Uit nieuw toetsingskader UU blijkt:
Nieuwe projecten met vervuilende fossiele bedrijven kunnen nog steeds

“Ondermaats” en “heel teleurstellend” noemt UU-student Lies (achternaam bij de redactie bekend) van End Fossil Occupy het nieuwe toetsingskader voor de fossiele industrie. “De UU heeft al haar beloftes teruggedraaid. Het toetsingskader leest als een samenvatting van datgene wat de UU momenteel al doet. Er gebeurt niets nieuws. Ze zéggen alleen kritischer te zullen kijken naar de samenwerkingen. Het kader toont weinig moreel leiderschap.” End Fossil is zich daarom aan het beraden op nieuwe disruptieve acties.
Ook leden van Scientists for Future (S4F) zijn kritisch en schrijven in een brief aan de U-raad dat de UU breekt “met de eerder gedane belofte” om alleen nog samenwerkingen aan te gaan met fossiele bedrijven die zich aan het Parijsakkoord houden.
Belofte
Het College van Bestuur (CvB) liet in 2023 weten geen nieuwe samenwerkingen meer te willen met fossiele bedrijven die zich onvoldoende committeren aan de doelstellingen van Parijs. Dat deed het bestuur na druk van klimaatactivisten van End Fossil Occupy die het Minnaertgebouw bezetten.
Om nog met de UU samen te kunnen werken, moesten fossiele bedrijven zich aantoonbaar inspannen om de klimaatopwarming te beperken tot 2 graden, het liefst tot 1,5 graad. Fossiele bedrijven financieren bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek van UU-onderzoekers en consortia waar de UU in zit, leveren gastsprekers voor colleges en sponsoren evenementen van studieverenigingen.
Anderhalf jaar lang werkte een door het CvB samengestelde expertgroep aan een toetsingskader voor nieuwe samenwerkingen met de fossiele industrie. In de tussentijd gaf de UU nog wel groen licht voor drie Utrechtse onderzoeksprojecten met oliemaatschappijen BP en TotalEnergies met de onderbouwing dat deze een bijdrage leveren aan de strijd tegen klimaatopwarming.

Partnertoets
Het nieuwe toetsingskader (met Solis-id) is inmiddels af en wordt momenteel besproken met de Universiteitsraad. Er is een partnertoets toegevoegd waarmee te controleren is welke fossiele bedrijven zich aantoonbaar inspannen voor de doelstellingen van Parijs. Daarvoor wordt de benchmark Climate Action 100+ gebruikt.
Bedrijven die een belangrijke rol spelen in de energietransitie worden beoordeeld op een aantal criteria, onder meer op hun ambitie om in 2025 of eerder netto nul broeikasgassen uit te stoten en hun doelstellingen voor broeigasreductie op korte, middellange en lange termijn.
Fossiele bedrijven moeten, afhankelijk van het criterium, van de UU groen of oranje scoren om als samenwerkingspartner te worden aangemerkt. Maarten Flinkenflögel, beleidsmedewerker bij de directie Studenten, Onderwijs en Onderzoek (SO&O) zei tijdens de Universiteitsraadsvergadering op 17 februari dat momenteel “geen fossiel bedrijf door de partnertoets komt”.
Uitzonderingen
Hoewel de UU geen nieuwe samenwerkingen wil met de fossiele industrie, worden er in het toetsingskader uitzonderingen gemaakt voor bedrijven die niet voor de partnertoets slagen. Een wetenschapper kan een onderzoeksvoorstel voorleggen aan de universitaire adviescommissie onderzoekssamenwerkingen, indien het onderzoek bijdraagt aan de energie- en materialentransitie.
De uitzonderingen zijn nog mogelijk voor een overgangsperiode voor vijf jaar. Uit navraag bij Maarten Flinkenflögel blijkt dat na die periode partnerschappen met vervuilende fossiele bedrijven niet meer mogelijk zijn, maar een garantie kan hij niet geven. “De wereld verandert, dus daar durf ik nu geen uitspraak over te doen.”
Daarnaast is het toetsingskader niet van toepassing op nieuwe projecten in bestaande consortia, terwijl de meeste samenwerkingen met de fossiele industrie hierin plaatsvinden. Uit de lijst met partnerschappen met de fossiele industrie blijkt dat dertien van de negentien samenwerkingen in consortia zijn.
Projecten
Ina Vollmer, universitair docent Scheikunde en lid van Scientists for Future, heeft zelf ervaring met samenwerken met fossiele bedrijven, maar ze heeft besloten daarmee te stoppen. Ze is teleurgesteld dat de UU zich niet aan eerdere afspraken houdt en vreest dat er met het nieuwe kader weinig gaat veranderen. “De UU deed sowieso al geen onderzoek naar fracking en olieverwerking.”
Volgens Vollmer kan een projectleider nog steeds de adviescommissie overtuigen van de voordelen van een onderzoek met de fossiele industrie. “Het kan ook zo zijn dat het onderzoek een positieve kant heeft, maar het hele uitgangspunt van de universiteit was juist dat ze geen nieuwe partnerschappen meer wilde aangaan met fossiele bedrijven. Als bijvoorbeeld Shell niet voldoet als partner, omdat het bedrijf zich niet committeert aan het Parijs-akkoord, is het onnodig om daarna alsnog te kijken of een project met hen door kan gaan.”
“Het probleem is ook dat er achteraf niet meer wordt gekeken of dit soort projecten echt een bijdrage hebben geleverd aan de energietransitie of dat deze alleen gebruikt worden om het groene imago van het fossiele bedrijf op te poetsen. De universiteit moet beter in de gaten houden of er sprake is van greenwashing.”
Lies denkt ook dat fossiele bedrijven de samenwerkingen met de UU vooral voor hun eigen imago zullen gebruiken. “Fossiele bedrijven die te weinig doen om het Parijs-akkoord te halen, gebruiken dit soort ‘duurzame’ projecten met de universiteit vooral om hun eigen voortbestaan te garanderen. Universiteiten zijn heel belangrijk voor fossiele bedrijven, omdat zij hen legitimiteit geven.”

Consortia
Lies en Ina Vollmer vinden het daarnaast vreemd dat nieuwe projecten in bestaande onderzoeksconsortia uitgesloten zijn van het toetsingskader. “Het is de grootste uitzondering in het kader”, zegt Lies. “Hierdoor kan er in bestaande consortia nog jarenlang worden samengewerkt met bijvoorbeeld Shell.”
De UU schrijft dat zij het “bijzonder teleurstellend” zou vinden als de bestaande consortia beëindigd moeten worden. Ze waarschuwt voor de grote gevolgen die dat zou hebben voor zowel de UU als voor individuele onderzoekers en onderzoeksgroepen. Via consortia komt er 33 miljoen euro, waarvan 2 miljoen euro van de fossiele industrie, aan financiering binnen.
“Ervaren onderzoekers hebben netwerken opgebouwd waarin al jarenlang vruchtbaar wordt samengewerkt in belangrijke duurzaamheidsprojecten.” De UU vindt dat het probleem “niet bij de universiteit” ligt, “maar bij de fossiele bedrijven die geen gevolg geven aan wetenschappelijke kennis, rechterlijke uitspraken en maatschappelijke signalen.”
Onderwijs
In het onderwijs zijn gastsprekers, student challenges en traineeships en thesisprojecten toegestaan zolang de nadruk ligt op de energietransitie. Financiering door de fossiele industrie, bijvoorbeeld voor het kosteloos regelen van vervoer voor excursies, mag niet. Vollmer: “Fossiele bedrijven blijven zo toegang houden tot een bron van talent. Ze kunnen het positieve beeld dat zij van zichzelf willen schetsen, overeind houden.”
Wat blijft er over van de belofte om geen nieuwe samenwerkingen met vervuilende fossiele bedrijven meer aan te gaan? Het CvB reageert:
Het College van Bestuur zegt in een schriftelijke reactie: “Het klopt dat het toetsingskader dat nu met de U-raad besproken wordt, niet volledig in lijn is met wat er in 2023 is uitgesproken. Maar er verandert wel degelijk iets in onze aanpak: we gaan beoogde partners en projecten nu op een grondige manier wegen. In 2023 wisten we nog niet hoe het kader precies vormgegeven zou worden en wat de exacte gevolgen zouden zijn. Via het zorgvuldig doorgelopen proces hebben we de inhoudelijke argumenten en de uiteenlopende opinies binnen onze gemeenschap beter kunnen wegen. De kritiek van S4F vertegenwoordigt een van de vele spectra aan bestaande opinies, en is dus zeker meegewogen. Een groot deel van de complexe afwegingen die tijdens het proces gemaakt zijn, staan beschreven in het kader. De achtergrond bij een deel van de beschreven uitzonderingen is dat we als universiteit een betrouwbare partner willen zijn. Eerder gemaakte afspraken willen we respecteren, en processen binnen bestaande projecten willen we niet onwerkbaar maken. Daarnaast zijn we ervan overtuigd dat de energie- en materialentransitie erbij gebaat zijn als we bepaalde onderzoeksprojecten wél uitvoeren. Wel gaan we veel kritischer kijken naar zowel de beoogde partner(s) als naar de inhoud van een onderzoeksproject.”