Boekenoverzicht december 2024
Over toeval, AI, rectoren, queerliefde en andere universitaire geluiden
De filosofie van het toeval
Je wordt geboren en je gaat dood. In de tussentijd is toeval – gebeurtenissen of veranderingen die gemakkelijk anders hadden kunnen verlopen – een factor van belang, zo leert het boek Toeval: een onvoorziene filosofie van Jeroen Hopster, universitair docent Ethiek. Toeval speelt een grote rol in ons leven: je komt ineens een oude bekende tegen, hebt net dat ene onderdeel van de stof niet geleerd voor een tentamen, of vergeet “toevallig” je boodschappen te scannen bij de zelfscankassa.
Volgens Hopster wordt de discussie over toeval gedomineerd door twee stromingen. Aan de ene kant zijn er de 'toevalsontkenners', die denken dat toeval slechts een tekortkoming is van onze kennis. Aan de andere kant zijn er de 'toevalszoekers', die geloven dat alles toeval is. De auteur wil korte metten maken met beide extremen en toont aan dat toeval wel degelijk een rol van belang speelt, maar niet allesbepalend is.
De lezer wordt meegenomen door de geschiedenis van het denken over toeval. Dit begint bij de oude Grieken en loopt via de geboorte van de kansrekening naar de kwantummechanica. Tussendoor biedt de auteur praktische wijsheden over hoe je met toeval kunt omgaan. In sommige gevallen is meer toeval nuttig, zoals bij publieke besluitvorming bijvoorbeeld. In andere gevallen, zoals bij maatschappelijke ongelijkheid, kan het beter beperkt worden. Zo zijn de verdiensten van een grootverdiener vaak deels te danken aan toeval, wat enige bescheidenheid vereist.
Met een geweldige pen heeft Hopster een complete introductie tot het toeval geschreven. Het boek is filosofisch doch toegankelijk, biedt handvaten om toeval een goede plek in het leven te geven, en past het toevalsdenken toe op moderne thema’s als datingsapps en klimaatverandering.
Passend genoeg is het boek zelf ook een uitkomst van het toeval. Een spontane ontmoeting op de tennisbaan inspireerde de auteur om dit boek te schrijven. Daar mogen we het toeval dankbaar voor zijn. (Simon Huijben)
Jeroen Hopster, Toeval: een onvoorziene filosofie, Uitgeverij Boom. 2024, 24,90 euro
Een optimistische blik op onze digitale toekomst
Waar krantenkoppen in het Westen waarschuwen voor de gevaren van kunstmatige intelligentie, biedt Payal Arora een hoopvoller perspectief in From Pessimism to Promise: Lessons from the Global South on Designing Inclusive Tech. De hoogleraar inclusieve AI-culturen maakt gebruik van haar expertise om aan te dringen op een optimistische benadering van onze digitale toekomst – de technologie is er al, dus hoe gaan we er verstandig mee om?
Alle vijf hoofdstukken balanceren tussen academisch onderzoek en een demonstratie van de gebruikerservaring in het Zuiden. Arora benadrukt dat technologie voor deze enorme groep bewoners ongelooflijk waardevol en gewild is. Het is een plek voor zelfontplooiing, economisch potentieel en het opnieuw uitvinden van gemeenschappen. Of we nu kijken naar influencers in Bangladesh of roddelende Saudische schoolmeisjes, Arora dwingt ons om de positieve invloed te zien die technologie kan hebben op deze gemeenschappen. Dat betekent niet dat Arora een kritisch onderzoek van het digitale uit de weg gaat. Ze behandelt de schade van technologische megabedrijven, de schade aan de natuur door datavelden en de westerse vooroordelen van algoritmes.
Maar in plaats van stil te staan bij potentieel pessimistische gedachten, zet Arora aan om digitale ruimten opnieuw te verbeelden. Ze neemt zelfs inheemse kennis op als onderdeel van deze visie. Haar positieve manier van schrijven, de concrete voorbeelden die ze geeft en heldere analyses van de digitale systemen, zorgen ervoor dat de lezers gaan geloven dat deze systemen kunnen bijdragen aan een betere toekomst.
Vooral stelt Arora dat het digitale een sociale ruimte, een cultureel fenomeen en een ideologie is. Je kunt je afvragen hoe realistisch haar pleidooi is. De relatie van onze maatschappij met technologie wordt als problematisch ervaren. Maar de schrijver daagt de lezer uit om niet langer in pessimisme te blijven hangen en laat een ander beeld zien van een digitale samenleving. Misschien zullen de mensen in het Westen er eindelijk voor open staan om technologie te beschouwen als een middel om gelijkheid en vooruitgang te bevorderen. (Reema Dandachi)
Payal Arora, From pessimism to promise: Lessons from the Global South on Designing Inclusive Tech. MIT Press, 2024 26,95 dollar (hardcover), E-book 16,99 dollar
Dit boek van Payal Arora is kort geleden opgenomen in de longlist van Porchlight Business Book Awards
Revolutionaire invloed van wetenschappers
Kunnen universiteiten de wereld echt veranderen? Volgens Collaborative Research in the Datafied Society, samengesteld door Mirko Tobias Schäfer, Karin van Es en Tracey P. Lauriault, is het antwoord een volmondig "ja" - mits ze de muren van de academie doorbreken. Dit boek, waarin Utrechtse wetenschappers Schäfer en Van Es een prominente rol spelen, laat zien hoe samenwerking tussen onderzoekers en maatschappelijke partners niet alleen nodig, maar ook revolutionair kan zijn.
Het boek biedt een rijke verzameling voorbeelden van hoe universiteiten complexe maatschappelijke vraagstukken kunnen aanpakken. Zo belicht het de strijd tegen gendergerelateerd geweld met het project Data Against Feminicide, waarin datawetenschappers en activisten samen digitale tools ontwikkelden om moorden op vrouwen zichtbaar te maken. Een ander voorbeeld is de samenwerking tussen onderzoekers en lokale overheden in het DataWorkplace-project, waarin wordt onderzocht hoe overheden data en AI kunnen inzetten om eerlijkere en transparantere diensten te ontwikkelen. Voor arbeidsomstandigheden in de platformeconomie biedt het Fairwork Project een kritische blik op de oneerlijke praktijken van bedrijven als Uber, met de ambitie om betere arbeidsvoorwaarden af te dwingen.
Naast deze concrete cases gaat het boek dieper in op de theoretische vraagstukken rond samenwerking. Hoe kunnen academici bijvoorbeeld neutraal blijven als ze actief betrokken zijn bij beleidsvorming? En wat betekent het om wetenschap open en inclusief te maken in een wereld die steeds meer wordt gedomineerd door dataficatie?
Wat dit werk echt prikkelend maakt, is de oproep tot actie. De auteurs vragen: durven universiteiten verder te gaan dan papers en theorieën? Durven ze samen te werken met beleidsmakers, bedrijven en burgers om echt impact te maken? De Universiteit Utrecht lijkt het goede voorbeeld te geven, maar de vraag blijft of anderen zullen volgen.
Met pakkende inzichten en concrete verhalen is dit boek niet alleen een handleiding voor onderzoekers, maar ook een wake-up call voor de academische wereld. Want, zoals dit boek duidelijk maakt: samenwerking is niet langer optioneel, het is essentieel.(Phine Hazelbag)
Mirko Schäfer, Karin van Es & Tracey P. Lauriault, Collaborative Research in the Datafied Society. Amsterdam University Press. 2024. 129 euro (e-book pdf gratis)
Verdiepende blik op universitaire pers en studentenlectuur
Het is niet meteen duidelijk voor wie het boek De stem van de universiteit: Universitaire pers sinds de late negentiende eeuw bedoeld is. Het gaat hier niet om een monografie maar om een essaybundel ter gelegenheid van het universiteitshistorisch congres ‘Universiteit & Samenleving’. Behalve een gedeelde thematiek, de universitaire pers, kennen de verschillende papers die in deze bundel als hoofdstukken fungeren weinig samenhang, waardoor het geheel vooral aandoet als een droog-wetenschappelijk naslagwerk. De in enkele papers opgenomen tabellen, grafieken en braaf-academische schrijfstijl dragen aan deze indruk bij. Toch doen we met deze indruk andere delen van dit werk tekort.
Enkele hoofdstukken bieden een meer verhalend, literair narratief en ook enkele vermakelijke persoonlijke getuigenissen. De lezer maakt geamuseerd kennis met de wirwar aan voormalige universiteits- en studentenbladen in Groningen, Leiden, en aan de jonge Universiteit van Delft. Daarna mag men zich echter buigen over polynomiale trendlijnen en paragrafen die zichzelf onverhuld als ‘conclusie’ aanduiden. Onduidelijk blijft of deze bundel als louter wetenschappelijk werk in de markt staat, of dat deze voor een breder publiek bedoeld is. Het ontbreken van een hoofdstuk over het notoire Propria Cures is tevens teleurstellend.
De stem van de Universiteit biedt een verdiepende inkijk in de geschiedenis van een bijzonder fenomeen, de universitaire pers en de studentenlectuur, maar dan wel voor de lezer met wetenschappelijk doorzettingsvermogen; niet voor de gemiddelde consument. Deze lezer wordt wel met een interessant inzicht beloond: de situatie van de universiteitsbladen is precair. Zij worden gefinancierd door de instanties waar ze kritiek op moeten uiten. Wat is het bestaansrecht van deze bladen, wat kunnen ze de (universitaire) samenleving bieden? In elk hoofdstuk komen weer andere prikkelende vragen aan bod. Het is jammer te vinden dat het werk als geheel zelf wat minder prikkelend is. (Victor Smit)
Ab Flipse, Dorien Daling & Annelies Noordhof-Hoorn (Red.), De stem van de universiteit. Universitaire pers sinds de late negentiende eeuw. Universiteit & Samenleving 16. Uitgeverij Verloren. 2024. 22 euro
De rector, hoeder van de professie of handlanger van de macht?
Toegegeven, het zal geen onderwerp zijn, waar elke lezer meteen warm voor loopt. Maar voor wie geïnteresseerd is in het universitaire bestuur, biedt De Rector Magnificus een aardige blik op de rol die deze functionaris in heden en verleden in dat bestuur heeft vervuld. Uit de vijf essays waaruit het handzame boekje bestaat, komt de rector in eerste instantie naar voren als een wat beklagenswaardige figuur, die binnen de academische gemeenschap weliswaar gezag genoot, maar die in het bestuur lange tijd geen rol van betekenis speelde. Zo ontdekte de Utrechtse historicus en antropoloog Henk van Rinsum een document uit 1635, waarin de Utrechtse vroedschap vrij vertaald meedeelde natuurlijk best wel regelmatig met de heren professoren te willen overleggen, ‘maar het moge duidelijk zijn dat wij beslissen’. Zelfs nog in 1976 reageerden de collegevoorzitters woedend toen de gezamenlijke rectoren het waagden om buiten hen om in een brief aan staatssecretaris Kleyn te pleiten voor versterking van de positie van de rector in het universitaire bestuur.
Er veranderde pas echt iets voor de rector toen zijn positie (want tot nu toe hebben maar een handvol vrouwen die functie vervuld) in 1993 door de WHW van een deugdelijk fundament werd voorzien. Hij werd een professioneel bestuurder in een driemanschap waarin vooral managementtaken om zijn aandacht vroegen. Maar, waarschuwt Van Rinsum in een essay, waarin hij de rector vergelijkt met een Afrikaans dorpshoofd in de koloniale tijd, die positie vereist wel een grote hoeveelheid wendbaarheid. Want terwijl het voor zijn gezag in het verleden voldoende was dat hij zijn sporen als wetenschapper verdiend had, verwachten zijn academische collega’s nu ook van hem dat hij hun belangen verdedigt. Of zoals Van Rinsum het verwoordt: ‘Is onze man – hoeder van de professie – niet te veel de handlanger van de macht?’ Het is voor de rector als enige hoogleraar in het CvB dus soms op eieren lopen en daarom lijkt de aanbeveling van de vroegere Leidse rector/voorzitter Carel Stolker om ook als collegevoorzitter een hoogleraar te kiezen - in Utrecht sinds 2017 de praktijk - zo gek nog niet. (Erik Hardeman)
Leen Dorsman, Ab Flipse en Pieter Slaman (red) De rector magnificus, academicus in bestuur, bestuurder in de academie, uitgeverij Verloren. 2024. 20 euro.
Hoe kan AI helpen om beter te studeren?
Studiesucces hangt meer af van gedrag dan van intelligentie. Dat is de rode draad van het boek Nog Slimmer met AI. Het geeft handvatten om constructief te studeren en geeft tips hoe Artificial Intelligence hier op een verantwoorde manier aan kan bijdragen. Het boekje laat zien dat je studeren kunt leren en dat je gedragspatronen kunt veranderen. De schrijver van het boek, Mirjam Pol, heeft tijdens haar werk als studieadviseur en studentendecaan talloze studenten begeleid.
Voor Nog Slimmer met AI heeft ze kennis uit de psychologie, studievaardigheden en de neurowetenschappen gecombineerd. Het boek gaat in op het brein, mindsets en diverse leermethoden. Om te beginnen wordt uitgelegd waarom het belangrijk is om verschillende manieren van leren uit te proberen en te blijven checken of dit ook werkt voor jou. Daarna krijg je inzicht in hoe je brein werkt en hoe je dat zó kunt gebruiken om effectiever te studeren. Nadat de basis is gelegd komen mindsets aan de orde. Dit is belangrijk om te onderzoeken hoe je over jezelf denkt en hoe je jezelf presenteert.
Iets niet doen omdat je hier nu eenmaal geen talent voor hebt? Daar kom je na het lezen van dit boek niet meer mee weg. Je wordt namelijk aangemoedigd om voor de groei-mindset te gaan waarbij je met oefening en inspanning heel ver kunt komen. In de daaropvolgende hoofdstukken worden specifieke leermethoden behandeld. Per onderwerp wordt gekeken hoe AI hierbij kan helpen, onder andere met handige prompts. Je leert dus niet hoe je AI jouw opdrachten kan laten maken, maar wel hoe je AI zo gebruikt, dat je er zelf slimmer van wordt. Zo kun je AI bijvoorbeeld een quiz laten maken over je tentamenstof, een grapje laten vertellen over de leerstof, een studieplanning of mindmap laten maken en ezelsbruggetjes ontdekken.
Het doel van het boekje is niet alleen om je slimmer te laten studeren maar ook om er meer plezier aan te beleven en een basis te leggen voor je carrière. De internationale editie is verkrijgbaar onder de titel Get Smarter – Set Yourself Up for Study Success. (Sarah van den Brink)
Mirjam Pol, Nog slimmer met AI University Press. 2024. 14,50 euro
Tips hoe je jongeren helpt grip te krijgen op hun leven
In 2022 maakte DUB het themamagazine Vallen en Opstaan over hoe je zaken als stress en prestatiedruk bespreekbaar maakt. Het magazine werd gemaakt door een studentenredactie. Toen orthopedagoog Lieke Kalhorn een boek over dit onderwerp wilde maken, benaderde zij de studentredacteuren Renske, Femke, Chamee en Manouk voor een interview om het probleem te schetsen. Dat staat in de inleiding van het boek Als het leven lastig is.
Kalhorn richt zich in het boek op jongeren tussen de 16 en 25 jaar en constateert dat veel jongeren moeite hebben om te leven in een wereld van polycrisis. De studie, prestatiedruk, hoge kosten en de crisis in de wereld spelen de jongeren parten. De helft van de jongeren kampt met psychische klachten en zelfdoding is voor jongeren onder de 30 jaar de voornaamste doodsoorzaak.
In haar boek wil Kalhorn handvatten geven hoe je mentaal welzijn, veerkracht en zelfvertrouwen bij jongeren kunt versterken. Ze heeft daar een gespreksmodel voor bedacht dat de naam LEVEN heeft. Luisteren, erkennen, vragen, experimenteren en napraten. Aan de hand van praktijkvoorbeelden geeft ze aan hoe je met jongeren in gesprek kunt gaan en wat de valkuilen zijn. Een speciaal hoofdstuk is uitgetrokken over omgaan met verlies. Soms is de opzet vanhet boek wat modelmatig, maar de interviews met jongeren en de ervaringen uit de praktijk geven wel inzicht waarmee jongeren worstelen en tips om daarmee aan de slag te gaan. (Ries Agterberg)
Lieke Kalhorn, Als leven lastig is. Uitgeverij SWP. 2024. 29,95 euro
Praten over zelfdoding kan bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of www.113.nl
Ombudsman op universiteit is noodzakelijk
Hij is dan wel met pensioen, maar hij zit niet op zijn handen. Van Paul Herfs die veel UU’ers kennen als de vertrouwenspersoon die vocht voor de titel ombudspersoon, is eerder dit jaar het boek The importance of ombuds work verschenen. In deze Engelstalige pocket legt hij uit waarom het hebben van een ombudspersoon belangrijk is voor de werknemers én voor de organisatie, en waarom in de wet verankerd moet worden dat elke instelling in het hoger onderwijs er een moet hebben. Hij kijkt daarbij ook over de grenzen van Nederland.
Volgens Herfs is een ombudspersoon onmisbaar. Niet alleen om medewerkers te steunen als ze problemen ervaren met bijvoorbeeld hun leidinggevende, maar ook voor leidinggevenden die onrust op de werkvloer zo snel mogelijk willen oplossen. Dit komt de hele organisatie ten goede. In zijn afscheidsinterview begin 2021 met DUB zei hij hierover: “Iedereen is erbij gebaat dat een conflict of onveilige situatie wordt verholpen.”
Hoewel de functie van ombudspersoon voor onderwijsinstellingen in de cao is opgenomen, is er geen wettelijke verplichting tot het aanstellen van deze functionaris. Daardoor heeft nog niet elke instelling een ombudspersoon. Die zien deze functionaris als een luis in de pels die de instelling kwaad kan doen, legt Herfs uit. Het ontbreken van de wettelijke verplichting maakt de functionaris echter ook kwetsbaar, schrijft hij. Dit omdat zij vaak ‘eenpitters’ zijn en afhankelijk zijn van de goodwill van het bestuur.
In zijn boekje komen veel voorbeelden langs uit de 16 jaar die hij ombudsman was. Casussen uit Utrecht en andere universiteiten in binnen- en buitenland. De casussen zijn nog steeds actueel. Dus wie ontkent dat het werk van een ombudspersoon belangrijk is, zou deze maar eens moeten lezen. (Gwenda Knobel)
Paul Herfs, The importance of ombuds work Brave new books., 2024. 19,86 euro
Cultuur duwt vrouwen in een keurslijf
Ook in 2024 zijn er genoeg mensen die denken dat de wijdverspreide ongelijkheid tussen mannen en vrouwen haar oorsprong vindt in natuurlijke en biologische verschillen. Voor mensen die tegen beter weten in toch weer de discussie aangaan over de oerreden waarom dat zo is, adviseer ik het recent verschenen boek Dochters van Lucy - De geschiedenis van de vrouw-manverhouding vanaf de eerste vrouw. Het boek geeft duidelijke argumenten waarom het toch vooral cultuur is die vrouwen in een keurslijf duwt. Emeritus hoogleraar Economische geschiedenis aan de UU, Jan Luiten van Zanden, met medewerking van Sarah Carmichael, universitair docent aan de UU, beginnen hun verhaal zo’n 3,2 miljoen jaar geleden. Uit die periode stamt het meest complete skelet van een van de eerste mensachtigen, Lucy. Vanaf dat punt beginnen ze aan een Big History-achtige reis door de geschiedenis tot de emancipatie van de vrouw in de vorige eeuw. In de tijd van de jagers-verzamelaars blijkt het nog goed te gaan: iedereen is nagenoeg gelijk aan elkaar. Het gaat fout wanneer de mens overstapt naar een sedentaire leefstijl, de landbouw dus, en de daaraan verbonden opkomst van staten.
Dochters van Lucy past goed tussen het rijtje van boeken als Testosterone Rex van Cordelia Fine en Gender Trouble van Judith Butler. Waar Fine de neuropsychologische vooroordelen over biologische genderverschillen ontkracht; Butler menselijk gedrag en de daarbij behorende gender normen en waarden aan de kaak stelt; geeft van Zanden een sterk historisch antwoord op de reden waarom vrouwen de afgelopen millennia het onderspit delven.
Het boek is vlot geschreven zodat het toegankelijk wordt voor een breed publiek. Soms maakt Luiten Van Zanden wel erg grote denkstappen in zijn uitleg, een paar extra bladzijdes om dat te voorkomen hadden het boek niet te lastig gemaakt.
Als antropologie student heb ik twijfel over het gebruik van het werk van antropoloog George Peter Murdock en zijn database op basis van oudere veldwerkstudies. Maar dit is vakspecifieke kritiek, voor de rest was het een zeer waardevol boek en raad ik het iedereen aan (ook als je niet geïnteresseerd bent in het onderwerp).(Irem Zoodsma)
Jan Luiten van Zanden, Dochters van Lucy, De geschiedenis van de vrouw-manverhouding vanaf de eerste vrouw. Uitgeverij Prometheus. 2024. 20,99 euro e-boek 12,99 euro
Buys Ballot is vader van het huidige weerbericht
Bij een verkiezing van het Ublad in 2004 werd Christophorus Buys Ballot verkozen tot ‘Grootste UU’er Aller Tijden’. En niet voor niets. Hij verbouwde het Utrechtse bolwerk Sonnenborgh tot een sterrenkundig en meteorologisch centrum en werd de grondlegger van het KNMI.
Buys Ballot kan worden beschouwd als vader van het huidige weerbericht. Bekend is ook de Wet van Buys Ballot die - eenvoudig omschreven - zegt dat wie op het noordelijk halfrond met de rug naar de wind staat weet dat het hogedrukgebied zich links van hem bevindt en het lage rechts.
In de kloeke biografie Weer en Wind beschrijft Dirk van Delft, oud-directeur van het Leidse wetenschapsmuseum Boerhave, hem als een harde werker en als een klassiek geschoolde academicus: “een zondagskind”.
Buys Ballot begon in 1835 in Utrecht als letterenstudent, maar kreeg steeds meer belangstelling voor de wis- en natuurkunde. Later was hij lector in de geologie en hoogleraar in de wiskunde en in de natuurkunde. De meteorologie waarmee hij wereldfaam kreeg, beschouwde hij aanvankelijk als niet meer dan een “speelpop”.
Van Delft schetst op beeldende wijze het negentiende-eeuwse Utrecht. Buys Ballot speelde een belangrijke rol in het academische leven, maar toonde ook grote betrokkenheid bij maatschappelijke en kerkelijke organisaties.
Uiteindelijk komt de biograaf tot de conclusie dat de welgestelde domineeszoon te vroeg leefde voor de grote doorbraak van het experimentele bèta-onderzoek. Hij was nog te filosofisch en beschouwelijk ingesteld. Het laboratorium aan de Bijlhouwerstraat dat hij liet bouwen (nu USBO), bleef meer een schoolgebouw met demonstratiemodellen dan een echt lab.
Tegelijkertijd beperkte zijn meteorologische werk zich tot een statistische benadering van vele metingen. “Tellen en nog eens tellen”, zo omschrijft Van Delft het. De biograaf meent daarom dat Buys Ballot vooral als bezielend en bekwaam organisator een doorslaggevende bijdrage heeft geleverd aan de wereldwijde meteorologie. (Xander Bronkhorst)
Dirk van Delft, Weer en Wind, de man achter de wet van Buys Ballot. Uitgeverij Prometheus. 2024. 34 euro.
Stilletjes verwoestend queer liefdesverhaal
Niet vaak wordt een debuutroman van een Nederlandse schrijver internationaal zo enthousiast onthaald. Yael van der Wouden, UU-alumnus en gastdocent op de UU bij onder meer Parnassos, werd met haar Engelstalige boek The Safekeep (in het Nederlands De Bewaring) als eerste Nederlandse schrijver genomineerd voor de prestigieuze Booker Prize. De jury omschreef haar boek als een “stilletjes verwoestend queer liefdesverhaal dat zichzelf onthult als een verhaal over de Holocaust.” Ze greep naast de prijs. De Britse Samantha Harvey ging ermee vandoor met het boek Orbital.
De Bewaring speelt zich af in een naoorlogs Overijssel. Isabel woont alleen in haar ouderlijk huis, dat ze na het overleden van haar moeder onderhoudt. Ze is onvriendelijk en afstandelijk tegen anderen en zorgt er zo voor dat niemand haar leven binnendringt.
Isabels rust wordt bruut verstoord, wanneer Eva, de nieuwe vriendin van haar broer, noodgedwongen bij haar komt wonen. Eva is hartelijk en levenslustig: alles wat Isabel niet is. Genoeg reden om haar te haten. Dan beginnen er kleine dingen uit het huis te verdwijnen: een lepel, een mes, een kom.
De woede van Isabel blijkt er vooral te zijn om haarzelf te beschermen voor haar gevoelens voor Eva. De Bewaring ontspint zich in een aangrijpend liefdesverhaal. Van der Wouden weet in moeilijk lopende dialogen, stiltes en onuitgesproken woorden de gecompliceerde liefdesrelatie weer te geven. Ze is niet spaarzaam met aangedikte beschrijvingen, waardoor de boodschap die ze daarmee wil afgeven – over de lust en verdorvenheid van de liefde – er in sommige passages wel erg dik bovenop ligt. Hetzelfde geldt voor de ontknoping. In het verhaal zitten meerdere aanwijzingen, waardoor je eigenlijk al wel weet waar het naartoe gaat. (Isabella Hesselink)
Yael van der Wouden, De Bewaring. Uitgeverij Das Mag. 2024. 24,50 euro.
Uit een (schaduw)poppenkast naar de echte wereld
Een stripboek bij een wetenschappelijk onderzoeksproject, dat zie je niet vaak. Het onderzoek in kwestie, van The Lausanne Project, betreft de internationale betrekkingen in het Midden-Oosten in het Interbellum. Vertrekpunt vormt de Vrede van Lausanne, na het einde van de Eerste Wereldoorlog gesloten tussen Turkije en de Geallieerden. Om deze geschiedenis meer bekendheid te geven heeft -onder meer- de Utrechtse historicus Ozan Ozavci het scenario geschreven voor een stripboek, Out of Shadows. Het tekenwerk is van de Turkse striptekenaar Gökçe Erverdi.
In het stripverhaal stappen de in Turkije geliefde figuren Hacivat en Karagöz uit hun (schaduw)poppenkast naar de ‘echte’ wereld van 1921. Ze reizen af naar Lausanne om zich met de vredesonderhandelingen te bemoeien, in de hoop de Franse bezetting van hun regio te beëindigen (en azend op een lucratieve oliedeal). Daar ontmoeten ze de belangrijkste onderhandelaars en ontdekken de geopolitieke en economische belangen die voor en achter de schermen spelen. Dat klinkt erg serieus, maar er is veel ruimte voor het randgebeuren rond zo’n vredesconferentie en voor allerhande avonturen van Karagöz en Hacivat. Zelfs zoveel dat vredesproces en uiteindelijk resultaat wat ondergesneeuwd raken, maar dat is niet erg: Wikipedia is geduldig. Het verhaal eindigt met een slimme twist waardoor sommige wat minder geloofwaardige plotwendingen in één keer worden rechtgetrokken.
De strip is vlot getekend, in een heldere, simpele lijnvoering, en mooi kleurig ingekleurd. Opvallend is de dynamische ‘cameravoering’: er wordt veel gepraat, maar doordat de plaatjes uit steeds andere hoeken zijn getekend, wordt het nooit saai. Geslaagd eerbetoon: de ‘echte’ mensen in Lausanne zijn geportretteerd in de stijl van twee Hongaarse tekenaars die indertijd getekend commentaar leverden op de onderhandelingen.
En een knipoogje naar Nederlandse lezers: een trein die vertraagd is “door blaadjes op de rails”...(Niels Bongers)
Gökçe Erverdi, Jonathan Conlin, Ozan Ozavci & Julia Secklehner. De la lumière à l’ombre - Franse editie bij uitgeverij Antipodes, 35 CHF. De Engelse editie Out of Shadows is in voorbereiding.
Een oproep om het Engels in de academische wereld te heronderzoeken
Multilingualism in Academia van de Utrechtse emeritus hoogleraar Jan D. ten Thije en universitair docent Stefan Sudhoff is een inzichtelijke verkenning van de rol van meertaligheid in een academische omgeving. Ze beschrijven de uitdagingen en mogelijkheden van meertalige communicatie op universiteiten en onderzoeksinstellingen. Het boek is geschreven in zowel het Engels als het Duits, waardoor het zelf een voorbeeld is van de meertaligheid die de auteurs voor ogen hebben. In hun boek beschrijven ze hoe je in de praktijk en beleidsmatig kunt omgaan met een internationale gemeenschap in de collegezalen. De auteurs geven in het boek fundamentele linguïstische theorieën en laten dat volgen door casestudies van meertalige praktijken in verschillende academische situaties.
Nu internationalisering in het hoger onderwijs een steeds grotere rol speelt, roepen Ten Thije en Sudhoff op tot een kritisch heronderzoek van het gebruik van Engels in de academische wereld. Ze erkennen de pragmatische noodzaak van een lingua franca voor grensoverschrijdend onderzoek en samenwerking, maar dringen aan op een meer genuanceerde benadering waarbij rekening gehouden wordt met de integratie van verschillende talen en culturele perspectieven in universiteiten.
In dit verband wordt speciale aandacht gevraagd voor het EMP Project on Receptive Language aan de Universiteit Utrecht. Dat moet een alternatief bieden voor de “verengelsing” van het academisch onderwijs die is voortgekomen uit de snelle internationalisering van Nederlandse universiteiten. Dit pilotprogramma bevordert het gebruik van Luistertaal, wat inhoudt dat zowel docenten als studenten in principe de algemene onderwijstaal die iedereen verstaat gebruiken, maar tegelijkertijd een andere taal toestaan in discussies en schriftelijke opdrachten. Door mensen toe te staan in hun sterkste taal te communiceren, neemt de inclusie toe doordat mensen in hun moedertaal mogen communiceren.
Door de diepgaande analyse laat Multilingualism in Academia op overtuigende wijze zien dat het heroverwegen van traditionele taalpedagogieën ten gunste van meertalige pedagogieën de moeite waard is. Ze pleiten ervoor dat de academische wereld intellectueel pluralisme omarmt en willen bevorderen dat universiteiten ruimtes creëren waar verschillende taalkundige en culturele identiteiten gelijkwaardig kunnen bestaan. Volgens de auteurs zou deze kijk op taal kunnen bijdragen aan de vooruitgang van kennis. (Paola die Stefano)
Jan D. ten Thije and Stefan Sudhoff ,Multilingualism in Academia. Waxmann. 2024. 44,90 euro. E-book gratis
Hoe moet je een klas managen?
Een klas goed managen. Hoe doe je dat precies? Vroeger waren daar duidelijke ideeën over. De docent heeft de waarheid in pacht en de leerlingen luisteren. Toch denken wij daar tegenwoordig, ‘gelukkig maar’ zullen sommige denken, wel anders over. Maar hoe manage je dan een klas op een effectieve manier die ook nog eens past bij de methodes van nu? Theo Wubbels en Jan van Tartwijk zijn erin geslaagd om zowel een theoretisch als praktisch boek te schrijven voor leraren op de basisschool en het voorgezet onderwijs, waarbij de lezer middels een schat aan kennis en concrete voorbeelden grip kan krijgen op het klassenmanagement en het creëren van een stimulerende leeromgevingen.
Dat de auteurs – Wubbels als emeritus-hoogleraar Onderwijswetenschappen en van Tartwijk als hoogleraar Onderwijswetenschappen, beide van de faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht – zich richten op het belang van wenselijke en effectieve leerkracht-leerling relaties, komt niet uit de lucht vallen. Hoofdstuk 2 beslaat een uitgebreid theoretische achtergrond van hun zienswijze op klassenmanagement. De opeenvolgende hoofdstukken baseren zijn zich op veertig jaar aan eigen onderzoek en praktische aanbevelingen die zich richten op het vaststellen en realiseren van een positieve sfeer en betere leerprestaties in de klas. Centraal staat het verkrijgen van perspectieven in gedrag, interacties en relaties. Niet alleen van de docent, maar vooral ook die van de scholieren.
In tegenstelling tot de door docenten veelgeprezen Regie in de Klas (2022) van Tom Bennet, die stelt dat de leraar het heft in eigen hand moet nemen om goed gedrag aan te leren in aan leerlingen (“Jij moet degene zijn die het hen leert”) nemen Wubbels en van Tartwijk een interpersoonlijke uitgangspunt: klassenmanagement moet je benaderen vanuit de interacties en relaties tussen de leerkracht en leerlingen. Zo zoomen zij in op concepten als ‘invloed’ en ‘nabijheid’ in de klasdynamiek en het waarborgen van welzijn van leerkrachten en leerlingen (“Dat wil zeggen dat je goed moet kunnen inschatten hoe je gedrag overkomt en wat het effect hiervan is op de leerlingen”).
De kracht van het boek zit hem voornamelijk in het analyseren van veelvoorkomende voorbeelden in de klas en aanrijken van praktische adviezen. het boek biedt praktische oefeningen die direct toepasbaar zijn en bevat gratis oefeningen die met Pabostudenten of collega’s ondernomen kunnen worden. (Yashwanti Puar)
Theo Wubbels, Perry den Brok, Luce Claessens, Tim Mainhard en Jan van Tartwijk, Klassenmanagement vanuit een interpersoonlijk perspectief, Telos Uitgevers. 2024. 25,95 euro.