Opkomst nieuwe studentenpartijen

‘Universiteiten reageren lafhartig op radicaal rechts in medezeggenschap’

De Vrijmoedige Studentenpartij. Foto's: Instagram VSP
Foto's uit Instagramposts van VSP

“Dit mag je niet negeren”, zegt publicist en docent aan de Erasmus Universiteit Chris Aalberts. Hij volgt al jaren de opkomst van het populisme in Nederland en vindt dat de nieuwe radicaal rechtse studentenpartijen kritischer benaderd moet worden.

DUB besteedde vorige maand aandacht aan de entree van de Vrijmoedige Studenten Partij (VSP) in de faculteitsraad van Rebo en in de Universiteitsraad. De VSP wil zich laten gelden als een partij die zich keert tegen het “links-progressieve” en “woke” beleid van de universiteit. Aan de VU was de partij al eerder actief, en naar verluidt zijn er nu plannen voor een nieuwe tak in Leiden. 

In een blog waarschuwde Chris Aalberts er afgelopen zomer voor dat “Forum voor Democratie-achtige partijtjes” als de VSP, maar ook Liberi Erasmi aan zijn eigen Rotterdamse universiteit, profiteren van de desinteresse van de meeste universiteitsstudenten voor de medezeggenschap.

Door gebrek aan concurrerende partijen en een lage opkomst bij studentenverkiezingen kunnen radicaal rechtse studenten nu beginnen met een “mars door de instituties”, iets waar FvD-leider Baudet volgens hem al jaren op hoopt. 

Volgens de publicist zouden universiteiten hun kiesstelsel voor faculteitsraden en universiteitsraden aan een grondige evaluatie moeten onderwerpen. Iets wat naar zijn mening al veel eerder had moeten gebeuren. Hij wijst daarbij op de structureel lage opkomst bij studentenverkiezingen (in Utrecht vorig jaar 18 procent). 

Grenzen aangeven 
Aalberts vindt dat universitaire bestuurders zich nu vaak lafhartig opstellen en zich verschuilen achter procedures als de groei van de rechts radicale studentenpartijen ter sprake komt. “Je kunt natuurlijk zeggen dat alles volgens de regels is verlopen en dat er gewoon verkiezingen zijn geweest, dat is zo, maar dan neem je de gemakkelijkste afslag.”

Bestuurders zouden volgens hem niet bang moeten zijn om grenzen aan te geven. Dat zou onder meer kunnen door te eisen dat kandidaten en partijen beginselen onderschrijven voordat ze verkiesbaar zijn. “De vraag is dan welke, maar non-discriminatie lijkt me er wel één van.” 

“Vind je het als universiteit acceptabel wanneer een raadslid zoiets als transgenderrechten van medestudenten ter discussies stelt? Of vind je dat je minderheden binnen je organisatie tegen dat soort uitingen moet beschermen? Nu wordt studentenpartijen geen strobreed in de weg gelegd, terwijl je je dus kunt afvragen of ze werkelijk veel studenten representeren.” 

Ook de Amsterdamse hoogleraar Politiek Pluralisme Sarah de Lange stelt dat universiteitsbesturen hun verantwoordelijkheid moeten nemen en zo nodig duidelijk moeten aangeven wat er wel en wat er niet kan in faculteits- en universiteitsraden. “Universiteiten hebben gedragscodes die discriminatie vaak noemen als een vorm van ongewenst gedrag. Die afspraken moeten ook in de medezeggenschap gehandhaafd blijven.”

Daarnaast is het volgens haar van belang dat andere partijen in de universitaire medezeggenschap en de onafhankelijke universiteitsmedia de activiteiten van de nieuwe partijen goed gaan volgen. Ze benadrukt dat er binnen de medezeggenschap “wel gewoon plaats moet zijn” voor rechts radicale partijen. “Ze hebben een complexe verhouding met rechtstatelijke, liberaal-democratische principes, maar ze blijven wel binnen de bandbreedte van het democratisch proces.”

De hoogleraar heeft grotere problemen met “extreemrechtse” bewegingen. Die keren zich wél af van de democratie en grossieren bovendien in wij-zij-denken. Ze schaart de Groot Nederlandse Studenten Vereniging, die wellicht een tak in Utrecht krijgt, onder die noemer.  

De GNSV, waar ook enkele VSP-raadsleden lid van zijn, vertoont volgens haar grote gelijkenis met de jongerenbeweging Schild & Vrienden die in Vlaanderen herhaaldelijk voor ophef zorgt. “Deze vereniging ‘radicaal rechts’ noemen draagt bij aan haar normalisering.”

Meer aanhang
De Lange meent net als Aalberts dat de opkomst van de nieuwe studentenpartijen en verenigingen niet alleen consequenties heeft binnen de universiteiten zelf. “Die dient vooral om het bredere extreem en radicaal rechtse ecosysteem te ondersteunen door de werving van hoger opgeleide activisten.”

In hoeverre de sympathie voor het radicaal of extreemrechtse gedachtengoed onder studenten daadwerkelijk groeit, is volgens haar niet bekend. Onderzoek naar verschillen in stemgedrag tussen hoogopgeleide en laagopgeleide jongeren in Nederland is er niet.

Chris Aalberts denkt niet dat de groei van de VSP laat zien dat er opeens veel meer studenten zijn die dat rechts-radicale gedachtengoed aanhangen. “Maar het is wel zo dat studenten zich minder geremd voelen om standpunten uit te dragen en samen een clubje te vormen.”

Tegenbeweging
Volgens de Nijmeegse politicoloog Roderik Rekker zijn wetenschappers het erover eens dat Nederlandse jongeren gemiddeld genomen zeker niet conservatiever zijn geworden. Door het stijgende opleidingsniveau hebben ze volgens hem juist vaker progressievere opvattingen. “Dat blijkt steeds weer als ze bevraagd worden op zaken als diversiteit, migratie of klimaat.”

Rekker: “We zien natuurlijk dat radicaal rechtse partijen over de hele linie aan populariteit winnen, en dus ook bij jongeren. Maar het opvallende is juist dat er weinig verschil is tussen de generaties. Radicaal rechts wint in alle leeftijdsgroepen ongeveer evenveel. Dat is al jaren zo. Eigenlijk heel saai, en anders dan bij de aanhang van andere partijen.”

Media die op basis van de uitslag van scholierenverkiezingen of de populariteit van anti-woke influencer Andrew Tate de conclusie trekken dat jonge jongens massaal radicaal rechtse ideeën zijn gaan aanhangen, verspreiden volgens hem een onjuist en misleidend verhaal. “Ja jongens hebben meer sympathie voor rechts radicale partijen dan meisjes, maar dat is allemaal niet representatief voor deze generatie.”

Rekker zegt niet precies op de hoogte te zijn van de ontwikkelingen in de universiteitspolitiek. Hij kan zich echter goed voorstellen dat de progressievere ideeën van de meerderheid van de studenten tot een tegenbeweging leidt. “Rechtse studenten kunnen zich geïsoleerd gaan voelen in wat wellicht als een steeds meer ‘woke’ omgeving wordt beschouwd en daardoor een extremer tegengeluid laten horen.”

Het landelijk overleg universitaire medezeggenschap (LOVUM) zegt tot op heden geen signalen te hebben ontvangen van uitingen of opvattingen van nieuwe partijen die niet door de beugel zouden kunnen, maar zal het onderwerp binnenkort wel bespreken.

Bestuurslid Wim de Smidt is voorzitter van de Utrechtse universiteitsraad. Hij ziet in de Utrechts situatie op dit moment geen aanleiding tot bezorgdheid. De VSP stelt zich volgens hem constructief op en de samenwerking met andere fracties is goed. Ook zegt hij in de standpunten van de VSP "niets te zien wat je als ondemocratisch kunt beschouwen”.

De Smidt verwijst verder naar de Wet Hoger Onderwijs waarin staat dat medezeggenschapsraden dienen te "waken tegen discriminatie op welke grond dan ook". Volgens het reglement van de Utrechtse Universiteitsraad zelf is de raad bovendien bevoegd om de Commissie Gelijke Behandeling om een oordeel te vragen. “Met andere woorden, bij discriminerende uitingen grijp ik onmiddellijk in.” 

Het bestuur van het Landelijk Overleg Fracties (LOF), dat studenten in de universiteitspolitiek ondersteunt, benadrukt in een reactie dat de nieuwe studentenpartijen deel uitmaken van het democratische speelveld. “Maar het betekent niet dat al hun ideeën genormaliseerd moeten worden.”

“De VSP en Liberi Erasmi verspreiden binnen het hoger onderwijs misleidende informatie over ‘woke-indoctrinatie’ en steunen maatregelen die de toegankelijkheid en kwaliteit van het onderwijs schaden. Dit staat haaks op waar LOF voor staat: een inclusieve, toegankelijke en democratische onderwijsomgeving waarin iedere student gehoord wordt."

Tegelijkertijd zegt het LOF niet blind te willen zijn voor de oorzaken van de groei van de partijen. Behalve de bredere maatschappelijke polarisatie speelt daarbij ook het gebrek aan vertrouwen in de effectiviteit van de medezeggenschap een rol.

De studenteninspraak wordt steeds vaker ondermijnd door bestuurlijke bureaucratie, stelt het LOF. De lage opkomst bij studentenverkiezingen leidt daarnaast tot een lagere representativiteit.

“We moeten daarom ook werken aan structurele oplossingen: beter toegankelijke en inclusieve studenteninspraak, een onderwijsomgeving waarin alle stemmen worden gehoord en serieus genomen, en het actief tegengaan van sociale en economische ongelijkheid.”

Advertentie