van de Utrechtse medici gaat belichten. Hoe die te werk zal gaan en wat precies het onderwerp van het onderzoek wordt, dat is op dit moment nog niet bekend.


Het bestuur van Sociale Wetenschappen legde dit najaar in een nota aan de faculteitsraad uit hoe het om wilde gaan met het verzoek van de rector om met voorstellen voor zelfonderzoek te komen. Complicerende factor is volgens de FSW-bestuurders dat de faculteit pas in 1963 werd gevormd, maar er is ook het besef dat er sindsdien natuurlijk wel onderzoek plaatsvond in en met voormalige Nederlandse koloniën.

Het bestuur stelt voor een discussieavond te organiseren met oud-bestuurssecretaris en voormalig UU-internationaliseerder Henk van Rinsum. Die wees er eerder onder meer in een bijdrage op DUB en in een lezing voor de Faculty Club op dat er duidelijke verbanden zijn aan te geven tussen de koloniale en slavernijgeschiedenis en meer recente contacten van de UU met onderzoekers en universiteiten in voormalige koloniën. Meer kennis en meer bewustzijn is volgens hem gewenst. Van Rinsum werkt aan een boek.

Uit de nota: “Het faculteitsbestuur realiseert zich dat de opzet van zo’n discussie wat verder af staat van de aanbeveling (…) om ‘rekenschap te geven van ons slavernijverleden’, maar hoopt op deze manier het rapport te gebruiken om meer aandacht te besteden aan de eigen rol van de faculteit Sociale Wetenschappen.”


Bij de faculteit Diergeneeskunde heeft het Veterinair Historisch Genootschap onder leiding van emeritus hoogleraar Peter Koolmees een overzicht gemaakt van de hoogleraren en locaties en expedities die in verband kunnen worden gebracht met het koloniale- of slavernijverleden van de faculteit. Op basis van deze inventarisatie wil de faculteit gaan besluiten op welke manier er verdere stappen gaan worden gezet. Dat gaat volgend jaar gebeuren

Advertentie