Groeiende belangstelling voor filosofie
Hoe kijken UU-filosofen naar populaire filosofie in Nederland?
Er bestaan academische filosofen en publieksfilosofen, en die zijn totaal verschillend, zegt universitair docent Menno Lievers. “Publieksfilosofie is een autonoom gebied geworden, een genre van non-fictie met eigen wetten.’’ Naomi van Steenbergen, universitair docent bij het Ethiek Instituut en betrokken bij de organisatie van de Utrechtse Dag van de Filosofie in Tivoli, is genuanceerder. “Academische filosofen kunnen ook publieksfilosofen zijn.”
Maar wat is publieksfilosofie eigenlijk? Publieksfilosofen zetten zich in om een breed publiek kennis te laten maken met wijsgerig gedachtegoed, bijvoorbeeld door lezingen te geven, boeken te schrijven of bij talkshows aan te schuiven. Hun achtergrond kan heel verschillend zijn. Sommigen zijn verbonden aan de universiteit, anderen hebben filosofie gestudeerd of zijn zelfverklaard filosoof.
Praktische levensvragen
Theoretisch filosoof Lievers heeft weinig op met die populaire filosofie. ‘’Ik denk vaak: daar is toch veel beter geschreven door filosofen in de geschiedenis? Een ander bezwaar vind ik dat sommige onderwerpen niet veel met filosofie te maken hebben, zoals de vraag of het al dan niet toegestaan moet zijn om in het openbaar te masturberen.’’
Toch begrijpt hij de behoefte aan publieksfilosofie wel. De toenemende internationalisering en specialisatie van het vakgebied in de afgelopen jaren hebben ervoor gezorgd dat de kwesties waar academische filosofen zich mee bezig houden veel lastiger te begrijpen zijn voor de leek. Door die ontwikkelingen staat filosofie volgens hem nauwelijks meer in contact met de Nederlandse maatschappij. Daarom heeft Lievers door de jaren heen meer begrip gekregen voor mensen die publieksfilosofie beoefenen, want die houden zich bezig met de meer praktische levensvragen. Zijn kritiek blijft dat zij lang niet allemaal recht doen aan de filosofie.
Optimistisch
Naomi Van Steenbergen van het departement Ethiek is een stuk optimistischer over de toenemende belangstelling voor publieksfilosofie, met name als de filosoof verbonden is aan de universiteit. ‘’Op een evenement als de Utrechtse Dag van de Filosofie worden de lezingen over het algemeen gegeven door filosofen die op een toegankelijke manier over hun eigen onderzoek aan de universiteit vertellen, dus daar is sprake van een sterke aansluiting met de academische filosofie. Er is natuurlijk ook publieksfilosofie in Nederland waarbij dat veel minder het geval is, bijvoorbeeld als auteurs zonder academische achtergrond publiceren. Het spectrum binnen de publieksfilosofie is dus heel breed, denk ik.’’ Van Steenbergen noemt Jurriën Hamer als goed voorbeeld van een mengvorm tussen academie en meer autonome publieksfilosofie. Hamer is gepromoveerd in de filosofie en richtte zich met zijn boek Waarom schurken pech hebben en helden geluk tot een breder publiek. Met dat boek won hij de Socratesbeker. Deze prijs wordt elk jaar uitgereikt aan de schrijver die het meest prikkelende filosofieboek heeft geschreven.
Van Steenbergen denkt ook dat er voldoende voorbeelden zijn van onderwerpen die zowel voor de academische filosoof als een breder publiek interessant zijn. ‘’Je kunt bijvoorbeeld denken aan filosofie over de vrije wil, menselijke emoties of filosofie over vrijheid.’’
Suiker op de broccoli
Een van de risico’s van publieksfilosofie is vulgarisering, zegt Lievers. ‘’Onder vulgariseren versta ik het verkeerd weergeven van bepaalde ideeën omdat je ze aan de man wil brengen. Als moeilijke filosofie zo wordt uitgelegd dat de lezer zonder academische achtergrond in de filosofie het ook kan begrijpen, dan loop je dat gevaar.’’
Lievers haalt de Britse filosoof en schrijver Alain de Botton aan, die na zijn studies geschiedenis en filosofie de School of Life oprichtte en razend populair is op YouTube. In zijn filmpjes wordt het gedachtegoed van uiteenlopende filosofen in vijf minuten op een zo aantrekkelijk mogelijke wijze gepresenteerd. Lievers: ‘’De Botton zegt dat hij suiker op de broccoli legt om te zorgen dat mensen het eten. Dat vind ik een afgrijselijke combinatie. Dat is vulgariseren. De uitdaging is om filosofisch gedachtegoed zo te presenteren dat het klopt en dat het tegelijkertijd bevattelijk is. Frits van Oostrom is bijvoorbeeld iemand die dat heel goed kan.’’
Van Steenbergen denkt bij het risico op vulgarisering vooral aan publieksboeken. ‘’Dan krijg je als schrijver te maken met de eisen van uitgevers. Zij hebben ook altijd een commercieel belang, en kunnen bijvoorbeeld van de schrijver eisen dat hij met heldere of zelfs gewaagde stellingen werkt. Dan is de uitdaging voor de filosoof om een boek te schrijven dat zowel toegankelijk en helder als filosofisch sterk is. Met dat laatste bedoel ik het vasthouden aan de nuance, sterke argumentatie en ook de ruimte laten voor vragen.’’ Daarnaast denkt Van Steenbergen dat het risico op vulgarisering in de media ook afhangt van het podium: in De Groene Amsterdammer is bijvoorbeeld meer ruimte voor nuance dan in een opiniestuk van 800 woorden in de krant.
Filosofen in de maatschappij
Kunnen filosofen een waardevolle bijdrage leveren aan het publieke debat? Van Steenbergen denkt van wel, bijvoorbeeld door opiniestukken te schrijven of actief te zijn binnen organisaties die worstelen met ethische vraagstukken. ‘’Het is dan wel belangrijk dat academische filosofen erkennen dat filosofie communiceren naar een groter publiek een kunst op zich is. Het is niet zo dat je die vaardigheid automatisch bezit als je een goede onderzoeker of een goede docent bent, je moet je er echt in bekwamen.’’
Ook Lievers denkt dat filosofen van betekenis kunnen zijn in de samenleving: ‘’Ik denk dat filosofen een heel goede bijdrage zouden kunnen leveren aan het maatschappelijk debat, maar dan moeten ze daar wel de ruimte voor krijgen op tv en in de krant.’’ Maar Lievers werd niet vrolijk van de deelname van filosofen aan het debat over corona: ‘’Die bijdrage was volkomen onder de maat, omdat ze zich begaven op empirisch terrein.’’ Terwijl dat volgens Lievers nadrukkelijk niet het domein van filosofen is. Zij houden zich daarentegen bezig met conceptuele vragen. Als de populaire filosofen wél filosofische uitspraken doen, dan is het volgens Lievers te vaak zonder goede argumentatie. Zo sprak hoogleraar Publieksfilosofie aan de Erasmus Universiteit Marli Huijer zich uit tegen de lockdowns. Zij betoogde dat iedereen recht heeft op bescherming tegen een vroegtijdige dood, maar niet op een zo lang mogelijk leven. Lievers miste de noodzakelijke onderbouwing voor die controversiële stelling. ‘’Ik ben allergisch voor filosofie als speculatieve wetenschap, en dat heb ik in de coronatijd veel gezien.’’
Publieksfilosofie aan de universiteit
De leerstoel van publieksfilosofie aan de Erasmus Universiteit, nu bekleed door Stine Jensen, is illustratief voor het feit dat publieksfilosofie nu ook aan universiteiten serieus wordt genomen. Met deze leerstoel beoogt de universiteit een interactieve samenwerking tussen de academische filosofie en de samenleving. Ook aan de UvA is er een docent publieksfilosofie: voormalig Denker des Vaderlands Daan Roovers. Zij werkte na haar studie bij Filosofie Magazine. Lievers: ‘’Universiteiten willen bekende mensen binnenhalen, want dat betekent dat ze ook meer studenten trekken. Merkwaardigerwijze worden mensen die bekend worden met publieksfilosofie zonder enige verdienste op academisch gebied de academie binnen gehaald.’’
Denker des Vaderlands
Het is geen verassing dat Lievers ook geen fan is van de Denker des Vaderlands, die sinds 2011 wordt gevraagd om de hectische actualiteit in een filosofisch perspectief te plaatsen. ‘’Die filosoof wordt geacht iets belangrijks te zeggen omdat hij of zij een bekende Nederlander is, terwijl het inhoudelijk aan de oppervlakte blijft.’’
Van Steenbergen ziet de eretitel als een hybride vorm tussen academische filosofie en de meer autonome publieksfilosofie, omdat de positie afwisselend wordt verleend aan mensen met en zonder academische aanstelling. Van Steenbergen: ‘’Het is natuurlijk een soort marketinginstrument voor de filosofie, maar het is niet per se verkeerd. Het zou een probleem kunnen zijn als deze denker op een sokkel wordt gezet en alleen zijn persoonlijke mening uit, want dan raak je de filosofie kwijt. Maar dat is volgens mij niet gebeurd tot nu toe. Dus ik denk dat het een mooie manier kan zijn waarop filosofie in de schijnwerpers komt te staan.’’
Toekomst van filosofie
Dat lijkt een goede ontwikkeling, zeker voor wie vreest voor de toekomst van geesteswetenschappen aan de universiteit. Dat was een zorg die Lievers vijf jaar geleden uitte in NRC en die hem nog steeds bezig houdt. De universitair docent betoogt dat wat geen duidelijk doel heeft, niets meer waard is in deze maatschappij, terwijl we zouden moeten erkennen dat het op zichzelf heel waardevol is om geesteswetenschappen te studeren. ‘’Ik geloof nog in de intrinsieke waarde van literatuur en filosofie, maar tegenwoordig gaat het vooral om instrumentele waarde.’’ Hij verwijst naar de recente discussie over de opleidingen Franse en Duitse Taal & Cultuur, die geclusterd moeten worden omdat deze opleidingen te weinig studenten trekken. Maar Lievers vindt dat die talen aan iedere universiteit gegeven zouden moeten worden, niet in de laatste plaats omdat je teksten dan in de oorspronkelijke taal kunt lezen: in een vertaling kunnen nuances verloren gaan.
Populaire filosofie genereert aandacht voor het vakgebied, ziet ook Lievers: ‘’Het is te danken aan de inzet van publieksfilosofen dat filosofie een keuzevak is geworden op de middelbare school.’’ Toch denkt hij niet dat publieksfilosofie kan bijdragen aan de herwaardering van de academische wijsbegeerte, of in ieder geval niet in haar traditionele gedaante. De theoreticus ziet dat er binnen het departement voornamelijk plaats is voor praktische filosofie: ‘’Je kunt zeggen: we hebben juist een geweldige impuls gekregen met zeven nieuwe filosofen voor ons departement. Maar dat zijn alleen maar aanstellingen in toegepaste filosofie, en dat zijn geen filosofen in mijn optiek. Dan ben je conceptnota's voor het ministerie van Volksgezondheid aan het schrijven.’’